De Europese markt voor
elektriciteit: uitstel of afstel?
K.L. van Herwaarden en PJ. Tack*
nlangs is bet voorstel ter liberalisering van de Europese elektriciteitsmarkt voor
herziening teruggestuurd naar de Europese Commissie. De tegenstanders, met
name de elektriciteitsproducenten, werpen zich in dit verband op als verdediger
van de kleinverbmiker en de voorzieningszekerheid en als bestrijder van
bureaucratie. Maar de argumenten tegen een vrije elektriciteitsmarkt zijn niet
steekhoudend. Er is sprake van uitstel, geen afstel.
O
De liberalisering van de Europese energiemarkt per
1 januari 1993 is van de baan. De ontwerp-richtlijnen van de Commissie om de markten voor elektriciteit en gas open te breken werden op 30 november
vorig jaar door de Raad van Ministers naar de Commissie teruggestuurd. Als het aan de Raad ligt moeten de voorstellen worden aangepast, al is het op dit
moment niet precies duidelijk hoe. Voor ingewijden
kwam de afwijzende reactie niet als een verrassing,
want het was al langer duidelijk dat de plannen bij
de meeste lidstaten grote weerstanden opriepen.
Maar is de verwerping ook terecht?
Vorig jaar werd in ESB betoogd dat het liberaliseringsvoorstel van de Commissie ongunstig zou uitpakken voor de gassector1. In dit artikel wordt
bezien of die conclusie ook opgaat voor de elektriciteitssector. Allereerst wordt de ontwerp-richtlijn kort
uiteengezet. Vervolgens wordt ingegaan op een aantal bezwaren die tegen het plan zijn ingebracht. Er
kan worden geconcludeerd dat de argumenten tegen het plan onvoldoende overtuigend zijn.
Het voorstel van de Commissie
In de Europese Gemeenschap is in de afgelopen jaren hard gewerkt aan de voltooiing van de interne
markt per 1 januari 1993. De Commissie meent op
grond van Europese verdragen dat een vrij verkeer
van goederen en diensten ook van toepassing dient
te zijn op de elektriciteitssector. Met name voor het
concurrentievermogen van elektriciteitsintensieve
bedrijfstakken (aluminium, staal en chemie) wordt
dit van belang geacht. Momenteel kunnen zulke bedrijven niet zelf hun elektriciteitsleverancier kiezen,
omdat de produktie, het transport (hoogspanning)
en de distributie (laagspanning) van elektriciteit in
vrijwel alle lidstaten, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, min’of meer gemonopoliseerd is.
In Nederland kunnen eindverbruikers wel zelf hun
leverancier kiezen, maar elektriciteitsopwekking ten
behoeve van de openbare voorziening door particuliere ondernemingen is in ons land all een op kleine
ESB 6-1-1993
schaal toegestaan. Volgens de Commissie leidt het
monopoliekarakter van de Europese elektriciteitssector niet alleen tot inefficiency, maar ook tot concurrentievervalsing tussen grote stroomafnemers, omdat de elektriciteitstarieven in de lidstaten sterk
uiteenlopen. Om aan die situatie een einde te maken lanceerde de Commissie begin 1992 een ontwerp-richtlijn2, met als belangrijkste punten:
• introductie van een niet-discriminerend vergunningensysteem, waarin bestaande en potentiele
aanbieders gelijke kansen krijgen om elektriciteit te
produceren en transportlijnen te construeren. Hierdoor wordt concurrentie mogelijk in produktie en
transport. Bij de toekenning van vergunningen voor
produktie-eenheden kunnen lidstaten voorwaarden
hanteren inzake de brandstofinzet en de ondersteuning van alternatieve produktievormen (warmte/krachtkoppeling, windmolens, afvalverbranding).
Ook aan de opstelling van transportlijnen kunnen
nadere voorwaarden worden verbonden;
• ‘beperkte unbundling’ van verticaal ge’integreerde elektriciteitsbedrijven, zodat er afzonderlijke divisies ontstaan voor de functies produktie,
transport en distributie. Volgens de Commissie hoeven eigendomsverhoudingen hierdoor niet te worden aangetast. Het is voldoende als de afzonderlijke
divisies onafhankelijk van elkaar kunnen opereren
en eigen resultatenrekeningen publiceren. In de Nederlandse elektriciteitssector is een enigszins vergelijkbare maar minder vergaande vorm van ontkoppeling reeds enkele jaren geleden doorgevoerd3.
