Ga direct naar de content

Jrg. 24, editie 1228

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 12 1939

12 JULI 139

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

E

Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR. HANDEL, NIJVERHEID, ËINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET.NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

24E
JAAItGANG

WOENSDAG 12 JULI 1939

No. 1228

COMSItSSIE VAN RJiDACTIE:

P. Lieftinck; N. J. Polak; J. ‘i’inbergen;

H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries.

M. F. J. Gooi – Secretaris van de-Redactie.

Redactie-adres: Pieter dc Hoochweg 122, Rotterdam.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnemeht volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

NijgIt & van Ditmar NV., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s- Gravenhage. Poschèque- en giro-rekening

No. .145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnements prijs Economisch-Sta tis-

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent…..na-

teurs en leden van het Nederlandse/t Economisch Instituit

ontvangen het weekblad en het Maandberic/tt gratis eij

genieten een i-ecluetie op de verdere publicaties.

INHOUD:

.

Blz.

Begrootingstekorten, werkloosheidsbestrijding en in-

flatie door Dr. H. M. H. A. van der Valli ……….
538

i[et tiende Congres der Internationale Kamer van

Koophandel te Kopenhagen, 26 Juni—1 Juli 109 1

door Mr. J. Mitius …………………………
540

De 25ste internationale arbeiclscouferentie door

Mej. Mr. G. J. Stemberg ……………………..
542

Verplichte werkloosheidsverzekering door
Prof. Mr.

C. W. de Vries …………………………….
544

De speciale diensten van cle bijzondere spaarbanken

door Dr. L. R. W. Soutendijk ………………….
545

Politiek-economische tegenstellingen in’ de Vereenigde

Staten door
Dr. Felin Pinner …………………
547

AANTEEKENINGEN:

De ontwikkeling van de Nederlandsche handels-

politiek …………………………………..549

De 28ste publicatie van het Nederlandscli Econo-
misch Instituut ………………………….550

ONTVANGENBOEKEN
…………………………..550:

Statistieken:

Verkorte opgave der Groothandeisprijzen ………………..
5:0
Uejukoersei,- WlsseIkoerserl-anks,aten ………………
551-552

GELD-. KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

Hoewel er. van een vermindering van cie beschik-

bare middelen op onze geidmarkt niet gesproken kan

worden, zijn de geldkoei-sen in de afgeloopen berichts-

week toch. een weinig aangetrokken. Van

/is pOt. is

de noteering tot % pOt. opgeloopen; het slot weder

iets gemakkelijker op % pOt. Het is wel voornamelijk

de binnenlandsche politiek, die aanleiding geeft, dat

men de markt eens aankijkt. Ook het doorloopend ge-

brek aan, materiaal doet de omzetten gering blijven.

De markt is hèel gevoelig; het minste aanbod van

papier doet den prijs oploopen; zoodra er eenig aan-

bod van geld komt, flauwt de koers weer af.

.Er wordt nog steeds rente-arbitrage op New-York

gedaan, terwijl hët vandaar aangeboden papier hier

natuurlijk grif koopers vindt. Bij een drie-maands

Dollar-swap van
7/
agio,’ krijgt men een in den

laatsten tijd niet gekend rendement.

De wisselmarkt was kalm. Het Egalisatiefonds

bleef zoo noodig og 1.88% afgeven; meermalen was
het mogelijk in de markt fractioneel lager te koopen.

Het goudverlies bleef ongeveer op hetzelfde peil als
cie vorige week. Waar ook de contrôle op de andere

financieele hoofd-centra de koersen handhaafde, viel

er hier geen verandering van beteecenis waar te

nemen.

De Belgische. Nationale Bank verlaagde haar dis-

conto tot 2 ‘/& pOt.; de contrôle te Brussel heeft den

Pondenkoers geleidelijk aan tot,
27.55% verhoogd,

waardoor de Belga hier iets terugliep.

Dollarbiljetten waren wat meer gezocht; zij deden ca.

p. opgeld tegen kabel.

In den handel in Duitsche clearing-vorderingen

is de :latste weken eenige stagnatie gekomen; de

weinige koopers waren moeilijk met het overnemen

der posten.’ De prijs is sterk teruggeloopen (ca. 97

pOt. voor de nieuwste nummers), terwijl het meer-

malen in het geheel niet mogelijk was posten onder

te brengen.

538

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Juli
1939

BEGROOTINGSTEKORTEN, WERKLOOS-

HEIDSBESTRIJDING EN INFLATIE.

Oorzaken van de verwarring op economisch en

budgetair gebied.

Het woord inflatie heeft in de afgeloopen weken
wederom opgeld gedaan in verband met de- latente
en intusschen uitgebroken kabinetscrisis. De begroo-
tingstekorten, de uitgaven voor defensie en de werk-
looshei dsbestrij ding vormen op het oogenblik het mid-
delpunt van de discussies over de budgetaire en eco-
nomische politiek. Bij het volgen van deze discussies
ontkomt men niet aan den indruk van een vrij groote
mate van verwarring. De oorzaak van deze verwar-
ring ligt in de u.iteenloopende doeleinden, welke men
•zich stelt en in de opvattingen over den omvang van
de budgetaire tekorten. Dit verschijnsel valt niet te
verwonderen. Tengevolge van de uitzonderlijke om-
standigheden, waarin onze vol’kshuishouding door ex-
terne en interne factoren verkeert, zijn er economisch
en financieel zooveel mogelijkheden en openbaren
zich, indien men dieper tot de kern doordringt, zoo-
veel verschillen zoowel ten aanzien van de beoordee-
ling van den bestaanden toestand als met betrekking
tot doeleinden en offers, dat overeenstemming op
de essentieele punten uiterst moeilijk lijkt.

Beperken wij ons tot de hoofdpunten: defensie,
werkloosheidsbestrijding en de financiering van de
uitgaven voor deze doeleinden.

Hoewel thans vrij’ algemeen wordt erkend, dat een
tekort op de begrooting onvermijdelijk is,. is of was,
althans tot voor kort, dit standpunt nog niet geheel
over’wonuen. Het moet ons van het hart, dat in de
huidige omstandigheden
het woord roekeloos voor dit
standpunt beter past dan voor een doelbewuste lee-
ningspolitiek, welke in normale tijden inderdaad ab-
normaal zou kunnen lijken, maar welke op het oogen-
blik onvermijdelijk is. Want 5f men geeft in dat ge-
val weinig of niets voor de defensie uit, 5f men com-
penseert de groote uitgaven voor defensie door be-
zuinigingen elders. Het laatste achten wij echter, met
het oog op de nog groote werkloosheid in ons land,
welke daardoor waarschijnlijk opnieuw vergroot zou
worden, uit sociaal oogpunt eveneens roekeloos om
van het eerste, verwaarloozing van de defensie, maar
niet te spreken.
De vraag kan daarom feitelijk ‘alleen gaan over den omvang van het tekort en de wijze van beste-
ding. In dit opzicht heerscht er ook geen eenstem-
migheid. Immers, het is mogelijk, dat degenen, die
budgetair hetzelfde standpunt innemen – stel het
aaflvaarden van een min of meer groot tekort –
het over de besteding van deze tekorten volslagen on-
eens zijn. De een zal de groote uitgaven willen ge-
bruiken uitsluitend, voor defensie, de ander voor een
belangrijk deel tevens voor openbare werken, sociale
maatregelen enz. Een ander zal hetzelfde beoogen,
maar tegelijkerti.d op andere gebieden willen bezui-
nigen.
In welke mate er verwarring mogelijk is, moge uit
het volgende schema blijken. Hierbij is uitgegaan
van drie opvattingen over de budgetaire politiek, nl.
de sluitende begrooting, een matig tekort en een groot
tekort (dat echter nog niet tot inflatie behoeft te
leiden, zooals wij nog zullen aantoonen).

Sluitende
Matig
Groot
begrooting
tekort tekort

Defensie …………..
100
200
50
350
450
250
Openbare werken en
.

sociale maatregelen

.150




50


100
Bezuinigingen ……..
..150

-100
– –
…100

Tekort

…………..
..-
100
100100350
350350

Dit schema kan nog op allerlei wijzen worden uit-
gebreid; wij hebben ons tot de meest markante ge-

vallen beperkt.

Defensie moet den voorrang hebben!

Twee punten moeten o.i. duidelijk onderscheiden
worden, ni. de rangorde van de behoefte en de in
monetair opzicht toelaatbare omvang van het begroo-
tingstekort, d.w.z. van de buitengewone en de gewone
begrooting tezamen genomen.

Vast staat in elk geval, dat de uitgaven voor
defensie nog verder zullen moeten toenemen. in
welke mate, late’n wij aan de deskundigen over. De
ontwikkeling van de politieke gebeurtenissen in de
wereld heeft echter bewezen, dat ons land dit vraag-
stuk steeds onderschat heeft.

Het is echter gebleken, dat de werkloosheid in de
eerste helft van dit jaar, mede tengevolge van de
defensiemaatregelen, zeer sterk is gedaald. Daarom is
van een toenemende versterking van de defensie ook
een verdere daling van de werkloosheid te verwach-
ten. In welken omvang is niet vooruit te bepalen.
Dit hangt in de eerste plaats af van den aard van de
uitbreiding van de defensie. Bovendien kunnen daar-
bij nog allerlei toevallige en onverwachte factoren
een rol spelen.

Nieuwe uitgaven voor openbare werken als middel voor bestrijding van de werkloosheid komen eerst op
.de tweede plaats; zij moeten voor de noodzakelijk ge-
achte versterking van onze weermacht wijken. D.w.z.
niet alleen financieel, maar ook in verband met de
positie op de arbeidsmarkt. Wij komen op dit punt
nog nader terug.

De situatie in ons land in de afgeloopen jaren is
in dit opzicht zeer merkwaardig geweest. Sedert het
najaar van 1936 hebben vooral drie oorzaken tot een
daling van de werkloosheid.geleid: het herstel van het
bedrijfsleven door de muntcorrectie; de versterking
van de defensie; het entanieeren van nieuwe en de
versnelling van de in ,uitvoering zijnde openbare
werken.

Het zou zeer gewenscht zijn om, wat dit laatste ge-
bied betreft, over meer gegevens te beschikken. Im-
mers, het is niet eens bekend, . welke bedragen dit
jaar en de volgende jaren in totaal voor openbare
werken in Nederland zullen worden uitgegeven! Een
dergelijke opstelling, geographisch en naar objecten
verdeeld, lijkt ons wel uiterst nuttig. Op dit gebied
kan men toch een schatting maken, of én, zoo ja, in
welken omvang en voor welke soort arbeid de ar-
beidskracht in de naaste toekomst zal worden ver-
licht. *

Een zeer krachtige uitbreiding van de defensie
kan zulke groote bedragen eischen, dat het uitvoeren
van openbare werken geremd moet worden. Het is van
belang om ‘na te gaan, wanneer en waarom dit het
geval kan zijn. Daartoe beginnen wij met het bud-
getaire vraagstuk.

Groote tekorten mogelijk zonder gevaar voor in.-

flatje van den kant van de begrooting.

Er Iieerscht hier te lande in verschillende kiingen
over het begrip inflatie een waanvoorstelling,- waar-
door de discussie over het budgetaire probleem ver-troebeld wordt. Zoo wordt voor begrootingstekorten
een angst gekweekt, welke niet alleen ongemotiveerd
is, maar bovendien schadelijk voor de volkshuishou-
ding in het algemeen en voor de kapitaalmarkt in
het bijzonder. Men verliest daarbij geheel uit het oog,
dat begrootingstekorten zelfs gepaard ‘kunnen gaan
met deflatie. De recente geschiedenis op financieel
gebied in ons land (periode van 1930-1936) levert
daarvan een sprekend voorbeeld.

Het gevaar van inflatie dreigt eerst, indien de jaar-
li.jksche besparingen niet toereikend zijn om naast de
vraag naar kapitaal voor particuliere doeleinden, de leeningsbehoeften van de overheid te dekken. In de
laatste tien jaren heeft zich in ons land herhaaldelijk
het verschijnsel voorgedaan, dat de leeningsbehoeften
van particulieren en de Overheid tezamen geringer

12 Juli 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

539

waren dan de som van de jaarlijksche besparingen.

