Ga direct naar de content

Grote ondernemingen ontwijken mededingingsbeleid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 10 1997

Grote ondernemingen ontwijken mededingingsbeleid
Aute ur(s ):
Tulder, R. van (auteur)
De auteur is werkzaam b ij de faculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam en is tevens coördinator van het onderzoeksproject
‘Internationalisation and Competitive Space’, een samenwerkingsverb and met de UNCTAD.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4123, pagina 760, 8 oktober 1997 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
marktw erking, regulering, ondernemingsstrategie, investeringen

Grote ondernemingen expanderen vaak vanuit een sterk geconcentreerde thuismarkt. Met hun investeringen zetten zij de
concentratietendens voort op buitenlandse markten. Lokale mededingingsautoriteiten komen in verlegenheid. De beste oplossing is
regionaal, bijvoorbeeld Europees, mededingingsbeleid.
Deregulering: meer investeringen
Overheden over de hele wereld zijn gevangen in een dereguleringswedloop. Nationale overheden, ook in industrielanden, creëren
speciale vrijhandelszones en wedijveren steeds meer met elkaar om internationale investeringen. Volgens het onlangs uitgekomen
World Investment Report 1997 van de UNCTAD groeide het aantal landen dat substantiële veranderingen introduceerde in het
nationale investeringsregime van 35 in 1991 naar 65 in 1996. 95% van de maatregelen is gericht op liberalisering.
Volgens de UNCTAD zijn in de industrielanden de grootste veranderingen gericht op vrijere vestigingscondities en aanpassingen in de
regels ter bescherming van intellectueel eigendom. In ontwikkelingslanden wordt het heil gezocht in het openstellen van een aantal
voorheen gesloten sectoren, worden wetten en goedkeuringsprocedures voor investeringen gestroomlijnd, en wordt een heel scala van
additionele investeringsstimulansen geïntroduceerd. De dereguleringswedloop heeft ertoe geleid dat sinds het begin van de jaren
negentig in totaal 600 liberaliseringsmaatregelen zijn geregistreerd.
De dereguleringsgolf en de groei van internationale directe investeringen trekken gelijk op. De omvang van internationale investeringen
groeide in 1996 met tien procent tot een totale omvang van $ 349 mrd. De toename in internationale investeringsstromen duidt op een
verdergaande internationalisering van productie, temeer daar tegelijkertijd de groei van internationale handel in 1996 met circa vier
procent aanzienlijk lager uitviel dan de zes procent groei in 1995 1.
In dit artikel zal verder worden ingegaan op de internationalisering van ondernemingen, en de mogelijke consequenties voor de
marktordening en de positie van beleidsautoriteiten.
Investeren vanuit geconcentreerde markten …
In de meeste bedrijfstakken bestaat een positieve correlatie tussen de mate van internationalisering en de mate van concentratie. Het is al
langer bekend dat de drang tot internationaliseren bij ondernemingen verband houdt met het innemen van een dominante of
oligopolistische positie op de thuismarkt 2. Onderzoek voor de Europese regio leidt tot dezelfde conclusie: hoe hoger de
ondernemingsconcentratie, des te groter de neiging tot internationaliseren 3.
Dit mechanisme wordt versterkt in de ontvangende landen. Naarmate de penetratie door buitenlandse ondernemingen toeneemt, wordt
de kans dat de marktconcentratie in het ontvangende land ook toeneemt groter 4. Deze correlaties zijn in mindere mate ook observeerbaar
bij de internationalisering van middelgrote multinationals 5. De correlatie tussen multinationalisering en marktconcentratie blijkt het
sterkste te zijn bij industrieën en markten waarin productdifferentiatie en productinnovatie van belang zijn. Op dergelijke markten bezitten
multinationaal opererende ondernemingen vaak het grootste concurrentievoordeel ten opzichte lokale ondernemingen in de
ontvangende landen.
… creëert een kerngroep van ondernemingen …
Een eerste uiting van de gevonden correlatie tussen internationalisering en concentratie is dat het belang van een kerngroep van
multinationale ondernemingen groter wordt. De grootste multinationals controleren het overgrote deel van de buitenlandse directe
investeringen. Voor de landen waar data voor beschikbaar zijn blijkt dat de 25 grootste buitenlandse investeerders meer dan de helft van
de buitenlandse voorraad van investeringen in het buitenland beheersen (zie tabel 1) 6. Dit aandeel is vrijwel gelijk gebleven gedurende
de laatste vier decennia.

