Ga direct naar de content

Een Nobelprijs voor de economie van marktmacht en regulering

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 5 2014

De Nobelprijs voor het onderzoek van Jean Tirole naar het reguleren van bedrijven met marktmacht kan de benodigde impuls zijn voor de nu nog te bescheiden toepassing hiervan in sectoren zoals de financiële sector en telecommunicatie.

Marktordening ESB

marktordening

Een Nobelprijs voor de
economie van marktmacht
en regulering
De Nobelprijs voor de Economische Wetenschappen gaat dit jaar
naar Jean Tirole, voor zijn onderzoek naar het reguleren van bedrijven met marktmacht. Tirole heeft bijdragen geleverd aan de
economische gereedschapskist, alsmede aan de daadwerkelijke
toepassing van economische inzichten in beleid en toezicht, in de
financiële sector, telecommunicatie en andere sectoren. Zijn invloed
is ongekend groot.
paul de bijl
Economisch adviseur
bij Radicand Economics en Lexonomics
en gasthoogleraar
aan de WHU Otto
Beisheim School
of Management
(Duitsland)
Als promovendus in
de jaren negentig
bracht de auteur
een jaar door aan
de Universiteit van
Toulouse I, waar hij
onderzoek verrichtte
onder begeleiding
van Jean Tirole

O

p 13 oktober jongstleden maakte de Koninklijke Zweedse Academie voor de Wetenschappen bekend dat de ‘Nobelprijs’voor de Economische Wetenschappen
(preciezer: de Sveriges Riksbank Prize in
Economic Sciences in Memory of Alfred Nobel) dit jaar uitgereikt zal worden aan de Franse econoom Jean Tirole. Tirole,
geboren in 1953, is academisch directeur van het IDEI (Institut D’Économie Industrielle, in 1990 opgericht door Jean-Jacques Laffont) en verbonden aan de Toulouse School of Economics (beide Universiteit van Toulouse I). De aankondiging
spreekt van een van de invloedrijkste economen van onze tijd,
die belangrijke theoretische onderzoeksbijdragen op diverse
gebieden heeft geleverd – in het bijzonder aangaande het reguleren van markten met een klein aantal, machtige bedrijven
(Nobel Media, 2014). Het was te verwachten dat hij de prijs
een keer zou krijgen. Tirole is al sinds de jaren tachtig richtinggevend op meerdere gebieden van de economische wetenschap, grotendeels onder de noemer van de micro-economie.
Enkele voorbeelden – in het bijzonder de telecommunicatiesector – illustreren de invloed van zijn werk voor wetenschap
en toepassingen. Gesteld kan worden dat de daadwerkelijke
toepassing van het werk van Tirole en collega-onderzoekers
door beleidsmakers, mededingingsautoriteiten en toezichthouders nog bescheiden lijkt te zijn (De Bijl, 2014). Deze Nobelprijs geeft hier mogelijk een impuls aan.

