Linkse kabinetten zorgen voor hogere werkloosheidsuitkeringen dan rechtse. Bij een sterke stijging van de werkloosheid bezuinigen linkse kabinetspartijen op werkloosheidsuitkeringen.
672Jaargang 97 (4647) 9 november 2012
ESB Sociale zekerheid
Politieke partijen en
werkloosheidsuitkeringen
A
ls gevolg van de kredietcrisis en de schulden –
crisis is de werkloosheid de afgelopen jaren
in bijna alle Europese landen gestegen. Deze
ontwikkeling stelt Europese regeringen voor
moeilijke keuzes. Enerzijds leidt hoge werk –
loosheid tot hoge uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen
en daarom tot krappe overheidsfinanciën. Anderzijds leidt
hoge werkloosheid ertoe dat steeds meer kiezers belang hech –
ten aan genereuze inkomensbescherming bij werkloosheid.
Onder deze politiek-economische omstandigheden nemen
regeringen beslissingen om werkloosheidsregelingen al dan
niet te hervormen. De vraag is of, en zo ja hoe, de keuzes van
regeringen in de Europese Unie met betrekking tot werkloos-
heidsuitkeringen afhangen van partijpolitieke verschillen. In
de bestaande empirische literatuur op dit terrein is tot op he –
den geen rekening gehouden met de uitbreidingen van de EU
in 2004 en 2007 (Van Vliet et al ., 2012).
Determinanten
Partijpolitieke verschillen vormen in de politieke economie
een belangrijke verklarende factor voor de variatie in de gene -rositeit van werkloosheidsregelingen. Het centrale argument
is grofweg dat linkse partijen een preferentie hebben voor
genereuze uitkeringen, dat rechtse partijen een preferentie
hebben voor minder genereuze uitkeringen en dat deze pre
–
ferenties tot uitdrukking komen in beleid (Allan en Scruggs,
2004). Dit argument is uitvoerig onderzocht, maar de resul –
taten in de internationale empirische literatuur geven een ge –
mengd beeld. De uitkomsten van sommige studies ondersteu –
nen de hypothese dat regeringen met een links profiel andere
hervormingen van werkloosheidsuitkeringen doorvoeren
dan regeringen met een rechts profiel, maar in andere studies
wordt weinig bewijs gevonden voor deze hypothese. Als reactie op de tegenstrijdige empirische resultaten is
in de politieke economie de hypothese geformuleerd dat het
belang van partijpolitieke verschillen in hervormingen van
verzorgingsstaten afneemt naarmate de economische omstan –
digheden slechter worden. De verklaring hiervoor is dat ver –
schillen in beleidspreferenties worden gemitigeerd door druk
op de overheidsfinanciën als gevolg van externe economische
schokken. Situaties van langdurige hoge werkloosheid leiden
tot hoge uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen en daarom
tot budgettaire krapte, ongeacht de politieke kleur van een
kabinet (Saint-Paul, 1996; Gaston en Rajaguru, 2008). Inder –
daad, uit empirisch onderzoek van Vis (2009) blijkt dat ver –
slechterende economische omstandigheden aanleiding heb –
ben gegeven tot bezuinigingen op werkloosheidsuitkeringen
door zowel rechtse als linkse regeringen. Dit betekent echter
niet dat partijpolitieke verschillen niet meer van belang zijn.
Volgens Vis (2009) voeren rechtse kabinetspartijen niet meer
of zwaardere hervormingen door dan linkse kabinetspartijen,
maar is het wel waarschijnlijker dat rechtse partijen uitkerin –
gen verlagen, dan dat linkse partijen dat zouden doen. Hoge werkloosheid hoeft echter niet alleen van invloed
te zijn op de keuzes van kabinetspartijen vanwege budget –
taire redenen. Ook electorale motieven kunnen verschuiven
als gevolg van verslechterde economische omstandigheden.
