Het Internationale economische
perspectief
Aan de vooravond van de jaren negentig zijn de Internationale economische
perspectieven niet gunstig. Vooral de onevenwichtigheden in de Amerikaanse economie
hangen als een donkere schaduw boven de wereldeconomie. De auteur schat de kansen
op vermindering van de Internationale onevenwichtigheden binnen afzienbare tijd niet
hoog. Ook voor de Nederlandse economie kan dat betekenen dat er zwaar weer op komst
is.
PROF. DR. H. DE HAAN*
Toenemende interdependence
De economische ontwikkeling van Nederland wordt in
aanzienlijke en toenemende mate bepaald door omstandigheden in de internationale economie, waarop ons land
slechts in zeer beperkte mate invloed heeft. Meer dan zeventig procent van ons nationale inkomen wordt bemvloed
door onze uitvoer van goederen en diensten en door de
ontvangen primaire inkomens. Evenzeer geldt dat onze
geld- en kapitaalmarkt door de omvangrijke kapitaalmobiliteit zodanig is verbonden met internationale markten dat
er eigenlijk geen sprake meer is van een nationale markt.
Deze sterk toegenomen interdependence heeft voor onze
nationale sociaal-economische politiek grote gevolgen:
ons economisch proces wordt in steeds sterkere mate bepaald door beslissingen die buiten ons land worden genomen. Wil dat nu zeggen datde economische politiek in ons
eigen land daardoor minder belangrijk is geworden? Het
tegengestelde is waar. Juist door de sterke internationale
verwevenheid van onze nationale economie beschikken
wij over minder Vrijheidsgraden’. We moeten in het nationale beleid in steeds sterkere mate rekening houden met
de repercussies die dit beleid heeft voor de handels- en kapitaaltransacties die ons land uitvoert met het buitenland.
Evenzeer geldt dat een nationaal beleid dat in onvoldoende mate rekening houdt met de steeds veranderende concurrentiepositie op de internationale markten voor goederen en diensten en met de ontwikkelingen op de internationale geld- en kapitaalmarkt gedoemd is te mislukken.
In dit artikel wordt met name dit laatste aspect benadrukt.
Welke omstandigheden in de internationale economische
situatie zullen in de eerstkomende jaren grote invloed uitoefenen op onze nationale economie? Naar mijn mening
zullen dat vooral de grote onzekerheden op de internationale valutamarkten, vooral die van de dollar, zijn alsmede
de totstandkoming van de interne markt in de Europese
Gemeenschap. Alleen aan het eerstgenoemde aspect zal
hier nu aandacht worden geschonken, aangezien aan de
444
gevolgen van de interne markt de laatste tijd al veel aandacht is geschonken is door anderen1 en er bovendien elders in dit nummer op wordt ingegaan.
Internationale onevenwichtigheden
De jaren tachtig worden gekenmerkt door een toenemende mate van onevenwichtigheden in het handelsverkeer tussen de VS, Japan en de EG (in het bijzonder de
BRD). label 1 geeft daarvan een overzicht. Opvallend zijn
de bijzonder grote tekorten van de VS en de omvangrijke
overschotten van Japan en de BRD. Deze situatie is zeer
onevenwichtig en heeft reeds grote gevolgen gehad voor
het verloop van de wisselkoersen. De grote vraag is uiterTabel 1. De lopende rekening van de betalingsbalans van
een aantal landen, in mrd. dollar
1986
VS
Japan
BRD
EG
OPEC
Niet-olie-ontwikkelingslanden
1987
1988
1989
-141,3
85,8
-156
86
44
40
-134
81
41
25
-6
15
-105
79
32
8
-4
6
37,1
49,3
34
-10,1
-7
12
Bron: OECD, Economic Outlook, december 1987.
* Hoogleraar internationale economische betrekkingen aan de
Economische Faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen.
1. Een voortreffelijk overzicht van de reele eftecten vindt men in
J. Pelkmans en A. Winter, Europe’s domestic market, Chattam
House papers nr. 43, Londen, 1988. De monetaire consequenties
worden onder andere beschreven in A.P.P. Bakker, Samenwerking van de Europese centrale banken, Internationale Spectator,
jg. 42, nr. 2, biz. 80-86.
aard wat er in de toekomst met de dollar gaat gebeuren.
Het antwoord op deze vraag is van grote betekenis voor de
economische ontwikkeling van vrijwel alle andere delen
van de wereld, ongeacht of dat nu Japan, Europa, de
OPEC of de niet-olieproducerende ontwikkelingsianden
betreft.
Het ‘slecht weer’-scenario van het CPB_____
Het Centraal Planbureau heeft in het Centraal Economisch Plan 1988 een verkenning gepubliceerd van de effecten van een voortgaande depreciatie van de dollar tot
/ 1,40 in 1990 met daarna een herstel tot / 1,65 in 1992.
Verderop zal ik nog betogen dat het allerminst onwaarschijnlijk is dat dit scenario werkelijkheid wordt. Laten we
echter eerst het CPB volgen2. In de basisprojectie voor de
periode van 1988 tot 1992 is uitgegaan van een gemiddelde volumegroei van het bruto nationale produkt in de industrielanden van 2 a 2,5% per jaar en een inflatietempo
van bijna 4% per jaar. Deze projectie berust voorts op een
klimaat van betrekkelijke rust en vertrouwen op de financiele markten. In een dergelijk scenario blijven de gevolgen
van de beurskrach beperkt tot een lichte daling van de particuliere bestedingen in 1988. De Amerikaanse overheid
dringt het financieringstekort terug tot bijna $ 50 mrd. in
1992. (Deze aanname is niet realistisch; daarover later
meer.) Het tekort op de lopende rekening van de VS blijft
aanhoudend hoog. Voorts gaat het CPB uit van een lichte
effectieve appreciatie van de Duitse mark en de gulden, die
ongeveer de inflatieverschillen met de concurrerende landen compenseert. De internationale interestverschillen blijven grosso modo in overeenstemming met het verwachte
verloop van de wisselkoersen. Tot zover de veronderstellingen waarop het basisscenario berust.
In het ‘slecht weer’-scenario komt de reeds vermelde depreciatie van de dollar aan de orde, die in tabel 2 is weergegeven, alsmede het verloop van de lange rente.
De Gramm-Rudman-Hollings Act brengt in ieder geval
met zich dat er absoluut geen ruimte is voor budgettaire stimulering in de Verenigde Staten. Voorts moet men aannemen dat de monetaire autoriteiten ter bestrijding van de inflatoire effecten van de depreciatie de rente zullen laten oplopen. In de overige industrielanden wordt gerekend met
een aanvankelijke fiscale en monetaire verruiming gevolgd
door een matige verkrapping na 1990. Tevens is rekening
gehouden met de forse vertrouwenseffecten op de particuliere bestedingen die dit onzekere scenario met zich
brengt.
De gevolgen van de vermelde depreciatie van de dollar
zijn zonder meer ernstig. De groei van het voor Nederland
relevante concurrerende uitvoervolume komt gemiddeld
1,25% lager te liggen ten opzichte van het basisscenario.
Het enige pluspunt in dit sombere scenario is volgens het
CPB de daling van de inflatie waardoor het volume van de
particuliere consumptie hoger uitkomt dan in het basisscenario. Voor de rest viert de misere hoogtij: de werkloosheid
stijgt substantieel, het financieringstekort loopt op met /12
Tabel2. Dollarkoers en lange rente in het ‘slecht weer’-scenario
1987 1988
Koers van de dollar in gld.
Lange rente BRD (%)
Lange rente VS (%)
2,03
5,9
8,4
1,75
5 ,3
7,9
1989 1990 1992
1,70
5,3
7,5
Bron:CPB, Centraal Economisch Plan 1988, biz. 162.
ESB 11-5-1988
1,40
4,0
10,0
1,65
4,5
8,5
a 13 mrd. in 1990, een bewijs hoe gevoelig zelfs de overheidsfinancien zijn voor de Internationale ontwikkelingen.