Tabel 1. Aandeel van grootste ondernemingen in gecumuleerde buitenlandse investeringen 1995, in %
Land
Australië a
Frankrijk
Duitsland
Noorwegen
Zweden
VK
VS b

top 5

top 10

45,0
14,0
17,5
63,8
23,0
28,0
19,0

57,0
23,0
29,3
75,2
37,0
40,0
33,0

top 25

top 50

80,0
96,0
42,0
59,0
41,8
51,5
86,8
92,9
59,0
76,0
57,0
71,0
51,0
63,0

a. 1996.
b. Voorlopige schattingen op basis van data uit 1994 en geregistreerde activa
van buitenlandse dochters van Amerikaanse ondernemingen.

… die zich versterken door fusies en acquisities …
Een tweede uiting van de relatie tussen internationalisering en concentratie, is dat een toenemend deel van de internationale
investeringen plaats vindt in de vorm van fusies- en acquisities. De waarde van internationale fusies en acquisities nam over 1996 met
16% toe tot $ 275 mrd 7. Met enige correctie voor minderheidsdeelnemingen, kan de waarde van fusies en acquisities in 1996 op 47% van
alle buitenlandse investeringen worden geschat.
De fusie- en acquisitiegolf wordt volledig gedomineerd door Noord-Amerikaanse en West-Europese ondernemingen. Slechts een op de
twintig internationale fusies- en acquisities had betrekking op een onderneming buiten deze twee regio’s. Transatlantische allianties
overheersen. De duurste overnameprooien in 1996 waren Amerikaanse ondernemingen die vooral door Duitse, Nederlandse, Franse en
Engelse ondernemingen werden overgenomen 8.
… en een netwerk van allianties
Internationale allianties vullen internationale directe investeringen, fusies en acquisities aan. In 1995 zijn bijna 4.600 allianties
geobserveerd, tegen 1.760 allianties in 1990 9. De overgrote meerderheid van deze allianties wordt gesloten tussen ondernemingen uit de
industrielanden, waarbij Amerikaanse ondernemingen in 80%, Europese Unie ondernemingen in 40% en Japanse ondernemingen in 38%
van de allianties participeren. Door de dominantie van ondernemingen uit deze drie blokken lijkt het vermoeden gewettigd dat vooral de
al genoemde ‘selecte’ groep van multinationale ondernemingen het beeld van internationale strategische allianties bepaalt. Internationale
allianties voorkomen dat de concentratietendens de jure nog grotere vormen aanneemt. Echter de facto functioneert het oligopolistische
netwerk van met elkaar samenwerkende ondernemingen allang als een rem op de marktwerking.
De investeringen zijn regionaal geconcentreerd
Een derde uiting van de relatie tussen concentratie en internationale investeringen is dat de investeringsstromen zich blijven
concentreren op de industrielanden en op een select aantal ontwikkelingslanden. In deze landen proberen ondernemingen met name
elkaars markten te veroveren. Oligopolistische concurrentie leidt tot kopieergedrag in investeringsstrategieën van ondernemingen. Als
een onder-neming in China investeert, dan volgt iedere relevante concurrent.
De Europese regio vormt de grootste ontvanger en zender van internationale investeringen. Meer dan de helft van deze stroom komt
vanuit ondernemingen uit andere EU-lidstaten. Meer dan de helft van alle investeringen in Europa is in de vorm van fusies en acquisities,
waardoor de concentratietendens verder versterkt wordt.
De instroom in de Verenigde Staten, die in 1996 een record van $ 85 mrd bereikte (in 1995 $ 61 mrd) vindt voornamelijk plaats in de vorm
van aankopen door buitenlandse ondernemingen. Tweederde van alle investeringen in de VS werd gedaan door ondernemingen met hun
hoofdkwartier in Europa. Bijna de helft van de Amerikaanse investeringen in het buitenland ging naar Europa. De concentratie van
marktmacht vindt derhalve in sterkere mate in de as VS-Europa plaats en in mindere mate in andere delen van de wereld. De Japanse
economie, daarentegen, blijft nog steeds opmerkelijk gesloten. In 1996 vond slechts $ 220 mln van de wereldwijde investeringen zijn weg
naar Japan. Japanse ondernemingen hebben zich de laatste jaren vooral in hun investeringen gericht op de Aziatische regio, en de
Verenigde Staten. Japanse multinationals zijn minder op acquisitie en meer op directe investeringen gericht 10. Voor Japanse
ondernemingen geldt de samenhang tussen internationalisering en concentratie in mindere mate dan voor Europese en Amerikaanse
ondernemingen 11.
De concentratie van investeringsstromen leidt ertoe dat de investeringsgolf in de richting van ontwikkelingslanden in een beperkt aantal
landen aankomt. China is in 1996, na de Verenigde Staten, wederom het op een na grootste ontvangstland van internationale
investeringen, met een instroom van $ 42,3 mrd aan investeringen. Dit bedrag vertegenwoordigt een derde van alle investeringen richting
ontwikkelingslanden. Naast China nemen zo’n tien ontwikkelingslanden het leeuwendeel van de over- blijvende de investeringsstromen
voor hun rekening. Uit dit feit kan afgelezen worden dat er niet altijd een eenduidig causaal verband bestaat tussen deregulering en het
aantrekken van investeringen. De meeste van de landen die verstoken blijven van investeringen doen namelijk ook mee aan de
dereguleringswedren.
Is de markt nog betwistbaar?
Volgens de theorie van ‘contestable markets’ 12 hoeft een toegenomen concentratie en marktmacht van ondernemingen niet te allen tijde

