Ga direct naar de content

De Nederlandse Staatsloterij

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 15 1982

De Nederlandse Staatsloterij
L. ROZIJN* – J. H. WEEDA**

De Nederlandse Staatsloterij is voor zover bekend de oudste loterij-organisatie in Europa. In
1726 ontstaan als Generaliteitsloterij neemt zij met een omzet van ongeveer een half miljard
gulden per jaar ook hedentendage nog een zeer vooraanstaande plaats in op de markt voor
kansspelen in Nederland. In de ruim tweehonderdvijftig jaar van het bestaan van de Staatsloterij
zijn uiteraard grote veranderingen opgetreden. Met name is van belang dat in 1967 het
wettelijke plafond aan het aantal trekkingen per jaar werd opgeheven, hetgeen het begin was
van een sterke omzetstijging. In dit artikel wordt een aantal van de belangrijkste historische,
financiele en organisatorische aspecten van de Nederlandse Staatsloterij beschreven.
Inleiding
,,De kans lacht yder toe” staat als motto op een negentiendeeeuws lot van de Nederlandse Staatsloterij. Met de vraag waarom die kans ieder zo toelacht hebben velen zich in de loop der
eeuwen beziggehouden. De Zwitser Werner Meille schreef het
ontstaan en het succes van kansspelen in zijn proefschrift over
loterijen (Zurich, 1946) toe aan de menselijke neiging om via een
snelle en gemakkelijke weg tot bezitsvorming te komen. De
Fransman Pierre Coste schreef in 1933 het bestaan van kansspelen toe aan de onuitputtelijke goedgelovigheid van de mens, die
hem ertoe brengt om mogelijkheden en waarschijnlijkheden met
elkaar te verwarren. De Amerikaan Alan Wykes zegt: ,,Gambling is a way of buying hope on credit”.
Uiteraard is niet het bieden van een kans op gewin aan de burger de drijfveer geweest tot oprichting van wat wij nu de Staatsloterij noemen. Dat was de toen, evenzeer als nu, aanwezige grote behoefte aan geldmiddelen bij de overheid. De Nederlandse
Staatsloterij is, voor zover bekend, de oudste loterij-organisatie
in Europa. Zij ontstond in 1726 als Generaliteitsloterij, veranderde enkele keren van naam, parallel met de wijzigingen in
onze staatsvorm, en trad volledig gemoderniseerd in 1967 met
hernieuwd elan in het strijdperk met inmiddels nieuw opgekomen vormen van kansspelen. Met een omzet van thans ongeveer
een half miljard gulden per jaar is zij de duidelijke ,,marketleader” van de kansspelmarkt in Nederland.
Haar rijke historic bevat veel wetenswaardigs over de ontwikkeling van de kansspelen in ons land. In dit artikel wordt dan ook
niet alleen op de financiele ontwikkeling ingegaan, maar evenzeer op de historische. In de geschiedenis van de Staatsloterij zijn
opvattingen van opeenvolgende generaties Nederlanders over
kansspelen terug te vinden waarvan uitlopers in onze tijd te herkennen zijn! De juridische regelingen rond de Staatsloterij vormen de weerslag van de veranderende opvattingen. De hoedanigheden van de Staatsloterij zoals prijzenpakket, trekkingsysteem en verkoopsysteem zijn eveneens in dit artikel behandeld
omdat zonder kennis van zaken in dit opzicht een juiste beoordeling van de financiele ontwikkelingen niet goed mogelijk is.
Toegerust met deze kennis hopen wij dat het financiele beeld
enigszins duidelijk wordt.

werden gehouden ter financiering van bij voorbeeld de
(her)bouw van een kerk, de aanleg van een kanaal, de bouw van
een ..dolhuis”. In de zestiende en zeventiende eeuw werden de
loterijen ook wel gebruikt doorgemeentelijk en provinciale overheden en later nationale overheden, die er een aantrekkelijke
methode in vonden om hun kassen te spekken. Zo organiseerde
Koning-Stadhouder Willem III in 1694 een grote loterij. Hij had
een miljoen pond nodig voor de strijd tegen Frankrijk. Het verhaal wil dat de inneming van Namen aan de opbrengst van deze
loterij was te danken.
Zoals zo vaak werd de nieuwe succesformule te veelvuldig toegepast. De lagere overheden begonnen zich te verdringen op de
toenmalige kansspelmarkt met het gevolg dat de opbrengsten terugliepen en een chaos dreigde. De Generaliteit greep in en uiteraard ten eigen bate. De Staten-Generaal zeiden in een resolutie van mei 1725 dat ,,ten behoeve van de provincie selve of van
steeden ofte andere societeyten veele loterijen zijn ingevoerd en
gehouden, die door haar menichvuldigheydt en verschillende
condition de eene en andere in de wegh sijn ende sommige tot
niet loopen”. De provincien toonden zich bereid op te houden
met eigen loterijen, echter onder voorwaarde dat zij een aandeel
in de opbrengst van de Generaliteitsloterij zouden ontvangen
,,naar quote van hun contributie in de lasten van de Unie”.
De eerste Generaliteitsloterij in 1726 was echter geen succes.
Een lot kostte f. 1.000 en men slaagde er niet in alle loten te verkopen. De trekkingen moesten enkele malen worden uitgesteld.
De ,,tweede”loterij — anderhalf jaar later — werd dan ook verdeeld in vier parten of klassen, met een groot onderling tijdsverschil en elk met verscheidene eigen trekkingen. Het grondprincipe van het zogenaamde klassikale stelsel, de ,,Hollandische
lotterie”, was hiermee geintroduceerd. In de loop dertijden heeft
de loterij nogal wat wijzigingen ondergaan en van de loten is het
uiterlijk meer dan eens aangepast, maar de nummering van de
loterijen zoals die met de ,,tweede” Generaliteitsloterij was begonnen loopt tot in onze tijd door. In januari 1983 zal dan ook
de 720e Staatsloterij worden gehouden.
In het calvinistische Nederland werden loterijen door een deel
van de bevolking een verderfelijke zaak gevonden en uit die kring
is menige aanval op de Staatsloterij gelanceerd. De overheid
hield uiteindelijk de loterij altijd de hand boven het hoofd omdat
bij verdwijning ook de aantrekkelijke opbrengst zou wegvallen.

Historische ontwikkeling
Vijftiende-eeuwse loterijen waarvan nog gegevens bestaan,
hadden een eenmalig karakter en een nauw omschreven doel. Zij
1352

* Adjunct-Directeur der Staatsloterij.
** Hoofd Perszaken van het Ministerie van Finaneien.

De directeur der Staatsloterij, de heer P. G. van Essen, toonl enkele ontwikkelingen in de omzel.

Als argument om de loterij op te heffen werden nogal eens de
misstanden rond de lotenverkoop aangevoerd. De verkoop van
loten gebeurde door loterij-exploitanten, zogenaamde collectanten, die zich veelal door hulpverkopers, zogenaamde debiteurs,
lieten bijstaan. Voor veel belangstellenden was zelfs het goedkope klasselot te duur. Om de omzet te vergroten vonden de lotenhandelaren het ,,splitten” van loten uit. Ze gingen over tot de
verkoop van zelf gemaakte fracties van loten met uiteraard een
evenredige terugbrenging van de kans op een prijs. Van het splitten te goeder trouw tot het splitten in de wind is slechts een geringe stap, en die werd dan ook vrijwel meteen op grote schaal
gezet. Op basis van een lot gaf de handelaar dan niet acht achtsten uit maar bij voorbeeld twaalf achtsten. Hij ging dus voor
vier achtsten in de wind. Een grote prijs op een dergelijk in de
wind gesplitst lot was voor de lotenhandelaar natuurlijk desastreus. Op de vier windloten moest hij uit eigen zak de prijs bijpas-

sen.Vaakginghijdanookvoorschut.Anderetwijfelachtigegebruiken waren het verhuren van een lot voor een van de trekkingen en de agiohandel in loten tegen het eind van de loterij als de
grote prijzen zouden worden getrokken. Deze misstanden luidden
de betrekkelijke neergang van de Staatsloterij in de negentiende
eeuw in.
Een ander typisch kenmerk van de Staatsloterij, de verkoop
uit particuliere woningen, ontstond in de negentiende eeuw. In
die tijd waren de sociale voorzieningen nog onvoldoende. Weduwen, wezen en bejaarden waren veelal van de armenzorg van de
kerk of liefdadigheidsinstellingen afhankelijk. Financien besloot
daarom weduwen uit de betere stand bij de lotenverkoop in te