Daardoor hebben er vaak contractie verschijnselen op
de kapitaalmarkt in ons land plaatsgevonden
1).
Dit
feit heeft door zijn deflatorisch effect weer on-
gunstig gewerkt op den omvang van de besparingen.
Want de besparingen in een land worden weer voor
een groot deel bepaald door den omvang van de na-
tionale productie.

Een belangrijk deel van de uitgaven voor defensie
dient voor kapitaalintensieve doeleinden (b.v. krui-
sers). Bovendien komt daarbij, dat de achterstana op
dit gebied in korten tijd moet worden ingehaald. Dit
leidt dus tot groote kapitaalbehoeften. Daartegenover
staat echter, dat de kapitaalbehoeften van particulie-
ren op het oogenblik gering zijn. Het is evenwel moei-
lijk vast te stellen, bij welk bedrag de grens van de
besparingen overschreden wordt.

Een
schatting
van bepaalde onbekende gegevens
kan echter eenig houvast bieden. Laten wij aanne-
men, dat de waarde van de nationale productie thans
ongeveer
f
5 milliard per jaar bedraagt en dat Ys â
1/10
daarvan bespaard wordt. Dan zullen de besparin-

gen in ons land op het oogenblik 400 ii 500 millioen
gulden per jaar beloopen. Veronderstellen wij ver-
der, dat de nieuwe investeeringen van het bedrijfs-
leven 100 A 150 millioen vereischen, dan is een be-
clrag van ongeveer 300 ‘i 350 millioen beschikbaar
voor de overheid. Bovendien kunnen daarbij de nog
onbelegde bedragen uit vroegere perioden worden ge-
voegd.

Indien het hegrootingstekort van den Staat dus en-
kele honderden millioenen guldens zou bedragen, is er
van inflatie nog geen sprake, zoolang de particuliere
investeeringen niet plotseling zeer sterk stijgen
2).

Tenslotte moet hierbij niet uit het oog worden ver-
loren, dat toenemende werkgelegenheid het nationale
inkomen vergroot en daarmede ook de besparingen
doet toenemen.

Uit deze enkele gegevens blijkt wel, hoe ongemo-
tiveerd het is
om
van den kant van het budget
over
inflatie te spreken, zelfs indien de tekorten nog aan-
zienlijk zouden toenemen. Het spreekt vanzelf, dat
hierbij wordt uitgegaan van de veronderstelling, dat
de betalingsbalans niet verstoord wordt door kapitaal-
vlucht, die de Overheid zou kunnen verhinderen be-
grootingstekorten op de kapitaalmarkt te consolidee-
ren. Deze veronderstelling is inderdaad eenigszins
simplistisch, omdat men op financieel gebied in ons
land spoedig angststemmingen kan kweeken. Daar-
mede moet elke financieele politiek rekening houden.
Vandaar de absolute noodzaak – en nu naderen wij
de kabinetscrisis van den financieelen kant – van
een sterke Regeering.

Gevaren voor inflatie van den kant van de arbeids-
markt.

Tot dusverre is de toestand van de arbeidsmarkt
buiten beschouwing gebleven. Hoe paradoxaal dit ook
moge klinken voor een land met een massale werk-
loosheid, inflatie dreigt bij toenemende begrootings-
tekorten tengevolge van groote uitgaven voor de de-
fensie, niet onmiddellijk van den financieelen kant,
maar van den kant van de arbeidsmarkt.

Het verschijnsel van massale werkloosheid naast
gebrek aan arbeidskrachten
3),
kan leiden tot loonstij-
ging op die gebieden, waar de vraag naar arbeid sterk
toeneemt. De uitgaven voor de defensie versterken

Zie Economish-5tatistisoh Ma.andberiofrt van Januari
1939.
Wij laten de ex1erne factoren thier buiten beschou-
wing. Zoo kan bijv. een langdurig onjuncteuehers’tel in
de Vereeuïgde Staten den omvang van de particuliere in-
vesteeringen in den ruimsten zn des woords aanzienlijk
doen toenemen.
Zie ook ons artikel ,,De daling van de werkloosheid
en haar beteekenis” in E.-S. B. van 28 Juni $1.

dit probleem
4).
In de huidige omstandigheden zou
een loonstijging o.i. zeer ongewenscht zijn, omdat zij
het uitgangspunt zou kunnen vormen van een vi-
cieuzen cirkel van loonstijging, prijsstijging enz. Een
dergelijk proces zou zich hij aanzienlijke begrootings-
tekorten sneller kunnen ontwikkelen dan in het al-
gemeen wordt verondersteld. Het bedrijfsleven kan
op het oogenblik de lasten voortvloeiende uit loonstij-
gingen zeker niet dragen, en afwenteling op de over-
heid, waar dat mogelijk is, lijkt ons niet verantwoord.
Het inzicht moet daarom baanbreken, dat het werk-
loosheidsvraagstuk van aspect is veranderd vergele-
ken met enkele jaren geleden. In tijden van toene-
mende werkloosheid, zooals ons land in de jaren tot
1936 heeft gekend, is een constructieve werkloos-
heidspolitiek uiterst moeilijk. In tijden, waarin dc
werkgelegenheid weer toeneemt, waarin zelfs bij
groote werkloosheid een tekort aan bepaalde arbeids-
krachten ontstaat, dient de werkloosheidsbestrijding
zoo te worden georganiseerd, dat de zekerheid be-
staat, dat een dergelijk tekort slechts van tijdelijken
aard is. Faalt de werklooshei d sbestrij ding hierin, dan
werkt zij asociaal in plaats van sociaal, dan bevor-
dert zij de arbeidsschuwheid, herooft degenen, die
hunkeren naar werk, van een nieuwe bestaansmoge-
i.ijkheid, dan vergroot zij de moeilijkheden op de ar-
beidsmarkt, dan benadeelt zij op deze wijze de na-tionale velvaartsbronnen en brengt zij de nationale
veiligheid in gevaar.

Op het oogenblik kan met meer reden dan ooit aan
den werkloozensteun voorwaarden tot herscholing enz.
gesteld worden, omdat er thans, vergeleken met en-
kele jaren geleden, uitzicht is op werk. De maatrege-
len, welke genomen kunnen worden om een inflatie
van den kant van de arbeidsmarkt te voorkomen, zijn
een maatschappelijk belang van de eerste orde.

Wijziging van de politiek van openbare werken kan

noodzakelijk zijn.

Op dit punt ontmoeten
wij
weer de politiek van
het uitvoeren van openbare werken en de werkver-
schaffing. Krachtige versterking van de defensie
kan de positie van de arbeidsmarkt zoo veranderen
en kan de werkloosheid zoo sterk doen dalen en een
zoodanig gebrek aan een bepaalde soort arbeid veroor-
zaken, dat de uitvoering van openbare werken ver-
minderd of gewijzigd moet worden.

Nu is er tweeërlei soort van openbare werken. In
cle eerste plaats, die werken, welke ook onder normale
omstandigheden zouden worden uitgevoerd en ver-
der, werken, welke speciaal met het oog op de werk-
looshedsbestrijding zijn aangevat of versneld wor-
den uitgevoerd of waarover voorstellen ter tafel
liggen.

Indien de defensie zeer krachtig wordt uitgebreid,
zal dit tot spanningen op de arbeidsmarkt kunnen lei-
deii. Onder die omstandigheden moet men natuur-
lijk niet die openbare werken aanvatten, welke deze
spanningen zouden vermeerderen. Zelfs is het denk-
baar, dat de uitvoering van openbare werken geremd
wordt. Dit hangt geheel af van den omvang van de
defensie en van het effect, dat deze maatregelen op de arbeidsmarkt hebben. In dezen tijd kan men zich
ci jet vastieggen op schema’s van langen duur. De om-
standigheden veranderen dagelijks en daarom moet
ook de werkloosheidspoli tiek soepeler worden en on-
dergeschikt worden gemaakt aan de eischen, welke
het landsbelang stelt. Dat beteekent dus niet het
stopzetten van de werkloosheidsbestrijding, maar het
coördineeren van de verschillende doeleinden in het
belang van het vaderland.

v. d. V.

Ook de verschuivingen, welke in de industrie plaats
vinden en welke tendeeren naar toenemende speciahsatjie
ve igrooten de mogelijkheid van loonstijgingen.

540

ECONOMISCH.STATISTISCHE
BERICHTEN

12 Juli 1939

HET TIENDE CONGRES DER INTERNATIO-

NALE KAMER VAN KOOPHANDEL TE

KOPENHAGEN, 26 JUNI-1 JULI 1939.

I.

Wanneer men de indrukken van het te Kopenhagen
gehouden tiende tweejaarlijksche Congres samenvat,
komt men tot de conclusie, dat het duizendtal verte-
genwoordigers van het bedrijfsleven uit 41 landen, hetwelk bijeengekomen was onder de uiterst moei-
lijke omstandigheden, waarin wereldhandel en wereld-
productie in deze tijden van hevige politieke spannin-
gen verkeeren, zich ernstig en met nadruk erop heeft
bezonnen in een sfeer van welwillendheid inzicht te
verkrijgen in en begrip te toonen voor de moeilijk-
heden, waarmede de onderscheiden landen te worste-
len hebben om zoo mogelijk een constructieve bijdrage
tot oplossing daarvan te kunnen leveren. Zonder zich
uiteraard te begeven op het terrein der politiek heeft
men in tal van redevoeringen, zoomede in door het
Congres aanvaarde resoluties, gewezen op de ernstige
gevaren, welke de wereld bedreigen, indien deze op-

lossing niet mocht worden gevonden en in het licht
gesteld, hoezeer de tegenwoordige oorlogsvoorbereiding
een gezonde wederopleving van de wereldeconomie in
den weg staat. Afgezien van de behandeling van
vraagstukken van technischen aard, moet als de groote
verdienste van dit Congres in algemeenen zin ge-
noemd worden zijn uitdrukkelijk streven, het behoud
van den wereldvrede te dienen, niet alleen door on-
derling contact en meer onderling begrip, maar ook
door practische voorstellen te doen, welke ertoe zou-
den kunnen leiden voor de bestaande geschillen tus-
schen de volkeren een oplossing te vinden.

In de rede, welke de oud-premier van België, Mr.
Paul van Zeeland heeft gehouden
tijdens
het banquet

aan de Congresdeelnemers aangeboden door het Deen-
sche Comité der I.K.K. en welke zoowel naar inhoud,
vorm en voordracht niet nagelaten heeft, grooten in-
druk te maken, heeft deze in het bijzonder aandacht

gevraagd voor een aantal
verschijnselen,
welke als

een belangrijk resultaat van den arbeid van het Con-
gres kunnen worden beschouwd. Allereerst wees hij
er op, dat herhaaldelijk door vooraanstaande perso-
nen behoorende tot de volken, welke een autarkische
politiek voeren, de nadruk is gelegd op de noodzaak
van het behoud van internationale economische be-
trekkingen en hoe door deze van het begrip autarkie
een nieuwe interpretatie is gegeven, ni. een methode,
weliswaar gericht op de reorganisatie van de binnen-
landsche economie van het betrokken land, zulks tot
het bereiken van bijzondere doelstellingen, hetzij van
economischen, hetzij van niet economischen aard,
maar waarvan het doel in internationaal opzicht
geenszins is de betrekkingen met de rest van de we-
reld te verminderen, integendeel deze op een betere
basis te stellen en tot ontwikkeling te brengen. Door
aan de autarkie deze beteekenis te hechten, komen de
betrokken landen nader tot een essentieel doel der
I.K.K., ul. de vergrooting van den internationalen
goederenruil, hetgeen de verwezenlijking van een der
aan het Congres voorgelegde positieve voorstellen- kan
vergemakkelijken, nl. met betrekking tot de oprich-
ting van internationale bedi-ijfsondernemingen.
Verder herinnerde de heer Van Zeeland er aan,
dat men er zich niet toe bepaald heeft den na-
druk te leggn op de noodiottige consequenties van
begane fouten, maar dat men veeleer heeft gesproken
van de bijzonder gunstige vooruitzichten, die zich
voor de geheele wereld kunnen openen, wanneer de
vrede gered en de noodige maatregelen terzake ge-
nomen zouden worden, welke maatregelen door de
I.K.K. tevens bestudeerd en voorbereid zijn. De kern
daarvan is gelegen in de oplossing van het vraagstuk,
hoe de oorlogsindustrieën weder in te stellen op de
voorthrenging van goederen van economisch nut.
Deze door den heer Van Zeeland aangegeven be-
langrijke, op het credit van het Congres. te boeken,

