internationaal
Buitenlandse bèta’s houden
lonen laag
Hogeropgeleide bèta’s worden steeds schaarser, ook in verÂ
geÂijking met niet-bèta’s. Maar dat wordt niet weerspiegeld
l
in hun salaris. Verklaringen hiervoor lijken het internationale
karakter van de arbeidsmarkt voor bèta’s en een grotere
behoefte aan additionele scholing van bèta’s.
B
edrijven geven veelvuldig aan dat het
lastig is om aan goed technisch personeel
te komen. Schaarste heeft zijn prijs. Op
een goed werkende arbeidsmarkt leidt
schaarste tot hogere arbeidskosten. Een groot deel
van die arbeidskosten wordt bepaald door de lonen.
In 2005 analyseerde het CPB echter dat de lonen
van hogeropgeleide bèta’s ten opzichte van hogeropgeleide niet-bèta’s in recente jaren niet zijn toegenomen (Noailly et al., 2005). Dit lijkt erop te wijzen
dat bèta’s misschien wel schaars zijn, maar niet
schaarser (geworden) dan niet-bèta’s.
Het CPB sprak daarom over de bètapuzzel: aan de
ene kant zijn er geluiden uit de samenleving over
meer schaarste aan technisch personeel, aan de
andere kant wordt dat niet teruggevonden in de
loonontwikkeling. Het CPB opperde destijds twee
mogelijke verklaringen. Ten eerste is bij bèta’s wellicht meer dan bij niet-bèta’s sprake van een internationale arbeidsmarkt en worden de lonen niet in
Nederland maar internationaal bepaald. Ten tweede
bestaat er niet zoiets als het prototype bèta en is er
op deelmarkten misschien wel sprake van loonstijgingen en een grotere schaarste. SEO Economisch
Onderzoek heeft vorig jaar de arbeidsmarkt van
hogeropgeleide bèta’s nader onderzocht (De Graaf
et al., 2007). Is de schaarste aan hogeropgeleide
bèta’s sinds het rapport van het CPB toegenomen?
Kloppen de verklaringen van het CPB voor de bètapuzzel en zijn er nog andere verschillen tussen de
arbeidsmarkt van bèta’s en niet-bèta’s?
Bètapuzzel gaat
nog steeds op
Djoerd de Graaf en
Arjan Heyma
Senior onderzoeker en
hoofd cluster Arbeid &
K
 ennis van SEO Economisch Onderzoek
168
ESB
Sinds het onderzoek van het CPB
is de schaarste aan hogeropgeleide
bèta’s aantoonbaar toegenomen,
ook ten opzichte van niet-bèta’s.
Dat blijkt uit twee schaarsteindicatoren, namelijk de baanzoekduur van pas afgestudeerden en
het percentage moeilijk vervulbare
vacatures. In de afgelopen jaren
zijn de baanzoekduren van hogeropgeleide bèta’s ten opzichte
21 maart 2008
van hogeropgeleide niet-bèta’s korter geworden.
Hogeropgeleide bèta’s zijn dus relatief schaarser geworden. Dit blijkt uit analyses op Elsevier/SEO-data
Studie & Werk. Deze gegevens bevatten door middel
van een jaarlijkse enquête allerhande informatie over
de eerste schreden op de arbeidsmarkt van pas afgestudeerde hogeropgeleiden. De trend in het percentage moeilijk vervulbare vacatures in de hogere en
wetenschappelijke beroepen bevestigt het beeld van
schaarste aan bèta’s; zie figuur 1. Tot 2003 was het
percentage moeilijk vervulbare vacatures bij bèta’s
nauwelijks groter dan bij niet-bèta’s. In 2006 was
dat verschil flink toegenomen tot twaalf procentpunt.
Cijfers over de tussenliggende jaren, 2004 en 2005,
zijn niet voorhanden.
Tegelijkertijd volgen startsalarissen van hogeropgeleide bèta’s deze ontwikkeling niet. Als er al een
trend waarneembaar is, dan nemen de startsalarissen van bèta’s ten opzichte van niet-bèta’s eerder af
dan toe. Kortom, de bètapuzzel gaat nog steeds op:
aan de ene kant wijzen indicatoren op een schaarste
aan hogeropgeleide bèta’s die sneller toeneemt dan
bij hogeropgeleide niet-bèta’s; aan de andere kant
leidt die toename niet tot grotere loonverschillen tussen bèta’s en niet-bèta’s.