Beperkte ontkoppeling is volgens de Commissie
* Beide auteurs zijn werkzaam aan de Vrije Universiteit te
Amsterdam. Met dank aan W.N. Kip en twee anonieme lezers voor kritiek op een eerdere versie van dit artikel.
1. PJ. van Reeuwijk, De liberalisering van de Europese gasmarkt, ESB, 29 januari 1992.
2. Com (91) 548, Brussel, 21 februari 1992.
3. De distributiesector werd in 1989 losgemaakt van de
overige twee, maar produktie en transport zijn in ons land
nauw met elkaar verbonden gebleven.
een noodzakelijke (en voldoende) voorwaarde voor
het welslagen van het derde punt;
• ‘third party access’ (TPA): het recht voor zeer
grote elektriciteitsafnemers (waaronder ook distributiebedrijven) om tegen een op kosten gebaseerde
vergoeding gebruik te maken van bestaande transport- en distributienetten, voor zover daarop nog
voldoende doorvoercapaciteit beschikbaar is. Hiermee wordt bereikt dat grote afnemers zelf hun
stroomproducent kunnen kiezen, hetzij in het eigen
land, hetzij in een andere lidstaat. Daarom be-
zijn door veel lidstaten overgenomen . Hier volgen
de gehanteerde argumenten en zal worden bezien
of deze hout snijden.
Benadeling kleinverbruikers
TPA voor grote afnemers zal leiden tot benadeling
van kleinverbruikers. Dit effect zou zich voordoen
in ge’integreerde elektriciteitsbedrijven. Door TPA
worden de distributiedivisies van zulke bedrijven gedwongen grote afnemers flinke tariefconcessies te
verlenen, om te voorkomen dat deze hun elektrici-
schouwt de Commissie TPA als een essentieel sluitstuk van de ontwerp-richtlijn. Voor het goed functioneren van TPA is het noodzakelijk dat er in ieder
land netwerkbeheerders worden aangesteld, die verantwoordelijk zijn voor de exploitatie en verdere
ontwikkeling van transport- en distributienetten. In
teit voortaan bij een vreemde producent gaan inko-
de meeste gevallen zullen de transport- en distributiedivisies van bestaande elektriciteitsbedrijven deze
functie kunnen vervullen, mils deze divisies onaf-
worden afgewenteld op de kleinverbruikers.
hankelijk optreden van de produktiedivisie (zie
tweede punt). In de ontwerp-richtlijn zijn regels geformuleerd waaraan de netwerkbeheerder zich
perkte ontkoppeling niet in staat zal zijn om echt
pen. Het verlies van een grote klant zou bij de ‘eigen’ produktiedivisie kunnen leiden tot forse opbrengstderving. De tariefconcessies aan grootver-
bruikers die met TPA dreigen, nodig om zo’n inkomstenverlies te vermijden, zullen volgens Eurelectric
Eurelectric verwacht kennelijk dat een distribu-
tiedivisie van een gei’ntegreerd bedrijf ondanks bemet zijn eigen produktiedivisie over de inkooptarieven te onderhandelen. Als dit een probleem is, dan
dient te houden. Deze regels hebben onder andere
is de oplossing daarvoor niet het tegengaan van
betrekking op informatieverschaffing, de afhande-
TPA, maar volledige ontkoppeling. De belangen van
kleinverbruikers worden het effectiefst behartigd als
ling van verzoeken om toegang te krijgen tot het netwerk en de financiele afwikkeling van netwerkgebruik. Discriminatie tussen potentiele gebruikers is
niet toegestaan.
De Commissie gaat ervan uit dat de voorgestelde
maatregelen zullen leiden tot belangrijke kostenbesparingen, zonder nadelige gevolgen voor de kwaliteit van de dienstverlening, de leveringszekerheid
de distributiebedrijven volkomen vrij zijn in het kiezen van en onderhandelen met hun elektriciteitsleverancier. Maar daar voelen de bestaande stroomproducenten uiteraard niets voor.