Wanneer het risico om werkloos te raken groter wordt, kan
s o c i a l e z e k e r h e i d
Olaf van vliEt
Universitair docent
aan de Universiteit
Leiden
Linkse politieke partijen hebben andere voorkeuren ten aanzien
van werkloosheidsuitkeringen dan rechtse partijen. Hoge werk –
loosheid maakt dat de overheidsfinanciën krapper worden en dat
kiezers werkloosheidsuitkeringen belangrijker vinden. Linkse ka –
binetten zijn gerelateerd aan hogere werkloosheidsuitkeringen,
maar wanneer de werkloosheid stijgt, bezuinigen linkse kabinets-
partijen op werkloosheidsuitkeringen.
673Jaargang 97 (4647) 9 november 2012
Sociale zekerheid ESB
worden verwacht dat de mediane kiezer zich onzekerder voelt
en zijn preferenties ten aanzien van werkloosheidsuitkeringen
verandert. Omdat de mediane kiezer een grotere vraag naar
inkomensbescherming bij werkloosheid uitoefent, wordt het
voor kabinetspartijen moeilijker om te bezuinigen op werk-
loosheidsuitkeringen ( Jensen, 2012). Immers, bezuinigingen
zouden bij de volgende verkiezingen tot flinke verliezen kun –
nen leiden. De electorale consequenties van oplopende werk –
loosheid zijn zowel voor linkse als voor rechtse partijen van
belang. Het verschil is echter dat linkse partijen van zichzelf
al een voorkeur hebben voor genereuze uitkeringen, terwijl
het opschuiven van de mediane kiezer de rechtse partijen
juist belemmert in het uitvoeren van hun eigen voorkeuren
om de generositeit van uitkeringen te beperken. Uit recent
empirisch onderzoek van Jensen (2012) blijkt inderdaad dat
het negatieve effect van rechtse kabinetspartijen op verande –
ringen van de hoogte van werkloosheidsuitkeringen kleiner
wordt wanneer de werkloosheid stijgt. Linkse partijen zijn in
Jensens studie niet onderzocht. Kortom, wanneer de werkloosheid stijgt, worden zowel
linkse als rechtse kabinetspartijen geconfronteerd met toe –
nemende druk op de overheidsfinanciën die aanleiding kan
geven om te bezuinigen op werkloosheidsuitkeringen. Te –
gelijkertijd is het dezelfde stijgende werkloosheid die beide
typen kabinetspartijen beperkt om dergelijke bezuinigingen
door te voeren vanwege electorale redenen. Het is een em –
pirische vraag welk effect prevaleert. Verwacht kan worden
dat de budgettaire krapte voornamelijk voor linkse partijen
een belemmering oplevert om hun voorkeur voor genereuze
uitkeringen te handhaven. Voor rechtse partijen kan worden
verwacht dat met name het grotere belang dat kiezers hechten
aan werkloosheidsuitkeringen een belemmering oplevert om
werkloosheidsuitkeringen minder genereus te maken. Naast politieke partijen zijn ook sociale partners belang –
rijke spelers in hervormingen van werkloosheidsuitkeringen.
In de politiek-economische literatuur worden doorgaans twee
redenen naar voren gebracht voor een positieve relatie tussen
enerzijds gecoördineerd overleg tussen sterke en centraal ge –
organiseerde sociale partners en anderzijds de generositeit
van uitkeringen (Brandl en Traxler, 2005). In de eerste plaats
kan een positief effect worden verwacht omdat een traditie
van gecoördineerd overleg de kans vergroot dat vakbonden
meewerken aan loonmatiging. Wanneer vakbonden bereid
zijn om hieraan mee te werken, dan proberen zij dat uit te rui-
len tegen werkgelegenheidstoezeggingen en uitbreiding van
socialezekerheidsarrangementen. In de tweede plaats kan ver –
wacht worden dat vakbonden beter in staat zijn om invloed
uit te oefenen op bezuinigingsplannen in landen waar sprake
is van een geïnstitutionaliseerde overlegstructuur. Ook de mate van internationale economische integratie
van een land is mogelijk van invloed op uitkeringsniveaus.
