Ga direct naar de content

Ondernemingsraden in Nederland(1)

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 1 1981

Ondernemingsraden in Nederland (I)
Ontwikkelingen op vestigingsniveau
PROF. DRS. A. W. M. TEULINGS*

Dit artikel is het eerste in een serie van drie over Ondernemingsraden in Nederland.
De auteur bespreekt de ontwikkeling van het aantal Ondernemingsraden sinds de Wet op de
Ondernemingsraden van 1978. Naar zijn mening wordt de wet niet altijd toegepast overeenkomstig
de bedoelingen van de wetgever. Vooral in het bank- en verzekeringswezen wordt veelal
volstaan met een centrale ondernemingsraad, terwijl de wet de mogelijkheid biedt per vestiging
van meer dan 150 werknemers een lokale ondernemingsraad op te richten.
In de volgende delen worden achtereenvolgens behandeld de vakbondspolitieke
verhoudingen en de oververtegenwoordiging van hoger personeel
in de ondernemingsraad.
Inleiding
De instanties die geacht worden de ontwikkeling van het
aantal Ondernemingsraden (or) te registreren, te weten de
bedrijfscommissies en de afdeling Arbeidsinspectie van het
Ministerie van Sociale Zaken, komen aan deze taak nauwelijks toe en blijken daar ook onvoldoende voor te zijn toegerust 1). De instanties die op de juiste uitvoering van de
Wet op de Ondernemingsraden (WOR) moeten toezien,
waaronder de medezeggenschapscommissie van de SER,
hebben alleen in globale zin wel eens bijgedragen aan een
evaluatie van het functioneren van de wet volgens de bedoelingen van de wetgever 2). Ook in de nieuwe WOR is onvoldoende aandacht gegeven aan de ontwikkeling van een beleidsinstrument dat een systematische en periodieke terugkoppeling verschaft van de kwaliteit van de uitvoering van
wettelijke verplichtingen. Het wordt aan de gekozen orleden overgelaten over bij voorbeeld oneigenlijk gebruik van
de wet te rapporteren via de bedrijfscommissies. Waar dit een
enkele keer inderdaad gebeurt blijken deze commissies
onvoldoende en vaak inadequaat te reageren 3).
Zo kan het gebeuren dat alweer een nieuwe regeling van
de medezeggenschap op stapel staat — in bedrijven met
minder dan honderd werknemers —, terwijl in de uitvoering
van de bestaande WOR opvallende tekorten blijven voortbestaan die noch op politiek niveau noch op het niveau van
de SER worden gesignaleerd en aangepakt. Dat levert een
merkwaardige contradictie op. Voor de voorziene ,,100min”-regeling zijn argumenten aangevoerd die, wanneer ze
zouden gelden voor de huidige WOR, in een groot aantal
ondernemingen tot drastische wijzigingen zouden moeten
leiden in de uitvoeringspraktijk van de medezeggenschap:
meer Ondernemingsraden, veel meer getrapte or-structuren
en een sterke uitbreiding van het aantal or-vertegenwoordigers. Kortom, binnen de WOR zou moeten worden toegezien op het tot ontwikkeling brengen van een or-structuur
die deze veel dichter bij de werkplek brengt dan thans in
veel sectoren het geval is.
Ook in de nieuwe WOR (1979) is het eenvoudig vast te stellen dat deze de instelling van Ondernemingsraden op vestigingsniveau wel mogelijk maakt, maar niet wettelijk verplicht
stelt. Daardoor lijkt er sprake van een innerlijke tegenstelling in de wet zelf. Immers, verschillende wetsartikelen gaan
juist uit van een de facto vrij nauwe relatie tussen onder-

