Ga direct naar de content

Concentratiemaatstaven slechte indicator van concurrentie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 1 2006

markten

Concentratiemaatstaven slechte
indicator van concurrentie
Op dit moment woedt een overnamegevecht rond ABN
AMRO. Eén van de opties is dat Fortis een deel van deze
bank zou overnemen. Dan zou de concentratie van het
Nederlandse bankwezen verder toenemen. Of dit slecht is
voor de concurrentie in het bankwezen valt echter niet te
zeggen. Als indicator van de concurrentie schieten concentratiemaatstaven namelijk hevig tekort.

V

aak wordt op voorhand gesteld dat een hoge
mate van concentratie binnen het bankwezen
slecht is voor de onderlinge concurrentie. Toch
is het empirisch onderzoek terzake niet eensluidend (Boonstra en Groeneveld, 2006). Eén probleem
is dat de meest gebruikte concurrentiemaatstaven niet
genoeg informatie bevatten om conclusies over de feitelijke concentratie op het niveau van de relevante markt
te trekken. Over de onderlinge machtsverhoudingen
tussen de aanbieders van financiële diensten en hun
gedrag bevatten zij sowieso geen informatie.

De belangrijkste concentratiemaatstaven
De belangrijkste maatstaven voor concentratie binnen
de bancaire sector zijn de concentratie (C3 of C5)ratio en de zogeheten Herfindahl-index. De concentratieratio gaat uit van het marktaandeel van de drie of
vijf grootste bancaire spelers. Bij de Herfindahl-index
worden de marktaandelen van de diverse partijen gekwadrateerd. Hierdoor houdt deze index ook rekening
met de marktimpact van individuele grote spelers.
Bij een monopolie bereikt de Herfindahl-index een
maximale waarde van tienduizend, terwijl bij volledige
mededinging de index in de richting van nul kan tenderen. Voor een meer uitvoerig overzicht van concentratiemaatstaven zie Haaf (2000). Meestal worden
deze maatstaven berekend op nationaal niveau, aan
de hand van het balanstotaal.

Concencentratiemaatstaven
en concentratie
Concentratieratio’s kunnen een vertekend beeld
geven van de situatie binnen een land. Een eerste
probleem is dat het balanstotaal van een bank ook
het buitenlandbedrijf omvat. Grootbanken hebben
vaak een omvangrijk buitenlandbedrijf, dat in verhouding groter zal zijn naarmate de binnenlandse markt
kleiner is. Dit kan eenvoudig worden gecorrigeerd
door de buitenlandse activiteiten in mindering te
brengen op het balanstotaal. Deze data zijn echter
vaak niet voorhanden. Een tweede bezwaar van
concentratie-indicatoren op basis van balanstotalen
is dat zij niet differentiëren tussen deelmarkten. Dit
kan worden opgelost door de concentratie-indices op
het niveau van de relevante deelmarkt uit te rekenen.
Gebrek aan data vormt daarbij wederom een belangrijk obstakel.
Toch kunnen voor Nederland analyses worden uitgevoerd van de concentratie op relevante deelmarkten,
zoals die voor spaargeld, betalingsverkeer of hypothecair krediet (Boonstra en Groeneveld, 2006). De
betreffende marktaandelen kunnen met behulp van
marktonderzoek worden berekend. Bij een dergelijke
benadering kan ook rekening worden gehouden met
andere spelers dan de grootbanken. Dan komen
kleine nichespelers naar voren, die op basis van
balanstotaal buiten de analyse zouden zijn gebleven,
maar die op een of twee deelmarkten spelers van
betekenis zijn. Op de markt voor hypothecair krediet
komen buitenlandse spelers als EUBOS (Bank of
Scotland), GMAC of Argenta naar voren, evenals de
diverse verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen die hier actief zijn. In tabel 1 is de concentratiegraad in de markt voor hypothecaire leningen in ons
land berekend. Hier blijkt al lang geen sprake meer
te zijn van een sterk geconcentreerde markt. Ook

tabel 1

Concentratie op de Nederlandse markt voor woninghypotheken

Concentratiemaatstaven
Ongeconsolideerd
C3
C5
HHI
Geconsolideerd op groepsniveau
C3
C5
HHI

Wim Boonstra
Chief Economist van Rabobank Nederland en docent
Geld- en bankwezen aan de
Vrije Universiteit

334

ESB 1

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

41
56
860

41
54
875

36
50
758

35
48
714

36
49
710

36
48
684

38
52
783

42
53
894

59
75
1.369

59
75
1.402

53
70
1.211

53
68
1.181

56
69
1.253

56
67
1.230

55
69
1.321

58
70
1.484

Noot: het betreft jaargemiddelden. Data voor 2007 betreffen het eerste kwartaal.

Bron: eigen bewerking o.b.v. data Rabobank

juni 2007

vertonen de diverse maatstaven, vooral de HHI, als
gevolg van voortdurend verschuivende marktaandelen behoorlijke schommelingen.

Nationale concentratieratio bevat
weinig relevante informatie
In een groot land met een lage concentratiegraad
kan het beeld op lokaal niveau anders zijn dan de indruk die door de op landelijk niveau berekende concentratie naar voren komt. In Duitsland bijvoorbeeld,
een land met een relatief lage concentratiegraad,
zijn de grootbanken in de meer perifere gebieden
tamelijk slecht vertegenwoordigd. Daardoor heeft
de ter plaatse gevestigde coöperatieve of spaarbank
lokaal soms een relatief grote marktmacht. Zo blijkt
uit data van de Europese Commissie (2007) dat, als
de C5-ratio op regionaal niveau wordt uitgerekend,
in bepaalde delen van Duitsland de concentratie van
de bancaire sector net zo hoog ligt als in ons land.

