DE STICHTING
,,International University Contact
for Management Education (IUC)”
zoekt een
ADJUNCT-SECRETARIS
Het 1UC is een – door universiteiten, bedrijven en over-
heid gesteunde – 12 jaren bestaande internationale orga-
nisatie. Zij helpt door het houden van conferenties, studie-
bijeenkomsten, het verlenen van specifieke documentatie-
diensten etc. haar 500 leden in 30 landen bij de opleiding
voor funkties op het gebied van Organisatie en leiding van
bedrijven. Tweemaandelijks verschijnt haar drietalig tijd-
schrift ,,Management International”.
Het Secretariaat van het IUC is sedert kort gevestigd in de nieuwe vleugel van het Bouwcentrum, Kruisplein 7,
Rotterdam-3. (t.o. Centraal Station).
Het accent van de taak van de gevraagde funktionaris ligt
bij het verlenen van documentatiediensten. Daarnaast staat
hij het Hoofd van het Secretariaat terzijde
bij
de organisatie
van conferenties, studiebijeenkomsten e.d.
Binnen enkele jaren behoort de opvolging van het huidige
Hoofd van het Secretariaat
(mcl.
Documentatie Centrum) tot de mogelijkheden.
De voorkeur gaat uit naar een jongere academicus, die de
moderne talen in woord en geschrift redelijk goed beheerst.
Aanvangs-salaris, afhankelijk van leeftijd en ervaring, ca.
f. 1.000,— â f. 1.500,— per maand.
Indiensttreding rond 1 juli 1965.
Brieven, liefst met foto, en uitvoerige inlichtingen aan de
Algemeen Secretaris van het IUC, Prof. Ir. T. J. Bezemer,
Rotterdamsche Rijweg 64,. Rotterdam-8.
1
Telefonische inlichtingen worden gaarne verstrekt door
Drs. C. A. Braun en Drs. D. J. Prins van het IUC Secreta-
riaat te Rotterdam, tel. (010) 14 08 26.
Het Nederlands Katholiek Vakverbond vraagt voor zijn
WETENSCHAPPELIJK ADVIESBUREAU
een
WETENSCHAPPELIJK
MEDEWERKER
Hij zal worden belast met beleids-advieswerk op bedrijfs-
organisatorisch en sociaal-economisch terrein.
Tevens zal liii in staat moeten zijn door middel van gerichte
voorlichting de gedachten op voornoemde terreinen over te
dragen.
Voor deze functie wordt gedacht aan een medewerker met
bedrijfsorganisatorische ervaring, die de akte M.O.-Economie
of gelijkwaardge economische kennis bezit.
De leeftijd kan variëren van 28 tot 35 jaar.
Geboden wordt een interessante werkkring, goede sala-
riëring en uitstekende sociale voorzieningen.
Sollicitaties, welke strikt vertrouwelijk zullen worden be-
handeld, kunnen worden gericht aan het Nederlands Katho-
liek Vakverbond, Oudenoord 12, Utrecht.
338
pensioen-
regelingen
risico-
herverzekering
van
pensioenfondsen
EERSTE NEDERLANDSCHE
EN
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
JOHAN DE WITTLAAN 50 ‘S-GRAVENHAGE
POSTADRES: POSTBUS 5 TEL. (070) 514351
E C 0 N 0 M 1 S C H-
STATISTISCHE BERICHTEN
Uitgave van de
Stichting Het Nederlandsch Economisch Instituut
Adres voor Nederland:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Telefoon redactie: (010) 25 2939. Administratie: (010)
23 80 40. Giro 8408.
Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam, Banque de Corn-
merce, Koninklijk Plein 6, Brussel, post cheque-rekening
260.P.
Redactie-adres voor België:
Dr. J. Geluck, Prieeldreef 1,
Di/beek.
Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Abonnementsprijs:
franco per post voor Nederland
f
36,50
(studenten
f.
25) per jaar.
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van een kalenderjaar.
Losse exemplaren van dit nummer f. 1,25.
Advertenties:
Alle correspondentie betreffende advertenties
te richten aan de N. V.
Koninklijke
Nederi. Boekdrukkerj/
H.A.M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam, tel. (010)
26 02 60, toestel 908.
Advertentie-tarief:
f.
0,36 per mm. Contract-tarieven op aan-vraag. Rubrieken ,, Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f.
0,72 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redènen te wèigeren.
FMI’dneSIE VAN REDACTIE: L. H. Klaassen; H. W., Laisbers;
P. J. Montagne; J. Tinbergen; A. de Wit.
Redacteur-Secretaris: A. de Wit.
Adjunct Redacteur-Secretaris: M. Hart.
SIE VAN ADVIES VOOR BELGIË: F. Collin; J. E. Mertens
Wilmars; J. van Tichelen; R. Vandeputte; A.
J.
Vlerick.
E.-S.B. 144-1965
Invoertarieven
Eén van de weinig omstreden aspecten van het nut van
de E.E.G. is dat van de dalende invoertarieven voor de
handel tussen de lid-staten. Over de hogere buitentarieven
is de vreugde minder algemeen. Ook hier geldt dat een
zinvolle beoordeling alleen mogelijk is op basis van con-
crete gegevens. Vooruitlopend op een uitvoerige publi-
katie
1),
publiceerde het C.B.S. reeds enkele van deze ge-
gevens
2).
Voor een beter overzicht van de internationale
tarifaire verhoudingen werd de niet geringe prestatie op-
gebracht om de vele individuele invoertarieven te combi-
neren tot invoertarieven voor een aantal goederengroepen,
waarbij de invoerwaarde als wegingsmaatstaf fungeerde.
de Verenigde Staten en de E.V.A.-landen omvat deze
groep Canada, verschillende Latijns-Amerikaanse landen
(w.o. Argentinië, Brazilië, Mexico en Venezuela) en landen
uit Afrika, het Midden Oosten en een enkel land in Oceanië.
Een vergelijking met de groep van deze derde landen als
geheel toont aan dat in 1960 de E.E.G. bepaalt niet als
een protectionistische zondaar kon worden aangewezen.
Van de verschillende goederengroepen lagen de invoer-
rechten van de E.E.G. namelijk aanmerkelijk lager. Deze
conclusie is echter niet voor elk derde land van toepassing.
Zo hadden de Verenigde Staten een belangrijk lager tarief
voor voedings- en genotmiddelen.
1
Invoertarieven van Nederland a) b)
Invoertarieven van de E.E.G.a)
Invoertarieven van E.E.C. en derde landen
Bij invoer uit de
Bij invoer v. buiten
Bij invoer uit
Bij invoer v.
Euromarkt
Derde landen in 1960
1
E.E.C.
de E.E.C.
de
E.E.C.
buiten
E.E.C.
1
1958
1962 1962
in pCt.
1958
1
1962
1
1962
in pCt.
1962
in pCt.
1962
in pCt.
Bijitentar.
Toek.
Buiten-
T&.
–
v.s.
E.V.A. v. ’58 v. ’58
v.’
58
v.
’58
1960
tarief c)
–
Voedings- en genotmiddelen
11,6
8,9
77
10,4
13,1
126
11,9
77
18,7
97 18,0
18,3
19,4
7,2 27,8
Duurzame consumptiegoederen.
16,2
9,3
58
15,6
15,0
97
9,0
60
14,3
106
12,8
17,3
25.4
24,1
17,0
Overige consumptiegoederen
. . .
2,7
2,0
75
1,5
2,3
159
2,9
105
6,2
116
6,0f)
–
d)
31,9
16.4
78,7
Totaal consumptiegoederen
12,9
7,9 62
9,4
11,8
126
9,7
73
16,1
99
15,6f)
–
d)
22,9 12,3
31,6
Crondstoffen en halifabrikaten
7,2
5,0
68
4,5
5,9
132
6,2
70
6,9
118
5,9
7,7
25,7
11,2
38.6
0,1
0,1
100
0,2
0,2
88
3,3
163
5,3
85
5,5f)
–
d)
48,8
5,3
136,2
Vaste investeringsgoederen
8,3
5,0
60
8,3
9,5
118
7,7
61
11,7
103
10,5
14,3
20,4
11,0
14,6
Brandstoffen
………………
Totaal
produktiemiddelen
7,1
4,7
65
3,9
5,3
137 6,4
72
7,4
114
6,4
–
d)
27,4
10,3
46,5
Totaal
…………………..
7,7
5,1
65
4,7
6,3
134
7,0
72 8,7
108
a) Op jaarbasis; b) Excl. invoer uit
België-Luxemburg;
c)
Cewogen met de invoer
van 1962; d) Voor
olie is geen toekomstig buitentarief
bekend; f) Exel.
de Weat-
duitse heffing op ruwe- en geraffineerde
olie.
Op jaarbasis – rekenkundige gemiddelden voor het
gehele jaar – bleek dat de Nederlandse tarieven in 1962
voor de invoer uit de E.E.G.-lid-staten t.o.v. die in 1958
per totaal nog slechts 65 pCt. beliepen. De grootste mutatie
werd voor – i.h.b. duurzame – consumptiegoederen ge-
noteerd. De tarieven voor invoer van buiten de E.E.G.
waren echter 34 pCt. hoger.
Voor de E.E.G. als één gebied – waarbij dezelfde
berekeningswijze als die voor Nederland werd toegepast –
waren in 1962 de invoerrechten t.o.v. 1958 per totaal met
28 pCt. gedaald. Het buitentarief steeg met 8 pCt., derhalve
heel wat minder als voor Nederland afzonderlijk, hetgeen wijst op een aanmerkelijke vaderlandse ,,aanpassing”.
Belangwekkend – gezien ook de Kennedy-ronde – is
de vergelijking van de E.E.G. met 27 derde landen, die
door het C.B.S. geselecteerd werden met als maatstaf de
importantie van hun handelsverkeer met de E.E.G. Naast
1)
In de serie ,,Statistische en econometrische onderzoekin-
gen”.
2)
In het ,,Maandschrift” van januari ji.
Overigens moet erop worden gewezen dat de betekenis
van tarifaire hindernissen niet moet worden overschat.
Ten onrechte wordt over het algemeen vrij weinig aan-
dacht geschonken aan de niet-tarifaire belemmeringen, die
de vooruitgang op tarifair gebied zelfs gedeeltelijk teniet
kunnen doen. Mede door uiteenlopende regelingen van
wettelijke én niet-wettelijke aard over bijv. veiligheids- en
goedkeuringsmerken, is er een grote heterogeniteit van produkten en produktonderdelen. In een pubiikatie van
de N.V. Philips
3)
wordt een indrukwekkende opsomming
gegeven van de vele soorten pluggen, t.v.-lijnsystemen enz.
Van een bepaalde radio bijv. moeten twaalf verschillende
versies worden geproduceerd om de Europese markt te
kunnen bereiken. Dit gebrek aan standaardisatie betekent
vanzelfsprekend belangrijk hogere kosten per eenheid
produkt.
M. H.
3)
Zie ook het interview met de heer F. F. v. Rhijn in ,,De
Nederlandse industrie” van 15 maart ji.
Blz
Blz.
Invoertarieven ………………………….339
tuur (IV),
door H. Reinoud ………………345
Het Centraal Economisch Plan 1965 en de vak-
Humoristische organisatieliteratuur: maak er ernst
beweging, door Prof. Dr. W. Hessel ……….
340
mee,
door Drs. C. van der Vlies …………..
347
De Amerikaanse betalingsbalansmaatregelen,
door
Dr. M. P. Gans ………………………
342
Geld- en kapitaalmarkt,
door Prof. Dr. C. D.
De fabrikanten van computers en perifere appara-
Jongman ……………………………
350
E.-S.B.
