De eigen boontjes
Aute ur(s ):
Hoogervorst, H. (auteur)
De auteur is financieel woordvoerder van de VVD-fractie in de Tweede Kamer
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4107, pagina 415, 21 mei 1997 (datum)
Rubrie k :
Reactie
Tre fw oord(e n):
eu, emu, financiële, markten
Volgens Arnold is er een weeffout in het Verdrag van Maastricht geslopen door de ECB niet verantwoordelijk te maken voor het
toezicht op het bankwezen. Daaraan kleven naar zijn mening twee hoofdbezwaren. Ten eerste zullen nationale toezichtsautoriteiten
geneigd zijn problemen in hun nationale bankwezen te bagatelliseren en de rekening bij het Europese collectief neer te leggen. Omdat
de ECB geen toezichtsbevoegdheden heeft, zal zij makkelijk zijn te misleiden en mogelijk als ‘lender of last resort’ met de onbetaalde
rekening blijven zitten. Het tweede bezwaar van Arnold is dat politieke invloed van nationale overheden op het bankwezen tot
inefficiency en concurrentievervalsing kan leiden.
De zorg van Arnold over de te grote bemoeienis van nationale overheden op het bankwezen is wat sommige lidstaten betreft zonder meer
terecht. Frankrijk kampt nu nog met de naweeën van de nationalisering van het bankwezen door François Mitterand. Ondoelmatigheid,
vriendjespolitiek en corruptie hebben onder meer Credit Lyonais geruïneerd. Volgens schattingen van het weekblad L’Expresse zou de
Franse financiële wereld nog een onbetaalde rekening van ruim vijftig miljard gulden boven het hoofd hangen.
De vraag is wie die rekening uiteindelijk betaalt. Hebben de Franse banken met de politieke aansturing van de kredietverlening aan
concurrentievervalsing gedaan, zoals Arnold suggereert? Ongetwijfeld hebben buitenlandse banken nauwelijks toegang gekregen tot de
gesloten Franse markt. Maar uiteindelijk is het juist de concurrentiepositie van het Franse bankwezen die dramatisch is geschaad. Terwijl
de Nederlandse banken zich op dit moment met hun gezonde vermogenspositie sterk kunnen maken voor de Europese concurrentieslag,
veegt het Franse bankwezen slechts de scherven bijeen. Het kwaad heeft dus zichzelf gestraft. Ik denk dat nog maar weinig bankiers in
Frankrijk van mening zijn dat staatsinterventionisme tot concurrentievoordelen leidt. Mijn vermoeden is dan ook dat ook zonder een
centrale, toezichthoudende taak van de ECB het staatsinterventionisme in het Europese bankwezen op zijn retour is.
Arnold’s redenering dat de afwezigheid van gecentraliseerd banktoezicht in de EMU niet te rijmen valt met een eventuele rol van de
Europese Centrale Bank als ‘lender of last resort’ vind ik van groter belang. Mocht de ECB als ‘lender of last resort’ gaan opereren, is de
kans inderdaad reëel dat de prijs van falend nationaal toezicht op het bordje van de ECB wordt gedumpt, zonder dat zij voldoende greep
heeft op dat nationale toezicht. En Arnold heeft helaas ook gelijk wanneer hij stelt dat het Verdrag van Maastricht over deze kwestie
onduidelijk is. Weliswaar is er een heldere ‘no bail-out’ clausule die de ECB verbiedt aan overheden krediet te verstrekken, maar het
Verdrag verbiedt de ECB niet expliciet kredieten te verstrekken aan banken die in ernstige financiële problemen zijn geraakt. Het gevaar is
dus reëel dat de ECB wordt blootgesteld aan zware politieke druk om grote banken via ruime kredietverlening boven water te houden.
Moet het antwoord op dit gevaar zijn het toezicht op het kredietwezen in de handen van de ECB te centraliseren, zoals Arnold voorstelt?
Op de kortere termijn lijkt me dat niet de aangewezen weg. Het is namelijk de vraag of de ECB vanuit Frankfurt de rol van centrale
toezichthouder in de Europese Unie zou kunnen waarmaken. De afstanden in Europa zijn immers nog groot, niet alleen geografisch, maar
ook qua politieke en financiële cultuur. De controle van de ECB zou in de praktijk waarschijnlijk toch sterk afhankelijk blijven van de
nationale toezichthouders. Tegelijkertijd zou de officiele opwaardering van de rol van de ECB het zeer verleidelijk maken de
verantwoordelijkheid voor falend toezicht geheel op ‘Europa’ af te wentelen. Wat is aanlokkelijker dan de morele (en financiële) schuld
van onverantwoord handelen van nationale banken neer te leggen bij een anonieme Europese instelling? Er zou een asymmetrie kunnen
ontstaan tussen een zwak effectief gezag van de ECB en een sterk ontwikkeld afwentelingsgedrag van de lidstaten richting Frankfurt. In
deze omstandigheden is intensivering van het huidige internationale harmonisatiebeleid vooralsnog te prefereren boven geforceerde
centralisatie van toezicht.
Wat moet er dan wel gebeuren? Naar mijn mening moet de toekomstige ECB duidelijk maken dat zij niet van plan is als ‘lender of last
resort’ voor individuele banken op te treden. Ik heb overigens begrepen dat dit de meest waarschijnlijke positie is, aangezien in het
Europees Monetair Instituut een meerderheid van mening is dat de ECB deze rol niet mag spelen. In de naaste toekomst zullen dus de
nationale centrale banken als kredietverstrekker van semi-gefailleerde staatsbanken moeten blijven dienen en dat is maar beter zo. Maar
Arnold heeft absoluut gelijk dat dit niet duidelijk in het Verdrag van Maastricht is vastgelegd en daarom is er reden voor de politiek om
ter zake zeer waakzaam te zijn. Daartoe heeft Arnold’s artikel in het geval van de VVD-fractie bijgedragen. Wij zullen naar een goed
moment zoeken om dit (helaas niet enige) kwetsbare punt in het Verdrag van Maastricht in de naaste toekomst aan de orde te stellen.
Zie ook: Het vergeten stabiliteitspact van I.J.M. Arnold
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )