De verkeerde Phillipscurve
Aute ur(s ):
Beers, C.P. van (auteur)
Theeuw es, J.J.M. (auteur)
Verb onden aan de Rijksuniversiteit Leiden resp. de Stichting voor economisch onderzoek van de UvA.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4160, pagina 541, 3 juli 1998 (datum)
Rubrie k :
Naschrift
Tre fw oord(e n):
arbeidsmarkt, w erkloosheid
Dit artikel is een naschrift n.a.v.: R. Douven, Natuurlijke werkloosheid onjuist berekend, ESB, 3 juli 1998, blz. 540-541.
Het blijkt dat we, zonder die bedoeling te hebben gehad, de originele Phillipscurve hebben geschat, op dezelfde wijze gespecificeerd als
in het oorspronkelijke artikel van A.W. Phillips uit 1958 en niet de ‘expectations augmented’ Phillipscurve zoals die aan het eind van
de jaren zestig door Milton Friedman en Edmund Phelps is geamendeerd. Wat we in ons artikel berekenen is dan ook niet het niveau
van de natuurlijke werkloosheid maar het werkloosheidsniveau waarvoor geldt dat de inflatie nul is. Terwijl de natuurlijke
werkloosheid gedefinieerd is als het werkloosheidsniveau waarvoor de verandering in de inflatie nul is of waarvoor de huidige inflatie
gelijk is aan de verwachte inflatie. Wij berekenen onbedoeld het punt waar de Phillipscurve door de x-as snijdt. Daarom komen onze
berekening hoger uit.
Interessant blijft wel dat deze snijpunten duidelijk verschillen voor verschillende opleidingsniveaus. Ze vertellen iets over de ligging van
de Phillips curve en over de afruil tussen werkloosheid en inflatie voor de verschillende opleidingsniveaus. De Phillipscurve voor lagere
opleidingen ligt meer naar rechts dan voor hogere opleidingen. In zekere zin maakt dit de afruil tussen werkloosheid en inflatie
ongunstiger voor de lager opgeleiden dan voor de hoger opgeleiden. Arbeidsmarkten voor lager opgeleiden combineren hogere
werkloosheid met dezelfde inflatieniveaus. Of van een andere kant bekeken: op de arbeidsmarkten voor lager opgeleiden veroorzaakt
eenzelfde verhoging van de werkloosheid een minder grote daling van de inflatie. Ook blijkt dat voor alle opleidingsniveaus die afruil
tussen inflatie en werkloosheid in de jaren tachtig minder gunstig is dan in de jaren zeventig.
Het blijft moeilijk om de natuurlijke werkloosheid op eenvoudige wijze te schatten. Met behulp van een bergparabool maakt Douven
duidelijk dat deze zakt na 1982. De constructie van de parabool legt op dat een natuurlijke werkloosheid in de tijd alsmaar zakt en op den
duur nul of zelfs negatief kan worden. Dat is niet waarschijnlijk. De uitdaging blijft bestaan om te onderzoeken hoe het Nederlandse
natuurlijke werkloosheidsniveau zich in de loop van de tijd beweegt en waardoor deze beweging wordt verklaard.
Zie ook:
C.P. van Beers en J.J.M. Theeuwes, Natuurlijke werkloosheid in Nederland, ESB, 1 mei 1998, blz. 352-355.
R. Douven, Discussie: Natuurlijke werkloosheid onjuist berekend, ESB, 3 juli 1998, blz. 540-541.
Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)