14-4-1965
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
339
Het Centraal Economisch Plan 1965
en de vakbeweging
Uit de Samenvatting van het Centraal Economisch
Plan 1965, die onlangs gepubliceerd is, kan men en-
kele belangrijke conclusies trekken met betrekking tot
de vele discussies die in de afgelopen twee jaren zowel
binnen als buiten de Sociaal-Economische Raad en de
Stichting van de Arbeid zijn gevoerd over de loonpoli-
tieke mogelijkheden en de opvattingen daarover die in
de kringen van de vakbeweging leefden.
Zoals men zich wellicht herinnert stond de va.kbewe-
ging met haar opvattingen vrijwel alleen tegenover de
regering, het C.P.B. en niet te vergeten De Nederland-
sche Bank. Anders dan deze drie instellingen beschikte
de vakbeweging niet over een omvangrijk, ruim met
deskundigen bezet apparaat, dat in staat was uitvoerige
–
rapporten samen te stellen. Voor haar positiekeuze moest
zij steunen op door deze instellingen verstrekte gegevens.
Het is wel zeer merkwaardig dat achteraf het inzicht
van de vakbeweging in de loonpolitieke mogelijkheden
toch nog niet zo gek was. Overigens moeten we hier
aan toevoegen dat het niet voor het eerst is, dat de vak-
beweging in een latere ontwikkeling de bevestiging vindt
.van een standpunt dat zij eerder in een loonpolitieke
discussie heeft ingenomen. Het is duidelijk dat deze
cumulerende ervaring in de toekomst niet zonder effect
kan blijven. Voor de vakbeweging zullen de inzichten
van genoemde instellingen niet in waarde toenemen. Als
men er van uit gaat dat naar een gezamenlijk inzicht
dient te worden gestreefd opdat het sociaal-economisch
beleid zo breed mogelijk gedragen wordt, kan men de-
ze ontwikkeling slechts betreuren. Dit kan versterkt wor-
den door het feit dat de vakbeweging onlangs heeft ge-
meend te moeten klagen over de bereidwilligheid van
de overlegpartners de discussie niet te mijden.
In deze beschouwingen willen we ook betrekken de
clairnnota van het C.P.B., die tijdens de kabinetsforma-
tie na de – laatste verkiezingen zulk een merkwaardige
rol heeft gespeeld. Daarin werd een variatie op een
zelfde thema gespeeld: een prognose van de mogelijk-
heden met de voorzichtigheid van een boekhouder. De
les, die men uit deze verwikkelingen leert, is dat de ver-
kenning van de toekomst een hachelijker zaak -is dan
men wel eens denkt en daarmede de grondslag voor
loonbeleid in de praktijk minder betrouwbaar lijkt.
Hoe het was.
Alvorens de in de aanhef genoemde Samenvatting van
het Plan 1965 te raadplegen, is het gewenst de afge-
lopen discussies nog eens samen te vatten in hoofdlijnen.
De meningen varieerden als volgt tussen twee uitersten
van pessimisme en optimisme:
1. Het loon- en prijspeil ligt niet of nauwelijks te laag
t.o.v. het buitenland, omdat wij relatief veel moeten ex-
porteren om te kunnen groeien.
Dat peil ligt wèl te laag, er is echter alleen een
reden voor een nominale aanpassing van het loonpeil.
De aanpassing houdt ook een
reële
loonsverhoging
in die echter slechts door herverdeling tot stand kan
komen.
In ons land is de arbeid niet alleen te goedkoop
t.o.v. het buitenland doch ook t.o.v. kapitaal, zodat ook
een reële loonsverhoging nodig is die
later
via extra
vervanging van arbeid door kapitaal zal leiden tot stij-
ging van de produktiviteit.
Sterker nog: de arbeid is bovendien niet duur ge-
noeg om de ondernemingen tot grotere organisatorische
efficiency te dwingen, zodat een reële loonsverhoging
direct
al tot extra stijging van de produktiviteit leidt.
•De eerlijkheid gebiedt te erkennen dat de meest op-
timistische opvatting onder punt
5
alleen in de achter-
grondgeluiden verklankt werd. Voorts dient aangetekend
te worden dat de in 1964 gerealiseerde loonstijging de
bedoelingen overtrof, zelfs die van de optimisten.
In 1964 werd de discussie voortgezet. De meningsver-
schillen die in 1963 rezen, speelden weer even hard mee
en van beide kanten probeerde men elkaar opnieuw te
overtuigen. Alleen de vakbeweging was van mening dat
de voor 1965 te verwachten stijging van de produktivi-
tiet niet reeds door de loonsverhogingen van 1964 was
verbruikt. De tegengestelde opvatting hield eigenlijk in:
de loonexplosie was sociaal-psychologisch onvermijd-
baar, de effecten zijn meegevallen, echter achteraf was
de loonsverhoging toch te groot, zodat de reële lonen in
1965 een pas op de plaats dienen te maken.
Hoe het blijkt te zijn.
Uit het C.E.P. 1965 putten we de volgende cijfers.
Tegenover een stijging van de loonsom per werkne-
mer van 17 pCt. in 1964 stond in datzelfde jaar een zeer
sterke stijging van de produktie met 7,5 pCt., van de uit-
voer met 12,5 pCt., van de arbeidsproduktiviteit met
niet minder (zie dus punt
5!)
dan
6,5
pCt., terwijl het
tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans
niet – zoals nog in september vorig jaar werd verwacht
door het C.P.B. – f. 1,250 mln, doch f. 650 mln, bedroeg.
Heel ruw geschat zou de’ pessimistische visie van het
C.P.B. (en De Nederlandsche Bank) slechts bewaarheid
zijn geworden indien de loonsom per werknemer niet
met 17 pCt., doch tenminste met 20 pCt. zou zijn ge-
stegen. En dat terwijl in 1963 de mogelijke loonstijging
op 4 pCt. werd geschat. Het zou interessant zijn om te
weten wat er met de verschillende macro-economische
grootheden zou zijn gebeurd indien men zich aan die
(t. M.)
340
E.-S.B. 144-1965
(1. M.)
4 pCt. had gehouden, aannemende dat zulks sociaal-
psychologisch te verstouwen ware geweest. Het komt
mij voor dat de evenwichtige verhoudingen dan hele-
maal zoek zouden zijn geraakt.
Achteraf is het maar
goed dat de vakbeweging de prognose van het C.P.B.
naast zich neer heeft gelegd.
Het relatief toch grote betalingsbalanstekort op lopen-
de rekening is niet verwonderlijk wanneer we mèt de
Samenvatting signaleren, dat de bestedingen in 1964
stegen met 9 pCt. De eerste gedachte gaat natuurlijk
uit naar een
consumptie-explosie
als gevolg van de loon-
explosie. Het C.P.B. meende dat de consumptie-ex-
plosie 13,5 pCt. had moeten bedragen. Echter, de con-
sumptie steeg met slechts 6 pCt. De sterke stijging van
de bestedingen deed zich voor bij de overheidsinves-
teringen
(15
pCt.), de particuliere investeringen in vaste
activa (12 pCt.) en woningen (27 pCt.).
Derhalve een
buitengewoon grote groei van onze kapitaalgoederen-
voorraad.
Dat de invoer dan met 15 pCt. steeg mag geen ver-
wondering wekken. Met de sterke stijging van de ge-
noemde inversteringscategorieën stemt overeen een gere-
aliseerd spaaraandeel in het nationaal inkomen van
19,5
pCt. In een en ander vinden we een bevestiging
van onze opvatting dat het betalingsbalanstekort een
zekere overinvestering weerspiegelt; dit tekort ver
–
dwijnt wanneer het thans hoge investeringspeil niet zo-
veel sneller stijgt dan de produktie.
Het C.P.B. zou zichzelf tekort doen wanneer het geen
verklaring kon geven van de bijzondere mutaties in de
produktie, produktiviteit en uitvoer. Deze verklaringen
zijn heel plausibel. De exportstijging hebben we te dan-
ken aan de Euromarkt en de tariefverlaging daarop, als-
mede aan de hoogconjunctuur in het buitenland. De stij-
ging van de produktie is gevolg van slecht weer in 1963
en goed weer in 1964 en een relatief sterke stijging van
het arbeidspotentieel, allemaal zaken die het C.P.B. niet
duidelijk heeft kunnen voorzien. De vakbeweging mocht
soms denken…
Hoe het wordt.
De vooruitzichten voor 1965 zijn gematigd. Het
C.P.B. verwacht dat de stijging van de arbeidsprodukti-
viteit zal terugvallen op 3,5 pCt., de uitvoer op 8 pCt.,
de produktie op 4 pCt. en de particuliere investeringen
op
5
pCt. Daar dit op een halvering der groeipercen-
tages neerkomt, meen ik een oud stokpaardje van stal
te moeten halen: deze halvering betekent dat onze eco-
nomie eind 1965 niet verder groeit, een veronderstel-
ling die het C.P.B. expliciet waar of aannemelijk had
moeten maken en indien zij juist is – hegeen ik op grond
van vorige ritjes op mijn stokpaard in twijfel mag
trekken – consequenties heeft voor het
monetaire be-
leid,
dat alsdan in ieder geval te strak blijkt te zijn.
Dat het monetair beleid te sterk gericht zou kunnen
zijn op herstel van het evenwicht op de betalingsbalans
en daarbij zou kunnen doorslaan zoals dat in het ver-
leden
(1956
en 1957) het geval is geweest, ontgaat het
C.P.B. niet. Met zoveel woorden wordt gesteld dat de
liquiditeitspositie sterk verkrapt is en een verdere ver-
krapping versterkt zou kunnen doorwerken met alle ge-
volgen van dien. Een stabiele ontwikkeling is dan opge-
offerd aan het extern evenwicht, een doelstelling die de
laatste jaren toch al te veel voorrang heeft gehad.
De belangrijkste norm die 1)e Nederlandsche Bank aan-
houdt is dat de binnenlandse prijsstijging uit een be-
talingsbalansoverschot gefinancierd dient te worden, an-
ders komt men op het hellende vlak van de inflatie. Het
komt ons voor dat men ôf tijdig sterker had moeten reva-
lueren èf een prijsstijging zal moeten financieren uit over
–
schot èn creatie die voortdurende aanpassing aan het bui-
tenland mogelijk naken. Het verleden heeft geleerd dat
het prijspeil te laag lag.
Althans . . . hierover kan men opnieuw de discussie
openen. En dan komen we weer terecht bij de schaal
van
5
punten, beginnend bij de meest pessimistische
visie en eindigende bij de meest optimistische visie. Het
is een voorzichtige conclusie om te stellen dat de recente
ontwikkeling niet in strijd is met punt 5 van de schaal,
al kan men – als ik het goed begrijp in navolging van
het C.P.B. – achteraf plausibele verklaringen aanvoe-
ren opdat alsnog de ontwikkeling zo laag mogelijk op
onze schaal wordt ,,binnengepraat”. Daartoe heeft een
pessimist het recht.
– Wat ons blijft bezighouden is de vraag of De Neder-
landsche Bank achteraf de structurele aanpassing accep-
teert en bereid is haar alsnog te financieren. Doet men
dat, dan erkent men impliciet dat de revaluatie niet alleen
te laat doch ook te gering was en de
recente prijsstijgin-
gen als gevolg van de structurele aanpassing aan het bui-
tenland uiteindelijk voor de verantwoordelijkheid komt
van de instelling die geroepen is de waardevastheid van
de gulden zoveel mogelijk te bevorderen.