schakelen. Als gevolg daarvan ontstond de verkoop van loten
vanuit de particuliere woning. Tot voor enkele jaren waren er
ESB 22/29-12-1982

nog enige weduwen van ministers en burgemeesters als collectrice der Staatsloterij werkzaam. De sociale aspecten hebben bij de
aanstelling van lotenverkopers nog lang een belangrijke rol gespeeld. Sinds 1974 zijn geen collecteurs en collectrices meer aangesteld, maar uitsluitend debitanten. Tegenwoordig komen uitsluitend nog middenstanders voor deze functie in aanmerking

die de lotenverkoop als nevenfunctie uitoefenen. Van de vroegere onderschikking van debitanten aan collecteurs en collectrices
is thans geen sprake meer. Beide groepen zijn zelfstandige lotenverkopers.
De moderne Staatsloterij

In de negentiende eeuw werd een compromis ontwikkeld tussen de argumenten pro en contra de Staatsloterij. Dit compromis
luidde: kanalisatie van de speelzucht via een door de overheid
georganiseerde loterij met gematigd karakter. In die gedachtengang paste een wettelijke beperking van het aantal loterijen en
van het aantal loten per loterij. De Staatsloterij werd toen in een
keurslijf geperst, waarvan zij in latere tijd nog veel last zou on-

dervinden. Ook nu vertoont de Staatsloterij nog enigszins de
trekken van het gematigde karakter in het prijzenpakket, met
veel kleinere prijzen en een zeer hoog uitkeringspercentage dat

wettelijk op 66% ligt, maar feitelijk op ongeveer 70.
Pas enkele jaren na de tweede wereldoorlog begon de Staatsloterij weer dynamiek te vertonen. Het vermoeden rees toen dat
er een grote onbevredigde vraag naar staatsloten bestond en regering en parlement waren meer dan vroeger geneigd om daaraan, zij het wel weer met mate, tegemoet te komen. Minister
1353

Lieftinck van Financien slaagde erin het aantal van drie loterijen
per jaar door wetswijziging op te voeren tot vier. Enkele jaren later werd bepaald dat het aantal series per loterij zes mocht zijn
in plaats van vier. De aankoopprijs van een lot werd in 1964 verlaagd van f. 80 tot f. 20 (in 1968 weer verhoogd tot f. 25), even-

De financiele ontwikkeling van de Staatsloterij

In dit artikel is bewust afstand gedaan van een bestudering van

historische financiele gegevens. Voor de huidige en toekomstige
ontwikkeling van de Staatsloterij zijn deze cijfers nauwelijks be-

tueel te verdelen in vijf vijfjes (sinds 1968 van f. 5). In 1965 werd

palend. Juiste interpretatie van wat aan historische financiele

overgegaan op het decimale systeem voor de trekkingen, dat wil
zeggen er werd voortaan op eindcijfers getrokken. Dit betekende
een grote vereenvoudiging voor de spelers en een enorme besparing van werk voor de Staatsloterij.

gegevens bekend is, vereist grote zorg en leidt hoogstens tot beter

De nieuwe aanpak was een geweldig succes. De vraag naar

met het wetsvoorstel van minister Lieftinck tot uitbreiding van

Staatsloten bleef stijgen en stootte tegen het al enkele keren verhoogde wettelijke plafond. Bij wetswijziging werd dan ook in
1967 de beperking van het aantal series volledig opgeheven.
Daarmee begon de Staatsloterij aan een enorme verdere omzetgroei. Ook de hoofdprijs van honderdduizend gulden die sinds
1760 de grote trekpleister was geweest maar door geldontwaar-

drie tot vier loterijen per jaar in 1951, is als beginjaar voor de te
bestuderen periode daarom 1952 gekozen. In het onderstaande
overzicht zijn naast elkaar geplaatst het aantal in het betreffende
jaar gehouden loterijen, de omzet in guldens, de omzet in verkochte loten en de opbrengst voor de schatkist. De omzet in guldens is eenvoudig het aantal verkochte loten maal de prijs. De

begrip van het verleden. Wel relevant voor de ontwikkeling van
de Staatsloterij zijn de cijfers van na de tweede wereldoorlog.
Omdat de naoorlogse ontwikkeling pas werkelijk op gang komt

ding en welvaartsstijging aan reele waarde nogal wat had inge-

prijs per heel lot is tot en met 1964 f. 80, daarna tot en met au-

boet, werd aangepast aan nieuwe verhoudingen. De wetswijziging van juli 1968 gaf de mogelijkheid om de hoofdprijs op

gustus 1968 f. 20 en vervolgens f. 25. De opbrengst geeft de netto

f. 500.000 te stellen en zelfs ,,schoon” uit te keren, dat wil zeg-

opbrengst weer; dat wil zeggen de omzet minus de uitgekeerde
prijzen, minus de kosten van het verkoopapparaat en van de Di-

gen dat de Staatsloterij de kansspelbelasting voor haar rekening

rectie Staatsloterij.

neemt (25% op prijzen boven f. 1.000).
In 1973 wordt de modernisering van de Staatsloterij voltooid.
Het aantal wettelijk toegestane loterijen wordt van zes per jaar
op twaalf gebracht, waardoor het mogelijk is elke maand een loterij te houden. Door in het maandelijkse ritme rekening te houden met juli als vakantiemaand blijft het aantal loterijen per jaar
in de praktijk nog beperkt tot 11. Elke loterij bestaat uit drie

Tabel 1. Omzetten in loten en in guldens en de netto opbrengst
voor het rijk over de jaren 1952 t/m 1982
Jaar

Aantal
loterijen

Omzet in gld.

Omzet in loten

trekkingen. Elk lot doet in deze drie trekkingen telkens weer met
de voile kans op een prijs mee. De kans op een prijs per loterij
is door de vele kleine prijzen die de Staatsloterij traditioneel uitlooft, gemiddeld 1 op 2Va. De Staatsloten worden uitgegeven in
series van 100.000 loten, genummerd van 000.001 tot en met

1952
1953
1954
1955
1956

100.000. Elke serie wordt aangeduid met een letter. Per serie

1958
1959

worden 40.000 prijzen uitgeloofd. De laagste serieprijs is f. 10,
de hoogste serieprijs is f. 100.000. Buiten serieverband zijn,
naast de hoofdprijs van f. 500.000, een extra prijs van f. 250.000
en twee extra prijzen van f. 100.000 ter beschikking. Voor deze
prijzen, die in de maandelijkse loterij dus maar een keer vallen,
worden behalve de lotnummers ook de serieletters getrokken.

Dezelfde lotnummers van de andere series geven recht op een
troostprijs.
Met ingang van de 72 le loterij, die in februari 1983 gehouden
wordt, zal het prijzenpakket van de Staatsloterij worden gewijzigd. Een aantal hoge prijzen wordt in kleine prijzen verdeeld.

Per serie van 100.000 loten komen er meer dan 50.000 prijzen.
De gemiddelde kans op een prijs is dan 1 op 2. Men hoopt daardoor de deelname aan de Staatsloterij te bevorderen.
Ook de trekking ontkomt niet aan modernisering. Tot 1964
werd voor de trekking nog gebruik gemaakt van twee houten,
draaiende trommels. In de ene trommel zaten alle verkochte lotnummers, in de andere trommel de prijzen en ,,nieten”. Alle

prijzen en nieten moesten worden getrokken en de trekking op
deze sinds 1726 in principe niet veranderde wijze duurde dan
ook dagen. De invoering van het decimale systeem met trekking
op eindcijfers was afgestemd op het ter beschikking komen van
een mechanisch trekkingsapparaat. Later is dit vervangen door

1957

I960
1961

1962
1963
1964
1965
1966
1967
1968
1969
1970
1971
1972

1973
1974
1975
1976

1977
1978
1979

1980
1981
1982

3
4
4
4
4
4

4
4
4
4
4
4

4
5
6
6
6
6
6
6
6
8
11
11
11
11
11
11
11
11
11

Netto
opbrengst

in mln. gld.
19.992.000
25.536.000
26.880.000
27.720.000
33.096.000
35.616.000
36.792.000
36.708.000
35.663.600
35.028.000
35.280.000
35.616.000
36.708.000
46.400.000
60.000.000
72.400.000
104.117.500
154.740.425
179.434.725
220.276.200
269.295.100
382.291.325
509.525.425
472.490.955
502.762.550
471.918.550
472.877.200
484.071.575
491.833.650
531.424.550
493.000.000

