Ga direct naar de content

De werkgelegenheidsverruimende maatregel

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 17 1984

De werkgelegenheidsverruimende
maatregel
Wat levert het op?
DRS. J.C. VAN OUDHEUSDEN*

Inleiding

De WVM een uitkomst voor ,,kansarme” werklozen?

De Werkgelegenheidsverruimende Maatregel (WVM) is
een door de rijksoverheid ge’initeerde regeling die risicogroepen onder werklozen in de gelegenheid stelt voor een bepaalde periode (additioneel) werk te verrichten bij een nonpro fit-instelling. Deze ontvangt daarvoor een tegemoetkoming in de loonkosten. Het doel van de regeling is om door
het opdoen van arbeidservaring of het behoud van arbeidsritme werklozen een betere uitgangspositie te verschaffen op
de arbeidsmarkt. De zorg om de effectiviteit van dergelijke
maatregelen is de laatste jaren meer in de belangstelling komen te staan. Levert de WVM een bijdrage aan het oplossen
van het werkloosheidsvraagstuk of kan het geld beter op een
andere manier worden besteed? Deze vraag roept om de
noodzaak de uitwerking van deze maatregel nader te onderzoeken. Het daadwerkelijk meten van effecten is echter een
moeilijke en weinig ter hand genomen zaak.
In dit artikel zal een poging worden gewaagd. De doelstellingen van de WVM worden getoetst aan de hand van een onderzoek onder vroegere, in het kader van deze maatregel
werkzame mensen (in het vervolg WVM’ers genoemd) in het
rayon van het Gewestelijk Arbeidsbureau Tiel. In totaal werden 112 WVM’ers geenqueteerd, dat wil zeggen 60% van de
in totaal 186 in een jaar (het betreft hier de periode juli 1982
tot en met juni 1983) aangewezen WVM-arbeidsplaatsen van
het betreffende GAB-rayon.

Het aanbod van WVM-plaatsen stelt duidelijk eisen aan de
werknemers. Wanneer het opleidingsniveau wordt vergeleken met dat van een controlegroep bestaande uit bij de gemeentelijke Sociale Dienst Tiel geregistreerde werklozen die
een WWV- of RWW-uitkering ontvangen, komt dit duidelijk naar voren (label 1).

Het type banen
Slechts non-profit-instellingen kunnen een aanvraag doen
voor een arbeidsplaats in het kader van de WVM. De belangrijkste werkgevers in het onderzochte rayon zijn de gemeenten (55% van de arbeidsplaalsen/en ziekenhuizen (12%). De
resterende plaatsen zijn te vinden bij sociaal-culturele inslellingen, provincie enz. Het type werk dat wordt verricht is,
voortvloeiend uit het karakter van de werkgevers, voornamelijk administratief (43% van het aantal arbeidsplaatsen),
onderhoud betreffend (32%) of verzorgend van aard (19%).
Dat dit belangrijke gevolgen heeft voor de beroepsgroepen
waaruit de WVM’ers afkomstig zijn moge duidelijk zijn.
Een belangrijke voorwaarde voor het creeren van een arbeidsplaats in het kader van de WVM is het boventallige karakter ervan. De grens tussen ,,gewoon” en additioneel werk
is weliswaar formeel nauwkeurig gedefinieerd, in de praktijk
is zij echter bijzonder vaag. De indruk bestaat dat met name
de groep administratieve medewerkers/sters vaak hetzelfde
soort werk verricht als de vaste krachten van de dienst of instelling. Wanneer na het beeindigen van de WVM-periode de
werkloze in loondienst wordt aangenomen bij dezelfde instelling, blijkt dat men over het algemeen hetzelfde werk
blijft doen. Van het aantal mensen dat een baan vond bleef
58% bij dezelfde werkgever werken. Het is echter niet juist te
concluderen dat door de WVM bestaande arbeidsplaatsen
worden verdrongen. Wel kan worden gesteld dat in het kader
van een uitbreiding van het aantal arbeidsplaatsen van een
instelling onder andere om budgettaire redenen soms eerst
een vacature in de vorm van een WVM-plaats wordt vervuld.
1048

Tabel 1. Het opleidingsniveau van de WVM’ers vergeleken
met een controlegroep werklozen, in procenten
Scholing

Basisniveau (LO of BLO)
Lager niveau (gedeeltelijk LBO,
MAVO of LEAD)

WVM

controlegroep

7

23

21

20

43

44

25

II

4

4

Uitgebreid lager niveau (LBO,
MAVO LEAD of gedeeltelijk MBO)

Middelbaar niveau (geheel MBO
gedeeltelijk HBO, MEAO, HAVO
of VWO)
Hoger niveau (HBO of universitair)