Ontmoediging investeringen
Door TPA zou constructie van nieuwe produktieeenheden en transportlijnen worden ontmoedigd.
en het milieu. Vooralsnog ontbreken evenwel de em-
In een systeem zonder TPA beschikken elektriciteits-
pirische bewijzen voor de geclaimde positieve effecten. Het voorstel van de Commissie vertoont belangrijke parallellen met de recente reorganisatie van de
producenten automatisch over een vast afzetgebied.
elektriciteitssector in het VK. De tarieven zijn daar
worden ze gedwongen tot een voorzichtiger investe-
Bij de introductie van TPA raken ze die zekerheid
kwijt, waardoor het afzetrisico toeneemt. Hierdoor
sindsdien echter niet gedaald, maar juist fors geste-
ringsbeleid, wat op lange termijn zou kunnen leiden
gen. Over de vraag of dat een gevolg is van de nieu-
tot capaciteitstekorten, en dus tot een lagere be-
we structuur zijn de meningen verdeeld, maar de
trouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening.
stijging als zodanig is natuurlijk niet bevorderlijk geweest voor de acceptatie van de ontwerp-richtlijn.
Het hete hangijzer: TPA
De readies op de ontwerp-richtlijn zijn zeer gemengd geweest. De meeste lidstaat-regeringen heb-
ben het plan met grote scepsis ontvangen. Daarbij
dient te worden bedacht dat deze reactie bij sommige landen, waaronder Nederland, mede is ingegeven door nationale belangen in de gassector. Alleen
het VK en Portugal hebben het voorstel verwelkomd. Grote afnemers (waaronder EnergieNed, de
vereniging van Nederlandse distributiebedrijven)
hebben zich eveneens gematigd positief over het
plan uitgelaten. Eurelectric, de vereniging van Europese produktiebedrijven, waaronder ook de NV
SEP, is echter fel tegen.
Ook bij dit argument vallen kanttekeningen te
maken. Een redelijke mate van afzetzekerheid is
ook in een systeem met TPA wel degelijk realiseerbaar. Een producent kan voor nieuw produktievermogen immers lange-termijncontracten sluiten met
zijn belangrijkste afnemers. Bovendien werkt TPA in
twee richtingen. Niet alleen afnemers krijgen toegang tot leveranciers buiten hun eigen land of regio,
ook producenten krijgen toegang tot nieuwe afzet-
gebieden. TPA creeert niet alleen bedreigingen,
maar ook nieuwe kansen. Dat blijkt ook in het VK,
waar de investeringen in nieuwe centrales sinds de
invoering van TPA zeker niet zijn afgenomen.
Maar zelfs als de investeringen wel zouden teruglopen hoeft dat nog niet per se ongewenst te zijn.
Een kleinere reservecapaciteit van produktiemiddelen leidt in beginsel tot een lagere voorzieningsze-
kerheid bij afnemers. Elektriciteitsproducenten zijn
de produktiesfeer (maatregel 1), maar ontkoppeling
er altijd als eerste bij om op dat gevaar te wijzen. Afnemers zijn echter niet alleen ge’interesseerd in een
van produktie, transport en distributie (maatregel 2)
en vooral TPA (maatregel 3) zijn voor haar onbespreekbaar. De bezwaren van Eurelectric tegen TPA
4. Statement of the continental members of Eurelectric relative to the internal electricity market, Brussel, 18 mei 1992.
Eurelectric verzet zich niet tegen concurrentie in
hoge voorzieningszekerheid, maar ook in een gunstige verhouding tussen voorzieningszekerheid en
de kosten daarvan (in de vorm van reservecapaci-
teit). In een systeem met TPA zijn het niet de produ-
ligheid. Wanneer het programma eerder aan een
markttoets was onderworpen, zou het waarschijnlijk
nooit zover gekomen zijn. Elders in de westerse wereld zijn de nucleaire programma’s weliswaar suc-
centen die uitmaken welke verhouding het gun-
cesvoller geweest, maar toch zijn er in de meeste
stigst is, maar producenten en afnemers gezamen-
westerse landen al geruime tijd vrijwel geen nieuwe
lijk. De gewenste voorzieningszekerheid kan daarbij
kerncentrales meer gebouwd. Zolang de veiligheids-
zonodig contractueel worden vastgelegd. Het is
aspecten betwist blijven, liggen nieuwe investerin-
moeilijk in te zien wat daarop tegen is.