308

nemingsraad en achterban. Om een voorbeeld te geven:
de WOR gaat uit van een kiesdeler (de verhouding aantal
or-vertegenwoordigers tot omvang kiezerscorps) varierend
van 1:8 tot 1:380; met een gemiddelde van 1:156 4), Het
is eenvoudig vast te stellen dat in veel ondernemingen aan
deze impliciete norm niet wordt voldaan. De mogelijkheid
daartoe is bij dezelfde wet gegeven: een onderneming met
verscheidene vestigingen (elk met meer dan 100 werknemers)
kan volstaan met een centrale ondernemingsraad — en heeft
dan aan zijn wettelijke verplichtingen voldaan. Er zijn dan
ook ondernemingen met tienduizenden werknemers waar het
aantal or-leden ver onder de honderd blijft. Het is een van de
vormen van — wat ik zou willen noemen — oneigenlijk
gebruik van de WOR.
Uit de terminologie van de WOR, bij voorbeeld van artikel
33 e.v. (betreffende de instelling van groeps- “en centrale
Ondernemingsraden), blijkt dat het begrip ,,onderneming”
in de WOR niet alleen als juridische eenheid kan worden
opgevat, maar daarnaast ook als bedrijfsorganisatorische
eenheid. Zo is de ,,ondernemingsraad” in art. 33 e.v. in de
regel een ,,vestigings”- of ,,bedrijfs”-raad. Uit art. 34 lid 4

*A. W. M. Teulings is hoogleraar organisatiesociologie aan de Universiteit van Amsterdam, Vakgroep Arbeid en Organisatie. In het
studiejaar 1980-1981 is hij als ,,fellow” verbonden aan het Nederlands Instituut voor Voortgezet Wetenschappelijk Onderzoek in
de Mens- en Maatschappiiwetenschappen (NIAS).
1) De ervaringen van gekozen ondernemingsraadsleden met bedrijfscommissies zijn, blijkens uitspraken daarover, in de regel weinig
positief. Zie bij voorbeeld hierover OR-blad, nr. 3, maart 1981.
2) Zoals bij voorbeeld destijds door middel van het onderzoek van
Hovels en Nas: zie B. Ho’vels en P. Nas, Ondernemingsraden en
medezeggenschap, Samsom, Alphen a/d Rijn, 1976.
3) H. E. van Dort, Bedrijfscommissies, uitvoeringsorganen van de
Wet op de Ondernemingsraden, in theorie en praktijk, doctoraalscriptie, Erasmus Universiteit Rotterdam, Vakgroep Privaatrecht,
december 1980. Het verslag van Van Dort yermeldt bij voorbeeld
dat slechts 15 van de 78 bedrijfscommissies in 1979 een verslag opstelden; slechts de helft van deze IS commissies bleek in dat jaar een
of twee maal bijeen te zijn geweest. De werkzaamheden blijken in
de praktijk voor het overgrote deel te bestaan uit het goedkeurefi van
reglementen en wijzigingen daarin, hetgeen schriftelijk wordt afgehandeld.
4) Zie artikel 6 van de WOR; hieruit blijkt ook dat een vestiging
binnen een ondernemingsverband met minder dan vijftig werknemers al een eigen ondernemingsraad kan vormen.

kan worden opgericht in vestigingen met minder dan 100

nemers in deze seclor (meer dan een kwarl van de beroepsbevolking) als naar hel aanlal vesligingen (meer dan de helfl

werknemers. In de praktijk komt dit ook regelmatig voor.

van hel aanlal vesligingen in hel Nederlandse bedrijfsleven)

wordt bovendien duidelijk dat een dergelijke vestigingsraad

Zo is bij voorbeeld in een SER-onderzoek van 1974 vast-

is hel aanlal ondernemingsraden relaiief slerk onder de maal.

gesteld dat op deze wijze in 29% van de industriele bedrijven

Voor een deel kan dal worden verklaard uit de bijzondere
slructuur van de bedrijfslak: hel grole aanlal bankfilialen.

met minder dan 100 man personeel een ondernemingsraad
in de zin der wet wordt aangetroffen 5). Ondanks de wetlelijke mogelijkheden, en naar de geest in de WOR zelfs uit-

Maar deze gegevens kunnen ook worden begrepen als het

gesproken voorkeur voor een gedecentraliseerde or-slruc-

schijnsel van de ondernemingsraden. Bij de ABN, de AMRO

tuur, levert de praktijk — vooral buiten de industriele
volgende overzicht wordt deze stelling met enig cijfermate-

en de NMB bij voorbeeld heeft men (naasl een cenlrale ondernemingsraad) slechls enkele or-en voor alle kanloren in
hel gehele land. Hel gevolg daarvan is dal hel personeel van

riaal onderbouwd.