Internationalisering in deelmarkten
Wordt deze bètapuzzel deels verklaard doordat
lonen van bèta’s met de toegenomen globalisering
tegenwoordig internationaal worden bepaald? De
arbeidsmarkt voor bèta’s lijkt inderdaad internationaler dan die voor veel andere hogeropgeleiden. Dat
is ook niet gek, want technologie is een internationaal product. Metaalbewerking is universeel, terwijl
bijvoorbeeld fiscalisten te maken hebben met het
geldende fiscale systeem in een land. Ook is bij veel
andere beroepen voor hogeropgeleiden de beheersing van de Nederlandse taal een vereiste. Beroepen
voor niet-bèta’s zijn daardoor over
het algemeen lastiger door buitenIn de afgelopen
landse werknemers in te vullen.
Dat is onder andere terug te vinden
jaren zijn de
in het percentage buitenlandse
baanzoekduren
kenniswerkers op universiteiten
per vakgebied. Deze percentages
van hogeropgeleide
zijn veel hoger bij techniek en
bèta’s ten opzichte
natuur (rond 32 procent) dan bij
andere vakgebieden (gemiddeld
van hogeropgeleide
rond dertien procent) (Grijpstra en
niet-bèta’s korter
Bruiskool, 2005). Interviews met
human resource managers van
geworden
vijftien grote bedrijven met veel
hogeropgeleide bèta’s leren dan
gen dat de verschillen kleiner zijn geworden in de laatste jaren.
Ondanks
ook dat het overgrote deel regelInternationale (loon)concurrentie lijkt dus nog geen belangrijke
matig gebruikmaakt van buitenfactor in de loonvorming bij hogeropgeleide bèta’s. Bedrijven
internationalisering
landse arbeidskrachten (De Graaf
geven dat zelf ook aan. Ze baseren hun loon op de situatie op
van de arbeidsmarkt
et al., 2007).
de Nederlandse markt, ook de bedrijven die vestigingen hebMaar niet in elk bètaberoep is
ben in het buitenland.
van hogeropgeleide
internationalisering mogelijk. Een
Al met al lijken de twee verklaringen die het CPB (Noailly et
bèta’s worden
bouwkundige moet als voorman
al., 2005) opperde om de bètapuzzel te verklaren inderdaad
op de bouwplaats de Nederlandse
te kloppen: niet elke bèta is hetzelfde en er is bij bèta’s meer
lonen nog altijd voor
taal machtig zijn en in een kansprake van een internationale arbeidsmarkt. Met dat verschil,
het grootste deel
toorfunctie goed bekend zijn met
dat het CPB doelde op een internationale loonvorming als gede wettelijke bouwvoorschriften
volg van concurrentie op arbeidsmarkten én afzetmarkten. Het
binnen Nederland
en de Nederlandse bouwcondities
lijkt erop dat vooral het aanbod van buitenlandse arbeid een
bepaald
(bijvoorbeeld gevaar van verzakrem zet op de vertaling van schaarste aan Nederlands bètaperking en inklinking). Voor chemici
soneel in hogere lonen. Omdat de mogelijkheid tot inzet van
gelden deze bezwaren niet of
buitenlandse arbeidskrachten sterk verschilt tussen sectoren
nauwelijks, waardoor gemakkelijker buitenlandse aren beroepen, geldt dit tegelijkertijd niet voor alle bèta’s. Ofwel, de ene bèta is de
beidskrachten kunnen worden ingezet. Dat blijkt ook
andere niet.
uit het percentage hogeropgeleide werknemers dat
Bèta’s geven minder om geld
in 2002 vanuit een ander EU-land naar Nederland
Zijn er meer verklaringen te vinden voor het bestaan van de bètapuzzel? Ten
kwam, zoals berekend door Van Loo en Cörvers
eerste worden bèta’s meer gedreven door de inhoud van het werk en minder
(2003). Dat percentage is duidelijk het hoogst in
door de hoogte van het loon. Uit analyses blijkt dat jonge bèta’s in hogere en
de sector chemie/energie en het laagst in de sector
wetenschappelijke banen minder loongevoelig zijn dan jonge niet-bèta’s. Tot 29
bouw/overige industrie. De mogelijkheid om buijaar zijn bèta’s gemiddeld genomen met ruim een euro minder aan bruto uurloon
tenlandse krachten te werven heeft vermoedelijk
een dempende werking op de binnenlandse lonen.
Schaarste aan Nederlandse bèta’s leidt door de aanvulling met buitenlandse bèta’s immers niet meteen
figuur 1
Trend percentage moeilijk vervulbare vacatures voor hogere en wetentot tekorten op de arbeidsmarkt in Nederland. Dat
schappelijke bèta- en niet-bètaberoepen
zou deels kunnen verklaren waarom de lonen van
bèta’s niet sterker zijn gestegen dan die van nietbèta’s.
Tegelijkertijd zou dit niet voor alle bèta’s op moeten
gaan, bijvoorbeeld voor chemici wel en voor bouwkundigen niet. Tabel 1 bevestigt dit. De tabel geeft
weer in welke mate de gemiddelde uurlonen van pas
afgestudeerde bouwkundigen en chemisch technologen in de afgelopen acht jaar hebben gefluctueerd.
De percentages zijn berekend door per opleiding het
verschil tussen het hoogste en het laagste jaarlijkse
gemiddelde startersloon in de afgelopen acht jaar
te delen door het hoogste jaarlijkse gemiddelde
startersloon in diezelfde periode. De loonschommelingen bij bouwkundigen zijn vergelijkbaar met die bij
(commercieel) economen. De loonschommelingen bij
chemisch technologen zijn daarentegen veel kleiner,
een mogelijk gevolg van de beschikbaarheid van
buitenlandse arbeidskrachten.
Lonen nationaal bepaald
Ondanks internationalisering van de arbeidsmarkt
van hogeropgeleide bèta’s worden lonen nog altijd
voor het grootste deel binnen Nederland bepaald.
Uit onze analyses blijkt dat het Nederlandse bruto
uurloon voor de gemiddelde bèta in hogere beroepen ongeveer 18,10 euro bedraagt. In Duitsland is
dat ongeveer anderhalve euro hoger en in België en
het Verenigd Koninkrijk circa twee euro lager. Deze
spreiding in bruto uurlonen is nagenoeg gelijk aan
de spreiding in bruto uurlonen van de niet-bèta’s in
dezelfde landen. Bovendien zijn er geen aanwijzin
Bron: De Graaf et al. (2007), gebaseerd op CBS (2007)
tabel 1
De procentuele fluctuatie van het bruto uurloon van hoogopgeleide
s
 tarters, afgestudeerd tussen 1996/1997 en 2003/2004 (in procenten)
Chemische technologie
Bouwkunde
Commerciële economie (hbo) / Economie (wo)
Procentuele
fluctuatie
Hbo
8
17
16
Procentuele
fluctuatie
Wo
10
16
17
Bron: De Graaf et al. (2007), gebaseerd op Elsevier/SEO-data Studie & Werk
ESB
21 maart 2008
169
(gemiddeld ruim tien procent) net zo tevreden als niet-bèta’s
in dezelfde leeftijdscategorie. Werkgevers zien dat ook terug
bij contractbesprekingen. Daarom kiezen ze eerder voor andere instrumenten dan een hoger loon om schaarse bèta’s
aan te trekken, zoals goede secundaire arbeidsvoorwaarden of
opleidingsmogelijkheden.
Bètaopleidingen te weinig specialistisch
bereikt door het breder maken van
bètaopleidingen. Veeleer zullen
bedrijfsleven en onderwijsinstellingen op één lijn moeten worden
gebracht om bèta’s met de gewenste kennis en vaardigheden
op te leiden. Daarbij is een belangrijke taak weggelegd voor de
Taskforce Technologie, Onderwijs
en Arbeidsmarkt. Deze Taskforce
buigt zich over de vraag met welke
acties de schaarste aan bèta’s kan
worden bestreden. Hierbij worden
nadrukkelijk verschillende actoren
betrokken, waaronder overheid, bedrijfsleven en
onderwijsinstellingen. Dat moet een aanzet geven om
bedrijven ook in de toekomst te kunnen voorzien van
goed opgeleid technisch personeel.
Omdat bèta’s
minder gevoelig zijn
voor de hoogte van
het loon, moet het
loon relatief sterk
worden verhoogd om
de keuze van bèta’s te
beïnvloeden
Ten tweede zijn opleidingen voor bètatechnici de laatste jaren
breder geworden. Dat maakt ze gemakkelijker toegankelijk voor
een grotere groep studenten (kwantiteit), maar gaat ten koste
van de inhoudelijke specialisatie (kwaliteit). Bedrijven geven
aan dat vooral bij hbo-opgeleiden de inhoudelijke kennis vaak
tekortschiet. In het verlengde hiervan lijkt de huidige ontwikkeling in het keuzegedrag van studenten niet gunstig. De Grip en Smits (2007)
laten zien dat er een verminderde instroom is in de hardere bètaopleidingen in
het hoger onderwijs, zoals informatica, bouwkunde en natuurkunde. Daarentegen
is de instroom in de zachtere bètaopleidingen, zoals medische beeldvorming en
radiotherapie, tuin- en akkerbouw en farmakunde, toegenomen. Een en ander
houdt in dat vanuit de arbeidsmarkt weliswaar behoefte is aan meer specifiek
opgeleide bèta’s, maar dat studenten eerder kiezen voor bredere opleidingen
Omdat onderwijsinstellingen door financiële prikkels vooral oog hebben voor zo
groot mogelijke studentenaantallen, bieden ze veelal die brede opleidingen aan.
Pas afgestudeerden zijn door het ontbreken van gedegen vakinhoudelijke kennis
niet altijd onmiddelijk volledig
inzetbaar. Door scholing en training kan die achterstand worden ingehaald.
Hierdoor stijgen weliswaar de arbeidskosten, maar dit heeft mogelijk juist een
drukkend effect op (start)salarissen.
Conclusie
De schaarste aan hogeropgeleide bèta’s neemt toe, meer nog dan bij andere hogeropgeleiden. Dat zien we nauwelijks terug in hogere lonen voor bèta’s, omdat
er ten minste voor een deel van de bèta’s voldoende arbeidsaanbod is vanuit het
buitenland, bèta’s minder loongevoelig blijken te zijn en het specialistische kennisniveau van bèta’s de laatste jaren onder druk is komen te staan. Het bieden
van hogere lonen lijkt in het licht hiervan niet de meest efficiënte strategie.
Omdat bèta’s minder gevoelig zijn voor de hoogte van het loon, moet het loon
relatief sterk worden verhoogd om de keuze van bèta’s te beïnvloeden. Andere
strategieën worden daardoor aantrekkelijker.
Het halen van arbeidskrachten uit het buitenland is in veel bètaberoepen een oplossing. De in Nederland ingevoerde Bachelor-Masterstructuur en de regelgeving
van de Europese Unie hebben het functioneren van een internationale arbeidsmarkt vergemakkelijkt. Ook verschuift het accent in het Nederlandse migratiebeleid langzaam van restrictief naar selectief. Dat wil zeggen dat in plaats van het
alleen beperken van immigratie het inzicht groeit dat de immigratie van bepaalde
groepen juist economische voordelen met zich mee kan brengen.
Bij die inzet van buitenlandse arbeidskrachten kan wel een aantal kanttekeningen worden geplaatst. Niet in elk bètaberoep is de inzet van buitenlandse
arbeidskrachten eenvoudig. Ook lukt het veel kleine bedrijven niet of nauwelijks om buitenlands personeel te werven. Sowieso geven de meeste bedrijven
aan liever met Nederlands personeel te werken. Vandaar ook die geluiden over
schaarste. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat
buitenlandse arbeidskrachten geen structurele oplossing vormen om tekorten op
de nationale arbeidsmarkt aan te vullen. Het reservoir aan buitenlandse arbeidskrachten is niet onuitputtelijk en ook de landen van herkomst ontwikkelen zich.
Buitenlandse arbeidskrachten kunnen het Nederlandse aanbod zelfs verminderen. De arbeidsvoorwaarden worden immers minder snel naar boven bijgesteld,
wat de keuze voor een bètastudie of bètaberoep minder aantrekkelijk kan maken
(Freeman, 2005).
Een andere oplossing is het vergroten van het binnenlandse aanbod van hogeropgeleide bèta’s met een gedegen kennisniveau. Dat kan niet zomaar worden
170
ESB
21 maart 2008
Literatuur
Freeman, R.B. (2005) Does globalization of the scientific/
engineering workforce threaten U.S. Economic Leadership?
NBER Working Paper, 11457.
Graaf, D. de, A. Heyma en C. van Klaveren (2007) De arbeidsmarkt van hoger opgeleide bèta’s. SEO-rapportnummer 992.
Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek.
Grijpstra, D. en B. Bruiskool (2005) De internationale mobiliteit
van kenniswerkers in het hoger onderwijs. Leiden: Research voor
Beleid BV.
Grip, A. de en W. Smits (2007) Technomonitor. Maastricht:
Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt.
Loo, J. van en F. Cörvers (2003) Internationale kennistransfers: een
verkenning van de grensoverschrijdende mobiliteit van werkenden en
studenten van en naar Nederland. Maastricht: Researchcentrum
voor Onderwijs en Arbeidsmarkt.
Noailly, J., D. Waagmeester, B. Jacobs, M. Rensman en D.
Webbink (2005) Scarcity of science and engineering students in
the Netherlands. CPB-document nr 92. Den Haag: Centraal
Planbureau.