De baten van bankfusies
Aute ur(s ):
Scholtens, L.J.R. (auteur)
Bert Scholtens is verb onden aan de Universiteit van Amsterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4150, pagina 363, 1 mei 1998 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
uit, de, vakliteratuur, bank-, verzekeringsw ezen
Het Nederlandse financiële landschap is het afgelopen decennium ingrijpend gewijzigd. Was het in het begin van de jaren tachtig nog
een overzichtelijke polder met duidelijk van elkaar te onderscheiden typen financiële instellingen, heden ten dage is het veeleer een
berglandschap met torenhoog oprijzende financiële reuzen die in hun duistere spelonken tal van financiële diensten produceren: de
financiële conglomeraten. De vorming van de interne Europese markt in 1992 lijkt een belangrijke drijfveer geweest te zijn en de
liberalisering van het beleid ten aanzien van de financiële marktstructuur door de financiële toezichthouders maakte de megafusies
mogelijk. Bij de aankondiging van al deze fusies werd de mogelijkheid van sterke kostenreducties op de voorgrond geplaatst. De
financiële conglomeraten beloofden deze reducties ten goede te laten komen aan het publiek, een belofte die ook gedaan werd door de
Europese Commissie met haar project The cost of non-Europe.
De belofte werd niet gestand gedaan. Waarom niet? figuur 1 toont de ontwikkeling van de kosten van de Nederlandse banken in de
hoogtijdagen van de financiële fusies (1990-1995). figuur 1 maakt duidelijk dat de kosten van het bankwezen zeker niet afnemen. figuur 2
toont de verhouding van de kosten en de baten van het Nederlandse bankwezen in dezelfde periode. Deze verhouding geeft een
duidelijke daling te zien: de kosten lopen terug van zo’n 80% van de baten naar ruim 72%. Dat wil zeggen dat de baten veel sterker stijgen
dan de kosten 1.
Figuur 1. Kosten van banken, % van het gemiddelde balanstotaal
Figuur 2. Kosten van banken, als % van de opbrengsten
Ook in andere landen is dit fenomeen geconstateerd. Drie onderzoekers uit de VS hebben in een recent verschenen studie gepoogd een
verklaring te vinden voor gelijkblijvende of stijgende kosten en toenemende opbrengsten na fusies van financiële instellingen 2.
Onderzoek naar de effecten van concentratie in het bankwezen is tot op heden vooral gericht geweest op het analyseren van de
kostenfunctie van het bankwezen 3. Een veel gevonden uitkomst van dit type onderzoek is dat de kostenefficiëntie niet verbetert bij het
toenemen van de productie-omvang.
Akhavein c.s. onderzochten de kostenefficiëntie van megafusies in het bankwezen van de VS en kwamen tot eenzelfde conclusie. Maar
zij deden ook onderzoek naar de winst-efficiëntie van de gefuseerde instellingen, d.w.z. naar de ontwikkeling van de opbrengstenfunctie.
Met megafusies worden in dit verband de fusies en overnames bedoeld van banken met elk minstens $ 1 mrd aan financiële activa.
Onderzocht zijn 57 van deze fusies in de periode 1981-1989. Was de kosten-efficiëntie niet verbeterd na fusie, dat was wel het geval met
de winstefficiëntie. Zo steeg de gemiddelde rang van de winst-efficiëntie van fuserende banken van het 74ste naar het 90ste percentiel
van de referentiegroep met grote banken. Verschillende specificaties van de opbrengstenfuncties resulteerden in vergelijkbare
verbeteringen van de winst-efficiëntie. Deze bevindingen lijken in eerste instantie vreemd in relatie tot het ontbreken van verbeteringen
in de kosten-efficiëntie na fusie. De resultaten blijken echter samen te hangen met de veranderingen die na fusie bij de onderzochte
instellingen optreden in de samenstelling van de financiële dienstverlening. De gefuseerde instellingen gaan andere diensten
voortbrengen dan voorheen, of gaan zich specialiseren in diensten die voorheen reeds werden aangeboden. Dit pakt gunstig uit doordat
ze hiermee een betere diversificatie van het risico weten te realiseren. De onderzochte instellingen behalen niet meer winst door hun
toegenomen marktmacht uit te baten.
Of voor de financiële megafusies in Nederland dezelfde mechanismen werkzaam zijn is niet duidelijk. Het cijfermateriaal in de
jaarverslaggeving van Nederlandse financiële instellingen en dat wat openbaar gemaakt wordt door de verschillende financiële
toezichthouders maakt het niet mogelijk om de verfijnde kosten- en opbrengstenfuncties te bepalen, zoals die in Scandinavië en in de VS
wel geschat worden. Wat dat betreft kijken de bankonderzoekers in de meeste Europese landen met afgunst naar hun collegae in de VS
of Scandinavië die gezegend zijn met autoriteiten die adequate openbare informatieverschaffing veel hoger in het vaandel hebben staan
dan de meeste Europese toezichthouders
1 Zie L.J.R. Scholtens en D.M.N. van Wensveen, Fusies zonder koorts, ESB, 1 mei 1998, blz. 360-361.
2 J.D. Akhavein, A.N. Berger en D.B. Humphrey, The effects of megamergers on efficiency and prices: evidence from a bank profit
function, Review of Industrial Organization, 1997, blz. 95-139.
3 A.N. Berger en D.B. Humphrey, Efficiency of financial institutions: International survey and directions for future research, European
Journal of Operational Research, 1997, blz. 175-212.
Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)