Ga direct naar de content

Jrg. 24, editie 1239

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 27 1939

57 SEPTEMBER 1939

AUTEURSRECHT VOÖRBEHOUDEN.

Econom1sch,,Stat1*stI
*sche

Berl”chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

24E JAARGANG

WOENSDAG
27
SEPTEMBER
1939

No.
1239

COMMISSIE VAN REDACTIE.

P. Lieftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen;
H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries.

M. F. J. Cool – Secretaris van de Redactie.

Redactie-adres: Pieter de Hoochsveg 122, Rotterdam.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,59 per regel. Andere pagi.

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh d van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdatn, ‘s-Gravenhage. Postchèque. en giro-rekening

No. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Sta tis-

tisch llaandbericht f S,— per jaar. Beide organen samen

f
20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvângen het weekblad en het Maand bericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD;

BIz.

De organisatie van onze graanvoorzieuing door
Jan

Schilthuis ………………………………..
712

De behoeftevoorziening van Nederland in oorlogstijd

door F. Wcinreb …………………………..
713

De reacties van de internationale goudmarkt na het

uitbreken van den oorlog door
G. J. H. de Graaff.
.
715

Oorlogsconjunctuur en beursbeweging in de Vereenigde

Staten door Mr. Dr. F. E. Schney …………….
717

De kosten van dan oorlog door
Dr. F. Pin’n.er ………
719

Werkloosheidsverzekering in de Vereenigde Staten door

H
.

Fehhnger

………………………………
720

AANTEEKENINGEN:

Hausse

in

de

olieprijzen?
.
………………….
721

De grondstoffenvoorziening der Duitsche textielin-

dustrie door de Nederlandsche Kamer van Koop-

handel

voor

Duitschiand ………………….
722

INGEZONDEN SU1( KEN.:

Spoorwegen en werkgelegenheid door
Prof. Dr. J.

Tinbergen ………………………………..
726

Statistieken:
Groothandelsartikelen ……………………………..728-729
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaien ……………..727, 730

GELD-. KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
De vooinanmste gebeurtenis op de internaitionale-w’isscl-
niarkten was deze week het vrijwel verdwijnen van de
niange tussc’heu ,,injter-nen” en ,,externen” Ponde-nkoers, die
korten tijd had bestaan. Het monkwaaati:gist is in dat ver-
band wel, dat de beide koersnoteer-in-gen weer naa,r elkaar
toekwamen, nadat door het voorschrift aan Engelsche
exporteurs om te factureeren in buite’nland-s-che valuta,
pas de-voor-waarde voor een deart was geschapen. Naar in
het vorige nummer door den heer C. A. Klaasse in zijn
artikel ,.Poudertkoers en deniezenrestrictie” werd uiteen-
gezet, kon een blijvende afwijking tussehen -binnen- en bui-
tenlandsghen Poudeukoers -niet staisdhouden, wanneer niet
werd overgegaan tot een-, hetzij formeele, ‘hetzij de-facto,
blokkade van -bu’itenlandsohe sald,i. Toen, -in de eer-sta
dagen van de week, de marge hussohen de beide notee-
ringen on’tstond, bestond zulk ,een blokkade niet en kon
dos de deMiatie s1ehts tijdelijk zijn. Pas later kwam het
voorsohrift aan exporteurs, -waar-van thierboven sprake
was, en was er dos een rehele en meer duurzame baai-s
voor koei’salwijking geschapen. Maar toon juist naderden
de koersen elkaar steeds meer tot zij vrijwel igelijk werden.
Alen ‘krijgt meer en meer den indruk, dat het monetaire
deel van de oorlogs’vooi’bereiding wed iets ‘te weasohen
over-laat. De voorsghrifte-n -gc’ven aan duidelijkheid en logi-
ca een aper.t gebrek te rzien. Het schijnt bovendien, dat
men het in de betrokken kringen niet geheel eens was
over het na te streven doel. Wel wilde mao, -v6r -alles,
vborkomen, dat de -in Engeland berustende .buitenlaadsehe
kapitalen, ten koste van goudaFvloeiing, zouden worden
wcggetrokken, maar de consequentie van blokkade durfde
men nog niet aan, en -zelf-s de koer-sdeviat’ie was een resul-
taat, dat men blijkbaar niet had verwaoht en ook niet
avensolite. Het herstel van -den ,,buitenlandschen” Ponden-
koers was deel-s toe te schrjrven aan dekking van baisse-
-posities, maar het schijnt toch ook, dat interventies van
de Engelsohe au;tori’teiten daar-aan niet geheel vreemd waren.
Blijkens uitlatingen van den Amerik-aaasëhen minister
Morgenthnu, heeft de regeeri-ag der Veree’n’igde Staten zich
ook niet -heelemaal onbetuigd gelaten, en te kennen ge-
geven, dat een te zware druk op

het Pond in istrijd was
met Ajmerikaansche handelsbelan-gen. Het iis overigens net
denkbaar, -dat men daar beew-aai- had tegen een lagen bui-
tenla,ndsdhen Po-n-denkoers, mits die koers maar niet het
karakter van wisselkoers ‘had, en de -aldus verhandelde
Pondn niet koopen-d op •de Kagelsahe markt konden ver-
schijnen – Gezien den omvang der bu’iten.laad-sehe kapitalen
in Engeland, ‘moet men i’ntussdhen aannemen, ‘dat d’i-t pro-
bleem nog niet -aan -zijn -definitieve oplossing toe is. Men
zal er zeker -nog meer van ‘ho-oren en bamei

-ken. i)e Loit-
densohe I)o-llar-koers blijft vrijwel onveranderd. De Pen-denkoers hier -is,. -na het diepste punt op circa 6.90, weer
0
1
)
ruim 7.50 ‘gekomen.
De Gulden i-s niet -aan -veel wijziging onderhevig ge-
weest. De daling van de Dollar-noteering in de eerste helft
van de week ‘was veeleer het ge-volg van een .,flkuwe -hou-
di-zag” van deze munt dan ‘van -een vaste stemming voor
de onze. ])e Pondendekkingen ‘te New-York -beteeken-den
een -aanbod v-an Dollars op de internationale markten, en
onder den invloed ‘daarvan -liep de koers bij one tot 1.87
-terug. Inmiddels s-taat de Dollar n.0 weer op omstreeks 1.88. De geldznarkt toonde speciaal voor schaticisbpapier eenige
ver:bete-ring. Bankaceept handhaafde zich op circa 3 pCt.,
maar sch-atk’istpapier was gezocht. De -nieuwe i-nsohrijving
-aan

het ‘begin -van de -nieuwe week viel dan ook mee: 2-
maan-d-sp’a’pier ging op pCt., evenals 3-maandspapier.
Half jaarspapier werd toegewezen op 3, en jaarspa.pier
op
37/
-pOt. De belegg’i’ngsmarkt was een .klei-nigheid beter,
hoewel het ‘herstel to-t een minimum beperkt bleef.

712

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27 September 1939

DE ORGANISATIE VAN ONZE GRAAN-

VOORZIENING.

In het nummer van 13 September ji. werd in alge-
meene trekken beschreven, hoe de Regeering in dezen
nieuwen oorlogstijd hoopt te voorzien in onze be-
hoef te aan graan en verschillende a:ndere goederen
voor cle voeding van mensch en dier. Gedeeltelijk kan
daartoe de productie van eigen bodem dienen, doch
daarnaast is invoer van overzee noodzakelijk. Een oor-
deel over die plannen werd niet gegeven. Daarover
zal in een derde artikel gesproken kunnen worden.

Het buitenlancische graan.

Den aanvoer uit het buitenland wenscht men in
de eerste plaats door Nederlandsche schepen te doen
plaats vinden. De naar -Nederland te verleden tar-
ive, mals, gerst, ‘meel, veekoeken, enz. worden in het
buitenland aangekocht door een daartoe door de Re-
geering ingest.ld graaninkoopbureau. Onder ambte-
lijke leiding wordt dit werk verricht door een aantal
importeurs, die de Regeering daartoe bereid heeft
gevonden, en die volgens de commercieele methodes, waarmee zij volkomen vertrouwd zijn, de henoodigde
goederen aankoopen. Hun deskundigheid garandeert
ons, dat de kosten zoo laag mogelijk zuilen worden
gehouden en geen hoogere prijzen worden besteed dan
hoog noodig.

Bij den handel in graan naar Nederland placht
steeds in zeer veel gevallen de in ons land gevestigde
agent zijn bemiddeling te verleenen tusschen den
huitenlandschen verscheper en den Nederlandsche.n
importeur. De Regeering wenscht de agenten, die hun
relaties hebben in de landen, die nu voor de leve-ring van graan in aanmerking komen, ook nu een
rol te laten vervullen door het verschaffen van aan-
biedingen aan het inkoopbureau, naast het aanbod,
dat het langs anderen weg verkrijgt. Dit voorkomt
echter niet, dat voor vele agenten de arheidsmogeljk-
heid geheel, voor de overigen voor een groot deel
verdwijnt.

Voorzoover het aan den gewonen importhandel
mocht gelukken om naast het ink-oopbureau graan en
veevoeder te blijven aanvoeren, zou die aanvulling na-
tuurlijk zeer welkom zijn. De op die wijze aangevoerde
goederen zouden dan echter al evenzeer opgenomen
worden in den gezameniijken voorraad der Regeering.
Overigens is de kans op deze aanvulling niet groot,
zoolang de Regeering Nederlandsche schepen gebruikt
tot lagere vrac.hten dan waartoe anderen scheeps-
ruimte kunnen krijgen.

De inzameling van binnen.lanclsch graan.

Voor de izamehng van het Nederlandsche graan moeten volgens het plan der Regeering de elf pro-
vinciale voedselcommissarissea zorgen, die op het ge-
bied van de voedsel- en veevoedervoorziening een
omvangrijke taak hebben. Onder de centrale leiding
van het Rijksbnreau voor Voedselvoorziening in Oor-
logstijd moeten zij het graan van den teler innemen
en het doen bewaren in de pakhuizen van den hande-
laar. Deze laatste ontvangt voor dien opslag een be-
looning, evenals reeds verscheiden jaren met de Ne-
derlandsche tarwe geschiedt, die immers reeds sedert 1932 door de Regeering van den teler tot vasten prijs
wordt aangekocht. Die belooning dient dan echter ook
redelijk te zijn, hetgeen vooralsnog moeilijk van de
Regeering te verkrijgen schijnt te zijn.

De distributie van hei beschikbare graan.

Het ligt in de bedoeling van de Regeering de dis-
tributie zoowel van het huitenlandsche als van het
Nederlandsche graan en veevoeder zooveel mogelijk
aan den bestaanden handel over te laten. Aan een
beschrijving van de gedachte uitvoering van dat

voornemen, dient dchter het een en andér vooraf te
gaan omtrent zekere eischen, waaraan wegens’ de
nieuwe door den oorlog geschapen omstandigheden de
distributie van voedsel voor mensch en dier zal moe-
ten voldoen. De mogelijkheid namelijk, dat de hoe-
veelheden, waarin de daarvoor benoodigde goederen
voor ons te verkrijgen zullen zijn, aan zekere grenzen
zullen zijn gebonden, maakt het noodzakelijk, omzich-
tig om. te gaan met datgene, wat beschikbaar komt.
Ten einde daartoe te geraken, wenscht de Regeering
het verbruik te kunnen regelen.
Ten aanzien van het voedsel voor de bevolking
vormen de distributiekaarten, tezamen met het ver-
bod aan den detaillist om zonder inneming van bonnen
de goederen af te leveren, het van ouds bekende mid-
del. Gezien den Vrij hevredigenden omvang van de
beschikbare voorraden en van den waarschijnlijk-en
nieuwen aanvoer van grondstoffen voor het brood ver-
wacht men, dat luerop vooralsnog dit middel, dat toch gewoonlijk een gedwongen vermindering van het ver-
bruik pleegt te beteekenen, niet behoeft te worden
toegepast. Aan de bloem- en meelfabrieken denkt de
Regeeriug de tarwe en eventueel rogge te blijven
leveren tot prijzen, welke een verhooging der brood-
prijzen orinoodig maken. Ook wanneer het zoo ver
mocht komen, dat tot beperking van het verbruik
dient te worden overgegaan, behoeft daaruit dus nog
niet een verhooging der prijzen voort te vloeien.

T
7
eev o eder granen.

Zoodra er reden is voor het stellen der vraag, of
wij blijvend zullen kunnen beschikken over voldoende
voedsel voor mensch en dier, ziet men dadelijk den
veestapel als den concurrent van den mensch. Ge-
makkelijk komt men dan tot de conclusie, dat groote
spaarzaamheid in de eerste plaats geboden is bij het
verbruik van die soorten veevoeder, waarvan de ver-
Icrijging wel eens bemoeilijkt zou kunnen worden. Ver-
geten mag dan echter niet worden, dat de veestapel
niet slechts als concurrent moet worden gezien, doch
evenzeer als leverancier van een groot aantal nood-
zakelijke levensbehoeften. Dit neemt echter niet weg,
dat het beschikbare voeder zoo efficiënt mogelijk
dient te worden gebruikt en dat de distributie zoo-
danig wordt ingericht, dat de Regeering zoo noodig
het verbruik kan hepericen.
Met de bedoeling om de vermelde voorzichtigheid cii
efficiency in het gebruik der veevoders te bevorde-
ren, heeft de Regeering besloten, dat aan den veehou-
der nôg slechts samengestelde of gemengde voeders
mogen worden afgeleverd. Reeds sedert verscheiden
jaren koopt de veehouder in ons land het voeder
voor zijn vee veelal in den vorm van mengvoeders,
met welker samenstelling volgens door de wetenschap
aangegeven regelen zich tallooze groote en kleine on-
dernemni ogen bezighouden. Deskundigen, die door cle
Regeering daartoe zijn aangewezen, stellen nu in overleg met de fabrikanten vast, hoe en uit welke
grondstoffen de stand aardvoeders moeten worden
samengesteld. Daarbij zou rekening gehouden dienen
te worden eenerzijds met de hoeveelheden, welke van
bepaalde voor de samenstelling bruikbare artikelen
beschikbaar zijn en anderzijds met de eischen, clie aan
doel treffend voedsel voor cle verschillende diersoorten
vallen te stellen.
Denkt men dus met deze meugvoeder-voorschriften
de efficiency te dienen, de kwantitatieve omzichtigheid
hij het verbruik wordt mede betracht met het voor-
schrift, dat geen veehouder veevoeder kan betrekken en
geen handelaar of mengvoederfabrikant dat mag af-
leveren zonder bon, welke den veehouders wordt ver-
schaft door de provinciale voedselcommissarissen of
uit hun naam door daartoe ingestelde plaatselijke hu-
reau’s. De mate; ‘waarin en de hoeveelheden, waar-
voor hons mogen worden afgegeven, kunnen centraal
worden voorgeschreven door het Rijksbureau voor
Voedselvoorziening in Oorlogstijd, dat zich daarbij zal

27 September 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

713

baseeren op de voor veevoeder beschikbare hoeveel-
heden der verschillende daarvoor benoodigde goede-
ren of de op dat gebied bestaande vooruitzichten.
Wanneer de hons bij den mengvoeder-fabrikant
zijn aangekomen, al of niet via een handelaar, die
niet zelf mengvoeders vervaardigt, doch deze van een
meuger betrekt, en cle menger daartegen het vee-
voeder verkoopt en aflevert, ligt het in de bedoeling,
dat hij in staat gesteld wordt om, vedr tgen hons,
ter aanvulling van zijn voorraad, de benoodigde in-
grediënten aan te koopen bij zijn gewone leveranciers.
Voor de belangrijkste dier goederen zullen dat
graanhandelaars zijn, die tot den verkoop en de
aflevering eveneens slechts gerechtigd zijn, indien zij daartegen hons ontvangen. Veelal zal deze aan-koop plaats vinden bij den graanimporteur, die het
graan bij een door do Regeering aangewezen instantie
koopt en haar bij aflevering de ontvangen bons af-
geeft of anders bij den handelaar, die het binnen-
landsche graan van een regeeringsorgaan betrekt.
Gemeend wordt, dat het mogelijk zal zijn den om-
vang der vraag, welke via den handel door middel van
het bonnenstelsel de regeeringsinstanties bereikt, in
overeenstemming te houden met het tempo, waarin de Regeering haar voorraden wenscht af te geven, omdat
men die vraag denkt te beheerschen door de hoeveel-
heden mengvoeders, waarvoor hons worden afgegeven.

Wijzi
ging van het distributie-apparaat.

Nog valt melding te maken van hen, die als make-
laars en commissionnairs, tezamen gewoonlijk tus-
schenpe.rsonen genoemd, hun bemiddeling plegen
te verleenen bij den verkoop van vele goederen aan
handelaren en veevoeder-fabrikanten. Een door nauw-
keurige voorschriften geregelde verkoop, als wij nu
zouden krijgen, leidt gemakkelijk tot hun uitschake-
ling, v’elke de Regeering echter om verschillende
redenen niet wenscht. Daarom bestaat er hij den
verkoop der reeds sedert 1932 door de Regeering
centraal van den teler overgenomen inlandsche tarwe,
welke zij dus ook volgens vaste regelen verkoopt, reeds
lang een regeling, welke die uitschakeling moet tegen-
gaan. 1

let ligt in de bedoeling, ook voor de andere
granen (buiten- en hinnenlandsche) zoo’n regeling te
treffen, mede ten behoeve van diegenen onder de
hiervoren genoemde agenten, die bij den regeerihgs-
inkoop geen of geen voldoende rol kunnen vervullen.
Zij voorkomt echter niet, dat de positie der tusschen-
personen steeds ongunstiger wordt en hun arbeidster-
rein steeds meer inkrirnpt, niet voortdurend mindere
inkomsten.

Uit het hierboven medegedeelde blijkt, dat de Regee-
ring bij de distributie der hier besproken goederen,
voor zoover zij dat met de omstandigheden vereenig
baar acht, den handel wenscht te blijven betrekken.
‘I’evens is echter wel gebleken, dat een om
v
angL

rijk ambtelijk apparaat gevormd is. De voorne-
mens der legeering zijn in deze uiteenzetting
weergegeven zonder commentaar. Het is in de eer-
ste plaats echtea de vraag, of de voorgenomen en
geleidelijk reeds in toepassing komende regeling
naar hehooren zal kunnen werken. Theoretisch lijkt
zij bruikbaar, maar theorie en practijk kloppen
veelal niet niet elkaar, ten nadeele van de zaak, die
men wil dienen. Wijzigingen, als de Regeering in liet
distributie-apparaat wenscht te maken, zijn zeer
moeilijk tot stand te brengen en dragen ook liet
gevaar in zich van ernstige schade aan verschillende
groepen van belanghebbenden. De kans op dat laatste
en op velerlei ongewenschte verschuivingen wordt ook
nu gevreesd. Verschillende verschijnselen wijzen er
op, dat die vrees wei eens gegrond kon zijn. Op de
bezwaren, welke, onder importeurs zoowel als distri-
buanten door zeer velen worden gevoeld en waarvoor
niet zelden inderdaad goede reden bestaat, kom ik nog

terug.
JAN
ScHILTHuIs.

DE BEHOEFTE VOORZIENING VAN NEDER-

LAND IN OORLOGSTIJD.’

,,De oorlogstoestand heeft op bij uitstek voelbare
wijze’ aan ieder duidelijk geniaakt, welk een beteeke-
nis het ongestoord interlocaal en internationaal ver-
keer voor het economische leven in de moderne maat-
schappij heeft”. Deze woorden, waarmee Minister
Treub het hoofdstuk betreffende de levensmiddelen-
voorziening in zijn boek ,,Oorlogstijd” inleidde,
geven inderdaad den indruk weer, dien ‘men aan het
begin van een oorlog verkrijgt, als alle economisch’e
problemen op eens onder een geheel ander licht dan
in normale omstandigheden vallen en een geheel an-
dere oplossing verlangen.

Reeds in den oorlog 1914-1918 bleken de veran
deringen, noodzakelijk in de volkshuishouding, van
zoodanig karakter, dat een geheel nieuw systeem moet
worden opgebouwd om voor de bevolking bevredi-

ging harer behoeften op een eenigszins draaglijk ni-
veau mogelijk te maken. De belangrijk grootere ge-compliceerdheid van het economische leven, zooals
dit zich in de jaren na den oorlog ontwikkelde, doet het voor storingen in de als normaal veronderstelde
ontwikkeling, nog gevoeliger worden. De mogelijk-
lieid, dat, vooral in een oorlog van iets langeren
duur, de uiteindelijke wijzigingen in den opbouw van
de volkshuis]ioudiag nog ingrijpender zullen zijn, is
daarom niet uitgesloten. Aan den anderen kant
brengt de grootere gecompliceerd]-ieid van het econo-
mische leven echter mede, dat aan het begin van den
huidigen oorlog de Regeering over een apparaat de
beschikking heeft, hetwelk reeds een jaren lange er-
varing in de regeling van diverse economische vraag-
stukken, zij liet onder vredesomstandigheden, bezit.

De vraag, hoe het met de hehoeftevoorziening van
Nederland op het moment staat, is niet eenvoudig te
beantwoorden. Het spreekt vanzelf, dat de mate van
afhankelijkheid van het buitenland
niet
gelijk is aan
de invoerbehoefte in vredestijd. Een aantal produc-
ten kan zonder veel bezwaar worden gemist of door
binnenlandsche producten worden vervangen. Verder kunnen in oorlogstijd voorraden onmiddellijk voor de
consumptie w’orden gebezigd. Bovendien bestaat de
mogelijkheid wijzigingen in de productie, in meer
autarkischen zin, aan te brengen; dit laatste is voor-
al dan mogelijk, indien de potentieele krachten ‘daar-
toe reeds aanwezig zijn. Tenslotte kan een productie-
en distributieplan, dat in oorlogstijd zeker een ver-
eischte is, indien juist en op betrouwbare gegevens
opgesteld, de invoerbehoefte belangrijk verminderen.
Natuurlijk blij
••’,t ook na volledige toepassing van
de hierboven aangegeven mogelijkheden invoer nood-
zakelijk. Men behoeft slechts te denken aan de pro-
ducten, die als gevolg van klimatologische factoren of
van de niet in ons land voorkomende vindplaatsen,
moeten worden aangevoerd. Wil men volkomen dnt-
wrichting van ons economische leven voorkomen, dan
zal tenslotte een regeling, al dan niet in den geest
van de N.O.T. uit den vorigen oorlog, welker doel werd omschreven als ,,het verleenen van hare tus-
schenkomst in den ruimsten zin des woords ten be-
hoeve van Nederlandsche kooplieden of vennoot-
schappen van koophandel teneinde, ondanks den be-staanden oorlogstoestand, den ongestoorden aanvoer
en uitvoer van goederen zooveel mogelijk te verzeke-ren”, wel nioeten worden gevonden. De ontwikkeling
der laatste weken wijst overigens reeds eenigszins, zij
liet langs anderen weg, in genoemde richting.
Teneinde eenig overzicht te verkrijgen in de situa-
tie, zooals deze op het moment is, zullen wij hier-
onder de positie voor eenige der belangrijkste goede-
rengroepen, nagaan. Het ligt in onze bedoeling dit
onderzoek sumniier te houden, om in kort bestek een
algemeenen indruk te kunnen geven.
1)

i)
I)e statistische gegevens in ‘dit artikel zijn ontleend aan de publicaties van het Centraal Bureau voor de Sta-
tistiek en aan die van de Directie van den Landbouw.