Voor het effect van internationalisering bestaan grofweg twee
hypotheses. Volgens de efficiëntiehypothese zullen overheden
uitkeringsniveaus verlagen wanneer de mate van economische
integratie toeneemt, omdat overheden bedrijven proberen
aan te trekken met een lagere belasting- en premiedruk. Dit
mechanisme zou vervolgens door beleidsconcurrentie tus-
sen overheden uitmonden in een neerwaartse spiraal. Echter,
volgens de compensatiehypothese zullen werkloosheidsuit –
keringen juist worden verhoogd om de toegenomen risico’s op de arbeidsmarkt als gevolg van economische integratie te
compenseren (Rodrik, 1998). De empirie zal moeten uitwij
–
zen welk effect dominant is. Verder is het economische ont –
wikkelingsniveau van een land van belang , omdat mensen
bereid zijn om een groter deel van hun inkomen aan sociale
zekerheid te besteden wanneer het inkomen stijgt (Meltzer
en Richard, 1983).
D ata
Om de variatie in de hoogte van werkloosheidsuitkeringen in
alle 27 lidstaten van de EU te onderzoeken, wordt gebruik –
gemaakt van een nieuwe dataset, de Unemployment replace –
ment rates dataset (Van Vliet en Caminada, 2012). Deze set
bevat data over de netto-vervangingsratio van werkloosheids-
uitkeringen, die is gedefinieerd als de verhouding tussen het
netto-inkomen uit een werkloosheidsuitkering en het netto-
inkomen uit werk. In de berekeningen is uitgegaan van een
werknemer van veertig jaar oud die een gemiddeld inkomen
uit arbeid verdient. De vervangingsratio heeft betrekking op
de initiële fase van werkloosheid. De variatie in andere ken –
merken van werkloosheidsuitkeringen, zoals de duur van de
uitkering , het verloop in de hoogte van de uitkering naarmate
de uitkering langer duurt en de voorwaarden waaraan iemand
moet voldoen om voor een werkloosheidsuitkering in aan –
merking te komen (referte-eisen) komt niet tot uitdrukking
in de vervangingsratio en wordt daardoor niet meegenomen
in de analyse. De vervangingsratio is berekend voor twee ge –
zinstypes, namelijk een kostwinner met twee kinderen en een
alleenstaande. In de analyse is het gemiddelde van deze twee
gezinstypes genomen. Figuur 1 laat de resulterende vervan –
gingsratio’s zien voor de 27 EU-landen in het jaar 2009. Voor
dit jaar loopt de hoogte van een werkloosheidsuitkering bij
een gemiddeld inkomen uit werk in Europa uiteen van 26
procent van het laatst verdiende inkomen in Polen tot 87
procent in Luxemburg. De vervangingsratio voor Nederland
is de op twee na hoogste van de EU. De politieke kleur van kabinetten wordt gemeten als
het percentage van het totale aantal kabinetszetels dat wordt
bezet door linkse of rechtse partijen, gewogen op basis van
0
20
40 60
80
100
Lux
Por
Ned FraIta
Cyp Roe DuiSlo
Bul
Zwe Oos
Slov Bel
Sps
Den
FinLit
Tsj
Ier
Let
Est Gri
Hon Mal VK
Pol
netto-vervangingsratio werkloosheids –
uitkering in 27 eU-landen, 2009Figuur 1
674Jaargang 97 (4647) 9 november 2012
ESB Sociale zekerheid
het aantal dagen per jaar dat een kabinet aan de macht is.
Voor deze indicatoren wordt gebruikgemaakt van data van
de Comparative Political Data Set (Armingeon et al., 2011).