Volgens Eurelectric zal TPA ook nadelig uitwerken op de bereidheid om te investeren in nieuwe
gen in kernenergie niet erg voor de hand. In de toekomst kan dat wellicht veranderen, maar dan zijn
ook in een systeem met TPA de risico’s voor particu-
transportlijnen, bij voorbeeld extra koppelverbindin-
liere producenten beter te overzien.
gen tussen lidstaten. Wie wil er nu investeren in
zo’n verbinding, als die op verzoek ook aan andere
gebruikers ter beschikking moet worden gesteld,
vraagt Eurelectric zich af.
Geintegreerde elektriciteitsbedrijven in landen
met inefficiente centrales voelen uiteraard weinig
Voorlopig zijn er echter aantrekkelijker alternatieven beschikbaar. In de VS en in Nederland zijn in
de afgelopen tien jaar goede ervaringen opgedaan
met particuliere, merendeels kleinschalige opwekkingsprojecten, zoals warmte/krachtkoppeling.
Deze energie- en milieuvriendelijke installaties heb-
voor het aanleggen van verbindingen met efficiente-
ben een laag brandstofprijsrisico, waardoor ze een
goede bijdrage kunnen leveren aan het diversificatiebeleid. De snelle opkomst van deze nieuwe tech-
re buurlanden, wanneer ze door TPA de kans lopen
een deel van hun klandizie te verliezen. Maar netwerkbeheerders, mils werkelijk onafhankelijk, den-
nieken werd gestimuleerd door voorschriften die
ken daar natuurlijk anders over. Dank zij TPA wordt
een aantrekkelijke ‘terugleververgoeding’ voor klein-
de exploitatie van zulke verbindingen juist haalbaar.
schalig opgewekte elektriciteit moesten garanderen.
In het voorstel van de Commissie blijven soortgelijke steunmaatregelen mogelijk. TPA doet aan de toe-
Ondermijning diversificatiebeleid
Door TPA zouden grootschalige en kapitaalintensie-
passingsmogelijkheden voor deze nieuwe alternatieven geen afbreuk.
ve produktietechnieken te riskant worden. Dit zou
leiden tot ondermijning van het brandstof-diversificatiebeleid. Eurelectric wijst hierbij op de recente
ontwikkeling in Groot-Brittannie, waar steenkool en
uranium traditioneel de belangrijke brandstoffen waren. Sinds de reorganisatie wordt in het VK voorna-
nen van deze voorwaarde. Maar Eurelectric is, in
melijk ge’investeerd in relatief kleinschalige en goed-
het kader van de discussie over TPA althans, kenne-
kope aardgascentrales. Volgens Eurelectric brengt
lijk nog niet zover.
Grootschaligheid is geen technische voorwaarde
meer bij de opwekking van elektriciteit, ook niet als
brandstofdiversificatie een doelstelling is. Er is geen
reden om rouwig of bezorgd te zijn over het verdwij-
dit op lange termijn grote risico’s met zich mee, omdat de gasprijs, die sinds 1985 relatief laag is, in de
Bureaucratisering
toekomst weer aanzienlijk kan stijgen.
TPA vereist intensief toezicht op het netwerkbeheer.
Dit leidt tot extra bureaucratic.
Klopt. Voor het goed functioneren van TPA zijn niet
alleen spelregels nodig, maar ook een scheidsrech-
De kans dat zoiets op langere termijn gebeurt is
ongetwijfeld aanwezig. Maar dat betekent nog niet
dat de huidige trend in het VK ongewenst is, inte-
gendeel. Ook buiten het VK wordt aardgas weer als
een aantrekkelijke brandstof gezien, en niet alleen
vanwege de huidige prijs of de lage investeringskosten van gaseenheden. Aardgas is een relatief schone
brandstof, met een hoger thermisch rendement en
een veel lagere CO2-emissie per kWh dan steenkool, en de winbare voorraden nemen nog ieder
jaar toe. Gascentrales hebben bovendien korte
bouwtijden en ze zijn relatief klein. Produktiecapaci-
teit kan daardoor in kleine stapjes worden uitgebreid, zodat alert maar ook beheerst kan worden
ingespeeld op veranderingen in de vraag, zonder
onafwendbare capaciteitsoverschotten als de ver-
wachte verbruiksstijgingen niet uitkomen. Deze
voordelen staan geheel los van het TPA-vraagstuk.