de plaalselijke vesligingen ondernemingsraadsleden moet

sector — een beeld op van overmatig centralisme. In het

resultaal van een bepaald beleid len aanzien van hel ver-

kiezen die hel niel of nauwelijks kenl.
Sterke groei van het aantal ondernemingsraden

Door de Arbeidsinspectie wordt om de paar jaar een
enquele gehouden (in 1972 en 1973, en 1974 en 1975, en in

Tabel 2. Vergelijking van de procentuele verdeling van
werknemers, vestigingen en van ondernemingsraden op
vestigingsniveau per sector/bedrijfstak (1977)

1977) om na te gaan in hoeverre ondernemingen die bij de
wet verplicht zijn een or in te stellen, aan deze verplichting

Verdeling over sectoren van het

voldoen. Dat betreft dan, bij voorbeeld in de laatste enquete

aantal
werknemers a)

van 1977, ,,alle vestigingen met 100 en meer personeelsleden
en bovendien die vestigingen met minder dan 100, maar

tenminsle 25 man personeel, die samen met andere vestigingen meer dan 100 man vormen” 6). Aan dit verslag ontlenen
we het overzicht dat is weergegeven in label 1.

Tabel I. Ontwikkeling van het aantal ondernemingsraden

Openbare nutsbedrijven ….
Handel, bank en verzekering
Vervoers-/comm. bedrijven .
Dienstverlening
(kwartaire

aantal
vestigingen b)

23
1

23
9

1

28

52
5

12
5

100
(n = 10.687)

100
(n = 3.286)

7

aantal
ondernemings
raden c)

in Nederland sinds 1972
Jaar

1972 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Aantal ondernemingsraden

Or-dichtheid
in procenten

1.151

48
75
85

1977 a) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

100
(n = 3.944.000)

a) Bron: CBS Statistisch Zakboek 1978.
b) Bron: werkgelegenheidsenquete 1975-1976.
c) Bron: enquete Arbeidsinspectie 1977.

3.286

a) In 1977 werd overgegaan op een telling van het aantal vestigingen in plaats van het
aantal ..ondernemingen”.

Vergelijken we onze cijferopslelling in figuur 1 met overzichlen van de Arbeidsinspectie mel belrekking lol de
spreiding van ondernemingsraden naar bedrijfslak, dan blij-

ken deze laatste uitersl verlekenend. Volgens deze overDeze label ziet er nogal fraai uil: hel lijkl crop alsof de
WOR in de jaren zevenlig sleeds beler wordl nageleefd.
In elk geval is er in de jaren zevenlig sprake van een enorme

groei van het aantal ondernemingsraden in Nederland.
Volgens dezelfde enquele zijn er in 1977 bovendien nog
106 cenlrale ondernemingsraden en 130 groepsondernemingsraden. Ook dil aantal ,,gelraple” or-en groeil slerk. Als
binnenkorl ook in vestigingen mel meer dan 35 man personeel een or verplicht wordl gesleld, kan worden verwachl
dal die groei zich nog wel enige lijd zal voortzellen 7).

Geringe or-dichtheid op vestigingsniveau

zichlen zou de silualie bij de banken en verzekeringsmaatschappijen even gunslig zijn als bij de induslrie! In beidegevallen namelijk heefl 91% van hel aanlal ondernemingen
een ondernemingsraad 8). Hel ,,werkelijke” beeld van ondernemingsraadland is weergegeven in label 3 en ziel er bepaald minder rooskleurig uil: slechls 31% van de vestigingen

in hel Nederlandse bedrijfsleven beschikt over een eigen or.
In de industrie is de toesland hel gunstigst. Daar beschikt
ruim twee derde van de vesligingen over een eigen or.
Bij de banken is dal maar 7%.
De gegevens die we ontlenen aan de enquele van de
Arbeidsinspectie, beschrijven de loesland per medio 1977.
Nemen we de resultaten van eigen onderzoek — op basis

van een represenlalieve sleekproef — als maalslaf, dan

Toch geeft de slalisliek van de Arbeidsinspectie een wal

al le rooskleurig beeld. Er zijn nog sleeds zeer veel werknemers die niet een beroep kunnen doen op een ondernemingsraad. Nemen we niel het aanlal ondernemingen of
bedrijven, maar hel aanlal werknemers lol uilgangspunl, dan
is in 1977 slechls 30% van alle werknemers in een ondernemingsraad vertegenwoordigd. Dal heefl Iwee oorzaken:
a. veel werknemers zijn werkzaam in ondernemingen met