posten, kunnen •nog aangevuld worden met het
feit, dat het Congres ook dit voordeel heeft gehad,
dat het, in de gelegenheid is geweest, de resul-
taten te onderzoeken van de maatregelen getroffen
door de autarkische landen en men bij de bestudee-
ring daarvan tot de slotsom is gekomen, dat deze
niet tot het gewenschte doel hebben kunnen leiden. Immers, zooals Dr. Fentener van Vlissingen in zijn rede ter motiveering van de ,,noodzaak eener inter-
nationalé samenwerking” uiteenzette, kunnen in vrij-
wel alle landen autarkische tendenzen worden opge-
merkt, waarbij men echter twee stroomingen moet on-
derscheiden. De eene stelt zich een zoo ver mogelijke
zelfverzorging ten doel en volgt het systeem der in-
ternationale arbeidsverdeeling, slechts in zoover als
dit onontbeerlijk is. De andere wenscht daarentegen zich de voordeelen der internationale arbeidsverdee-
ling zooveel mogelijk ten nutte te maken, doch slechts,
voorzoover daaruit niet een bedreiging voor zijn eigen
belangen ontstaat. Geen van beide stroomingen heeft
intussehen tot bevredigende resultaten geleid. Eener-
zijds toch zijn er volkshuishoudingen, die geweldige
bedragen voor werkverschaffing, kunstmatige ver-
hooging van koopkracht en voor een ahnormaal oor-
logsvoorbereidingsprogram hebben ter beschikking ge-
steld en die desniettegenstaande nog steeds een on-
voldoende economische activiteit ontwikkelen. An-
derzijds vindt men volkshuishoudingen, welker pro-
ductie-apparaat op zijn grootste toerental loopt en
die niet een teveel, doch een tekort aan arbeiders heb-
ben, welker verzorging met gronclstoff en en de meest
dringende levensbehoeften toch te wenschen overlaat.
Terecht merkte Prof. Condliffe in de laatste

groepszitting, gewijd aan het probleem van den we-
reldhandel, in dit verband op, dat er weliswaar zeer
belangrijke nieuwe gedachten zijn opgekomen om-
trent nieuwe wegen, die kunnen worden ingeslagen om cle nationale en wereldeconomie te verbeteren, doch het te betreuren is, dat er zooveel energie was
en vbrdt besteed aan het gebruik van deze nieuwe
middelen, ook daar, waar oude en beproefder metho-den mt meer kans op succes hadden kunnen zijn toe-
gepast.
* *
t

De opening van het Congres vond op plechtige wijze
plaats, in hét Raadhuis, in tegenwoordigheid van den
Koning, Kroonprins Frederik en Kroonprinses In-
grid, zoomede van de leden der Deensche Regeering
en het Corps diplomatique. De daarbij gehouden re-
devoerigen van den Voorzitter van het Congres Hol-ger Laage-Petersen, President van het Deensche Co-
mité der I.K.K., van den Deenschen Minister-Presi-
dent Th. Stauning, den Burgemeester van Kopen-
hagen Viggo Christensen, den President der
I.K.K. Thomas Watson, haar Eere-president Dr.
F. H. Fentener van Vlissingen en Sir Alan An-
derson bevatten deels woorden van hartelijk wel-
kom en waardeering voor den arbeid der I.K.K.,
doch in hoofdzaak een nadrukkelijk pleidooi voor het
behoud van den vrede, den terugkeer van een vrucht•
hare internationale samenwerking en de bevordering
van het economisch wereldverkeer door verminde-
ring en opheffing der bestaande nationale en inter-
nationale belemmeringen en een vrijer goederenruil.
Reeds ‘ju deze openingszitting vond de President der
I.K.K., Thomas Watson gelegenheid aan het Congres het denkheeld ter bestudeering voor te leggen, dat cle
leidende wereldmogendheden een commissie van eco-
nomische deskundigen zouden benoemen, om tezamen
met vertegenwoordigers van de Regeeringen en het
bedrijfsleven het economisch leven van het betrokken
land aan een diepgaand onderzoek te onderwerpen,
met het doel zijn behoeften te kunnen vaststellen en
na te gaan, wat het van andere landen zou willen
verkrijgen en wat het zelf aan anderen ten algernee-
nen nutte zou kunnen bieden. Dit voorstel, hetwelk
in een algemeene resolutie zijn uitwerking heeft ge-

12 Juli 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

541

vonden, is vervolgens in de slotzitting van het Con-
gres, als eerste en voornaamste
j
aan de orde gesteld
en aanvaard, nadat reeds bij de voorbehandeling ge-
l)lekdn was, dat de inhoud van dit denkbeeld op de
instemming van. de vertegenwoordigers van alle na-
tionale comité’s zou kunnen rekenen.
De resolutie in eindredactie wijst er op, dat de

I.K.K. den wereldvrede door den wereidhandel wil
bevorderen en de wereld voldoende grondstoffen en
gereede producten kan voortbrengen om in de noo-
den en behoeften van de volken van alle landen te voorzien. Het doel der Kamer is stabiliteit en fair-
heid in de internationale economische betrekkingen,
welke aan alle volkeren een gerechtvaardigd aandeel
in grondstoffen, voedingsmiddelen en andere produc-
ten kan verzekeren, terwijl zij van oordeel is, dat po-
litieke stabiliteit en de regeling van essentieele eco-
nomische vraagstukken noodzakelijk met elkaar ver-
bonden zijn. Onder verwijzing naar de noodlottige
gevolgen van den wereldoorlog en de verschrikkin-
gen van een mogelijk toekomstigen oorlog, beveelt de
Kamer in plaats van het brengen van legers over de
grenzen, een toenemende beweging aan van goederen,
diensten en kapitaal. Geloovend in het feit, dat de
deur tot den vrede nog openstaat, geeft .de Kamer in
overweging, dat de Regeeringen van Duitschland,
Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, Japan en de
Vereenigde Staten met de leidende personen van het
bedrijfsleven zullen samenwerken om een grondige
studie te maken van den economischen en financiee-
len toestand van deze landen met betrekking tot hun
nationale behoeften en hun mogelijke bijdrage tot de
ontwikkeling der wereldeconomie en dat, wanneer
deze studie beëindigd is, hun economische deskun-
digen met elkaar in verbinding treden tot het opstel-len van een plan, hetwelk alle landen der wereld ge-
legenheid geeft, een practisch gerechtvaardigd aan-
deel aan de hulpbronnen der wereld te verkrijgen.
Het moet van groote waarde worden geacht, dat
deze resolutie kon worden vastgesteld en aanvaard
met medewerking van de vertegenwoordigers van het
bedrijfsleven der daarin genoemde landen, inzonder-
heid ook van Duitsehland en Italië. Afgewacht dient
thans te worden, of de daarin vervatte practische
voorstellen ook door de Regeeringen der betrokken
landen zullen worden aanvaard. Het spreekt intus-
schen wel vanzelf, dat de resolutie groote aandacht
heeft getrokken, in het bijzonder in Amerika, hetwclk
tot gevolg heeft gehad, dat inderhaast van Amen-
kaansche zijde een radio-uitzending over 140 stations
werd georganiseerd, teneinde leidende figuren van
het Congres de gelegenheid te geven tot het Amen-kaansche velk het woord te richten. Behalve de pre-
sidenten van het Congres en de I.K.K., Holger Laage-
Petersen en Thomas Watson maakten Senator Conti
(Italië), Lord Luke (Groot-Brittannië), Dr. Karl
Lindema]m (Duitschland), René Duchemin (Frank-
rijk), Viscount Kano (Japan) en Eliot Wadsworth
(Ver. Staten van Amerika) daarvan gebruik.
De heer Watson, die van den tekst der resolutie aan
het Amerikaansche volk mededeeling deed, voegde
daaraan toe., daarmede tevens het doel dezer uit-
zending onderstreepend: ,,We want the support of the
mass of individuals in all countries”.
Dr. F. H. Fentener van Vlissingen, die als Eere-
President der I.K.K. na Thomas Watson het woord
voerde, stelde in verband met het verwijt, dikwijls
aan de Intern. Kamer gemaakt, dat, hoewel. deze
menigmaal t.a.v. het probleem der internationale be-
trekkingen de juiste diagnose heeft gesteld en daar-
voor ook de remedie heeft aangegeven, dit alles tot
nu toe toch weinig uitwerking heeft gehad, de vraag,
of ieder voor zich wel steeds heeft gehandeld in overeen-
stemming met de door de Kamer aanvaarde resoluties.
Heeft men, aldus deze spreker, wanneer men streed
tegen alle handelsbelemmeringen, die de éigen ex-
port- en importbelangen schaadden, dit ook gedaan,
wanneer zij de eigen moeilijkheden, tenminste aan

vankelijk, verminderden en heeft men zich met be-
trekking tot de internationale economische betrek-
kingen wel steeds op het standpunt gesteld van leveti.
en. laten leven? Of heeft men ook als leden der I.K.K.
de venzoeking om de lijn van den geringsten weer-
stand te kiezen niet altijd kunnen weerstaan? Ook
deze spreker wees erop, dat de moderne wereldoorlog
en zijn gevolgen de grootst mogelijke catastrophe zou.-
den beteekenen, waarom een hernieuwd beroep zijner-
zijds tot inspanning van alle krachten, teneinde een
vreedzame oplossing der bestaande problemen te vinden,
zijns inziens niet tvergeefs kan zijn. Verandering van
eigeli geesteshouding is daarbij noodig, gericht niet
alleen op het wegnemen van de moeilijkheden in eigen
beroep, doch vooral ook van die in de ondernemingen
van anderen, waarbij aan begrip en waardeering voor
anderer standpunt en herstel van vertrouwen in het
eenmaal gegeven woord en aanvaarde verplichtingen weder een eereplaats dient te worden ingeruimd.
In een tijdens het Congres door den heer Van
Vlissingen voorgestelde en aanvaarde resolutie heeft
deze naast de door hem in zijn bovenvermelde rede
aangegeven richtlijnen, nader nog betoogd, dat do
coucentreering der energie in alle landen op maat-
regelen tot oorlogsvoorbeneiding een normale verrui-
ming van den wereldhandel oh.mogelijk maakt en
mitsdien een beperking van deze maatregelen een der
essentieele voorwaarden beteekent voor de ontwik-
keling van den handel op gezonde basis. Daarom
dient reeds thans een diepgaand onderzoek te ge-
schieden naar de onmiddellijk te nemen economische
maatregelen, ingeval de politieke spanning vermindert,
met het doel concrete voorstellen uit te werken voor
den noodwendigen overgang van het oorlogsecono-
misch systeem van het heden naar een vredesecono-
mie in het bijzonder zal daarbij zijn te onderzoeken,
op welke wijze men in ieder land met behulp van
den modernen technischen vooruitgang in landbouw,
nijverheid, verkeer en bouwnijverheid zal kunnen be-
antwoorden aan de onmeteljke latente vraag naar
een hoogeren levensstandaard.
Mr. R. Mees, Voorzitter van de Nederl. Organisatie
der I.K.K., heeft in een groepszitting gewijd aan het
vraagstuk van de regeling der productie aan de in
deze resolutie opgeworpen gedachte nader aandacht
geschonken. De heer Mees wees er in zijn rede toch op,
hoe noodzakelijk het is om maatregelen te bera.men,
welke weerstand kunnen bieden aan den economischen
schok, die te doorstaan zal zijn, wanneer de wereld

eenmaal terugkomt van de oorlogsvoorbereiding tot
een vredespolitiek, waarop 2ij thans echter nog niet
is afgestemd. Het zal daarom de taak zijn ook van het
bedrijfsleven om deze vredesmentaliteit voor te be-
reiden, zoodat men niet kan volstaan met de simpele
uitspraak, ,,dat” men den vrede wenscht, maar boven-
dien hulp zal moeten bieden in gedefinieerden vorm,
waarbij het betrachten van rechtvaardigheid en het
stellen van vertrouwen in het gegeven woord voor
volkeren en individuen eisch is en in practijk dient
te worden gebracht.