te leiden tot hogere prijzen of een afname van allocatieve efficiëntie. Kritieke factoren voor het ‘betwistbaar’ houden van markten zijn
veeleer de mate waarin ondernemingen kunnen toe- en uittreden in een markt. De hiervoor geschetste samenhang tussen concentratie en
internationalisering doet vermoeden dat het principe van ‘betwistbare markten’ langzaam wordt ondergraven, met name in sectoren waar
veel multinationals (gaan) opereren. Deze conclusie klinkt paradoxaal, aangezien meestal wordt verondersteld dat internationalisering
voorheen gesloten markten (vooral staatsmonopolies) openbreekt en daarmee juist betwistbaar maakt. Op korte termijn is dit effect
overduidelijk, op de langere termijn juist niet.
De effectiviteit van het mededingingsbeleid …
Een concentratietendens, die samengaat met een toenemende internationalisering van de economie, heeft grote gevolgen voor de
effectiviteit van het economische beleidsinstrumentarium van overheden. Nationale regelgeving voor intellectueel eigendom,
bijvoorbeeld, boet aan effectiviteit in door de concentratie van technologische kennis bij een beperkt aantal ondernemingen die
bovendien vaak informeel verbonden zijn door middel van strategische allianties.
Een klassieke remedie voor het probleem van marktconcentratie wordt meestal gezocht in mededingingswetgeving. Steeds meer landen
hebben inderdaad in de afgelopen vijftien jaar zulke wetgeving geïnitieerd. In 1980 hadden minder dan veertig landen een vorm van
mededingings- wetgeving, in 1997 hebben meer dan zeventig landen enigerlei vorm hiervan 13. Een behoorlijk aantal industrielanden
heeft de beschikking over onafhankelijke mededingingsorganen 14.
De belangrijkste beperking van de nationale mededingingspraktijk komt voort uit hetzelfde proces van internationalisering en
concentratie, wat de roep om strengere mededingingswetgeving zo begrijpelijk maakt. Het wordt voor nationale overheden steeds
moeilijker om marktconcentratie op een bevredigende wijze te definiëren en te meten. Moet markt- concentratie op nationale, regionale of
op wereldwijde schaal in ogenschouw genomen worden? Dominantie in de eigen markt kan gepaard gaan met een klein marktaandeel
wereldwijd. Maar om welke markten wordt geconcurreerd? Ook toezicht op internationale strategische allianties en de daaruit
voortvloeiende oligopolistische netwerken – een minder tastbare vorm van concentratie – is uitermate lastig. Mededingingswetgeving
gaat nog nauwelijks in op indicatoren zoals de invloed van marktmacht op de productieve en dynamische efficiëntie 15.
… komt het best tot zijn recht op regionaal niveau
Gegeven de beperkte praktische effectiviteit van nationale mededingingswetgeving is het begrijpelijk dat gepleit wordt voor multilaterale