Voorts wordt de groei van het bruto nationale produkt tot
1990 gehalveerd. Kortom, een dergelijke depreciatie geeft
slechts kommer en kwel.
Dit strookt met de hypothetische projecties van de
OECD in de Technical note’ van de EconomicOutlookvan
december 19873. Ook de OECD geeft in dit geval uiterst
sombere voorspellingen onder alternatieve beleidsveronderstellingen, waarbij gebruik is gemaakt van het Interlinkmodel. De OECD gaat echter uit van een effectieve depreciatie van de dollar van slechts 10% en geeft de projecties
slechts voor de jaren 1988 en 1989. Opvallend is dat de
OECD de effecten van deze depreciatie voor de lopende
rekening slechts van geringe’ betekenis acht. Zo zal de
Amerikaanse betalingsbalans na een verslechtering in
1988 in 1989 nauwelijks verbeteren ten opzichte van het
basisscenario waarin is uitgegaan van een vrijwel onveranderlijke wisselkoers vergeleken met de huidige koers.
Hoe realistisch is het sombere scenario?
De zojuist vermelde sombere scenario’s kan men gemakkelijk bekritiseren. Immers, wat is de waarde van econometrische berekeningen indien men grote veranderingen veronderstelt, terwijl de schattingen zijn gebaseerd op
cijferreeksen uit een verleden waarin deze veranderingen
zich niet in die mate hebben voorgedaan? Anders en concretergeformuleerd: kan men metde bestaande econometrische modellen de gevolgen van bij voorbeeld de beurskrach of de substantiele depreciatie op betrouwbare wijze
voorspellen? De vraag op deze wijze gesteld houdt tevens
het antwoord in.
Veel wezenlijker is echter de vraag of men de huidige
economische situatie zodanig moet beoordelen dat deze
sombere scenario’s zich inderdaad zullen gaan voltrekken.
Mijns inziens is daartoe alle reden. De in het begin van dit
artikel reeds gememoreerde Internationale onevenwichtigheden bestaan nog steeds en zullen voorshands persisteren. Het Amerikaanse begrotingstekort zal in de naaste
toekomst niet afnemen. In label 3 is de projectie van de
OECD vermeld, waarin rekening is gehouden met de
meest recente initiatieven ter verkleining van dit tekort.
Tabel 3. Het Amerikaanse begrotingstekort volgens de
OECD in mrd. dollars
1986
1987
1988
1989
221
148
152
158
Gezien het feit dat er in dit verkiezingsjaar zeker geen
maatregelen zullen worden getroffen die kiezers ongunstig
zullen stemmen, en gezien de vertraging in de beleidsvorming die de installatie van een nieuwe regering met zich
meebrengt, lijkt het mij zeer realistisch dat er vooralsnog
geen verbetering in de Amerikaanse begrotingssituatie zal
optreden.
Dit betekent dat er een even groot beroep van de Amerikaanse overheid op de kapitaalmarkt zal blijven bestaan
als thans reeds het geval is. De binnenlandse besparingen
zullen schromelijk te kort blijven schieten om tegemoet te
komen aan de vraag naar financieringsmiddelen door de
2. Zie CPB, Centraal Economisch Plan 1988, i.h.b. § IV.6.7, biz.
161-165.
3. OECD, Economic Outlook, december 1987, biz. 159-161.
445
overheid en de particuliere sector. Derhalve moeten de
Verenigde Staten kapitaal importeren en zal eveneens de
lopende rekening een tekort blijven vertonen. Deze samenhang berust op twee simpele identiteiten:
– spaaroverschot + begrotingssaldo = saldo lopende rekening; en
– saldo lopende rekening = saldo kapitaalrekening + mutatie monetaire reserve.
Mijns inziens kan men tot geen andere conclusie komen
dan dat er overbesteding heerst in de Amerikaanse economie. Zolang deze blijft bestaan zal het tekort op de lopende rekening niet wezenlijk kunnen verminderen, ondanks
de depreciatie van de dollar. Het wantrouwen ten opzichte
van de dollar zal blijven bestaan, hetgeen thans tot uitdrukking komt in massieve interventies van de centrale banken.