Het Congres heeft aan haar eigenlijke beraadsla-
gingen vier plenaire zittingen en een groot aantal
groepszittingen gewijd, waardoor het mogelijk was in
de slotzitting op Zaterdag 1 Juli 30 resoluties, om-
trent-welker inhoud overeenstemming was bereikt, te
aanvaarden. Deze zittingen vonden plaats in Chris-
tiansborg, waarin de ruime zalen van den Rijksdag,
welke zich hiervoor uitnemend leenden, werden
ter beschikking gesteld. Evenals van alle charmante
ontvangsten, welke den deelnemers bereid werden en
waarvan genoemd worden de ontvangst door Koning
Christiaan X en Koningin ‘Alexandra in tegenwoor-
digheid inede van het Kroonprinselijk Paar in Slot
Frodensborg, de gala-avond in de K.B.Hall aange-
boden door het Deensche Nationale Comité, waarbij
eveneëns de Koninklijke Familie door Haar aanwe-
zigheid van Haar Rooge belangstelling blijk gaf,
zoomede het banquet van hetzelfde Comité en de

542

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Juli 1939

lunch van de Prov. Kamer van Koophandel, was ook
de technische organisatie van het Congres zelf boven
allen lof verheven, zoodat de deelnemers niet alleen
van de hartelijke Deensche gastvrijheid, doch ook van
het organisatievermogen van het Deensche Comité
cle beste indrukken mede naar buis hebben genomen.
In de rede, welke de Deensche Minister van Han-
del, Johaunes Kjaerbgl, uitsprak tijdens het banquet
van het Deensche Nationale Comité, aan hetwelk ook
Mr. Paul van Zeeland het woord voerde, herinner-
de de Minister aan een Deensch spreekwoord:
,,E[vor der er Hjerterum er der ogsaa Husrum”,
wie ruimte heeft in zijn hart, heeft ook ruimte in
zijn huis. Dit spreekwoord zou geschreven kunnen
worden als motto boven de handelingen van dit Xe
Congres der Kamer, hetwelk zich beijverd heeft hart
te toonen voor elkauders moeilijkheden en daardoor
te bevorderen, dat voor elk volk meer ruimte komt in
elkanders huis. Dit streven heeft het Deensche volk
niet beter kunnen onderstrepen, dan door de wijze,
waarop het vertegenwoordigers van het wereidbe-
drijfsieven in eigen huis heeft ontvangen.

Aan hetgeen in de vier plenaire zittingen, gewijd
aan een bespreking van de ,,Veranderingen in de
wereidstructuur”, de ,,Nationale Economie”, de ,,We-
reldeconomie: productie en handel” en ,,Financie- en
valutawezen” is behandeld, welke onderwerpen in de
groepszittingen nader overleg en uitwerking vonden,

zoomede aan de meer technische onderwerpen der
agenda, zal in het tweede deel van dit artikel aan-
dacht worden geschonken.

Reeds thans kan er echter op worden gewezen, dat, zooals te verwachten viel, vooral voor het onderwerp
,,Veranderingen in de wereidstructuur” groote be-
langstelling bestond in verband met de mogelijkheden tot uitbreiding van het wereidverkeer, gezien de thans
heerschende en onderling veelal zoo verschillende in-zichten op economisch, sociaal en politiek gebied der
onderscheiden landen. Daarbij heeft de uitvoerige en
voortreffelijke studie aan dit onderwerp gewijd door.
Professor J. B. Condliffe, Hoogleeraar aan de London
School of Economics, eenig vertegenwoordiger van
Nieuw-Zeeland, bijzonder de aandacht getrokken.
Van de overige véér het Congres verschenen rappor-
ten worden verder vermeld ,,Nieuwe tendenzen en methoden in den Wereidhandel” van Fernand Bau.
dhuin, Prof. aan de Universiteit te Leuven, het.welk
hij het Rapport Condliffe nauw aansluit; een studio
van Marcus Wallenberg Jr., plv. Directeur der Stock-
holms Enskilda Bank over ,,Intornationale valuta-
problemen, een overzicht over de jongste ontwikke-
ling”; het rapport van Paul Naudin, Directeur van
het Comité d’action Economique et Douanière te
Parijs over ,,De economische gevolgen der invoer-contingenteering”, van Noel F. Hall over de ,,Goe-
clerenbeurzen en de Were1dhaiidel”, zoomede een he-
langwekkeude studie van M. P. J. M. Krijnen, code-
deskundige der Kon. Petr. Mij. te ‘s-Gravenhage over
,,Nieuwe methoden in het internationale Berichten-
verkeer”. Tenslotte noemen wij nog ,,De rechtsvrageu
van het Noord-Atlantische Luchtverkeer” van Prof.
Dr. Oppikofer, Directeur van het Instituut voor
Luchtrecht aan de Universiteit te Leipzig, ,,De Rege-
ling van de goederentarieven in het spoorweg- en
wegverkeer” van Dr. Louis Delanney, Leider der
Transport- en Verkeersafdeeling der I.K.K. te Parijs
en ,,Faillissements- en Crediteurenbescherming” van
de hand van Fernand Levêque, advocaat aan het
Cours d’Appel
te
Brussel.
De noodige beperking van den omvang van dit
artikel maakt het onmogelijk, hoe aantrekkelijk dit
ook moge zijn, aan den inhoud van al deze rapporten
nader aandacht te schenken, zoodat slechts een uit-
zondering za worden gemaakt ten aanzien van en-
kele daarvan zulks mede met het oog op de resoluties
terzake van de daarin behandelde onderwerpen tot
stand gekomen.
. Mr. J.
MILIus.
(Slot volgt.)

DE 25ste INTERNATIONALE ARBEIDS-

CONFERENTIE.

Arbeidsduurv erkoriing.

De 25ste Internationale Arbeidsconferentie behoort
weder tot het verleden. Zij werd onder sombere tijds-
omstandigheden gehouden, die niet ualieten op de
Conferentie haar invloed te doen gelden. Een gevoel
van gedruktheid was duidlijk merkbaar. Die tijds-
omstandigheden zijn mede aanleiding geweest, dat
de verkorting van den arbeidsduur in de industrie
en den handel en op de kantoren voorloopig van de
agenda werd afgevoerd. In 1938 had de Internationale
Arbeidsconferentie ter zake punten voor een vragen-
lijst vastgesteld. Uit de daarop door de Regeeringe.n in-
gezonden antwoorden bleek, dat de meeste Regeerin-
gen onder de huidige tijdsomstandiglieden niet geneigd
waren om gezien de bestaande onzekere politieke en
economische omstandigheden tot een internationale
regeling der verkorting van den arbeidsduur toe te
treden.

Zelfs de Regeeringen van landen, die zich als
voorstanders van cle z.g. 40 uren-werkweek hadden
doen kennen, waren genoodzaakt geweest cle bewape-
ning sterk op te voe.ren en om, met handhaving van
het beginsel der 40 uren-week, toch in de practijk
daarvan af te wijken. Het Internationaal Arheids-
hij reau had wel ontwe rp-erdragen ontworpen,
doch had daarbij als zijn meening doen kennen,
dat uitstel van behandeling van de bedoelde ontwer-

pen wellicht de voorkeur zou verdienen, aangezien de
kansen, dat regelingen der arbeidsduurverkorting
aangeûomen zouden worden, z.i. niet groot waren. Het
vorenstaande in aanmerking genomen hebbende,
hadden de llegeeringsafgevaarcligden van Frankrijk,
de Vereenigde Staten van Amerika, België, Dene-
marken en Noorwegen – die zich steeds als voor-
standers van de 40-uren-werkweek hadden doen ken-
nen – een resolutie ingediend om, gezien de buiten-
gewone tijdsomstandigheden, dit jaar het onderzoek
van de arbeidsduurverkorting in de industrie, den

handel en op de kantoren niet voort te zetten, en de
behandeling daarvan’ tot later uit te stellen, zoodra
een verbetering van den .internationalen toestand een
behandeling zou toelaten. Na toelichting dier reso-

lutie o.a. door de Regeeringsafgevaardigden van
Frankrijk en Amerika, werd bedoelde resolutie door
cle Conferentie aangenomen. Slechts cle Regeerings-
afgevaardigden van Nieuw-Zeeland waren tegen het
voorgestelde uitstel. Hierbij zij aangeteekend, dat het
motief, dat in den aanvang, toen de Arbeidsorgani-
satie dit punt ter hand nam, de arbeidsduurverkor-
ting heheerschte, nl. bestrijding der werkloosheid, ge-
heel op den achtergrond is geraakt; het wordt door
cle voorstanders eener verkorting zelden meer ge-
noemd.

De arbeidsduurverkorting is een eisch ,,an
sich” geworden; zij wordt noodzakelijk geacht om de
arbeiders te doen genieten van de voordeelen van den
technischen vooruitgang. (In dit verband valt het op,
dat in het rapport van de in ons land door den Hoogen
Raad van Arbeid ingestelde commissie-van der
Waerden, de arbeidsduurverkorting weer aanbevolen
wordt als middel ter bestrijding der werkloosheid.) Het laat zich dan ook aanzien, dat, zoodra de inter-
nationale verhoudingen het toelaten, de actie voor. de
40 uren-werkweek weder hervat zal worden. Trou-
wens dit bleek ook duidelijk uit de ter zake gehouden
redevoeringen; slechts noodgedwongen werd tot, het
hiervoren genoemde uitstel besloten.

Arbeidsduur in steenkolenm4jnen.

Een zelfde beslissing v’erd genomen ten aanzien
van de arbeidsduurverkorting in de steenkolenmijnen.
Daarmede is het vanaf 1931, in welk jaar door de
Arbeidsconferentie een ontwerp-verdrag werd aange-
nomen, een lijdensgeschiedenis geweest. Dat ontwerp-

12 Juli 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

543

verdrag, dat den verblijftijd in de mijnen ondergronds
op 7% uur per dag vaststelde, werd niet geratifi-
ceerd, althans niet door de voornaamste kolenvoort-
brengende landen. Wel werden pogingen aangewend,
ten einde tot een gelijktijdige bekrachtiging der
kolenvoortbrengende landen te geraken, doch er ble-ken nioeilijkheden te bestaan, gelegen in verschillen-
de in het verdrag getroffen voorzieningen. Ter weg-
neming daarvan hadden besprekingen plaats en werd
in 1935 door de Conferentie het in 1931 aangenomen
ontwerp-verdrag herzien. Intusschen had Duitsch-
land de Internationale Arbeidsorganisatie den rug
toegekeerd.

Diens afwezigheid doet zich vooral belemmerend ge-
voelen bij een internationale regeling van den ar-
beidsduur in de steenkolenmijnen. Voor Nederland en
ook voor België, Engeland en Frankrijk is, uit con-
currentie oogpunt, een bekrachtiging van een inter-
nationale regeling niet wel mogelijk, indien niet ook Duitschiand daartoe toetreedt. Dit klemt te meer, nu
Duitschland
zijn
arbeidsduur in de kolenmijnen ver-
lengd heeft. Een actie om den arbeidsduur in de
steenkolenmijnen internationaal te verkorten zal der-
halve, zoolang Duitschland
afzijdig
blijft, waarschijn-lijk weinig succes hebben. 1-loe dat ook zij, de arbeids-
duurverkorting in de steenkolenmijnen stond op de
agenda ingeschreven.

Het Internationaal Arbeidsbureau had ter voor-
bereiding een ontwerp-verdrag opgesteld, rekening
houdende met de antwoorden der Regeeringen op de
aan haar gezonden vragenlijst. Een commissie door
cle Conferentie ingesteld zou dat ontwerp-verdrag
onderzoeken. Uit de gehouden algemeene beraadsla-
ging bleek, dat een belangrijk deel van de leden der
commissie van oordeel was, dat de huidige om-
standigheden betreffende de internationale politieke
situatie het moeilijk maakten om een internatio-
nale arbeidsduurverkorting in de steenkolenmijnen
te behandelen, zoodat het de voorkeur verdienen zou
daarmede een geschikter oogenblik af te wachten.