Dat zou met recht tragisch zijn. Exacte bewijsvoerin-
gen zijn hier niet mogelijk. Enig tegenwicht tegen de in
den lande levende gedachte dat de werknemers met hun
loonexplosie de prijsstijging hebben uitgelokt is echter niet
misplaatst. Men zal serieus aandacht moeten besteden aan
de suppositie dat het De Nederlandsche Bank was, die
met een te voorzichtige betalingsbalanspolitiek de prijs-
inflatie in de hand werkte. Dat element kan in de dis-
cussie niet worden gemist.
Enschede.
W. BESSEL.
E.-S.B. 14-4-1965
341
Het formidabele overschot op de lopende rekening
yan de Amerikaanse betalingsbalans wordt nôg altijd
overvleugeld door een nog formidabeler tekort op de
kapitaalrekening. Nu de positie van de dollar als
sleutelvaluta wordt bedreigd, hebben de Verenigde Staten nieuwe maatregelen genomen, die, op korte
termijn gezien, zeker effectief zullen zijn, en zullen
kunnen leiden tot het meer acuut worden van het
vraagstuk der internationale liquiditeiten, alsmede tot
een verkrapping van de niet-Amerikaanse en een ver-
ruiming van de Amerikaanse financiële markten. De reeds thans aanwezige marge tussen het lage Ameri-
kaanse en het – hoge(re) – Europese renteniveau
zal hierdoor nog worden vergroot; hetgeen op
langere termijn toch weer tot een overmatige Ameri-
kaanse kapitaalexport zal leiden. Een fundamentele
oplossing is dus slechts mogelijk als de Amerikaanse
rentestand op een hoger niveau komt, maar dit
is niet in overeenstemming met de Amerikaanse
publieke opinie en de hierbij passende economische theorie inzake de fatale consequenties van een hoge
rentestand voor de economische groei.
De Amerikaanse
betalingsbalans-
maatregelen
In 1964 vertooAde de Amerikaanse betalingsbalans een
overschot van $ 7 mrd. op lopende rekening en een tekort
van $ 3 mrd. op de totale rekening. Er was dus een tekort
op de kapitaalrekening van
$
10 mrd., dat als volgt was
samengesteld
1
):
1964
Particuliere investeringen
………………….
$ 2,0 mrd.
beleggingen, lange bankleningen $ 2,1 mrd.
beleggingen op korte termijn
…….
$ 2,1 mrd.
Totaal particulier
……………………..
$
6,2 mrd.
Overheid: giften en leningen
………………
$ 3,3 mrd.
Niet geregitreerd
…….. . …………….. $
0,6 mrd.
$ 10,1 mrd.
Reeds twee jaar geleden is de regering begonnen om
maatregelen te nemen gericht op een vermindering van het
tekort op de kapitaalrekening. Het betrof hier de rente-
egalisatiebelasting die financiële transacties, waarbij Ameri-
kanen aan niet-ingezetenen geld lenen of van hen effecten
kopen, aan een heffing van maximaal
15
pCt. onder-
werpt, als het objecten betreft met een looptijd van ten
minste drie jaar. Er waren echter nogal wat transacties
van die heffing vrijgesteld, zoals transacties met Canada
en ontwikkelingsgebieden, maar ook leningen verstrekt
door Amerikaanse banken.
Zoals te voorzien was
2)
heeft met name dit laatste lek
ertoe geleid dat de kapitaalexport voor particuliere reke-
ning sinds 1962 niet is verminderd; integendeel. De lang-
lopende leningen van banken zijn nog iets meer toegenomen
dan de langlopende beleggingen van anderen zijn afge-
nomen, en de korte leningen (dus die met een geldmarkt-
karakter) stegen eveneens.
Vrijgesteld waren ook financiële transacties gericht op
de verwerving van een aanmerkelijk belang bij buiten-
landse ondernemingen of op de financiering van dergelijke
ondernemingen; evenals directe investeringen. Deze trans-
acties zijn dan ook gewoon doorgegaan, in feite in ver-
sterkte mate.
‘) Ontleend aan ,,Monthly Economic Letter”, First National
City Bank, maart
1965.
2)
Zie M. P. Gans: ,,De Rente-egalisatiebelasting, Goede
diagnose, Zwakke therapie”, in ,,Bank- en Effectenbedrijf” van
augustus 1963.
Nieuwe maatregelen.
Onder de druk van het betalingsbalanstekort heeft de
Amerikaanse overheid een nieuwe reeks maatregelen.ge-
nomen. Deze bestaan in de eerste plaats uit een verlenging
en een verscherping van de rente-egalisatiebelasting –
zo is de uitzonderingpositie voor de banken komen te
vervallen – en in de tweede plaats uit een serie ,,verzoeken”
aan banken, aan andere financiële instellingen en aan het
overige bedrijfsleven
3).
Zo mogen de
banken
in 1965 hun buitenlandse krediet-
verlening (direct of indirect) slechts tot
5
pCt. uitbreiden
boven het niveau van eind 1964 (een eventuele overschrij-
ding dient binnen een jaar ongedaan te worden gemaakt);
de toegestane expansie dient met ,,absolute priority” ge-
bruikt te worden voor de financiering van de export.
Andere financiële instellingen
moeten hun korte uit-
zettingen aanvankelijk terugbrengen tot het niveau van
eind 1964 en daarna geleidelijk tot dat van eind 1963.
Leningen met een looptijd van maximaal
5
jaar mogen
– uiteraard onder toepassing van de rente-egalisatie-
belasting – met maximaal
5
pCt. worden uitgebreid.
Het overige bedrijfsleven
moet zijn particuliere betalings-
balans over 1964 opmaken, en trachten deze in 1965 zoveel
mogelijk – aanvankelijk was gezegd 15 â 20 pCt. – te
verbeteren. Hiertoe moet regelmatig op speciale formu-
lieren aan het ,,Department of Commerce” worden
gerapporteerd.
De achtergrond.
Wij zijn van mening dat, hoewel het meer dan tijd werd
dat de Amerikaanse regering het slepende betalingsbalans-
probleem au serieux ging nemen, de eigenlijke stoot hier-
toe is gegeven door President De Gaulle, die in januari
van dit jaar aankondigde een belangrijk deel van de bij de
Banque de France geaccumuleerde dollarvoorraad, evenals
toekomstige overschotten op de Franse betalingsbalans,
in goud om té willen zetten. Men ging zich toen kennelijk
3)
Zie Federal Reserve Bank of New York, ,,Monthly
Review”, maart 1965, blz. 57 en ,,Schetsen van Beurs en
Economie”, Uitg. R. Mees & Zoonen/Hope & Co. van
24 maart 1965.
342
E.-S.B. 14-4-1965
realiseren, in de eerste plaats, dat de Amerikaanse goud-
voorraad op den duur niet toereikend zou zijn als alle andere
centrale banken dezelfde politiek gingen volgen
4)
en ten
tweede, dat de functie van de dollar als sleutelvaluta op
het spel stond. Dit laatste punt maakt het nodig enige
aandacht te schenken aan het verband tussen de huidige
maatregelen en het probleem der
internationale liquidi-
teiten.
Dit laatste probleem heeft twee aspecten. Het eerste
aspect is de vraag of de landen die aan het internationale
betalingsverkeer deelnemen
gezamenlijk
over genoeg
betaalmiddelen beschikken om die internationale trans-
acties te betalen. Het tweede aspect is, of er een effectief
mechanisme is om
individuele
tekorten aan internationale
liquiditeiten (als gevolg van betalingsbalanstekorten) op te
heffen, zonder het interne aanpassingsproces, nodig tot
herstel van het betalingsbalansevenwicht, overbodig te
maken.
Nu bestaan die internationale liquiditeiten uit drie
elementen, nI. 1) het goud, 2) trekkingsrechten op het
I.M.F. en 3) sleutelvaluta’s, d.w.z. valuta’s die in goud
inwisselbaar zijn, althans voor centrale banken. Er is
maar één universele sleutelvaluta: de dollar, terwijl het
pond sterling slechts voor een beperkte groep landen een
sleutelvaluta is.
Het feit dat de dollar sleutelvaluta is en deel uitmaakt
van de internationale liquiditeitenmassa houdt in, dat een
betalingsbalanstekort van de V.S. een vergroting mee-
brengt van die liquiditeitenmassa. Elk ander land dat een
betalingsbalanstekort heeft ziet zijn eigen goud- en devie-
zenvoorraad afnemen, terwijl de overige landen deze
voorraad met een gelijk bedrag zien toenemen, zodat het
totaal gelijk blijft. Een Amerikaans tekort gaat echter
met een vergroting van de totale goud- en deviezenvoorraad
gepaard, zolang de landen die de dollars ontvangen deze
niet in goud omzetten. Hier dringt een vergelijking met de
binnenlandse liquiditeitscreatie door handelsbanken zich
op: uitbreiding van deactiva van eenbank gaat met het
ontstaan van nieuwe liquiditeiten gepaard, en dit gaat goed
zolang het publiek voldoende vertrouwen heeft in de
banken om vorderingen op die banken als betaalmiddel te
beschouwen.
Evenzo heeft een betalingsbalanstekort van de Verenigde
Staten een verruimende invloed op de internationale
liquiditeitenmassa zolang het publiek, i.c. de centrale
banken en de regeringen vertrouwen hebben in de con-
vertibiliteit van de dollar. Zodra evenwel dit vertrouwen
op welke gronden ook – bijv. politieke – wordt onder-
mijnd en de dollars, in handen van niet-ingezetenen, in
goud worden omgezet, is de dollar geen sleutelvaluta meer,
en dreigt een drastische inkrimping van de hoeveelheid
internationale liquiditeiten. Dan wordt weer het eerste
aspect van het internationale liquiditeitenprobleem acuut,
ni. of er voor alle landen gezamenlijk wel voldoende
betaalmiddelen aanwezig zijn; zo neen, dan gaat ook de
vraag rijzen, of een verhoging van de goudprijs soelaas kan
bieden. Dan stijgen de goudprjzen op de ,,vrije” goudmark-
ten, en dan gaan de koersen van goudaandelen omhoog.
Maar dan is het ook goed om kennis te nemen van de
rede van de President van de Bundesbank
5),
die onlangs
Inmiddels werd reeds voor $
5
mrd. aan goud vrijgemaakt
door voor deposito’s bij de Federal Reserve Banks geen goud-
dekking meer verplicht te stellen.
Auszüge aus Presse-artikeln, Deutsche Bundesbank, 1965,
no. 19.
in Zwitserland vertelde dat alle regeringen en centrale
banken van de Groep van Tien het erover eens zijn dat
een
verhoging van de goudprjs
niet in aanmerking komt.
En terecht, want als men. al bezwaren maakt tegen de
infiatoire consequenties van een tekort op de Amerikaanse
betalingsbalans en de hieruit resulterende vergroting van
de internationale liquiditeitenmassa, dan moet men
a fortiori bezwaar maken tegen een verhoging van de
goudprijs, die niet geleidelijk maar sprongsgewijs de
hoeveelheid buitenlandse betaalmiddelen, uitgedrukt in de
diverse nationale valuta’s, zou doen stijgen, zodat ieder
land zich in staat zou voelen meer in het buitenland te
besteden.
Wij voelen nog altijd meer voor de suggestie die enkele
jaren geleden door Machlup is gedaan, om volgens een
bij voorbaat bekend te maken schema elke paar jaar
de goudprijs een kleinigheid
…..
te verlagen, omdat
zulks een goudontpotting op grote schaal teweeg zou
brengen.
