Ga direct naar de content

Ceteris paribus

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 27 2014

ESB Ceteris paribus

Ceteris paribus
het woord aan…
Philipp Koellinger
Philipp Koellinger is hoogleraar aan de Universiteit
van Amsterdam en universitair hoofddocent aan de
Erasmus Universiteit Rotterdam. Op 25 september
aanstaande houdt hij zijn oratie aan de Universiteit
van Amsterdam. ESB stelde hem een aantal vragen.
Waarom wilde niet alleen Rotterdam maar nu ook Amsterdam u hebben?

‘Wat de UvA aantrekkelijk vindt aan mijn onderzoek is het interdisciplinaire karakter. Mijn onderzoek gaat over de link tussen sociale wetenschap en genetica. De leerstoel betreft weliswaar entrepreneurship
economics, maar ik voel me vrij om de onderzoeksvragen op te pakken
die wetenschappelijk het meest relevant zijn, los van het keurslijf van
een bepaalde discipline. Ook krijg ik de ruimte om mensen aan te nemen die de capaciteit hebben om aan de kennis voor deze onderzoeksvragen bij te dragen.’

Uit de oude ESB-doos
Economisch studeren?

De bèta-studierichtingen zijn het duurst. Alleen al de uitgaven, die gedaan zijn t.b.v. de geneeskunde, overtreffen het totaal van de uitgaven voor alle alfa-studierichtingen.
Economie studeren blijkt, althans wat de omvang der daaraan bestede uitgaven betreft, ook
te zijn: economisch studeren. De economisten onder de lezers van
dit blad zal het wellicht een genoegen doen nu bevestigd te zien wat
zij reeds lang vermoedden; hun maatschappelijke kosten zijn, vergeleken met die van hun collega academici, het laagst.
Ruiter, P.A. de (1965) De uitgaven voor het wetenschappelijk onderwijs. ESB,
50(2501), 698.

542

Is er zicht op dat uw onderzoeksgebied aansluit op andere onderzoeksgroepen binnen de UvA?

‘Ik voorzie een goede aansluiting met gedragseconomie en met de onderzoeksgroep Brain and Cognition van de UvA. Ik zie ernaar uit om
interdisciplinaire samenwerking aan te gaan.’
Wat zijn de grote vragen die u in uw nieuwe leerstoel wilt
beantwoorden?

‘De eerste hele brede vraag is of en hoe we inzichten uit de moleculaire genetica kunnen gebruiken om keuzes van mensen beter te begrijpen. Maar ten tweede ook andersom: wat zeggen gedragspatronen
over medisch biologische ontwikkelingen? Een concreet inzicht dat
we nu al hebben is dat we genetische signalen hebben geïdentificeerd
die cognitieve vaardigheden zoals schoolprestaties over de levensloop
in verband brengen met het niet-optreden van dementieverschijnselen
bij ouderen. Mogelijk, maar daar zijn we nog ver vandaan, leidt dit in
een later stadium tot medische interventiemogelijkheden.’
Weet u al meer over de richting van deze verbanden?

‘We weten in ieder geval dat gedrag geen invloed heeft op de genetische
structuur. Dat laat ten minste twee mogelijkheden over: de gevonden
genetische signalen beïnvloeden tegelijk schoolprestatie en dementieontwikkeling. Anderzijds kan het ook zo zijn dat het effect van de
genetische structuur op dementie wordt gemodificeerd door gedrag.
Gedrag dat schoolprestaties ook beïnvloedt. De data om deze causale
verbanden te onderzoeken waren tot voor kort niet voorhanden, maar
nu kunnen we hier dus mee aan de slag.’
En waar is eigenlijk de entrepreneurship economics gebleven?

‘Ik werk aan verschillende experimenten over het effect van stemming
op preferenties en zelfoverschatting. Maar ook zijn we met theoretisch
onderzoek bezig naar de relatie tussen economische ontwikkeling, de
verdeling van bedrijfsgrootte in een economie en kapitaalrestricties. Je
zou kunnen zeggen dat ik wat ben afgedwaald naar de genetica-kant,
maar dat is toch eigenlijk precies wat een academische ondernemer behoort te doen.’

Jaargang 99 (4692) 28 augustus 2014

Auteur