714

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27 September 1939

• A.
Leven.smiddelen.
Het is algemeen bekend, dat de grondstof voor het
voornaamste voedingsmiddel, het brood, slechts ten
deele in Nederland wordt verbouwd. Terwijl het ver-
bruik van tarwe in 1937
1)
909 mill. kg
bedroeg, was

de binnenlandsche opbrengst slechts 343 miii. kg
;

569 miii. kg
met een waarde van
f
49.9 miii. moert
worden ingevoerd. Daarbij komt nog een invoersaldo
van ruim
f
4 mili. voor tarwemeel. Hoewel grootendeels slechts grondstof voor andere
voedingsmiddelen, vermelden wij hier nog, dat van de overige granen het verbruik van rogge geheel en
dat van haver voor het grootste deel door de binnen-landsche productie worden gedekt.
Bij
gerst is dit
voor ca. 40 pOt. het geval, terwijl maïs bijna geheel
moet worden ingevoerd. De invoerwaarde van ideze
vier granen bedroeg in 1938 ruim
f
66 miii.

De overige belangrijkste plantaardige voedingsmid-
delen, waaronder in de eerste plaats aardappelen,
groenten en fruit, worden geheel door de binnenland-
sche productie gedekt. Voor groenten is zelfs een

belangrijk uitvoeroverschot (in 1938 ruim
f
28 miii.,

terwijl het totaalbedrag der omzetten op de veilingen
van groenten en fruit zich in de laatste jaren tus-

schen de
f
60 en
f
70 mili. bewoog) aanwezig. Bij
fruit zal natuurlijk het verbruik van tropische of
subtropische producten moeten worden beperkt en
eventueel worden vervangen door de nu soms nog
geëxporteerde binnenlandsche fruitsoorten. De pro-
ductie van suiker bedroeg voor den oogst 1937/1938
110 pOt. van de binneniandsche consumptie. Of dit
in oorlogs- of blokkade-omstandigheden zoo zal kun-nen blijven, zal o.m. ervan afhangen of de kunstmest-
situatie en de arbeidsvoorziening daartoe de gelegen-
heid bieden..
De koloniale voedings- en genotmiddelen (rijst,
cacao, koffie, thee) en plautaardige vetten (copra,
grondnoten, palmolie) kunnen, evenals het als grond-
stof zoo belangrijke lijnzaad, slechts via import wor-
den verkregen. De voorziening met deze producten zal
dus moeten worden geregeld, terwijl, wat betreft de
vetten, vervanging op zekere schaal door dierlijke
vetten zal kunnen geschieden. Met een relatief groo-
ter boterverbruik zal dus eveneens rekening dienen
te worden gehouden.
Terwijl voor de plantaardige voedingsmiddelen de
behoefte slechts ten deele door de binnenlandsche
voortbrenging wordt gedekt, vertoonen daarentegen
de dierlijke producten juist over de geheele linie
groote overschotten.
De behoefte aan melk kan natuurlijk geheel door
den Nederiandschen veestapel worden bevredigd. De
uitvoer van melk (gecondenseerd of als melkpoeder)
bedroeg in 1938 zelfs ruim
f
45 miii. De uitvoer van
boter beliep in 1938
f
43.8 mill., die van kaas bijna

f
29 miii. Voor deze beide producten was het over-
schot, dat werd uitgevoerd, ongeveer even groot als
de binnenlandsche conslLlmptie.
Ook voor vleesch is de behoefte volledig gedekt.
Voor varkensvleesch bestaat zelfs een belangrijk uit-
voersaldo, hetwelk in 1938 voor de diverse soorten in
totaal ruim
f
24 mili. bedroeg.
Onze pluiniveestapel voorziet ons niet alleen vol-
doende van eieren, doch stelde ons in 1938 bovendien
in staat voor een bedrag van
f
40 miii. te expor-

teeren.
Het beeld, geschetst voor de situatie, wat betreft
de dierlijke voedingsmiddelen, zou echter onvolledig zijn, indien de invoer van meststoffen, voedergranen,
veekoeken, e.a. veevoer onvermeld zou zijn gebleven.
Deze producten, die feitelijk de grondstoffen voor de
zuivelproducten, vleesch en piuimveeproducten vor-

men, moeten voor ca.
Y
3
deel worden ingevoerd, liet
invoersaldo van deze producten bedroeg in 1938 ca.

f
120 mill.
In oorlogstijd zouden, verondersteld, dat er geen
wijzigingen in den aard der productie werden ge-

1)
Cijfers over
1938
nog niet beschikbaar.

bracht, verschillende moeilijkheden uit deze situatie
moeten voortvloeien.
Aan den eenen kant zouden wij met een tekort aan
broodgraan hebben te kampen, terwijl wij aan den
anderen kant veevoer zouden moeten invoeren om
een veestapel in stand te houden, die voor een be-
langrijk deel op productie voor den export is inge-steld. Een consequentie van deze omstandigheden
zou dus in de eerste plaats moeten zijn een uitbrei-
ding van de voortbrenging van tarwe en eventueel
van andere graansoorten, die voor vermenging met
tarwe in brood kunnen worden gebruikt. Indien mo-
gelijk en noodzakelijk zal ook eenige uitbreiding van
den verbouw van voedergewassen moeten plaats vin-
den. De veestapel zal echter in ieder geval eenige in-
krimping moeten ondergaan. Het is overigens de
vraag, of de productiviteit op dezelfde hoogte zal
zijn te handhaven. Zoowel melkgift, vetgehalte van
de melk als ook het siachtgewicht der koeien zijn ge-
voelig voor afwijking van de thans blijkbaar nage-
noeg optimale voeding der dieren.
Nu is de met tarwe beteelde oppervlakte juist in
de jaren sedert 1930 belangrijk toegenomen. Tegen 57.518 ha in 1930, hetgeen ongeveer overeenkwam
met het gemiddelde van de jaren 1901-1910, be-
droeg de met tarwe bebouwde oppervlakte in 1935
1,53.936 en in 1931 128.551. Het totaal aan bouwland bedroeg in 1937 940.085 ha, waartegenover 1.293.958
ha grasland en 124.755 ha tuingrond stonden. In
1937 waren er bovendien nog 321.608 ha woeste

grond.
Aangezien uitbreiding van het tarwe-areaal ten
koste van den bouwgrond van andere akkerbouwpro-
ducten over het algemeen niet gerechtvaardigd zou
zijn, gezien de positie daarvoor, zou een oplossing wel-
licht kunnen worden gevonden in omzetting van het
in de laatste jaren in oppervlakte toegenomen gras-
land en eventueel tuingrond (weggevallen uitvoer) in
bouwgrond. Ook het in cultuur brengen van woeste
gronden zal in dat geval van groote beteekenis kun-
nen zijn. Op dit gebied zou nauwkeurig deskundig
onderzoek de mate van verschuiving in de diverse

behouvingssoorten moeten aangeven.
De onvoldoende voorziening met veevoer in oor-
logstijd en de voor het grootste deel wellicht wegval-
lende uitvoer zullen een inkrimping van den in de
laatste jaren eveneens gegroeiden veestapel en dus
een kleinere behoefte aan grasiand tengevolge hebben.
Onze veestapel was volgens de laatste gegevens als
volgt samengesteld;
In duizenden
Melk- en kalfkoeien

(1937)

……..
1475
Meatvee

(

,,

)

……..
143

Jongvee

(

,,

)

……..
9
7
7
Totaal
rundvee

(1938)

……..
2763
Schapen

(

,,

)

……..
654
Varkens

(

,,

)

……..
1832

Hoenders

(

,,

)

……..
29646

Afslachting tot het peil, hetwelk onze eigen voorzie-
ning met zuivelproducten en versch vieesch vereischt en waarop de voedering zonder te veel moeilijkheden
kan plaats vinden, zou tevens een kostbare reserve
aan geconserveerd vieesch en aan vet opleveren. De
beantwoording van de vraag, welk deel van den tota-
len veestapel eventueei voor slacht zal moeten wor-
den aangewezen, zal in ieder geval nauwgezet overleg
vergen.
Samenvattend, kan dus worden geconcludeerd, dat
onze voedselvoorziening, indien ten minste de nood-
zakelijke maatregelen tot de uitbreiding van het bouw-
land en de inkrimping van den veestapel op de juiste
wijze worden genomen, wat betreft de voornaamste
producten, geen onoverkomelijke moeilijkheden be-
hoeft op te leveren. Eenige aanvullende import zal
bovendien waarschijnlijk steeds mogelijk blijven.

B. Grondstoffen..
Geheel anders is het gesteld met onze grondstof-
fenvoorziening. Voor zoover deze niet bij de voedsel-

27 September 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

715

voorziening ter iprake is gekomen (voedermiddelen,
vetten), kan worden opgemerkt, dat met uitzondering
van steenkolen
2)
en cokes
2),
waarvan de productie
in 1937 resp. 89 pOt. en 203 pOt. van het binnenland-sche verbruik bedroeg, de meeste andere grondstoffen
voor verreweg het grootste deel moeten worden inge-voerd. In hoeverre dit mogelijk zal zijn, ook wat onze
koloniale grondstoffen rubber, tin, kapok, petroleum,
betreft, zullen de feiten moeten aantoonen. De hier
te lande aanwezige voorraden van de producten kun-
nen voorloopig weliswaar de vraag dekken; op den
duur kunnen hier evenwel moeilijkheden optreden.

0.
Fabri kat en.

De voortbrenging van fabrikaten is in de jaren
na 1918 door de nog voortschrijdende industrialisa-
tie, later versterkt door de diverse maatregelen tot
bescherming der binnenlandsche industrie (contin-
genteeringen, tariefsverhooging) en de vestiging van
sommige z.g: emigranten-industrieën steeds toegeno-
men. De afhankelijkheid van het buitenland is op dit gebied, voor zoover ten minste grondstoffen of half-
fabrikaten tot onze beschikking staan of gesteld kun-
nen worden, belangrijk verminderd. In bijna iederen
tak van nijverheid bestaat de mogelijkheid tot op
zekere hoogte aan de behoeften der bevolking tege-
moet te komen. Gezien den omvang van deze groep,
geven wij hieronder in een tabel de binnenlandsche
productie van de voornaamste goederen, uitgedrukt
in procenten van het binnenlandsche verbruik, weer.

Jaar Percentage
2

Margarine

………………..1938
115

Zeep

(zachte)

………………,,
101
(huishoud- en textielzeep)

.

,,
102
(toilet- en medicin. zeep)

,,
79
Zeep- en waschpoeder

……….,,
100
Rijwielen

………………….,,
101
Frames ……………………,’
104

C
acaopoeder *) ………………,,
233
Wollen dekens *) …………….,,
112
Wollen weefsels *)

…………..,,
84
Garens van katoen en linnen

,,
76
Katoenen dekens *. ………

,,
143

Andere weefsels v. katoen en li
nuen
*)
161
Gebreide- en tricotgoederen *)
. . .

,,
82
Kousen en sokken *)

…………..
..

64
Zoolleder

………………….1937
110
Schoenen, laarzen, pantoffels
94
Courantt-npapier

…………..1938
94
Gegoten ijzeren emaillewaren *) ..

1937
80
Geslagen

,,

,,

)
105
Bouten, moeren, enz.
*) ……….
1938 84
Draadnag-ls en spijkers *)

……,,
86
Confectieldeediug*)

…………,,
93
Sigaretten

…………………,,
90
Zout………………………’
95
Cement ……………………,,
47
Gedistilleerd


……………..

,,
120

Bier

………………………,
107
Plantaard. oliën …………….,,
126
Kunstzijde

………………..1937
28

2)

Voor de artikelen, voorzien van een

)
is het per-
centage berekend naar de waarde, voor de overige is dit
geschied naar de hoeveelheid. De gegeven-s voor deze pro-
ducten worden niet door het Centraal Bureau
voor de Sta-
tistiek gepubliceerd, doch zijn ons door dit
Bureau wel-
willend voor publicatie beschikbaar gesteld.

Van verreweg de meeste fabrikaten blijkt dus de
mogelijkheid van bewerking in het binnenland te be-
staan. De eenige moeilijkheid blijft dus de voorziening

met grondstoffen.

Indien een regeling voor den aanvoer van deze
grondstoffen en halffabrikaten, alsmede voor de aan-
vullende invoeren van sommige levensmiddelen en
fabrikaten zou kunnen worden getroffen, dan vormt
de voorziening in de meest noodige behoeften onzer bevolking geen onoplosbaar probleem. Vergelijking
met de positie in den oorlog 1914-1918 zou in het

bestek van dit artikel te ver voeren
3).
Verschillende
gegevens toonen echter aan, dat de toestand op dit
gebied soms zelfs belangrijk beter is dan in den von-
gen oorlog. Natuurlijk zal een strenge contrôle van
productie en distributie noodzakelijk zijn, om alles in
goede banen te leiden. Ook zal eenige verschuiving
in de samenstelling der voeding niet zijn te voorko-
n1en. Indien echter dit vraagstuk ook van de zijde
der voedingswaarde der verschillende producten wordt
bestudeerd, zooals door den nood gedwongen o.a. reeds
in vredestijd in Duitschland is geschied, behoeft deze
verschuiving niet altijd achteruitgang te beteekenen.
Gezien de ervaringen uit den vonigen oorlog is een
regeling van den invoer der neutrale staten wel te
verwachten. Het feit, dat de Oslo-staten een nauw
contact met elkaar onderhouden, maakt het dan ook
aannemelijk, dat dit probleem een onderwerp van ge-
dachtenwisseling zal vormen. Een gemeenschappelijk
optreden zal bovendien de positie van deze neutrale
staten kunnen versterken. Voor de bedrijvigheid, doch
ook voor de defensieve kracht hier te lande, is het
voorkomen van een al te sterke afsnij ding en belem-
mering van onze verbindingen van groote beteekenis.
Alles bijeengenomen, bestaat er evenwel, zij het
slechts na een vluchtige beschouwing der statistische
gegevens, geen aanleiding tot een bijzondere bezorgd-
heid wat betreft de behoeftevoorziening van onze be-
volking. Een deskundig gebruik van de beschikbare
krachten blijft echter daartoe een allereerste ver-

eischte.
F. WEINREB..
3)
Dergelijke vergelijkingen alsmede diepergaande onder-
zoekingen naar den verzol-gingstoestand in verschillende
afzonderlijke bedrijfstakken en voor diverse goederen zijn
gedurende de laatste weken., ook in de dagbladpers, her-
haa.ldeljk gepubliceerd.

DE REACTIES VAN DE INTERNATIONALE

GOUDMARKT
NA
HET
UITBREKEN VAN
DEN OORLOG.

Om eenig inzicht te krijgen in de reacties, welke
de internationale goudmarkt na het uitbreken van
den oorlog heeft te zien gegeven, lijkt het gewenscht eerst in het kort na te gaan, hoe het prijsmechanisme
op de Londensche goudmarkt functionneerde v66r
het uitbreken van de catastrophe. Weliswaar had deze
markt door enkele in het begin van 1939 getroffen
maatregelen – waarover nader – reeds een deel
van’ haar beteekenis ingeboet, doch waar
.
de Londen-

sche markt toch nog steeds de plaats was, waar ht
meerendeel der goudaanvoeren placht samen te komen,
was haar functie nog stellig niet te onderschatten. De diep gewortelde en historische beteekenis van
den goudhandel te Londen moet wel in de eerste plaats hieraan worden toegeschreven, dat juist te
Londen op de meest intensieve wijze een uitwisse-
ling en combinatie tot stand kon worden gebracht
tusschen den commercieelen goudhandel eenerzijds en
de monetaire goudbewegingen anderzijds. Deels door-
dat de nieuwe goudproductie, stammende uit de En-
gelsche Dominions, daar ter markt placht te ver-
schijnen, anderdeels omdat Londen als internationale
geldmarkt en cleaninginstantie van in Ponden afge-
sloten goederentransacties, het meest in aanmerking
kwam om als centrum voor monetaire goudbeweging
te fungeeren.

Mechanisme van. de Londensche goudnsarkt.
Allereerst dient dan te worden vastgesteld, dat
reeds kort na het loslaten in 1931
. van den gouden

standaard dooi- Engeland de wenschelijkheid naar
voren was gekomen een mechanisme in het leven te
roepen, dat zou kunnen voorzien in het gemis, dat
de goudhandel voelde als gevolg van de verbreking
van den eertijds bestaanden band tusschen wissel-
koers en goud. Met het oog hierop deed men dage-
lijks een semi-officieelen prijs voor het goud vaststel-
len, welke door het Britsche Egalisatiefouds min of meer tot richtsnoer werd genomen bij de uitvoering

716

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27 September 1939

van de door dit Fonds gevolgde interventiepolitiek.
Deze dagelijksche vaststelling van den goudprijs, in
de wandeling, bekend als de ,,fixing”, had plaats in
een bijeenkomst van vertegenwoordigers van zes voor-
aanstaande firma’s in den Londenschen goucihandel.
Bij het vaststellen van den goudprijs werd nauw con-
tact gehouden met de Bank of England. Deze werd
nauwkeurig op de hoogte gesteld van de marktpositie
en bepaalde dan, in hoever zij bereid was een even-
tueel aanbodsaldo op te nemen of een eventueele sur-
plusvraag te bevredigen. Hierbij werd uit den aard
van de zaak in belangrijke mate rekening gehouden
met den Dollarkoers.

Als uitgangspunt werd sedert de stabilisatie van
den Dollar in 1934 de aankoop van de Federal Re-

serve Bank te New York ad $ 35.— per ounce fijn,
minus
Y4
pOt. handling charges, is $ 34.9125 genomen.
Rekening houdende voorts met de verschepingskosten
Londen/New York, welke v66r het uitbreken van den
oorlog op circa $ 0.14 per ounce konden worden vast-
gesteld, kwam de tegenwaarde van naar New York
gezonden goud uit op circa $ 34.77 per ounce.

Om te calculeeren, welke go.udprijs te Londen
met $ 34.77 per ounce overeenkwam, had men ge-
noemd bedrag van $ 34.77 slechts te deelen door den
op dat oogeublik geldenden wisselkoers Londen/New-
York, waarna het quotiënt, aangeduid met den naam
,,shipping panty”, den prijs aangaf, waarop goudar-
bitrage juist nog geen voordeel gaf.
Het doet wellicht vreemd aan, dat men als pan-
teit nam het niveau, dat als goudpunt van uitvoer
zou kunnen worden aangeduid. Toch wordt dit uit-
gangspunt minder onlogisch, wanneer men bedenkt,
dat, juist als gevolg van den permanenten stroom
van aanvoeren van nieuw geproduceerd goud, Enge-
land zelfs bij een overwegend sluitende betalings-
balans goud voortdurend weer moest uitvoeren.

Op de ,,shipping panty” kwam de goudprijs in de
dagelijksche fixing echter meestentijds niet te liggen;
hij lag ôf daaronder, in welk geval men van een ,,dis-
count” sprak, welke arbitrage naar New-York attractief

maakte, 5f daarboven – men sprak dan van een
,,premie” -, waardoor arbitrage n.ar New-York on-
mogelijk werd. Deze premie, respectievelijk het dis-
count, diende in de eerste plaats een weerspiegeling te zijn van de vraag- en aanbodsverhoudingen op de
markt van het Pond Sterling. Met andere woorden
lag het Pond vast, dan lag het in de rede een premie op de verschepingspariteit te fixeeren en in het om-
gekeerde geval een discount.
Daarnaast ‘ipeelden bij de bepaling van de premie,
respectievelijk het discount, natuurlijk ook de vraag-
en aanbodsverhoudingen ter goudmarkt zelve een rol.
Toch kon in het algemeen worden gesteld, dat deze
niet van doorslaggevende beteekenis waren, omdat als-
dan het wisselkoerspolitieke hoofdmoment op onge-
wenschte wijze zou zijn doorkruist. Het ware b.v. al-
leszins denkbaar, dat zich tegelijk met een vasten
Pondeukoers een groot aanbod van goud zou mani-
festeeren, hetwelk de toelating van een premie niet
zou rechtvaardigen. Toch lieten de autoriteiten in
dergelijke gevallen dikwijls een premie op de versche-
pingspariteit toe op grond van het feit, dat de ver-
houdingen ter wisselmarkt dienden te prevaleeren.
De consequentie hiervan was natuurlijk, dat het Ega-
lisatiefonds zelf het excedent-aanbod tot den hoogen prijs moest opnemen. In de practijk hebben zich der-
gelijke gevallen verscheiden keeren voorgedaan, al dient men te erkennen, dat een nauwkeurige bestu-
deering van de door de autoriteiten gevolgde tactiek
wel eens de vraag deed
rijzen,
of inderdaad steeds een
vaste en voor alle gevallen geldende en volkomen
consequente richtlijn in het oog werd gehouden.
Vooral den laatsten tijd kreeg men, toen er voor
het toelaten van een premie louter op grond van wis-
selkoersverhoudingen nauwelijks aanleiding bestond,
vaak den indruk, dat men van de oorspronkelijke
richtlijneu steeds verder afweek, en de vraag- en aan-

bodsverhoudingen op de goudmarkt steeds meer recht
deed wedervanen.

Belemmerende maalregelen ‘in Londen.
Hebben de autoriteiten voorheen ongetwijfeld alles
in het werk gesteld om de Londensche goudmarkt
haar aanzien te doen behouden, sedert het begin van
dit jaar zagen zij zich genoodzaakt onder den drang
van de steeds moeilijker wordende positie van het Pond Sterling, maatregelen te treffen, die een niet
onbelangrijken slag aan de Londensche goudmarkt
moesten toebrengen. Tot dezulken kan men vSSr
alles rekenen het door de Bank of England, op ini-
tiatief van de Treasury, tot de Engelsche banken ge-
richte verzoek om zich te onthouden van termijn-
transacties in goud, alsmede van het geven van ere-
dieten tegen onderpand van goud, aangezien deze
soort van transacties – de reëele niet te na ge-
spreken – de mogelijkheid tot speculatie tegen het
Pond vergrootten. Hiermede was het goudembargo,
hetwelk in 1935 op soortgelijke wijze was tot stand
gekomen en nadien weder opgeheven, herleefd.
Op dit punt deed zich voor de Londensche goud-markt wel heel duidelijk het bezwaar gevoelen van
de combinatie van het monetaire en het commercieele
element der aldaar afgewikkelde goudtransacties. Dat
deze transacties op belangrijke schaal naar de Am-
sterdamsche markt verhuisden, moet uitgesloten
worden ge’acht, omdat de Nederlandsche banken zich
ôp grond van een door De Nederlandsche Bank tot
haar gericht verzoek verbondeu hadden zich te ont-
houden van het geven van voorschotten op onder-
pand van goud, of zich tegenpartij te stellen bij ter-
mijntrausacties in goud, waarvan kon worden aan-
genomen, dat zij een speculatie tegen het Pond in-‘
hielden. Dit neemt niet weg, dat er toch wel een –
zij het zeer gering – gedeelte van dergelijke affaires
zijn weg naar Amsterdam zal hebben gevonden, door-
dat zij den vorm aan.namen van aankoop van ter-
mijngoud tegen Fransche Francs en Zweedsche Kro-
nen – beide valuta’s welke ten nauwste met het
Pond fluctueerden – waardoor haar karakter niet
steeds viel te onderkennen.
Deze maatregelen bleken intusschen niet in staat
een blijvende verlichting aan het Pond te geven, zoo-
dat Augustus van dit jaar het Egalisatiefonds zijn
tot voordien gevolgde tactiek om het dagelijksche te-
kort in de fixing ter beschikking van de goudmarkt
te stellen, liet varen, en tot rantsoeneering overging.
Van particuliere goudarbitrage naar Amerika was on-
der die omstandigheden inderdaad geen sprake meer.
Vooreerst omdat de premie veel te hoog was en
voorts omdat de autoriteiten dé goudarbitrage zelf
geheel ter hand namen. Het wisselkoerselement raak-
te bij de dageljksche vaststelling van den goudprjs
toen dus reeds geheel op den achtergrond.
En zoo maakten dan tenslotte de ,,Defence (Fi-
nance) Reg-ulations”, krachtens welke alle particu-
liere goudbenit in den vorm van munten of baren
langs de wettelijke kanalen aan de Regeering moet
worden aangeboden, tevens een definitief einde aan
de fixing; de goudpnijs, d.w.z. de aankooppnijs, wordt
thans dagelijks door de Bank of England vastgesteld;
aankoopen zijn niet meer mogelijk. Als laatste fixing-
prijs gold op 1 September j.l. sh. 160/-, de eerste

officieele aankoopprjs luidde sh. 168/-, een volkomen
uit het lood geslagen noteening in verhouding tot den
Pond/Doll6rkoers van 4.02 – waarop hij sindsdien
is gehandhaafd.
Van dat moment af kan men dus stellen, dat de
Londensche goudmarkt vrijwel alle beteekenis heeft
verloren; of dit zoo zal blijven, dient te worden afge-
wacht. Voor het oogenblik is Amsterdam echter de
eenige vrije markt; hierbij moet aanstonds worden
aangeteekend, dat deze in beteekenis in de verste ver-
te niet met de Londensche is te
vergelijken,
terwijl,
zooals uit het onderstaande zal blijken, ook niet zal
moeten worden verwacht, dat Amsterdam in de toe-kost belangrijk aan beteekenis zal winnen.

27 September 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

717

Reacties na het uitbreken van den oorlog

De eerste reactie na het openen der vijandelijk-
heden was uiteraard een plotseling scherpe stijging
hier ter markt van den prijs van gouden munten,
vooreerst als gevolg van de oorlogspsychose, maar
meer nog door het ontbreken van de machtige toe-
voeren van de Londensche markt. Dit kwam sterk
tot uitdrukking ten aanzien van sovereigns en eagles.
Ook het gouden tientje was zeer gezocht. Zoo kon
het voorkomen, dat gouden tientjes een oogenblik
zelfs,
nl. op 5 September j.1.,
f 14.70
per stuk no-

teerden, terwijl de prijs voor goudbaren tot
f
2.150.-

ras opgeloopen. hierbij deed zich dus het verschijn-
sel voor, dat niet alleen de munten een aanzienlijke
premie boven baren noteerden (circa 13 pOt.), maar
ook dat baren een agio deden boven de oude goud-
pariteit Amsterdam/New-York, op basis van den
afgiftekoers van het Egalisatiefouds ad 1.88’/8. Deze
koers toch cor-respondeerde op basis van den afgifte-
prijs te New York ad $ 35.— per ounce, met een
goudprijs hier te lande van
f
2.119.15. Op dien dag
deden baren dus ca. 2 pOt. agio boven de goudpariteit.
De verklaring, die men hiervoor wel hoorde geven,
ni. dat, onder de gewijzigde omstandigheden, de kosten
van verscheping van New-York naar Amsterdam,
vooral door de sterk gestegen molestpremie, aan-
zienlijk waren toegenomen, waardoor dus de facto een nieuwe goudpariteit bij ouden wisselkoers was
ontstaan, kan geen steek houden. Immers, goud-
export voor particuliere rekening is niet mogelijk,
zoodat de begrenzing van den goudprijs voor baren
te Amsterdam tot die nieuwe goudpariteit wel als een
zeer theoretisch maximum moet worden aangemerkt.
Deze basis krijgt dan ook slechts beteekenis, wan-
neer men haar ziet in den achtergrond van de door
het Nederlandsche Egalisatiefonds, respectievelijk De
Nederlandsche Bank, openstaande mogelijkheid om
krachtens het bestaande Tripartite-Agreement goud
aan te koopen en te verkoopen. Ook hierbij blijkt al-
weer de beteekenis van het wegvallen van de Vrije Loudensche goudmarkt. Zoolang immers de fixing bestond, was het steeds mogelijk om een uitwisse-
ling tot stand te brengen tusschen monetaire en com-
mercieele goudvoorraden en op onbeperkte wijze te
voorzien in de behoeften van de markt. Het was nl
in bepaalde gevallen voor Nederlandsche banken mo-
gelijk en zelfs attractief om haar Dollars via Londen
in goud om te zetten, omdat aldus tweemaal handling
charges konden worden bespaard, evenals de versche-
pingskosten, die, zooals uit het bovenstaande blijkt, reeds in de berekening van de shipping panty waren
verdisconteerd. Wilden deze omzettingen loonend zijn,
dan moest de goudprijs te Londen natuurlijk niet
aanzienlijk boven de shipping panty liggen.
Door het wegvallen van die bron is, tenzij het
Nederlandsche Egalisatiefonds actief in de goud-
markt mocht gaan opereeren, voor de Amsterdamsche
markt slechts overgebleven: het goud in het bezit van derden, hetzij van de banken zelven, hetzij voor reke-
ning van cliënten zoowel in binnen- als buitenland. Hierbij dient dan nog te worden vermeld het nieuw
geproduceerde goud, voorzoover het niet geforceerd
elders ter markt moet worden gebracht. Wij denken
hierbij om. aan het Zuid-Afrikaansche goud, hetwelk
thans waarschijnlijk niet meer tot verscheping wordt gebracht en dus in Zuid-Afrika zal blijven. Den ver-
koop zou men zich aldus kunnen denken, dat de Bank
of England het goud overneemt, levering Pretonia, op
basis van den door haar – wellicht met inachtne-
ming der verschepingskosten – vastgestelden prijs.
Van tijd tot
tijd
vinden nog kleine aanvoeren uit
België en Zwitserland plaats, doch deze zijn slechts
van ondergeschikte beteekenis. Op grond van boven-
genoemde factoren zal de Amsterdamsche markt nim-
iner die beteekenis kunnen krijgen als de Londensche markt
eertijds
bezat.
G. J. H. DE GRAAFF

OORLOGSCONJUNCTUUR EN BEURSBE-

WEGING IN DE VEREENIGDE STATEN.

In de laatste weken heeft zich aan de New-York-
sche beurs een zeer interessante ontwikkeling vol-
trokken: aan den boom in de z.g. ,,war babies”, met
welke niet bijzonder prettig aandoende benaming de
Amerikanen de aandeelen van ondernemingen der directe en indirecte oorlogsindustnie plegen aan te
duiden, kwam een plotseling einde. Hiervoor was
geen andere uiterlijke reden aan te wijzen dan een
verklaring van den plaatsvervangenden Attorney
General (onderminister van Justitie) Thurman W.
Arnold van ongeveer de volgende strekking: aange-
zien hem talrijke klachten uit den lande over prijs-
opdnijving enz. hadden bereikt, was hij besloten deze
en dergelijke ongewenschte verschijnselen door mid-del van toepassing der anti-trustwetten tegen te gaan.
Te dien einde was hij bezig, de onder zijn leiding
staande anti-trustafdeeling van het federale depar-
tement van justitie uit te breiden alsook een wetsont-
werp, strekkende tot aanvulling der bestaande anti-
trustwetten, gereed te maken, dat binnenkort bij het
Congres zou worden ingediend.
Blijkens de gevoelige reactie, die deze mededeeling
als het ware op den voet volgde, hechtte de New-
Yorksche beurs en haar clientèle kennelijk grootere
waarde aan de woorden van den heer Arnold dan aan
de, korten tijd daarvoor, afgelegde verklaring van den
Minister van Financiën Morgenthau, dat de regee-
ring niet van plan was, de instelling eener oorlogs-
winstbelasting te bevorderen.
Dat het uitblijven van een oorlogswinstbelasting
een helangnijken hausse-factor moest vormen, is gemak-
kelijk genoeg te
begrijpen.
Minder duidelijk is het,
althans van buitenaf bekeken, waarom aan de aan-
kondigirig van den heer Arnold, prijsstijgingen met
de middelen der anti-trustwetten te zullen bestrijden,
een dusdanige overwegende beteekenis werd’ toege-
kend, dat de ongetwijfeld aanwezige zeer krachtige
hausse-factoren ruimschoots gecompenseerd werden.
En toch is één en ander niet van gegronde redenen

ontbloot.

Roosevelt’s ordeningspolitiek……

Roosevelt’s economische politiek gedurende zijn
eerste ambtsperiode wordt gekenmerkt door een
omvattend programma van ,,ordening” van het be-
drijfsleven, die hij zich na overbrugging van den
acuten noodtoestand als een permanente instelling
had voorgesteld. Langs den weg der ,,ordening” moest
de verdere groei der grootbedrjven en der groote
particuliere vermogens worden tegengegaan en moest
het midden- en kleinbedrijf worden beschermd en ge-
steund. Ter uivoering van dit programma werd o.m.
onder de (N)ational (I)ndustries (R)ecovery (A)ct
voor alle eenigermate belangrijke
bedrijfstakken
een

z.g. ,,code” uitgevaardigd, die geoorloofde concurren-
tie-methodes limitatief opsomde. Het doel, dat hier-
mede werd nagestreefd, was het directe tegendeel van
hetgeen door de bestaande anti-trustwetten als het
te beschermen belang hij uitstek werd gedefinieerd,
t.w.: het in stand houden van de vrije concurrentie
â
tort et ? travers.
Roosevelt leed met deze groot opgezette ordenings-
pogingen reeds in 1935 schipbreuk, doordat het hoog-
ste Gerechtshof der Vereenigde Staten de N.I.R.A.
wetgeving als in strijd met de grondwet verklaarde.
Daarmede was aan de rechtstreeksche ordeningspoli-
tiek de grondslag ontnomen. Na een lange periode
van besluiteloosheid meende Roosevelt na zijn her-
kiezing zijn ordeningswetgeving te kunnen herstel-
len door den tegenstand van het hoogste Gerechts-
hof voor goed te breken. Te dien einde werd begin 1937
inderhaast de onheraden actie voor een ,,hervorming”
van het United States Supreme Court op touw gezet;
deze actie eindigde na een verwoeden strijd van ruim
vijf maanden, waarbij een openlijke breuk tusschen

718

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27 September 1939

de conservatieve en radicale elementen in de demo-
cratische partij nauwelijks vermeden kon worden, met een gevoelige nederlaag van den president.
Niet veel gunstiger zijn de uitkomsten van Roose-
velt’s indirecte ordeningspogingen, die vooral met
middelen der belastingpolitiek werden ondernomen
1).

en de vrijheid van het bedrijfsleven.
De moeilijke politieke situatie van medio 1939
bracht de oude anti-trustpolitiek weer meer op den
voorgrond. Tegelijkertijd werd de aandacht van den
president gevestigd op een van de meest belovende
jongere juristen van de New Deal, T. W. Arnold,
een steevaste aanhanger van de richting Brandeis-
Frankfurter, die gedurende de eerste zes jaar van de
New Deal ten eenen male op den achtergrond was

gedrongen.
Deze vooraanstaande juristen beschouwden de
marktbeheersching door middel van de concentratie
van ondernemingen en van ondernemersovereenkom-
sten als een euvel op zichzelf en streden voor herstel van de vrijheid van het bedrijfsleven in de oude libe-

ralistische beteekenis. In hun voetstappen tredend,
had Arnold nog als hoogleeraar aan de Yale-univer-
siteit de taak der trustpolitiek aldus geformuleerd:
bestrijding en vernietiging van alle prijsverhoogen-
de overeenkomsten, regelingen, afspraken, enz. met
inbegrip van ondernemers- en arbeidsovereenkomsten.
Tevens meende hij in deze politiek het panacee voor
economische crisisverschijnselen gevonden te hebben.
Deze heer Arnold werd medio van dit jaar tot zijn
tegeuwoordige functie van Assistant Attorney General
benoemd, en wel met het consigne, een grootscheepsche
anti-trustactie volgens zijn, ideeën op touw te zetten.
Men lette wel: dit beteekende in geenen deele een
beslissing van President Roosevelt, voor den a.s. ver-
kiezingsstrijd van Arnold’s anti-trustieuze gebruik te
maken; wèl echter was hieruit op te maken, dat Roo-
sevelt dit voorstel in zeer ernstige overweging had
genomen. Een voorbeeld te meer van Roosevelt’s nei-
ging, belangrijke beslissingen hangende te laten en
inmiddels zooveel mogelijk reserveposities op te bou-
iven. Zoo heeft de president tot op heden angstvallig
vermeden zich op Arnold’s programma ,,tot bevrij-
ding van ‘s lands economie van de ketenen der trust-
bindingen euz.” vast te leggen. Aan den anderen kant
werd Arnold een niet onbelangrijke vrijheid van be-
weging en van handelen toegestaan: o.m. mocht
hij den juridischen staf van zijn afdeeling van acht-
tien tot driehonderd leden uitbreiden en twee gewa-
pende verkenningstochten in vijandelijk gebied onder-
nemen, ul. ter zake van de kosten der bouwindustrie
en van den melkprijs in de stad Chicago.

De oorlog en Roosevelt’s economische politiek

Het uitbreken van den oorlog op ons veel geplaagd
continent heeft de psychologische situatie eensklaps
grondig en op een voor Roosevelt buitengewoon gun-
stige wijze veranderd: de vicieuze cirkel, waaruit hij
zich nauwelijks meer wist te bevrijden, was ineens ver-
broken; zijn kansen op hernominatie en herkiezing
namen zienderoogen toe. Nu kon, nu mocht, nu moest
zelfs gehandeld worden. En er
werd
gehandeld.
Ik ga hier opzettelijk voorbij aan de naar zich tot nu
toe laat aanzien buitengewoon handige manier, waarop
Roosevelt zich met het zeer netelige vraagstuk der
neutraliteitswetgeving heeft bezig gehouden, op welk
gebied de president nog zeer onlangs een vrij gevoe-
lige nederlaag had geleden. Doch ook Roosevelt’s hou-
ding op economisch-politiek gebied levert, mits goed
bekeken, een subliem staaltje van staatsmanskunst.
Immers, de twee zetten, bestaande in de verklaring
van Morgenthau, dat er geen oorlogswinstbelasting
zou komen en die van Arnold, dat prijsopdrjvingen met
de middelen der anti-trustwetten zouden worden tegen-
gegaan, verraden, in onderling verband beschouwd, de hand en het spel van den meester. Men kan hier-

t)
Vgl. Sohrney, E.-S.B. Nos. 1191/2, 1231.

uit opmaken, dat Roosevelt het probleem, dat de oor-logswinsten vormen, en het meer dan problematische karakter, dat zij, geenszins uitsluitend in economisch
opzicht, dragen, oogenblikkelijk in .zijn vollen omvang
en gewicht heeft overzien Voor Roosevelt stonden
op dit oogenblik twee gezichtspunten voor de bepa-
ling van zijn toekomstig economisch beleid op den
voorgrond: aan den eenen kant was hem een opleving
der conjunctuur van hhrte welkom; aan den anderen
kant achtte hij zich verplicht het maken van oorlogs-
winsten van meet af aan tegen te gaan.
Ten aanzien van de oorlogswinsten stelde hij zich op het zeer juiste standpunt, dat voorkomen beter is
dan helen. Hij zag dus’ af van het instellen
een,er
oor-

logswinstbelasting – vandaar de dienovereenkomstige
verklaring van Morgeuthau -, waardoor toch slechts
achteraf betrekkelijk onvolkomen resultaten behaald konden worden. Dit besluit viel des te minder moei-
lijk, aangezien de openbare meening nieuwe experi-
menten op belastinggebied nauwelijks meer gedoogd
zou hebben. Veeleer besloot hij het maken van oor-
iogswinsten in den kiem te smoren: voor dit doel kon-
den Arnold en diens nieuwe organisatie voortreffelijke
diensten bewijzen, door ni. de prijzen en daarmede de
winsten van practisch gesproken alle takken der
Amerikaansche industrie, nijverheid en handel aan
een preventief en zoo noodig ook repressief toezicht
te onderwerpen. Mocht hiervoor een aanvulling der
bestaande anti-trustwetten noodig zijn, zoo kan Roo-
sevelt in zooverre op volledigen steun der openbare
meening rekenen.
Hiermede is het niet in strijd, dat Roosevelt tus-
schentijds zijn meening heeft te kennen gegeven, dat
voor eenige der belangrijkste grondstoffen en land-
bouwproducten
prijzen
als redelijk beschouwd konden
worden, die iets boven het tegenwoordige niveau lig-
gen. Deze toelaatbaar geachte prijsverhoogingen moe-
ten het herstel van de rentabiliteit der betrokken in-
dustrieën mogelijk maken, hetgeen echter geenszins be-
teekent, dat haar ruime, laat staan overvloedige, winst-
marges zullen worden toegestaan. Wel valt te ver-
moeden, dat de landbouwproducten ook in dit opzicht.
een zekere voorkeur boven de industrieele productie
zullen genieten.

Herstel van de ordening.

Mocht de Rooseveltsche regeering door de toepassing
der auti-trustwetten een alomvattende prijscontrôie
verkrijgen, dan zal niet alleen het maken van oor-
logswinsten bij voorbaat belemmerd worden, hetgeen
zeer zeker te verdedigen is, doch tevens zal Roose-
velt een nieuw en dezen keer doeltreffend middel in
handen krijgen, om het geheel van zijn ordenings-
politiek opnieuw ter hand te nemen. Gezien het door
dezen bewindsman tot nog toe gevolgde beleid, is het
meer dan twijfelachtig, of hij in dezen den goeden
middenweg zal weten te vinden.
Velen, die de vrijheid van het bedrijfsleven als de
beste economische politiek beschouwen, zullen zich er
mede kunnen vereenigen, dat het maken van oorlogs-
winsten wordt tegengegaan, aangezien deze onder de
huidige omstandigheden een zeer ongunstig psycho-logisch effect zouden kunnen hebben. Dit doel na te
streven langs den weg der prijscontrôle onder toe-
passing van de anti-trustwetgeving moge aanknoopen
aan een stelling, door den ouderen (Theodore) Roo-
sevelt in den verkiezingsstrijd van 1912 verdedigd,
toch mag deze wending zijner politiek een uitgespro-
ken trouvaille van den tegenwoordigen president der
Vereenigde Staten heeten. Gezien echter de weifelin-
gen van F. D. Roosevelt’s tot dusverre gevoerde beleid,
die haar laatste oorzaak vinden in een zekere oneven-
wichtigheid van karakter, is de vrees niet ongegrond,
dat het middel erger is dan de kwaal.

De technische positie der ,War Babies”.

Tenslotte vraagt de beurstechnische positie van de
aandeelen der Amerikaansche oorlogsindustrie nog

27 September 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

719

even onze aandacht. Deze, overigens niet al te scherp
ornlijnde groep van fondsen, waarbij vooral staal, ko-
per en andere metaalfondsen, voorts de aandeelen ddr
vliegtuigindustrie e.d. behooren, is al geruimen tijd
het object van deels min of meer speculatieve Euro-
peesche beleggingen. Ook het Engelsche en Pransche
particuliere bezit van Amerikaansche fondsen, waar-
van de waarde laatstelijk op $ 2.000 millioen en
$ 500 millioen onderscheidenlijk werd geraamd, kan geacht worden, voor een belangrijk gedeelte uit deze

fondsen te bestaan.
Zooa]s bekend, hebben de Engelsche en Fraasche
Regeeringen beide onmiddellijk na het uitbreken van
den oorlog de hand gelegd op het buitenlandsch fond-
senbezit harer onderdanen. Het stond trouwens
reeds lang van tevoren vast, dat het Engelsche en
Fransche bezit van Amerikaansche fondsen aangewend
zou worden, om middelen ter betaling van Amen-
kaansche oorlogsieveranties te verkrijgen, die op
groote schaal plaats zullen hebben, ook al mocht de
Amenikaansche neutraliteitswet
niet
worden gevij-

zigd.
Ook de Amerikaansche Regeering heeft zich reeds
lang voor het uitbreken van den oorlog er rekenschap
van gegeven, dat de geallieerde Regeeringen van
deze in de jaren 1915 en 1916 op groote schaal toege-
paste financieningsmethode in geval van een Euro-
peeschen oorlog opnieuw zouden gaan gebruik maken.
Uiteraard had deze kwestie van meet af aan de le-
vendige belangstelling der Amerikaansche Regee-
ring, aangezien van een uitverkoop van het geallieer-
de bezit van Amerikaansche fondsen een ontwrich-
ting van de Amerikaansche effectenheurzen te duch-
ten was. 1-let is dan ook reeds vele maanden geleden
bekend geworden, dat de Amenikaansche Regeening van plan was in dezen actief handelend op te treden: de verzilvering van het Engelsche en Fransche fond-
senbezit zou nl. toevertrouwd worden aan de goede
zorgen der Reconstruction Finance Corporation, die
van haar kant een – door de fondsen gedekt –
voorschot groot $ 2 milliard aan de geallieerde Re-
geeringen zou verleenen. Men zal zich herinneren,
dat tijdens den laatsten oorlog de bankiersfirma J.
P. Morgan een soortgelijke taak vervulde en tevens als ,,purchasing agent” der geallieerde Regeeringen
optrad. Dat deze keer geen van beide uitermate winst-
gevende functies voor het particuliere bankbedrijf
is weggelegd, mag voor de veranderde verhoudingen
in de Vereenigde Staten karakteristiek heeten.
Of aan deze plannen in den oorspronkelijk be-
raamden dan wel in een.igen anderen vorm gevolg zal worden gegeven, is nog niet bekend geworden.
Als vaststaand mag echter worden aangenomen, dat de zoo juist geneleveerde methode voor de realisee-
ring van het geallieerde bezit van Amerikaansche
fondsen in principe zal worden toegepast. Hierdoor
echter zou de Amerikaansche Regeening tot op zeker
hoogte ook de contrôle op het koersniveau der Ame-
rikaansche beurzen in handen krijgen: er is immers
geen ontkomen aan, dat dit fondsenbezit geleidelijk
gerealiseerd zal moeten worden. Hiervan zal noodza-
kelijk gedurende langen tijd een druk op het koers-
peil der Amerikaansche effectenbeurzen in het alge-
meen en op de koersen van de ,,War Babies” in het
bijzonder uitgaan, dien de Amerikaansche Regeering
– hetzij rechtstreeks, door het tempo der realisatie
te versnellen of te verlangzamen, hetzij langs indirec-
ten weg met de middelen der ,,open market policy”
– kan reguleeren.
Dat de Amenikaansche Regeering zoodoende bij
machte is, het koersniveau der Amerikaansche fond-
sen tot op zekere hoogte te controleeren, is naast de
aangekondigde contrôle van de prijzen en van de
winsten der Amerikaansche ondernemingen een twee-
de zeer belangrijke factor, waarmede men in Neder-
land evenals elders in het neutrale buitenland bij de
beoordeeling van .Amerikaansche beleggingen rekening
zal dienen te houden. Mr. Dr.
F. E. SCHMEY.

DE KOSTEN VAN
DEN OORLOG.

In een artikel, dat einde Juli j.l. in verschillende
Amerikaansche couranten verschenen is, treft men
een poging aan te schatten, tot welke hoogte de oor-
logsvoorbereidings-uitgaven in 1939 wel zijn opge-
loopen. De ,,Associated Press”, qen bureau, dat een
roep van groote betrouwbaarheid geniet, had de stof
bewerkt. Voor zoover voor enkele landen geen publi-
caties betreffende het budget beschikbaar waren, had
men de gegevens ontvangen van de ,,Foreign Policy
Association”, naar medegedeeld werd op basis van zeer
gezaghebbende officieele en semi-fficieele instanties.
De conclusie van deze beschouwing was, dat de be-
wapeningskosten van de geheele wereld tezamen ge-
nomen in 1939 tot 20 milliard Dollar zouden oploopen,
wat ten opzichte van 1938 een stijging van 2 mii-
hard heette te zijn. Van de betrokken uitgaven van de
zeven grootste landen werd het volgende overzicht
gegeven:

Landen
1939
1938
(in miii ioenen
Dollars)
Engeland

……………..
3.500
1.693
Frankrijk
…………….1.800
1.092
Duitschland
…………..4.500
4.400
Italië

………………..
550
526
Japan

………………..
1.800
1.755
Rusland

……………….
5.400
7.300
Vereen.igde
Staten

……..1.065
1.336

Totaal

18.615
18.102

Men ziet dadelijk, dat deze opstelling en de boven
weergegeven conclusie onvereenigbaar zijn. In de eer-
ste plaats is de stijging van de zeven groote landen
zoo gering ($ 500 millioen), dat men zou moeten aan-
nemen, dat de andere kleinere en in hoofdzaak neu-
trale landen een toeneming der uitgaven met 1.5 mii-
hard moeten hebben te zien gegeven (wat zeer onwaar-
schijnlijk is), maar bovendien is het totaal van alle
landen van 20 milliard vrij zeker te laag en is 1.4
milliard voor de kleinere staten tezamen veel te laag
getaxeerd. Daar komt nog bij, dat in bovenstaande
tabel de cijfers van 1938 en 1939 hier en daar ver-
wisseld zijn, wat voor de Vereenigde Staten en voor
Rusland aan de hand van de officieele publicaties

kan worden bewezen.

Duitschiand’s kosten van bewapening.

De quantitatief grootste fouten zitten echter blijk-
baar in de gegevens, die, bij gebrek aan officieele pu-
blicaties, werden verstrekt door de genoemde gezag-
hebbende instanties. Voor Duitschiand is dat toe-
vallig te bewijzen aan de hand van een persoonlijke
uitlating van Rijkskanselier Hitler, die in zijn Rijks-
dagredevoening van 1 September j.l. een totaalbedrag
heeft genoemd voor de uitgaven, die zijn land onder
zijn bewind in de laatste zes jaar heeft gedaan voor den wederopbouw van zijn militaire weerbaarheid.
Hiervoor werd nl. een bedrag van 90 milliard Mark
genoemd, een getal; dat de stoutste verwachtingen van
vrijwel alle experts verre en verre overtrof. Zooals
bekend is, heeft Duitschiand al sinds jaren geen
budgetgegevens mëer gepubliceeid, terwijl ook de
grootte van de Staatsschuld geheim gehouden wordt. Om een indruk te verkrijgen van de beteekenis van
dit cijfer voor bewapeningsuitgaven in vredestijd
moet men zich indenken, dat de totale oorlogsuitgaven
van Duitschiand in 1914-1918 165 milliard Mark
hebben bedragen!
Met welk doel kan Hitler dit geweldige bedrag,
juist op dat tijdstip, hebben bekend gemaakt? Hij
moet toch in de eerste plaats overwogen hebben, dat
kennisneming van dit groote cijfer zijn landgenooten,
die nog altijd hadden gehoord, dat de bewapenings-
kosten uit de gewone belastingopbrengst vrijwel geheel
te financieren waren en dat de stijging der openbare
schuld uit dien hoofde niet veel te beteekenen had,
met schrik zou vervullen voor de komende con-
sequenties voor het overheidserediet en daarmede
voor de waarde van de munt. Het meest waarschijn-

720

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27 Sptember 1939

lijk is, dat het noemen van het fabelachtige bedrag
van 90 milliard Mark tot doel had den Engelschen en
den Franschen schrik aan te jagen door hen te doen
weten, hoe buitengewoon goed toegerust hun tegenstan-
der wel is. Het is daarom mogelijk, dat in deze mede-
deeliug eenige overdrijving schuilt, bv. doordat de
uitgaven voor de indirecte weerbaarmaking, zooals het
vier-jaren-plan en de rijks-autowegen, er in begrepen
zijn, maar ook dan is het genoemde totaal nog van
een bijna astronomische afmeting. Tenslotte moet men
in liet oog houden, dat de prijzen van verschillende
zaken in Duitschiand de laatste jaren opgeloopen zijn
en dat de Siegfriedlinie, die onder zeer hoogen druk
tot stand gebracht is, buiten verhouding duur moet
zijn geweest. –
Men zal niet ver van de waarheid af zijn, indien
men aanneemt, dat van de bedoelde 90 milliard in de
eerste vier jaar van liet nationaal-socialistische be-
wind is uitgegeven 8 milliard Mark per jaar en vervol-
gens in 1938 ca. 25 en in 1939 het restant of ca. 33
milliard Mark. Deze veronderstelling, want meer is
het tenslotte niet, vindt nog steun in de bekende toe-
neming van de Duitsche openbare schuld, welke voor het uitbreken van de vijandelijkheden 1.2 milliard per maand bedroeg, of rond 15 milliard per jaar; volgen.s officieele opgaven bedragen de Rijks-inkomsten voor
1939 23.7 milliard Mark, waavan
2/3
deel, dus 15.8
milliard, voor bewapenirigsdoeieindeu bestemd is. De
som van deze beide getallen benadert onze raming van
33 milliard Mark niet onverdienstelijk.

De 7osten va.n. .s werelds oorlogsvoorbereiding.
Reconstructie van boven afgedrukte tabel aan de
hand van de hier gemaakte critische opmerkingen
geeft het volgende resultaat:

Landen:
1939
1938
(iie
millioenen
Dollars)
Engeland

……………..
3.500
1.693
Frankrijk

…………….
1.800
1.092
Duitsbland

…………..
1.2.000
10.000
Italië

………………..
550
526
Japan

……………….
1.800
1.755
Rusland

………………
8.000 5.400
Vereenigde Staten

………
1.336
1.065

Totaal
.
.

28.986
21.531

Deze cijfers, die wederom slechts op de zeven groot-
ste landen betrekking hebben, geven aan, dat in de
periode, die direct aan den oorlog voorafging de uit-
gaven met rond 7
3
/2
milliard Dollars gestegen zijn.
Bovendien moet men nog rekening houden met soort-
gelijke uitgaven van de kleinere neutrale staten,
zooals de Balkanlanden, de Scandinavische staten en
de Baltische landen, alsmede met Turkije, Nederland,
België, Zwitserland en niet te vergeten met Polen,
welke landen in het laatste jaar zeker beduidend meer
hebben besteed aan militaire voorbereidingsuitgaven
dan ooit. Wij gelooven zeker niet te hoog te slaan,
als wij aannenien, dat deze landen tezamen in
1939 minstens 3 milliard Dollars voor deze cate-
gorie uitgaven bestedefl, waardoor de totale voorbe-
reidingskosten voor den zoo juist begonnen oorlog
minstens op 32 milliard Dollars te stellen
zijn,
alleen
voor wat daaraan in 1939 is besteed! Bij deze raming

zijn dan nog de speciale mobilisatie-uitgaven buiten
beschouwing gelaten.

Dit zijn werkelijk uitgaven van zoo astronomische
dimensie, dat het gewone voorstellingsvermogen tekort
schiet, als men zich daaromtrent een voorstelling wil
vormen. De geheele oorlog 1914-1918 heeft oorlog-
voerenden en neutralen tezamen circa 225 milliard
Dollar gekost; de oorlogsvoorbereidingskosten hebben
nu in één jaar 15 pOt. daarvan reeds gevergd, der-
halve ruim 60 pOt. van de gemiddelde oorlogskosten
per jaar. De totale oorlogsvoorhereidingskosten kan
men veilig voor cle geheele wereld op 6) milliard
Dollar stellen, dus meer dan een vierde van de totale
kosten van den oorlog 191.4-1: 18. Dit bedrag over-
treft de waarde van den goudvoorraad van de wereld;

het totaal der buitenlandsche beleggingen van Enge-
land en de Voreenigde Staten en ook het gczamen-
lijke bedrag aan deposito’s bij het Amerikaansche
bank- en spaarbankwezen zou niet toereikend zijn om
deze oorlogsvoorbereiding te betalen.

En de finc&nciering van den oorlog zelve?
Waar de voorbercidingskosten reeds zoo geweldig
zijn, vraagt men zich met schrik af, vat de oorlog zelve
dan wel kosten moet? De bewapeniugsuitgaven, die aan
den oorlog 1914-1.918 voorafgingen, vergden 3 mil-
hard Dollar per jaar, terwijl de oorlogsuitgaven ge-
middeld per jaar 55 milliard Dollar beliepen, of 18
maal zoo veel.

Dat ditmaal de oorlogsuitgaven in dezelfde verhou-
ding zullen Icomen te staan tot die van de voorbereiding
is niet wel te verwachten, al is het slechts omdat het
zich laat aanzien, dat ditmaal niet de absolute grootte
van de strijdende legers den doorslag zal geven, maar
dat het materiaalverbruik en de vernietiging van al-
lerhande gebouwen en zalcen als gevolg van den lucht-oorlog veel grooter zullen zijn dan in den vorigen krijg.
Maar als wij, wederom met groote voorzichtigheid, aannemen, dat de oorlogsuitgaven liet vijfvoud zullen
bedragen van de kosten van voorbereiding, dan komen
wij nog tot het resultaat, dat in anderhalf jaar oorlog
de kosten reeds even hoog zullen zijn als in den to-
talen vier-en-een-half-jarigen oorlog 1914-1918! En
dat, terwijl Engeland de wereld heeft medegedeeld
zich te willen prepareeren op een oorlog van min-
stens drie jaar! Dr.
F. PINNER. New-York, September 1939.

WERKLOOSHEIDSVERZEKERING iN DE
VEREENIGDE STATEN.

De federale wet inzake sociale bescherming, die in
1935 is afgekondigd, regelt de ouderdomsverzekering,
de sociale voorzieningen en bevat in de derde af dee-
ling bovendien algemeene richtlijnen voor de invoe-
ring en uitwerking van de werkloosheidsverzekering,
waarbij is uitgegaan van samenwerking der indivi-
dueele Staten en de Federale Regëering. De opzet
der verzekering is gedecentraliseerd gedacht in ver-
band met de noodzaak om rekening te houden met de
verschillen in economischen opbouw en ontwikkeling.
Den 48 Staten der Unie, Alaska, Hawaï en Oolum-
bia werd het uitvaardigen van eigen wetten ter rege-
ling van de werkloosheidsverzekering overgelaten:
Een stimulans om tot uitvaardiging van deze wetten
over te gaan, is gelegen in de regeling, dat uit de
schatkist de kosten van het beheer der verschillende
afzonderlijke Staten zullen worden betaald. Om de
uniformiteit der verschillende staatswetten tot stand
te brengen, werden aan de organen, die met de uit-werking der verschillende wetten zijn belast, voor-
beelden ter beschikking gesteld van een bruikharen
wetstekst. Voor zoover zij dat wenschten, konden zij
van de Social Security Board alle inlichtingen ver-
krijgen. Dit heeft wel tot gevolg gehad, dat in de
thans geldende 51 verschillende wetten een groote
uniformiteit is te constateeren. De Social Security
Board heeft tot taak gekregen om deze wetten te
toetsen aan de grondslagen van de federale wet
1).

De werkloosheidsverzekering is in de verschillende
Staten, behoudens enkele afwijkingen, overal geldig
in die takken van bedrijf, in welke volgens het negen-
de hoofdstuk der federale wet de werlcgevers een loon-
belasting moeten betalen. Deze loonbelasting behoeft niet
te worden betaald in den landbouw, de scheep-

‘) Twee jaar na goedkeuring door de Sooial Security
Board treden de-ze separate wetten in werlci.ng. In
1938
werd op grond van deze wetten voor het eerst in
30
Staten en in het district Columbia aan daartoe gerechtigde
werkloozen ondersteun.in.g uitbetaald. In Januari
1939
werd in Alaska en H
,
,Lwal en in nog
16
Staten de werk-
loosheidsversekering van kraoht, terwijl in Juli
1939
de
-twee overige Staten volgden.

27 September 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

721

vaart, voor (in privédienst werkend) huispersoneel,
voor overheidsdienaren, voor personen in dienst van
stichtingen of organisaties, die geen winst tot doel
hebben, en voor naaste verwanten van den werkgever.
Voor spoorwegpersoneel is een afzonderlijke rege-
ling getroffen. Verder bestaan uitzonderingen voor
zaken, clie, hoewel vallende binnen de verzekerings-
plichtige bedrijfstakken, te klein zijn.

Waarbij verzekeringsplicht aanvangt
Aantal staten

in bedrijven niet .. arbeiders

10

1
2

3
10

4
1

5
1

7
14

8

Het aantal verzekerden bedroeg in begin 1939 bij
de spoorwegen 1.7 millioen en in industrie en handel
ongeveer 28 millioen. Buiten de verzekering vallen
volgens taxatie ongeveer 9 millioen in dienstverband
werkzame personen.
Bij cle invoering van de werkloosheidsverzelcering
heeft men in Amerika het z.g. ,,merite-system” inge-
voerd. Dit systeem, dat in de meeste Staten voor-
komt, heeft tot doel om die werkgevers, die er naar
streven hun arbeiders zoo constant mogelijk in dienst te houden, minder voor de werkloosheidsverzekering
te doen bijdragen. In deze Staten worden de bijdra-
gen in een gemeenschappelijke verzekeringskas g
stort, maar de premies zijn van verschillende grootte,
naarmate de arbeiders van een onderneming meer of
minder vaak werkloosheidsverzekering uitbetaald krij-
gen. Doel is, de werkgevers ertoe te prikkelen wisse-
ling van personeel en personeelsontslagen tot een mi-
nimum te bepericen.

In zes Staten moeten ook de verzekerde personen zelf in de verzekering meebetalen. Om voor onder-
steuning in aanmerking te kunnen komen, moet de
werlcnemer als regel een loonbedrag hebben ontvan-
gen, dat zich beweegt tusschen 12 en 24 maal het
bedrag der wekelijksehe ondersteuning. In een paar Staten is in plaats hiervan geëischt, dat een bepaald
aantal weken voordien aan één stuk gewerkt is. De
wachttijd, die tussehen den aanvang der werkloosheid
en het begin der ondersteuning moet verstrijken,
beloopt gewoonlijic 2 A 3 welcen; in gevallen van her-
haalde werkloosheid in den loop van een jaar is als
regel een maximum aantal wachtweken vastgesteld.
De ondersteuning bedraagt als regel ongeveer de helft van het laatst ontvangen loon, met een maxi-
mum van $ 15 (in Michigan $16, Wyoming $18).
Meestal is ook een minimum steunhedrag vastgesteld.
De duur van de ondersteuning hangt af van de leng-
te van de voorafgaande werkperiode. Wie één of twee
jaar aan één stuk gewerkt heeft, kan hij werkloosheid
als regel rekenen op 3 â 4 maanden ondersteuning. Met uitzondering van zeven staten betaalt men ook
uit bij gedeeltelijke werkloosheid; zij het dan, dat de
wachtperiode als regel verdubbeld wordt.
In Missisippi en Washington betaalt men geen
ondersteuning, indien het aan de werkloosheid voor-
afgaande ontslag door eigen schuld is verkregen. In
de andere Staten gaat men niet zoover, maar heeft
men den wachttijd tusschen het ontslag en cle eerste
uitkeering als regel ruim drie keer zoo lang gemaakt.
In op drie na alle Staten wordt geen uitkeering ver-
leend als de werklooze afkomstig is uit een bedrijf,
waar hij door een staking of een uitsluiting werk-

loos geraakt is, tenzij hij kan aantoonen, dat noch
hijzelf, noch de arbeidersos-ganisatie, waartoe hij be-
hoort, direct of indirect bij het conflict was be-
trokken.

De wet op de werkloosheidsverzekering bepaalt,
dat vanaf Januari 1936 iedere werkgever, die onder
de wet valt, aan de schatkist een loonbelasting moet
betalen, die in 1936 1 pOt. bedroeg van het uitbe-

taalde loon en vanaf 1938 3 pOt. Bij de betaling van deze belasting Ican de verlcgever echter tot 90 pOt.
aftrekken van de bedragen, die hij in de werkloos-
heidskas van den Staat zijner vestiging heeft be-
taald. In de verschillende staatswtten is dan ook de
bijdrage van de werkgevers in de werkloosheidsverze-
kering als regel vastgesteld op 2.7 pOt. van het loon-
bedrag, zoodat inderdaad 0.3 pOt. van het loon als
belasting in de schatkist te Washington vloeit.
In die schatkist vloeien ook de inkomsten van de
werkloosheidsverzekeringskassen der verschillende
Staten. Deze inkomsten worden beheerd door het
,,Unemployment Trust Fund”, bij welke instelling
elke Staat een eigen rekening heeft; uit deze reke-
ning kunnen de verschillende Staten zich laten beta-
len, wat zij noodig hebben om aan hun verzekerings-
verplichtingen te kunnen voldoen. De administratie-
kosten der verschillende Staten worden, zooals reeds
gezegd, bestreden uit de Federale Begrooting.
Het aantal personen, dat in den loop van 1938 een
uitkeering voor werkloozensteun heeft ontvangen, is
niet nauwlccurig belcend; het wordt geschat op 3.8
millioen.

In December 1938 werden in alle Staten, die toen
reeds ondersteuning betaalden, 601.245
nienve
steun-
uitkeeringen vastgesteld, terwijl van vorige maanden
nog 3.167.679 regelmatige betalingen van kracht
waren. Verreweg het meerendeel dezer betalingen
heeft betrekking op uitkeeringen voor
één
week,
sommige langer. De gemiddelde betalingen aan vol-
ledig werkloozen bedroegen circa $ 11; gedeeltelijk
werkloozen kregen gemiddeld $ 534.

De uitvoering van de werkloosheidsverzekering is
in de meeste Staten opgedragen aan van de overige autoriteiten onafhanicehijke organen; in enkele ge-
vallen aan organen, tot wier taak ook de verzorging
van andere sociale voorzieningen behoort.
Niet iedereen, die door wericloosheid ondersteund moet worden, ontvangt hulp op grond van hoven be-
schreven regelingen; niet slechts het terrein, waarop
deze regelingen van kracht zijn, is beperkt, maar ook het recht der onder de regeling vallenden, zoodat nog
veel wei-kloozen op anderen steun zijn aangewezen. In
1938 heeft gemiddeld een millioen personen per
maand bedragen ontvangen buiten de beschreven rege-
ling om in den vorm van ,,gene.ral relief” uit de
openbare kasm iddelen, terwijl drie-eu-een-half mii-
lioen personen bij de ,,Works Progress Administra-
tion” tewerkgesteld zijn (door deze organisatie werd
1756 millioen Dollar werkverschaffingsloon betaald!).
Volgens een calculatie van het ,,Department of Oom-
merce” werd in 1938 een bedrag van 503 miflioen
Dollar besteed aan de verschillende soorten van so-
ciale verzekering, terwijl aan andere openbare steun-
uitgaven 1005 millioen Dollar werd besteed en de
totale loonsom hij openbare werken 2216 millioen Dol-
lars vorderde. Tezamen wordt dit geschat op 10.8
pOt. van het nationale inkomen.
H.
FnHLINGER.

AANTEEKENINGEN.

Hausse in de olieprijzen?

In de laatste helft van den wereldoorlog 1914/18
zijn de prijzen voor verschillende oliesoorten zeer sterk gestegen. Van verschillende zijden is de ver-
wachting uitgesproken, dat ook thans een belangrijke
prijsstijging te verwachten is. liet nummer van de
,,Petroleum Press Service” van 15 September jl.
bevat een beschouvs’ing, waarin op goede gronden
wordt aangetoond, dat de vervulling van deze ver-
wachting zeer twijfelachtig is. Het oploopen der benzineprijzen in de Vereenigde
Staten van 11.5 ets. per gallon in 1914 tot 25 ets.
in 1918 – zonder belasting – is niet alleen toe te
schrijven aan een vermeerderde vraag voor oorlogs-

722

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27 September 1939

doeleinden, maar ook aan de belangrijke uitbreiding
van het autoverkeer. I-1:et aantal auto’s in de
Ver-

eenigde Staten nam in dit tijdvak toe van ruim
1.7 miii. tot 6.1 miii.; bovendien steeg het verbruik
wegens de groote activiteit in de overige sectoren
van het economische leven.
Ook de condities aan de aaribodzijde verschiide.ri
met die van thans. Venezuela, Oolumbia, Irak en
Bahrein bestonden nog niet als producenten. De
bronnen van Iran waren nauwelijks geopend, de be-
staande bronnen leverden slechts een fractie van haar
tegeuwoordige opbrengst. De totale wereldproductie
bedroeg in 1914 56 miii. ton —+- tegen 280 miii. in
1938 -, daarvoor werd toentertijd bijna de geheele
productiecapaciteit der bronnen in beslag genomen..
Thans is de capaciteit der niet-ontonnen reserve-
vindplaatsen vele malen grooter dan de werkelijke productie. De olievoorraden zijn potentieel onbe-
perkt, aldus genoemd bericht.
De positie der raffinaderijen is eveneens volkomen veranderd. In tegenstelling tot 1914 bezitten zij thans
een belangrijke surpluscapaciteit, die een gemakke-lijke uitbreiding der productie mogelijk maakt. Ver-
der waren zij destijds in hoofdzaak ingesteld op de
voortbrenging van kerbsine inplaats van benzine.
Bovendien staat thans. de techniek der raffinage, door
het invoeren van katalytische ,,cracking”, hydroge-
natie en andere procédés, op een aanmerkelijk hooger
peil. Niet minder dan 75 pOt. van een eenheid ruwe
olie kax in benzine worden omgezet.
De Vereenigde Staten produceeren ongeveer 60
pOt. der ruwe olië, zij exporteeren ongeveer 30 pOt.
van de olie, die op de internationale markt komt.
Amerika heeft dus een domineerende positie op de wereldrnrkt. Toch bedraagt de Amerikaansche uit-
voer slechts 17 pOt. van de totale productie, zoo
enorm is het hinnenlandsche verbruik. De loop van
vraag en aanbod in de Vereenigde Staten is in nor-
male tijden dus de belangrijkste determinant der

(export) prijzen.

* *
*

In welk opzicht zal de oorlogstoestand deze positie
vermoedelijk beïnvloeden? De vraag van Frankrijk en Engeland voor oorlogsdoeleinden zal toenemen.
Daar staat echter tegenover, dat drastische maat-
regelen zijn genomen om het civiele verbruik te be-perken, niet alleen in deze landen, maar ook elders.
Bovendien valt de Amerikaansche export naar
Duitschland, die de laatste jaren meer dan 1 miii.
ton per jaar bedroeg, weg. Deze hoeveelheden komen
vrij voor oorlogsdoeleinden. Een netto-toeneming van den Amerikaanschen uitvoer valt voorloopig dus nau-
welijks te verwachten. Dit geldt vooral voor benzine,
de besparingen door zuinig gebruik van dit product
zijn het grootst. Een toeneming van de vraag naar
diesel- en stookolie is zeer wel mogelijk, doch daar-
aan zal gemakkelijk kunnen worden voldaan uit de
bestaande bronnen van productie en voorraden.
Stel, dat de wereidbehoefte van alle eindproducten
in totaal 20 miii. ton per jaar zou stijgen, dan zou
een deel ervan zich richten naar de productiegebie-
den buiten de Vereenigde Staten, bijv. 50 pOt. De
Vereenigde Staten kregen dan 10 miii. ton per jaar
meer te dekken, d.w.z. 220.000 barrels per dag. Voor
een dergelijke hoeveelheid eindproduct zijn 250.000 barrels ruw olie noodig. Thans fluctueert de produc-tie der Vereenigde Staten om de 3.5 miii. barrels per
dag. Zonder nieuwe outginningen te maken en zon-
der de voorraden aan te spreken, is een expansie van
7 pOt. der productie dus voldoende om de vermeer-derde vraag te dekken. Deze is’ zeer gemakkelijk te
verkrijgen. Texas, dat 40 pOt. der Amerikaansche
productie levert, werkt reeds lang slechts 5 dagen
per week. Ook in verschillende andere staten is de

productie beperkt.
Gedurende de laatste 5 jaar is de productie van
ruwe olie in de Vereenigde Staten met 1 miii. bar-

reis per dag gestegen. Zonder moeite zou een over-
eenkomstige. productieverhooging in een veel kortere
periode kunnen plaats vinden. De waarschijnlijkheid,
dat dit noodig zou zijn, is echter gering, zelfs al zou
het Amerikaansche verbruik in eenzelfde tempo als
in het verleden blijven toenemen. De kans op een
hausse in de Amerikaansche olieprijzen is dus niet
erg groot.
Voor de importlanden ligt het vraagstuk iets an-
ders. De Europeesche olieprijs bevat bovendien
vracht, assurantie en de kosten, veroorzaakt door den
val van het Pond Sterling. De invloed, die daarvan
op den kleinhandelsprijs uitgaat, zal echter nauwe-

lijks te merken zijn.
Tenslotte moet men niet uit het oog verliezen, dat

de olieprijzen thans op een zeer laag niveau staan en
dat eenige stijging vanuit het producentenstandpunt
niet ongewenscht is. In dat geval zouden de prijzen
echter niet meer dan normaal worden. Een hausse der

olieprijzen, teweeggebracht door den oorlog, is voors-
hands niet te verwachten.