Onze conclusie is, dat voor zover het buitenland erin is
geslaagd de Verenigde Staten te brengen tot een bestrijding
van het betalingsbalanstekort, het probleem van de inter-
nationale liquiditeiten in een meer acuut stadium is ge-
komen. Zou het Amerikaanse tekort zelfs in een overschot
omslaan, en zou de Verenigde Staten weigeren andere
valuta’s als sleutelvaluta te erkennen, zodat de rest van de
wereld ter betaling van het tekort in het verkeer met de
Verenigde Staten zijn goudvoorraad moet gaan aan-
spreken, dan zal blijken dat de Europese pogingen om
de Verenigde Staten tot actie te dwingen als een boemerang
hebben gewerkt, en ons hebben teruggebracht naar het
tijdperk van de dollarschaarste.
De effectiviteit op korte termijn.
Het lijkt ons aan geen twijfel onderhevig dat de Ameri-
kaanse maatregelen effectief zullen zijn, althans op korte
termijn. Hoewel het betalingsbalansprogramma grotendeels
op basis van vrijwilligheid moet worden uitgevoerd, achten
wij dit eerder een voordeel dan een nadeel. Wij mogen het
dan in ons land houden op een reeks formele voorschriften
(buy, in het kader van kredietrestricties), het uiteenzetten
van de bedoelingen der autoriteiten en het appeleren aan
het verantwoordelij kheidsgevoel der betrokkenen, is zeker
net zo effectief, misschien niet in een land als Italië en bij
enkele andere onzer EEG-partners, maar wel in landen
als de Verenigde Staten en Engeland, en toch ook wel
in het onze.
Het zal zeker mogelijk blijken het mes te zetten in
een aantal investeringsuitgaven; de leningen op korte
en lange termijn van de banken zullen in ieder geval aan-
merkelijk verminderen, en bovendien zullen de saldi, die
het overige bedrijfsleven aanhield buiten de Verenigde
Staten, voor repatriëring in aanmerking komen.
Dit laatste punt vereist nadere toelichting. Het Ameri-
kaanse bedrijfsleven hield omvangrijke dollardeposito’s
niet aan bij Amerikaanse banken, die krachtens Regulation
Q aan bepaalde rentemaxima zijn gebonden, maar bij
buitenlandse banken, bijv. in Canada, Londen. Die buiten-
landse banken verkregen hierdoDr vorderingen op Ameri-
kaanse banken, welke zij soms weer aan andere buiten-
landse banken uitleenden, en soms omzetten in locale
valuta, waarbij de vorderingen op de Amerikaanse banken
uiteindelijk terecht konden komen bij centrale banken,
die ze desgewenst in goud konden omzetten.
E.-S.B. 14-4-1965
343
Dergelijke transacties buiten de Verenigde Staten in
dollarvorderingen op Amerikaanse banken noemt men
Eurodollar-transacties;
het Amerikaanse bedrijfsleven was
een belangrijke bron voor die Eurodollars. Men taxeert
dat er in totaal zeker voor $ 6 mrd. aan deze Eurodollars
uitstaat, maar welk gedeelte hiervan zijn oorsprong vindt
in transacties van Amerikanen zelf, is niet bekend; wel zal
het straks blijken bij de hiervoor genoemde rapportage
aan het Department of Commerce.
In ieder geval zal het terugtrekken van deze buitenlandse
vorderingen door het Amerikaanse
bedrijfsleven
meteen al
een aanmerkelijke verbetering meebrengen van de Ameri-
kaanse officiële liquiditeitspositie. Voor zover die Euro-
dollars in locale valuta’s waren omgezet en voor locale
doeleinden waren gebruikt
(bijv.
voor de financiering van
gemeenten, zoals o.a. in Engeland het geval schijnt te zijn),
zal het repatriëren van die vorderingen van Amerikaanse
bedrijven bovendien leiden tot een verkrapping van de
flutanciële markten in de betrokken landen, alsmede tot een
daling van hun goud- en deviezenvoorraad.
Die verkrapping zal ook optreden doordat buitenlandse
vestigingen van Amerikaanse bedrijven zullen trachten
in een groter deel van hun financieringsbehoeften op de
locale financiële markten te voorzien.
Zij
gaan nu niet
meer alleen wat betreft schaarse arbeidskrachten en de
afzet voor hun produkten met het lokale bedrijfsleven
concurreren, maar ook wat betreft het verkrijgen van
financieringsmiddelen. Ceteris paribus moet hiervan een
stijging van de verschillende rentetarieven worden ver
–
wacht, een stijging die reeds tot uitdrukking is gekomen
in de tarieven voor Eurodollar-transacties, die sedert de
nieuwe maatregelen over de gehele linie met ca.
4
pCt.
omhoog zijn gegaan.
Anderzijds zal een vermindering optreden van de
buitenlandse leningen van Amerikaanse banken en van
andere vormen van Amerikaanse export van kapitaal,
dat nu dus in de Verenigde Staten emplooi moet gaan
vinden. Ceteris paribus zal in de Verenigde Staten dus een
daling van de rentestand gaan optreden.
Wij
concluderen
dat zich in Europa onder invloed van
het repatriëren van kortlopende Amerikaanse vorderingen
een vermindering van de goud- en deviezenvoorraad kan
gaan voordoen, en dat de rentetarieven in Europa een
stijgende, en in de Verçnigde Staten een dalende tendentie
zullen gaan vertonen. De vraag rijst dan evenwel of een
dergelijke ontwikkeling, op iets langere termijn gezien,
houdbaar zal
blijken
te zijn.
De effectiviteit op langere termijn.
Uit onderstaande tabel, waarin een internationale ver-
gelijking is gemaakt van tarieven voor kortlopende leningen,
en van rendementen op langlopende staatsobligaties, blijkt
dat de Verenigde Staten (tezamen met Zwitserland) op het
gebied van de rentetarieven als een goedkoopte-eiland kan
worden beschouwd. –
Adverteren in ,,E.-S.B.”
getuigt van
feeling voor marketing
Tarieven voor korte leningen en rendementen op langlopende
overheidsobligaties
–
1
Korte rente a)
Rendementen staats-
januari 1965
obligaties b)
1
december 1964
verenigde Staten
44
4,1
Zwitserland …………….
44
4,1
Nederland ……………..
54
5.25
Canada
……………….
54
5,1
Frankrijk ………………
6,35
5,1
West-Duitsland
64
6.4
België …………………
64
5,6
Italië
………………….
.74
6,2 (oktober) Engeland
……………..
.74- 8
6,6
Bron:
Monthly Economie Letter”, First Nations! City Bank, februari
1965. Het betreft hier waarschijnlijk de tarieven die banken voor rekening-
courant-kredieten aan de allerdegelijkste debiteuren in rekening brengen
(,,prime rate”).
Bron:
International Financial Statiatics, maart 1965.
Deze tabel laat zien dat het zeker niet verbazing-
wekkend is dat de Verenigde Staten op grote schaal tot
kapitaalexport zijn overgegaan, en dat het Amerikaanse
bedrijfsleven de financieringsbehoeften liever in eigen
land dekt dan in het buitenland. Als onze voorgaande
opmerkingen nu juist blijken te zijn, nl. dat de rente in
de Verenigde Staten onder invloed van de nieuwe maat-
regelen zal dalen en die buiten de Verenigde Staten juist
zal stijgen,
wordt die prikkel tot kapitaalexport evenwel
nog. groter, en dan zullen de benen die het Amerikaanse
verzoekprogramma moeten dragen, steeds sterker moeten
worden.
Men moet dus vaststellen dat de toegepaste methode
tot herstel van het betalingsbalansevenwicht op korte
termijn wel effectief zal
zijn,
maar, op langere termijn
beschouwd, juist averechts zal werken, omdat de rente-
verschillen die de Amerikaanse kapitaalexport aantrekke-
lijk maken worden vergroot in plaats van verkleind.
Op langere termijn zal het o.i. dan ook nodig zijn het
betalingsbalansprobleem op meer fundamentele wijze aan
te pakken, en wel door een stijging van de rentestand
te bevorderen
6)
Voor Europeanen moge dit een evidente zaak zijn,
voor Amerikanen is het dit beslist niet.
Wij
doen er goed
aan ons te realiseren dat voor de Amerikaan het niveau
van de rentestand niet, of niet alleen, een economische
grootheid is, maar, zo zou men bijna moeten zeggen, een
ethische kwestie, die in dezelfde categorie thuishoort als
bijv. een begrotingstekort, het plafond voor de overheids-
schuld en het maximale rentepercentage voor langlopende
schulden van de Federale Regering, dat nog altijd bij de
wet bepaald is op
41/4
pCt.
7).
Een hoge rente is . on-
ethisch, omdat Wall Street aldus wordt verrijkt ten koste
van de gewone Amerikanen, die met goed begrijpelijke
zaken als industrie, landbouw, handel en andere diensten
hun kost moeten verdienen. Natuurlijk heeft men een pas-
sende economische theorie om dit vooroordeel tegen een
hoge rentestand te rationai.iseren. Die theorie is, dat een
hoge kapitaalmarktrente fnuikend is voor de economische
groei.
Vgl. M. P. Gans: ,,Why the U.S. long-term rate interest
will go up”, in ,,Commercial and Financial Chronicle” van
24 december 1964.
Ook de belastingverlagingen, die sinds vorig jaar zijn door-gevoerd, behoorden tot deze categorie. Hiertegen heeft zich, niet
in het minst van de zijde van het
bedrijfsleven,
een dermate
hevige oppositie gemanifesteerd, dat de initiatiefnemer, wijlen
President Kennedy, de aanvaarding door het Congres niet heeft
mogen meemaken. Nu men eenmaal het gunstig effect ervan
heeft gezien zijn de aanvankelijke vooroordelen als sneeuw voor de zon verdwenen.
344
E.-S.B. 14-4-1965
De fabrikanten van computers en perifere apparatuur
(IV) *
Tot voor enige jaren werd de Radio Corporation of
Arnerica (R.C.A.) door velen in de Verenigde Staten
als de grote toekomstige concurrent van de I.B.M. aan-
gezien. De R.C.A. heeft reeds van
1955
af een afde-
ling voor het ontwerpen en fabriceren van computers
en heeft sindsdien verschillende computertypen aan de
markt gebracht.
In 1961 sloot zij een overeenkomst met Bull (Frank-
rijk), I.C.T. (Verenigd Koninkrijk) en de English Elec-
tric, waarbij deze ondernemingen onder een eigen merk
de R.C.A.-computer konden verkopen (Gamma 30 en
40. I.C.T. 1500, K.D.P. 10). Voor zover het betreft
de Gamma 30 blijft deze samenwerking ook na de
grote deelneming van General Electric in Bull – zie
hieronder – nog bestaan. Verder bestaat een licentie-
overeenkomst met het Hitachi-concern in Japan (Hitac
3010 en 4010).
In 1961 kondigde R.C.A. met veel reclame aan, dat
zij een net van computercentra voor zgn. service-doel-
einden over de Verenigde Staten zou leggen. De be-
treffende computers met toebehoren zouden voor hun
cliënten werkzaamheden verrichten, waarbij al dan niet
van de deskundige stafemployés van de centra gebruik
kon worden gemaakt. Deze zet op het computer-
schaakbord werd algemeen aangezien als een groot-
scheepse concurrentieactie tegen de I.B.M. Men hoort
er echter niet veel meer van. De moeilijkheid blijkt
te zijn de verkoop op grote schaal van administratieve
standaardmethodieken en -programma’s (de zgn. ,,soft-
ware”). Te veel cliënten wensen allerlei afwijkin-
gen waardoor de exploitatie te duur en de tarieven te
hoog worden.