5) M. Cluysenaer en J. M. van Westerlaak, Medezeggenschap in
kleine ondernemingen, deel 1 en II, Instituut voor Toegepaste Socio-

minder dan 100 man personeel, waar lol heden nog geen

6) Zie Wetopde Ondernemingsraden, Verslag enquete 1977, Direc-

logie, mei 1975;zieook B. W. M. Hovels, SER-adviseringovermede-

zeggenschap in kleine ondernemingen, Beleid en Maatschappii,
1979, nr. 5, biz. 143-151.

or behoefde le worden ingesteld;
b. veel werknemers zijn werkzaam builen de induslrie, en in
de niel-induslriele secloren blijkl hel insliluul van de or
minder onlwikkeld.

toraat-Generaal van de Arbeid, Arbeidsinspectie, Den Haag, brochure z.j.

Uit hel beeld van label 2 springl vooral de bijzonder on-

lijk. De uitbreiding van de werkingssfeer betekent een toename van

gunslige posilie in de seclor handels-, bank- en verzekeringswezen naar voren. Zowel gemeten naar het aanlal werkESB 1-4-1981

7) De wijziging van de WOR met het oog op de ,,100-min” is thans
in behandeling in de Tweede Kamer. Hoewel minister Albeda ver-

wacht dat dit nog voor de verkiezingen kan worden afgehandeld (zie
interview in OR-blad, nr. 3, maart 1981) is dil niet erg waarschijn-

naar schatting 11.000 nieuwe ondernemingsraden. Deze zal dus
eerst in de loop van 1982 van kracht kunnen worden.
8) Enquete Arbeidsinspectie, 1977, biz. 8.

309

Figuur L Vergelijking van de procentuele verdeling van
werknemers, vestigingen en ondernemingsraden op vestigingsniveau per sector (1977)

Enkelvoudige en getrapte or-structuren

De ondernemingsraden zijn naar hun structuur te onderscheiden in drie vormen:
1. de ondernemingsraad vertegenwoordigt een vestiging (die

tegelijk de onderneming is; daarnaast komen geen andere
ondernemingsraden voor). Dit is de enkelvoudige orstructuur;
2. in een (centrale) ondernemingsraad zijn verscheidene

vestigingen vertegenwoordigd; naast deze ondernemingsraad komen geen andere voor (bij voorbeeld op vestigingsniveau): dit is de gelede or-structuur;
3. de ondernemingsraad overkoepelt een aantal lokale ondernemingsraden; er zijn dus verscheidene niveaus (twee,
soms drie). Deze vorm noemen we de getrapte or-structuur.

Tabel 5. Ontwikkeling van groeps- en centrale ondernemingsraden tussen 1977 en 1980, in procenten van het
totale aantal
Onderzoek

Structuur van de ondernemingsraad
Banken en verzekerings-

Arbeidsinspectie
1977

Kwartaire sector

Ons
onderzoek
1980
46

bedrijven

27
32

E&gH relatief aandeel werknemers

V////A relatief aandeel vestigingen
__1 relatief aandeel or-en op

Uit de enquete van de Arbeidsinspectie blijkt voorts, dat

vestigingsniveau

Tabel 3. Herberekening van de or-dichtheida) op vestigingsniveau per bedrijfstak, naar gegevens uit de enquete
Arbeidsinspectie (1977)
Bedrijfstak