Om de rol van sociale partners te kunnen analyseren voor 27
EU-landen is een nieuwe indicator geconstrueerd. Dit is een
index (z-scores) die is gebaseerd op een aantal sub-indicato –
ren, zoals het niveau waarop collectieve loononderhandelin –
gen plaatsvinden (van bedrijfsniveau tot nationaal niveau) en
de organisatiegraad van werknemers (het deel van de werkne –
mers dat lid is van een vakbond). Een hogere score op deze in –
dex geeft aan dat er sprake is van een sterk en gecentraliseerd
overlegmodel. Om te controleren voor de mogelijke effecten
van internationale economische integratie bevatten de mo -dellen een indicator voor handelsopenheid die is gedefinieerd
als de som van import en export als percentage van het bbp.
Werkloosheid wordt gemeten als de werkloze beroepsbevol
–
king als percentage van de beroepsbevolking. Voor zowel de
handelsopenheid als de werkloosheid wordt gebruikgemaakt
van data van de World Development Indicators (Wereld –
bank, 2012). Bbp per hoofd van de bevolking is uitgedrukt
in Amerikaanse dollars, gecorrigeerd voor inflatie (prijspeil
2005) en voor prijsverschillen tussen landen. Voor deze va –
riabele wordt gebruikgemaakt van data van de Penn World
Tables (Heston et al ., 2011).
Een van de belangrijkste redenen dat Midden- en Oost-
Europese landen doorgaans ontbreken in internationaal ver –
gelijkend onderzoek naar sociale zekerheid, is de beperkte
beschikbaarheid van data. Sinds de transitie in Midden- en
Oost-Europa vanaf het begin van de jaren negentig zijn steeds
meer data beschikbaar gekomen en onderzoekers en inter –
nationale instituten zijn datasets gaan construeren die data
bevatten voor zowel West- als Oost-Europese landen. Omdat
voor de 27 EU-landen de meeste data beschikbaar zijn voor
de periode 1990–2009, is dit de periode waar de analyse op is
gericht. Tabel 1 geeft enkele kengetallen weer van de verschil –
lende variabelen.
methoDe
De variatie in werkloosheidsuitkeringen wordt geanalyseerd
aan de hand van een aantal OLS-regressies. De onafhanke –
lijke variabelen zijn opgenomen met een vertraging van een
jaar, wat gangbaar is in de politiek-economische literatuur.
Om te onderzoeken of het effect van politieke partijen op
werkloosheidsuitkeringen afhankelijk is van de hoogte van
de werkloosheid worden interactie-effecten opgenomen. De
regressies bevatten dummyvariabelen om te controleren voor
land- en jaarspecifieke effecten. De storingsterm volgt een
AR(1)-proces om de schattingen te corrigeren voor autocor –
relatie. Daarnaast wordt gebruikgemaakt van panel-gecorri-
geerde standaardfouten om te corrigeren voor panel-heteros-
kedasticiteit en gelijktijdige ruimtelijke correlatie.
reSUltaten
De resultaten van de regressieanalyses worden gepresenteerd
in tabel 2. Kolom 1 en kolom 2 laten zien dat het deel van
de kabinetszetels dat wordt bezet door linkse of rechtse poli-
tieke partijen niet significant is gerelateerd aan de hoogte van
werkloosheidsuitkeringen. Deze resultaten komen overeen
met resultaten uit de internationale literatuur waar eveneens
geen duidelijke effecten van politieke partijen zijn gevonden.