Jaargang 99 (4697) 6 november 2014

Reikwijdte

Tirole kreeg met zijn boek ‘The theory of industrial organization’ (Tirole, 1988) al op jonge leeftijd aanzienlijke bekendheid bij een groot wetenschappelijk publiek. Dit boek gold al
direct als standaardwerk voor het vakgebied Industriële Organisatie (ook wel bedrijfstakorganisatie genoemd), over marktstructuur en de strategische interactie tussen concurrerende
bedrijven. Al snel volgden de aanverwante boeken ‘Game theory’ (Fudenberg en Tirole, 1991) en ‘A theory of incentives in
procurement and regulation’ (Laffont en Tirole, 1993). In de
jaren daarna kwam Tirole met boeken die een groter gebied
bestreken, waaronder Dewatripont en Tirole (1994) over regulering van banken, Laffont en Tirole (2000) over regulering
in de telecommunicatiesector, en Tirole (2006) over corporate
finance. Zijn tot dusver negen boeken gelden als standaardwerken die zich bij zowel onderzoek als onderwijs bewezen hebben. Daarnaast verschijnt er, sinds het begin van zijn loopbaan
als econoom, een stroom van veelal leidende artikelen van
zijn hand over bijvoorbeeld R&D-concurrentie, asset bubbles, onderhandelen onder incomplete informatie, incomplete
contracten, besluitvorming binnen de overheid, opensourcesoftware, ‘pro-sociaal’ gedrag, cognitie, identiteit, taboes en
klimaatverandering (Economic Sciences Prize Committee
of the Royal Swedish Academy of Sciences, 2014; www.idei.
frwww.idei.fr). Het gaat veelal om fundamenteel onderzoek
waar andere onderzoekers op verder kunnen bouwen. Zeer
invloedrijk is bijvoorbeeld het werk van Bénabou en Tirole
(2003), over intrinsieke en extrinsieke motivatie, dat een verbinding met de psychologie en sociologie legt, en van Holmström en Tirole (1998), over de rol van de overheid ten aanzien van de liquiditeit aan de aanbodzijde van de economie.
Theorie van marktmacht en regulering

Het zwaartepunt van de onderbouwing van de toekenning
van de Nobelprijs ligt bij Tiroles onderzoek naar marktmacht
en regulering, ofwel het onderzoek binnen het vakgebied Industriële Organisatie. Een van zijn vele coauteurs op dit ge-