Het valt niet te ontkennen dat de perspectieven
voor de Britse kernenergie door de reorganisatie
abrupt zijn verslechterd. Particuliere investeerders
bleken niet bereid om geld in deze opwektechniek
te steken. Kortzichtigheid van de markt? Dat zou
ter. Als een eigenaar/beheerder van een transportleiding aangeeft geen capaciteit meer beschikbaar te
hebben voor het vervoer van andermans elektriciteit, dan moet dat geverifieerd (kunnen) worden, anders kan TPA wel erg makkelijk worden gesaboteerd. Om dezelfde reden is op de berekening van
de gevraagde vergoeding voor TPA eveneens toezicht nodig. Dat de bestrijding van concurrentiebelemmerend gedrag door sommige marktpartijen toezicht, en dus kosten, met zich meebrengt is niets
bijzonders. In tal van andere bedrijfstakken wordt
dat als vanzelfsprekend aanvaard.
Ook andere transactiekosten kunnen bij TPA
hoger uitvallen. Aan het zoeken naar en onderhandelen met een nieuwe leverancier (of afnemer) zijn
kosten verbonden. Maar dat is geen goed argument
tegen TPA. Wie de moeite niet wil nemen, maakt
van de mogelijkheid geen gebruik, en heeft dus niet
de bijbehorende kosten. ‘Shopping around’ is een
optie, geen plicht.
een boude bewering zijn. Het Britse kernenergieprogramma staat bekend als een schoolvoorb’eeld van
hoe het niet moet: lange bouwtijden, hoge kosten,
TPA zonder harmonisatie van technische voorschrif-
grote onzekerheden, ook op het gebied van de vei-
ten, milieu-eisen e.d. leidt tot concurrentieverval-
ESB 6-1-1993
Concurrentievervalsing
sing tussen elektriciteitsproducenten. Producenten
in landen met strenge regels worden met hogere
kosten geconfronteerd, en zullen dus meer last on-
dervinden van TPA dan hun concurrenten elders.
Inderdaad, maar is dat een argument tegen TPA,
of een argument voor snelle harmonisatie?
Eurelectric probeert eigenlijk vooral aan te tonen
dat centrale planning door de bestaande elektriciteitsproducenten optimaal is, gezien de ‘speciale karakteristiek’ van de sector. Bij introductie van TPA
wordt de afstemming tussen vraag en aanbod grotendeels door de markt overgenomen, en dat zou
tot ongewenste uitkomsten leiden. Eurelectric werpt
zich in dit verband op als de verdediger van de
kleinverbruiker, de voorzieningszekerheid, het
brandstofdiversificatiebeleid en de strijd tegen bureaucratic. Maar haar argumenten tegen TPA zijn
nogal selectief, en sommige van de gehanteerde redeneringen zijn om te draaien. Verwonderlijk is dat
allemaal niet. De meeste leden van Eurelectric hebben van TPA heel wat te vrezen. Gedwongen splitsing van verticaal gei’ntegreerde bedrijven last hun
macht aan. Door TPA raken ze hun grip kwijt op het
lange termijn planningsproces. En voor sommigen
dat het saneringsproces in zulke elektriciteitsbedrijven trager zal verlopen in een systeem zonder TPA
dan in een systeem waarin vrij verkeer van elektriciteit wel mogelijk is. En dat lijkt ook tamelijk aanne-
melijk. Een inefficient elektriciteitsbedrijf dat niet
bedreigd wordt door TPA kan zijn te hoge kosten immers gemakkelijk afwentelen op de eigen afnemers,
en ondervindt dus geen sterke prikkel om inefficiente centrales die nog niet zijn afgeschreven vervroegd buiten gebruik te stellen.
Volgens de Commissie is een langzaam saneringsproces vooral bezwaarlijk voor grote afnemers
wier concurrentievermogen mede afhangt van hun
stroomtarief. Elektriciteitsintensieve ondernemingen
die gevestigd zijn in een dure lidstaat kunnen hun
positie in een systeem met alleen competitive bidding op korte termijn niet of nauwelijks verbeteren.
Wanneer ze hun elektriciteit niet in een goedkopere
lidstaat mogen kopen krijgt het prijsmechanisme in
de eindverbruikersmarkt geen kans, en blijven de
bestaande prijsverschillen tussen lidstaten langer gehandhaafd. De Commissie acht dat niet wenselijk.