In kolom 3 en kolom 4 worden de schattingen van de inter –
actie-effecten gepresenteerd. De resultaten in kolom 3 laten
zien dat het effect van linkse kabinetspartijen afhankelijk is
van de hoogte van de werkloosheid. Het percentage linkse
kabinetszetels is positief en significant gerelateerd aan de
hoogte van werkloosheidsuitkeringen bij lage werkloosheid,
maar dit positieve effect wordt kleiner naarmate de werkloos-
heid stijgt. Wanneer meer dan tien procent van de beroeps-
bevolking werkloos is, slaat het positieve marginale effect van
linkse kabinetspartijen om in een negatief effect. Dit sug –
gereert dat het remmende effect dat uitgaat van budgettaire
krapte als gevolg van een hoge werkloosheid sterker is dan het
effect van de toegenomen vraag naar inkomensbescherming
Variabelen, 27 eU-landen, 1990–2009
Panel dataregressies voor netto-vervangings-
ratio’s, 27 eU-landen, 1990–2009
1
tabel 1
tabel 2
v ariabele GemiddeldeStandaard-
deviatie MinimumMaximum
netto-vervangingsratio in
procenten 58,815,421,390,4
linkse kabinetszetels in
procenten 37,935,10100
rechtse kabinetszetels in
procenten 35,034,80100
Sociaaloverleg-index
(z-scores) 0,20,8–1,3 1,7
handelsopenheid 100,148,535,4319,6
Werkloosheid in procenten 8,54,20,623,9
Bbp per inwoner 22.92312.186547289.814
(1) (2) (3)(4) (5)
links kabinet (t–1) 0,002-0,03*** -0,08***
rechts kabinet (t–1) -0,002 –0,0090,06**
links kabinet (t–1) ×
Werkloosheid (t–1) ––0,003*** -–0,006***
rechts kabinet (t–1) ×
Werkloosheid (t–1) —0,001 –0,004
Sociaal overleg (t–1) 2,02**2,02**2,11***2,09**2,10**
handelsopenheid (t–1) –0,08***–0,07***–0,07***–0,07***–0,07***
Werkloosheid (t–1) 0,040,050,170,010,45***
Bbp per inwoner (× 10–2)
(t–1) 0,02**0,02**0,02***0,02***0,02***
Constante 62,03***62,07***60,50*** 61,80***57,99***
rho 0,600,610,590,600,58
observaties (n × t) 395395395395 395
aangepaste r2 0,910,910,910,910,91
**/*** Significant op respectievelijk vijf- en eenprocentsniveau
675Jaargang 97 (4647) 9 november 2012
Sociale zekerheid ESB
die wordt uitgeoefend door de mediane kiezer. Het geschatte
marginale effect van linkse kabinetspartijen op de hoogte van
werkloosheidsuitkeringen is grafisch weergegeven in figuur 2.
Uit kolom 4 van tabel 2 blijkt dat het interactie-effect tus-
sen het percentage rechtse kabinetszetels en de werkloosheid
niet significant is gerelateerd aan vervangingsratio’s. In kolom
5 zijn beide interactie-effecten opgenomen. Ondanks de vrij
sterke correlatie tussen het percentage linkse en rechtse kabi-
netszetels (correlatiecoëfficiënt van –0,66), blijken de resul-
taten voor linkse kabinetspartijen robuust voor het opnemen
of weglaten van rechtse kabinetspartijen. De regressies bieden
echter geen eenduidige en robuuste resultaten voor wat be –
treft het effect van rechtse kabinetspartijen op werkloosheids-
uitkeringen. Voor wat betreft het effect van sociaal overleg blijkt dat
de index positief en significant is gecorreleerd aan werkloos-
heidsuitkeringen. Dit resultaat komt overeen met de ver –
wachting dat in landen waar sprake is van een geïnstitutionali-
seerde overlegstructuur vakbonden weerstand kunnen bieden
tegen bezuinigingen en dat zij genereuzere werkloosheidsuit –
keringen uitruilen tegen loonmatiging. De negatieve en sig –
nificante coëfficiënt voor handelsopenheid suggereert dat het
effect van de efficiëntiehypothese het effect van de compen –
satiehypothese domineert. Wanneer de mate van internatio –
nale economische integratie toeneemt, worden uitkeringen
verlaagd om bedrijvigheid vast te houden of aan te trekken.
De resultaten laten geen significant effect zien van de omvang
van de werkloze beroepsbevolking. Tot slot, het positieve en
significante effect voor bbp per hoofd van de bevolking komt
overeen met de verwachting dat mensen een groter deel van
hun inkomen aan sociale zekerheid besteden wanneer een
land welvarender wordt.