Door eenige Regeeringsafgevaardigden werd een ont-
werp-resolutie tot uitstel der behandeling als grond-
slag voor discussie ingediend. Na discussie en wijzi-
ging der resolutie op enkele punten vereenigde de
geheele commissie er zich mede om aan de Confe-
rentie een resolutie voor te leggen, waarin, gezien de
moeilijkheden voor de betrokken Regeeringen om
een internationale verbintenis tot verkorting van
den arbeidsduur in de steenkolenmijnen op zich te
nemen in een tijd, dat de economische activiteit
en de ontwikkeling en de toepassing der sociale wet-
geving door de heerschende internationale politieke
onzekerheid ernstig bedreigd worden, besloten werd
dit jaar het onderzoek naar de arbeidsduurverkorting
in de kolenmijnen niet voort te zetten en later ter hand
te nemen, wanneer een verbetering van den interna-
tionalen toestand zulks toelaat. Ook de Conferentie
vereenigde zich na een korte discussie daarmede.

Rijtijden chauffeurs c.a.

Wat den arbeidsduur betreft, bevatte de agenda nog
één onderwerp en wel de regeling van den arbeids-
duur en van de rusttijden van de heroepsbestuurders
van voertuigen (en hun hulpen), die zich bezig hou-
den met het vervoer op den weg. Ter zake van dit
onderwerp had het Internationaal Arbeidsbureau een ontwerp-verdrag voorbereid, dat in de commissie tot
en langdurige discussie aanleiding gegeven heeft.

De werkgeversvertegenwoordigers achten een afzon-
derlijk verdrag niet noodig, aangezien het bedoelde
transport reeds onder het 8-urenverdrag van Washing-
ton valt, dat een 48 uren-werkweek vastgesteld heeft.

De moeilijkheden, welke de verschillende soorten van
vervoer ondervinden, konden h.i. niet in een verdrag
voorzien worden, doch moesten in de verschillende
landen bij collectieve contracten geregeld worden. Een

eventueel ontwèrp-verdrag moest h.i. alleen uit-
gaan van de veiligheid van het verkeer. De arbeiders-
afgevaardigden en vele Regeeringsafgevaardigden
waren het met die opvatting niet eens. Het is moei-
lijk een scheiding te maken tussehen den socialen kant
van het vraagstuk en dien van de veiligheid, aange-
zien clie gebonden. is aan een beperking van den ar-
beiclsduur en het vaststellen van minimum rusttijden.
Het ontwerp-verdrag door de commissie als resul-
taat van haar arbeid aan de Conferentie voorgelegd, stelt den arbeidsduur
01)
48 uur per week en 8 uur
per dag vast. In een, aantal gevallen kunnen de be-
voegde autoriteiten hoogere grenzen vaststellen. Een
grens daarvoor geeft het ontwerp niet aan. Die hoo-
gere grenzen kunnen o.a. vastgesteld worden voor
personen, die gewoonlijk veel hulpwerkzaamheden ver-

richten of wier arbeid veelvuldig onderbroken wordt
door tijdvakken van wachten. Het verdrag is van toe-
passing op de bestuurders, die beroepsmatig een voer-
tuig voor personen- of goederenvervoer besturen, op
de hulpen en andere personen, die op het voertuig
meerijden en beroepsmatig belast zijn met werkzaam-
heden betreffende liet voertuig, de passagiers of de
lading.
lIet verdrag is ook van toepassing op den eige-
naar-bestuurder. De bevoegdheid de regeling op hem van toepassing te doen zijn werd door de werkgevers
bestreden, welke opvatting geen meerderheid vond.
1-let verdrag geeft evenwel aan de bevoegde auto-
riteiten de bevoegdheid deze groep bestuurders van
de regeling uit te sluiten. Ook is het ontwerp-
verdrag van toepassing op personen, die met par-
ticuliere voertuigen, voor persoonlijken dienst ge-

bruikt, riSden; deze groep kan echter eveneens van
de toepassing uitgesloten worden. De maximum duur
van het ononderbroken besturen is op 5 uur gesteld. De dagelijksehe ononderbroken rust moet tenminste
12 uur duren; de wekeljksche rust tenminste 30
achtereenvolgende uren, waarvan 22 uur op denzelf-

den dag moeten vallen.
De Conferentie nam het vorenbedoelde ontwerp-
verdrag met 88 stemmen voor en 18 tegen aan. De
Nederlandsche Regeeringsvertegenwoordigers onthiel-
den zich van stemming, nadat de heer Aalberse een
korte verklaring had afgelegd. Daarin deelde hij
mede, dat in Nederland binnenkort een arbeidsduur
voor chauffeurs van 55 uur per week ingevoerd zou
worden. Aangezien daarmede uit den aard •der zaak
nog geen ervaring verkregen was, achtten de Regee-
ringsafgevaardigden het beter zich niet positief in
den een of anderen zin omtrent het ontwerp-verdrag

uit te spreken.
Behalve genoemd ontwerp-verdrag, nam de Confe-
rentie nog eenige aanvullende aanbevelingen aan.
Afgewacht zal moeten worden, of het hiervorenge-
noemde ontwerp-verdrag in belangrijke mate bekrach-
tigd en behoorlijk toegepast zal worden. Wat de ver-
dragen betreffende den arbeidsduur aangaat, heeft
de Internationale Arbeidsorganisatie tot nu toe niet
veel geluk gehad, zoodat eenige twijfel hier rijst.
Daar komt bij, dat naar veler oordeel het aangeno-
men ontwerp-verdrag aan de bezwaren, welke het
8 uren verdrag van Washington ten aanzien van
transportondernemingen bevat, niet voldoende tege-

moet komt.

Poenale sanctie.

Van de overige op de agenda geplaatste onderwer-

pen was voor Nederland vooral van belang het onder-
werp: regeling van de arbeidsovereenkomsten van
inlandsche arbeiders. Het is voor de 3de keer, dat de
Conferentie een onderwerp, in het bijzonder lan-

den met koloniën betreffende, behandelde
i),

‘) in 1930 nam de Conferentie een witweip-vei.drag be-
treffende den gedwongen arbeid aan en in 1936 66n be-
treffende de verving.

544

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12
Juli 1939

De Conferentie stelde twee ontwerp-verdragen vast:
een betreffende de regeling van schriftelijke arbeids-
overeenkomsten van inlanclsche arbeiders en een be-treffende de
z.g.
poenale sanctie. Het eerstgenoemde
ontwerp-verdrag bevat algemeene regelen, waaraan
de schriftelijk op te maken arbeidsovereenkomsten
moeten voldoen, het tweede houdt een geleidelijke af-
schaffing der poenale sauctie in. Het bevat een be-
langrijke bepaling ten. aanzien van de inwerkingtre-
ding, welke ten doel heeft te voorkomen, dat het
ontwerp-verdrag van kracht zal worden tengevolge
van de ratificatie door landen, die geeneriei belang
bij de regeling hebben. Bedoelde bepaling is opgeno-
men op voorstel van den heer Frohwein, technisch
adviseur van de Nederlandsche Regeerin.gsafgevaar-
digden.
Ook hier nam de Conferentie enkele aanvullende
aanbevelingen aan. Vermeld zij nog, (lat hij de stem-
mirtg over het ontwerp-verdrag betreffende de schrif-
telijke arbeidsovereenkomsten de werkgeversvertegen-
woordigers zich van stemming onthielden; bij de
stemming over het ontwerp-verdrag betreffende de
geleidelijke afschaffing der poenale sanctie stemden

zij tegen.

Godificaie van arbeicleran’tgraie.

Van belang is nog het door de Conferentie met 110
stemmen voor en geen tegen aangenomen ontwerp-
verdrag betreffende de werving, de plaatsing en de
arbeidsvoorwaarden van migreerende arbeiders. Hier
openbaarde zich geen principieel verschil in de op-
vattingen der verschillende groepen. Alle drie groe-pen hebben samengewerkt om de migratie te codifi-
ceeren. Het ontwerp-verdrag houdt bepalingen in
omtrent propaganda betreffende de emigratie en
immigratie; omtrent de plaatsing van migranten;
over de toelating van migranten, de behandeling van
vreemde arbeiders enz. De vastgestelde regelen zijn,
zooals de rapporteur, de heer Verwey, technisch ad-
viseur der Nederlandsche Regeeringsafgevaardigden
mededeelde, niet bedoeld om invloed uit te oefenen op
den omvang der migratie; geen lid behoeft te vree-
zen, dat door de aanneming van de regeling zijn land
overstroomd zal worden door ougewenschte vreemde-
lingen. De regeling beoogt het leed van de vreemde
arbeiders te verzachten. Aanvullende regelingen wer-
den in een paar aanbevelingen neergelegd.
Tenslotte moet vermeld worden, dat de Conferen-
tie een aanbeveling aannam betreffende het vakon-
derwijs en een betreffende het leerlingstelsel. De Ne-
derlandsche werkgeversafgevaardigde onthield’ zich
van stemming. De Nederlandsche Regeeringsafge-
vaardigden en de arbeidersafgevaardigden stemden

voor.

Het rapport van den Directeur van het Interna-
tionaal Arbeidsbureau en de daarover gehouden dis-
cussies stonden zeer onder invloed van de onzekere
internationale toestanden, die een remmenden invloed
uitoefenen op den socialen vooruitgang, welke toe-
standen tijdens den duur der Conferentie steeds som-berder werden. De president der Conferentie, de heer
Schulthess heeft daarop in zijn sluitingsrede gewezen
en er de aandacht op gevestigd, dat een buitenge-
wone, bijna bovenmenscheljke inspanning noodig zal
zijn de zware wolken, die zich samenpakken, te ver-
drijven. Alleen een nieuwe geest, die den mensch
hoven zijn hartstochten verheft, zal de wereld kunnen

redden.
Laten wij met den heet Schulthess hopen, dat die
nieuwe geest de menschen zal bezielen en dat het
volgend jaar de Arbeidsconferentie onder hoopvoller
omstandigheden zal kunnen sarnenkomen.
Mr. G. J.
-STEMBERG.

VERPLICHTE WERKLOOSHEIDS-

VERZEKERING.