Concentratie en marktmacht
Zelfs als de diverse concentratiemaatstaven wel op
het juiste niveau worden uitgerekend, bevatten zij
nog steeds te weinig relevante informatie over de
feitelijke onderlinge krachtsverhoudingen. Wel is de
HHI een betere concentratiemaatstaf dan de C3- of
C5-ratio.
Een voorbeeld ter verduidelijking. In markt 1 zijn
vijf banken actief, die ieder een marktaandeel van
zestien procent hebben. In markt 2 zijn eveneens
vijf banken actief, te weten één grootbank (marktaandeel zestig procent) en vier kleinere aanbieders
(ieder vijf procent marktaandeel). In tabel 2 staan
de diverse ratio’s uitgerekend. Beide markten kennen een C5-ratio van tachtig. Toch is het evident dat
de onderlinge krachtsverhoudingen en daarmee de
intensiteit van de onderlinge concurrentie in beide
markten hemelsbreed zullen verschillen.
Uit het voorbeeld blijkt dat de HHI meer inzicht
geeft in de mate waarin de krachtverhoudingen binnen de bancaire sector zijn verdeeld.
Bij onderzoek naar de concurrentieverhoudingen binnen de financiële sector zou voorts de marktstructuur in de beschouwing moeten worden betrokken.
Als het leeuwendeel van de financiële diensten niet
via de banken, maar via onafhankelijke intermediairs
wordt verspreid, wordt de marktmacht van de grote
banken aanmerkelijk uitgehold. Iedere aanbieder,
dus ook de kleinere, kan immers in beginsel over het
netwerk van tussenpersonen beschikken.

tabel 2

Concentratiemaatstaven vergeleken

Marktaandeel
C3-ratio
C5-ratio
Herfindahl-index

Markt 1
48
80
1.280 (matig geconcentreerd)

Markt 2
70
80
3.700 (sterk geconcentreerd)

heeft geleid dat het belang van traditionele bankkantoren trendmatig terugloopt, is de aanwezigheid van een bankkantoor in de nabije omgeving voor
veel klanten nog altijd belangrijk. Daardoor kunnen banken, ondanks een hoge
concentratiegraad, in een dichtbevolkte regio minder marktmacht ontwikkelen
dan in een dunbevolkt gebied. In dichtbevolkte gebieden heeft de klant immers
meestal binnen een straal van enkele kilometers van zijn woonplaats ruimschoots de keuze tussen bankkantoren van meerdere aanbieders.
Concentratiemaatstaven zouden dan ook moeten worden aangevuld met een
indicator die aangeeft hoeveel bankvestigingen een inwoner binnen een straal
van vijf kilometer van zijn of haar woonplaats vindt.
Wat betreft het gedrag van de consument zou kunnen worden gekeken naar het
aantal bankrelaties dat een klant aanhoudt. Een klant met veel mogelijkheden
om actief te shoppen tussen aanbieders van financiële diensten zal in de loop
der tijd steeds meer bankrelaties gaan aanhouden. Dit is overigens vandaag de
dag al zichtbaar in de markt.
Wat betreft het feitelijke gedrag van aanbieders van financiële producten kunnen
uiteindelijk alleen maar conclusies worden getrokken op grond van de uitkomst
van het marktproces: de prijs/kwaliteitverhouding van de geleverde financiële
producten en diensten. Concentratie zegt hier helemaal niets, zoals moge blijken
uit de in 2005 door de NMa aan het licht gebrachte fraude in de bouwsector.
Deze sector kent een zeer lage concentratiegraad.

Conclusies
De conclusie luidt, dat concentratiemaatstaven weinig informatie bevatten over
de feitelijke concentratie op het niveau van de relevante deelmarkten. Als benadering van de marktmacht van banken en de mate van concurrentie binnen
deelmarkten schieten zij al helemaal tekort. Meer verfijning kan worden gevonden door de concentratie op het niveau van relevante deelmarkten te berekenen.
Hierdoor ontstaat een beter beeld, al blijven concentratiemaatstaven gebrekkige
benaderingen voor de concurrentie. Om de intensiteit van de concurrentie beter
in kaart te brengen is het daarom van belang om het klantgedrag en de marktstructuur in de beschouwing te betrekken. Verder is het beter om te kijken naar
het eindresultaat. Wat zijn de prijs en de kwaliteit van de financiële producten en
diensten die de consument krijgt aangeboden? Hier schieten de data veelal nog
te kort. Hoogste tijd om de informatievoorziening op dit vlak te verbeteren.

Verdere beperkingen
Een verdere beperking van alle concentratiemaatstaven is dat zij geen informatie over de keuzemogelijkheden van de consument, over het gedrag van
de consument en over het gedrag van de aanbieders
van financiële diensten bevatten.
De feitelijke keuzemogelijkheden die klanten in
de markt voor bancaire diensten hebben hangen
mede af van de nabijheid van banken. Hoewel de
opkomst van alternatieve distributiekanalen ertoe

Literatuur
Boonstra, W.W. en J.M. Groeneveld (2006) Concentratie en
concurrentie in de Nederlandse financiële sector. Financiële en
monetaire studies, 24 (4).
Europese Commissie (2007) Report on the retail banking sector
inquiry, Brussel: Europese Commissie..
Haaf, K. (2000) Measures of competition and concentration:
A review of the literature. De Nederlandsche Bank Research Series
Supervision, nr. 27, 20.

ESB 1

juni 2007

335

Auteur