Totaal

100
N=I12

100

N = 88

Het zijn vooral de mensen met een opleiding van middelbaar niveau (MBO, gedeeltelijk HBO, HAVO, MEAO of
VWO) die relatief oververtegenwoordigd zijn ten koste van
de mensen met basisscholing (LO of BLO). De sterke nadruk
op de administratieve beroepen hangt hier nauw mee samen
(label 2).
Met betrekking tol hel geslachl kan een sterke oververtegenwoordiging van vrouwen worden geconslateerd; de helft
van de WVM’ers was van het vrouwelijk geslachl, lerwijl hel
aantal ingeschreven werkloze vrouwen bij het GAB minder
dan een derde bedraagt. De WVM richt zich in hel bijzonder
op jongeren 1). Van de deelnemers is 58% jonger dan 23 jaar.
De WVM is slechls toepasbaar op jongeren lol 23 die langer
dan 9 maanden werkloos zijn en op mensen van 23 jaar en
ouder die langer dan 12 maanden werkloos zijn. Dit criterium blijkt in de praktijk minder slrak le worden gehanleerd.
Van de respondenlen was 52% korler dan een jaar werkloos,
33% 9 maanden of korler, en 10% was zelfs nooil werkloos
geweesl! 2). Dat aan deze selectie van kandidalen nog een en
ander verbelerd kan worden mag ook blijken uil hel feil dal
21% van de WVM’ers in het Tielse op eigen inilialief of op
voorspraak van de gemeenle aan de WVM-plaals was
gekomen.

* Het onderzoek dat ten grondslag ligt aan dit artikel werd uitgevoerd door Frans Durian, Tendayi Matimba, Cora van Nieuwenhuizen, Marijke de Booij en Kawire Mol, studenten Sociale Geografie

aan de Rijksuniversiteit Utrecht.
1) De leeftijdgrens van 23 jaar is in 1983 formeel opgenomen in de eisen die aan de werklozen worden gesteld.

2) Het gaat hier voornamelijk om mensen die wel zonder werk waren, doch zich niet als werkzoekend hadden laten registreren.

Tabel 2. Beroepsclassificatie van de WVM’ers vergeleken

Tabel3. Ex- WVM’ers naarscholingsgraad in het GAB Tiel,

met een controlegroep werklozen, in procenten

in procenten, 1983 -1984

Beroepsgroep
Technische beroepen
Bouwvakkers
Winkelpersoneel
Kanloorpersoneel

Overige dienslverlening
Industriele beroepen

Zonder beroep
Overige a)
Totaal

WVM’ers
14
8
0
35
21
10
10
9
100
N=I12

controlegroep
19
8
7
6

WVM’ers met baan

Opleiding

6
14
46
30

Basisniveau

Lager niveau
Uitgebreid lager niveau
Middelbaar niveau

18

Hoger niveau

15
15
14

Totaal

100
N= 88

Zonder baan
7

29
40
21
3

4
100 (N = 52)

100 (N = 60)

Van de hoger geschoolden vindt een groter gedeelte een

a) Overige: landbouw, vrije beroepen, onderwijzende en verzorgende beroe-

baan dan van de lager geschoolden. De doorstroom blijkt tevens afhankelijk te zijn van de duur van de werkloosheid.
Opmerkelijk is hierbij dat de beste resultaten door mensen

pen, transport/havenpersoneel.

worden bereikt die vallen in de klasse 15 tot en met 19 maan-

den werkloos voor de aanvaarding van een WVM-plaats (label 4)
Kansarmen op de arbeidsmarkt bezitten in het algemeen
een of een combinatie van kenmerken als een laag opleidingsniveau, beroepscalegorieen met weinig perspectief, vrouwe-

Tabel 4. Periode van werkloosheid voor de WVM in
maanden

lijk geslacht, jonge leeftijd. Als met dit gegeven in het achterhoofd wordt gekeken naar de hiervoor gegeven resultaten

0-9

laag opgeleiden in de technische beroepen of in de industrie)
niet wordt bereikt. Ook langdurig werklozen (dat wil zeggen

langer dan een jaar) worden minder dan verwacht ingeschakeld in het arbeidsproces. Daarentegen discrimineert de
WVM wel positief naar leeftijd en geslacht. Dit leidt tot de
conclusie dat de WVM door de aard van de instellingen waar
de arbeidsplaatsen voornamelijk worden gecreeerd, beperkt
is tot een aantal beroepscategorieen en daarmee samenhangend opleidingsniveau. De keuze voor alleen toepassing in de
non-profit-sector bevoordeelt een aantal calegorieen ten
koste van andere beroepsgroepen. Het is de vraag of dit de
bedoeling van de WVM is!