In het rapport van den Hoogen Raad van Arbeid
over het véér-on.twerp van wet betreffende wettelijke
regelen inzake de verplichte verzekering tegen de gel-
delijke gevolgen van werkloosheid, wordt ook melding
gemaakt van het Engelsche stelsel. Slechts een min-
derheid is van oordeel, dat ,,de gedachte van een he-
drjfsgewijze uitvoering reeds weer aan het verande-
ren is”. De minderheid gaat dan door: ,,Modern is de
gemeenschapsgedachte, welke een sterkere centralisatie
met zich medebrengt. De aan het woord zijnde leden bepleiten.. . over te gaan tot een gecentraliseerd stel-sel, zooals het in Engeland bestaat uit één Werkloos-
heidsverzekeringsfonds, onder één beheer met één uit-
voerend Rijksorgaan en bijgestaan door één advisee-
rend Rijksorgaan. Als Rijksorgaan, waaraan in ons
land de uitvoering zou kunnen worden opgedragen,
noemen deze leden bijv. den Rijksdienst der Werkloos-
heidsverzekering en Arbeidsbemiddeling.” Samenwer-
king moet dan gezocht worden met de gewestelijke
arbeidsbeurzen, tenzij deze op den duur zouden kun-
nen worden omgezet in rijksarbeidsbeurzen, waardoor
de geheele dienst naar Engelsch voorbeeld zoude
kunnen worden gecentraliseerd.
Het is op zichzelf niet vermeldenswaard, dat een
minderheid het navolgen, met bepaalde wijzigingen,
van het Engelsche stelsel véérstaat. Merkwaardig is
wèl, dat een meerderheid, vereenigd in kritiek op het véér-on werp van wet, essentieele deden van het En-
gelsche stelsel wenseht over te nemen. Worden die
wenschen hevredigd, dan is een z66 groot stuk van de Engelsche verplichte werkloosheidsverzekering over-genomen, dat de voorstanders van dit stelsel voorloo-
pig wel tevreden kunnen
zijn..
Deze onderdeelen wor-
den hier nu nog vermeld.
Alle leden schijnen wel te gevoelen voor de gedach-
te om zekere rfiinimum-rechten der verzekerden in de
wet op te nemen. Althans vermeldt het rapport: ,,De
meeningeri liepen uiteen over de vraag, op welke
wijze deze minima zouden dienen te worden gewaar-
borgd.” Alen heeft hier nl. verschillende mogelijkheden.
Verschillende mogelijkheden worden in het rapport
dan ook met name vermeld. Het merkwaardige is nu, dat de meerderheid tenslotte kiest voor een waarborg ten behoeve van de verzekerden, die rechtstreeks aan
het Engelsche stelsel beantwoordt. De conclusie luidt:
,,de Raad spreekt zich tenslotte in meerderheid uit
voor een voor alle bedrijven uniform minimum (der
uitkeering, wat den duur en het percentage der- uit-
keering betreft) neer te leggen in de wet. (Pag. 13
van het rapport.) Wordt aan dezen wensch• der meer-
derheid voldaan, dan is een belangrijk onderdeel van het Engelsche stelsel overgenomen. Maar er is meer.
Ook de Staatsbijdrage wordt bij de verplichte- werk-
loosheidsverzekering ,,o.nverrnijdeljk” geacht. Dit is
geen kleinigheid. De minister had de staatsbijdrage
geheel ter zijde gesteld, hoewel zij thans in het sys-
teem der vrijwillige we.rkloosheidsverzekering be-
staat. Zonder deze bijdrage was de vrijwillige verze-
kering stellig mislukt. De bijdragen van Rijk en Ge-
meenten dienen thans zeker tot niets méér dan tot
het instandhouden van een verzekering, waarin ‘de
normaal-geachte werkloosheid door het bedrijf zelf
wordt gedekt, door premie betaling van de arbeiders
plus overheidsbijdrage. De ovei-heidsbijdrage schijnt dus wel een noodzakelijkheid, wanneer de verplichte
verzekering gaat werken op een breeder gebied, waar-
door toch zeker de financieele draagkracht door de
nieuw-aangetrokken hedrijfsdeelen niet wordt ver-
sterkt.
En toch schakelt de minister de overheidsbijdragc
uit. De meerderheid achtte haar ,,onvermijdeijk”, het-
geen door de practijk van de Engelsche regeling mede
wordt bewezen. De Raad spreekt zich ,,in overgroote
meerderheid uit voor een verdeeling van de lasten
tusschen werkgevers, werknemers en Overheid”. Over

12 Juli. 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

545

den vorm der ov,er,heidsbijdrage bestond verchil van
ûeening. Een deel dezer meerderheid wenscht clan,
dat de overheid steeds één derde van de premies be-
taalt. Een ander deel dezer meerderheid gaat nog
ve±der, dus ook nog verder dan wanneer het Engel-
sche stelsel wordt gevolgd. Men viaagt nog méér
staatsbijdragen. Misschien wijst de Regeering alleen
dit méérdere af!
Stel nu eens, dat de Regeerig mocht besluiten tot
liet toestaan van de gevraagde bescheiden overheids-
bijdrage. Zal dan de organisatie der uitvoering over
dc drie schijven nog mogelijk blijken? Of zal dan de
ilegeering tot de conclusie moeteA komen, dat het
Rijksgeld ook van Rijkswege moet worden beheerd?
Wéllicht wordt dan toch nog aan één centrale admi-
nistratie gedacht. Welliht speelt dan de gedachte
een rol, dat éénvoud en zuinigheid bij elkaar behoo-
ren. Het is wel erg nuchter en practisch. De bedrijfs-
gewijze uitvoering is zoo elegant en mooi gedacht.
Jammer dat men daarvoor in België ook niets blijkt
te gevoelen. De geheele vakbeweging in België eischt
niet:
uitvoering door gezamenlijke bedrjfsorganen,
maar uitvoering door de vakvereenigingen. Ons stel-
sel i’ordt wellicht toch nog: eenvoudige uitvoering,
centraal, döor den Staat. De vakereenigingen wor-
den in dit staatsbestuur toegelaten tot de vrijwillige
aanvullende verzekering en dus tot eigen krachtsont-
wikkeling.
C.
W.
DE VRIEs.

DE SPECIALE DIENSTEN VAN DE

BIJZONDERE SPAARBANKEN.

De verhouding tot de Rijkspostspaarbank.

Naast de oorspronkelijke functie, de rentegeveude
bewaring van gelden, hebben de andere door de
spaarbanken bewezen diensten een belangrijke be-
teekenis. gekregen, terwijl hun aantal steeds toe-
neemt. Deze diensten bewegen zich slechts in kleine
mate op het eigenlijke ,,spaar”-terrein. Het uitgeven
van spaarbusjes, de ‘afhaaldienst, het schoolsparen en liet belastingsparen bevorderen direct. het sparen, het
hoofddoel der spaarbanken. Zij vergemakkelijken dit
of geven een prikkel door het stellen van een doel
(een soort ,,Zweck”-sparen, zooals voor belastingen),
terwijl het schoolsparen de spaargedachte bij de jeugd
ingang doet vinden. De meeste dezer diensten sti.ek:
ken zich evenwel uit tot een geheel ander terrein,
hebben niets met het sparen te maken en worden
den spaarders bewezen, om
indirect
het sparen te
bevorderen. Deze verschillende diensten zullen, naar
onze ineening, een steeds grootere beteekenis voor
de spaarbanken krijgen en daardoor het, bestaansrecht
van deze instellingen naast andere inslellingen, zoo-
als met name de Rijkspostspaarbank, verhbogen.
Oorspronkelijk waren de bijzondere spaarbanken de
eenige, welke zich ten dienste van de spaarders. stel-
den met het doel het sparen te bevorderen. In de,
jaren na 1880 heeft de Rijkspostspaarbank zich hier
als zuivere spaarinstelling bijgevoegd. Als wij afzien
van de verdere instellingen, welke spaarpenningen pogen tot zich te trekken en, ons tot deze twee niet
naar winst streven(le categorieën bepalen, dan blij-
ken het juist de genoemde diensten te zijn, welke een
voornaam punt van ‘verschil vormen. –
Evenals de bijzondere spaarbanken kan ook de
Rijkspostspaarbank besparingen rentegevend bewa-
ren en eveneens is deze laatste, wat haar soliditeit
bètreft, boven iederen twijfel verheven. Wel zal liet de
particuliere spaarbanken mogelijk zijn in meerdere
mate door een soepel optreden met de ivenschen van
de spaarders rekening te houden en kunnen deze
in sommige streken, waar de liquiditeitseischen niet
zoo sterk behoeven te zijn, een hoogere rentevergoe-
ç.ng geven dan de Rijkspostspaarbank, welke een uni.-
forme rentevergoeding voor het geheele land geeft.
Het is echter duidelijk, dat deze verschilpunten op

den duur niet voldoende in het yoordeel van de bij-
zondere spaarbanken zuilen pleiten om, bepaalde ui-
zonderingen daargelaten, cle concurrentie met de door
het Rijk gegarandeerde Rijkspostspaarhank vol te
kunnen houden.
Het is dan ook
begrijpelijk,
dat de bijzondere spaar-
banken andere wegen zochten. En juist op het ter-
rein van de hier bedoelde diensten ligt een taak voor
deze instellingen, een taak, welke zij beter dan de
Rijkspostspaarbank zullen kunnen vervülle, want
nien kan niet van de in de postkantoren onderge-
brachte afdeelingen van deze laatste instelling ver-
wachten, dat zij zich op dit uitgebreide terrein gaan
bewegen. Het feit, dat reeds vele van de bijzondere
spaarbanken een lagere rente vergoeden dan de Rijks-
postspaarbank en zich desondanks- ‘geheel kunnen
handhaven, mag ongetwijfeld mede worden gezien als
een gevolg van deze door haar verrichte diensten.

Beteelceujs der neven-diensten.

Teneinde de beteeketis van deze diensten voor liet
sparen te onderzoeken, hebben wij een vergelijking ge-
maakt tusschen den omvang van de saldi-tegoed v.n
een aantal
bijzondere
spaarbanken eenerzijds en die
van de kantoren van de Rijkspostspaarbank in de-
zelfde plaats anderzijds. Deze vergelijking ‘- die aan
liet slot van dit artikel wordt afgedrukt – stelt ons
in staat van de verschillen in plaatselijke’) omstan-
digheden te abstraheeren, verschillen, welke bij een vergelijking van de geheele Rijkspostspaarbank met
het gezamenlijke aantal particuliere spaarbanken sto-
rend zouden kunnen zijn. Toch stelt de vergelijking ons ten aanzien van den
invloed, welken het uitoefenen van, diensten op het
verkrijgen van spaargelden heeft, niet zonder meer
in het gelijk. De gegevens ten opzichte van Appinge-
dam, Franeker, Harlingen, e.a. toonen juist aan, dat
ook zonder diensten een
bijzondere
spaarbank het,
wat het saldo-tegoed betreft, tegen de afdeeling van
de Rijkspostspaarbank in dezelfde plaats kan opne-
men, terwijl de
bijzondere
spaarbanken te Eindhoven
en Haarlem, om slechts een greep te doen, zich on-
danks een veelheid van diensten nog niet met het
saldo-tegoed van de Rijkspostspaarbank kunnen me-
ten. Daarentegen schijnen de verhoudingen in Amers-
foort, Docitinchem, Kampen, e.a. onze meening, dat het geven van extradiensten op den duur de belang-
rijkste actiefpost van de bijzondere spaarbanken zal
zijn, reeds geheel te bevestigen.

Andere invloeden op het spaarsaldo.

De oorzaak van deze gedeeltelijke bevestiging moet
worden gezocht in het feit, dat behalve de diensten,
nog vele andere factoren op den omvang van het
saldo-tegoed van de bijzondere spaarbanken van in-
vloed zijn, factoren, welke niet alle hetzelfde ge-
wicht in de schaal leggen. In den bijgaanden staat
kon, behalve met de genoemde diensten slechts reke-
ning worden gehouden met eenige van deze andere
factoren. Het was uiteraard niet mogelijk, factoren
als de inrichting en de ligging van het gebouw, de
soepelheid van de bestuurders, hun persoonljken
invloed en aanzien, de activiteit, welke zich uit in
meerdere service en de mate, wntarin plaatselijk recla-
me wordt gemaakt, schematisch ‘voor te stellen. Bo-
vendien zijn mogelijke verschillen ten aanzien van de
kantoren van de Rijkspostspaarbank, bijvoorbeeld
wat betreft openstelling, buiten beschouwing gelaten.
Afgezien nu van deze verschillen, welke niet’ in
het schema tot uiting konden worden gebracht, en
alleen afgaande op de gegevens, welke door den Né-
derlandschen Spaarbankbond worden gepubliceerd en
welke in de meerderheid van evallen van meer cli-

i) Wij
nenken hier naast eeosiom.jsche oniatand’igiheden
aan den ‘inwloed, welke het aanwezig zijn van een boeren-
leebank in dezelfde plaats kan ‘hebben, alsmede de anti-
uitelt wnn’ deze en andere -instellingen ten aansien van
het aantrekken van spaargelden. –

546

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Juli 1939

Saldo-tegoedl)
per3lDec.1937
G
1
1
i

E

o

g
,

bi
3

– –


o

:

0

bO.
=-..

0)0
fi

.

0.0
0)

.-


0)

2
24


Oi

•0
=
0

=

Ob

.i

3


bO

C
c
to

4)

•3__

,_..o
0

.o
bi

,=

0)
bi

0)v.0t>.

o

Alkmaar….
4.242
3.904
1847
a
10.21
7
d
24
+
+
+
+
-1-
+
+ Almelo

….
2.480
2.841
1839
c
20.42
1
d
2.7
4-
Amersf.
(Nut)
7.310 3.346
1915
a
G
6.13
12
d
24
±
+
+
+
+
+
+
+
+
+ +
+
Amsterdam
42.784
73.154
1848
a
12.78
7
4
m
2.16
+
+ +
+
+
.
+
+
Apeldoorn ..
2.520 4.986
1858 a 5.37
4
d
2.7
+

1

-1-
±
Appingedam
3.437
357
1851
c
15.31
0
m
3
(Nut) Arnh. (Gein.)
18.900
5.134
1864
a
G
18.45
6
d
2.75
+
+
+ + +
+
784
2.301
1837
b
29.20
1
4
m
2.76
+
Beverwijk

. .
965
..
1.713
1903
c
17.12
1
m
3.6
+
Boiswarci

..
1.288
498
1867
b
12.92
4
4
m
3
+
+
+
+
Breda (Nut)
2.279
9.248
1829
b
9.53
5
d
2.7 +
+
+
+
+
Delft (onds-
spaarb.)