De grondstoffenvoorziening der Duitsche textiel-

industrie.

De Nederlandsche Kamer van Koophandel voor
Duitschlan’d te ‘s-Gravenhage schrijft ons:
De Duitsche invoer van textielgrondstoffen is
sinds 1933 relatief, d.w.z. in verhouding tot den tota-
len Duitschen invoer, geregeld in waarde gedaald. In
1938 is ook de absolute waarde van dezen invoer
weer verminderd, nadat de achteruitgang, die in 1936
had plaats gehad in het daarop volgende jaar groo
tendeels teniet was gedaan. Onderstaande tabel geeft
van een en ander een overzicht’):

Invoer van textiel-‘
Aandeel van dezen
grondstoffen in
‘invoer in den tota.len
Duitsohland
Duitschen import
In 1000 R.M.
%
1933

…………
665.152
31.7
134

…………
680.091
29.0
1935

…………
694.780
29.8 1936

…………
594278
25.6
1937

…………
678.934
23.2
1938

………..
645.000
.

22.0

Deze ontwikkeling is het resultaat van de vergroo
ting van het aandeel’ der binneniandsche grondstof-
fen in de voorziening der Duitsche textielindustrie,

hetweik naar hoeveelheid toenam van 15.69 pOt. in
1933 tot 42.38 pOt. in 1938. Reeds in 1934 is, kort
na de aankondiging van de z.g. productieveldslag, in
Duitschland een ,,Faserstoffplan” bekend gemaakt,
met de uitvoering waarvan de Gevolmachtigde voor
Economische Kwesties Keppler werd belast, en toen in 1936 het Vierjarenplan voor de Duitsche industrie
werd afgekondigd, is het tempo van het sfreven naar
zeifvoorziening op het gebied der textielgrondstoff en
nog aanmerkelijk versneld.
Bij de beschouwing van cle resultaten van deze
actie zal men onderscheid moeten maken tusschen
de voorziening der. Duitsche kleedingindustrie met
natuurlijke vezelstoffen en die met synthetische vezels.

Natuurlijke grondstoffen der Duitsche textielin-
dus trie.

Wol.
Een der belangrijkste natuurlijke grondstoffen
der kieedingindustrie is vol en aangezien de woipro-
ductie van een land natuurlijk geheel afhankelijk is
van de schapenteelt, wordt hiernaast een overzicht
gegeven van het aantal schapen in Duitschiand, waar-
uit blijkt, dat dit in den loop der jaren inderdaad
is gegroeid’).

‘)
Zie
,,Der Deijtsche Volleswii’t” 13cle Jaargnng No. 14.
9 De cijfers der volgende statistiek zijn ontleend aan
,,Wirtschaf.t und Statisbik”, 18de Jaargang No. 18 en aan
het ;,statistisoh Ja.hrbuoh’ van 1936, en 1938.

27
September
1939

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN

723

Aantal schapen
Wolopbrengst
(in
miii.
stuks)
(in 1000 metrieke ‘t.)
1933

…………..
0

3.39
14.2

1934

…………..
3.48
14.6
1935

……………
3.92
15.5
1936

…………..
4.33
18.1
1937

…………..
4.68
19.6

De tweede reeks cijfers bewijst, dat de wolopbrengst
gelijk met den aanwas. van het aantal schapen A toe-
genomen
3).
Vergeleken hij den invoer van wol in
Duitschiand heeft deze vermeerdering evenwel weinig
beteekenis. Dit laatste blijkt uit het volgende over-
zicht van het verloop van den Duitschen invoer, dat
gebaseerd is op de Duitsche in- en uitvoerstatistieken:

Import van wol in Duitsohland
(in gewiohtstonnen).
Gewassohen gewone Ongewasschen gevone
Totaal wol en Mer’inwol
wel en Merinowol
1934
. . . .

118.864.5
.

24.542.2
143.406.7
1935
. . . .

99.161.5 24.570.7
123.732.2
1936
. . . .

84.745.3 18.530.0
103.275.3
1937
. . . .

87.350.9
15.807.6 103.158.5
1938
. . . .

124.801.8
14.018.2
138.820.0

Wij zien hieruit, dat de geïmporteerde hoeveelheid
in het jaar
1938
weer aanmerkelijk is toegenomen.
Van het aandeel,’ dat de belangrijkste wolleveranciers in, dezen invoer hebben, geeft ,,Der Deutsche Volks-wirt”
4)
het volgende overzicht: –

Aandeel der verschillende la.nden in de in. Duitsohiand
ingevoerde hoeveelheid ‘wol.

1933 1934
19305
1936 1937 1938

Australië …………39.3 31.3

13.4 16.5 20.8

16.2
Nieuw-Zeeland ……..15.8 13.9

2.0

3.3

3.9

2.9
Zuid-Afrika ……….13.0 ‘13.7 27.1 19.2 22.1 26.0
Argentinië ………..12.1 14.3 21.7 15.6

8.9 21.0
Uruguay …………7.3

7.2

6.4

5.3

4.2

9.2
Ohili …………….0.6

2.2

6.2

6.7

8.7

6.8
Brazilië ………….0.9

1.6

4.2

6.7

3.4

3.2
Overige landen ……11.0 16.4 19.0 26.7 28.0 14.7

Totaal …….100.0 100.0 100.0 100.0 100.0 100.0

Deze tabel toont aan, dat zich tusschen de wolleve-ranciers van Duitschiand aanzienlijke verschuivingen
hebben voorgedaan. Zuid-Afrika wist zijn aandeel in
den Duitschen invoer van deze producten van
1933
op 1938
te verdubbelen, terwijl Argentinië zijn aan,-
deel in die jaren van
12.1
pOt. tot
21,0
pOt. wist te
verhoogen en Chili het zijne van
0.6
pOt. tot
6.8
pCt.
Daarentegen daalde het aandeel van Austraiië in de-
zelfde periode van
39.3
pCt. tot
16.2
pOt. en dat van
Nieuw-Zeeland van
15.8
pOt. tot
2.9
pCt. Het resul-
taat van deze ontwikkeling was, dat Zuid-Afrika
thans onder de volleveranciers van Duitschiand de
leiding heeft.

De beteekenis van den wolinvoer voor de Duitsche
handelsbalans blijkt uit den onderstaanden staat,
waarbij het Nederlandsche belang afzonderlijk is aan-
gegeven:

Waarde
van den Duitsohen woIimport
5)

(in 1000 R.M.). Waarde van
den invoer uit
Totale
het Koninkrijk dev
invoerwaardo
Nederlanden
1934

…………..

284.391
.

845
1935

………….

,

176.885
1.123
1936

., …………
178.110
481
1937

………….
212.919 470
1938

…………..
207.220
391

De waarde van Duitschland’s wolimport vertoont
d’us, afgezien van de’ inzinking in
1935,
over het al-
gemeen eerder een stijgende dan een dalende tendens.
Het aandeel van dns land, dat, eigenaardig genoeg,

De wolopbrengst in Oostenrijk bleef in dezé jaren sta-
hionnair 500 metrieke tonnen.
13de Ja:arga.ng, No. 14.
Zie de Du-itsche’in- en.’ujiitvoerstatjsjjeken.

in 1935
plotseling veel grooter is geworden, nam
sedertdien ieder jaar af.

Vlas.
Het vlasbouwland in Duitschland besloeg on-.
geveer
5,0
jaar geleden een oppervlakte van
214.000
ha, doch was in
1932
slechts
4512
ha groot. Het nieu-
we bewind heeft den vlasbouw evenwel zeer bevorderd,
waarvan de volgende ontwikkeling het resultaat
was

Met ‘vias bebouwde grondeti .i,n het Oude Rijk.

1934 …………….8.800 ha
1935

…………….22.275
1936

…………….44.067
1937

…………….56.874
1938

……………..55.123
1939

…………….27.869

In dit verband zij er op gewezen, dat de inljving
van het Sudetengebied de zelfvoorziening van
Duitschland ten aanzien van dit product niet heeft
vergroot, aangezien het aantal linnenfabrieken met
65
pOt. werd vergroot, terwijl aan het vlasbouwland
slechts
9000
ha werd toegevoegd
7
).
De volgende ,tabel toont de ontwikkeling van de
opbrengst van den vlisbouw in Duitschiand in de
laatste jaren ):

Opbrengst van den v]asbouw in .Duitschland
0)

(in ge’.viohts’tonnen).

1934 ……………….5.400
1935 ……………….13.800
1936 ………………..30.500
1937 ……………….34.700

Intusschen is de invoer van vlas in Duitschiand
in
1937
weer sterk toegenomen, zooals onderstaande
cijfers bewijzen.

Invoer van ‘vms in Du:i’tschiand
10)

(in ‘gew’ichtstonnen).

.Stroovlas
Gehekeld ‘vlas
Vlaswerk
1934

………
631.5 14.000.3 16.259.2
1935

………
451.8.
10.672.4 9.155.3
1936

………
183.6
5.510.2
3.926.7
1937

………
335.7
7.533.4


5.772.5
1938

………
254.7
8.536.4 5.360.0

Wij zien hieruit, dat de invoer van vlas in Duitsch-
land, die in
1935
en
1936
aanzienlijk in gewicht was afgenomen, in
1937
weer veel grooter is geworden.
In waarde is het verloop van den import van dit
product als volgt geweest:

Import van lvhus in Du’itsahland
10)

(in 1000 R.M.).

Uit Jint Koninkrijk
J,n totaal
der Nederlanden
1934

……………
16.622 422
1935

……………
15.704
578
1936


……………
8.242
625
1937

……………
12.535 444
1938

……………
11.105 322

De waarde van den totalen Duitschen invoer is dus
vooral in
1936
sterk achteruitgegaan, doch in het
daarop volgende jaar veer gestegen; de waardë van
het’ deel daarvan, dat uit Nederland afkomstig is,
heeft zich in het algemeen omgekeerd evenredig aa.n
den ‘totalen invoer ontwikkeld.

Hen3sep.
De oppervlakte van het bbuwland, dat in
Duitschland met hennep is beplant, is in de laatste
jaren eveneens steeds grooter geworden, zooals uit
de volgende tabel blijkt
tt):

Zie ,,Der deutsche Volksvir’t”, 13de Jaargang No. 14.
Zie de ,,Braune’ Wirtschaftspost” ‘van 17 December
1938.

0

Zie het ,,Statistisches Jahrbuch” van 1936 en 1938.
Bij de jaren 1936 en 1937 ‘is ook de vlasopbrengst in
Oostenrijk ‘inbegrepen.


De importcijfers zijn ontleend aan de bfficieele Duit-
sohe ‘statistiek van dan invoer.
-) Zie ,,Der deutsche Volkswi.rt”, 13de Jaargaag Nô. 14.

724

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27 September 1939

Aantal hectaren grond, dat niet hentiep is bebouwd.
1934 ………………..366
ha
1935

………………..3.636
1936

………………..5.630
1937

………………..7.510
1938

………………..12.931.
1939

………………..15.742

Va13 de opbrengst dezer houwlanden zijn tot nu toe de volgende cijfers bekend
12):

Opbrengst van den •henne oogst in .Duitsohla.ncl
13)

(in .gew.ioh.tston aan).
19341
4
)
1935

………………..2800
1936

………………..4600
1937

………………..6800

Voor de vergrooting van het hennepbouwland is
in hoofdzaak moerasgrond in exploitatie genomen,
aangezien liennep zeer goed op een drassigen bodem
kan gedijen. Om die reden zal de hennepbouw ook gemakkelijk kunnen worden uitgebreid, zonder dat
dit ten koste van andere landbouwgewassen behoeft
te geschieden. Desondanks is het niet waarschijnlijk,
dat Duitschland zich ten aanzien van dit voortbreng-
sel onafhankelijk• van het buitenland zal kunnen ma-
ken, daar de invoer steeds is toegenOmen, zooals de
volgende cijfers laten zien
15):

Invoer van diennep Invoer van hennepwerk
in Dujitsohiand

in Duitschiand
(iii gewiohts’tonuen)

(in .geavichtstonnen)
1934 ……..12.712.2

5.260.8
1935

………18.674.2

6.156.2
1936

………15.355.9

8.151.5
1937

……..28.490.1

13.767.2
1938

……..29.877.6

15.271.7

1-lieronder volgt het overzicht van de waarde van
dezen Duitschen invoer, waarbij Nederland overigens
niet is geïnteresseerd:

Waarde van dan Duitsohen .he’nnepimport
15)

(in
miii R.M.).
1934

……………….
10.082
1935

……………….
18.545
1936

……………….
18.176
1937

……………….
29.087
1938

……………….
3.1.524

Het dient hier nog te worden vermeld, dat hennep
in Duitschland ook als uitgangspunt dient voor een
nieuwe spinstof ,,Hanfbast”, of te wel ,,Flockenhast”
geheeten, die zeer geschikt is voor de fabricage van
werkpakken.

Jute, inanilla, sisal
en
katoen
zijn textielgrondstof-
fen, die Duitschland geheel en al uit het buitenland
moet betrekken. Van het verloop van den invoer van
de drie eerstgenoemde producten, geeft onderstaande tabel een overzicht °):

Invoer ‘van jute Invoer van rnauiilia Invoer van
en jutewerk

en man.iliawer,k

aisal
(in gewiohtstonnan)
1934 ………107.433.2

3.650.0

37.971.5
1935 ………114.244.9

4.783.7

52.696.8
1936 ………97.149.8

5.832.8

31.395.7
1937 ………109.237.6

5.830.9

57.554.2
1938 ………114.918.9

6.789.3

47.853.2

Wij zien, dat na de vermindering vau den invoer, die in 1936 ten aanzien van jute en sisal is ingetre-
den, de import van deze drie grondstoffen steeds
grooter is geworden met als uitzondering op dezen
regel een achteruitgang van den invoer van sisal in
1938. De belasting van de Duitsche handelsbalans is
dientengevolge toegenomen, gelijk uit de volgende cij-
fers blijkt °):

32)
Zie het ,,Statistisohes Janhbuch” van de jaren
1936
en
1938.
Bij dc. jaren
1936
en
1937
is de .hen’nepoi.b.rengst in
Oostenrijk inbegrepen.
Over de opbrengst in het jaar
1934
zijn geen opgaven
verstrekt.
]).eze cijfers zijn ontleend aai.i de officieele Du.itoehe
in’voerstajtintiak.
De betreffende ,gegeven.s zijn afkomstig van de Duit-
4ohe officieele statistiek van den invoer.

Totale m’narde van dan ijlivoer Waarde van den invoer
van jute, inanilia ee sisal van ma.n.ilia en s’isal uit het
Koninkrijk der Nederlandan
(in
1000 R.M.).
1934

. . . .
30.303 3.194
1935

. . . .
37.091
5.454
1936

. . . .
38.936
3.430
1937

. . . .
51.308 3.462
1938′

. . . .
40.299 3.262

Het Nederlandsche belang bij den invoer van sisal
en manilla is dalende; jute heeft ons Koninkrijk ook
vroeger niet in Duitschiand ingevoerd.

Katoen.
De Duitsche invoer van katoen vertoont in
den loop der jaren het volgende beeld ):

Importoversohot
18)

InvOer ‘van
van ruwe katoen
uitscmhobkatoen
(in gewiahtstoanen).
1934

…………….
266.842.4
33.184.6
1935

…………….
268.784.5
37.277.4
1936

…………….
229.525.0
43.884.7
1937

…………….
244.792.0
49.655.3
1938

…………….
250.037.4
49.402.6

Het importoverschot van ruwe katoen is dus in den ioop der jaren niet zeer verminderd, terwijl de invoer
van uitschotkatoen alleen in 1938 iets in gewicht is
afgenomen. De ,,Deutsche Volkswirt” geeft in zijn
13den Jaargang No. 14 dcn overzicht van het procents’
gewijs aandeel der verschillende landen in dezen in-
voer, dat het volgende beeld vertoont:

Procentsgew’ijs aandeel der verschillende landen in de
hoeveelheid igevoer.de katoen in Duitsehland.
1934 1935 1936 1937 1938

Egypte ……………….
11

10

9

16

13

i3eigi.sch-Congo …………
1

t

10

0

i3nitsh-Indië ………….
10

8

12

10

9

Turkije ……………….
1

4

5

3

1

Ver. Staten ……………
56

27

36

28

24

A.rgentiaië …………….
1

4

3

2

4
Brazilië

………………
2

‘ 21

6

25

28
Peru

………………….
3

6

6

8

4

Overige landen …………
15

19 ,

16

8

17

Totaal ……..
100

100

100

100 100

Het aandeel der Vereenigde Staten blijkt dus van
1936 op 1938 van 56 pOt. tot 24 pOt. te zijn gedaald,
terwijl Belgisch-Congo, Britsch-Indië en Turkije
eveneens een achteruitgang hadden te boeken. Brazilië
daarentegen wist zijn aandeel op 28 pCt. te brengen en ook Argentinië heeft
zijn
percentage vergroot. In
waarde heeft de Duitsche invoer van ruwe katoen en
uitschotkatoen het volgende verloop gehad
19):

Li.rvoarwaarde van Duitsohland’s k’atoenisnpo nt
(in
1000 R.M.).
1934

………………
239.879
1935

……………….
304.835
1936

………………
229.587
1937

………………
244.760
1938

………………
197.113

Het verloop van de waarde van Duitschland’s ka-
toenimport vertoont dus een wisselend beeld, doch de
tendens der ontwikkeling is neergaand.

Synthetische grondstoffen.
Celwol.
Van de synthetische grondstoffen, die door de Duitsche kleedingindustrie worden gebruikt, moet i:n de eerste plaats celwol worden genoemd, een pro-
duct, dat steeds meer in belangrijkheid toeneemt. Bij
het ,,Faserstoffplan” is terstond de Duitsche celwol-
industrie betrokken, aangeien’ dit ‘product zoowel
schapenwol als katoen in vele opzichten benadert. Naast
de reeds bestaande experimenteerende fabrieken der
J. G. Farbenindustrie A.G.” en der ,,Vereinigte
G’lanzstoff-Fabriken A.G.” werden ook streeksgewijs

Zie de officieele Du.itsohe statistiek van in- en uit-
voer.
In de jaren
1934, 1935
en
1936
werd nog raap.
50.058.4
ton,
41.199.9
ton en
7.273.3
ton ruwe katoen door
Du’itsehland uitgevoerd.
Zie de Diijitsche statistiek van de.n invoer.

27 September
1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

725

nieuwe celwolfabrieken opgericht, waarin de textiel-industrie zich interesseerde door het nemen van aan-
deelen
20)•
Zoodoende is de voortbreuging van celwol
tegenwoordig in vier groepen van producenten geor-
ganiseercl, waarvan de centrale leiding berust bij
,,Generalreferent Prilsident” Kehrl, die aan het
,,Reichswirtschaftsrninisterium” verbonden is. De twee
eerste groepen zijn de bovengenoemde J. G. Farben-
fabriken” en het ,,Glanzstoff”-concern, waarvan de
eerste reeds in
1920
de z.g. ,,Vistra”-celwolvezel pro-
duceerde; in den laatsten tijd zijn hier de ,,Phrix
Arbeitsgerneinscliaft” en. de ,,Deutsche Zeliwoliring”
bijgekomen.
De ontwikkeling van de celwolproductie in Duitsch-
land en den Duitschen invoer van dit voortbrengsel
kan men in de volgende tabel ‘) overzien:

Duitsche celwolinvoer Dui4sohe celwolproductie
(iii .gewiohtst(snne n)

1933

283

4.500

1934

……..6.058

7.200

1935

……..8.079

15.600

1936

……..3.971

42.000

1937

……..6.516

100.000

1938

……..6.500

155.000

Hieruit blijkt in de eerste plaats, dat de invoer
van celwol in Duitschiand zeer aanzienlijk in omvang
is gebleven, welke invoer grootendeels door Italië
wordt verzorgd. In de tweede plaats blijkt evenwel
ook de eigen productie van celwol in een buitenge-
woon snel tempo te zijn toegenomen. Immers, in
1936,

aan het einde van welk jaar het Vierjarenplan in-
zette, werd reeds ongeveer tienmaal zooveel celwol
geproduceerd als in
1933,
doch in
1937
werd de
voorthrenging onder de vigueur van het Vierjaren-
plan nog meer dan verdubbeld.
Behalve vergrooting van de kwantiteit van de cel-wolproductie in den loop der jaren, heeft er ook ver-
betering van de kwaliteit plaats gehad. Oorspronkelijk
was de celwol vooral in natten toestand meer aan
inscheuren onderhevig dan natuurlijke vezels, zoodat
het synthetische product niet geschikt was voor
waschgoed, werkpakken, enz. De proefnemingen in de
,,Zellwollehrspinnerei” in Denkendorf bij Stuttgart
waren daaom voôral gericht op het watervast maken
van de celwol, waarin men tenslotte dan ook is ge-
slaagd Zoodoende kan het aandeel van celwol in
de Duitsche kleedingvoorziening, dat reeds is geste-

gen van
7.31
pOt. in
1936
tot
13.91
pOt. in
1937
en

19
pOt. in
1938
steeds worden vergroot. In laatstge-
noemd jaar bedroeg de gebruikte hoeveelheid katoen
per hoofd der bevolking
6.69
kg, de hoeveelheid na-
tuurlijke wol
2
kg, doch de hoeveelheid celwol
2.45
k
g
n).
Bovendien wordt celwol ook gebruikt in de
gordijnenindustrie, in de tapijtenindustrie en voor
stoffeeren.
Hoewel Duitschland ook celwol uitvoert, is de uit-
gevoerde hoeveelheid daarvan zoo gering, dat zij prac-
tisch te verwaarloozen is. In Zuid-Oost-Europa, waar-
heen ongeveer de helft van Duitschland’s celwolex-
Port gaat, heeft het aan Italië een geduchten concur-

Invoer van celwol )
In Roemenië Duibsehiand’s In Z.-Slavië Duibsehiand’s
(in gawiehts-

aandeed (in g(mwichts-

aandeel
tonnen)

daarin in %

tonnen)

daarin in %

1933 . .

80.3

46

68.5

45

1934 . .

99.2

22

170.3

97
1935

.

107.1

46

264.3

28

1936 . .

1.3

79

247.5

84

1937 . .

7.8

38

220.3

81

1938 . .

340.4

12

270.3

14

20)
Naderhand werd iedere bewerker, die een aandeel had genomen, beloond door de verstrekking van een celwoleon-
tingeit van 1000 kg per R.M. 1000 aandeelen door de
,,Uebarwachungsstelle fOr Seide, Kunstseide und Zeilwolle”.
71)
De gegevens voor deze tabel zijn ontleend aan ,.Der
Deutsche Volkswirt”, 13de Jaargang No. 14.
) Zie o.a. de ,,Braune Wirtsohaftapost” van 17 De-
omnber 1938 en de ,,Süd-Ost-Echo” van 18 Augustus ji. ) Zie ,,Der Deutsche Volkawirt”, 13de Jaargang No. 14.

rent. Bovenstaande tabel, die den invoer der voor-
naamste celwolimporteerende landen op den Balkan
weergeeft, toont, dat Duitschiand slechts in geringe
mate deel in dezen import heeft.

Kunstzijde.
De productie van kunstzijde in Duitsch-
land is minder snel toegenomen dan die van celwol, gelijk blijkt uit het volgende

Overzicht van de binnenlamadsche produotie en van den
import van
kunstzijde in Duitsohianci
25).