Or-dichtheid
in procenten
69

32

een aanzienlijk aantal ondernemingsraden op vestigingsniveau overkoepeld wordt door groeps- of concernondernemingsraden (zie tabel 5). Ongeveer een derde van alle
ondernemingsraden wordt overkoepeld door een groeps- of

centrale ondernemingsraad. Deze verhouding weerspiegelt
maar ten dele de ontwikkeling van de concernvorming in
Nederland. In veel ondernemingen die in aanmerking komen
voor een ,,getrapte” or-organisatie, wordt met een or volstaan,
ook al komt in elk of een aantal van deze vestigingen het

aantal werknemers ver boven de honderd. De meeste ondernemingen van het type 2 (verscheidene vestigingen met
slechts een or) behoren daartoe. Op deze manier wordt echter
een oneigenlijk gebruik gemaakt van de Wet op de ondernemingsraden. Of wel men vindt de or maareen kostbare zaak
en probeert zo te ,,bezuinigen”, of wel men wil voorkomen
dat bepaalde onderdelen van het concern toegankelij k worden

a) Aanlal or-en op vestigingsniveau per totaal aantal vestigingen.

voor be’invloeding vanuit een or. Ook hier geldt dat de statistieken meer een afhoudend beleid weerspiegelen dan een

blijkt dat het beeld voor 1980 niet wezenlijk is veranderd 9).
De lichte verschuiving van de Industrie naar de bank- en ver-

zekeringsbedrijven komt voor rekening van de vermindering
van het aantal vestigingen in de industrie en de stijging van
het aantal bank- en verzekeringskantoren. Zij mag niet

worden begrepen als een ree’le verandering van de ordichtheid.
Tabel 4. Procentuele verdeling van het aantal ondernemingsraden op vestigingsniveau, voor enkele bedrijfstakken, in
1977en 1980 a)
Bedrijfstak

Enquete
Arbeidsinspectie
1977

Ons

onderzoek
1980

68
Handel, banken, verzekeringen ……

16

n = 2.509 b)

Op grond van ons onderzoek moet het aantal ondernemingsraadsleden in de particuliere sector in Nederland op
vestigingsniveau thans op meer dan 40.000 worden geschat.
Op basis van onze telefonische enquete bedraagt het aantal
or-en op vestigingsniveau in 1980 3.086. Hierbij zijn echter
de werknemers in de overheidssector en in de kwartaire sector niet betrokken. In 1977 bedroeg dit laatste aantal 771.
De groei van het aantal or-en na 1977 bedraagt volgens ons
onderzoek zo’n 17%. Combinatie van deze twee gegevens
leidt tot het getal van rond 4.000 ondernemingsraden op
vestigingsniveau. Daarbij komen nog zo’n 275 groeps- en
centrale ondernemingsraden. De ,,gemiddelde” onderne-

100
n = 318c)

inspectie opgenomen, waarover ons onderzoek zich ook uitstrekte. De percentages in
de eerste kolom wijken daarom af van die in kolom 3 van tabel 2.

310

Het aantal ondernemingsraadsleden

20
5

a) Ter wille van de vergelijkbaarheid zijn alleen die bedrijfstakken uit de Enquete Arbeidsb) Exclusief dienstverlening, openbaar en overige bedrijfstakken.
c) Exclusief overige bedrijfstakken en landbouw.

,,organisatievraagstuk”.

9) Ad Teulings, Ondernemingsraadpolitiek in Nederland, Wassenaar, 1981. Het betreffende onderzoek vond plaats medio 1980, in

opdacht van de redactie van OR-blad. Het veldwerk werd uitgevoerd
onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse Stichting voor
Statistiek te Den Haag.

mingsraad zelf — op vestigingsniveau — telt 9 a 10 leden 10).

zijn, maar niet meer zodra zo’n vestiging is of wordt opge-

Dat wil zeggen dat er thans ruim veertigduizend werknemers

nomen in het wijder verband van een middelgrote onderneming of een concern.

direct bij het or-werk zijn betrokken, waarvan ruim acht-

duizend lid zijn van meer dan een ondernemingsraad.

Dan blijkt, dat er in de sector van het bank- en verzekeringswezen, bij een ander dan het gevoerde ondernemingsbeleid in die sector, naar schatting 765 ondernemingsraden
meer zouden kunnen worden ingesteld en zo’n 3.755 ondernemingsraadsleden meer zouden kunnen worden verkozen.

Anders uitgedrukt: ongeveer een op de honderd werknemers
is lid van een ondernemingsraad!