Dezer dagen heeft de R.C.A. een nieuwe computer-
serie op de markt gebracht, de Spectra 70 die bedoeld
is te concurreren met I.B.M. 360. Merkwaardig is de
huidige verkooppolitiek, die er in bestaat, enerzijds met
haar evengenoemde nieuwe serie rechtstreeks in de aan-
val tegen de I.B.M. te gaan, anderzijds in het streven
naar compatibiliteit, dat wil zeggen naar combinatie
van R.C.A .-computers en periferie-apparatuur met com-
puters van concurrenten. ,,To hek ’em, join’em”, ty-
peert ,,Fortune” deze policy, die overigens thans ok
door andere fabrikanten wordt gevolgd.
Sinds kort is bekend gemaakt, dat R.C.A. voortaan
ook met Siemens (Duitsland) zal gaan samenwerken.
Wat de financiële resultaten aangaat zou volgens de
directie van R.C.A. haar computerafdeling in 1964 voor
het eerst zonder verlies hebben gewerkt.
Een maatschappij met een opmerkelijke staat van
dienst op computergebied is de Sperry Rand Corp.,
die in 1955 ontstaan is uit de fusie van de Remington
Rand en Sperry Corp. Remington Rand
1)
was een van
de eerste, misschien wel de eerste maatschappij die
grote mogelijkheden in computers ook voor admini-
stratieve doeleinden zag.
In 1951 werd door haar de eerste computer, de Uni-
versal Autornatic Computer, de UNIVAC
1,
bij het
Bureau of the Census voor administratief-statistische
doeleinden geïnstallee;rd. Remington Rand heeft naast
eigen interne ontwikkeling haar groei vooral geëffec-
tueerd door aankopen van of fusies met derde maat-
schappijen. In 1950 bijv. nam zij de Eckert Mauchly
Computer Corp., ontwerpers van de eerste administra-
tie-computer ter wereld, over; in 1955 fusioneerde zij
met Sperry Corp., terwijl in 1961 de National Data
Processing Co., fabrikant van optische en magnetische
leesapparatuur werd aangekocht.
Technologisch is Remington Rand eigenlijk de leider
in de betrëffende elektronisch informatieverwerkende
apparatuur geweest en zij behoort nog tot de avant
garde. De fusies brachten haar technische en financie-
ringsvoordelen, maar evenzeer interne samenwerkings-
* De voorgaande artikelen werden geplaatst in ,,E.-S.B.”
van 7 maart, 31 maart en 7 april ji.
1)
Remington was in 1873 de eerste fabrikant van schrijf-
machines. In 1927 na een combinatie met verschillende kan-
toormachinefabrikanten werd de naam Remington Rand.
(vervolg van blz. 344)
Nog afgezien van de vraag of deze theorie juist is – er
zijn verschillende landen aan te wijzen waarin een hoge
rentestand hand in hand is gegaan met een zeer voor-
spoedige economische ontwikkeling, bijv. West-Duitsland
– zij is in ieder geval eenzijdig. Zelfs als een verhoging van
de rentetarieven op zich zelf een ongunstige invloed zou
hebben op de investeringen, dan is het nog zeer wel-
mogelijk compenserende maatregelen te nemen, die de
interne groei bevorderen zonder de kapitaalexport te
stimuleren.
Die compenserende maatregelen zouden kunnen bestaan
uit een verdere vermindering van de belastingdruk. Als het
deficit in de overheidshuishouding dat hierdoor eventueel
zou ontstaan zou worden gefinancierd door het emitteren
van meer Federale obligaties, zou dit tevens de op langere
termijn zo wenselijk te achten stijging van de kapitaal-
marktrente teweeg kunnen brengen. Uiteraard past het
verrichten van aankopen van (middel)lange obligaties
door het Federal Reserve System in het kader van de
openmarktoperaties, zoals die thans wel worden uitgevoerd,
in het geheel niet in deze gedragslijn, daar dit juist een
verlaging van de kapitaalmarktrente meebrengt.
Er zal evenwel nog heel wat water door de Potomac
moeten vloeien eer een politiek van hogere rente voor de
Amerikanen een aanvaardbare zaak zal zijn, juist omdat de
opvattingen die aan de sympathie voor een lage rente ten
grondslag liggen maar in zo beperkte mate economisch
zijn gefundeerd. Zonder de hulp van sociaal-psychologen
zullen de Euröpese economische experts dit pleidooi
niet kunnen winnen.
M. P. GANS.
E.-S.B. 14-4-1965
345
en aanpassingsspanningen, waaronder het moreel van
de troep geleden heeft. Het ontbrak dit concern lange
tijd aan een goede algemene leiding en verkooporgani-
satie. Daarin is de laatste jaren mede door het enga-
geren van een van de topfunctionarissen van de I.B.M.
verbetering gekomen. Een aanvankelijk samengaan met
de Bull heeft geen blijvende resultaten opgeleverd.
De National Cash Register Corp. (N.C.R.), een ge-
renonimeerde sinds 1884 bestaande maatschappij, heeft
ook in de naoorlogse tijd haar positie als grootste le-
verancier van kasregisters weten te behouden, zowel wat
betreft de meer conventionele typen als wat betreft
aan nieuwe ontwikkelingen aangepaste machines (met
tapes). Daarnaast heeft zij computers ontworpen en
gefabriceerd, waarvan thans het Cram-type – een semi
randomaccess systeem – het meest bekend is.
In samenwerking met de bekende fabriek van pos-
tale machines, Pitney Bowes, fabriceert ze lees- en sor
–
teermachines voor de verwerking van met magnetische
letters bedrukte cheques. In Engeland bestaat een sa-
menwerking met Elliott-Automation Ltd. Een groot
voordeel heeft zij van haar van oudsher over de ge-
hele wereld bestaande verkooporganisatie. Er wordt in
dit bedrijf in een ontspannen sfeer voortvarend ge-
werkt; bij een uitgebreid onderzoek van het ,,Ameri-
can Institute of Management” naar ,,excellent mana-
gements”
2)
in
1957
kwam het bedrijf als één van de
beste uit de bus.
De Burroughs Corp. is een vanouds bekende fabri-
kant van tel- en boekhoudmachines, die echter op het
gebied van computers c.d. wat achteraan is gekomen.
Tot voor kort werkte zij – wat de computerbranche
aangaat – in hoofdzaak in de Verenigde Staten, sinds
enige jaren wordt ook afzet op andere continenten ge-
zocht.
De Honeywell Corp. produceert sinds
1955
compu-
ters. Haar betreffende afdeling telde in 1963 ca. 3.000
employés. Zij vertoont echter een niet onbelangrijke
expansie in de Verenigde Staten en Europa, zowel op
het gebied van meet- en regelapparatuur als op dat
van de kantoorcomputer. Het succes van haar compu-
terafdeling is voor een deel te danken aan de compati-
biliteit van haar computers met merken van andere
fabrikanten, zoals met de I.B.M. 1400-serie.
Tot de potentieel belangrijkste maatschappijen op
computergebied moet de General Electric Corp. wor-
den gezien, die thans tot de grootste vijf industriële
ondernemingen in de Verenigde Staten behoort en zich
sinds 1956 op het gebied van de computerontwikke-
ling en -fabricage beweegt. Begonnen werd indertijd
met de overname van de ERMA-patenten van de Bank
of America (ex Stanford Research Institute) voor de
vervaardiging van lees- en sorteerapparatuur voor de
verwerking van bankcheques. Sindsdien heeft zij een
aantal computers ontwikkeld die de aandacht trekken.
2)
De beoordclingsmaatstaven daarvoor zijn uiteraard ar-
bitrair!
In 1964 werd voor 51 pCt. deelgenomen in het ka-
pitaal van de Bull Produktie Maatschappij en voor 49
pCt. in de Bull Verkoop Maatschappij. Voorts werd
een belang van 60 pCt. gekregen in de computerafde-
ling van Olivetti. Tussen Olivetti en Bull bestond reeds
een samenwerking, welke door de deelnemingen van
General Electric geaccentueerd wordt. Bedenkt men
dat Bull met I.C.T. (Engeland) de belangrijkste Europe-
se producent van computers is en Olivetti in Europa
een krachtige verkooporganisatie voor allerlei kantoor-
machines heeft opgebouwd, dan is het duidelijk dat
General Electric door de vermelde deelnemingen bij-
zondere mogelijkheden in Europa heeft gekregen. Het
zou dan ook wel eens kunnen blijken, dat General
Electric de grote tegenspeler van de I.B.M. gaat wor-
den.
Interessant is de geschiedenis van Control Data Corp.
In
1957
maakte een 11-tal employés zich los van Re-
mington Rand/Univac om zelfstandig computers te
ontwerpen en te vervaardigen. Aanvankelijk richtten zij
zich daarbij op speciale computers voor wetenschappe-
lijke en defensiedoeleinden. Reeds in 1958 werd een
computer geannonceerd, gevolgd door enige andere. Het
bedrijf had hiermede buitengewoon veel succes en werk-
te zich op bepaalde gebieden snel op tot een ernstige
concurrent van de I.B.M. Zij is met de I.B.M. de eni-
ge maatschappij die winst van betekenis maakt (S 6
mln, in 1964).
Haar succes hing samen met haar marktkeuze. De
bovenbedoelde speciale computers vragen, anders dan
bij administratie-computers, geen uitgebreide verkoop-
organisatie. De kandidaat-kopers hebben namelijk bij-
na altijd een eigen staf, welke de betreffende computer-
toepassing zelf snel kan organiseren en invoeren. Eni-
ge jaren geleden heeft Control Data Corp. echter beslo-
ten zowel computers als perifere apparatuur voor admi-
nistratieve informatiesystemen te gaan fabriceren en
verkopen. Daarmede komt zij in een geheel andere
markt, die, gelijk reeds enige malen vermeld, een uit-
gebreide en ,,sophisticated” verkooporganisatie vereist.
Het zal nog moeten blijken in hoeverre zij daar even
veel resultaat kan bereiken als op haar aanvankelijk ver-
koopterrein.
Samenhangend met deze expansie heeft zij in 1963
en 1964 een zevental bedrijven op het gebied van on-
derdelen, in- en uitvoer- en conversie-apparatuur opge-
kocht, waaronder in Nederland de N.V. Electrofact
(vervaardigt magneetbandapparatuur). Tot deze bedrij-
ven behoort ook de Rabinow Engineering Co. in de
Verenigde Staten, fabrikant van optische leesappara-
tuur, welke grote opdrachten voor de postmechanisa-
tie van de Amerikaanse en Canadese posterijen heeft.
Het aantal employés bedroeg in 1964 reeds meer dan
7.000. Verdergaande uitbreiding van haar activiteiten
ook in Nederland, o.a. wat betreft het gebruik van
computers op het gebied van de druk- en zettechniek,
kan worden verwacht.
‘s-Gravenhage.
H.
REINOUD.
Leeft met Uw tijd mee! Leest ,,E.-S.B.”!
346
E.-S.B. 14-4-1965
Humoristische organisatieliteratuur:
maak er ernst mee
Publikaties clie het gehele gebied van de interne or-
ganisatie bestrijken, staan noodzakelijkerwijs slechts in
een verwijderd verband tot de werkelijkheid. De wer-
ken, die behalve de grote lijnen en het vanouds be-
kende – ,,boeken op dit terrein zijn doorgaans afge-
zaagd en
–
vaag” schreef onlaitgs een Engelse recenent
– ook nog iets waardevols geven •over deta:ilproble-
men, zijn in de minderheid. Het is dan ook begrijpe-
lijk, dat een bekende Franse organisatiedeskunidige
schrijft: ,,Je me méfie toujours un peu des livers qui
t-rai-tent d’-organisation”
1).
Parki’nson wantrouwt zulke
handboeken- niet, maar deelt ze -resoluut in bij de b.eliet-
trie
2),
samen overigens met de romans van Jules Verne
en Cou.rths-Mahler. Ook Mark Spade geeft ons de
–
raad,
de lezing van zijn boekje een enkele keer, als men be-
hoefte heeft aan wat vrolijkheid, •af te wiss:eieni niet
het Handboek voor het beheren van ‘ondernemingen
3).
Interessant is ‘ook het werk van Steph:en Potter –
die zich overigens niet tot het bedrijfsleven beperkt –
uit wiens vier boekjes
4)
het beeld naar -voren komt
van de mens, die het erom gaat zich in het leven door
s:treken en stunts staande te h-ouden en als het kan zich
boven de ander te verheffen. Dit gezichtspunt beheerst
eigenlijk alle lectuur in dit genre. Slechts zeiden zal
men in dit soort verhalen iemand tegenkomen, die iets
doet ten gunste van het bedrijf waar hij werkzaam is.
Zo worden in een Amerikaans verhaal de Organisatie-
adviseurs op de korrel genomen
5).
De experts begin-
tien ermee, de directeur een wat fundam
–
enteler kijk
op zijn bedrijf te geven (,,What you make is beside
the point. Just teil me your problem”). Maar voordat
dit vorminigsproces ten einde is, heeft de deskundige
voor zijn zoon in het ‘bedrijf een vette baan gecreëerd
en heeft zijn opvolger met zijn geliefkoosde denkbeel-
den de gang van zaken kunnen compliceren: ,,oörtli-
natie is zeven weken geleden u’it de mode geraakt”.
In plaats van coördinatie introduceert deze nieuwlichter
het begrip ,,continuous flow”, hetgeen schijnt in te hou-
den, dat allen aan iedereen elkaars werk moeten door-
geven. Daarna komt de computerexpert, die de direc-
teur ,,bit”wijs maakt. Wanneer ten slotte een bezoeker
de directeur vraagt, wat zijn bedrijf zoal produceert,
weet hij het inderdaad niet meer………
Spade – volgens het voorwoord van zijn boekje
overleden als gevolg van een meningsverschil met een
fabrieksbaas over een grote, verstelbare schroefsIeutel –
gaat eerst
ifli
op het besturen van een fagotfabriek en
vervolgens op het zakendoen in het algemeen. Eigen-
lijk hangt hij ondanks de humor, een weinig aantrek-
kelijk beeld op: hij behandelt een groot aantal aspec-
ten en technieken van bedrijfsbestuur en -beheer en
Paul Planus; zie het voorwoord van diens Théorie et
pratique du planning, Paris 1958.
C. Northcote Parkinson, De Wet van Parkinson, Am-
sterdam 1958, blz. 8.
Mark Spade, Zaken doen voor je plezier, Prisma er.
536, blz. 10.
Stephen Potter, Lifemanship, One-Upmanship, Super-
manship, Gamesmanship (Penguins).
Christian Castberg, ,,Let’s Inc.”, Fortune, juni 1963.
stelt van al deze onderwerpen verkeerd gebruik en mo-
gelijke nadelen voor als het algemene geval. Planning
dient om te laten zien wat er gebeurd zou zijn, als
er zich geen onvoorziene omstandigheden hadden
voorgedaan. ,,Het komt mij voor, dat u in elk geval
alles goed onder coritrole hebt”, zegt de directeur goed-
keurend tegen de planningfunctionaris. Jammer alleen,
dat die 40 gros fagotten niet de deur uitgegaan zijn.
In het tweede gedeelte treffen we aanwijzingen aan
voor de brandhestrijding, o.a. in het geval dat de be-
drijfsresultaten van dien aard zijn, dat genezen beter
is dan ‘voorkomen, (,,Zor.g ervoor dat uw boeken in
overeenstemming zijn met uw schademelding”).
In wezen is het recept voor deze overigens zeer te
waarderen schertsliteratuur vrij eenvoudig; de popula-
riteit van het genre zal mede hierop berusten, dat men
vaak eigen ervaringen ‘of de eigen situatie erin her-
kent. Wie organisatorische vakliteratuur lees-t – onwil-
lekeurig wordt nu eenmaal de venwachting ten aanzien
van de bestaande situatie door het lezen van zulke nor
–
matieve literatuur mede beïnvloed – over, laat ons zeg-
gen, problem-solving en coördinatie zal zich van de wer
–
kelijkheid een vrij rationele voorstelling maken, en men
loopt het gevaar, dat die verwachting er volkomen -naast
blijkt te zijn. Zo mocht ik eens een discussie aanhoren
in een ‘bouwbedrijf, waar de deelnemers aan het ‘ge-
sprek om hun overtuiging kracht bij te zetten niet veel
meer Wisten te doen dan, zoals dat ‘heet, de ruige vuist
op tafel te leggen en naar elkaar nbscene gebaren -te
maken. in zu:Ike gevallen komt de humoristische visie
de werkelijkheid een stuk nader.
iets minder op het beleid en wat meer •op de per-
soon gericht is het boekje -van Shepherd Mead
6).
Spot-
tend attaqueert deze – in de vorm van een hanidiei-
ding –. ‘het optreden van de carrièrevirtuoos, zijn sta-
tus-zoekerij, zijn ellebogeftechni-ek, zijn façadebouw
(,,De voornaamste taak van het wetenschappelijk onder
–
zoek is, te bewijzen dat u gelijk -hebt”), zijn onzinide-
lijk discussiëren en vergadertechniek
(,,Wees
een uit-
knijper”). Hoe de secretaresse in te schakelen (,,als ze
nog n’iet in goede handen is”), hoe de druk-bezette me-
dewerker uit te hangen, kortom hoe word ik een goe-
de komediant?
Dat leidinggevende functionarissen veel tijd doorbren-
gen met praten is ook deze auteurs niet ontgaan; de
discussie is’ in alle verhandeli-ngen een dankbaar aan-
knopingspunt. Morcego
7)
‘ontwerpt zelfs een techniïek
– -de Eroderende Analyse -, compleet met symbo-
len, die niet zozeer ten doel heeft een probleem uit
de wereld te helpen, als wel om de door anderen voor-
gestelde initiatieven in- de kiem te smoren. Morcego’s
antithetica (omschreven als een combinatie van nieu-
we wetenschappen zoals operations research en cyber-
netica met 1 ifemanship; Amerikaanse -naam: contradic-
tion couniseling) is volgens hem voorbestemd een waar-
ShepherdMead, Carrière maken zonder moeite, Prisma
595.
C. S. Morcego, ,,Antithetics, the science of opposition
in industry”, The Manager, juli 1961.
E.-S.B. 14-4-1965
347
SenatOr… aanstekelijk ‘lekker!
De Koninklijke Mignot & de. Block
garandé ert de kwaliteit .!
‘S
.-,-
– ‘è
. -‘—•,-
”5Ç’
,,
-….-
dige plaats in te nemen in
het Britse arsenaal van we-
tenschappen, gezien de re-
sultaten in het verleden:
,,Think of groundnuts, the
Swift, the Blue Streak, the
electrifications of our rail-
ways —or hetter stil!, don’t”.
We zagen, dat het uitgangs-
punt voor dit soort ver-
halen eigenlijk niets ander
is dan een heel, eenvoudige
omrekening. Het kan nu de
moeite lonen Parkinsons
raadgeving om te draaien en
deze literatuur — die toch
ook de bedoeling heeft, er-
varingen verstaanbaar te ma-
ken – eens op hun waarde
voor de wetenschap te
toetsen
S),
een wetenschap
overigens, die minder pre-
tenties overhoudt, naarmate
zij zich serieuzer met de
vraagstukken gaat bezighou-
den
9).
Opvallend is, dat terwijl
de leerboeken over bedrijfs-
leiding en. -organisatie bijna
altijd hun analyse begin-
nen aan de top van het be-
drijf, daarentegen de raille-
rende schrijvers veel meer
aandacht schenken aan de
mensen 6nder die top. Die
mensen zijn dan macchia-
vellistische strategen, azend
op eigen voordeel. Is deze
lectuur dan niëts anders dan
een geestige adstructie van
348
p9
VERENIGDE KUNSTMESTFABRIEKEN MEKOG – ALBATROS
N.V.
Wij vragen voor ons kantoor te Utrecht een
ECONOOM
die zal worden belast met de behandeling van financiële aspecten voor
dochterondernemingen en deelnemingen in samenwerking met de afdeling
Beheer Dochterondernemingen.
De werkzaamheden bestaan o.a. uit het evalueren van investeringspro-
jekten en – het systematisch volgen en analyseren van de resultaten der
dochterondernemingen aan de hand van periodieke rapporten.
Vereisten zijn: leeftijd 25-30 jaar;
opleiding doctoraal examen economie.
Met de hand geschreven brieven, voorzien van een recente pasfoto
worden ingewacht op het Centrale Kantoor van de vennootschap,
Afdeling Personeelszaken Maliebaan 81 te Utrecht.
het begrip homo economi-
cus? Stellig niet; deze laatste
mens verhuurt immers
slechts zijn arbeidskracht
voor geld: hij is geen uitvre-
ter, ook geen idealist, hij is
goed noch gek, maar hij
ruilt. Dit begrip onderkent
niet de mogelijkheid van un-
fair optreden; afgezien van
het feit, dat dit het theoreti-
seren nogal lastig maakt,
kwam het vermoedelijk ook
in de fatsoenskraam niet te
pasS
…..
weilnicht sein kann,
was nicht sein darf”
10)
S)
Morcego’s artikel vond ik
tröuwens al in een wetenschap-
pelijk kaartsysteem; terecht
dus.
9
)only recently can it
be said that the observations
of the behavïoral scientist are
better than those of the man
in the field”. (1)av’id Modre,
geciteerd in the Journal of
the Academy of Managemént,
augustus 1962).
10)
Christian Morgenstern,
,,Die unmögliche Tatsache”,
Alle ‘Galgenlieder, Berlin
1935.
E.-S.B. 14-4-1965
De beschouwingen van onze humoristen harmoniëren
al evenmin met het mensbeeld, dat ons uit de organi-
satorische literatuur tegemoet komt. Daarin houdt rnén
ons een akelig-rationeel beeld van het bedrijf voor;
doorgaans wordt een hiërarchie beschreven – of voor-
geschreven – waarin de mens geacht wordt zich te
schikken. Iedere functionaris krijgt in de gangbare con-
ceptie zijn orders van zijn chef (van één chef en van
niemand anders) en geeft weer opdrachten aan zijn
eigen ondergeschikten door. Van dit normatieve uit-
gangspunt naar de opvatting dat mensen in het bedrijf
dit in’ feite doen en niet méér doen dan dit is slechts
een kleine gedachtensprong. De ondergeschikte wordt
dan ook in de bedrijfsorganisatie meestal gezien’ als b’e-
perk.t van blik en passief: pas aLs hij zorgvuldig is op-
gekweekt, kunnen hem wat meer bevoegdhederi worden
gedelegeerd. Dan blijft nog voortdurend het gevaar be-
staan, dat ze vâstroesten in’ hun werk of hun eigen
koniin!krijkje ‘bouwen — geen enkele gedachte uit de
‘humor kreeg zo vlot burgerrecht in de officiële litera-
tuur als de opmerkingen van Parkinson! – en ‘het is
aan de topleid’ing, aan de dynamische ondernemers, het
bedrijf slagvaardig te houden.
Ook hier is het mensbeeld gedeeltelijk een wensbeeld;
veel te weinig wordt de mogelijkheid dat mensen, op
welk niveau in ‘het bedrijf dan ook, een overmaat aan
initiatief kunnen bezitten in de beschouwingen betrok-
ken. De humcyristen stellen dit punt aan de orde, doch
trekken dan het ‘beeld weer scheef, dor het optreden
van de mensen te schetsen als machinaties ten koste
van hët bedrijf. De constatering, dat soms een onder-
neming blijft voortbestaan,
ondanks
de aanwezigheid
van een directie, bleef aan een ernstiger natuur voor-
behouden
11).
Naast de rijke hoeveelheid literatuur over
het onderwerp delegatie ken ik echter slechts één boe&,
waarin wordt aangegeven hoe de ‘ondergeschikte zijn
chef tot het juiste inzicht kan brengen ).
De humoristen houden de theoretici op het gebied
van bedrijfsbestuur en -organisatie een spiegel voor; hun
verhalen vormen een prikkel om te komen tot een inite-
gratie van gezichtspunten, waarvoor gelukkig uit ver-
schillende sociale wetenschappen al concepties en fei-
tenmateriaal zijn aangedragen. Degene, die deze studies
ongelezen laat, kan zich tijdens het lezen van scherts-
literatuur nog realiseren, dat weliswaar het bedrijfsge-
beuren geen ,,happening” is, zoals in deze boekjes,
maar wel de resultante van
vele
krachten
waarvan
N
5
De NEDERLANDSE STICHTING
3
VOOR STATISTIEK
v
zoekt, wegens uitbreiding van de werkzaamheden
gebied van
MARKT- EN OPINIEONDERZOEK
MARKTONDERZOEKERS
die, na een opleidingsperiode, in staat zullen zijn zelfstandig
de uitvoering van opdrachten in teamverband te verrichten.
Vereisten:
academische opleiding economie, socio-
logie of psychologie
bij voorkeur met ervaring in onderzoek
25-35 jaar
Aan deze functie zijn een goede honorering en een pensioen-
regeling verbonden.
B,rieven met inlichtingen omtrent opleiding, ervaring en
overige persoonlijke gegevens te zenden aan:
Directie Nederlandse Stichting voor Statistiek, Banka-
plein la, ‘s-Gravenhage.
E.-S.B. 14-4-1965
me van oe oriicieie nierar-
chie er slechts één is. Inte-
gratie van inzichten is echter
noodzakelijk. Het ontbre-
ken ervan kan tot brokkema-
ken aanleiding geven: een
directeur van een middel-
groot bedrijf wuifde smeek-
beden, om nu eindelijk eens
een mannetje voor de pro-
duktieplanning aan te stellen
weg met een verwijzing
naar Parkinson, die immers
gezegd heeft, dat het aan-
tal mensen op kantoor zich
zo ongeremd uitbreidt.
Degene, die weigert de in-
houd van een boek in het
juiste perspectief te zien, is
nu eenmaal gevaarlijker dan
iemand die helemaal niet le-
zen kân.
Drs. C. VAN DER VLIES.
Rotterdam.
Mr. H. Luijk, ,,Organi-
satieproblemen in de top”,
Maatschappij-Belangen
fe-
bruari 1963.
Mary Niles, M’iddle Ma-
nagement, New York 1949.
Blijf
bij!
LEES
E.-S.B.
349
GELD- EN
KAPITAALMARKT
Geidmarkt.
De terugvloeiïng uit het
verkeer van bankbiljetten in
de eerste dagen van april
heeft nog weinig betekenis
gehad. De daling van de dr
–
culatie heeft nI. nog geen f. 18
mln, bedragen. Toch ont-
stond er een duidelijke ont-
spanning in de geldmarkt,
hetgeen bleek uit de aflossing
van de bij De Nederlandsche
Bank opgenomen voorschot-
ten in rekening-courant met
f. 87 mln, en de stijging van
het tegoed der banken bij de
centrale bank met bijna f. 40
mln, waardoor dit boven het
verplichte deposito ingevolge
de kredietrestrictieregeling is
gekomen. De hoofdoorzaak
van de geringere krapte lag
in de afdracht door de ban-
ken van f. 137 mln, vreemde
valuta aan De Nederlandsche
Bank. Dit was klaarblijkelijk
het restantbedrag, dat eer
–
tijds met dekkingshulp van de
centrale bank door de ban-
ken in het buitenland was
uitgezet en dat deze, niet-
tegenstaande de pogingen,
die De Nederlandsche Bank
hiertoe in het werk heeft ge-
steld, niet wensten te ver-
lengen.
De cailgeldrente reageerde
op de zich wijzigende situatie
met een daling van 4 tot 3
pCt., welke op 6 april plaats
vond.
In de afgelopen week daal-
de de bankpapiercirculatie
verder, doch men mag aan-
nemen dat de a.s. Paasdagen
vertragend werken in die zin,
dat een deel van het bank-
papier, dat tegen eind maart
in het verkeer is gekomen,
daar voorlopig blijft cir
–
culeren.
Kapitaalmarkt.
De eerste buitenlandse gul-
denslening, die dit jaar op de
Nederlandse kapitaalmarkt
wordt aangeboden is de 53/4
pCt. vijfentwintigjarige obli-
gatielening tegen 100 pCt. tot
DE NATIONALE INVESTERINGSBANK
HERSTELBANK (N.V.)
te ‘s.Gravenhage
Op onze afdeling
Economisch Onderzoek
kunnen worden geplaatst
JO HO E CO H OOM
leeftijd ± 30 jaar, met enige praktijkervaring op het
gebied van economisch onderzoek.
0 OCUMENTALIST
leeftijd ± 35 jaar, in het bezit van het diploma C van
de G.O. en
bij
voorkeur van de akte M.O. Economie of
daarmede gelijk te stellen diploma.
Sollicitanten worden uitgenodigd zich mondeling of schriftelijk te wenden tot de afd.
Personeelszaken, Willem Frederiklaan
5,
hoek Stadhouderslaan, ‘s-Gravenhage, tel.
51 44 31.
EUROPESE INVESTERINGSBANK
Uitgifte
van
nom.
f.
40.000.000,- 53/4
0/0
25-jarige obligatiën 1965,
in stukken van nominaal
f.
1.000.- aan toonder,
tot de koers van 100 pCt.
Aflossing geschiedt á pari op 15 mei, voor de eerste maal op 15 mei 1976, in 14
jaarlijkse termijnen van
f.
2.650.000.- en een 15e termijn van f. 2.900.000.-.
Vervroegde algehele of gedeeltelijke aflossing is toegestaan van 15 mei 1976 af, uitslui-
tend op 15 mei van elk jaar, in de jaren 1976
t/m
1979 á 101’h%, daarna á 101%.
Ondergetekenden berichten, dat zij de inschrijving op bovengenoemde uitgifte open-
stellen op
woensdag, 21 april 1965
van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,
bij hare kantoren te
Amsterdam, Rotterdam
en ‘s-Gravenhage, voor zover aldaar
gevestigd, op de voorwaarden van het prospectus van uitgifte d.d. 8 april 1965.
Exemplaren van het prospectus en inschrijvingsbiljetten alsmede – tot een beperkt
aantal – exemplaren van de statuten van de Europese Investeringsbank en van haar
laatste jaarverslag zijn
verkrijgbaar
bij de inschrijvingskantoren.
Amsterdam
Rotterdam 8 april 1965.
AMSTERDAM-ROTTERDAM BANK N.V.
ALGEMENE BANK NEDERLAND N.V.
HOPE & CO.
R. MEES & ZOONEN
PIERSON, HELDRING & PIERSON
350
E.-S.B.
14-4-1965
een bedrag van f. 40 mln, van
de Europese Investerings-
bank. Het effectieve rende-
ment op deze lening ligt niet
alleen hoger dan thans voor
Nederlandse leningen geldt,
doch ook hoger dan thans
voor soortgelijke leningen van
internationale lichamen kan
worden berekend, zodat de
belangstelling van de beleg-
gers wel niet zal ontbrdken.
De rentestijging, die in
maart begon zette zich ook
in de afgelopen week voort,
waardoor het gemiddelde
rendement van langlopende
staatsleningen praktisch het
5114 pCt. peil heeft bereikt.
De besparing bij de trad i-
tionele spaarbanken (R.P.S.,
algemene spaarbanken en
boerenleenbanken) hebben in
de eerste twee maanden van
het lopende jaar f. 275 mln.
bedragen, hetgeen iets lager is
dan in de overeenkomstige pe-
riode van 1964. In februari is
er echter meer gespaard dan in
dezelfde maand van het vorig
jaar. De cijfers van de Rijks-
postspaarbank over maart
1965 tonen voor deze instel-
ling, vergeleken met een jaar
eerder, ook een stijging, zodat
de cijfers over een langere
periode wel eens een ander
beeld zouden kunnen laten
zien dan in de eerste twee
maanden naar voren is ge-
komen.
Niettegenstaande het over
het algemeen gunstige be-
drjfsnieuws, het grotere aan-
tal declaraties, waarbij het
dividend werd verhoogd t.o.v.
overeenkomstige periode van
het vorig jaar, en de economi-
sche perspectief voor 1965 niet
slecht genoemd kunnen wor-
den, is de ontwikkeling van de
beurskoersen de laatste tijd
minder opwekkend. Inter-
nationale aandelen bereikten
zelfs in maart een peil, dat
lager lag dan het laagste punt
in 1964. Industrie-aandelen
laten eveneens een daling
zien, doch het huidige index-
cijfer blijft nog ver boven het
niveau van vorig jaar. Bin-
nen- en buitenlandse politieke
onrust schijnen storende
elementen in de koersontwik-
keling te zijn.
•
1!
medewerker
N.V. PHILIPS’ GLOEILAMPEN FABRIEKEN
EINDHOVEN
MANAGEMENT PLANNING AND DEVELOPMENT
De continuïteit van een onderneming vereist
voortdurende studie van de structuur, planning
van toekomstige functies en vorming van leiders
zowel in algemene als in specialistische functies.
• Voor het
organisatorische aspect,
met name
voor de systematische onderzoekingen op het
terrein van structuur en bezetting, wordt con-
tact gezocht met een
organisatiekundige
die, als medewerker van deze centrale afdeling,
de leiding van de bedrijven in binnen- en buiten-
land kan adviseren.
• Voor het
wetenschappelijk aspect,
met name
voor het toepassen in het concern van nieuwe
ontwikkelingen op dit gebied, bestaat gelegen-
heid tot plaatsing van een
die d.m.v. studieopdrachten en praktijkonder-
zoekingen in internationaal verband, de theorie
aan de praktijk kan toetsen.
Voor deze vacatures is naast een academische op-
leiding ervaring gewenst in het bedrijfsleven of bij
een wetenschappelijk instituut.
Beide functies bieden de mogelijkheid om t.z.t.
vanuit dit professionele werkgebied een meer
algemene functie in een der bedrijven van het
concern te gaan bekleden.
Brieven
met
gegevens omtrent leeftijd, opleiding en
ervaring worden gaarne ingewacht bij de afdeling
Personeelzaken, Willemstraat 20, Eindhoven, onder
ESB
65070.
E.-S.B. 14-4-1965
351
H.
&
L.
2 april 9 april
30 dec.
2 april 9 april
1965
1965
1965 1964
1965
1965
410-385
388 385
New York.
583
–
539
543 539
Dow Jones Industrials
874 890
901
371 —350
353
350
–
155-..143
147
145
Rentestand.
243
–
224
180— 171
227
174
227
172
Langl.
staatsobl. a)
……….
