‘Door de bank genomen’
Aute ur(s ):
Jonkhart, M.J.L.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4043, pagina 91, 31 januari 1996 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
bank-, verzekeringsw ezen, ondernemingsfinanciering
Heeft u zich ook wel eens afgevraagd waar die plotselinge rages als knikkeren en rolschaatsen vandaan komen? Ineens zijn alle
kinderen op het schoolplein er mee bezig. Maar ook grote mensen hebben zo hun rages. Een daarvan die van tijd tot tijd de kop
opsteekt, is afgeven op het bankwezen. En het aardigste is dit spel wanneer het zonder kennis van zaken wordt gespeeld.
Recentelijk was het weer raak: ineens komt iedereen weer vertellen dat banken aan bedrijven te veel rente berekenen. Gebrek aan
concurrentie zou er de oorzaak van zijn. Dat wij inmiddels een volledig vrije markt hebben, waarop iedere buitenlander zijn diensten mag
aanbieden, is een detail: kennelijk zitten al die grote buitenlandse banken te slapen (of zijn ze deel van een wereldwijd kartel?) en duiken
zij niet massaal op die mooie Nederlandse markt met die schitterende tarieven.
Misschien is het aardig wat feiten van ‘binnenuit’ op tafel te leggen. Toegegeven, mijn eigen werkgever, de Nationale Investeringsbank is
weliswaar niet zo’n grote speler maar enige kennis over althans de concurrentie en de marges in de markt voor middellang en lang krediet
is ons niet vreemd.
Laten we beginnen met een rekensom. Bankaandelen noteerden het laatste jaar een koers met een koers/winst-verhouding van ruwweg
10. Dit betekent dat een bank om aan nieuw aandelenkapitaal te komen toch ten minste een rendement van 10% na belasting op dit
aandelenkapitaal moet kunnen bieden. Ook anderszins is dit geen hoog percentage om vanuit te gaan. De Nederlandsche Bank, die op de
gezondheid van het bankwezen toeziet, eist dat er tegenover elk krediet aan het bedrijfsleven ten minste 8% eigen vermogen staat. Zelf
betaalt de bank op dit moment zo’n 6% voor het geld dat hij moet inlenen. Voor spaargeld is dat iets minder, maar daar staan de kosten
van het kantorennet tegenover. De ervaring leert dat beide vormen van ‘funding’ elkaar in totale kosten niet veel ontlopen. Laten we ten
slotte aannemen dat de vennootschapsbelasting een ronde 35% bedraagt. Een eenvoudig sommetje leert dan dat de bank aan zijn klant
6,75% rente moet vragen om zelf over het benodigde eigen vermogen 10% na belasting te maken. Een marge van 0,75% oftewel 75
basispunten derhalve.
Het sommetje is nog niet compleet. Het gaat er immers vanuit dat de bank geen apparaatskosten heeft ten behoeve van de
kredietverlening en dat er geen verliezen op verleende kredieten worden geleden. De ervaring leert dat een bank het heel netjes doet als
hij op zijn bedrijfskredietverlening door de jaren heen gemiddeld 35 basispunten per jaar aan debiteurenverliezen heeft. Afgaande op
onze eigen organisatie zijn de directe kosten van de kredietverlening en het kredietbeheer zo’n 60 basispunten. Daarbij teken ik aan dat
onze bank een baten/lasten-ratio heeft van 3,2, hetgeen meer dan twee keer zoveel is als waar de andere banken naar streven; een
kostentoerekening van 60 basispunten is dus waarachtig niet te hoog. Al met al kom ik op een vereiste marge van 75 + 35 + 60 = 170
basispunten!
Sommigen zullen erop wijzen dat de bank zijn 8% solvabiliteit niet helemaal in de vorm van eigen vermogen behoeft aan te houden, maar
dat een deel gefinancierd mag worden met z.g. achtergestelde leningen. Dat is waar en laat ik niet flauw zijn met er op te wijzen dat een
bank in werkelijkheid eigenlijk meer dan 8% solvabiliteit nodig heeft (het gemiddelde in Nederland is ruim 12%) en dat om allerlei redenen
het echt niet mogelijk is om de helft van de solvabiliteitsbuffer met achtergestelde leningen te financieren. Ik ga gewoon uit van 8%
solvabiliteit waarvan 4% eigen vermogen en 4% achtergestelde leningen. Die achtergestelde leningen kosten de bank natuurlijk geen 6%
maar ongeveer 35-50 basispunten meer, zeg 6,40% Maken we hetzelfde sommetje opnieuw, dan blijkt dat de bank zijn klant ongeveer
6,40% moet vragen om over zijn eigen vermogen 10% na belasting te maken, exclusief debiteurenverliezen en exclusief kosten. ‘All-in’
moet het tarief dus naar circa 7,35%, een marge van 135 basispunten.
En wat is de praktijk? Wie in Nederland een gemiddelde marge van 1 Ã 1,1% maakt, is spekkoper. Bij de wat grotere bedrijven is de marge
een stuk lager en dan is de verliesratio zeker niet nul. Bij grote beursgenoteerde ondernemingen mag de bank op het ogenblik blij zijn als
hij met 35 basispunten wegkomt. Het afgelopen jaar hebben diverse grote ondernemingen hun bankleningen met een marge van 35-45
basispunten vervroegd afgelost, omdat zij zich elders konden herfinancieren tegen 20-25 basispunten en in enkele gevallen nog lager.
Oorzaak? Door het grote aantal partijen in binnen- en buitenland dat krediet aanbiedt, zijn er steeds weer partijen te vinden die geld tegen
een nog lagere marge ter beschikking willen stellen. Zelden was de concurrentie tussen banken op dit front zo hevig als juist nu! Daarom
is het misschien nuttig als de grote mensen uit het begin van dit verhaal toch nog eens bij zichzelf te rade gaan wat zij in hun model over
het hoofd hebben gezien voordat zij met de conclusie komen dat in één van de meest vrije en open markten ter wereld de prijs kunstmatig
hoog zou zijn …
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )