Nu of nooit!
Meer dan vijftien jaar lang zijn achtereenvolgende
kabinetten bezig geweest om de openbare financiën op
orde te brengen. Dat heeft geweldig veel tijd en politieke energie gekost. Er zijn nu goede mogelijkheden
om dit proces te voltooien. Ten eerste is er een
nieuw kabinet. Als dit nu saneert, kan het daarvan bij
de volgende verkiezingen zelf de vruchten plukken,
aannemende dat de maatregelen effectief zijn. Ten
tweede zit de conjunctuur mee. Bij de opstelling van
het regeerakkoord is nog uitgegaan van gemiddeld
2% economische groei. De huidige vooruitzichten
voorspellen 3% groei. Als die meevaller wordt benut
voor extra vermindering van het financieringstekort,
verschaft het kabinet zich zelf ruimte voor extra lastenverlichting of het opvangen van tegenvallers in de
toekomst. Ten derde was de huidige premier in zijn
vorige baan minister van Financiën. Dat schept een
band. De ervaring leert dat het voor een effectief begrotingsbeleid essentieel is dat de minister van Financiën en de premier een gesloten front vormen tegenover de uitgavenclaims van hun collega’s op de
‘spending departments’. De omstandigheden zijn dus
gunstig. Als het nu niet lukt de overheidsfinanciën op
orde te brengen, lukt het nooit.
Wat het einddoel moet zijn, is vorig jaar door de
Studiegroep Begrotingsruimte uiteengezet. Volgens
de Studiegroep moet het financieringstekort in de komende kabinetsperiode worden teruggebracht tot
een (structureel) niveau van 1,75% bbp. Daarmee ontstaat ruimte voor het voeren van een trendmatig begrotingsbeleid.’ We kunnen dan worden verlost van
de voortdurende tussentijdse ombuigingen en bijstellingen, die spotten met de eisen van behoorlijk bestuur. Bij dat niveau gaat ook de staatsschuld dalen,
zodat Nederland zich kan kwalificeren voor toetreding tot de EMU. Belangrijker nog is dat een straf volgehouden financieel-economisch
beleid vertrouwen
wekt bij beleggers en investeerders. Dat leidt tot een
lagere rente en bevordert de investeringen, de economische groei en de werkgelegenheid
(zie ook Brouwer in deze ESB).
Uit de Miljoenennota 1995 blijkt dat het kabinet
de aanbevelingen van de Studiegroep maar ten dele
volgt. Eerst loopt het tekort dit jaar nog flink op.
Daarna wordt het in mini-stapjes teruggebracht van
3,3% bbp in 1995 naar 2,9% in 1998. Het kabinet zegt
wel toe, dat budgettaire meevallers “met voorrang”
zullen worden gebruikt om het tekort verder te verlagen, maar dat is slechts tot 2,7% bbp. Zijn er grotere
meevallers, dan volgt een nadere “afweging” tussen
verdere vermindering van het financieringstekort en
andere aanwendingen. Het resultaat is dat de staatsschuld als percentage van het bbp in de komende kabinetsperiode niet daalt maar nog stijgt. In plaats van
tijdig aan de criteria te voldoen, speculeert het kabinet blijkbaar op clementie als in 1997 of uiterlijk 1999
het toelatingsexamen voor de EMU moet worden afgelegd.
ESB 21-9-1994
In plaats van het tekort versneld terug te brengen
kiest het paarse kabinet voor lastenverlichting. Reden
is natuurlijk de zorgwekkend hoge werkloosheid.
Meteen al in 1995 worden de lasten voor burgers en
bedrijven met! 4,5 miljard verlaagd. Over de gehele
kabinetsperiode bedraagt de lastenverlichting!
9 .
miljard. Het effect hiervan is beperkt 000.000 extra
banen). Samen met de 230.000 extra banen die reeds
in het (behoedzame) CPB-scenario zijn voorzien, is
dat niet genoeg om de werkloosheid substantieel te
verminderen. Het helpt vooral onvoldoende om de
hardnekkige werkloosheid aan de onderkant van de
arbeidsmarkt te bestrijden. Dat lukt alleen maar als
de lonen meer in overeenstemming worden gebracht
met de produktiviteit, als de prikkels tot werken worden versterkt door een groter verschil tussen loon en
uitkering, en als het scheppen van banen voor ongeschoolde arbeid veel eenvoudiger en goedkoper
wordt gemaakt. Hier komt de bekende reeks maatregelen, van afschaffing minimumloon, verlaging van
uitkeringen, onverbindendverklaring
van cao’s, tot
versoepeling van vestigingswetgeving en verscherping van het mededingingsbeleid,
weer om de hoek
kijken. Zonder een dergelijk begeleidend micro-beleid blijft de macro-lastenverlichting
onvoldoende effectief. Helaas durft het kabinet deze consequentie
niet in zijn volle omvang te trekken. Illustratief is dat
minister Melkert de aangekondigde versoepeling van
het ontslagrecht weer terug wil draaien. Toch geldt
ook hier: als niet nu de mogelijkheden worden geopend om in de hoogconjunctuur nieuwe, goedkope
banen voor laaggeschoolden te scheppen, wanneer
dan wel?
Om de lastenverlichting te financieren en daarnaast voor! 5,5 miljard aan oude gaten te dichten,
buigt het kabinet tot 1998 voor bijna! 17 miljard om.
In reële guldens dalen de overheidsuitgaven. Er
wordt een uitgavennorm ingevoerd die inhoudt dat
begrote uitgaven onder geen beding mogen worden
overschreden. Als aan die norm werkelijk de hand
wordt gehouden is dat een wezenlijke verbetering
ten opzichte van het verleden. Toen werden in een
opgaande conjunctuur de extra inkomsten vaak ‘verjubeld’ om dit bij teruglopende conjunctuur te moeten bezuren.
Uit de Miljoenennota 1995 blijkt dat het kabinet
wel stappen zet in de richting van een produktievere,
dynamischer economie. De voortgang met het verminderen van het fmancieringstekort is echter ontoereikend en de aanpak van het probleem van de langdurige werkloosheid is te aarzelend. Het gevoel voor
urgentie lijkt te ontbreken. Misschien gokt het kabinet erop dat de conjunctuur de problemen wel oplost. Ik zou daar niet op durven vertrouwen. Voor mij
was het: nu of nooit!
L van der Geest