prikkel
China zweet: een sprookje?
Ch. van Marrewijk
Hoogleraar economie aan de Erasmus
Universiteit Rotterdam en research fellow van het
Tinbergen Instituut
vanmarrewijk@few.eur.nl
E
r was eens een tijd dat de
Westerse media zich grote
zorgen maakten over de indrukwekkende en beangstigende groei van
een Oosterse economie. Hoewel nog
steeds aanzienlijk armer dan het
Westen, was die economie in staat
gebleken zich te transformeren van een boerenmaatschappij
tot een industrieel bolwerk (dat zelfs mensen naar de ruimte
stuurt). Die staatsgesteunde hogere groei dan in het chaotisch
georganiseerde Westen zou er spoedig voor zorgen dat het
Westen overvleugeld zou worden.
De geschiedenis herhaalt zich, zo blijkt. In het begin van de
jaren zestig van de vorige eeuw zou de bovenstaande inleiding
kunnen slaan op de alom aanwezige angst in het Westen voor
de opkomst van de Sovjet-Unie, die zelfs een Sputnik de ruimte
in stuurde. Hoewel de communistische groei indrukwekkend
was, bleek uit een nadere analyse dat ze niet magisch of mystiek
was, maar het resultaat van meer menskracht, hogere scholing
en vooral de inzet van meer kapitaal. De strakke staatsplanning
maakte het mogelijk de huidige consumptie ondergeschikt te
maken aan toekomstige productie. Keerzijde van de medaille
was echter, dat die extra inzet eindig was. De voorraden waren
immers beperkt en de meeropbrengsten afnemend. Doordat de
Sovjets hun inputs niet slimmer gebruikten, maar vooral meer van
hetzelfde produceerden op dezelfde manier, moesten de groeivoeten wel drastisch dalen. Groeiprojecties die waren gebaseerd op
het doortrekken van eerdere trends, bleken totaal irrelevant.
De inleiding zou ook kunnen slaan op de jaren tachtig van
de vorige eeuw en de angst voor de opkomst van zuidoosta
 ziatische landen zoals Zuid-Korea, Japan, Taiwan en Singapore.
Ook al verschilt hun economische structuur drastisch van die
van de Sovjet-Unie, de angst in het westen volledig overvleugeld
te worden was er niet minder om. Dit blijkt uit boeken met
titels als The Emerging Japanese Superstate en Japan as Number
One. Uit projecties op basis van doorgetrokken eerdere trends
werd voorspeld dat de Japanse economie in 1998 groter zou
zijn dan de Amerikaanse economie. In werkelijkheid bleek het
Japanse bnp in dat jaar slechts ongeveer 35 procent te zijn van
het Amerikaanse bnp. Economische groei is gebaseerd op een
combinatie van meer inputs en meer vernuft (technologische
groei). Na de opmerkelijke eerste zin “This is a fairly boring and
tedious paper, and is intentionally so.†toont Young (1995) via
een ‘saaie’ boekhoudmethode aan dat de economische groei van
de Zuidoost-Aziatische landen, net als die van de Sovjet-Unie
eerder, vrijwel uitsluitend gebaseerd is op het gebruik van meer
inputs (arbeid, scholing en kapitaal) en niet op het gebruik van
slimmere productiemethoden.
500
ESB  4-11-2005
Tot slot zou de inleiding kunnen slaan op het begin van
deze eeuw en de angst dat de Westerse economieën volledig
overvleugeld zullen worden door China, dat nu al de op twee
na grootste exporteur ter wereld is. China is een indrukwekkend land met een rijke historie dat met 1,3 miljard inwoners
(consumenten en producenten!) in staat is gebleken zich snel te
ontwikkelen. Die omvang alleen al betekent dat het een formidabele economische macht is zelfs als de productie per inwoner
slechts twintig procent is van die in het Westen. Ook nu vliegen
de projecties over de toekomstige omvang van de Chinese economie je om de oren.
China is eindelijk in staat grote, voorheen onderbenutte
delen van de beroepsbevolking (zoals boeren) in te schakelen bij
het arbeidsproces. De Chinese investeringen in fysiek kapitaal
zijn enorm, zodat grote delen van het inkomen niet geconsumeerd worden. De één-kind-politiek heeft een demografisch
transitieproces teweeg gebracht, waardoor nu (tijdelijk) een
groot deel van de bevolking in de arbeidzame jaren (15-65 jaar)
terecht is gekomen. De scholingsgraad stijgt en het kindertal
daalt, waardoor vrouwen nog meer worden ingezet in het productieproces. Kortom, China zweet.
Zweten is goed, althans voorlopig. Om de groei duurzaam
te maken, is zweten alleen niet genoeg. Daarvoor is het nodig
de inputs op nieuwe, vernuftige wijzen te organiseren en combineren en zo de waarde van de productie op te schroeven. Op
dit punt scoort China slecht. China heeft de afgelopen 35 jaar
twee structurele veranderingen heeft ondergaan, namelijk de
exportoriëntatie rond 1980 en het openstellen voor directe
buitenlandse investeringen (foreign direct investments, fdi) rond
1985. Uit het werk van Liu, Liu en Wei blijkt dat sindsdien
‘vernuft’ het Chinese productieproces vrijwel uitsluitend binnenstroomt via die twee kanalen (geïncorporeerde kennis en
fdi) in interactie met verbetering van de arbeidskwaliteit. India,
bijvoorbeeld, is veel beter in staat gebleken zelf bij te dragen aan
de efficiencyverbeteringen. Als China haar zweet niet weet om
te buigen naar vernuft, zullen ook de huidige groeiprojecties
totaal irrelevant blijken. â–
Charles van Marrewijk
Literatuur
Liu, G., X. Liu & Y. Wei (2002) Openness and efficiency of India and China
relative to the world economy: a comparative study. Discussion paper,
02-18, Brunel University.
Young, A. (1995) The tyranny of numbers, confronting the statistical realities
of the East Asian growth experience. Quarterly Journal of Economics, 110,
641-680.