Gezien de taak die de Commissie uit hoofde van de
interne-marktdoelstellingen en de Europese verdragen heeft meegekregen is dat logisch.
staat er zelfs een regelrecht saneringsproces voor de
deur (zie hierna). Dat doet pijn. Daarom hebben de
leden van Eurelectric er hoe dan ook belang bij om
aan te tonen dat de afnemers met TPA uiteindelijk
slechter af zijn.
Is TPA onmisbaar?
Maar zijn de argumenten van de Commissie voor
TPA (in combinatie met ontkoppeling) dan wel overtuigend? Volgens de Commissie is opheffing van monopolies in de produktie (maatregel 1) als zodanig
nog niet voldoende om echte concurrentie in de opwekking van elektriciteit tot stand te brengen. Zonder TPA is concurrentie in de produktie alleen mogelijk op basis van het in de VS ontwikkelde en door
Eurelectric aangeprezen ‘competitive bidding’. Bij
competitive bidding bepaalt het – doorgaans gei’ntegreerde — elektriciteitsbedrijf hoeveel produktiecapaciteit noodzakelijk is om aan de vraag van afnemers
te kunnen voldoen. Wanneer het elektriciteitsbedrijf
een tekort voorziet, dan stelt het een concreet plan
op om het probleem op te lossen. Daarnaast krijgen
echter ook andere bedrijven de kans om zo’n plan
te maken. Wie het beste totaalpakket aanbiedt – in
termen van kosten, betrouwbaarheid, brandstofdiversificatie en milieubelasting — mag de investering
en exploitatie voor zijn rekening nemen.
Volgens de Commissie is deze op zich veelbelovende aanpak echter niet toereikend, omdat nieuwe
aanbieders slechts toegang krijgen tot het afzetgebied van een elektriciteitsbedrijf. Daardoor zouden
veel potentieel aantrekkelijke projecten niet van de
grond kunnen komen, te meer omdat nieuwe aanbieders pas aan de slag kunnen als ze een uitnodiging ontvangen om een bod uit te brengen . Met
name inefficiente elektriciteitsbedrijven met voldoende produktiecapaciteit zouden op die manier
te weinig onder druk worden gezet. Zonder het met
zoveel woorden te zeggen verwacht de Commissie
Conclusie
De argumenten tegen de ontwerp-richtlijn voor de
Europese elektriciteitsmarkt zijn niet overtuigend.
Op sommige details is misschien kritiek mogelijk,
maar third party access, het grote twistpunt, lijkt wel
degelijk een verdedigbare aanvulling op de introductie van concurrentie in de elektriciteitsopwekking. Het zal van de bestaande produktiebedrijven
veel aanpassingsvermogen vergen, maar dat is geen
doorslaggevend bezwaar, integendeel, daar is de
hele liberaliseringsoperatie mede om begonnen.
Met de recente afwijzing van het voorstel door
de Raad van Ministers lijken tegenstanders zoals
Eurelectric voorlopig in het gelijk gesteld. Dit uitstel
zal echter waarschijnlijk geen afstel betekenen. Een
vrije Europese markt voor elektriciteit lijkt op langere termijn onafwendbaar, zelfs wanneer de Commissie vanaf heden weinig actie meer zou ondernemen.
Zonodig zorgen de belanghebbende afnemers en
nieuwe aanbieders er zelf wel voor. Met de Europese verdragen in de hand eisen ze nu hun rechten al
op bij het Europese Hof. De argumenten waarmee
de traditionele uitzonderingspositie van de sector
werd verdedigd hebben hun kracht verloren. Ook
in de elektriciteitssector is de geest van liberalisering uit de fles.
Karel van Herwaarden
Peter Tack
5. Hoewel Eurelectric anders suggereert wordt dit bezwaar
ook in de VS onderkend. De federate regering heeft tot nu
toe nog geen concrete maatregelen voorgesteld, omdat
TPA ook bij Amerikaanse elektriciteitsbedrijven zeer gevoelig ligt. Zie onder andere J. Summerton en T.K. Bradshaw,
Towards a dispersed electrical system, Energy Policy,
januari/februari 1991; S. Thomas, Some lessons still to
learn?, Power in Europe, 15 augustus 1991.