249.900
319.300
336.000
346.500
413.700
445.200
459.900
458.850
447.170
437.850
441.000
445.200
458.850
2.320.000
3.000.000
3.620.000
4.760.700
6.189.617
7.177.389
8.811.048
10.771.804
15.291.653
20.381.017
18.899.638,2
20.110.502
18.876.742
18.915.088
19.362.863
19.673.346
21.256.982
19.720.000

1,9
1.9
2,0
1,9
2,5
2.7

2.7
2.8
2,5
2.4
2,4
2.3
2.2

3,0
5,0
6,3
16,3
35,8
42.0
51,7
63.0
94.5
Il3,0al
117.6b)

120,7
114,7
115,0
118.8
131,8
138,3
I32c)

a) Het opbrengstcijfer van 1974 geeft een vertekend beeld omdat ten laste van dat jaar een bedrag
van f. 16 mln. is betaald inzake premie sociale verzekeringen over de jaren 1967 t/m 1974.
Zonder deze premiebetaling zou de opbrengst f. 129 mln. zijn geweest.
b) Acbteraf is gebleken dat het in 1974 betaalde premiebedrag ad. f. 16 mln., f. 2,2 mln. te hoog
was. Dit bedrag is t.g.v. 1975 geboekt en derhalve dient de opbrengst over 1975 gesteld te worden

op f. 115.4 mln.
c) De cijfers 1982 zijn verkregen uit de reele cijfers van 10 loterijen en een schatting van de december-loterij.

een door de Technische Hogeschool in Delft ontwikkeld elektronisch trekkingsapparaat dat (uiteraard) geen geheugen heeft. Elk
lot moet immers in elke trekking weer voortdurend nieuwe kans
krijgen.
De Staatsloterij is organisatorisch een onderdeel van het Ministerie van Financien. De verantwoordelijke bewindsman is de
staatssecretaris van Financien. De directeur der Staatsloterij res-

sorteert onder de thesaurier-generaal. De Directie der Staatsloterij geeft leiding aan het verkoopapparaat dat bestaat uit ongeveer 150 collecteurs en collectrices en ongeveer 850 debitanten.
De collecteurs en collectrices oefenen de lotenverkoop uit als
hoofdmiddel van bestaan, de debitanten verkopen loten als bijverdienste. De groep debitanten bestaat voornamelijk uit winkeliers. Loten kunnen eveneens per postgiro worden besteld. Ongeveer 10% van de loten wordt thans verkocht via de Postcheque- en Girodienst. De Staatsloterij werkt aan de mogelijkheid
om in de nabije toekomst ook per bankgiro loten te verkopen.
1354

Ten aanzien van de omzetcijfers van 1974, 1976 en 1981 moeten enkele kanttekeningen worden gemaakt. In de tweede helft
van 1973 voltrok zich de overgang van 6 naar 11 loterijen per

jaar. Het gevolg daarvan is dat in 1973 8 loterijen werden gehouden. De omzet per loterij bleef het eerste jaar na de overgang vrij-

wel gelijk. Veel spelers hebben kennelijk eerst de bedoeling gehad bij het nieuwe aantal loterijen even intensief te blijven meespelen. Pas aan het einde van 1974 stabiliseerde de belangstelling
zich enigermate. In de zeer hoge jaaromzet van 1974 is uiteraard
deze naijling van de speelintensiteit terug te vinden. In 1976

vierde de Staatsloterij haar 250-jarige bestaan met een jubileumloterij met extra trekking. De omzet van deze loterij lag ver boven het gemiddelde en bracht de jaaromzet van 1976 eveneens
boven de f. 500 mln. Een vergelijkbaar effect ging uit van de viering van de 700ste Staatsloterij in maart 1981 met een feestelijke

extra trekking. Ook de grote maandomzet van maart 1981 bracht

werkers op het hoofdkantoor, door de maandelijkse drukkosten

de jaaromzet in 1981 boven de f. 500 mln.
De groei in de jaaromzet van de Staatsloterij in de periode van
1952 tot 1982 is spectaculair te noemen. De sterkste groei is echter geconcentreerd in de jaren tussen 1964 en 1974 toen in 10
jaar de jaaromzet steeg van f. 37 mln. tot ongeveer f. 500 mln.,
dat wil zeggen met ongeveer 1.300%. De opbrengst voor de algemene middelen steeg in dezelfde jaren nog veel meer en wel van
f. 2,2 mln. tot f. 113 mln., dat wil zeggen met ongeveer 5.000%.
De omzetgroei is gerealiseerd bij slechts gering toenemende apparaatskosten. Het aantal verkooppunten is in die tijd slechts
weinig gestegen, de lotenverkoop is in die periode gestroomlijnd

voor loten, die zich echter richten op de Staatsdrukkerij en -Uitgeverij, en door de publicitaire uitgaven die zich richten op advertenliemedia. De ambtelijke salarissen van de Directie Slaalslolerij en de publicitaire uitgaven zijn veranlwoord in het begrolingshoofdsluk van hel Minislerie van Financien (hoofdsluk
IX b). De publicilaire uitgaven belopen thans een bedrag van

en de verkoopmogelijkheid via de Postgiro is gerealiseerd.
Uit deling van de jaaromzet door het aantal loterijen valt de
gemiddelde omzet per loterij te berekenen. Sterk afgerond bedraagt de omzet per loterij in 1964, dus aan het begin van de
groeiperiode, ongeveer f. 9 mln. en aan het eind ervan in 1974
ongeveer f. 45 mln.: een stijging van 500%. Wel is opvallend dat
het grootste deel van de groei van de omzet per loterij blijkt te
hebben plaatsgevonden in een periode van slechts vijf jaar en wel
tussen 1967 en 1972.
Het ligt voor de hand dat er een relatie bestaat tussen de grote
welvaartsstijging in Nederland in de jaren zestig en zeventig en
de sterke omzetstijging van de Staatsloterij. De afvlakking van de

inkomensgroei in Nederland in de tweede helft van de jaren zeventig gaat gepaard met stabilisatie van de omzet. In de cijfers is
geen bevestiging te vinden voor een theorie dat economische teruggang de speeldrift zou aanwakkeren. Dit kan ook worden beschouwd als een bevestiging van het door regering en parlement
gewenste en van oudsher aanwezige gematigde karakter van de
Staatsloterij.
De grote omzetgroei bij de Staatsloterij is in 1965 begonnen
met de vergroting van het aantal jaarlijkse loterijen van vier tot
zes. Pas in 1967 kon ook de omzet per loterij gaan groeien omdat
toen het wettelijke plafond aan het aantal series werd opgeheven. Opvallend is dat bij de verhoging (nagenoeg een verdubbe-

ling) van het aantal loterijen van zes tot elf loterijen de omzet per
loterij weliswaar enigszins afzwakt, maar toch heel goed op peil
blijft. Daaruit mag met enige voorzichtigheid worden geconcludeerd dat van de spelers die aan elke loterij meededen bij zes loterijen per jaar, zeer velen dit bleven doen na de invoering van
de maandelijkse loterijen. Deze cijfers bevestigen de ook uit
marktonderzoek naar voren komende trouw die de spelers in de

Staatsloterij kenmerkt.
De werkelijke verbreding van het spelerspubliek heeft dus
plaatsgevonden in de vijf jaren tussen 1967 en 1972 en komt tot
uiting in de groei van de omzet per loterij. Deze verbreding zou
in de buurt kunnen liggen van de 500% waarmee het aantal ver-

ongeveer f. 2,5 mln. per jaar.
Ten aanzien van label 2 kan worden vermeld dat de kansspelbelasting wordt geheven van prijzen van meer dan f. 1.000. Het
percentage kansspelbelasting bedroeg tot en met 1972 15, waarna hel verhoogd werd tot 25. De Staatsloterij kent nogal veel
prijzen van f. 1.000 en minder. Het jaarlijkse bedrag dat aan prijzen wordl uitgekeerd is ongeveer f. 350 mln.

