Redactioneel
Albert Jolink
Hoofdredacteur ESB,
Associate Professor RSM Erasmus University
a.jolink@sdu.nl
Honderd
“I
k heb het wel honderd keer gezegd dat de
positie van Nederland is verzwakt toen we
duurder zijn geworden dan onze naaste
concurrenten.†Aan het woord is de Premier
na afloop van de ministerraad begin augustus (NRC,
2006). De vergaderingen van de ministerraad zijn
niet openbaar en de beeldvorming van wat er in de
ministerraad gebeurt moet vooral via de persberichten lopen. Mijn beeld van de vergadering van de
ministerraad is zo goed als non-existent maar zo af
en toe kan ik me wel verwonderen.
Probeert u zich in te beelden: een lange tafel in een
rijk gedecoreerde zaal, met oude, statige schilderijen aan de wand. Op de tafel staan kleine, sierlijke
lampjes met crèmekleurige lampenkapjes en de
sprietjes van de microfoons weerkaatsen het licht
van de uitbundige kroonluchters. De minister-president
is de spil in de vergadering en neemt veelvuldig het
woord: “de positie van Nederland is verzwakt toen
we duurder zijn geworden dan onze naaste concurrenten†en herhaalt de mededeling talloze malen;
sommigen beweren wel honderd keer. Wat is er mis
gegaan? Ligt het aan de microfoon of aan de oren?
Of wordt er wel gehoord maar niet geluisterd, zoals
Duisenberg placht te zeggen. Aan de moeilijkheidsgraad van de mededeling kan het onmogelijk liggen:
het is een algemeen aanvaard economisch principe
dat relatieve concurrentieposities mede afhangen
van de relatieve prijzen. Er zijn bouwwerken van
internationale handelstheorieën op gefundeerd die
comparatieve- en competitieve voordelen op deze
wijze weten te definiëren. Maar honderd keer is wel
erg veel. Of is het de herhaling die de kracht is van
de reclame? Herhaling verveelt niet alleen maar wekt
ook vertrouwen door de herkenning van de patronen,
zo stellen marketingdeskundigen en ik neem aan dat
de ministerraad hiervan op de hoogte is.
Loonmatiging is in Nederland een beproefd recept.
Sinds ‘het akkoord van Wassenaar’ uit de jaren
tachtig, weten de vakbonden in Nederland dat het
vechten is tegen de bierkaai als dit instrument weer
van stal wordt gehaald. In het verleden werd ook het
arbeidsproductiviteitsargument er nog bijgehaald:
als je hard werkt mag je veel verdienen, maar meer
salaris zonder extra inspanning is er niet bij. Nu blijft
de arbeidsproductiviteit nog even buiten beeld en is
de concurrentie uit het buitenland de stok waarmee
geslagen wordt. Het is duidelijk dat de ministerraad
zich zorgen maakt over wie er gaat profiteren van
de aanstaande economische bloeiperiode: de factor
arbeid, de factor kapitaal of het financieringstekort
van de overheid. Als het aan de premier ligt wil hij
wel honderd keer herhalen dat niet de factor arbeid
aan de beurt is om met looneisen te komen.
Inmiddels heeft het CBS ook berekend dat het reëel
beschikbare inkomen van de Nederlandse huishoudens ook in 2005 is gedaald en dat voor de vierde
keer op rij. Voor de meeste huishoudens betekent
dit dat de inflatie weer eens een flinke knauw geeft
aan de verwachtingen over de koopkracht. Dat de
consumptieve uitgaven toch nog blijven stijgen, is
mede te danken aan de bereidheid van consumenten
om het spaarvarken nog eens om te keren, maar ook
daar komt een einde aan. De opbrengsten van de
blijde economische tijdingen zitten nu vooral in de
winstaanwas bij de bedrijven en de tekortafname bij
de overheid. Zo liggen de verhoudingen.
En dan nu voor de 101ste keer: de positie van Nederland is verzwakt toen we duurder zijn geworden
dan onze naaste concurrenten. Maar is de positie
van Nederland ook versterkt toen we goedkoper zijn
geworden dan onze naaste concurrenten? Dat valt
nog maar te bezien. Wat de huishoudens betreft zou
niemand willen beweren dat hun positie is versterkt.
Voor de bedrijven ligt dat anders, maar hier is wel
enige nuance op zijn plaats. In de poging om de
lonen te matigen hebben zieltogende bedrijven met
beperkte winstpotentie even lucht gekregen om weer
bij te komen van de hittegolven op de internationale
markten. Maar het is zeer de vraag of het ontzien
van dergelijke bedrijven, ten koste van de koopkracht
van huishoudens, een versterking van de positie van
Nederland heeft opgeleverd. Wellicht dat een forse
loongolf de boel weer op scherp zet en Nederland
laat zien waar we echt sterk in zijn. Door ‘loon naar
werken’ kan de productiviteit worden opgeschroefd
in richtingen die Nederland echt versterken: innovatie,
groei en flexibiliteit. Uiteraard kun je honderd keer
zeggen dat we het in het verleden niet goed hebben
gedaan en dat we conclusies moeten trekken uit het
verleden. De vraag is alleen of de conclusies beperkt
moet blijven tot een herhaling van zetten.
Literatuur
NRC (2006) Balkenende en Zalm: hou loonmatiging vast.
NRC Handelsblad, 12 augustus.
ESB
25 augustus 2006
387