Ga direct naar de content

Big bang

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 15 1986

Big bang
• In Engeland hecht men aan traditie.
Men doet de dingen het liefst zoals
men ze altijd heeft gedaan. Dat geldt
niet alleen voor vele dingen waaraan
toeristen zich vergapen, maar ook voor
heel fundamentele zaken. Het parlement, de rechtsspraak en het hoger
onderwijs b.v. hebben een eeuwenoude structuur die bovendien afwijkt van
wat in andere Westeuropese landen
gebruikelijk is. Pas als de omstandigheden geen andere mogelijkheid laten, past men de institutionele structuren aan.
Een zo’n aanpassing krijgt maandag
27 oktober aanstaande haar beslag.
De London Stock Exchange zet dan
zijn oude werkwijze overboord en gaat
over op een min of meer Amerikaanse
manier van werken. De vernieuwing
werd drie jaar geleden door beursvoorzitter Nicolas Goodison voor het eerst
‘big bang’ genoemd. Deze benaming
geeft aan dat het voor de Britten een
hele schok is. Voor niet-Britten zijn er
sinds het ontstaan van het heelal waarlijk wel belangrijker dingen gebeurd.
Niettemin verandert de Londense financiele sector ingrijpend.

Vijf veranderingen
In de eerste plaats is het lidmaatschap van de beurs niet langer voorbehouden aan natuurlijke personen van
de Britse nationaliteit. Deze eisen vervielen al in maart van dit jaar. Nu wordt

ook de uitsluiting van banken opgeheven. De beurshandel wordt aldus
opengesteld voor binnen- en buitenlandse banken en buitenlandse effectenhuizen. De commissionairs verliezen daardoor hun beschermde positie.
In de tweede plaats verdwijnt de z.g.
‘stockjobber’ van het toneel. De jobbers brengen vraag en aanbod op de
beurs bij elkaar. Zij staan tussen kopers en verkopers zoals de hoeklieden
op de Amsterdamse beurs. De verschillen met Amsterdam zijn dat zij niet
de enige hoeven te zijn met een bepaald fonds en dat zij hun inkomen niet
aan commissies ontlenen maar aan
een verschil tussen bied- en laatprijzen. De functie staat nu in principe
open voor ieder lid van de beurs. Naar
verwachting zullen zo’n twintig a dertig
firma’s proberen de functie van ‘market maker’ uit te oefenen.
In de derde plaats worden de vaste
commissies afgeschaft. De vaste commissies werden al lange tijd omzeild.
De grootste klanten, de pensioenfondsen, banken en verzekeraars, werden
allerlei kosteloze diensten betoond,
uiteenlopend van researchrapporten
tot aansluitingen op elektronische informatienetten.
In de vierde plaats wordt de hele regelgeving met betrekking tot de financiele markten vernieuwd. Er is een kaderwet aangenomen die voorziet in
een overkoepelende raad voor de gehele financiele sector en in brancheorganisaties voor subsectoren als de
effectenhandel, determijnmarkten, de

1037

banken, de levensverzekeraars enz.
Deze branche-organisaties stellen zelf
de gedragscode voor hun leden op met
als uitgangspunt de door de overheid
en de centrale bank goedgekeurde regels van de koepel. De koepel houdt
toezicht op de naleving van de regels.
Het inhoudelijke uitgangspunt van de
nieuwe regelgeving is maximale bescherming van de kleine belegger.
De vijfde en laatste verandering is de
invoering van een uitgebreid elektronisch communicatienetwerk. Het
‘Stook Exchange Automated Quotation’-systeem (SEAQ) biedt de marktpartijen alle informatie over de geboden en gevraagde prijzen en hoeveelheden. De beurs breidt daarnaast de
mogelijkheden voor de automatische
verwerking van de transacties drastisch uit. De marktpartijen zijn genoodzaakt fors te investeren in flankerende
apparatuur en computerverbindingen
met hun mensen op de beursvloer.

Gevolgen
In bladen als de Financial Times en
The Economist hebben de laatste twee
punten de meeste aandacht gekregen.
Het installeren van alle nieuwe apparatuur, het schrijven van de programma’s en het tot stand brengen van de
vele verbindingen met een onverbiddelijke tijdsgrens zijn zenuwslopende
taken. Uit de pers krijgt men de indruk
dat het karwei geklaard werd volgens
het beproefde Engelse managementconcept: improviseren. Kwam men er
op deze manier niet uit dan werd naar
een internationaal meer gebruikelijk
middel gegrepen: de portemonnee.
Voor veel geld werden her en der mensen binnengehaald die de reputatie
hadden de problemen aan te kunnen.
De discussie over de nieuwe regels
trok bijna evenveel aandacht als de perikelen met de elektronica. Het ligt voor
de hand dat iedere belanghebbende
probeert de regels zoveel mogelijk ten
eigen bate om te buigen. Echter ook de
opzet van de regelgeving was voorwerp van kritiek. Het uitgangspunt van
‘soevereiniteit in eigen kring’ werd
bestreden vanuit de politiek (Labour)
en vanuit het vak. Vooral de Amerikaanse effectenmakelaars prefereren
onafhankelijke regelgevers en toezichthouders. Ook de tijdrovende aanpak om eerst alle denkbare gedragsalternatieven die tot benadeling van de
belegger kunnen leiden, expliciet te
verbieden en vervolgens een lange lijst
van uitzonderingen op te stellen om
nog een werkbaar geheel over te houden, moest het ontgelden. Gebruikelijker en efficienter is het om alleen de algemene principes vast te leggen en
door het ontwikkelen van jurisprudentie de concrete toepassing van die principes in te vullen.
Bovendien is er op gewezen dat het
gestelde doel van bescherming van de
belegger in sommige opzichten niet
dichterbij wordt gebracht. Op de straf-

