Ga direct naar de content

Amerikanen versus Europeanen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 9 1995

Amerikanen versus Europeanen
ID
Z)
<

LJJ

a

* De auteur is
universitair
decent aan de

economische
faculteit van
de Katholieke
Universiteit
Brabant.

“Is there a European economics?” Deze vraag legde de redactie van het wetenschappelijke tijdschrift
Kyklos voor aan een aantal Amerikaanse en Europese economen. Bijna iedereen is het er over eens dot
de Amerikanen de economische wetenschap domineren. Soms wordt dot betreurd, omdat Amerikanen
wellicht een andere kijk op de economic hebben
dan Europeanen, of omdat wij zelf graag een toontje hoger zouden willen zingen in hetzelfde lied.
Het verslag van de vraag ‘Bestaat Europese economic’ verscheen onlangs in een thema-nummer .
Waarin Europa zeker verschilt van de Verenigde
Staten, is onze taalversnippering. Arjo Klamer gaat
hierop in. Het gaat hem om meer dan alleen de
taal. Ook al spreekt men nog zo goed Engels, zolang bij voorbeeld toonaangeven.de Europese speltheoretici de regels van baseball niet kennen, hebben ze een handicap in discussies met Amerikaanse
gangmakers. Ik herinner me trouwens uit Klamers
‘gesprekken met economen’ nog een ander punt,
dot door Robert Lucas werd aangeroerd. Die merkte
op dot de manier waarop Keynes homogene arbeid
veronderstelde typisch Brits is – een Amerikaan zou
zoiets nooit doen. Jammer dot Klamer dot thema
niet uitwerkt, want als Amerikanen inderdaad een
ander mensbeeld hebben – meer aandacht voor individuele verscheidenheid? – dan zou dot ook antwoord kunnen geven op de vraag of er een specifieke Amerikaanse economic bestaat.
Verschillen warden in Europa volgens meerdere
auteurs zelfs gecultiveerd. Misschien is het sectarise he wel typerend voor Europa. Zelfs binnen een
land lijken er taalgrenzen te bestaan, een probleem
waarmee vroeger de Tilburgse School van D.B.J.
Schouten kampte. Er warden verschillende verklaringen voor dit gebrek aan communicatie gegeven.
Een hoogleraar in de VS verhuist na een jaar of vijf
a tien naar een andere universiteit en moet blijven
scoren met onderzoek dot ook buiten het eigen nest
wordt erkend. Amerikaanse universiteiten nemen vrijwel nooit hun eigen PhD-studenten aan voor posities
als assistant-professor. Het Europese systeem van vaste leerstoelen met benoemingen voor het leven, strenge afbakening van leeropdrachten, een zeer gebrekkige mobiliteit tussen universiteiten en het ontbreken
van financiele prikkels voor onderzoek, verhinderen
communicatie en innovatief denken. Omdat jonge
academic! afhankelijk zijn van hun hoogleraren,
worden de nadelige effecten van inteelt nog eens
vergroot. Deze situatie van gesegmenteerde academische markten staat in schril contrast met de VS.
Een interessant cultureel verschil tussen de VS en
Europa is de status van academic!, in het bijzonder
van hoogleraren. In ons werelddeel ben je iemand,
als prof. Media en politick nemen je serieus. Het
is aantrekkelijk deel te nemen aan debatten over
economisch beleid, terwijl vernieuwend onderzoek
veel minder van belong is voor het aanzien van een
hoogleraar. Toegepast onderzoek is een vast onder-

deel van de Europese universiteit. Vaak verdringt dit
fundamentele bijdragen aan de economische theorie. Aan de andere kant van de oceaan is de academische status veel bescheidener, terwijl consultancy
meer door particuliere onderzoeksbureaus wordt verricht. In het publieke debat nemen Amerikanen een
steeds kleinere rol in, suggereren H.E. Frech en Arjo
Klamer. Twee voorbeelden zijn NAFTA en Clintons
plan voor de hervorming van de gezondheidszorg.
Maar is het in Europa veel beter gesteld? Het Verdrag van Maastricht is net als NAFTA grotendeels
een politick gedrocht, waarvoor de meeste serieuze
Europese economen hun neus ophalen.
Wellicht mag ik een verschil tussen Europa en
de VS toevoegen. Wat mij geregeld opvalt bij Amerikaanse economen is het naVeve, soms zelfs kinderlijke enthousiasme waarmee nieuwe ideeen worden
omarmd. Daarbij komt een enorme werkdrift (gevoed door prikkels, maar aanstekelijkheid doet de
rest). Natuurlijk is dit niet typerend voor de gemiddelde Amerikaanse universiteit, maar wel voor de
twintig of dertig universiteiten die de top beheersen.
Vergelijken we dit met de cultuur in Nederland, dan
zien we hier dat universiteitsgebouwen (incl. bibliotheken) ‘s avonds sluiten terwijl (een beetje karikaturaal) het enthousiasme pas echt opleeft als de Tour
de France aan de orde is. Is het mogelijk om onze
faculteiten dezelfde Schwung te geven als een Amerikaanse subtopper? Of is onze tamheid het gevolg
van egalitair massa-onderwijs, waarin intellectuele
puzzles zoveel mogelijk worden vermeden?
Het Amerikaanse succes bestaat uit een combinatie van institutes en de instelling van de mensen.
Van die mensen zijn er vele uit Europa afkomstig:
enthousiasme is aanstekelijk. Ook onder Nederlandse economen was er lange tijd sprake van een
brain drain. Een van de redenen om enkele jaren
geleden het Tilburgse CentER op te richten was het
terugdraaien van deze ontwikkeling. Ook de vorming van onderzoeksscholen is een paging om de
Amerikaanse institutionele vormgeving van de PhD
over te nemen, om daarmee de meest talentvolle
studenten binnen de eigen grenzen te houden. In
andere landen zijn, heel voorzichtig, soortgelijke
initiatieven waar te nemen. Dat suggereert dat het
verschil tussen de VS en Europa in de toekomst zal
afnemen, ondanks mogelijke verschillen in de kijk
op economic. Een snelle Europese hegemonic valt
echter niet te verwachten. Het beleid bij voorbeeld
van ons Ministerie van Onderwijs is raadselachtig
en lijkt niet overtuigend gericht op het veramerikaniseren van de Nederlandse wetenschap. Immers,
waar blijft de concurrence en de mobiliteit als er
per discipline een, hooguit twee onderzoeksscholen
worden erkend? Die ambtelijke erkenning alleen al,
het kan nauwelijks Europeser…
Hugo Keuzenkamp*
1. Is there a European Economics?, Kyklos, nr 2, 1995.

Auteur