t
‘
Nederland verstart. Het wil niet meer
geloven in het bereiken van een sociaaleconomisch evenwicht; alle goede bedoelingen van politici ten spijt. Deze laten werkgevers, werknemers en overheid
een uitzichtloze strijd voeren. Niemand
komt met een oplossing waarin mensen
vertrouwen hebben. En als de spanningen zich ontladen in uitbarstingen als o p
30 april en wellicht in nog meer arbeidsonrust dit jaar, laten we voor de tv en in
de krant een psychotherapeut of hoogleraar in de arbeidsverhoudingen opdraven die vanuit een theorieboekje hun
zegje doen. Het probleem heeft daarmee
weer voldoende aandacht gekregen. De
intellectuelen zijn bevredigd en kunnen
onbekommerd verder slapen.
Drie jaar geleden was dat nog anders.
Toen werd er niet geslapen. De politiek
bracht een heilsplan voort, Bestek ’81,
dat een eind zou maken aan alle economische problemen en af zou rekenen met
politieke lanterfanters. Voor degene die
het vergeten is, even het volgende opfrissertje. Door extra o p collectieve uitgaven te bezuinigen, zou de lage trendmatige groei van 2% moeten oplopen tot
4%. De bedrijven zouden weer rendabel
produceren; in deskundigentaal: de aiq
zou jaarlijks met 1 punt afnemen, Als
gevolg daarvan zou de werkgelegenheid
in de marktsector weer groeien, waardoor de werkloosheid zou afnemen tot
ca. 160.000 personen. De werkelijkheid
werd anders. Ondanks aanpassingen in
het beleid – de noodrem vorig jaar en
extra bezuinigingen dit jaar – ging het
met de economie bergafwaarts. Er moeten wonderen gebeuren, wil het kabinet
aan het einde van zijn periode, de sociaal-economische doelstellingen realiseren die het zich in 1978 stelde. Voor al die
tegenvallers zijn verklaringen. Bovendien hebben wij het excuus dat het in de
meeste landen nog slechter gaat dan bij
ons. Maar daarmee zijn net zo min problemen opgelost als met een column in
ESB. Ik maak mij dan ook geen illusies,
maar wil toch op een paar verschijnselen
wijzen, die ecn rol spelen bij het al dan
niet bereiken van oplossingen. Zij hebben alle iets te maken met de wijze waarop in Nederland de economische wetenschap wordt bedreven.
De economische wetenschap is positief, maar wordt normatief toegepast.
Zij staat daarom ten dienste van de ,,vrije
ondernemingsgewijze produktie”. De
overheid dient de voorwaarden te scheppen deze produktie mogelijk te maken;
uiteraard mag zij daarbij een aantal
maatschappelijk gestelde randvoorwaarden niet overschrijden. Een dergelijke overheidsopstelling vraagt bij voorbaat een globaal economisch beleid,
waarvoor de macro-economie leveranESB 18-6-1980
cier is. Die leverancier is echter oud geworden en heeft zijn grenzen niet verlegd. M.a.w., de macro-economie faalt
thans. Dat blijkt het duidelijkst indien
o p cruciale momenten in het beleid veronderstellingen moeten worden ingevoerd. Problemen die veronderstellenderwiis in de macro-economie worden
opgelost, betreffen het belangrijkste
overheidsbeleid dat sinds de oliecrisis
wordt gevoerd: afremming van de groei
van de collectieve sector ter stimulering
van de marktsector. Dat komt omdat we
eigenlijk niets weten over de mate waarin collectieve lasten worden afgewenteld,
over de aanvaardbare omgang van het
financieringstekort, over de eventuele
onbezette produktiecapaciteit die nog
rendabel kan produceren en over de
exacte uitwerking van het monetaire beleid. Ik zou niet weten hoe we over die
veronderstellingen objectieve klaarheid
kunnen verkrijgen, maar stel me voor
dat we wellicht iets meer te weten komen
door van het macro-niveau af te dalen
naar het meso- en eventueel het microniveau.
We zouden om te beginnen iets meer
naar bedrijfseconomen moeten luisteren. Het is typerend dat vanuit de bedrijfseconomie meer belangstelling voor
de macro-economie bestaat dan andersom. Ik zal nooit vergeten dat tijdens het
eerste college bedrijfseconomie dat ik in
mijn studie bijwoonde de veel te jong
overleden Groningse docent, dr. Werkema, zijn eerste-jaarsstudenten adviseerde Pens Moderne economie te lezen en
het collegejaar beeïndigde met een aantal
responsiecolleges over Lord Robbins’
Essay on rhe nature and significante of
econornic science. Een macro-econoom
die een bedrijfseconomisch boek ter lezing aanbeveelt, ben ik echter nog nooit
tegengekomen. Dat gebeurt zelfs niet in
de leer der economische politiek, hoewel
bedrijfseconomen voor multinationals
plannings systemen ontwerpen, waar
zelfs socialisten iets van kunnen leren.
De belangstelling van bedrijfseconomen
voor macro-economie is overigens al
oud. Eén van de bekendste voorbeelden
daarvan is wel prof. dr. J. Goudriaan die
mij in 1972 vertelde, dat hem zijn hele leven een volkshuishouding voor ogen
stond, zoals hij als manager de organisatie van Philips-gloeilampenfabriek
had opgezet.
Meer recente bewijzen dat bedrijfseconomen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van de economische problemen zijn het artikel van
Keus in ESB van 19 maart jl., waarin
wordt uitgelegd dat de arbeidsinkomensquote een slechte maatstaf voor het
rendement is en de oratie van prof.
Poeth l). Deze bedrijfseconoom maakt
ondubbelzinnig duidelijk – helaas niet
o p een methodologisch fraaie wijze dat in onze maatschappij veiligheid en
de overlevingskansen van de mens
schaars zijn; aspecten die de macro-econoom in zijn huidige omarming van de
economische groei liever vergeet, maar
die echter ontzettend belangrijk zijn. Als
laatste voorbeeld van de noodzaak van
het macro-niveau af te dalen, wil ik wijzen o p de conferentie die het Instituut
voor Onderzoek van Overheidsuitgaven
onlangs aan de individuele steun aan bedrijven wijdde. Bedrijfseconoom prof.
H. W. de Jong maakte daar het gehoor
duidelijk dat er t.a.v. het sectorbeleid in
Nederland eigenlijk een jansalie-mentaliteit heerst; de overheid die vanaf de
Gouden Eeuw o p cruciale momenten alleen of te zamen met het bedrijfsleven
voor Nederland belangrijke bedrijven
stichtte, doet thans niets op dit gebied.
Prof. De Jong vond dan ook een willige
prooi in d e macro-econoom prof. Stevers, die zijn reeds enkele jaren durende
ongeloof in een gericht overheidsbeleid
thans fundeerde o p de overconservatief
Von Hayek.
De afgelopen jaren hoorden we steeds
dat voor het economische beleid het jaar,
waarin we zaten verloren was. Als dat zo
doorgaat, zijn de hele jaren tachtig evenals het decennium daarvoor verloren.
De economische wetenschap kan dat
nog steeds helpen voorkomen, als ook
haar beoefenaars meer naar elkaar luisteren.
n
I ) Dr. G. G. J. M. Poeth, Technolog.rassesswent en economische rarionalireir. Delft/
Rotterdam, 1980.
699