ConClUSie
Politieke partijen zoeken voortdurend een balans tussen het
verwezenlijken van hun ideologische en programmatische
voorkeuren enerzijds en het maximaliseren van electorale
steun anderzijds. Daarbij zijn de keuzes van politieke partijen
onderworpen aan economische omstandigheden. Wanneer
de werkloosheid in een land stijgt, dan krijgt de regering te
maken met krappere overheidsfinanciën vanwege een toe –
name in het aantal werkloosheidsuitkeringen. Tegelijkertijd
zorgt de stijgende werkloosheid ervoor dat kiezers inkomens-
bescherming bij werkloosheid belangrijker vinden. Het eerste
effect zou met name een beperking opleveren voor linkse par –
tijen om hun voorkeur voor genereuze uitkeringen te handha –
ven, terwijl het tweede effect vooral voor rechtse partijen een
beperking zou opleveren om uitkeringen minder genereus te
maken. Uit studie naar het effect van de politieke kleur van
kabinetspartijen op werkloosheidsuitkeringen voor alle 27
lidstaten van de EU voor de periode 1990–2009 blijkt nu
welk effect overheerst. Voor rechtse kabinetspartijen is geen
robuust effect gevonden. Voor linkse partijen geldt dat het
aantal kabinetszetels positief gerelateerd is aan de hoogte van
werkloosheidsuitkeringen, maar dat bij hoge werkloosheid
dit positieve effect omslaat in een negatief effect. Linksere
kabinetten zorgen dus voor hogere werkloosheidsuitkerin –
gen wanneer de overheidsfinanciën dat toelaten. Wanneer
de werkloosheid stijgt, bezuinigen linkse kabinetspartijen op
werkloosheidsuitkeringen.
litEratuur
allan, J.P. en l. Scruggs (2004) Political partisanship and welfare state reform in advanced
industrial societies. American Journal of Political Science, 48(3), 496–512.
armingeon, K., D. Weisstanner, S. engler, P. Potolidis, m. Gerber en P. leimgruber (2011)
Comparative Political Data Set III. Bern: Universität Bern.
Brandl, B. en F. t raxler (2005) industrial relations, social pacts and welfare expenditures: a
cross-national comparison. British Journal of Industrial Relations, 43(4), 635–658.
Gaston, n. en G. rajaguru (2008) the rise (and fall) of labour market programmes: domestic
vs. global factors. Oxford Economic Papers, 60(4), 619–648.
heston, a., r. Summers en B. aten (2011) Penn World Table Version 7.0. Pennsylvania: Univer-
sity of Pennsylvania.
Jensen, C. (2012) labour market- versus life course-related social policies: understanding
cross-programme differences. Journal of European Public Policy, 19(2), 275–291.
meltzer, a.h. en S.F. richard (1983) t ests of a rational theory of the size of government.
Public Choice, 41(3), 403–418.
rodrik, D. (1998) Why do open economies have bigger governments? Journal of Political Eco-
nomy, 106(5), 997–1032.
Saint-Paul, G. (1996) exploring the political economy of labour market institutions. Economic
Policy, 11(23), 263–315.
Vis, B. (2009) Governments and unpopular social policy reform: biting the bullet or steering
clear? European Journal of Political Research, 48(1), 31–57.
Vliet, o. van en K. Caminada (2012) Unemployment replacement rates dataset amo
ng 34
welfare states 1971–2009: an update, extension and modification of Scruggs’ welfare state
entitlements data set. NEUJOBS Special Report, 2.
Vliet, o. van, K. Caminada en K. Goudswaard (2012) the political economy of labour market
policies in western and eastern european countries. NEUJOBS Working Paper, D6(3).
Wereldbank (2012) World Development Indicators. Washington, DC: Wereldbank.
-0,10
-0,05
0,00
0,05
0510
Werkloosheid in procenten
95% Betrouwbaarheidsinterval Marginaal effect van linkse kabinetten152025
Geschat marginaal effect van linkse kabinetten
op netto-vervangingsratio’s bij verschillende
werkloos heidspercentages Figuur 2