1038

baarheid van het geven van een onjuist
of misleidend beeld van een beleggingsmarkt b.v. worden in de bestaande fraudewetten geen uitzonderingen
gemaakt. De nieuwe regels doen dat
wel met betrekking tot de handel in
Eurobonds en bieden tevens meer verweermogelijkheden voor beleggingsadviseurs. Ten slotte bevatten de nieuwe regels hier en daar inconsistenties:
tussenpersonen van levensverzekeraars mogen mensen ongevraagd benaderen en hoeven potentiele klanten
niet te vertellen hoeveel commissie zij
aan een polis overhouden, terwijl beleggingsadviseurs niet langs de deuren mogen en verplicht zijn hun tarieven te openbaren. Zolang alle regels
nog niet definitief zijn, zal de stroom
van kritiek aanhouden. Als in de loop
van het volgende jaar de fase van regelgeving achter de rug is, zal men
overgaan tot de orde van de dag. Dan
zal men de aandacht richten op de
eerstgenoemde drie veranderingen,
waarvoor velen nu de ogen nog sluiten.
Het afschaffen van de vaste cornmissies zal net als in de VS na ‘Mayday’ (1 mei 1975) leiden tot een ‘shake
out’. Kleinere commissionairshuizen
zullen slechts hun onafhankelijkheid
kunnen bewaren als ze een specialiteit
ontwikkelen die hen onmisbaar maakt.
Wie dat niet lukt zal een nieuw vak
moeten leren of zich moeten laten opkopen door kapitaalkrachtige ondernemingen die het voordeliger vinden een
goede naam, ervaring en een klantenkring te kopen dan die zelf op te
bouwen. Voor de beleggers betekent
het vrijgeven van de commissies dat
men alleen nog maar betaalt voor de
diensten die men echt wil. Grote beleggers zullen hun commissierekening
fors kunnen beperken of voor hetzelfde geld veel meer transacties doen.
Beleggingsadvies en -research zullen
zij weloverwogen kopen. De kleine belegger die geen advies wil, zal ook
goedkoper uit zijn, maar wie wel advies
wil zal daar een fikse prijs voor moeten
betalen.
Het vervallen van het onderscheid

tussen ‘brokers’ en ‘jobbers’ en het
toelaten van de buitenlandse concurrentie biedt in theorie de Amerikanen
de beste kansen, aangezien zij de
meeste ervaring met deze wijze van
handelen bezitten. Tot nu toe kijken zij
de kat uit de boom. Nog maar een van
de grote zes van Wall Street is zelf lid
geworden van de beurs (Merril Lynch).
Een ander (Shearson Lehman) heeft
een Engelse commissionair gekocht.
De overigen richten zich in hoofdzaak
op de markten voor emissies, f usies en
overnames, en op arbitrage en handel
in Eurobonds en valuta. Nadat de kinderziekten van het nieuwe systeem
zijn overwonnen, zullen deze bedrijven
hun keus maken uit de slachtoffers die
de verhevigde concurrentie ongetwijfeld zal gaan maken. De ruimere toelatingsbepalingen mogen dan nog niet
hebben geleid tot een invasie van de
kapitaalkrachtige Amerikanen, van de
twintig grootste effectenmakelaars in
de City zijn er toch al acht in buitenlandse handen overgegaan. Bovendien hebben de Britse banken vrijwel
allemaal een broker of jobber of beide
overgenomen om van specialisten
complete ‘full service’-banken te
worden.
Met de ‘big bang’ maakt de Londense effectenbeurs zich klaar voor de toekomst. De beurs zet daarmee evenwel
niet de trend, maar offert een hele bundel tradities op aan de internationalisering van de financie’le markt. Op die
manier hoopt de Londense beurs een
halt toe te roepen aan de groei van de
‘off-market trade’, de handel in effecten buiten de beurs om. Voor de positie
van Londen als financieel centrum zijn
de veranderingen niet zo belangrijk.
Daarvoor is de omvang van de beurshandel in vergelijking met de Eurovalutahandel veel te klein. Die positie zal
onaangetast blijven zolang de grote
spelers op de markten voor Eurovaluta
de traditie inn ere houden om in Londen gevestigd te zijn en het belastingregime daar niet verandert.

W. Sietsma

Auteur