..
5.690 4.137
1821
a
5.12
10
d
2
+
.4-
+
+
+ +
+
±
+
+

Assen

……..

Deventer….
9.753
3.330
1841
a
G
15.66
5
d
24
+
+

f

+
+
Dbetinchem
(Gem.) ….
2.028
825
1909
a
G
8.8
10
d
3
+ + +
+
+ +
+
+ + +
Dordrècht ..
8.008 5.164
1818
a
17.84
3
d
24
+ +
+
1.116
1872
c
21.47
2
in
3
+ +
Ede

……….1.359
Eindhoven ..
2 .942
10.143
1924
a
1.89
8
d
2.7
+
+
+
+
+
+
+
+
Enkhuizen ..
1.539
454
1818
c
22.89
1
4
in
3
+
Enschede….
1.123
8.669
1892
a
5.35
2
cl
24
+
+
771
425
1852
c
14.78
2 111
+
.
+
Franeker (De
Spaarb.) ..
1.000
331
1838
c
23.39
1
m
+

Epe

…………

3.837
2.899
1857
a
13.56
5
4
m
+
+
+ +
+
‘s-Gravenh.
Gouda ………

(Nut)

….
44.546
53.576
1818
a
8.02
8
d
24
+
+ +
+
+
+ +
±
Groningen
. .
38.791
6.932
1820
a
18.21
5
4
m
2.64
+
+

+
+
Haarlem….
11.274
13.749
1817
a
10.1510
d
24
4-
+
+
+ + +
+
+
+
+
Harlingen ..
.1.915
988.
1818
c
15.01
1
m
3
+
i-Ieerenveen
415 1.032
1871
b
31.03
3
1

iii
3
+
+
+
JTeerlen

.

2.316 4.280
1910
a
13.69
1
1
j
ru
2.7 +
Helder (Nut)
3.213 3.193
1843
a
14.67
8
1

d
24
+ + +
+
+
+
+
+
(1876)
.EEengelo ….
1.453
4.067 1917
e
18.89
3
m
2.7
+
+ +
1

Iilversuiii
(DeSpaarb.)
7.317 7.023
1877
a
4.14
7
d
2.4
+
+
+ +
+
+
+
Joure

…….584
425
1839
c
29.4
1
in
2.7
+
Kampen ….
5.
963
702
1820
a
20.4
9
d
.3
+
+
+
+ +
+
+
+
+
Koog-Zaand.
1.516
549
1818
c
14.25
4
d
3
±
+
+
+
Leeuwarden
14.967
5.354
1818
a
12.53
5
4
m
24
+
+
+
+
+
Leiden ……
6.785
1818
a
18.04
5
4
m
3 -f-
+
+
+
+
M aassluis

..
1.225
.

0.882

644
1851
a
14.53
9
cl
2.7
+
-1

+
+
+
.
+
+
+
Maasstricht
(Gem.)
….

.9.645

4.367
1853
a
G 7.5
2
4 m
3
±
-1-
Middelburg
2.474
5.273
1819
a
7.61
3
d
2.7
+
+
-j-
Nijmgen (De
Spaarb.)
..
6.911
10.801
1850
a
12.37
6
cl
2.7
+
+ +
+
4-
+
Roermond
..
432
3.884
1880
c
22
0
m
3
Rotterdam
..
52.798
39.979
1818
a
14.39
9
cl
2.64
+
+
+
+
+
+
+
±
+
Schiedam

..
7.655
2.304 1820
a
21.18
7
4 m
3
+
+
+
+
+
+
+
Sneek (Sp.b.
Ver.)

. .. .
294
2.524
1818
c
16.44
2
d
2.7
+

E
Steenwijk

..
784 1.971
1842
c
19.54
0
4
m
2.75
Utrecht (Nut)
11.701 18.431 1819
a
18.92
2
cl
2.7
-1-
+
Vlaardingen
3.420
1.296
1823
a
12.81
6
d
2.7
+ +
+ + +
-1-
7

+
Vlissingen
..
3.072
2.441
1819
a
16.97
5
d
24
+
+
+
+
+
Wageningen
1.810 1.066
1846
b
21.90
1
4 m
2.7
+
Wildervank
1.786 203 1844
c
11.95
2
4 m
3.12
+ +
Winterswijk
2.686
1.298
1868
b
14.79
4
d
2.7
+
+
++
Zaand. (Nut)
7.827
2.148
1826
a
12.41
6
d
24
+
+
+
+ +
+
Zutphen
.
5.4211
3.074
1866
a
21.17p
6
4 m
2.7
± 1
+ 1
1
+ 1
+ 1
+
+
1
1
Zwolle
…….
2.1211
5.242
18181
b
34.211

Aantal

1

diensten:
4 m 2
.7
6
1
+1
1
.

1
+
1
54 spaarb.
..
1T
Tr
87
6

Ilj

T

1) De gegevens betreffende de bijzondere spaanibaniken zijin ontleend aan de Spaarbankg.ids 1938, en wat betreft
de saldii-tegoecl aahi ht jaarverslag van den Nederlandschen Sparbain.lcbond. Eenige hiervan zijin. eveneens aan de

Spaarbankgids 1.938 ontleend en hebben dan betrekking op een vroegeren datum. De gegevens betreffende de Rijks-

pospaibak werden ons door het bestuur van die instelling welwillend versohaf t. 9 In iedere plaats is.de parti-

culiere spactebank met het grootste saido-rtegoed genemen.
3)
a = 4agelijksoh gedurende moerdère uren open; b =

dsgelijksclh gedurende enkele uren open; c = enkele uren per week geopend.
4)
d = •per dag; m = per halve

maand; fl1 = per maand.
5)
Ln soi mige gevallen werd bij de bijzondere spaarbanken bij de rentevergoeding een

verschil gemankit boven en beneden eu bepaalde grens. In deze gevallen is steeds thet laagste percentage (rneetal

tot 2000 IL 3000, soms tot. 10.000 geldend gekozen.
6)
Dit instituut werd in 1939 opgeheven.
7)
Alle. bStaliiagen.

12 Juli 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

547

rect aanwijsbaren invloed zullen zijn, kan men con-
cludeeren, dat naast het voorkomen van bepaalde
diensten met name de ‘ouderdom van de bijzondere
spaarba.nk en de hoogte van de rentevergoeding
2)
van
invloed zijn op den omvang van het saldo-tegoed. De
genoemde voorbeelden, Appingedam, Franeker en
llarli.ngen, hadden alle drie
3)
omstreeks medio 1937
een rentevergoeding van 3 pOt., dus hooger dan de
Rijkspostspaarbank. De spaarhank te Eindhoven is
zeer jong, wat ongetwijfeld bij de geleidelijke cumula-
tie, welke spaarbanken in den regel te zien geven, een
factor van belang is. De spaarbank te Haarlem ver-
goedt een rente, welke lager is dan die van de Rijks-
postspaarbank.

Van de drie factoren, welke op den omvang van het
tegenwoordige saldo-tegoed een grooten invloed heb-
ben uitgeoefend, zal die van de diensten op den duur
het belangrijkste blijken te zijn. De hoogte van de
rentevergoeding zal, al naarmate deze in verband met
dan algemeenen rentestand moet dalen, minder ge-
wicht in de schaal leggen, zoolang de Rijkspostspaa.r-
bank aan een percentage van 2.64 kan vasthouden. De
veelal lange looptijd van de door de spaarbanken
thans genomen beleggingen zal haar bovendien belet-
ten om bij een stijging van den rentestand haar ren-
tevergoeding hierbij op korten termijn aan te passen.
Ook de actie van de spaarbanken tegen kapitaaldepo-
sito’s
4)
zal den rentefactor aan waarde doen verliezen.
De factor van den ouderdom heeft zijn invloed ge-
had. Deze zal in de cijfers van de saldi-tegoed nog slechts een afnemende beteekenis kunnen hebben,
doch heeft op de toeneming hiervan alleen invloed,
voor zoover de rentevergoeding van het geaccumu-
leerde spaarbecirag wordt bijgeschreven
5).

Naast cle drie genoemde factoren hebben wij nog
aangegeven een onderscheiding betreffende de uren
van openstelling en de wijze, waarop de rente bere-
kend wordt eenerzijds, het percentage van de reserves
en het eventueel voorkomen van een gemeentelijke
garantie anderzijds.

De activiteit der spaarbanken.

De eerste twee factoren geven een inzicht in de
activiteit van de spaarbanken en kunnen op één lijn
gesteld worden met de aan spaarders bewezen dien-
sten. Spaarbanken met weinig diensten blijken wei-
nig uren van openstelling te hebben en meestal de renteberekening per maand te doen plaats vinden.
Bij spaarbanken met meerdere diensten treft men in
den regel veel uren van openstelling en een rentebe-
rekening per dag aan.
De beide in de tweede plaats genoemde factoren
betreffen de soliditeit van de spaargelden en zijn

Hoe de rentevergoeding vroeger is geweest, kan niet
bij dit onderzoek tot uiting worden gebracht, al heeft dit
zeer waarschijnlijk ook invloed gehad. Een tijdelijk hooge
rentevergoeding (in vergelijking met den aligemeenen ren-
teatand) zal gelden hebben aangetrokken, welike, bij ver-
laginjg, niet alle terugbetaald zullen zijn als gevolg van een
zekere ‘traagheid.
Volgens de opgave ‘van de Spaarbankgids
1938.
welke,
voorzooier wij konden nagaan, de rentevergoeding geeft
bij liet einde van het boekjaar, liggende op een datum
tussahen
1
Januari en 1 October
1937,
terwijl wij de saldi-
tegoed vergeleken per
31
December
1937
en dns mogen
aannemen, dait dit rentepercentage van invloed op dein
omvang van het genoemde saldo-tegoed zal zijn geweest.
Zie ons artikel in E.-S.B. van 21 Juni ji.
In tegenstelling tot de gangbare ep’vatting zouden
wij bij het bespreken van den omvang der besparingen
nimmer een onderscheid willen maken tiussohen ingebracih-
te gelden en bijgeschreven reutebedragen. Deze laatste
worden evenzeer bespaard, immers, zij behooren tot het
inkomen van den spaarder en deze s’paart, door dit in-komen niet op te vragen en uit te geven, doch ‘te laten
bij’schrjrren op zijn rekening. Als wij hier niettemin de
bijgesdhreven rente afzonderlijk vermelden, geschiedt dit
om den invloed van een In den loop van een langen tijd
geaccumaleerd saldo-tegoed op den jaarlijksohen aaogroei
van het saldo-tegoed te doen uitkomen.

daardoor rechtstreeks te stellen tegenover de rijksga-
rantie bij de Rijkspostspaarbank. De grootte van cle
reserve neemt daarbij een speciale positie in. Hoe
grooter dit percentage, des te meer zekerheid, doch
veelal kan men in zoo’n geval tevens een gering aan-
tal diensten constateeren. Deze diensten toch brengen
geen belooning met zich mede
8)
en de er aan verbon-den kosten komen derhalve ten laste van de exploi-
tatierekening van de spaarbank en daardoor van de
toeneming van de reserves. Aangezien de zeer groote reserves bij eenige spaarbanken (hijv. Assen, Heeren-
veen en Zwolle) niet tot een saldo-tegoed hebben
kunnen leiden, hetwelk dat van de plaatselijke af-
cleeling van de Rijkspostspaarbank overtrof – in-
tegendeel, juist in deze gevallen cle particuliere
spaarbank verre in de minderheid bleef, ondanks een
gunstigen leeftijd en rentevergoeding – lijkt de con-
clusie gerechtvaardigd, dat aan het voorkomen van
diensten meer gewicht voor het sparen bij de bijzon-
dere spaarbanken moet worden toegekend dan aan
het aanwezig zijn van een groote reserve, temeer, om-
dat de rijksgarantie van de Rijkspostspaarbank wel
de groote reserve, doch nimmer de bewezen diensten
zal kunnen vervangen.