Import

Productie
( i n tonnen)
1933

…………….
2.740

32.801
1934

…………….
3.730

39.000
1935

…………….
1.250

44.500
1936

…………….

48.500
1937

…………….

55.926
1938

…………….
1.300

65.000

Desondanks is ook de binnenlandsche voortbrenging
van deze synthetische textielgrondstof, zooals men
ziet, elk jaar grooter geworden. Van belang is vooral,
dat men een soort kunstzijdeu garen, ,,Festseide” ge-
naamd, heeft weten te vervaardigen, die katoen kan
vervangen bij het bimienweefsel van autobanden. Bo-
vendien hoopt men kunstzijde voortaan meer dan
vroeger voor technische doeleinden te gebruiken.
Het kunstzijdeverbruik per hoofd der bevolking, dat
in
1933
in Duitschland
0.47
kg bedroeg, was in
1937
tot
0.85
kg gestegen, en wordt voor
1938
op 1.00 kg
geschat. De totale consumptie van dit artikel nam
in deze jaren van
31.0
mill. kg
in
1933
toe tot
55.9
miii. kg
in
1937
en, naar men berekent,
66.2
miii. kg

in
1938
26)

Wat den import van kunstzijde betreft, staat Italië
nog steeds vooraan, gelijk blijkt uit onderstaande
tabel, die van de verdeeling van dezen invoer over de
verschillende leveranciers een overzicht geeft:

Procenrbsgewijs aandeel der diverse landen, in de in
Du itsebland

i
uge.voerdeiioe’veeliheid

kunstaijde
27).

1936
1937
1938

Italië

………………
54.9
43.8
42.9
Nederland

…………..
17.1
23.1
17.8
Zwutserland

…………
16.4
12.6
14.3
België

……………..
8.5 12.8
12.5
Franikrijk

…………..
0.7
5.9 8.9
Overige landn

……….
2.4
1.8 3.6

100.0 100.0 100.0

De voornaamste Duitsche kunstzijdefabrieken zijn
de ,,Vereinigte Glanzstoff-Fahriken A.G.” en J. P.
Bemberg A.G.”.

Tenslotte worcle hier ook nog gesproken over de
celstoffenproductie,
aangezien zooals bekend, zoowel
celwol als ldunstzijde daaruit worden gefabriceerd
26)

Oorspronkelijk werden voor de vervaardiging van cel-stof sparre.nhout en linters gebruikt, doch tegen woor-
woordig bedient men zich daarvoor ook van beuken-
hout en in den ioop van dit jaar zal zelfs het grootste
deel der celwolindustrie op het gebruik van de laatste
houtsoort worden ingesteld. Het voordeel hiervan is,
dat heukenhout, dat tot nu toe slechts als brandhout
dienst deed, thans ook voor belangrijker doeleinden
wordt gebruikt. Ook zal in Duitschland de productie
van sulphaatcelstof, afkomstig van dennenhout en
stroocelstof uit roggestroo ter hand worden ge-
nomen
26)

) De gegevens voor deze tabel zijn ontleend aan de
,;Süd-Ost Echo” van 18 Augustus jl.
25)
De cijfers voor dit overzicht zijn ontleend aal! ,,Der
Deutsche Volkswirt” 13e Jaargang No. 14.
28)
Zie de ,,Braune W.irtschaftspost” van 7 Jmtnuari 1939:
) Zie ,,Der Deutsche Volkswipt”. 13de Jaargang, No. 14.
28)
Volgens het Septeuuvbernu.mmer van de ,,Uaberseepost”
levert de Dn.itsche celstotiiidustrie maandelijks 25.000
Ii
30.000 ton celstof aan de Duitische textielindusitrie.
20)
De totale productie van cedstof vermeerderde .in het
Oude Rijk van 1930 op 1938 van 1 nsill. ton tot 1.5 m’il.l. ton.

726

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27 September 1939

INGEZONDEN STUKKEN.

SPOORWEGEN EN WERKGELEGENHEID.

in de E.-S.B. van 30 Augustus ji., critiseert de
heer B. van der Meer een zin in mijn nota voor de
Commissie-Van der Waerden uit den Hoogen Raad
van Arbeid betr. de blijvende werkloosheid.
De door den heer Van der Meer gecritiseerde zin
in mijn nota heeft geenszins het karakter van een
advies aan de Regeering om het bedrijf der Neder-
landsche Spoorwegen zoo snel mogelijk in te krim-
pen, zooals de lezer zal begrijpen. Dit kan bij lezing
van de nota en van het rapport, waartoe zij een bij-
lage vormt, blijken uit het feit, dat in geen der
samenvattingen van aan te bevelen maatregelen met
een woord over deze aangelegenheid wordt gespro-
ken. De zin had slechts het karakter van een illustra-
tie in een theoretisch gedeelte van het betoog en
werd slechts zeer terloops ingelascht. In dat betoog
had de zin voorts ook niet in het bijzonder betrek-
king op Nederland, hetgeen ik wellicht het beste kan
aannemelijk maken door er op te wijzen, dat de aan-
haling uit een geschrift van Dr. van der Waerden, die er op volgde (als ander voorbeeld) op de Ver-
eenigde Staten betrekking heeft.

Dit alles neemt niet weg, dat de zin door onzorg-
vuldige formuleering misverstand kan wekken en ik
grijp daarom deze gelegenheid gaarne aan om een
rechtzetting te geven. Zooals de zin er staat, zou men
er uit lezen, dat alle railverkeer minder arbeidsinten-
sief is dan alle wegverkeer. Voorzoover er goede cij-
fers
zijn.,
kan men deze stelling slechts voor bepaalde typen van railverkeer en wegverkeer volhouden. Bo-
vendien zijn de verschillen niet zeer groot.

Goede cijfers zijn inderdaad niet gemakkelijk te
verkrijgen en men moet de poging van den heer Van
der Meer toejuichen om een steentje bij te dragen
tot onze verdere voorlichting op dit terrein. Ingewij-
den in de betroffen bedrijfstypen zullen moeten uit-
maken – ik acht mij daartoe niet competent – in
hoeverre nog nadere correcties noodig zijn. Ter in-
lichting van den algemeenen lezer mag ik er wellicht

aan herinneren, dat men bij het hanteeren van cijfers
over dit onderwerp moet letten op eenige complica-
ties, die op de cijfers nogal invloed kunnen hebben,
zooals:

de soort van rail- en wegverkeer waarover wordt
gesproken: met name is er natuurlijk groot verschil
tusschen groote en kleine bussen en taxis en tusschen
één- en tweemansbussen;

de vraag of men de wegkosten al of niet meetelt;

het verschil tusschen normaal en additioneel
verkeer.
Voor een beoordeeling van welke verkeerssoort de voorkeur verdient heeft bovendien de verkeersdicht-
heid een groote beteekenis, zooals men weet.

Om deze redenen is het hanteeren van algemeene cijfers natuurlijk nog geenszins toereikend voor het
oplossen van het vraagstuk of, in een concreet geval

– bijv. het verbod van de wilde bussen -, werkge-
legenheid gewonnen of verloren is.
Het punt, waarover het in deze discussie ging, is
echter uitsluitend: is meer arbeid noodig indien de-
zelfde hoeveelheid vervoer tegen dezelfde totale kos-
ten wordt verricht (a.) door de spoorwegen en (b.)
door autoverkeer. De algemeene cijfers, die de heer
Van der Meer hierover produceert, zijn, voor zoover
ik kan zien, – op mogelijke details na – voor dit
doel aanvaardbaar. Hij definieert de soort voertuigen,
waarover hij schrijft en hij geeft cijfers inclusief
zoowel als exclusief wegkosten. Op de details van de
cijfers heb ik een enkele kantteekening:
lo. Er is natuurlijk geen rekening gehouden met
het feit, dat sinds 1938 door de Spoorwegen op ar-beid is bespaard; voor heden zouden de cijfers dus
misschien al wat anders zijn. Vermoedelijk zal dit
niet zooveel uitmaken als het feit, dat
2o. de belooningen der spoorwegemployé’s gunsti-
ger zijn dan die van de meeste busemployé’s. Rekent
men de geidbedragen dus om in ,,reëele” bedragen,
dan zal de procentueele samenstelling bij de Spoor-
wegen zich ten ongunste wijzigen voor de stelling
van den heer Van der Meer.
Ik laat dit echter nu buiten beschouwing en aan-
vaard daarom even de cijfers voor de kostenverdee-
ling inclusief weg:

Spoorwegen Autobusbedrjf
Binnenlandsch loon ………..
63.9 %

52.6 %
Rente

……………………
12.0 ,,

5.4
Bu.itenlandsch materiaal …….
24.1

42.0

Wanneer ik nu het probleem, zooals het mij voor
den geest stond bij het schrijven van mijn nota, inter-
nationaal stel, dan moet ik het buitenlandsche mate-
riaal ,,opdeelen” tusschen arbeidsloon en rente; neem
ik daarvoor de cijfers van het kostprijsrapport C.B.S.,
dan is 75 pOt. loon en 25 pOt. rente
1)
(thans moet
ul. de importquote verwaarlood worden) en daarmee
verkrjgt men in totaal:

Spoorwegen Autobusbedrijf
Loon ………….
82

84
Rente …………
18

16

De balans slaat dus reeds naar den anderen kant
over, zij het in bescheiden mate. Voor bepaalde typen
van wegverkeer (taxis) is het verschil markanter:
Resumeerende kunnen wij vaststellen, dat
de ar-
beidsjnensitejt (voor Nederlandschen arbeid) van he
spoorwegbedrijf als geheel waarschijnlijk wel grooler is dan die van het busbedrijf;
beziet men het probleem
van internationaal standpunt, dan schijnt het verschil
niet groot; terwijl voor bepaalde soorten van wegver-
keer de arbeidsintensiteit het kan winnen van die
van de spoorwegen.
J
. TINBERGEN.

1)
Uitgaande van de volgende sa.menstelling van den
kostprijs:
33
pct. import,
50
pOt. loon. Er zijn, af hanke-
lijk van de definitie van arbeid, ook andere cijfers in de
literatuur gegeven. De hier gebruikte komen overeen met de door Wagemann in. zijn Konjunkturlehre (blz.
31)
ge-
geven.

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van
1000
kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

Artikelen
17-23
Sep. Sedert
Overeenk.
17-23
Sep.
Sedert
Overeenk.
1939
1

1939
1 Jan. 1939
tijdvak 1938
1939
1Jan. 1939
tijdvak 1938

31.773
606.405 985.853

47.989
6.800
654.394
992.653
665
139.855 165.464

1.700

141.555
165.464

11.702
13.482

– –
11.702 13.482
12.0 65
499.263 918.607

63.003
68.674 562.266
987.281
Gerst

…….

..
4.360
222.443
336.246

12.500
13.711
234.943 349.957

Tarwe

……………..
Rogge

………………..

Haver

…………..
1.016
158.241
163.973

2.360 8.312
160.601
172.285

Boekweit ……..
………..
M
aïs……………….

40
125 860
126.183

209.068
167.869
334.928 294.052
Lijnkoek

…………….
57.557
42.577

150
225
57.707
42.802
Lijnzaad

……………….
1.3
.60

43.787 42.256

5.446
9.070
49.233
51.326
Tarwemeel

…………..
Andere meelsoorten ….

18.327
23.235

4.424
3.904
22.751
27.139

27 September 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

727

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
Disc.Wissels. 3

28Aug.’39
Ned
Lissabon

…. 4 11Au.’3′?

Bk

Bel.Bïnn.Eff.
iVrsch.inR.C.
3428Aug.’39
Londen ……4 24Aug.’39
34 28Aug.’39
Madrid ……5

15 Juli’35
Athene ……….
6

4Jan.’87
N.-YorkF.R.B. 1 26Aug.’37
Batavia

……..
3

14Jan.’37
Oslo …….. 4427 Sept.’39
Belgjado ……..
5

1 Febr.’35
Parijs

……2 3

Jan.’39
Berlijn ……….
4 22Sept.’32
Praag

……3

1Jan.’36
Boekarest

……
34 5Mei’38
Pretoria

…. 34 15Mei’33
Brussel

………
24′)6Juli’39
Rome ……..44 18Mei’36
Boedapest

……
4 28Aug.’35
Stockholm

.. 24

1Dec.’33
Calcutta ……..
3 28Nov.’35
Tokio….

3.46

11 Mrt.’38
Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Warschau….. 44 18Dec.’37
Helsingfors ……
4

3Dec.’34
Zwits. Nat. Bk. 1425 Nov.’36
Kopenhagen

….
44 20Sep.’39
1
)1
1
12%
bankwissels
i.z. verk. Belgische
prod. in het buitenland.
OPEN MARKT.

1939

23

18123

11116

419
Sept.

Sept.

Sept.

Sept.

1938

0

1937

19(24

20125

I
Sept.

Sept.

1939

14j19
Aug.

Amsterdam
F’artic. disc.
3
23/
4
311
4

2
3
14-3
2
3
j4-3
1
19
114

114
’12
E’rolong.
4
331..4
3-3
1
(2
3
1
194
1
14
‘ja
.

1
/2
2
14
r.o,sden
Daggeld.
. .
21I2-3 2)
2112_31143

3’/4-‘In
11a1
1
12_1
1
12_3
1
1
disc.
311
3
_4j
4
2)
3
1
(23/43)

211
3
31/
4

71-1 1(
17f
33
_9/,
9

13/_371
3erlj/n
)aggeld…
231-5/8
4)

2
3
1-71

5)
– –
2
1
14_I18
2
3
14-3
3
9
211
4
-5/
9

taand
N.C.
218-5(8 4)
23I-5/

5)


2
3
(4-3
2
1
/-
7
j
2
3
/9-
5
/9
‘art, di
2314
4)

2
3
/4 5)


2
7
/8
2
7
.
2
3
/4
llarenw…
4_11 4) 4_11 5)


4_1(
2

4_1j
4

4..1(
Vew York
)aggeld
1)
1
1
‘ja
1 1
1 1
‘artic.disc.

21
1
ij
1(
11
11
Koers van 22 Sept. en daaraan voorafgaande weken tjm. Vrijdag.
14 Sept.
3)
11-14 Sept.
4)
16 Sept.
5)
11-16 Sept.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen

Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
)
S)
S
)
S)
S)
1)

19 Sept. 1939
1.88%
7.31

75.50
4.16
32.074
100%
20

1939
1.872%
7.32

75.624
4.17
32.-
101
21

1939 1.87%
7.3534

75.25
4.17%
31.70
101
22

1939
1.87%
7.49

75.374
4.25
31.75
101
23

1939
1.8831
7.51

75.50
4.26
31.80
101 25

1939
1.88%
7.51%

74.75
4.26
3180
101
Laagste d.w’)
1.87%
7.171

74.50
4.02%
31.70
100
Hoogste d.wl)
1.88% 7.55

76.-
430
32 274
101%
Muntpariteit
1.469
12.1071

59.263
9.747
1
24.9Oti 100

Data
serland
Prai
Boeka-
Mllaaç
Madr$d

19 Sept. 1939
42.70




20

1939
42.67%


– –
21

1939
42.50




22

1939
42.54


– –
23

1939
42.45




25

1939
42.50




Laagste d.w’)
42.3734




Hoogste d.w’)
42.75


9.90

Muntpariteit
48.003
7.371
1.488 13.094
48.52

Data
St ock-
Kopen_j
Oslo5)
Hel..
Buenos-
Mon-
lzolm
5
) hagen*)
for!’)
Aires’)
treal’)

19 Sept. 1939
44.90

36.45
4280



20

1939
44.80

36.35 42.70
3.80


21

,,

1939
44.80

36.25
42.60
3.80

170
22

1939
44.75

36.25
42.50
3.80

170
23

1939
44.95

36.40 42.75
3.80
45%
170%
15

1939
44.85

36.35
42.20


169%
Laagste d.w
1
)
44.25

36.-
42.25
3.70
44%
167
Hoogste d.w
1
1
45.20

36.65
42.924
3.85
46 172
tsfuntpariteit
66.671 66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
)
Noteering te Amsterdana.
5*)
Not. teRottercf’ni.
9)
Part. opgave.
In ‘t late of Zde No. vain iedere maand komt een overzicht
voor ‘an een aantal n.iet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D a a
Londen
($
per

)
Parijs
($ p. 100 Ir.)
Berlijn
($ p. 100 Mk.)
Amsterdam
($ p. 100 gid.)

19 Sept.

19391
3,91%
2,23
39,50 53,30
20

,,

1939
3,92 2,23 39,50
53,30
21

,,

1939
3,99% 2,27%
40,00
53,33
22

1939
3,997
2,27%
40,10
53,24
23

1939
4,00
2,27%
40,00
53,21
25

,,

1939
3,99%
2,25%
40,00
53,20
26 Sept.

1938
4,75%
2,66%
39,90
53,37%
4untpariteit.
4,86
3,90%
23,81%
40%
9

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
1
Sept.
1939
1
8 Sept.
1939

ILaagstelHoogstel
1

9114 Sep. ’39
114 Sept.
1939

Alexandrië..
Piast. p.0 974

97% 97%
97%
Athene

….
Dr.p. y,
547%
535 535
535
535
Bangkok….
Sh.p.tical
1/10
8
.
4





Budapest

..
Pen.
p. £
207




BuenosAires’
p.pesop.L
18.50 16.974
16.75 17.10 16.924
Calcutta
….
Sh.
p.
rup.
1/5
311
/




Hongkong
..
Sh.
p. $
1/3
13
1/2%
1/3%
1/3
Estanbul

..
Piast.p.
Y,
530 520 510 520 510
Sh.
p.
yen
1/2
1/1
31
/
1
1
1%
1/2%
1/1
31
/
3

Lissabon….
Eacu.p.
z
e
109%
109% 109
111
110%

obe

…….

‘1ontevideo
.
d.per
20

22%
23%
22%
1ontreal

..
$
per
£
4.31%
4.37 4.32 4.46
4.40
d.
aio

Janeiro
d. per
Mii.
2%

3j,
3%
33.
8hanghai

..
d.
p. $
4
4%
334
4%
4
8ingapore
..
Sh.
p.
$
2
1
1
4%
2/4%
2/4%
214%
2/4%
Vaiparaiso
2).
$
per
£
– –
120 120 120
Warschau
..
Zi. p. £
21%


– –
‘)ulrlc.
not. IIaten,gem.
not.,
welke
imp.heboen
te betalen 15Nov.1938 17.13.2) 90dg. Vanaf 13 Dec. 1931 laatste ,export”noteering.
ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
Londen’)
19 Sept. 1939..

2
6
N.Yorka)

A’dam3)
38%

19 Sept. 1939..


Londen
4

168/_
20

,,

1939.. 23%
38%

20

1939..


163/_
21

1939.. 23%
38%

21

1939..


168/_
22

1939.. 23%
39%

22

1939..


168/_
23

,,

1939.. 23%

23

1939.,


168/_
25

,,

1939..

23%
39%

25

1939..


168/_
26 Sept. 1938..

19K6

42%

26 Sept. 1938..


145/7
23 Aug. 1939.. 18%
37%

23 Aug. 1939.. 2110
148/64
1)
in
pence p. oz.
stand.

2)
Foreign 8ilver in
$c. p. oz.
line.

3)
In
guldens
per Kg.
100011000.
4)
in
sh. p. oz.
fine.
STAND VAN ‘. RIJKS KAS.
Vordering e n.
1

15 Sept. 1939
1

23 Sept. 1939
Saldo van
‘s
Rijks Schatkist bij
De Ne-


Saldo
b.
d. Bank voor Ned.
Gemeenten
/

253.679,12
f

78.345,27
Voorschotten

op

ultimo

Aug.

1939
a/d.gemeent.verstr.op a. haar uit te

derlandsche Bank ………………….

keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der
grondbel. gn

der gem.
fondsbel.,
alsmede
opc. op
die belas-
tingen en
op
de vermogeasbelasting


Voorschotten aan
Ned.-lndië ………
59866.656,95

60.623.663,26
Idem aan Suriname ………………
,,

10.977.412.44
Kaavord.weg.credietverat.a/h.
bultenl.

93.869.889,78
,,
93.352.692,50
Daggeldieeningen
tegen
onderpand..
Saldo der postrek.
v. Rijkscomptabelen

..10.937.986,16

..

Vord.
op het
Alg. Burg.
Pensioenf. 1)…
41.550.037,50
,,

58.756.635,81

Vord.
op
andere
Staatsbedrijven 1)..,.
,,

15.939.795,63 17.055.638,15
Verplichtingen
VOorschot door
De
Ned.
Bank
ingev.
art. 16 van haar octrooi verstrekt
f

7.402.489,08
/

5.672.639,20
Schatkistbiljetten in Omloop ………
123.025.000,-

123.025,000,-
Schatkistpromeasen in omloop ……
154.000.000,-
162.000.000,-.
Zilverbons in omloop
…………….
1.069.441.-
,.

1.069.282,50
,,

5.000.000,-

..

5.000.000,-
Schuld op uitimo
Augustus 1939
a(d.
gem. weg.
a. h. uit te
keeren hoofda. d.

..

pers. bel, aand. 1. d. hoofds. d.
grondb.


Daggeldieeningen
2)
………………..

e. d.
gem.
fondsb.
alsm.
opc. op
dle
bel, en op
de
vermogensbelasting
10.549.916.53
,,

10.549.916,53
,,

1.744.512,03
2.085.376,06 Schuld
aan
het Alg. Burg.
Pensioenf.’)
a.

der
P.T.
en T.
,,

1.505.647,29
,,

1.463.232,57
Schuld
aan Curaçao’) …………….

Id.

h. Staatsbedr.

1)
,,
176.637.708,58
,,
193.161.745,57
I&
aan andere
Staatsbedrijven 1) …..
,,

20.543.995,83
Id.
aan
diverse instellingen’) ………..
..20.543.650,37
344.448.118,90
,342.039.369,50
1) In
rekg.-crt. met
‘s
Rtjks Schatkist. ‘)
Waarvan rechtstreeks
bij
de Ned
Bank
geplaatst
f
38.000.000.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.

1
16 Sept. 1939

1
23 Sept. 1939
Vorderingen : 1)
Saldo Javasche
Bank ……………..
f
1.488.000,-
Saldo
b.
d. Postchèque-
en Girodienst ,,

149.000,-

Voorschot’s
Rijks kas ea.
Rijksinstell.
,,

59.838.000,-
,,

60.624.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….
Schatkistbiljetten in omloop

,,

19.000.000,-

Schuld a. d. Indische Pensioenfondsen

..19.000.000,-

,,

20.000.000,.-.
,,

20.000.000,-
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds.

1.475.000,-

1.475.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.

127.000,-

111.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…
,,

995.000,-

995.000,-
Voorschot van de Javasche Bank …


1) Betaalmiddelen in ‘s LandsKas
f
37.572.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste postesi in duizenden guldens.

Data

Metaal

1 opeischb. 1 Discont. D7rek,eç
1 Andere

1

1 schulden 1

5 Aug

1939,,

870

1.245

650

1

549

1.373
29 Juli

1939..

915

1.264

68

1

551

1.375
22

1939

940

1.164

601

549

1.378
15

1939,.
,.

932

1.171

637

541

1.343
8

1939..

921

1.198

645

537

1.355
1 Juli

1914,.

645

1.100

560

735

396
‘1
niulip.
oer activa.

f 3.489.000,-
220.000,-

728

GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GENOT.