Per bedrijfstak liggen ook op dit punt de verhoudingen
nogal verschillend. Dit komt tot uitdrukking in de bereke-

ningen in label 6. In de Industrie is het aantal ondernemings-

Het verschil met de Industrie en de kwartaire sector is duide-

raadsleden bij voorbeeld veertig keer zo hoog als in de sector

lijk: terwijl in deze bedrijfstakken een politick van sterke
decentralisatie is gevolgd, lijkt bij de meeste banken en ver-

van het bank- en verzekeringswezen (1,6% ten opzichte van
0,04%) en ruim drie keer zo hoog als in de bouw.
Het is ook mogelijk om, mede op grond van de door de
Arbeidsinspectie verschafte gegevens, te schatten hoeveel

zekeringsinstellingen juist het omgekeerde te zijn gebeurd:

ondernemingsraden en hoeveel ondernemingsraadsleden er

deze ondernemingen lijken een min of meer centralistische
or-politiek te voeren.
Door de or van de AMRO-bank is deze zaak aan de orde

in 1977 eigenlijk hadden kunnen zijn in die ondernemingen

gesteld in de bedrijfscommissie, maar deze heeft die opstel-

die, ingevolge de WOR, tot de instelling van een or zijn over-

ling destijds toch goedgekeurd. Uit de beroepsbehandeling

gegaan. Dat wil zeggen: hoeveel or-en de gezamenlijke

bij het Ministerie van Sociale Zaken bleek, dat de minister

ondernemingen in een bedrijfstak eigenlijk hadden kunnen

het daarmee niet eens was. De minister heeft de AMRO-bank
in 1973 vijf jaar de tijd gegeven om tot een structuur te

instellen, terwijl zij in de praktijk met slechts een of twee
or-en per concern hebben volstaan. Tabel 7 geeft hiervan een
berekening. In deze berekening wordt nagegaan wat het
effect zou zijn van een sociaal beleid waarbij overal waar

komen, zoals bij voorbeeld bij de RABO-bank of bij Ahold,
waar men plaatselijke of regionale ondernemingsraden
vormt, zodra het aantal werknemers bij combinatie boven
de honderd komt 11). Hoewel vergelijkbare bedrijven laten

meer dan honderd werknemers in een vestiging binnen de

onderneming worden aangetroffen, een lokale or wordt gevormd. Zo’n veronderstelling lijkt vooral op haar plaats

omdat nu op politick niveau een ontwerp ter discussie staat

10) Dit blijkt uit het eigen onderzoek. In het ITS-onderzoek van
1974 (Hovels/Nas) is het aantal leden van de gemiddelde lokale
or 11.
11) A. F. M. Krijger (NCHP), Zeven methoden om inspraak te
beknotten, Sociaal-Economisch Management, 15 augustus 1980,
biz. 13. Zie ook Holke Wierema, Arbeidsverhoudingen in hel bankwezen, SUN, Nijmegen, 1980

waarin wordt voorgesteld aan ondernemingen met minder
dan honderd man personeel de verplichting op te leggen een

or in te stellen. Het zou een op zijn minst merkwaardige gedachtengang zijn als deze bedrijfseenheden wel een eigen
or zouden moeten bezitten zolang ze juridisch zelfstandig

Tabel 6. Schatting van het aantal or-leden op het totaal aantal werknemers per bedrijfstak
Aantal or-leden

Bedrijfstak

in procenten van
Aantal
or-en a)

Totale
achterban b)

(1)

(2)

6
241
400

Gemiddelde
achterban
per or
( 2 ) : ( l ) = (3)

69.346

Gem. aantal

or-leden c)

Totaal aantal
or-leden

Spreiding van
or-leden

het totaal aantal
werknemers per
bedrijfstak d)
( 4 ) X ( I ) = (5) (5): 30.344 X 100 =
(7)
(6)

in procenten

(4)

9

33
3.286
a)
b)
c)
d)

244 041
6.906

1.118
288
572
380
330
209

1 194 460

363

0.5
4.400
| 404

9
0,7
30 344

Opgave Arbeidsinspectie 1977.
Opgave Arbeidsinspectie 1977.
Volgensde WOR (1978).
Bron aantallen werknemers per bedrijfstak: CBS, Statistisch Zakboek, 1978.

