Ga direct naar de content

De zonden van de slager

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 14 1990

De zonden van de slager
Wat is de belangrijkste zin ooit door
een econoom geschreven? Zonder twijfel is dat de ‘invisible hand’-uitspraak van
Adam Smith. Die zin helpt economen al
ruim twee eeuwen aan onbeperkte werkgelegenheid en riante inkomens. Microeconomen proberen onder immer luchtiger voorwaarden het vermoeden van
Smith te bewijzen. Macro-economen
hebben een zwaar vermoeden dat zijn
uitspraak voorwaarlijk lucht is. Kilometers papier werden over de werking van
de onzichtbare hand volgeschreven,
hectaren bossen werden omgehakt en
met de val van het communistische rijk
wordt de vraag naar houthakkers alleen
maar groter.
Ik citeer, dankbaar, flarden uit de beroemde passage: “He is in this, as in
many other cases, led by an invisible
hand to promote an end which was no
part of his intention… By pursuing his own
interest he frequently promotes that of
society more effectually than when he
really intends to promote it” (boek IV,
hoofdstuk 2).
De slager heeft het gedaan
Adam Smith onthult in deze passage
niet wie de onbekende man is, die door
de onzichtbare hand in de nek gegrepen,
in de richting van het goede wordt gedreven, terwijl de arme drommel zich alleen
met zijn eigen zaakjes wil bemoeien. Een
aandachtig lezer komt er echter al in
boek I achter dat het eigenlijk drie mannen zijn: de slager, de brouwer en de
bakker: “It is not from the benevolence of
the butcher, the brewer or the baker that
we expect our dinner, but from their regard to their own interest”.
Hier wordt ook duidelijk dat hij met
eigenbelang het tegenovergestelde van
menslievendheid bedoelt. Slechtheid
dus. Hoe we van de slechtheid van de
slager tot de welvaart van de samenleving komen, is een route die door Smith
niet in detail wordt beschreven. Een aantal jaren na de Wealth of nations publiceerde Alphonse de Sade een boek in
zes delen over de voordelen van de ondeugd (Histoire de Juliette ou les prosperites du vice) maar zijn boeken zetten ons
op het verkeerde pad.
De zeven slechtheden
Het is beter bij het begin te beginnen.
Uiteindelijk danken we het bestaan van
het economische probleem aan de uitdrijving uit de Hot van Eden en de uitspraak: “In het zweet uws aanschijns…”
is een vrij nauwkeurige beschrijving van
de produktietechnologie die door de eerste slechtheid tot stand kwam. Slechtheid wordt al duizenden jaren bedreven
en ik stel voor om het beproefde Roomse
systeem van de zeven hoofdzonden te

ESB 21-11-1990

J.J.M. Theeuwes

gebruiken om orde aan te brengen in dit
enorme gegevensbestand. Voor diegenen die niet weten wat ze doen, dit zijn
de zeven slechtheden in alfabetische
volgorde: gierigheid, gramschap, gulzigheid, hovaardij, nijd, onkuisheid en traagheid.
De geschiedenis van de mensheid
overschouwend, blijkt dat vooral in de
na-oorlogse periode de economische
groei historisch hoog is geweest. Als we
het transmissiemechanisme willen beschrijven tussen het bedrijven van een of
meer hoofdzonden en maatschappelijke
welvaart dan ligt hier een unieke uitdaging. De true die economen gebruiken
om een ingewikkeld verhaal tot zijn essentiete herleiden is werken met ‘stylized
facts’. Dat zijn feiten die in tegenstelling
tot de andere, wel in het theoretische
schema passen. De na-oorlogse ‘stylized facts’ zijn: de enorme expansie van
de kapitaalgoederenvoorraad, de niet te
stuiten groei van de dienstensector en de
niet te stelpen toeneming van de arbeidsproduktiviteit. Eens kijken hoe ver we met
een welvaartstheorie van de slechtheid
komen.
Slechtheid en welvaart
Gierigheid is de economische zonde
bij uitstek, dat is in economische geschriften te merken. Gierigheid is slecht voor
de economic, stelden grate economen,
van Mandeville in zijn Fable of the bees
tot Keynes in wat de ‘paradox of thrift’
wordt genoemd. Wanneer in een multipliermodel de spaarquote door gierigheid
opgetrokken wordt, dan daalt het evenwichtsinkomen. Maar op de langetermijn
heeft individuele gierigheid onmiskenbaar positieve effecten op de financiering
van de investeringen en daardoor op de
groei van de kapitaalgoederenvoorraad.
Kapitalisten worden van vrekkigheid rijker.

Het verband tussen de groei van de
dienstensector en het bedrijven van
hoofdzonden laat zich het best illustreren
door te kijken naar die diensten die fenomenaal hard gegroeid zijn na de oorlog:
de reclamebranche, de juristerij en de
popmuziek. Deze groeiers zijn stuk voor
stuk tot hoofdzonden te herleiden. Door
te appelleren aan de zucht om de eigen
voortreffelijkheid en aanzien breed te
etaleren kon de reclamebranche tot voile
bloei komen. Ongeremde gramschap en
onverdunde nijd zorgden voor lekker
brood op veel juristenplanken. Popmuziek is al van in den beginne ongesublimeerde onkuisheid (‘sex, drugs and rock
and roll’). Sommige zangers worstelen
met een ruim overschot aan deze zondigheid (de heupen van de jonge Elvis of
de broeken van Prince) of kampen met
een schromelijk tekort (al de ‘I miss my
baby’-blueszangers). Beide problemen
verhogen de welvaart van velen.
Lui en gulzig
Traagheid of afkeer van inspanningen
is de zonde met de hoogste economische impact. Men hoeft daarbij niet onmiddellijk te denken aan al het goede wat
het FNV van de vierdaagse werkweek
verwacht want er is geen geschoold econoom die dat kan volgen. Nee, ik heb het
over die vorm van pure luiheid die reeds
de holbewoner op het idee bracht om met
een speer naar everzwijnen te gooien in
plaats zich uit de naad te lopen achter die
stomme beesten. Die speer was al een
forse verbetering op de zweet-uws-aanschijns-technologie en dat is sindsdien
niet opgehouden.
De enige hoofdzonde die niet in mijn
theoretische schema lijkt te passen is de
gulzigheid. In veel studies wordt aangetoond dat al wie te veel eet, drinkt, rookt
en verder onbeperkt inneemt wat lekker
is maar niet gezond, nare ziektes krijgt en
dat de samenleving voor die ziektekosten opdraait. Wat daarbij vergeten wordt,
zijn de maatschappelijke baten van de
gulzigaards. Hun levensverwachting ligt
verbeneden hetgemiddelde. Vermoedelijk bezwijken ze op hun 65ste in plaats
van hun 75ste. Dat betekent dat ze wel
een heel actief leven lang premies afdragen maar geen pensioen claimen. Maatschappelijke ziektekosten zijn vooral
voor de oudere bejaarden (75+) enorm
hoog. Gulzige eters, drinkers en rokers
zijn lang daarvoor al de pijp uit.
Overigens
Als slechtheid en zondigheid geen
gunstige effecten zouden hebben, dan
was de mensheid toch al lang opgehouden te bestaan?
J.J.M. Theeuwes

1083

Auteur