Werk

Werkloos
In procenten van het totale
aantal WVM’ers

10-14

15-19 20-24

>24

hind.

dan valt op dat een belangrijke groep kansarmen (met name

mnd.

mnd.

mnd.

mnd.

37
63

50
50

71
29

53
47

31
69

34

23

16

14

12

ruimte dal afhankelijk van de lokale siluatie zwaartepunten
kunnen worden gelegd op bepaalde risicogroepen onder
werklozen. De WVM lijkt, uit de aard der instellingen waar
de plaatsen gecreeerd worden, mel name geschikt voor werklozen die een middelbare opleiding hebben genoten en die
werkzaam willen zijn in een administralief of verzorgend be-

roep. Deze groepen zijn niet de zwakste op de arbeidsmarkt.
Om de WVM derhalve effectief te laten zijn, moeten andere

Een aanloop voor een vaste baan?

Over de vraag of deelneming aan de WVM de kans op een
vaste baan vergroot bestaat bij de deelnemers nogal wat scepsis: 43% zegt dat het verrichte werk geen invloed heeft op het
vinden van een baan. De concrete resultaten laten echter zien
dat de WVM’ers aanzienlijk beter aan de slag komen dan een

vergelijkbare controlegroep bestaande uit mensen die een
RWW-uitkering ontvangen. In een jaar werd 15% van de

RWW’ers bij de Gemeentelijke Sociale Dienst uitgeschreven
om reden van werkaanvaarding, terwijl 46% van de
WVM’ers in een zelfde periode een baan vond. Hoe groot het

aandeel van de WVM daarin is, is natuurlijk de vraag. Zoals
gezegd gaat het om een selectieve groep werklozen die mis-

schien zonder WVM ook een baan hadden gekregen.
Ook binnen de groep vindt een select gezelschap gemakkelijker een baan dan de rest. Het opvallendste resultaat daarbij is dat meer vrouwen dan mannen aan de slag zijn gekomen (respectievelijk 54% en 39%). Dit kan worden ver-

klaard door het relatief grote aantal WVM-arbeidsplaatsen
in de administratieve en verzorgende sector dat wordt omge-

zet in reguliere arbeidsplaatsen. In deze sectoren zijn traditioneel veel vrouwen werkzaam. Ook naar scholingsgraad is
er sprake van selectie (label 3).

Kanttekeningen en conclusie

kenmerken doorslaggevend zijn om in aanmerking te komen
voor een WVM-plaats. In dit verband valt te denken aan: behorend tot een elhnische minderheid, geen arbeidservaring
en langdurig werkloos. De groepen die worden gevormd
door werklozen die een lage opleiding hebben genoten en een
technisch of industrieel beroep willen uiloefenen, worden geholpen via andere maatregelen, zoals Experimentele Ar-

beidsprojecten voor Jeugdig Werklozen, Kort Middelbaar
Beroepsonderwijs (KMBO) en het leerlingwezen dat de
laalsle tijd in de politieke belangstelling staat.
De kansen op een arbeidsplaats lijken, blijkens het onderzoek in het GAB-rayon Tiel door de deelname aan de WVM

vergroot te worden. Uit het grote percentage mensen dat na
hel vervullen van de WVM-plaats bij dezelfde instelling blijft
werken, mag worden afgeleid dat het gevaar voor een ,,alter-

natieve” arbeidspool niet ondenkbeeldig is. Dat wil zeggen
dat vacatures bij non-profit-instellingen worden vervuld

door mensen die daar reeds werkzaam waren als WVM’er,
slagiaire, erkend gewelensbezwaarde en dergelijke, waarbij
de instelling de gesubsidieerde arbeidsplaats als proeftijd
aanwendt.

Samenvatlend mag worden gesleld dat de WVM een effectieve maatregel kan zijn. De doorstroming naar de arbeidsmarkl wordl er posilief door bei’nvloed. Echter, omdat

de regeling slechts in een beperkl aantal plaalsen voorziel zou
hel wellicht verstandig zijn haar selectiever loe te passen
waar het negatieve kenmerken van de werkloze, anders dan
beroep of opleiding, betreft. Het verdient bovendien aanbeveling het ontslaan van een mogelijke nieuwe vorm van con-

De WVM is een van de maatregelen die de rijksoverheid
hanteert als middel om de werkloosheid te bestrijden. De uit-

voering ervan is in handen van het GAB. Zij heeft zich daarbij te houden aan richtlijnen zoals geformuleerd door de minister van SoZaWe. Deze richtlijnen laten echter zoveel
ESB 7-11-1984

currenlievervalsing (namelijk ten opzichte van gelijkwaardige sollicitanten die niet een periode goedkoop beschikbaar
zijn) nauwlettend in het oog te houden.
J.C. van Oudheusden
1049

Auteur