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

693

ESB Marktordening

laag, zodat er minder (verstorende) bebied was Jean-Jacques Laffont, die waarlasting geheven hoeft te worden.) In een
schijnlijk in de prijs gedeeld zou hebben
tijdsgewricht waarin ongewenste prikkels
als hij niet vroegtijdig was overleden. De
door rate-of-return-regulering en tariefplacentrale vragen in dit vakgebied betreffonds beter in beeld kwamen, was dit een
fen ten eerste het gedrag van aanbieders
relevant inzicht voor de toezichtpraktijk.
onder imperfecte concurrentie, en ten
Een theoretisch resultaat van Laffont
tweede overheidsinterventie om de welen Tirole (1986), voor diverse situaties vervaart te vergroten. Dit vakgebied combider uitgewerkt in hun boek uit 1993, is bijneert oligopolietheorie, governance (hier:
voorbeeld dat, wanneer het bedrijf blijkt te
principaal-agent-problemen tussen toebeschikken over een efficiëntere productiezichthouders en gereguleerde bedrijven)
jean tirole
en publieke economie. Het Nobelcomité Hoogleraar aan de Universiteit van Toulouse I technologie, sterkere prikkels voor kostenverlaging gewenst zijn. De toezichthouder
benadrukt dat Tirole niet alleen binnen
en Nobelprijswinnaar 2014
kan de kenmerken van de productietechal deze thema’s grote bijdragen heeft geleverd, maar bovendien de basis heeft gelegd voor een integraal nologie echter niet precies waarnemen. De oplossing bestaat
dan uit het aanbieden van een keuzemenu van reguleringsconanalysekader.
Tirole krijgt, in aanvulling op de inhoud van zijn bij- tracten, zodanig ontworpen dat het bedrijf, afhankelijk van
dragen, lof voor het verhogen van de kwaliteitsstandaard van de productiekarakteristieken, het passende contract kiest. In
argumentatie en theorievorming. De drijvende kracht is zijn de praktijk is dit idee echter lastig toe te passen. De toezichtanalytische, wiskundige aanpak, die bestaat uit het reduceren houder heeft daartoe gedetailleerde informatie nodig over het
van de essentie van een probleem tot een compact model van scala van mogelijke bedrijfskenmerken, inclusief onderliggende
strategische interactie – toy models zoals hij ze noemt. Maar kansverdeling. Dat is te veel gevraagd. Desalniettemin, een toedan wel met een scherp oog voor toepassingen. Hoewel de zichthouder kan de afweging tussen kostenefficiëntie en afroleidende wetenschappelijke tijdschriften de indruk geven dat ming van overwinst toepassen in audits, onderhandelingen en
veel economiebeoefening los van de wereld staat, kan dat over consultatierondes met het bedrijf, om op basis van de informaTirole niet gezegd worden. Hij is weliswaar een theoreticus, tie die naar boven komt, de efficiëntieprikkels die uitgaan van
maar zijn onderzoek legt een verbinding met de praktijk van regulering sterker dan wel zwakker te maken.
beleid en toezicht. Dit type modellen beoogt niet de werkelijkheid na te bootsen maar helpt om deze beter te begrijpen, Regulering van telecommunicatiemarkten
door de wisselwerking tussen informatie, prikkels, technolo- Terug naar de specifiekere situatie van de telecommunicatiegie en marktstructuur in detail uit te werken, en te traceren sector. Aan het begin van de jaren negentig werden in veel
hoe dit doorwerkt op consumenten en welvaart.
landen publieke telefonie- en postbedrijven geprivatiseerd, en
markten geliberaliseerd. De marktdominantie van de gevestigde aanbieders moest daarbij geleidelijk aan gebroken worRegulering van een natuurlijk monopolie
De wijze waarop theorievorming gevoed wordt door de prak- den. Immers, deze voormalige monopolisten mochten niet
tijk, en daar vervolgens toepasbaar is, laat zich illustreren door de kans krijgen om nieuwe toetreders van de markt te weren.
Tiroles onderzoek naar de telecommunicatiesector. Daartoe De markt was dus geen monopolie meer, maar een oligopolie
neem ik eerst een stap terug. In het verleden was deze sector bestaande uit een speler met een eigen telefonienetwerk en
een publiek monopolie dat te boek stond als nutssector. Ook decennialange ervaring, en een of meerdere nieuwkomers die
overheidsbedrijven dienen aangestuurd dan wel gereguleerd daar nog niet over beschikten. Om een gelijkwaardige positie
te worden. Al hebben zij goede bedoelingen, zij richten zich op te bouwen, zouden toetreders vele jaren nodig hebben –
niet noodzakelijk op het maatschappelijk belang. Er is dan jaren waarin de voormalige monopolist de concurrentie flink
een principaal-agent-probleem tussen de overheid en de aan- zou kunnen traineren.
De kennis van dat moment betrof vooral de regulering
bieder, want de toezichthouder kan niet zien wat het bedrijf
precies doet om kostenefficiënt te opereren, of wat nodig is van monopolisten. Maar een geliberaliseerde markt vereist
om de kwaliteit te verhogen. Optimale regulering richt zich daarentegen een theorie over regulering van een markt met
dan op het in toom houden van kostenoverschrijdingen, bin- een gevestigde aanbieder en nieuwe toetreders. Daarnaast
zeggen standaardmodellen van concurrentie (zoals Bertrand-,
nen de restricties door informatie-asymmetrie.
Voortbouwend op de modellen van mechanism design, Cournot- en aanverwante modellen) weinig over de invloed
ontwikkeld door Baron en Myerson (1982) en Sappington van de technologie op telecommunicatie. Deze twee punten
(1982), construeerden Laffont en Tirole (1986) een theorie hangen nauw met elkaar samen, en wel om twee redenen. De
die gebaseerd was op averechtse selectie (de toezichthouder eerste reden is dat het maatschappelijk wenselijk is om verheeft beperkte informatie over de technologie van het bedrijf ) schillende netwerken aan elkaar te koppelen, zodat iedereen
en moreel risico (de toezichthouder neemt het gerealiseerde elkaar kan bereiken (‘netwerk-interconnectie’). De gevestigde
kostenniveau waar, maar niet wat het bedrijf heeft gedaan om aanbieder kan concurrenten klein houden door dat te weigedeze kosten te beperken). Het resultaat is een beschrijving van ren. Beleidsmakers dienen dit daarom af te dwingen, met rede optimale regulering (‘reguleringscontract’), gebaseerd op gulering van de onderlinge verrekenprijs voor gespreks­afgifte.
een afweging van de kostenefficiëntie van het bedrijf en de De tweede reden is dat toetreders, wanneer zij nog geen eimaatschappelijke baten van het afromen van overwinst. (Door gen netwerk hebben uitgerold, alvast marktaandeel kunnen
overwinsten af te romen, kan de subsidie voor het bedrijf om- opbouwen door het bestaande net te gebruiken (‘netwerk694

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4697) 6 november 2014

Marktordening ESB

toegang’). Ook hier heeft de voormalige monopolist prikkels
om dit te weigeren, en is er dus regelgeving nodig. Regulering
om de concurrentie in goede banen te leiden, grijpt dus in
op de technologie van de telecommunicatie-infrastructuur.
Laffont, Rey en Tirole (1998), en gelijktijdig ook Armstrong
(1998), legden de basis voor nieuwe theorievorming over
concurrentie tussen netwerkbeheerders, die inzicht geeft in
hoe het toegangstarief voor gespreksafgifte via de concurrentie doorwerkt voor eindgebruikers. Enkele jaren later verscheen Laffont en Tirole (2000), een toegankelijk basisboek
over regulering van telecommunicatiemarkten, met gedegen
uitwerkingen van diverse reguleringsconcepten. Deze onmisbare inleiding vond wereldwijd een weg naar beleidsmakers,
toezichthouders en professionals in de sector. In het kielzog
van deze publicatie ontstond er een omvangrijke wetenschappelijke literatuur die zich richtte op de telecommunicatiesector – deels fundamenteel, deels toegepast. Regulering leunt
daar sindsdien in grote mate op, al verschilt per land de mate
waarin. Dat kan bijvoorbeeld afhangen van beschikbare economische expertise bij toezichthouders, en van politieke druk
om zich niet te laten ‘hinderen’ door economische argumenten. Maar Tirole heeft een grote bijdrage geleverd aan het
stimuleren van daadwerkelijke toepassing van modellen uit
de Industriële Organisatie. Dat onderscheidt hem van economen die, omwille van een academische carrière (en de prikkels
vanuit de academische wereld) weinig interesse voor toepasbaarheid hebben.

Zijn verdienste voor de wetenschap is dat hij steeds nieuwe
paden inslaat. Daarmee geeft hij de richting van het economische onderzoek continu nieuwe impulsen, en inspireert hij
veel onderzoekers om ook deze paden in te slaan. Tirole heeft
daarnaast belangrijke bijdragen geleverd aan daadwerkelijke
toepassingen in economisch beleid en regulering. Zijn eerste
boek The Theory of Industrial Organization geldt nog steeds
als een van de beste werken (zo niet nog steeds als standaardwerk) in het vakgebied. Omdat het in 1988 gepubliceerd is,
is het ondertussen wel gedateerd: het bevat immers niet de
latere ontwikkelingen binnen de Industriële Organisatie. Ik
vermoed dat Tirole vaak de vraag voorgelegd krijgt wanneer
hij eindelijk met een nieuwe editie komt. Een blik op zijn oeuvre laat echter zien dat de kans daarop klein is. Jean Tirole
is een pionier – met het vizier gericht op ontwikkelingen en
toepassingsmogelijkheden in de buitenwereld.

Literatuur
Aghion, P. en J. Tirole (1997) Formal and real authority in organizations. Journal of Political
Economy, 105(1), 1–29.
Armstrong, M. (1998) Network interconnection in telecommunications. Economic Journal,
108(May), 545–564.
Baron, D. en R. Myerson (1982) Regulating a monopolist with unknown costs. Econometrica,
50(4), 911–930.
Bénabou, R. en J. Tirole (2003) Intrinsic and extrinsic motivation. Review of Economic Studies,
70(3), 489–520.

incomplete contracten

Bijl, P.W.J. de (2014) Beleidstoepassing werk van Tirole kan wel een impuls gebruiken. Me