5,17
5,18
5,22
–
Aand.: internationalen a)
3,42
lokalen a)
…………
3,26
Disconto driemaands schatkist-
papier
……………….
3
7
f
34 34
a)
Br6nf
Amsterdam-Rotterdam
Bank.
C. D. JONGMAN.
f. 147,30 f. 155,50 f. 148,20 f. 146,30
f. 130,50
f. 130,60
505
5044
1
ADJJERTEER hEER
2224
238
1
531
525
1
71V
951 f.
65,20 9654
f.
66,10
E. S.
740
731
f.-223
f. 223
1
Indexcijfers aandelen
30 dec.
(1953
=
100)
1964
Algemeen
………………
405
Intern, concerns
………….
568
Industrie
………………..
355
Scheepvaart
…………….
146
Banken en verzekering
……..
236
Handel enz .
…………….
170
Bron:
A.N.P.-C.B.S., Prijscourant
Aandelen1oersen.
Kon. Petroleum
………….
f. 158,20
Philips G.B
………………
f. 152,20
Unilever
……………….
f. 141,80
A.K.0.
………………..
4984
ExpI. Mij.
Scheveningen
220
Hoogovens, n.r.c .
………..
558
Kon. Zout.Ketjen, n.r.c
…….
957
Amsterdam-Rotterdam Bank
f.
66,10
Nationale-Nederlanden,
c…..
784
Robeco
…………
. ……..
f. 230
N.V. VERENIGDE N.B.M.-BEDRIJVEN
te Zaandam/Den Haag wenst over te gaan tot aanstelling van een
ervaren en bekwaam economisch staffunctionaris toegevoegd aan de
Raad van Bestuur van het concern in de functie van
CONTROLLER
Als kritisch adviseur van de Raad van Bestuur zal zijn taak omvat-
ten het interpreteren van het beschikbare cijfermateriaal en het
rapporteren- omtrent de resultaten van de ondernemingsactiviteit.
Hij heeft de supervisie bij de dochterondernemingen op de uit-
voering van besluiten en richtlijnen van de concernleiding in de
financieel-administratieve sector. Voorts zal hij steun verlenen aan
de bedrijfsafdelingen bij de cijfermatige beheersaspecten en de
opzet van de administratieve organisatie. Daarnaast zal hij een
eigen taak op bedrijfseconomisch gebied vervullen. De voorkeur
gaat uit naar een econoom of accountant, die reeds een hoge
positie in de administratieve leiding van een groot – hij voorkeur
analoog – bedrijf in de buwnijverheid bekleedt, omdat te zijner
tijd aanstelling als adjunct-directeur tot de mogelijkheden behoort.
Met• de hand geschreven sollicitatiebrieven vergezeld van een
recente pasfoto voor 26 april a.s. te richten aan de Nederlandse
Stichting voor Psychotechniek, Wittevrouwenkade 6, Utrecht,
onder nummer ESB 190515.
352
.
‘
E.-S.B.
14-4-1965
DE NEDERLANDSCHE BANK N.V.
,
DS
heeft ter versterking van haar Studiedienst aan de
Hoofdbank te Amsterdam gelegenheid tot plaatsing
van een
4
C
#
)
1
‘
f
,
r
STATISTICUS
voor het verzamelen en bewerken van statistisch
materiaal betreffende de monetaire ontwikkeling in
Nederland.
Vereisten:
•
middelbare schoolopleiding
o
leeftijd tot circa 35 jaar
Kennis van boekhouden strekt tot aanbeveling.
Eigenhandig geschreven .sollicitatiebrieven
(voorzien van een
recente
pasfoto)
kunnen onder opgave van
leeftijd
en uitvoerige
gegevens omtrent opleiding etc. worden gericht aan de afdeling
Personeelzaken van De Nederlandsche Bank N.V., Postbus 98,
Amsterd4m-C.
De afzet-policy van Blydenstein-
(veel-gewaardeerde» stoffen voor
houdt het de kwaliteit onder strenge
Willink is altijd gericht geweest op
sportkleding, werkkleding, founda-
controle. Het is dus niet zo ver-
een breed terrein. Daarom is het
tions, overhemden, gordijnen en
wonderlijk dat Blydenstein-Willink
bedrijf tegenwoordig ook actief op
voeringen. En… het maakt alles
een goede naam heeft bij zijn af-
het gebied der synthetische vezels
zelf! Elke produktiefase is geinte-
nemers en dat het zich al sinds vele
en heeft het een zeer gezonde varia-
greerd. In eigen spinnerij, weverij,
jaren verheugt in grote stabiliteit
tie in zijn produkten. Het maakt
tricotage, finishing en drukkerij
en veilige groei.
Blydenstein-Willink n.v.
Enschede, Lonneker, Winterswijk, Ter Apel, Wychen
E.-S.B. 14-4-1965
353
MAATSCHAPPIJ TOT EXPLOITATIE VAN BETON-
KINGFABRIEKEN TONNEMA N.V.
MORTELBEDRIJVEN IN NEDERLAND
SNEEK
wenst een
ADJUNCT
SALES MANAGER
aan te trekken, die de commerciële Directie kan
ontlasten en vervangen.
Er wordt hierbij aan een, liefst academisch gevormde,
persoonlijkheid in de leeftijd van ± 35 jaar gedacht,
die over voldoende praktisch-commerciële ervaring
in de merkartikelen branche beschikt en reeds leiding
heeft gegeven.
Candidaten worden verzocht een met de hand
geschreven en uitvoerig informerende brief, met pas-
foto, te richten aan de Directie der Vennootschap.
KINGFABRIEKEN TONNEMA N.V.
SNEEK
–
iiL —–‘-
1
–
vraagt
DIRECTIE-SECRETARIS
Gedacht wordt aan een jurist met enige bedrijfseconomische
belangstelling of een bedrjfseconoom met enige juridische
belangstelling; enkele jaren ervaring in het bedrijfsleven
gewenst.
Leeftijd omstreeks 30 jaar.
Mebin N.V. is een Holding Maatschappij van de Neder-
landse Cementindustrie, die belangen heeft in betonmortel-
bedrijven, verspreid over geheel Nederland.
De Directie-secretaris heeft mede tot taak te adviseren met
betrekking tot bestaande en nieuwe deelnemingen; het be-
treft hier een coördinerende functie, waarin naast cijfer-
matige feeling een goede uitdrukkingsvaardigheid van be-
lang is.
Eigenhandig geschreven brieven met uitvoerige gegevens en
recente pasfoto worden onder letter D ingewacht bij:
Mebin N.V., Herengracht 498 te Amsterdam.
U reageert op annonces in ,,E.S.B.”?
Wilt U dat dan steeds kenbaar maken!
NEDERLANDSE OVERZEE BANK N.V.
vraagt
economisch
medewerker
die in staat moet zijn op finan-
ciëel en economisch terrein
werkzaamheden te verrichten
en belangstelling heeft voor
publicistisch werk.
De gedachten gaan uit naar een
academicus, zo mogelijk met
enige praktijkervaring.
Aantrekkelijke
arbeidsvoor-
waarden.
Schriftelijke sollicitaties aan
Afdeling Personeelszaken.
Adres:
Herengracht 548, Amsterdam
Tel.: (020) 220360 / toestel 147.
Bij de ACCOUNTANTSDIENST van het MINISTERIE
VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETEN-
SCHAPPEN
kunnen, wegens uitbreiding, worden ge-
plaatst enige
ACCOU NTANTS
(leden V.A.G.A. of N.I.V.A.)
Deze functionarissen zullen worden belast met het toe-
zicht op de accountantscontrole van rijks- en door het
rijk gesubsidieerde instellingen.
De standplaats kan nader worden overeengekomen.
Ook studerenden, die hun studie binnenkort zullen vol-
tooien, worden uitgenodigd te solliciteren.
Schriftelijke sollicitaties onder No. 5-084117188 (in linker-
bovenhoek brief en enveloppe) zenden aan de Rijks
Psychologische Dienst, Bureau Personeelsvoorziening
van de Rijksoverheid, Prins Mauritslaan 1 te ‘s-Graven-
hage.
354
E.-S.B. 14-4-1965
BUREAU VAN DE KIEFT N.V.
Organisatie en Eficiency Adviseurs
1!
AMSTERDA- BRUSSEL
In opdrac
ht van het bestuur van een bekend nederlânds
I
) concern op het gebied van merkartikelen in de consumptieve
sfeer, zoeken wij – in strikt vertrouwelijke sfeer – contact met
gegadigden voor de functie van
MARKETING’ MANAGER’
1
( Deze functionaris, die leiding geeft aan de groep van product-
managers en de afdelingen reclame en marktonderzoek,
adviseert de Directie t.a.v. verkoopbeleid en -politiek. Hij
• ‘ is verantwoordelijk voor de verkoopbevordering in de
ruimste zin van het woord met betrekking tot het gehele
productie-assortiment. •De marketing manager, ^onmiddellijk
ressorterend onder.de
Directie, pleegt nauw overleg met zijn
collega, die leiding geeft aan’ een omvangrijk verkoop-
apparaat.
09
Voor de uitoefening van deze positie gaan de gedachten uit
naar (bij voorkeur) een ec.drs. of Mr. tot omstreeks 45 jaar,
0
1
9
die een dergelijke functie bij een• groteré onderneming reeds
heeft uitgeoefend. Hoge eisen dienen gesteld te worden aan
CN
zijn kennis en ervaring van ma’rktanalyse en -bewaking,
salespromotion,. reclame media, verpakkingen, enz. ‘van
merkartikelen voor de consument. Voor het overdragen’aan
andereii van zijn visie zijn goede contactuele eigenschappen
‘noodzakelijk.
059
De
remuneratie is vanzelfsprekend geheel in overeenstemming
met debelangrjkheid van de functie.
0 ,
Belangstellenden gelieven zich, bij voorkeur schreljk,’
,to
wenden’ tot de heer S. van de Kieft, Leidsestraat 74, Am-
sterdam. Tel.. 020-65316/62953. Volledige discretie
wordt gegarandeerd. Geen inlichtingen worden ingewonnen
en geen contact met opdrachtgevers gelegd dan na overleg met
de candidaat.
•
E..-S.B. 14-4-1965
355
.,1uit
uw verzekering b de
I1
A1gem.eeie Friesche Levensverzekering-Maatschappij
VEREENIGING VAN’ LEVENSVERZEKERING EN’ LIJFRENTE
,,De G.roötNoordhollandsche van 1845″
Algemeene Friesche Schadeverzekering-Maatschappij N.V.
LEEUWARDEN, BURMANIAHUIS
‘ ‘AMSTERDAM, VAN BRIENENHIJIS
ROTFERDAM – DEN HAAG – UTRECHT – GRONINGEN’. HENGELO – HAARLEM – ARNHEM
Grote financiële instelling in het Westen des lands ‘
heeft plaats voor een,
r eó o no
m
e’
.
voor het verrichten van onderzoek naar de markt-
positie en naar de ‘algemene economisché situatie
en vooruitzichten van bepaalde ondernemingen of
bedrjfïakken. ‘
De voorkeur gaat’uit naar economen met enige
jareno ervaring op het gebied van industrieel’ markt-
onderzoek of industnele organlsate
Nodig is verder een goed commercieel inzicht en
:
voldoende uitdrukkingsvaardlgheid voor het opstel-
lenvan interne ,rappoen;..
Leeftijd bij voorkeur 30-40 Jaar
Uitvoerige schriftelijke sollicitaties te richten aan’
het bureau van dit blad onder no.
E.-S.B.
15-1.
356
‘
‘
‘
E.-S.B.
14-4-1965