controle op marktverstorende activiteiten van ondernemingen. Dit is ook het pleidooi van de secretaris-generaal van de UNCTAD
Rubens Ricupero.
Gegeven de al eerder geconstateerde regionaliseringstendens ligt het echter meer voor de hand om regionale mededingingsregimes te
versterken. Europa kent als enige regio in de wereld een redelijk uitgekristalliseerd (communautair) mededingingsbeleid. Hoewel het
aantal krachtens de Europese Concentratieverordening uit 1990 gegeven eindbeschikkingen door de Europese Commissie van zeven in
1990 gestegen is tot 109 in 1995 (n.a.v. 114 aanmeldingen) werden er slechts zeven gevallen grondig onderzocht, hetgeen uiteindelijk
uitmondde in slechts twee verbodsbeschikkingen (waarvan een het samengaan van RTL/Veronica en Endemol betrof) 16.
Het Europees mededingingsbeleid blijkt in de praktijk nog meestal een papieren tijger. De tijger lijkt overigens harder te brullen in de
richting van niet-Europese dan in de richting van de ‘eigen’ ondernemingen, zoals de harde actie richting de fusie van Boeing en
McDonnel Douglas onlangs illustreerde. Ondanks de retorica uit Brussel (en incidentele successen) blijkt de Europese Commissie een
nog tamelijk lage dam op te werpen tegen de wereldwijde concentratietendens.
Conclusie
Er is een ware dereguleringswedloop op gang gekomen die een groeiende stroom van internationale investeringen heeft mogelijk
gemaakt. Tegelijkertijd vormen internationalisering en concentratie van marktmacht elkaar verstmerkende tendensen. Marktconcentratie
en oligopolistische concurrentie vormen een bedreiging voor marktwerking en welvaart als ze leiden tot hogere prijzen, verminderde
innovatie, een minder efficiënte allocatie van middelen of afname van het aantal toegankelijke markten.
In de praktijk leidt internationalisering daarmee uiteindelijk weer tot een verhoogde aandrang tot regulering teneinde met name
consumentenbelangen veilig te stellen. Het lijkt daarbij voor de hand te liggen mededingingswetgeving als mogelijk marktregulerend
instrument steeds belangrijker te maken. Echter, door de aard van de internationaliseringsprocessen en de zwakkere positie van nationale
overheden, boet dit instrument aan effectiviteit in – zo het al ooit effectief geweest is.
Hoewel de praktijk nog niet erg hoopvol stemt, dient een uitweg uit het beleidsdilemma van gelijktijdig optredende internationalisering,
deregulering en toenemende marktconcentratie toch gezocht te worden in het versterken van mededingingsbeleid, vooral Europees en
multilateraal. Het ligt daarbij voor de hand om mededingingsbeleid te verbinden met handels- en innovatiebeleid, kortom met een breed
industriebeleid