Een ander voorbeeld van een onderzoeksrichting waar hij
(met diverse coauteurs) een belangrijke impuls aan heeft gegeven, betreft verticale relaties en fusies, tussen verschillende
schakels in een productieketen (Hart en Tirole, 1990; Rey en
Tirole, 2007). Dit is, vanwege de ambigue effecten op maatschappelijke welvaart, complexe problematiek, ook voor mededingingsautoriteiten. Een verticale afspraak beïnvloedt niet
alleen de prijs voor eindgebruikers, maar kan ook leiden tot
uitsluiting van concurrenten. De economische inzichten zijn
hier minder eenduidig dan op het gebied van kartelafspraken.
Zij hangen af van wat er daadwerkelijk kan worden vastgelegd
bij het maken van afspraken – contracten zijn ‘incompleet’. In
dit veld heeft Tirole, via meer abstracte theorievorming, veel
invloed gehad op mededingingsbeleid, zij het, in vergelijking
tot regulering van telecommunicatiemarkten, meer indirect.
De principaal-agent-literatuur onderzoekt meer algemeen ook verticale relaties, inclusief de aansturing binnen organisaties. Bijvoorbeeld Aghion en Tirole (1997) gaat, geïnspireerd door Herbert Simon (1951) en Max Weber (1968),
over het delegeren van beslissingsbevoegdheid tussen baas en
medewerker. Met behulp van het paradigma van incomplete
contracten werken zij minutieus de verschillen tussen formeel en daadwerkelijk gezag uit. Het is op vele vlakken een
invloedrijk en vernieuwend artikel, relevant voor contracttheorie, organisatietheorie, management van innovatie en
bedrijfsfinanciering.

Judice, 17 oktober.
Dewatripont, M. en J. Tirole (1994) The prudential regulation of banks. Cambridge, MA: MIT
Press.
Economic Sciences Prize Committee of the Royal Swedish Academy of Sciences (2014) Jean
Tirole: market power and regulation. Wetenschappelijk achtergronddocument op www.nobelprize.org.
Fudenberg, D. en J. Tirole (1991) Game theory. Cambridge, MA: MIT Press.
Hart, O. en J. Tirole (1990) Vertical integration and market foreclosure. Brookings Papers on
Economic Activity, Microeconomics. Washington: Brookings Institution, 205–286.
Holmström, B. en J. Tirole (1998) Private and public supply of liquidity. Journal of Political
Economy, 106(1), 1–40.
Laffont, J-J. en J. Tirole (1986) Using cost observation to regulate firms. Journal of Political
Economy, 94(3), 614–641.
Laffont, J.-J. en J. Tirole (1993) A theory of incentives in procurement and regulation. Cambridge,
MA: MIT Press.
Laffont, J-J. en J. Tirole (2000) Competition in telecommunications. Cambridge, MA: MIT Press.
Laffont, J-J., P. Rey en J. Tirole (1998) Network competition: I. Overview and nondiscriminatory pricing. RAND Journal of Economics, 29(1), 1–37.
Nobel Media (2014) The science of taming powerful frms. Persbericht Nobel Media AB op www.
nobelprize.org, 13 oktober.
Rey, P. en J. Tirole (2007) A primer on foreclosure. In: Armstrong, M. en R. Porter (red.) Handbook of Industrial Organization, vol. 3. New York: Elsevier.
Sappington, D. (1982) Optimal regulation of research and development under imperfect information. Bell Journal of Economics, 13(2), 354–368.
Simon, H.A. (1951) A formal theory of the employment relationship. Econometrica, 19(3),
293–305.
Tirole, J. (1988) The Theory of Industrial Organization. Cambridge, MA: MIT Press.

Conclusie

Tirole, J. (2006) The Theory of Corporate Finance. Princeton, NJ: Princeton University Press.

Binnen het kader van dit artikel kan de bespreking van de
bijdrage aan de economische wetenschap van Jean Tirole, en
de toepassing daarvan, noch compleet noch evenwichtig zijn.

Weber, M. (1968) Economy and society: an outline of interpretive sociology. New York: Bedmin-

Jaargang 99 (4697) 6 november 2014

ster Press.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

695

Auteur