column
Peter van Bergeijk
Vasthouden of loslaten
In Afrika vangt men apen met een primitieve, maar
effectieve val. In een hol met een nauwe opening
wordt een banaan gestopt. De opening is groot genoeg
om een lege apenhand naar binnen te laten, maar te
klein om een gevulde hand terug te trekken. Apen die
voedsel eenmaal beethebben, kunnen het instinctief
niet meer loslaten. Zelfs niet als ze moeten vluchten
voor dreigend gevaar. Met die apen loopt het slecht af.
Economen zijn net apen als het om hun theorieën en
beleidsopvattingen gaat. Zijn ze eenmaal ergens van
overtuigd dan is het moeilijk die overtuiging los te
laten. Niets menselijks is de homo economicus vreemd:
toegeven dat je iets fout hebt gezien, is niet altijd even
gemakkelijk. In ons vakgebied komen daar echter nog
drie factoren bij. Ten eerste vormen dergelijke visies
de basis voor beleidsvorming en wetenschappelijke
analyses die gedurende enige decennia zijn gevormd
en verdedigd. De mentale verzonken kosten die in het
heersende paradigma zijn geïnvesteerd, zullen daarÂ
door substantieel zijn. Ten tweede zijn economische
opvattingen niet alleen gebaseerd op theorieën maar
ook op intensieve empirische waarneming. Voordat een
econoom van mening kan veranderen, heeft zij daarom
voldoende, significant afwijkende informatie nodig. En
daar zit nu net het probleem, want in een economie
zijn er nu eenmaal altijd veel tegenstrijdige signalen.
Het is daarom moeilijk te zien wanneer er ook echt
iets is veranderd. Economische opvattingen hebben
daardoor de neiging zichzelf te overleven. Ten derde
is het voor de economische politiek belangrijk een
bestendige koers uit te zetten en die dan ook te volgen.
Zeker in tijden van economische onzekerheid vormen
heldere, vertrouwde beleidsbakens en voorspelbaarheid
van het overheidshandelen een groot publiek goed dat
de verantwoorde econoom zo lang mogelijk zal willen
vasthouden. Het gegeven dat een paradigma wankelt is
niet voldoende om het ook metterdaad los te laten.
Wordt 2009 het jaar van het grote los laten? De theoÂ
rieën en analyses waarin we vorig jaar nog geloofden,
zijn niet zozeer juist of onjuist, maar lijken onder de
nieuwe condities van tijd en plaats irrelevant te zullen
worden. De kredietcrisis doet een beroep op het leerÂ
stuk van de menselijke evolutie: kunnen economen hun
paradigma loslaten als de nood aan de man komt?
Terwijl we aankoersen op een van de grootste crises
uit de recente geschiedenis en het algemene prijspeil
begint te dalen, blijft de dominante economische
opvatting van het vorige decennium voor veel econoÂ
men het richtsnoer. Dat was tachtig jaar geleden oveÂ
rigens niet anders. Ook toen heerste er veel ongeloof,
geestelijke inertie en cognitieve dissonantie. Het is
hoogst instructief om te zien hoe beleidsmakers in de
Verenigde Staten reageerden op de vreemde ideeën van
de nieuwe president Franklin Roosevelt (Eggertsson,
2008). Diens New Deal brak volledig met de drie
belangrijkste dogma’s van de economische politiek van
zijn voorganger Herbert Hoover. Die uitgangspunten
werden gevormd door de gouden standaard, het begroÂ
tingsevenwicht en de opvatting dat de overheid vooral
klein moest zijn en zich zo min mogelijk met de econoÂ
mie moest bemoeien. Diverse topambtenaren hielden
vast aan hun uitgangspunten, weigerden mee te werken
en stapten al dan niet door de politiek gedwongen op;
de Director of the Budget meende oprecht dat de New
Deal het einde van de westerse samenleving beteÂ
kende. Maar Roosevelt slaagde er wel in de economie
te revitaliseren door een einde te maken aan de deflaÂ
toire spiraal. Het loslaten van de klassiek-economische
uitgangspunten bleek voor de Verenigde Staten een
recept om uit de grote depressie te komen.
Ook in Nederland ging de beleidsconceptie tijdens
de depressie van 1930–34 volledig op de schop. De
gezonde Nederlandse economie leek aanvankelijk
relatief goed in staat de geïmporteerde schok van de
crisis op te vangen, maar in 1934 lag het niveau van
het bnp tien procent lager dan in 1929. Nederland viel
van zijn klassiek-economische geloof in marktwerking,
een zo klein mogelijke publieke sector en internationale
vrijhandel. Sommige beleidsdogma’s werden echter
stevig vastgehouden en het duurde tot 1936 voordat
Nederland de gouden standaard, die volgens sommigen
de bron van al het kwaad was, als laatste land losliet.
Toen dat gebeurde, vielen de resultaten overigens
tegen, mogelijk omdat te laat tot deze verandering in
de economische politiek werd overgegaan.
Als er al een les uit deze periode getrokken kan
worden dan is het wel dat we ons moeten wapenen
tegen inertie en het vasthouden aan dogma’s die het
zicht op een oplossing verstoren. In de jaren dertig
ontbrak het aan een debat dat over de grondslagen en
doeleinden van het economische beleid moet worden
gevoerd. Laten we de discussie nu wel en in alle openÂ
heid voeren. De andere meningen zullen dit keer extra
belangrijk zijn.
Literatuur
Eggertsson, G. (2008) Great expectations and the end of the
depression. American economic review, 98(4), 1476–1516.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
ESB
93(4550) 19 december 2008
783