Op jaarbasis omgerekend zijn deze interventies in omvang
ongeveer gelijk aan het huidige tekort op de lopende rekening of het federale begrotingstekort! Het is niet de particuliere wisselmarkt die zorg draagt voor de huidige stabiliteit
van de dollar, maar het zijn de monetaire autoriteiten die
de dollar op zodanige wijze ondersteunen dat deze momenteel niet verderdaalt. De grote vraag is echter hoe lang
zijn dit willen of kunnen volhouden bij gebrek aan een op
aanpassing gericht beleid in de Verenigde Staten. Ik heb
reeds betoogd dat in dit verkiezingsjaar geen impopulaire
maatregelen zijn te verwachten. De binnenlandse overbesteding zal blijven bestaan. Een tweede daling van de
beurskoersen met de daaruit voortvloeiende verlaging van
de binnenlandse bestedingen kan daaraan op korte termijn
lets doen. Voorts zullen de verhoogde rentelasten van de
Amerikaanse externe schuld, die thans reeds circa $ 500
mrd. bedraagt en verder zal oplopen, een negatief effect
op het Amerikaanse nationale inkomen hebben. Maar ik
ben het somberst over de effecten van een tweede beurskrach. Zal deze oorzaak of gevolg zijn van een daling van
de dollarkoers? Dat is een vraag die ik niet kan beantwoorden; daartoe schiet mijns inziens de stand van de economische theorie te kort. Het antwoord is ook niet van groot
belang, het is een kwestie van de kip of het ei. Wezenlijk
is dat het blijvend bestaan van de Amerikaanse overbesteding, het tekort op de betalingsbalans en het gebrekkige
aanpassingsvermogen van de Amerikaanse Industrie het
wantrouwen in de standvastigheld van de dollar blijven ondermijnen. In deze visie is de interventiepolitiek van de monetaire autoriteiten niets anders dan dweilen met de kraan
open.
Tot slot________________________
Deze bijdrage omtrent de Internationale context waarin
de Nederlandse economische politiek zich moet voltrekken
is weinig opbeurend. Het ‘slecht weer’-scenario van het
CPB of de technische hypothesen van de OECD kunnen
helaas wel eens zeer realistische uitgangspunten bevatten. Onder dergelijke omstandigheden, die zoals aangegeven zeer negatieve gevolgen kunnen hebben voor de andere landen, waaronder Nederland, heeft het mijns inziens
niet zo veel zin om bij voorbeeld over de gevolgen van de
interne markt voor het Nederlandse beleid te filosoferen,
hoe belangrijk dit onderwerp ook is. In het door mij geschetste sombere scenario zou immers het internationale schuldenvraagstuk niet op te lessen zijn zonder tot fundamentele schuldverlichting over te gaan met gelijktijdige creatie
van garanties voor het internationale bankwezen, dat anders zal bezwijken, ondanks de vorderingen die het heeft
gemaakt met het aanleggen van voorzieningen.
In mijn visie, die naar ik hoop, doch niet verwacht, veel
446
te somber zal zijn, klemt de noodzaak tot een Europees
elan te meer. Voor de ondersteuning van de dollar zal niet
alleen de interventiepolitiek moeten dienen. Evenzeer zal
daarvoor een verlaging van de nog altijd veel te hoge reele
rente in Europa en vooral in West-Duitsland noodzakelijk
zijn.. Tevens is naast bestedingsbeperking in de Verenigde Staten een bestedingsverruimende politiek in een aantal landen zoals West-Duitsland gewenst en mogelijk.
Wacht men daarmee nog langer, dan zullen de onevenwichtigheden blijven aanhouden met alle nare gevolgen die
ik helaas heb gemeend te moeten schetsen. Ik ben het derhalve met Helmut Schmidt eens: er is zwaar weer op komst.
H. de Haan