Ga direct naar de content

De inkomensongelijkheid in de wereld

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 1 1995

De inkomensongelijkheid in de wereld

<

De auteur is
werkzaam bij
het Centrum
voor Ontwikkelingsprogrammering van de Erasmus Universiteit
te Rotterdam.

110

Vroeger hadden economen het een stuk moeilijker.
Het gereedschap voor empirisch onderzoek bestond
hoogstens uit een rekenliniaal, waarmee meestal
zeer gebrekkig cijfermateriaal werd bewerkt. Toen
Simon Kuznets in 1955 zijn vermaarde artikel ‘Economic growth and income inequality’ publiceerde,
erkende hij dat zijn conclusies voor 5% op empirisch materiaal en voor 95% op speculatie en intuTtie berustten. Toch werd het artikel geaccepteerd
door The American Economic Review . In 1971
ontving hij de Nobelprijs.
Kuznets ontwikkelde
een curve die het verband
weergeeft tussen het inkomen per hoofd (x-as) en
de inkomensongelijkheid
(y-as). De curve heeft de
vorm van een omgekeerde
U. Een laag inkomen per
hoofd gaat gepaard met
een kleine ongelijkheid (de meesten zijn immers
arm). De inkomensongelijkheid neemt in eerste
instantie toe als het inkomen per hoofd toeneemt
(niet iedereen draagt in dezelfde mate bij tot, of
profiteert van, stijgende welvaart). Bij een nog verdere stijging van de welvaart neemt de inkomensongelijkheid weer af (de meesten zijn inmiddels ‘rijk’
geworden, inclusief de werkende klasse; dit laatste
is mede afgedwongen door vakbonden).
Kuznets baseerde zijn curve op inkomensgegevens uit de VS, Duitsland en Engeland. Hij wees op
een stijging van de inkomensongelijkheid in deze
landen in de beginfase van de industrialisatie in de
negentiende eeuw en op een doling hiervan in de
twintigste eeuw.
De afgelopen veertig jaar is de Kuznets-curve
voortdurend getest. De curve werd niet alleen getest
op de n-relatie tussen ongelijkheid en inkomen per
hoofd binnen landen (tijdreeksen), maar ook op
deze relatie tussen landen (cross-sectie). De meest
recente test is uitgevoerd door Henri Theil en J.L
Seale jr . Zij hanteren een combinatie van crosssectie-analyse en tijdreeksanalyse. Er warden geen
nominate inkomens per hoofd gebruikt, maar koopkrachtpariteiten. De wereld wordt ingedeeld in regio’s en er wordt gekeken naar de ontwikkeling van
de ongelijkheid tussen landen binnen de regie’s.
Het blijkt dat in de periode 1960-1990 de ongelijkheid tussen rijke landen onderling voortdurend is
gedaald (de rechterkant van de Kuznets-curve) en
dat de ongelijkheid tussen de landen in de regio
Zuidoost-Azie is toegenomen (de linkerkant van de
Kuznets-curve). Sub-Sahara Afrika werd rijker in de
jaren zeventig en armer in de jaren tachtig. De verrijking ging gepaard met een toenemende ongelijkheid en de verarming ging gepaard met een
dalende ongelijkheid en dat is precies wat de
Kuznets-curve voorspelt: in het linkergedeelte eerst
een verschuiving naar rechts en daarna naar links.

Van alle regie’s vertoont alleen de regio Zuidcentraal-Azie geen duidelijke trend in het verloop van
de ongelijkheid. Het gedrag in de andere regie’s is
wederom een bevestiging van de Kuznets-curve.
Echter, voor tijdreeksanalyse van inkomensongelijkheid binnen landen lijkt er eindelijk een kentering
te komen in de onveranderlijkheid van de curve.
Volgens The Economist is de kloof tussen arm en rijk
binnen de rijke landen gedurende de afgelopen
twintig jaar toegenomen3. In de VS en het VK is
de inkomensongelijkheid nu weer terug tot op het
niveau van de jaren dertig. Als belangrijkste oorzaak wordt genoemd de afname van de relatieve
vraag naar ongeschoolde arbeid ten opzichte van
geschoolde arbeid. Deze dalende vraag wordt
veroorzaakt door het gebruik van nieuwe technologieen en door toenemende concurrentie vanuit lagelonenlanden. Een tweede belangrijke oorzaak van
de toegenomen inkomensongelijkheid in de VS is de
opgetreden verandering in de gezinsstructuur. In de
jaren vijftig bestonden de meeste gezinnen nog uit
twee ouders waarvan er een de kostwinner was.
Thans is er een polarisatie ontstaan tussen tweeverdieners enerzijds en werkloze eenoudergezinnen
anderzijds. Van de armste 20% van de gezinnen in
de VS is nu reeds 35% een eenouder gezin, terwijl
de rijkste 20% van de gezinnen wordt gedomineerd
door tweeverdieners.
Mij zijn geen studies bekend over de kwantitatieve gevolgen van een toenemende globalisering van
de wereldeconomie voor de wereldinkomensverdeling, maar verplaatsing van produktie van rijke naar
arme landen moet wel leiden tot een minder scheve
wereldinkomensverdeling. Er is immers sprake van
een impliciete inkomensoverdracht van ongeschoolde arbeiders hier naar ongeschoolde arbeiders
daar. Als we alle 5,5 miljard wereldburgers op een
rij zetten van rijk naar arm en we verdelen deze rij
in tien even grote groepen, dan zitten de Nederlandse ongeschoolde arbeiders in groep 3 en die van
ontwikkelingslanden in groep 6, 7 of 8. Deze inkomens gaan dichter naar het wereldgemiddelde zodat de ongelijkheid in de wereld afneemt. Op wereldschaal wordt de welvaart dan gelijker verdeeld,
maar binnen rijke landen wordt de ongelijkheid
groter.
Historisch gezien is twintig jaar, die The Economist in ogenschouw neemt, natuurlijk niet veel ten
opzichte van de twee eeuwen van Kuznets. De
Kuznets-curve blijft voor lange tijdreeksen geldig,
ook binnen landen. Of krijgt de curve een staartje?
Hans de Kruijk

1. Simon Kuznets, Economic growth and income inequality, The
American Economic Review, 1955, biz. 1-28.
2. H. Theil en J.L. Seale jr., The geographic distribution of world income 1950-1990, De Economist, november 1994, biz. 387-421.
3. For richer, for poorer, The Economist, 5 november 1994, biz.
19-21.

Auteur