prikkel
Eigenverantwoordelijkheidsrecessie
Cock Hazeu
De auteur is verbonden aan de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid.
hazeu@wrr.nl
e verzorgingsstaat is een pakket aan collectieve verzekeringen: werknemersverzekeringen voor wie een baan heeft, volksverzekeringen
en sociale voorzieningen voor alle ingezetenen,
en tal van andere arrangementen die bescherming bieden tegen een toekomstig risico.
Toekomstige risico’s zijn verzekerd en omdat ze verzekerd zijn
kunnen we nú bepaalde keuzes maken: een duur huis kopen met
een hoge hypotheek, maar met de zekerheid van de hypotheekrenteaftrek durven we het aan. Of de verplichte pensioendeelname, die ons vrijwaart van de noodzaak nog individueel te sparen
voor de oude dag. Ook regelgeving waaraan geen premie- of
belastingbetaling te pas komt, biedt zekerheid. Neem het wettelijk
regime van ontslagbescherming. Niet ieder ‘productiedipje’ kan
zomaar leiden tot ontslag. De wettelijke bescherming heeft dus een
waarde die met zich meebrengt dat het individu minder reserves
hoeft aan te houden als het in dit opzicht tegen mocht zitten.
In een verzorgingsstaat als de Nederlandse zijn we dus voor
veel verzekerd. De overheid speelt daarin vaak een belangrijke
rol. Dat geeft echter geen zekerheid van een hogere orde dan bij
private verzekeringen; integendeel! Bij een private verzekering
kan de verzekeraar immers niet zomaar de rechten verkleinen;
de verzekerde heeft dan ten minste een exit-optie. De overheid
daarentegen kan wèl eenzijdig toekomstige rechten inperken, en
doet dat soms ook. Wil de overheid bij dergelijke ingrepen een
betrouwbare economische actor in de samenleving zijn (in casu
in haar rol als verzekeraar tegen maatschappelijke risico’s), dan
is het zaak dat ze voldoende tijdruimte geeft aan burgers om
hun posities te herschikken. Want door een beleidsingreep zijn
burgers minder verzekerd dan ze dachten te zijn, en moeten ze
de tijd krijgen om zich aanvullend te verzekeren; letterlijk particulier aanvullend of door meer te gaan sparen.
Hoe pakt dit nu uit bij drie collectieve arrangementen die in
deze tijd ter discussie staan: pensioenopbouw, hypotheekrenteaftrek en ontslagbescherming?
Toen de pensioenfondsen enkele jaren geleden door de snel
teruglopende waarde van hun aandelenbezit in problemen kwamen, is dat aangegrepen om de pensioenhoogte niet langer op
het eindloon- maar voortaan op het middelloonstelsel te baseren; vanaf 2004 is nog slechts 12% van de pensioenregelingen
op eindloon gebaseerd en 74% op het middelloon. Vanaf dat
jaar zijn met name het ABP en het PGGM omgegaan; dat telt
aan! Hoewel de pensioendatum voor de gemiddelde werkende
nog twintig jaar weg ligt, heeft dit een directe materiële betekenis. Niettemin is er geen maatschappelijke commotie over ontstaan. Blijkbaar wordt de pensioeningreep legitiem gevonden en
kon het beste pensioensysteem ter wereld dat wel lijden.
Over de hypotheekrenteaftrek mogen we niet praten van de
regering, en dat zegt eigenlijk al genoeg. Bovendien, als we er
zelf niet over (mogen) beginnen, zet de Europese Commissie
D
364
ESB 12-08-2005
het wel op de agenda. De vergaande Nederlandse hypotheekrenteaftrek is een uitbijter in Europa, heeft averechtse consequenties voor de inkomensverdeling, en houdt een rondpompen
van geld in stand (hypotheekrenteaftrek, én huursubsidie, én nu
ook al fiscale aftrek voor wie z’n hypotheek heeft afgelost).
Steeds meer mensen voelen aan dat dit geen stand kan houden,
en voorzien een ingreep bij de kabinetsformatie van 2007. Ook
de hypotheekrenteaftrek is een arrangement dat bij een eenzijdige ingreep een gat doet vallen in de financiële toekomstplanning
van burgers – een arrangement dat veel gevoeliger ligt dan het
pensioen, omdat de directe consequenties veel minder ver in de
toekomst liggen. Duidelijk is daarom dat een lang overgangsregime nodig is, zodat mensen zich er op in kunnen stellen.
Ook is duidelijk dat de huidige onduidelijkheid en taboesfeer de
onzekerheid en wantrouwen van burgers alleen maar in de hand
werken; weinig behulpzame elementen om een economie uit het
dal te krijgen!
Een derde zekerheidsverkleining is het debat over vermindering van de ontslagbescherming. Denemarken is daarbij het
voorbeeld dat in de beleidsmode is. Van minder ontslagbescherming wordt de economie echter niet automatisch zoveel
dynamischer dat met name oudere werkenden bij ontslag
makkelijk een nieuwe baan vinden. In Denemarken lossen ze
dat op door werklozen na een halfjaar op werkervaringsplaatsen
(trainings jobs) te plaatsen, maar daarmee ontstaat een reïntegratietraject dat al bij al zo kostbaar is dat het zeer de vraag is
of dit nu maatschappelijk doelmatiger is. Naast dit allocatieaspect heeft een eventuele overheidsingreep ook een verdelingsdimensie; met name oudere werknemers zijn daardoor
minder tegen ontslag verzekerd dan ze dachten te zijn. Als we
het ‘verzekeringsgat’ dat daardoor zou ontstaan willen dichten,
is aanvullend beleid nodig. Enquêtes van het SCP laten onverminderd zien dat de Nederlandse bevolking hecht aan haar
verzorgingsstaat; eenzijdige ingrepen van de overheid waarbij
grote groepen niet de mogelijkheid hebben om zelf (nog)
arrangementen te treffen om gaten te dichten, hebben geen
draagvlak.
Pensioen, hypotheek, ontslagbescherming: mensen krijgen
boodschappen aangezegd over de toekomst. En daar reageren
ze heel rationeel op: meer eigen verantwoordelijkheid dragen
betekent kleinere sociale vangnetten en meer eigen middelen
reserveren. Mensen sparen dan ook als gekken en de consumptiegroei wil maar niet op gang komen. Dat verklaart waarom
de huidige economische recessie zo lang aanhoudt en waarom
andere landen wél uit het conjunctuurdal kruipen, maar
Nederland achteraanhobbelt. We hebben een heuse ‘eigenverantwoordelijkheidsrecessie’; zelfgemaakt! â–