Ga direct naar de content

Af scheid van collectieve arbeidskoring

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 24 1985

Au courant

Af scheid van collectieve
arbeidstij dverkorting
A.F. VAN ZWEEDEN

Moet de uitkomst van de cao-onderhandelingen van dit jaar nu als een nederlaag
of als een overwinning voor de vakbonden
worden beschouwd? De 36-urige werkweek die centraal stond en als inzet gold
van acties in een aantal bedrijven, is maar
in enkele ondernemingen bereikt. In sleutel-cao’s als die van Philips, Akzo, Hoogovens en de grote metaalindustrie zijn geen
concrete afspraken over verdergaande arbeidstijdverkorting tot stand gekomen.
Precies zoals de secretaris van het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond, mr.
F.S. van Hove, had verwacht zijn er contracten voor een jaar gesloten en zullen er
studies worden ondernomen die moeten
aantonen of een 36-urige werkweek in 1986
wel kan worden uitgevoerd. Dit is een uitkomst die met enige welwillendheid kan
worden uitgelegd als een erkenning van
werkgeverskant dat verdere arbeidsduurverkorting bespreekbaar is. In werkelijkheid is dit compromis meer een alibi voor
de vakverenigingen om hun aftocht te
dekken.
Materieel kan het resultaat van de onderhandelingen niet slecht worden genoemd. In de meeste gevallen worden behoud van koopkracht en honderd procent
ziekengeld verzekerd. Ook is wel het een en
ander bereikt met uitbreiding van vutregelingen en uitvoering van jeugdwerkplannen. Het zijn juist deze bijkomende
eisen geweest die het verwezenlijken van de
centrale doelstelling van de vakverenigingen hebben bemoeilijkt. In feite heeft de
vakbeweging niet gekozen voor meer werk
door middel van herverdeling van arbeid.
Door tegelijkertijd behoud van koopkracht en 100% ziekengeld voorop te stellen kwam de eerste prioriteit dusdanig in
gedrang dat het besluit om de zaak nog
maar even in beraad te houden allerminst
als een concessie van de kant van de bonden kan worden beschouwd. Ze moeten
immers beseft hebben dat niet al hun eisen
tegelijkertijd konden worden verwezenlijkt.
Er is ook reden om te betwijfelen of de
bonden hun eis voor verdergaande arbeidsduurverkorting over een jaar wel staande
kunnen houden. Weliswaar zal zich dan
niet de door de regering veroorzaakte complicatie met de verlaging van het ziekengeld voordoen, maar wel dringen zich dan
430

andere verwikkelingen op, zoals de invoering per 1 januari 1986 van een gewijzigd
stelsel van sociale zekerheid. Het valt nog
niet te overzien wat de gevolgen daarvan
zijn voor het arbeidsvoorwaardenbeleid.
Het is echter niet ondenkbaar dat de sociale partners zich genoodzaakt zullen zien
onderhandelingen aan te gaan over aanvullende werkloosheidsregelingen die opnieuw beslag zullen leggen op een deel van
de beschikbare loonruimte.
Dit jaar zijn de onderhandelingen gevoerd onder de leus: vijf eisen, een vuist.
Daarin komt tot uiting dat de vakbeweging
iets onmogelijks heeft nagestreefd. Ze
heeft zowel de belangen van de werkenden
als de werklozen trachten te dienen. Waarschijnlijk komt er dit jaar een loonkostenstijging van drie a vier procent uit de bus
als gevolg van de door werkgevers tamelijk
grif ingewilligde looneisen. In sommige
publikaties is daaruit de conclusie getrokken dat daardoor op termijn 40.000 arbeidsplaatsen zullen worden vernietigd.
Dit wordt beweerd op grond van het
,,loonspoorboekje” van het Centraal
Planbureau. Met alle respect voor dit instituut en zijn modellen: ik geloof toch dat dit
een al te mechanistische gevolgtrekking is.
De loonsverhogingen worden immers alleen in die ondernemingen en bedrijfstakken toegepast waar sprake is van verbetering van de rendementen en van voldoende
produktiviteitsstijging.
Wanneer
de
3-procentgolf zich als een olievlek over de
hele economie zou uitbreiden en ook bedrijven zou meesleuren die zich een dergelijke kostenstijging niet kunnen veroorloven, zou een negatief effect voor de werkgelegenheid optreden. In de spoorboekjes
van het CPB wordt geen rekening gehouden met de uiteenlopende uitkomsten die
het gedecentraliseerde loonoverleg oplevert. Dit doet overigens weinig af aan de
stelling dat de zaak van de werkgelegenheid niet gediend is met een algemene
loonbeweging.
Bij de onderhandelingen was er overigens geen sprake meer van looninlevering
bij verdere verkorting van de arbeidstijd,
die bovendien gepaard moest gaan met zo
groot mogelijke herbezetting. De onderhandelaarster van de Industriebond FNV
bij Akzo, Pauline van der Linden, typeerde de uitkomst van het cao-overleg als

,,goed voor de werknemers, maar slecht
voor de werklozen.” Dat was een eerlijke
uitspraak, maar toch geld die een uitkomst
die de vakbeweging aan eigen tactiek heeft
toe te schrijven. Van Hove begroet de onderhandelingsresultaten als het einde van
de discussies over collectieve vormen van
arbeidsduurverkorting. Hoewel wij van
vakbondsbestuurders andere geluiden horen, zou de NCW-secretaris wel eens gelijk
kunnen krijgen. Uniforme regelingen van
werktijden verdragen zich immers slecht
met gedecentraliseerd overleg en met de
uiteenlopende behoeften van de werknemers. De wijzigingen in de manier waarop
de arbeid wordt georganiseerd bieden ook
minder mogelijkheden voor splitsing en
deling van arbeidstaken. De opbrengst van
arbeidsduurverkorting voor de werkgelegenheid zou, mede als gevolg van veranderingen in de aard van het werk, wel eens
kunnen tegenvallen.
De individualisering en ,,verambachtelijking” van de arbeid (Huppes) zijn kenmerkend voor technologische en maatschappelijke ontwikkelingen waaruit een
nieuw type werknemer en een andere, flexibeler, organisatie van de arbeid zullen ontstaan. Ongetwijfeld zal de produktiviteitsstijging die gepaard gaat met de technologische verhieuwingen tot verdere verkorting van de arbeidsduur leiden. Op korte
termijn valt daarentegen te verwachten dat
juist in de innovatieve sectoren arbeidsduurverkorting minder toepassing zal vinden, omdat het daar gaat om specialistische functies, waar voor het aanbod nog
schaars is. Arbeidsduurverkorting is een
van de middelen om de werkloosheid te
bestrijden. Het zal selectief moeten worden toegepast, omdat de achterliggende
werkloosheidsproblematiek zo sterk gedifferentieerd is. De harde kern van de werklozen is er niet mee geholpen. Arbeidstijdverkorting is alleen een middel om mensen
aan werk te helpen die niet tot de problematische groep van moeilijk plaatsbaren
behoren. Waarschijnlijk zullen we tegen
het eind van dit jaar een ander soort discussie over herverdeling van arbeid kunnen
verwachten. Het zou mij niet verbazen als
daarbij minder accent wordt gelegd op collectieve arbeidstijdverkorting.
A.F. van Zweeden

Auteur