Ga direct naar de content

De perceptie van inflatie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 21 1997

De perceptie van inflatie
Aute ur(s ):
Groeneveld, J.M. (auteur)
De auteur is werkzaam op de afdeling Monetair en economisch b eleid van De Nederlandsche Bank.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4107, pagina 410, 21 mei 1997 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
monetaire, economie, uit, de, vakliteratuur

De meeste centrale banken in geïndustrialiseerde landen richten zich al enige tijd primair op het bereiken en handhaven van
prijsstabiliteit, veelal gedefinieerd als een inflatiepercentage tussen 0 en 2. In de economische professie is het gemeengoed dat inflatie
een efficiënte allocatie van middelen in de economie verstoort en een ongerichte, niet democratisch gesanctioneerde herverdeling van
inkomens en vermogens teweegbrengt. Recentelijk heeft Shiller drie enquêtes uitgevoerd om te onderzoeken wat ‘gewone burgers’ nu
als de feitelijke oorzaak van inflatie zien en welke problemen inflatie in hun ogen veroorzaakt 1. Questionnaire A bevat open vragen
die respondenten in de Verenigde Staten in enkele zinnen moeten beantwoorden. In questionnaire B worden meerkeuzenvragen over
de basisconcepten en theorieen over inflatie gesteld. Deze vragenlijst is aan een a-selecte groep Amerikanen voorgelegd.
Questionnaire C biedt de mogelijkheid om intergenerationele en internationale verschillen in de percepties omtrent inflatie in kaart
te brengen en is in de VS, Duitsland en Brazilië uitgevoerd.
Uit questionnaire A blijkt dat de geïnterviewden niet duidelijk voor ogen hebben waardoor inflatie nu precies wordt veroorzaakt en
waarom inflatie optreedt. Wel wordt inflatie dikwijls geassocieerd met afkeurenswaardig gedrag (hebzucht) van andere economische
subjecten. Ook de antwoorden op de hypothetische vraag wat er met hun inkomens zou zijn gebeurd als er meer inflatie was geweest zijn
verrassend. Mensen realiseren zich nauwelijks dat gezinsinkomens zich doorgaans – vertraagd – aan inflatie aanpassen. In hun optiek
erodeert inflatie per definitie de reële koopkracht. Burgers blijken dan ook vaak een stijging van hun nominale inkomen aan eigen
inspanningen toe te schrijven.
De antwoorden uit de questionnaires B en C bevestigen het grote belang dat het publiek aan een lage en stabiele inflatie hecht. Wel zijn
Duitsers het vaker eens met de bewering dat ”The control of inflation is one of the most important missions of US (German, Brazilian)
economic policy” dan Amerikanen en Brazilianen. Bovendien onderschrijven oudere respondenten deze stelling vaker dan jongeren. Ook
is onderzocht of mensen hoge inflatie acceptabel vinden als dit noodzakelijk zou zijn om werkloosheid terug te dringen. De
geïnterviewden antwoorden meestal dat zij een lage inflatie prefereren, zelfs als dit zou betekenen dat miljoenen mensen zonder baan
zouden zitten. Brazilianen geven even vaak de voorkeur aan een lage inflatie en hoge werkloosheid als aan een omgekeerde constellatie.
Questionnaire B toont aan dat Amerikaanse economisten genuanceerder over inflatie denken dan het Amerikaanse publiek. Op de vraag
”Do you agree that preventing high inflation is an important national priority, as important as preventing drug abuse or preventing
deterioration in the quality of our schools?”, antwoordt meer dan 50% van het Amerikaanse publiek volmondig ja, tegen 18% van de
economisten. Ook de beleving van inflatie is verschillend. Economisten zijn vooral bezorgd over het achterliggende proces van inflatie
en de fricties die dit in het economische verkeer oproept. Het Amerikaanse publiek zegt daarentegen dat inflatie de reële koopkracht
uitholt en mensen armer maakt.
Waarom denken burgers nu eigenlijk dat inflatie hun levensstandaard aantast? Deze perceptie vloeit mogelijkerwijs voort uit de
waarneming dat een sterk inflatoir klimaat in de recente historie vooraf is gegaan aan een zware economische recessie. Hierdoor wordt de
inflatie als veroorzaker van de economische problemen gezien, terwijl de prijsstijgingen in werkelijkheid het gevolg van andere factoren
zijn. De oliecrises van 1973 en 1979 zijn in dit verband goede voorbeelden. De fikse olieprijsstijgingen leidden tot een enorme inflatie èn
tot wereldwijde conjuncturele inzinkingen. Mensen zijn geneigd om niet deze olieprijschokken maar de daaruit voortvloeiende inflatie als
boosdoener van deze recessies aan te wijzen.
In de perceptie van het publiek kleven nog vele andere negatieve kanten aan een hoge inflatie. Hierbij worden psychologische en morele
effecten, consequenties voor de politieke stabiliteit alsmede het krenken van de nationale trots vaak genoemd. Zo is een derde van de
Duitse en de helft van de Amerikaanse geïnterviewden het roerend eens met de stelling ”When a country has too high an inflation rate,
society loses its cohesion and feeling for the common good”. Van de geënquêteerde Brazilianen is een kwart het volledig met deze
bewering eens. Dit laatste weerspiegelt mogelijk dat de Braziliaanse samenleving niet dramatisch is ontwricht door de hoge inflatiecijfers
over een reeks van decennia of dat er na verloop van tijd een zekere gewenning aan hoge inflatie optreedt. Overigens springen vooral de
intergenerationele verschillen in de reacties op deze stelling in het oog. Het leeuwendeel van de oudere geïnterviewden onderschrijft
deze bewering. Voor jongeren worden voor de VS en Duitsland veel lagere percentages (31 resp. 19) genoteerd. De antwoorden op de
stelling dat een zeer hoge inflatie economische en politieke chaos tot gevolg kan hebben, leveren hetzelfde intergenerationele beeld op.
Samenvattend is het niet alleen vanuit analytisch oogpunt interessant om inzicht te hebben in de in een maatschappij levende visies
omtrent inflatie. Uit de enquêtes kan bijvoorbeeld worden geconcludeerd dat in de westerse wereld de komende decennia een stabiele,
lage inflatie niet automatisch is gegarandeerd. Immers, jongeren in de VS en Duitsland staan toleranter tegenover inflatie dan ouderen.

Hier ligt een schone taak voor monetaire beleidsmakers om de kosten van inflatie duidelijk voor het voetlicht te blijven brengen

1 R.J. Shiller, Why do people dislike inflation?, National Bureau of Economic Research, working paper nr. 5539, 1996.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur