prikkel
Een beetje afscheid
Fieke van der Lecq
Hoodredacteur ESB
fieke.vanderlecq@economie.nl
R
ecentelijk ontving Richard
Thaler een eredoctoraat van
de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Thaler onderzoekt het keuzegedrag
van echte mensen, die zich niet zo
rationeel gedragen als de agenten in
economische modellen. Niettemin
zijn er patronen in het menselijk
gedrag waarneembaar. Intersubjectiviteit kan worden gezien
als een patroon in meningsvorming. Wetenschappers werken
ermee bij de beoordeling van artikelen voor publicatie en
brancheÂgenoten ontwikkelen hun kwaliteitskeurmerken op
deze manier. Inmiddels zijn er echter zo veel keurmerken dat de
consumenten verdwalen en keurmerken met elkaar concurreren
(NRC Handelsblad, 2005). De economische vaktijdschriften
doen dit ook, vooral in het Engelstalige domein waar veel titels
verschijnen en verdwijnen.
In het Nederlandstalige domein is het aantal titels beperkt
en wordt er zowel geconcurreerd als samengewerkt om voor
de lezers een pluriform aanbod te creëren. ESB poogt in dit
spectrum een eigen keurmerk te zijn. Hierbij moeten keuzes
worden gemaakt ten aanzien van het afwijzen of plaatsen van
kopij. Dergelijke keuzes hebben altijd het risico van fouten van
de eerste en tweede soort, want soms wordt kopij ten onrechte
geplaatst en soms ten onrechte afgewezen. Teleurgestelde
auteurs zijn de onvermijdelijke prijs voor het intersubjectief
beoordelen en knopen doorhakken.
De status van gezaghebbend vakblad genereert grote invloed.
De onafhankelijkheid van ESB-auteurs is dan ook van groot
belang. De recente discussie over hoogleraren die adviesfuncties
vervullen, laat weer zien hoe belangrijk het reputatiemechanisme in ons kleine economenlandje is. Ook in dit debat worden
fouten van de eerste en tweede soort gemaakt, door sommigen
ten onrechte van belangenverstrengeling te verdenken en anderen ten onrechte voor academisch neutraal aan te zien. Naïviteit
is contraproductief, maar omdat het voor de betrokken auteurs
moeilijk is zich tegen verdenkingen te verweren, is terughoudendheid in het wantrouwen minimaal fatsoenlijk.
Een ernstiger bijwerking van een vakblad met impact is
dat er zelfcensuur in het kopijaanbod ontstaat. Meer dan eens
ontving ik telefoontjes van auteurs die analytisch onderbouwde
inzichten niet in kopijvorm aan de redactie mochten aanbieden,
omdat de directie dit niet opportuun vond. Dit betrof niet alleen
overheidsdienaren, maar ook onderzoekers in de financiële
sector of economen die met anderszins gevoelige materie bezig
zijn. Nu is het legitiem dat directies bepalen welke signalen op
welk moment namens de organisatie naar buiten gaan. Minder
goed te praten valt de strategie om contact te zoeken met een
‘onafhankelijke wetenschapper’ in de hoop dat deze dezelfde
524
ESB  18-11-2005
boodschap onder eigen naam wil opschrijven. Welke wetenschappers lenen zich hiervoor? Hoe beter zij bekend staan, hoe
meer hun naam waard is voor een organisatie én hoe meer zij
zelf te verliezen hebben. Het zou de wetenschap dan ook ten
goede komen als er vanuit de directiekamers kleur werd bekend,
in plaats van dit te delegeren aan de universitaire economen.
Minstens zo belangrijk is het effect van meer openheid op de
eigen medewerkers, die nu intelligent doch gemuilkorfd opereren, hetgeen ten koste gaat van hun intrinsieke motivatie. Hun
denkkracht is van gebleken belang voor de organisatie waar zij
op de loonlijst staan, maar denkkracht behoeft vrijheid voor
hen die daar verantwoord mee kunnen omgaan. Meer dan eens
attendeert de redactie de auteurs op de clausule in het colofon,
die stelt dat alle artikelen op persoonlijke titel zijn en toch doen
bovenbeschreven zorgelijke praktijken zich voor.
Hoe open durven we te zijn als economen? Niet alleen is er
zelfcensuur binnen organisaties die aan gevoelige debatten deelnemen, maar ook in de onderwerpen die aan de orde komen en
de mate waarin afstand wordt genomen van het mainstreamdenken. Natuurlijk draagt de mainstream niet voor niets de
naam en ook hier geldt dat intersubjectiviteit nuttig is. Evenzeer
geldt echter ook hier dat er fouten van beide soorten worden
gemaakt. De mainstream zorgt voor uitsluiting van grote onzin,
maar ook voor uitsluiting van onconventionele ideeën die het
vak verder zouden kunnen brengen. Om group think te voorkomen, zijn er vrije denkers nodig die in mainstream-taal hun
afwijkende verhaal aannemelijk kunnen maken. In deze editie
van ESB staan enkele zulke betogen.
Het is niet voor niets dat deze artikelen een relatief zware
statistische component hebben. Juist statistiek gaat over echte
mensen, waardoor statistiek ons confronteert met de grenzen
van het economische denken. Daarom zijn goede statistieken
uitdagend voor economen. Ik ben dan ook trots op de S van
ESB, die zeker niet voor saai staat. Hoe juister we meten, hoe
meer we begrijpen over de wereld en hoe we die kunnen verbeteren. Zolang er nog problemen als werkloosheid, armoede en
milieuvervuiling bestaan, hebben economen nog veel werk te
doen.
Na zes jaar participerende observatie duik ik het economenland weer in. Ik neem dan ook slechts een beetje afscheid.
Hierbij zijn er vele namen langsgekomen van mensen die ik
zou willen bedanken. Dat doe ik niet, want het zijn er heel
veel. Bovendien geldt ook hier het risico van fouten van beide
soorten. Zeker niet ten onrechte bedankt is Frank Schaafsma,
onze orderbegeleider bij Den Haag Offset. Hij zorgt er al drie
hoofdredacteuren lang voor dat ESB wordt gedrukt en draagt ter
redactie de eretitel van ‘onze collega in Rijswijk’.
Toen mijn voorganger mij inwerkte, adviseerde hij me om
het anders te doen dan hij. Een van de weinig momenten dat ik
zijn advies niet opvolg, is nu bij het doorgeven ervan aan mijn
opvolger. â–
Literatuur
NRC Handelsblad (2005). Verwarring door vele keurmerken. 29 oktober.