GERST
MAIS
R000E
TARWE
BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS Edammer
EIEREN
(groote)
Zie hlz.666
5960 kg
Marokko’)
Rotterdam per 2000 kg.
Bahia Blan-
Rotterdam per 100 kg.
Loonzein
per cwt. f.o.b.
Alkmaar
Gem. not.
Leeuwar- Heffing
Termijn-
noteer. op
1
La Plata
1)
Termijn-
noteer. op
1
80kg Roe-
1
meensche
1)
,’an E-S. B.
con
6Sep. f1.
loco
Rotterdam

ca’) loco
Rotterdam
Rangoon/Bassein
der Comm.
Noteering

Crisis
Zuivel-
Fabr.kaas
gang exp.
Eiermijn
Roermond
per2000 kg.
1 of 2 mnd.
per 100 kg.
1 of 2 mnd.
1

Locoprijs
_
HerI.Ned.Ct.I

Not.
Centr.
per 50kg.
p.l00
St.

f1%
t
%
t
7

ir
f
%
7
%
sh.
/

ii

1927
237,- 1110.2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,47
5

102,5 13,82
5

110,1
14,75
109,3
6,83
104,5
111311
4

2,03 98,4

43,30 95,0 7,96 99,3
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9
13,15
108,1
12,57
5

100,1
13,47
5

99,9
6,43
98,4
10/7
3
14
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99 99,6
1929
179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0
10,87
5

89,4
11,27′
89,8
12,25
90,8 6,34 97,0
10/6
2,05
99,4

45,40
99,6
8,11
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7 6,22
5

51,2 8,27
5

65,9
9,67
5

71,7
5,09
77
1
9
8/5
1,66
80,5

38,45
84,4 6,72 83,8
1931
107,25
49,9 78,25 40,8
84,50
41,8 4,55
37,4
4,65
37,0 5,55
41,1
3,09 47,3
516
1,34
64,9

31,30 68,7
5,35
66,7
1932
100,75
48,8
72,-
37,5 77,25 38,2 4,625 38,0
4,70
37,4
5,22
5

38,7
2,59
39
1
6
5111′)2
0,94 45,6

22,70
49,8 4,14 51,6
1933
Z
70,-
32,5 60,75
31,6
68,50 33,9 3,55 29,3 3,75
29,9
5,02
5

37,2
1,84
28,2
4(51/,

0,61
29,6
0,96
20,20 44,3
3,71
46,3
1934
75,75 35,2
64,75
33,7
70,75 35,0
3,32
5

27,3 3,25
25,9
3,67
5

27,3
1,74
26,6
4
1
73
1
4

0,45
21,8
1,-
18,70
41,0 3,45 43,0
1935
os
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3 3,07
5

25,3
3,$75

30,9
4,12
5

30,6 2,07 31,7
5(8′),
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6 3,20 39,9
1936
0

86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6
4
1
27
5

35,1
5,75
45,8 6,27
5

46,5
2,19 33,5
5/71/
0,58
28,1
0,88
5

17,55
38,5
3,50 43,6
1937 137,75
64.0
105,75
55,1
III

55,0
8,95 73,6
8,02
5

63,9 8,92
5

66,2
2,70 41,3
61-
0,78 37,9
0,67
19,75
43,3
3,96
49,4
1938
103,00
47,9
100,50
52,3
106:50
49,9 5,72
5
47,1
5,40 43,0 6,20
46,0 2,48 38,0
517
0,80
38,8
0,58
21,27
5

46,7
3,98 49,6

Aug.

1938
86,75
40,3
98,25
51,2
102,25
47,9
5,05 41,5
4,70
37,4
5,77′
42,8 2,88
44,1
61
5
/4
0,76
36,9
0,55
21,325
46,8
4,17
5″,0
Sept.

os
80,50
37,4
96,25
50,1
105,25
49,4 4,27
5

35,1
4,15
33,0
4,80
35,6
2,81
43,0
6/31/,
0,78
37,9
0,57
22,80
50,0
5,
62,3
Oct.
,,

79,-
36,7
89,25
46,5
96,50
45,3
3,975

32,7
3,52
5

28,1
4,02
5

29,8 2,39 36,6
5151/
0,74 35,9 0,70
23,45
51,4 5,07 63,2
Nov.
,,
z
81,-
37,7
84,50
44,0
91

42,7
4,30 35,3
3,35
26,7 3,65
27,1
2,08
31,9
4(93(
4

0,76
36,9
0,70
22,32
5

49,0 4,90
61,1
Dec.

,,

91,-
42,3
97,25
50,7
10675
50,1
4,425
36,4 3,52
5

28,1
3,75
27:8
2,05
31,4
419114
0,83
40,3
0,70
20,60
45,2 4,73
59,0

Jan.

1939
88,
40,9
96,75
50,4
106,25
49,8 4,30
353
3,75 29,9 3.85 28.5 2,12 32,5
4111
1
14
0,84
40,8
0,625
20,07
5

44,0
4,29 53,5
Febr.
,,
84,50
39,3
89,-
46,4
97,75
45,8
4,225
34,7
3,50
27,9
3,67
5

27,2
2,27
34,8
5/2
1
14
0,86
41,7
0,60
19,95
43,8
3,41
42,5
Maart
,,
89,75 41,7 89,25 46,5
98,25
46,1
4,225
347
3,575

28,5 3,62
5

26,9 2,42
37,1
515
3
14
080
38,8 0,60
18,15
39,8 3,50
43,6
April
W
93,-
43,2
90,75 47,3
101,25
47,5
4,25
349
3,575

28,5
3,82
5

28,4
2,57
39,4
5/93/
4
0,75 36,4 0,55
16,57
5

36,4 3,55
44,3
Mei
,,
91,-
42,3 89,75
46,7
100,50
47,2 4,10
33,7
3,925
31,2 3,95
29,3
2,65
40,6
6/1
0,69
33,5
0,55
17,45
38,3 3,40 42,4
Juni
,,
90,75
42.2
90,50
47,1
97,25
45,6
3,90
32,1
3,475

27,7 3,82
5

28,4
2,62
40,1
5/11(8
0,75
36,4
0,60
17,10
37,5 3,45 43,0
Juli

,,
87,-
40,5
83,25 43,4 91,25 42,8 3,81
5

31,9
3,35
26,7
3,45
25,6 2,54 38,9
5/9/1
0,76 36,9
0,54
16,55
36,3 3,49
43,5
Aug.
.,
85,75
39,9
82,75
43,1
87,50
41,0 4,45 36,6
3,27
5

.?6,l
3,50
25,9 2,57
39,1
5/16
3
/4
0,72 35,0
0,55
15,95
350
4,04
50,4
i9Aug.-5Sep.
90,
41,8
_*)

105,-
49,2 5,20
42,7
_*)
4,
29,7
_*)
0,72 35.0
0,55
16,25
35,7
4,-
49,9
5-l2Sept.’39
*)
0,72
35,0 0,55
20,75a
45,5
3,45
43,0
12l9
————————————–
_*)
0,70 34,0
0,60
22,75a
49,9 4,35 54,2
——————————————
——–

——————————–
S
)
0,70
33,0
0,60
25,50a
55,9
1

4,45
55,5

5)
In verband met den internationalen toestand geen noteering, waardoor ook het berekenen der indexcijfers achterwege moet blijven. a) Consumptie.


JUTE KATOEN
AUSTRALISCIIE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
,,First Marks”
in olie gekamd; loco Bradford per Ib.
13114 Dernier
wit Gr. D. te
Stand. Ribbed
Smoked Sheets
Middling Upland
I
Super FineC.P.
Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.
Merino 64s Av.
c.i.f. Londen
per Eng, ton
loco
New York per Ib.
l
Herl.Ned.Ct.1

Oomra
Liverpool per Ib.
New York per Ib. loco Londen p. Ib.
Hcrl.Ned.Ct.
Not.
HerI.Ned.Ct.(
Not. Not.
IlerI.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl. Ned.Ct.1
Not.
HerI.Ned.Ct.( Nol.

/
%
£
cts.
%
$cts.
“îs.
%
pence
cts.
%
pence
cts.
%
pence
/
%
$
cts.
%
pence
1927
442,38
103,4
36.10/-
43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27
133,8
96,8
26,50
244,9
104,8
48,50
13,55 105,8
5,44
93
140,2
18,50 1928
445,89
104,2 36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,75
1929
395,49
92,4
32.14/3
47,6
101,1
19,10
33,2 92,4
6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9 4,93
52
78,4
10,25 1930
257,97 60,3
21.6/9
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8
3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7
26,75
8,50
66,4
3,42
30
45,2 5,87
5

1931
192,15
44,0

17.1/7
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9 4,28
60,9
44,0
’13,-
109,0
46,6 23,25
5,97 46,6
2,40
15
22,6
3,12
5

1932
146,86
34,3
16.18/-
15,9
33,8 6,40
19,5
54,3
5,39
42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87 30,2
1,56
12
18,1
3,375

1933 128,63
30,1
15.12/2
17,4
37,0 8,70
16,8
46,8
4,91
48,9 35,4
14,25
96,9
41,5 28,25
3,21 25,1
1,61
II
16,6
3,25

1
1934
Z

115,85
27,1
15.9/9
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8 4,37 51,4 37,2
16,50
95,8
41,0 30,75
1,92 15,0 1,29
19
28,6
6,25
1935 134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87 42,2
30,5
14,-
84,5
36,2
28
1

2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-
1936
c.
142,61
33,3
18.6/8
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75
108,6
45,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7,75
1937
4
183,46
42,9
20.814
20,8
44,2
11,44
20,0
55,7 5,34
89,0
64,4 23,75
132,1
56,8
35,50
3,30
25,8
1,86
5

36
54,3 9,50
1938
C
9

165,24
38,6
18.1513
15,7
33,3 8,64
15,1
42,0 4,08
61,9
44,8
16,75
96,1
41,1
26,-
2,99 23,3
1,64
27
40,7
7,25

Aug.

1938
174,59
40,8
19.1018
15,3
32,5
8,37
14,7
40,9
3,95
61,4 44,4
16,50
96,8
41,4
26,-
3,11
24,3
1,69
5

29 43,7
7,87
5

Sept.

,,

170,11
39,8
19.1/9
14,9
31,6
7,99
14,1
39,2
3,84 62,0
44,9
16,75
94,9
40,6
25,50
3,17 24,7
1,70
5

30
45,2
8,-
Oct.
171,48
40,1
19.11/3
15,9
33,8 8,62
14,3
39,8
3,92
62,6
45,3
17,25
94,8 40,6
26,-
3,27 25,5
1,77
31
46,7 8,37
5
Nov.

,,
165,33
38,6
19.113
16,7
35,5
9,09
14,6
40,6
4,03
61,4
44,4
17,-
92,2
39,5
25,50
3,19
24,9
1,735
29 43,7
8,12
5

Dec.


163,83
38,3
19.116
15,9
33,8 8,62
14,4
40,1
4,03
59,3
42,9
16,50
89,5
38,3
25,-
3,22
25,1
1,75
29
43,7 8,12
5

lan.

1939
z
17837
413
20.151-
16,5
35,0
8,91
14,8
41,2
4,14
58,5
42,3
16,25
89,2
38,2
25.-
3,37
26,3
,83
29
43,7
8,-
1ebr.
ii,.
203,23 47,5
23.518
16,8
35,7
8,99
14,7
40,9 4,05
58,6
42,4
16,-
90,1
38,6
24,75 3,80
29,7
2,03 29
43,7
8,-
Maart
,,
0
208,49
48,7
‘23.12/6
17,1
36,3
9,06
15,2
42,3 4,13
59,8
43,2
16,25
90,8
38,9
24,75
4,07
31,8
2,16
30
45,2
8,25
April
236,15
55,2
26.1613
16,7
35.5
8,86
15.2
42,3
4,15
59,9
43,3
16,25
89,2
38,2
24,25 4,38 34,2
2,32
29
43,7
8,-
Mei
,,
0
249,48 58,3
28.1113
17,7
37,6
9,51
15,8
44,0
4,33
62,3
45,1
17,25
87,6
37,5
24,-
4,81
37,5
2,57
5

29
43,7
8,12
5

Juni

,,
Z
231,90
54,2
26.71-
18,7
39,7
9,91 16,2
45,1
4,42
65,3
47,2
17,75
91,4
39,1
25,-
4,71
36,8
2,50
30
45,2 8,25
Juli
217,84
50,9
24.15111 18,3
38,9
9,76
15,6
43,4
4,26
707
51,1
19,23
94,5
40,0
25,75 4,88
38,1
2,60
30
45,2
8.37
5

Aug.

.
182,05
42,5
21.119
17,2
36,5
9,23
15,5
43,1
4,30
70,0 50,6
19,50
92,0
39,4
25,50 4,72 36,8
2,53
31
46,7
8,62
5

29 Aug.-5 Sep.
179,74
42,0
22.-/-
16,7
35,5 5.87
15,6
43,4 4,55
67,2
48,6
19,75
86,8
37,1
25,50
4,59
35,8
2,43
30
45,2
8,75
5-12 Sept. ’39
– –
_*)
18,2
38,6 9,64
18,4
51,2
5,75
62,3
45,1
19,75
80,0
33,2 25,50

– .
_*)
32
48,2
10,-
12-19


-)
17,1
35,39,07
19,3
53,7
6,10


-)
– –
-“1


-929
43,7
9,87
5

10-26__


-9
17.1
36,3
9,08-

_*)


_*)


_*)
– –
-)30
45,2
9,50

KOPER
Standaard
Loco Londen
per Eng, ton

LOOD
gem. prompt en
1ev. 3 maande,,
Londen per Eng.ton

TIN
Loco

,

n

0fl

e
per

sig.

3 0fl

IJZER
Cleveland No. 3 franco Middlesb.
per Eng. ton

GIETERIJ-IJZER
(Lux

III)


per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen

ZINK
geni. prompt en
1ev. 3 maanden Londen
p.
Eng, ton

ZILVER
cash Londen
per Standard
Ounce

Herl.Ned.Ct.1
Nt
lÏt.It
lTii3ed.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.l
Not.
I-lerl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
fÏtNed.Ct./
Not.

/
%
£
/
%
£

/
%
£
/
ir
5h.
7′
%
Sh.
/
%
£ cts.
%
pe
nce

1927
675,10
85,9
55.13/11
295,75
106,5
24.8/1 3503,60
120,6
289.1/5
44,10
104,7
7219
39,10
98,9
6416
345,40
108,8
28.9111
132
101,5
26
1
1,6
1928
771,20
98,1
63.14/9
256,15 92,2
21.3/4
2749,50 94,6
227.4/8
39,85 94,6
65
1
10
37,90
95,9
62/8
305,75
96,4
25.5
1
5
135
103,8
267/4
1929
912,55
116,1
75.9/7
281,10
101,2
23.4/11 2465,65
84,8
203.18110
42,45
100,8
70/3
41,55
105,1
6819
300,80
94,8
24.17/8
123
94,6
24
7
116
1930
.
661,10
84,1
54.1317
218,70
78,8
18.1/5
1716,20
59,1 141.1911
40,50
96,1
67/

35,95 91,0
5916
203,55
64,1
16.1619
89
68,5
17
11
/,6
1931
<
431,85
54,9
38.7/9
146,60
52,8
13.17
1332,55
45,9
118.9/1
33,
78,3
5818
28,90
73,1
5115
140,05
44,1
12.8/11 69
53,1
145/
1932
z
275,75
35,1
31.14/8
104,60
37,7
12.-/9
1181,30
40,6
135.18110
25,40
60,3
5816
22,20
56,2
5111
118,95
37,5
13.13110
64
49,2
17
13
116
1933
I)
268,41)
34,1
32.11/4
97,25
35,0
11.16/1
1603,50
55,2 194.11/11 25,55 60,6
621-
21,-
53,1
511-
129,80
40,9
15.14/11
62
47,7
18
1
18
1934
226,80
28,8
30.6/5
82,65
29,8
11.1/-
1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66111
20,25 51,2
5411
103,05
32,5
13.15/6 66
50,8
2111
4

1935
o
230,95
29,4
31.1811
103,40
37,2
14.5/8
1634,25
56,2
225.1415
24,70
58,6
68/2′
20,25 51,2
561-
102,65
32,3
14.3/6
87
66,9
28
15
/,6
1936
E
298,75
38,0
38.811
137,15
49,4
17.12/7
1592,

54,8
204.1218
28,40
67,4
73/-
22,40
56,7
5717
116,55
36,7
14.1917
65
50,0
20
1
/,
1937
<
488,55
62,1
54.813
208,95
75,3
23.516
2176,70
74,9
242.7110
41,30
98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.414
75
57,7
20
1
/,6
1938
361,40
46,0
40.1318
135,75
48,9
15.516
1684,25
58,0
189.13/11
48,45
115,0
1091

30,30 76,7
6812
125,15
39.4
14.1110
72
55,4
19
9
1,,

Aug. 1938

r
o

363,35
46,2
40.12
1
9
127,20
45,8
14.4
1
6
1722,60
59,3
192.13
1

48,75
115,7
109/

26,80
67,8
60
1

124,10
39,1
13.17
1
6
72
55,4
19
3
18

Sept.

,,
374,70
47,7
42.-/-
136,50
49,2
15.61-
1727,30
59,4
.193.1216
48,60
115,3
1091

28,30
71,6
6315
126,85
40,0
14.415
72
55,4
105/is
Oct.

399,35
50,8 45.11
1

141,55
51,0
16.2/11
1817,05
62,5
207.5/-
47,80
113,5
109
1

30,05
76,0
68
1
7
132,30
41,7
15.1/9
72
55,4
19
9
116

Nov.
,,
.
389,70
49,6
44.1915
139,10
50,1
16.111
1855,20
63,8
214.216
47,20
112,0
109/

29,85
75,5
68111
124,25
39,2
14.6/9
72
55,4
197j
Dec.
372,90
47,4
43.81-
130,70
47,1 15.412
1842,55
63,4
214.816
46,90
111,3
1091

29,20
73,9
67110
118,05
37,2
13.1419
72
55,4
20
1
1,

Jan.

1939
371,15
47,2
42.1918 125,15
45,1
14.9110
1857,55
63,9
215.2/6
42,65
101,2
991

28.90
73,1
67/1 118,35
37,3
13.1411
73
56,2 20
1
14
Febr.

,,
Uj
371,40
47,2
42.911
125,55
45,2
14.711
1876,25
64,6
214.9
1
5
43,30
102,8
99
1

29,55
74,6
67
1
6
119,95
37,8
13.14
1
3
74
56,9
20
7,
16

Maart
,,
1&.
379,65
48,3
43. /4
130,35
46,9
14.15
1
4
1902,50
65,5
215.1113
43,70
103,7
99/-
29,80
75,4
6716
122,05
38,5
13.1617
75
57,7
20
5
116
April

,,
370,30
47,1
42.-!-
126,75
45,6
14.716
1915,95
65,9
217.613
43,65
103,6
99/-
30,05
76,0
68/2
118,70
37,4
13.913
73 56,2
20
Mei
1

364,65
46,4
41.151-
127,25
45,8 14.11/7
1970,55
67,8
225.12/-
43,25
102,7
991-
31,20 78,9
7116
120,65
38,0
13.1613
73
56,2
20
1
18
,,
Juni

,,
369,65
47,0
41.1819
128,50
46,3
14.1117
2000,25
68,8
226.1819
43,65
103,6
991-
32,25
81,6
7312
125,20
39,5
14.411
73
56,2
19
3
/,
juli

377,80 48,0
43.313 129,85
46,8
14.1315
2020,95
69,5
229.16/6
43,55
103,4
991-
31,05 78,6
7017
125,15
39,8
14.6111
62
47,7
16
0
116
Aug.

..
0
379,50 48,3
44.1816
136,40
49,1
16.2112
1942,50
66,8
229.17/6
42,15
100,0
991- 30,75
77,8
7212
124,70
39,3
14.1515
63
48,5
17
3
14
29 Aug-5 Sep.
X
365,60
46,5
44.151-
133,80
48,2
16.7(6
1878,10
64,6
229.1716
37,50
89,1
99,
27,40 69,3
7213
122,80
38,7
15.0/8
65
50,0
)g’l,
5-12 Sept. ’39


5)

_*)
1751,81
60,3
229.15/-
37,75
89,6
99!-
5
)
68 52,3
21
5
1
16

12,19
,,

,,

1


_*)
1613,70
55,5
229.17
1
6
34,75 82,5
99
1

——

——-


_*)
9
66
50,8
22
9
.1
19

26.,

*)

-)I715,3059,0228.5(-
————–







5
)
74

56,9
231/3

MIDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexcijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929 = 100).

729
GE-
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN
ARG. RUND-
CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam(A’dam
SUIXER
Witte krist.-
THEE
N.-lnd.thee-
RUNDEREN
‘;ARKENS
sniddelgew. No. 1
VLEESCH
Accra per 50 kg.
Nederland
c.i.f.
per
‘Is
kg.
suiker loco veiling A’dam
(versch) (versch)
Londen per cwt.
Londen per8 lbs.
Rotterdam!
Gem.Tava-
en
Robusta
Superior
er 100 kg
ger 100 kg
Amsterdam
Sumatrathee
Her!. Ned.Ct.I
Not.
Her!.Ned.Ct./
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
t(otterdam i(otterdam
Santos
per 100 kg.
per’!, kg.
cts.
%
cts.
%
/
%
cts,
%
1927

– –

65,15 97,8
10716
2,73
92,2
416
41,21
119,4
681-
46,87
5

95,5
54,10
91,4
19,12
5

119,6
82,75
109,2
102,8
1928
93,-
98,2
77,50
90,4
66,80
100,3
110/5
3,03
102,4
5/-
34,64
100,4
57/3
49,625
101,1
63,48
107,3 15,85
99,1
75,25
99,3
102,7
1929
96,40
101,8
93,125
109,2
67,81 101,8
112/2 3,12
105,4
512
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25
91,4
94,5
1930
108,-
114,0
72,90
85,5 57,19 85,9
9417
2,97
100,3
4111
21,04
61,0
34/11
32
65,2
38,10
64,4
9,60
60,0
60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3 35,72 53,6
63/6
2,44 82,4
414
13,84
40,1
24/7
25 50,9
27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
52,9
1932
61,-
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
58/7
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
27/1
24
48,9
30,04
50,8
6,32
5

39,6
28,25
37,3
43,1
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74
46,2
7417
1,54
52,0
3/9
9,30 26,9
2217
21,10 43,0
22,83
38,6
5,32
5

34,5
32,75
43,2
38,7
1934 1935
61,50
48,125
64,9
46,65
54.7

32,94 49,5
88/1
1,42
48,0
3/9
1
(2
8,15 23,6
21110 16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5

25,5
40
52,8
34,8

1936
53,425
50,8 56,4 51,625
48,60
60,5 57,0
32,-
36,37
48,1
54,6
88/5 93/6
1,19 1,48
40,2
50,0
3/3
1
12
3/9112

8,15
12,05
23,6
34,9 22(6
3014
14,10
13,625
28,7
27,8
15,21
16,87
5

25,7 28,5
3,85
4,02
5

24,1
25,2
34,50
40
45,5 52,8 32,3 39,3
1937
71,27
5

75,3
61,85
72,5
42,27 63,5
94/1
1,90
64,2
413
17,35
50,3
38/8
16,62
5

33,9
22,37
5

37.8
6,225
38,9
53,50
70,6
.
53,8
1938
67,55
71,3
63,62
5

74,6
44,17
66,3
9915
1,95
65,9
4141/2

10,48
30,4
2318
13,20
26,9
14,91
25,2
5,20 32,5
51,-
67,3 40,4

Aug. 1938
67,-
70,7
63,75
74,7
45,32
68,1
101/5
1,96
66,2
4/41(

10,04
29,1
22154
13,30
27,1
14,10
23,8
5,–
31,3
49,50
65,3
45,3
Sept.
64,65 68,3
62,45
73,2
43,67
65,6
991-

1,90
64,2
4/3314

10,41
30,2
23144
13,50
27,5
14,50
24,5
5,35 33,5

70,0 45,5
Oct.
63,65
67,2
62,50
73,3
43,-
64,6
98/
1,99
67,2
416
1
/4
10,02
29,0
22/104
14,30
29,1
15,50
26,2 5,22
5

32,7

71,3
44,4
Nov.
62,15
65,6
60,87
5

71,4
39,28
59,0
9017
1,99
67,2
417
9,51
27,5
221114
14
28,5
15,50
26,2
5,45
34,1
50,25
66,3
43,1
Dec.
63,35
66,9
59,75
70,0
41,46 62,3
9616
1,89
63,9
414314

9,03
26,2
21/-
13,50
27,5
15
25.4 5,72
5

35,8
46,50
61,4
43,4

Jan.

1939
63,67
5

67,2
56,87
5

66,7
41,93 63,0 91(6
1,94
65,5
416
1
14
8,95
25,9
20194
13,20
26,9
15
25,4 5,85 36,6
47,50 62,7
43,3
Febr.

,,
61,85
65,3
55,95
65,6
43,61
65,5
1001-
1,90
64,2
414
9,14
26,5
20/104
13
26,5
15
25,4
5,775

36,1
48,75
64,4
41,7
Maart

,,
62,47
5

66,0
55,82
5

65,4
44,39 66,7
10017
1,84
62,2
412
9,27 26,9
21!-
13
26,5
15
25,4
6,275
39,2
50,50
66,7
42,7
April

,,
65,32
5

69,0
56,40
66,1
42,08
63,2
9516
1,75
59,1
3111
3
/4
9,05
26,2
20164
13
26,5
15
25,4
7,32
5

45,8
53,50
70,6
42,9
Mei

,,
67,-
70,7
55,95
65,6
39,28
59,0
90/-
1,85
62,5
412
3
14
8,85
25.6
20134
13
26,5
15
25,4
8,52
5

53,3
52,25 69,0
43,1
Juni

,,
65,47
5

69,1
54,70
64,1
40,23
60,4
9113
1,84
62,2
412
8,86
25,7
2011
12,75
26,0
14,50
24,5 8,07
5

50,5
51,25
67,7
42,7
Juli

. 65,25
68,9 59,175
69,4
43,
05

64,6
981-
1,96
66,2
4(51,
8,65
25,1
1918
1
14
12,50
25.5
14
23,7
8,10
50,7
50,-
66,0
42,4
Aug.
65,30
69,0
60,50
70,9
42,73
64,2
98/10
2,01
67,9
418
8,58
24,9
19194
12,50
25,5
14
23,7 6,70 41,9
49,50
65,3
42,4
29Aug.-5Sp.
72,70
76,8 62,50.,
73,3
41,10 61,7 100/-
1,95
65,9
4/9
8,91 25,9
221-
14,–
28,5
15
25,4
_*)

49,50
65,3
43,1
5-12 Sept. ’39
72,70
76,8
62,50
73,3 38,45
57,7
100/-
_*)
14,75
42,7
-bI
15,-
30,6
16,50
27,9
*)

50,50
66,7 12-19

,,
71,30
75,3
66,-
77,4
38,
57,1
1001-
190
64,2
51-
14,-
40,6
-b)
IS,-
30,6
16,50
27,9
_*)

50,50
66,7
19-26

,,
71,30
75,3
68,50 80,3
————–
S)
IS,-
43,5
-b)
15,50
31,6
17,-
28,7
_.*)

50,50
66,7
b) Noteering vanaf II Sept. in guldens.

GRENENHOUT
Zweedsch ongesort.
21(,
X
7 per standaard ex opslagpl. Londen

VUREN- HOUT
basis 7″ f.o.b.
Zweden/FInI.
per standaard
van 4.672 M
3
.

K15Ë
HUIDEN
Gaaf,open kop
57-61 pond
Veiling te
Amsterdam

COPRA
Ned.-lnd.
I. m.s.
per 100 kg
Amsterdam

GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
per longton
c i.f. R’dam/Hamburg

LIJNZAAD
La Plata
loco
Rotterdam
per 1000 kg.’)

GOUD
cash Londen
per ounce fine

Herl.Ned.Ct.I

Not.

c

so

0

HerI. Ned. Ct.
I

Not,
Her!. Ned. Ct.
7r7i7
7
7
rT
1927
230,28
100,1
19.-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5

106,5
266,03
106,4
21.18/11
185,-
95,0
51,50
100,1
851-
105,3
104,3
124,1
1928
229,90
100,0
19.-1-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,87
5

104,1
254,10
101,6
21.-/-
185,25
95,1
51,45
00,0
85/-
102,0 100,4 94,0
1929 229,71
99,9
19.-/-
146,-
95,6
32,25 80,5
27,37
5

89,4
230,16 92,0
19.-/9
214,-
109,9
51,40
99,9
851-
92,7
95,3
84,5
1930
218,43 95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3
22,625
73,9
175,55
70,2
14.10/4
181,75
93,3 51,40
99,9
:01,1
851-
89,6
75,1
00,0
1931
187,88
81,7
16.141- 110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2 136,69 54,7
12.2111
95,50
49,0
52,-
9215
41,8
54,4
44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-/4
70,-
35,9 51,25 99,6
118f-
35,1
43,0 38,4
1933
136,48
59,3
16.11/2
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.19/4 75,50
38,8
51,35
99,8
124/7
33,1
38,9 34,5
1934
134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90
22,5
71,90
28,7
9.12/3
72,75
37,3
51,50
100,1
13718
31,0
31,2 36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.8/-
67,25
34,5 51,50
100,1
14212
32,2
36,9 34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.11/9
85,-
43,6
54,60
106,1
14014
39,0 42,2 40,7
1937
205,35
89,3
22.1712 132,25
86,6
23,35
58,2
15,225
49,7
127,81
51,1
14.4/8
110,50
56,8
63,20
122,8
14019
53,4 51,9
55,9
1938 189,94
82,6
21.717 109,50
71,7
15,38
38,4
10,07′
32,9
92,12
36,8
10.713
99,-
50,9 63,30
123,0
14216
41,1
48,4
44,5

Aug. 1938
187,70
81,6
21:-(-
103,-
67,5
14,75
36,8
9,725
31,8
93,55
37,4
10.913
96,50
49,6
63,60
123,6 142/4
40,9
41,5
45,2
Sept.

,,
182,97
79,6
20.15/-
105,-
68,8
15,25
38,0
9,475
30,9
91,44
36,6
10.51-
96,25
49,4
64,55
125,5
144/9
41,0 47,9
48,9
Oct.

,,
184,29
80,1
21.-/-
107,-
70,1
15,75
39,3
9,07
5

29,6
88,01
35,2
10.-/9
92,50
47,5
63,90
124,2
145194
41,3
47,7
47,9
Nov.

,,
177,72
77,3
20.10/-
108,50
71,1
15,50
38,7
8,725
28,5
85,14
34,0
9.1617
90, 46,2
63,95
124,3
147(74
40,0
46,7
45,9
Dec.

,,
175,-
76,1
20.716
108,50
71,1
14,50
36,2
9,-
29,4
87,24
34,9
10.2/10 91,25 46,9
63,95
124,3
148110
40,2
46,6
45,3

Jan.

1939 174,17
75,7
20.51-
108,55
71,1
14,50
36,2
9,07
5

29,6
88,20
35,3
10.4/9
89,25
45,9
64,20
124,8
14818
40,7
46,5
45,7
Febr.

,,
169,53
73,7
19.8/9
109,80
71,9
14,50
36,2
9,40
30,7
90,50
36,2
1O.6iI1
90,50
46,5
64,90
126,1 14814
42,1
46,4
45,1
Maart

,,
169,89
73,9
19.51- 116,25
76,1
14,50
36,2
9,65
31,5
91,43
36,6
10.712
96,25
49,4
65,50
127,3
148144
43,5
47,5
47,8
April

,,
170,19
74,0
19.613
117,50
76,9

39,9
9,475
30,9
91,89
36,7
1
10.815
94,50
48,5
65,45
127,2
148/6
44,5 47,8 48,8
Mei

,,
178,52
77,6
21.-16
119,50
78,3
16,50
41,2
9,85
32,2
101,20
40,5
11.1319
96,-
49,3
64,85
126,0
148154
46,4 48,0
49,9
Juni
186,26
81,0
21.216 126,25
82,7

42,4 9,975 32,6
106,46
42,6
12.117
99,75
51,2
65,55
127,4
148184
47,5
49,1
50,0
Juli

,,
186,71
81,2
21.5(-
132,50
86,8
17,25
43,0 9,025
29.5
101,24
40,5
11.10/3
94,-
48,3 65,30
126,9
14816
47,2 48,6
49,4
Aug.
189,28
82,3
21.181-
132,50
86,8

44,9
8,97′
29,3
104,26
41,7 11.18/9
94,50 48,5 64,50
125,4
15118
46,4 48,3
48,4
29Aug.-5 Sp.
193,17
84,0 23.101-
5)

18,-
44,9
_*)



_*)
112,-
57,5
63,-
122,4
1601-
46,7
48,5
47,4
5-12 Sept.’39


_*)

18,-
44,9
_*)

.-.

)
.*)

64,10
124,6
168/- 12-19

18,-
44,9
_*)



….*)
_*)

58,95
114,6
168!-
19-26


_*)
_*)

18,-
44,9
13,50
44,1


_5)
_*)

63,15
122,7
1681-

Westf./HoII.
bunkerk. ongez.
f.o.b. R’dam/
PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
33 t/m. 33.9° Bé s. g.
te N.-York p. barrel

BENZINE

/
Gulf Exp. 60-62
0

1
65 OZ’) per

1
U.S.

1
gallon

KALK-
SALPETER
franco schip
Ned.

ZWAVELZURE
AMMONIAK
franco Schip

CEMENT
levering bij
50 ton franco
den
voor

wal

S T E EN E N
___________________
1

1
binnenmuur
P. 1000 stuks
buitenmuur
p. 1000 stuks
A’dam per
i
per 100kg
bruto
Ned. per 100 kg
Rotterdam
Rood en
Klinkers en
1

C.

1000kg.
Heri.Ned.Ct/ Not.
HerI.Ned.Ct.I Not.
1
Boeregrauw
Hard”rauw

“Ï”
%
7″
5f”
“j”
“cts. %’ cts.
“j”
“ir
‘7″
3″
“7
“TT
%
“T’
“t”
“T’
1927
11,25
103,1
3,21
103,6 1,28
37
128,0 14,86
11,48
102,6 11,44 102,5
18,-
99,0
13,65 104,3
16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
91
1
1
1,20
24,85
85,9
9,98
11,48
102,6 11,08
99,3
18,-
99,0
13,60
104
1
0
19,50 104,5
96,5 99,0
1929 11,40
104,4
3,06 99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
982
18,55 102,0
12,-
91,7
20,-
107,1
98,5 95,9
1930
11,35 104,0
2,76
89,6
1,11
2190
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
945
18,55 102,0
II,-
84,1

101,8
83,3
71,1
1931
10,05
92,1
1,42
46,1
0,57
12:38

42,8
4,98
8,61
77,0
7,73
69,3
16,55
91,0
10,-
76,4
15,50
83,0
81,9 55,4
1932
8,-
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5 4,83
6,15
55,0
4,20
37,6
12,-
66,0
8,50 65,0
II,-
58,9
49,6 43,0
1933
7,-
64,1
114
37,0 0,57 9,24 32,0 4,63
6,18
55,2
4,63
41,5
II

60,5
8,75
66,9
10,50′
56,2
46,4 40,3
1934
6,20
56,8
1:40
45,5 0.94 7,18 24,8 4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
1125
61,9
7,-.
53,5 8,50
45,5 44,8
38,8
1935
6
1
05
55,4
1,39 45,1
0,94 7,65 26,5
5,18 5,89 52,7
4,81 43,1
11,-
60,5
6,75
51,6
8,50
45,5
48,4
39,9
1936
6
1
60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86 30,6
5,65 5,70 51,0
4,82
43,2
10,50
57,7 6,75
51,6 8,75
46,9 48,5
44,1
1937
8,80 80,6
2,09 67,7
1,15
11,08
38,3
6,10
5,75
51,4
4,97
44,5
11,35
62,4
7,50
57,3 9,50 50,9 06,4 60,5
1938
9,75 89,3
2,03
65,8
1,12
8,84 30,6 4,87
5,95
53,2
5,17
46,3
12,85
70,7
9,-
68,8
11,75
62,9 58,7
48,0′

Aug.

1938
9,80
89,8
2,12 68,7
1,16
8,89
30,7 4,85
5,65
50,5
4,90 43,9
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3 55,7
48,9
Sept.
9,60
87,9 2,16 70,0
116
8,93 30,9
4,81
5,70
51,0
4,95
44,4
1285
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
58,5


49,5
Oct.

9,45
86,6
1,91
61,9
1:04
8,68
30,0 4,72
5,75
51,4
5,-
44,8
1285
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3 50,9
49,8
Nov.
9,35
85
1
6
1,77
57,3 0,96
8,31
29,0
4,52
5,80
51,8 5,05 45,3
12,85
70,7
9,50 72,6
12,
64,3
56,1
45,0
Dec.
9,50
87,0
1,77
57,3 0,96
8,11
28;0
4,41
5,90
52,7
5,15
46,1 12,85
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
55,5 48,6

Jan.

1939
9
1

82,4
1,78
57,7
0,96 8,08
27,9
4,38
6,10
54,5 5,30
47,5
12,35
67,9
9,50 72,6
12,-
64,3
55,1
48,5
Febr.
9,15
83,8
1,79
58,0
0,96 8,18
28,3
4,38
6,10
54,5
5,30 47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
55,5
40,4″
Maart
9,65
88,4
1,81
58.6 0,96
8,31
28,7
4,41
6,10
54,5
5,30 47,5
1235
67,9
9,50 72,6
12,-
64,3
56,5
50,6
April
9,65
88,4
1,81
58,6 0,96
8,66 29,9 4,60
6,10
54,5
530
47,5
1235
67,9 9,50 72,6
12,
64,3
56,3 50.9
Mei


10,
91,6
1,79
58,0 0,96
8,74
30,2
4,69
6,10
54,5
530
47,5
12,35
67,9
9,50 72,6
12,-
64,3
56,9
52,1
Juni

,,
10,25
93,9
1,92
62,2
1,02
8,83
30,5
4,69
6,10
54,5 5,30 47,5
12,35
67,9
‘9,50
72,6
12,-
64,3
55,0
53,2
Juli

,,
10,30
94,3
1,92
62,2
1,02.
9,16
31,7
4,88
5,50 49,2 4,75
42,6
12,35
67,9
.9,50
72,6
12,–
64,3
56,5
52,4
Aug.
10,25
93,9
1,91
61,9
1,02
9,18
31,7
4,90
5,60
50,1

4,85 43,5
12,35
67,9
9,50 72,6
12,-
64,3
56,8
52,0
29Aug.-5Sp.
II,–
100,8
1,92
62,2
1,02
9,14
31,6
4,88
5,65
50,5
4,90
43,9
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
56,2
51,9
512 Sept. ’39

12-19

,
11,50
11,50
103,3 105,3
1,92
1,92
62,2
62,2
1,02 1,02
8,95
12,49
31,0
43,2
4,75
6,63
5,65 5,65
50,5
50,5
4,90
4,90 43,9 43,9
12,35 12,35
67,9
67,9′
9,50 9,50
72,6
/

72,6′
12,-
12,-
64,3
64,3
119

26

,,

,,
11,50
105,3 1,92
62,2
1,02
– –
)
5,65
/

50,5
4,90
43,9
12,35
67,9 9,50
1

72,6
12,-
64,3

730

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27 September 1939

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 25 September 1939.

Activa.
Binnenl.Wis-f’Hfdbk.
f
84.901.778,50
sels,1’rom.,. Bijbnk.
,,

3.071.998,07
enz.indisc.Ag.sch.
,,

2.385.299,71
ç

90.359.076,28
Papier o. h. Buiten!.
f

1.575.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.

-‘

1.575.000,-
Beleeningen Hfdbk.
f
190.003.025,991)
mcl. vrsch. Bijbnk.

5.065.710,06
inrek.-crt. Ag.sch.

38.633,814,66
op onderp.

f
233.702.550,71

Op Effecten enz.
.. ”
232.138.823,541)
OpGoederen en Ceel.
,,

1.563.727,17

233.702.550,711)
Voorschotten a. h. Rijk ……………..15.000.000,-
,1unt, Goud ……
f
105.497.565,-
Muntmat., Giud.
.,,
998.881.514,67

fl
.l
O
4
.
379.O79,6

7

Munt, Zilver, enz.

7.380.424
3
85
Muntmat., Zilver.

,,
1.111.759.504,52
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds ……………………..43 889.658,15
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
,,

4.80.000
1

Diverse rekeningen ………………
,,

18.191.878,93
Staat d. Nederl. (Wetv.27;51’32, S.No.221)
,,

7.629.955,16

Pas8Iva

f
1.526.687.623,75
_______________________
Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,

4.277.243,54
Bijzondere reserve ………………
,,

7.756.940,37
Pensioenfonds ………………….
,,

12 004 636,66
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
1.142.099.635,-
Bankassignatiën in omloop ……….
,,

12.976,64
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f


saldo’s:

Anderen
,,
336.447.594,10

336.447.594,10
Diverse rekeningen ………………
. ,,

4.088.597,44

f
1.526.687.623,75

Beschikbaar .metaalsaldo …………
f
520.285.078,60
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
1.300.712.690,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht …………………
,

43.000.000,–
1)
Waarvan aan Nederlandsch

Indië
(Wet
van
15Maart 1933, Staatsblad No. 99) ……….. /
60.612475,-

Voornaamste po-st.en in duiizenden guldens.

Goud

1
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data
Circulat ie
Iopeischb.I
Metaal-
t
kings
Munt

Muntmat.l
schuldent
saldo
1
oerc.

25 Sept.’391105498
998.882
1.142.1001336.460
1
520.2851
75 18

,,

‘391105498
998 881
1.156.654)310.5701
522.3181
755

21 Aug.’39(105958
1.023.467

1.011.582
4
0 1.626

590
.
04
91
79.9

Totaal
1
Schatkist-

1

Belee-

1
Papier
Diverse
Data
bedrag
I
disconto’s

1
pronlessen
ningen

op hef
s
buitenl. ningen
1)

25 Sept. 1939
1

90.359
1

43.000
1
233.703
1

1.575
3.369
18

,,

1939
1

85.746
1

38.000
1
289.600
1.575 14.823

21 Aug. 1939
21.297

214.812
1.575
11.581

J
unuer ue
acilva.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
I

schulden saldo

23 Sep’39
2
)
ïiijo
197.600
81.040 35.904
16

,,

’39
2
)
147.060
200.290
76.350
36.404

5Aug. ’39
202.897 66.886 28.267
76.886 1

19.214
29 Juli ’39
116.886

19.274
199.159 69.531
28.684

19Aug. ’39
147910
198.910 72.390
39.390

1

Wissels,
Diverse
Dek-

Data
1

buiten
Dis-
1

Belee- reke-
kings-
1
N.-Ind.
conto’s
ningen
ningen’)

percen-
1
_______________
betaaib.
i
tage

23 Sept.’39
2
)
11.070
70690
53.270
53
16

,,

’89
2
)
8.900
79.290
54.130
53

5 Aug. 1939
10.457
14.3671 48.868
60.361
55
29 Juli 1939
11.474
14.447

46.256
62.124
51

19 Aug. 1939
9.300 51.940
55
7470
1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

Bankbilf.
1
Bankbilf.
),

Other Securities
Data
Metaal
I
in

un
Bankingl
Disc.andlSecurifies
circulatte
Departm.
1
Advances
21 Sept. 1939
1

450
1 546.500
1

33.640
1

2.540

1
28.890
13

,,

1939
1

662
1
1

26.652
3.858

1
25.938

23 Aug. 1939
1
24
7.263
508.064
38.353
1

5.711
24.334

1

1
1
Other Deposifs

1 1

Dek-
Data
00v.
Sec.
Public
Depos.
1

1

Other

1
Bankers
Reserve1
kings-
IAccountsj
1
perc.
1)

21 Sept.’39
1121.870
1

21.450 1107.900
1

39.930
1 34.2101
20,2
13

’39
1
12.001
1
109609

1

40.815
27.1871
16,7

23 Aug.39

1123.67

99.666
1

22.371

1

92.132 36.229
39.1991
26,0
.1 vernouuing susscnen neserve
en ueposIls.

BANK VAN FRANKRIJK.

Te goed
Wis-

Waarv.
Belee-

Renteloos
Data
Goud
Zilver
In het
buit
eni.

.1e
S
ophef

ningen

voorschol
butteni. a. d. Staal

14Sept.’39
97.266
682
7

0
0
1
5.698
30.577
7

,,

’39
9.266
625
7
~22.6
24.641
209
6.142
30.577

17Aug.’39
97.266
663
14
9.617
705
3.8251
30.577

Bons v.
d.I
Diver –
Rekg. Courant
Data
zei/st.
amort. k.
sen
1)
Ctrculatie
Staat
1
Zei/st.
kmort.k.l
1
Parti-
culieren
14Sept.’39
5.466
4.453 1
145.009
908 1
2.022
116.628
7

,,

’39
5.466 3.606
146.149
819
1
2.038
17.222

17Aug.’39
5.466
3.051
123.135
3.013
2.104 20.538
1)
Sluitpost activa.

DUITSCHE RIJKSBANK.

1

Goud Andere ,vis-I
Data
1

en
Rentebank-
seis,chèquesl
Belee
deviezen
scheine
en schat-
t
ningen
kistpapier
1

13 Sept. 1939..
77,0
212,9
1

11.757,2
1
38,0
6

,,

1939..

76,7
79,0
10.592,5
t
32,0

23 Aug. 1939..
77,0
27,2
8
.
14
0,0
l_
22,2

Data

1
Effec-

I

Diverse

I

Circu-
1
Rekg.-
1
Diverse ten
Activa
latie
Crt.
Passiva

13 Sept. 1939
11.164,5
1.338,3
10
.
6
0
8
,6
1
1.400,8
1

886,9
6

,,

1939

11.062,9
1.806,5
10,969
,
7

1

1.611,1
704,9

23 Aug. 1939
1
982,6
1.380,5
1
8.709,8

1

1.195,4
454,8

NATIONALE BANK VAN BELGIË (in Belga’s).

Goud
ct
o

.

0

‘0…,
ÇjCq,

0J
d

Rekg. Cr1.

.5
1939

.s
Data

h

°

0’000
0

TT5I 42 t –

1 446 I 194 1 142 1 3321T4i –

-214
14/9

. 13.6341 39

216

142

321

5.4461

5

206

FEDERAL RESERVE BANKS.

Goudvoorraad

Wissels

Data

I

Goud-

,,Other

In her-

1

In de
Totaal

cert 1fl-

cash”
2)

disc. v. d.
1

open
bedrag

caten’)

banks

1
gekocht
meinber t

markt

30 Aug.:391 14.320,9 114.312,2

339,7

6,2

1

0,5
23

,,

’39

14.176,8

14.167,7

344,8

4,8

1

0,6

Belegd

Totaal
t
Gestort
1

Dek-

1

nek-
1
Goud-
1
Aieem.

Data

in U. S.
in circu-

D

,

Kapitaail kings-

1
kings-
Gov.Sec.

latie

S

t
perc.3)

1

perc.
4
)

30Aug.’39 2.426,2
t
4.609,312.267,5! 135,5

t

86,9

t


23

,,

‘l
2.422,7

4.572,1

12.156,71

135,5

86,8

)
ueze ceruncaten weraen aoor ae ncnatiust aan ae meserve nanicen
gegeven voor de overname van het
goud, toen de
$
op 31Jan. ’34 van
100
op 59.06
cents werd gedevalueerd.
1)
Other Cash” does not include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
3)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schul-
den: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding tot voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED.
RES. STELSEL.

Dis-

I
Data

Aantal

conto’s

Beleg-
Totaal
i
Waarvan

leenin.

en


gingen

I
. R.
depo-

time
beleen.

I


1
banks

s/to’s

deposits

23 Aug.’39l

6

1

8.178

14.162

19.116

1
31,472

t

5.250
16

»

‘3I

7

8.186

14.151

8.917

31.268

5.245
De posten van De Ned. UanIe, de Javasche Bank en ee Bank
OT
England zijn in duizenden, alle overige posten in millioenen van
de betreffende valuta.

Auteur