1 UNCTAD, Annual Report, VN, Geneve. 1997.
2 Zie bijvoorbeeld C. Frischtak en R. Newfarmer (red.), Transnational corporations: market structure and industrial performance,
United Nations Library on Transnational Corporations, Routledge, Londen en New York, 1994, blz. 6.
3 S.W. Davies, B. Lyons e.a., Industrial organization in the European Union: structure, strategy and the corporate mechanism, Oxford
University Press, Oxford, 1996, hoofdstuk 7.

4 Zie bijvoorbeeld J. Dunning, American investment in British manufacturing industry, Allen en Unwin, Londen, 1958; M.D. Steuer e.a.,
The impact of foreign direct investment on the United Kingdom, Her Majesty’s Stationary Office, Londen, 1973; en S.W. Davies, B.
Lyons e.a. op.cit. voor het Verenigd Koninkrijk; F. Fishwick, Multinational companies and economic concentration in Europe, Gower,
Farnborough, 1982, voor Frank-rijk en Duitsland.
5 UNCTAD, Small and medium-sized transnational corporations: role, impact and policy implications, United Nations Publications,
New York, 1993, blz. 78.
6 In Nederland bevinden deze data zich bij De Nederlandse Bank. DNB wilde niet meewerken aan het ter beschikking stellen van deze
concentratie-ratio’s. Het is echter veilig te veronderstellen dat het beeld voor Nederland weinig verschilt van dat van de andere kleine
open economieën, zoals Zweden.
7 UNCTAD, World investment report 1997, blz. 11 e.v.
8 Acquisities in de VS met een waarde van meer dan $ 1 mrd in 1996 werden gedaan door de volgende Nederlandse ondernemingen:
Aegon, Ahold, ABN AMRO en KPN.
9 IFR Securities Data Company, Londen en New York; KPMG data; zie ook J. Hagedoorn, Trends and patterns in strategic technology
partnering since the early seventies, Review of Industrial Organization, 1996, blz. 601-616.
10 Zie ook R. van Tulder, Internationale concurrentie en mainport-strategie: een commentaar en een aanvulling, in: M.F. Gelok en W.M.
de Jong (red.), Volatisering in de economie, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Voorstudies en achtergronden, V98,
1997, blz. 77-86.
11 Zie W. Ruigrok en R. van Tulder, The logic of international restructuring, Routledge, Londen, 1995, voor een nadere uitwerking van
de verschillen van internationaliseringsstrategieën tussen Amerikaanse, Europese en Japanse ondernemingen en de gevolgen daarvan
voor hun fusie- en acquisitiegedrag.
12 W. Baumol, J. Panzar and R. Willig, Contestable markets and the theory of industrial structure, Harcourt Brace Jovanovich, New
York, 1982.
13 UNCTAD, WIR 97, blz. 189.
14 In een overzicht van zestien industrielanden tellen Van Bergeijk en Haffner twaalf ‘onafhankelijke’ mededingings-instituten. Nederland
hoort daar niet bij. P. van Bergeijk en R. Haffner, Privatization, deregulation and the macroeconomy, Edward Elgar, Cheltenham, 1996,
blz. 27.
15 H. Schenk, Fusie, efficiëntie en mededingsbeleid. Mogelijkheden en beperkingen van het nieuwe concentratietoezicht, in: B. Dankbaar
(red.), Economisch beleid in een ondernemende samenleving, Wiardi Beckman Cahiers, Bohn Stafleu van Loghum, 1997, blz. 111-150.
16 Europese Commissie, XXVe Verslag over het mededingsbeleid 1995, COM (96) 126 def, 1996.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur