De Amerikaanse verkiezingen
,,A fundamental choice awaits America – a choice between
two futures. It is a choice between solving our problems, and pretending they don’t exist (. . .)”,zotypeertdeDemocratischepartij de naderende Amerikaanse presidentsverkiezingen 1). Zij had
eraan toe kunnen voegen dat de keuze niet alleen de Amerikaanse
toekomst raakt, maar ook de vooruitzichten van de gehele wereldeconomie, via de invloed ervan op de rentestanden, de wereldhandel en het financiele bestel. De keuze waarvoor de Amerikanen staan is die tussen het Republikeinse en Democratische
program. Het Republikeinse ,.platform” biedt, zeker op economisch gebied, geen diepgravende analyse. Waarom zou het ook,
nu het in het verleden gevoerde beleid zo’n succes bleek: de werkloosheid nam in 1983 voor het eerst af, de inflatie lijkt beteugeld
en de dollar is hard. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het herstel met een ander beleid tot stand kwam dan in de bedoeling lag
– het budgettaire beleid was expansief in plaats van krap en het
monetaire beleid bleek onbeheersbaar — , maar wie taalt daar om
nu de gestelde doelen in zicht zijn. De kern van het nieuwe program kan dus kort zijn: ,,staying the course” (de uitdrukking is
van president Reagan), en het recept eenduidig: ,,From freedom
comes opportunity; from opportunity comes growth; from
growth comes progress” 2). De Democraten hebben het moeilijker. In hun program speuren zij naarstig naar de zwakke plekken
in het beleid en stellen daar, even oppervlakkig, tegenover dat het
allemaal veel beter had gekund en dat het herstel broos is.
Het belangrijkste terrein waarop de Democraten hun pijlen
richten is het budgettaire beleid van de regering-Reagan. De kern
van de kritiek is dat het tekort in verhouding tot de geringe binnenlandse besparingen (4,4% in 1983) te hoog is. Het gevolg is
dat er een gevaarlijke afhankelijkheid bestaat van buitenlands
kapitaal dat het gat op de begroting moet dichten. Veel verschil
met de Republikeinen over de wenselijkheid het tekort terug te
brengen is er niet. De Republikeinen pleiten zelfs voor een ,,balanced budget” dat desnoods door wettelijke maatregelen moet
worden afgedwongen. Alleen de manier waarop het tekort moet
worden teruggebracht verschilt. De Democraten zoeken de oplossing aan de opbrengstenkant van de begroting: de belastingbasis moet worden verbreed, er dient een vorm van vennootschapsbelasting te worden ingevoerd van minimaal 15%, en een verdere
reductie van de tarieven van de inkomstenbelasting moet worden
voorkomen. De uitgaven voor de sociale zekerheid moeten worden beheerst, maar, zo stelt het program, zij mogen geen sluitpost van de begroting worden. Hoe de Republikeinen het tekort
willen terugbrengen is niet duidelijk. Zij blijven vertrouwen op
de inverdieneffecten van omvangrijke belastingreducties, maar
zien in hun optimisme over het hoofd dat het tekort niet alleen uit
een conjuncturele component bestaat, dat verdwijnt bij volledige
werkgelegenheid, maar vooral uit een structured deel dat bovendien in de loop der tijd is toegenomen. Om hier iets aan te doen
zullen de defensie-uitgaven moeten dalen, wat in Republikeinse
ogen politiek niet wenselijk is, of de overdrachtsinkomens aan
met name de lagere-inkomenstrekkers verder omlaag moeten.
Maar na vier jaar Reagan is de bezuinigingsruimte die dit soort
posten biedt al grotendeels verbruikt.
Op monetair gebied komt de meest opvallende maatregel uit
Republikeinse hoek. Zij bepleiten een terugkeer naar de gouden
standaard om de stabiliteit van de prijzen en de dollar te herstellen. Veel verbazing wekt deze aanbeveling niet. Zij moet worden
gezien tegen de achtergrond van de onvrede van de regeringReagan met het monetaire beleid van de FED. Eerst slaagde de
FED er niet in de geldhoeveelheid te beheersen en leidde het beleid tot erratische schommelingen van de rentestand en de wisselkoers en vervolgens was het beleid, in de ogen van Reagan, te
ruim waardoor de inflatieverwachtingen werden aangewakkerd
en de rente en wisselkoers sterk stegen. De gouden standaard
moet dit soort ,,coordinatieproblemen”, zoals zij door het program eufemistisch worden genoemd, uit de wereld helpen. Een te
ruim monetair beleid wordt immers ,,automatisch” gecorrigeerd
doordat prijsstijgingen tot tekorten op de handelsbalans en dus
tot het afvloeien van goud leiden. De directe koppeling tussen het
goud en de binnenlandse geldhoeveelheid zet dan een aanpassingsproces in gang dat de economic weer in evenwicht brengt.
De Republikeinse suggestie staat, hoewel begrijpelijk, echter bezijden de realiteit. Het stelsel vereist een grote flexibiliteit van lonen, prijzen en rentestanden, die zelfs in de VS niet aanwezig is.
Bovendien is het gebaseerd op een algemeen vertrouwen in het
beleid van de VS, die immers garant moeten staan voor de convertibiliteit van de dollar in goud. Het omvangrijke begrotingstekort en het tekort op de handelsbalans maken duidelijk dat de VS
voor dit ,,leiderschap” nog niet rijp zijn. Bescheidener is de
opstelling van de Democraten op monetair gebied. Zij vertrouESB 10-10-1984
wen op de produktiviteitsgroei, die de kosten per eenheid produkt moet matigen, en een dating van de rente. Anti-trust-maatregelen moeten er bovendien voor zorgen dat monopolie-rents
beperkt worden en sectorale spanningen dienen te worden bestreden om ,,cost push”-inflatie tegen te gaan. Een rigide monetair
beleid dat op beheersing van de geldhoeveelheid is gericht wordt
afgewezen.
Zo bescheiden als de Democraten op monetair gebied zijn, zo
ambitieus is hun doelstelling op het gebied van de herindustrialisatie. Zij constateren dat de basisindustrieen onder de regeringReagan in de versukkeling zijn geraakt en stellen dat een actief industrieel sectorbeleid, waarbij overheid en markt nauw samenwerken, een vereiste is. ,,We are committed to pursuing industrial strategies that effectively and imaginatively blend the genius of
the free market with vital government partnership and leadership” (biz. 20). Een in te stellen ,,Economic Cooperation Council”, bestaande uit vertegenwoordigers van de industrie, de overheid en Jiet ,,publiek”, dient een strategic uit te stippelen die
moet leiden tot een technisch hoogwaardige, liefst kleinschalige,
arbeidsintensieve en concurrerende produktiewijze. In het Democratische concept passen dan onderhandelingen tussen de partij en over de vorm die de herstructurering moet aannemen: zo
kan in ruil voor loonmatiging de garantie van nieuwe arbeidsplaatsen gegeven worden, in ruil voor het aangaan van een risicovol project kan de overheid tegen aantrekkelijke voorwaarden
kapitaal verstrekken en er kan protectie worden aangeboden in
ruil voor een moderniseringsplan.
Zo’n industrialisatiepolitiek is niet zonder gevaren. Murray
Weidenbaum, oud-voorzitter van de ,,Council of Economic Advisers”, wijst erop dat,,(…) a company might find it desirable
to shift resources from conventional marketing activities to convincing the government to adopt more generous production targets for its industry (…) 3). De Nederlandse ervaringen met RSV
geven hem gelijk. Bovendien legt het voorgestane herindustrialisatiebeleid een omvangrijk beslag op het budget dat juist in Democratische ogen eindelijk eens moet worden teruggebracht, en
is het de vraag welke criteria voor steun moeten worden aangelegd: produktdoorbraken zijn in een dynamische economie immers niet te voorspellen. Bovenal herbergt dit industriebeleid een
nauwelijks verholen protectionistische en concurrentievervalsende tendens in zich, omdat buitenlandse belangengroepen geen
partij zijn bij de onderhandelingen: de stap naar afscherming van
de markt in ruil voor de creatie van binnenlandse arbeidsplaatsen
is dan klein. Voor de Republikeinen is het herindustrialisatiegebied nagenoeg maagdelijk terrein. Er is alleen sprake van ongerichte, globale stimulering door middel van belastingverlagingen
en deregulering. Het effect van dit beleid is misschien kleiner,
maar de handelsverstorende werking die ervan uitgaat geringer.
Hoe zal de uitslag van de presidentsverkiezingen de Europese
economieen bei’nvloeden? Uitspraken zijn tentatief, maar op
grond van de,,platforms” valt toch wel iets te zeggen. Winnen de
Republikeinen, dan lijkt het niet waarschijnlijk dat het overheidstekort kan worden teruggebracht. Gecombineerd met een
ongewijzigd monetair beleid – waarop de regering maar zijdelings invloed heeft – betekent dit dat de rente hoog en daarmee
de dollar sterk zal blijven. De expansieve werking die van het
overheidstekort uitgaat zorgt ervoor dat het Amerikaanse binnenlandse herstel doorzet doch labieler wordt door de blijvende
afhankelijkheid van buitenlands kapitaal. Het gevolg voor de
Europese exporterende industrieen is dat zij blijven profiteren
van de dure dollar en het Amerikaanse herstel, hoewel de roep
om protectionistische maatregelen in de VS sterker zal worden.
De aanhoudend hoge rentestand zal echter een rem zijn voor breder herstel van de Europese economieen. Winnen de Democraten, dan is het beeld omgekeerd. Het overheidstekort zal inderdaad worden teruggebracht, en de rentestand en de koers van de
dollar zullen dalen. De voordelige situatie van de Europese exporteurs komt daarmee ten einde en kan zelfs in een nadeel omslaan als het herindustrialisatiebeleid inderdaad tot protectionistische maatregelen leidt. De dalende rentestand kan er echter
toe bijdragen dat de Europese binnenlandse industrieen zich herstellen. De koers die de Europese economie opgaat, ligt daarmee
voor een deel in handen van de Amerikaanse kiezer.
H. Kamps
1) The report of the platform committee to the 1984 Democratic National
convention, biz. 1.
2) Republican platform. America’s future free and secure, biz. 1.
3) M.L. Weidenbaum, Industrial policy is not the answer, Challenge, juni/augustus 1983, biz. 25.
933