Tabel 2. Afdracht aan kansspelbelasting in gld. over de jaren
1964 t/m 1982
Jaar

Bedrag

Jaar

Bedrag

1964
1965
1966
1967
1968
1969
1970
1971
1972

1.542.063
1.349.010
1.744.410
2.104.921
2.843.750
3.813.240
4.334.610
5.344.860
6.626.910

1973
1974
1975
1976
1977
1978
1979
1980
1981
1982

15.682.586
21.126.837
19.698.087
21.004.629
19.473.337
19.439.583
19.807.833
20.262.833
22.127.750
2.9.0
00200

Tabel 3. Het gemiddelde aantal verkopers, de gemiddelde omzetten en gemiddelde bruto inkomens per groep over de jaren
1970 t/m 1982, bedragen in gld.
Aantal verkopers
Jaar

1970
1971
1972
1973
1974
1975
1976
1977
1978
1979
1980
1981
1982

collecteurs/
collectrices
408
405
409
396

debitanten
474

375
333
304

482
504
516
561
575
579

267
229
208
185
168
149

634
696
732
769
795
828

Gemiddelde omzet

Gemiddelde bruto inkomen

collecteurs/
collectrices

debitanten

collecteurs/
collectrices

320.040
382.840
441.895

82,650
106.885
139.350

20.990
24.560
29.800

610.495
796.301
766.790

221.540

32.450
35.390
36.120
39.594

846.895
808.211
805.464
812.873
866.663
933.222
853.367

316.455
313.680
349.800
338.165
346.470
359.736
368.956
405.630
381.409

40.005
41.578
42.988
44.415
46.792
46.101

debitanten
4.680
5.470
6.440
7.991
10.167

10.738
11.842
11.850
12.127
12.631
13.023
13.909
13.879

kochte loten per loterij is gestegen. De groei van de groep belangstellenden is al voor 1967 te situeren. In de jaren zestig is vermoedelijk de belangstelling voor de Staatsloterij reeds veel breder gespreid dan in de gelimiteerde verkoop van Staatsloten tot
uiting kon komen. In die jaren werd de verkoopperiode gekenmerkt door lange rijen wachtenden voor de verkoopkantoren en
vele teleurgestelden.
In de omzetstijging treedt na 1973 een duidelijke stabilisatie in
op een niveau even onder f. 500.000 per jaar. Slechts de jaren
met een bijzondere loterij (het 250-jarig bestaan in 1976 en de
700ste loterij in 1981) komen daar bovenuit. Ervan uitgaande
dat de gehele legale Nederlandse kansspelmarkt ongeveer f. 1

betrouwbare prognoses lalen verwerken. Uil de slabilisatie van
de omzet van de Staalslolerij in de periode van afvlakking van
de inkomensgroei mag worden geconcludeerd dat bij opnieuw
aantrekken van de economische groei de omzel de weg verder

mrd. gulden omvat beweegt het aandeel van de Staatsloterij zich

omhoog zal welen le vinden. Inlussen Iracht de Slaatsloterij ui-

de laatste jaren rond de 50% van deze markt. In welke mate aan
illegale kansspelen wordt deelgenomen is niet bekend.

leraard zijn uitgangsposilie zoveel mogelijk le verslerken. De
vergroling van de kans op een prijs van gemiddeld 1 op 2Va lot
1 op 2 door enkele grote prijzen le verdelen in een grool aanlal
kleine prijzen pasl daarin. Meer aandachl voor de verkoop per
poslgiro en de nieuwe verkoop via de bankgiro zijn voorbeelden
van vermoedelijk succesrijke aanpassingen van de verkoopme-

De economische betekenis van de Staatsloterij

Aan de economische betekenis van de Staatsloterij kunnen

De toekomstige ontwikkeling van de Staatsloterij

Verwachtingen le formuleren voor de loekomstige ontwikkeling van de staalslolerij is geen gemakkelijke opgave. De ervaring

leert dal de elaslicileilen van de kansspelmarkt zich moeilijk tot

Ihode. De venvachling lijkl dan ook gewelligd dal binnenkort de

twee aspecten worden onderscheiden, een macro-economisch en

omzet van de Slaalslolerij zich blijvend boven de f. 500 mln. per

een micro-economisch aspect. Tot het macro-economische aspect kunnen gerekend worden de opbrengst voor de schatkist zo-

jaar zal bewegen.

als in label 1 is vermeld en de afdrachten aan kansspelbelasting

(zie label 2). Het micro-economische aspect wordt voornamelijk
aangegeven door hel in label 3 vermelde inkomen van de lolenverkopers en voorts door de ambtelijke salarissen van de medeESB 22/29-12-1982

L. Rozijn
J. H. Weeda

1355

Auteurs