Tabel 7. Oneigenlijke toepassing van de Wet op de ondernemingsraden per bedrijfstak (1977); een schatting van het aantal te
weinig ingestelde ondernemingsraden en dm te weinig verkozen or-leden
Gemiddelde
vestigingsgrootte a)

Aanwezige
achterban b)

(D

Bedrijfstak

Maximaal

Gemiddeld

aantal or-en
(2):(l) =

aantal
or-leden c)

(2)

(3)

(4)

87

181
102
309

a)
b)
c)
d)
e)

Afwijkend
aantal
or-leden e)

(6)

(7)

~H 154
-765
+ 54

+ 1.038
– 3.755

6.706

794

1.157

Afwijkend
aantal
or-en d)

13.707

1.523
436

Maximaal te
verwachten aantal
or-leden
(3) X (4) =
(5)

6.906

II

1.122

+

282

+ 27

Berekend op basis van gegevens CBS, Statistisch Zakboek, 1978.
Zie label 6.
Volgens de WOR (1978), uitgaande van de gemiddelde vestigingsgrootte volgens kolom 1.
Verschil kolom 1 van label 6 en kolom 3 van tabel 7.
Verschil kolom 5, tabel 6 en kolom 5, tabel 7.

ESB 1-4-1981

311

zien dat, en hoe, het kan, lijken de grootste bedrijven in deze
sector bewust de verdere ontwikkeling van de or van zich

de daarvoor in aanmerking komende vestigingen heeft een

af te houden. Dit beleid is in het geheel niet in overeenstem-

listisch or-beleid in deze bedrijfstak zijn er te weinig ondernemingsraden ingesteld; naar schatting 3.700 ondernemingsraadleden meer hadden op grond van de huidige wet-

ming met de beleden doelstelling, geformuleerd bij voorbeeld
door de AMRO-bank om ,,niet alleen meer medewerkers bij
het overleg te betrekken, maar ook (eraan bij te dragen) dat
de ondernemingsraad dichter bij het personeel zal komen te

staan door de aandacht die men kan schenken aan zaken die
in de betreffende bedrijfsonderdelen duidelijk aanspreken”

ondernemingsraad). Als gevolg van een min of meer centra-

geving kunnen worden verkozen.
Het overzicht van de Arbeidsinspectie met betrekking tot
de uitvoering van de Wet op de ondernemingsraden schiet

(curs. AWMT) 12). Bijde AMRO-bank werkten in 1978 ruim

in dit opzicht opvallend te kort. Het gaat uit van een formeeljuridisch standpunt, waardoor een oneigenljke toepassing

22.000 werknemers. Zij waren vertegenwoordigd in een cen-

van de WOR, zoals deze bij met name de bank- en verzeke-

trale en vier groepsondernemingsraden.

ringsinstellingen kan worden vastgesteld, niet wordt gesignaleerd. De bedrijfscommissie in de bank- en verzekeringssector, die het directe toezicht houdt op de uitvoering van
de WOR, blijkt in de praktijk het gevoerde beleid van ABN,

Conclusie

AMRO en NMB ten aanzien van de ontwikkeling van de
Ondanks de snelle groei van het aantal ondernemingsraden

ondernemingsraad te ondersteunen. Juist gezien de omvat-

in Nederland in de jaren zeventig (waardoor thans rond een

tende veranderingen in technologie, bedrijfsvoering en

op de honderd werknemers actief is als or-lid), is de or-

arbeidsorganisatie in deze sector is dit mijns inziens een

dichtheid nog gering: slechts een op de drie daarvoor in
aanmerking komende vestigingen heeft een ondernemingsraad; slechts 30% van alle werknemers is in een ondernemingsraad vertegenwoordigd. De verschillen in or-dichtheid

ontoelaatbare situatie en in strijd met de geest van de WOR.
A. W. M. Teulings

tussen de bedrijfstakken zijn groot: zij is het hoogst in de

industrie (twee van de drie vestigingen hebben een eigen or);
het laagst in de bank- en verzekeringswereld (slechts 7% van

12) Geciteerd uit het jaarverslag van de AMRO-bank over 1973,
zie Wierema, op. cit., biz. 145.

Auteurs