Vanzelfsprekend is de grootte van de door de spaar-
banken gegeven rentevergoeding een factor van be-
teekenis voor de spaarders, te meer, omdat deze over
het algemeen tot de bevolkingsgroepen met de lage
inkomens zullen behooren
7).
Wij meenen evenwel, dat
het voor de particuliere spaarbanken van meer hetee-
kenis is zich op het bewijzen van diensten dan op het
vergoeden van een hooge rente toe te leggen
8).
Als
de Rijkspostspaarbank zich daarnaast belast met het
uitsluitend ,,rentegevend bewaren” van spaargelden,
dan kan een vruchtbare arbeidsverdeeling ontstaan
en zullen beide instellingen, welke reeds nu geen
onderlinge concurrentie, doch uitsluitend bevordering
van het sparen wenschen, ieder een eigen arbeids-
veld voor zich zien.

Dr. L. R.
W. S0UTENDI.IK.
Behoudens op den duur de mogeljkiheid om met een
lagere rentevergoed ng te kunnen volstaan.
Veeg, het genoemde artikel in E.-S.B. van
2.1 Juni
jl.
Dat deze £nkomensfaotor niet inioet worden overschat,
Itioge blijken uit het feit, dat de door
272
particuliere
spaarbanken in
1936
en
1937
toegakende rente ruim
f 14.000.000
per jaar heeFt bedragen, terwijl het bedrag
der zuivere inkomens over ‘het belastiingjaar
1936/1937
voor de inkomansklassen van
f 800—f 5000 op
circa
f 2
inilliard wordt aangenomen.

POLITIEK-ECONOMISCHE TEGENSTEL-

LINGEN IN DE VEREENIGDE STATEN.

Wantro’uwesz in de New Deal.

In de anderhalf jaar, welke Amerika nog van ile
nieuwe presideutsverkiezing scheiden, kan nog vee]
geschieden. In E.-S.B. van 5 dezer hebben wij’ de con-
stellatie van de binnenlandsche politiek geschetst. De
groote zakenlieden en de ,,haute-finauce” hebben
voorloopig het vraagstuk der conjunctuurheheersching
bij de hun thans belangrijker voorkomende defini-
tieve beslissing ten aanzien van de New Deal ten ach-
ter gesteld. Het belangrijkste middel, dat ter be-
schikking van de bedrijfsleiders staat, is zich afzijdig
te houden. Dit is echter zoowel een rem voor een
sterk opdrijven van de conjunctuur als voor een snelle
daling der bedrijvigheid.
Wanneer de President evenwel de kans op een
overwinning bij de verkiezingen, voor zichzelf of voor
een partijgenoot, niet reeds van tevoren prijs wil
geven, kan hij in geen geval een crisis gebruiken. In-
dien het bedrijfsleven zich van een actieve conjuuc-
ruurpolitiek onthoudt, dan moet de conjunctuur zon-
der het bedrijfsleven en desnoods tegen het bedrijf s-
leven in worden geforceerd.
Hierbij valt niet te ontkennen, en ook de Presi-
dent ontkent zulks stellig niet, dat het forceeren van

548

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12
Juli 1939

de bedrijvigheid thans minder eenvoudig – en ook
minder populair – is clan in do eerste jaren van
zijn ambtsperiode en ook toen bleek het niet zoo
eenvoudig. Thans zijn de middelen voor het stimu-
leeren der cm junctuur min of meer in discrediet ge-
raakt en versleten. De tot dusverre bereikte resul-taten zijn veel minder overtuigend dan de stijging
van de staatsschulden. In het bijzonder de agrarische
ondersteuningsexperimenten werden steeds kostbaar-
der, terwijl de doelmatigheid steeds geringer werd.
Het vraagstuk van de overschotten van agrarische
grondstoffen is niet opgelost; de Amerikaansche land-
houwprijzen, die boven de wereldmarktprijzen zijn
gebracht, hebben de Amerikaansche producten steeds
meer van de wereldmarkten verdrongen; scepticisme
ten aanzien van deze experimenten heeft zich van
breede kringen der bevolking meester gemaakt. Het
feit, dat er ondanks de experimenten van de New
Deal nog steeds 10-12 millioen werkloozen zijn en
dat zelfs gedurende de gunstigste periode van de
New Deal van midden 1936 tot midden 1937 het peil
van de werkloosheid niet benedeil de
7
millioen daal-
de, geeft veel te denken.

Evenmin vertrouwen in de Old Deal.

Een zeker tegenwicht tegen het scepticisme t.a.v. de politiek van de New Deal vormt het feit, dat ook
de door het bedrijfsleven aanbevolen methoden niet het absolute vertrouwen genieten. Dit vertrouwen is
tijdens de crisis van 1929/1933 zoo volkomen verloren
gegaan, dat het tot dusverre ondanks alle ,,zonden”
van de New Deal niet weder hersteld kon worden.
De New Deal heeft inderdaad op geen enkel punt een
oplossing gebracht. Doch evenmin verwacht een be-
langrijk deel van de bevolking absolute geneeskracht
van een terugkeer tot de Old Deal, zooals de onder-
nemers deze wenschelijk en noodig oordeelen om het
verstoorde evenwicht te herstellen. Dit evenwicht
was, naar hun meening, reeds verstoord, v66rdat de
experimenten onder de New Deal een aanvang na-
men. Het is kenschetsend, dat bij éôn van de veelzeg-

gende enquêtes, door het ,,Americau Institute for
Public Opinion” gehouden, 54 pOt. van hen, die hun
stem uitbrachten, van meening bleken, dat de New Deal niet voldoende tegemoetkomend voor liet be-
drijfsleven was geweest, terwijl niet minder dan 65
pOt. van oordeel waren, dat het
bedrijfsleven
van
den aanvang af zich te vijandig tegenover de New
Deal heeft gedragen.

Theorie en practijic.

Afgezien van dezen twijfel aan de geneeilcraclit
van zuiver conservatieve methoden, welke het volk
voor een groot deel als reactionnaire methoden be-
schouwt, waren in den laatsten tijd verschijnselen
waar te nemen, welke twijfel deden ontstaan aan de
oprechtheid van deze consequente tegenstanders van
de New Deal. De Amerikaansche Centrale Kamer
van Koophandel te Washington, een bolwerk van de
conservatieve werkgevers, heeft op haar laatste bij-
eenkomst de huitensporige uitgavenpolitiek van de re-
geering van Roosevelt ten sterkste veroordeeld. Zij
wist echter niets te antwoorden, toen werd aange-
toond, dat haar leden, de plaatselijke kamers van
koophandel, zich er ten sterkste tegen verzetten, in-
dien voor haar rayons eenige der staatssteun- en
bouwprojecten van de Work Progress Administration
en van de Public Worlc Adininitration moeten
worden geschrapt. Boven cl jeu vragen zij voortdu-
renci de regeering en het Congres om de goedkeu-
ring van nieuwe projecten. De Senaat heeft pas tegen
den wil van den President de landbouwsteunniaat-
regelen van de regeering met bijna $400 millioen
verhoogd, zonder voor dekking van deze additioneele
uitgaven te zorgen. De groote meerderheid van de
republikeinsche senatoren, dus de afgevaardigden van
die partij, welke principieel voor terugkeei tot zui-
nigheid en aanpassing en een tegenstandster der ex-

perirnenten is, heeft meegewerkt aan deze besluiten. Sedert jaren waart in Amerika het Towrisend-plan
rond, dat een staatsouderclomspensioen van $ 200 per
maand propageert voor alle burgers van 60 jaar en
ouder, al dan niet tot werken in staat of behoeftig.
De middelen hiervoor zouden van een algemeene om-
zetbelasting moeten komen. Dit absurde plan zou
de staatsuitgaven met vele milliarden per jaar doen
stijgen en vertoont in zijn gevolgen eenige gelijke-
nis met de in 1936 tegen den weusch van den Presi-dent uitgekeerde bonus aan de oud-strijders, slechts
met dit verschil, dat, mocht dit plan wet worden,
telken jare een dergelijke bonus zou moeten worden
uitgekeerd. De uitvoering van dit voorstel zou alles
in den schaduw stellen, wat de New Deal tot dus-
verre op dit gebied van inflationisme en niet gefun-
deerde verhooging der uitgaven heeft gepresteerd. Bij de Congresverkiezingen van verleden jaar hebben tal-
rijke republikeinsche candidaten zich niettemin van
dit voorstel als trekpleister bediend en niet zonder resultaat. Toen enkele weken terug het voorstel in
het huis van afgevaardigden in stemming kwam,
werd het wel met een groote meerderheid verwor-
pen, maar önder de minderheid, die ervoor stemde,
bevonden zich veel meer conservatieve en ,,aanpas-
sende” republikeinen dan democraten.

Werkloos kapitaal en wericlooze arbeiders.

De President heeft eenige weken geleden het co-
mité, dat oorspronkelijk slechts een onderzoek naar
het monopolievraagstuk tot taak had, verzocht
te willen nagaan, waarom de natuurlijke stroom van
kapitaal in Amerika is belemmerd en

welk verband
bestaat tusschen werkloos kapitaal, stilstaande ma-
chines en werklooze massa’s arbeiders.
De economisch conservatieve richting is van mee-ning, dat de 10-12 millioen werkloozen, de vele mii-
liarden braakliggende bankdeposito’s, de niet in vol
bedrijf zijnde fabrieken en de ontbrekende lust tot
oprichting van nieuwe fabrieken heel eenvoudig daar-
uit dienen te worden verklaard, dat de gemiddelde
uurloonen sedert 1929 van 58.7 tot 64.6 $ cents wer-
den verhoogd, niettegenstaande de graad der bedrij-
vigheid en de prijzen ver beneden het niveau van
1929 liggen. Onder deze omstandigheden is voor den
ondernemer slechts één soort investeering rendabel,
namelijk de rationaliseeringsinvesteering, welke ar-
beid uitspaart. Dit klinkt zeer plausibel en is stellig
tot op zekere hoogte juist.
Andere deskundigen vestigen er de aandacht
0
1
)
,
dat de stilstand in het investeeringsproces toch niet
uitsluitend aan deze ééne oorzaak moet worden toe-
geschreven. In 1936 immers, toen de bonen het
hoogst en de belastingen het zwaarst waren, heeft de
industrie naar verhouding het meest geïnvesteerd.

Anderen meenen het kwaad nog dichter te benaderen,
wanneer zij met Keynes er op wijzen, dat in cle eerste
plaats het ontbreken van grootscheepsche winstbelo-
vende investeeririgsmogelijkheden voor het particu-
liere kapitaal in deze periode als
de
oorzaak moet
worden aangewezen van de verstarring van de kapi-
talistische Organisatie en van de noodzaak om de
particuliere investeeringen te vervangen door over-
heidsirivesteeringen. Ook hierin schuilt wei eenige
waarheid.

Een voorbeeld, hoe het particuliere bedrijfsleven
zich onthoudt van nieuwe investeering, vindt men op
liet gebied van de eleetriciteitsindustrie. Zoolang het
vraagstuk van de coneurreerende stroomlevering door
den staat tegenover de particuliere bedrijven niet
was opgelost, beloofden de particuliere bedrijven, dat
zij in staat en bereid zouden zijn, onmiddellijk $ 1
niilliard en gedurende de eerstvolgende jaren $ 3 mil-
hard te investeeren, wanneer deze hinderpaal uit den
weg zou zijn geruimd. Thans, nu er kans bestaat op
een verzoening met de public utilities, verklaren de
woordvoerders van deze industrie, dat er onder deze
omstandigheden geen behoefte aan opvoering van de

12 Juli 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

549

capaciteit is en dus geen investeeringen van noode
zijn!

Een nieuwe uitgaventechniek?
Onder deze omstandigheden moet de President om
politieke redenen wederom trachten k)lnstmatig de bedrijvigheid te stimuleeren, daar het bedrijfsleven
kennelijk niet bereid is tezamen met hem te trachten
de zaken weer op gang te krijgen. Hoe dit echter
uit te voeren, zonder weder tot de oude methode van
uitgavenpolitiek terug te keeren en daarbij tot het-
zelfde tweeslachtige resultaat te komen: geringe, tij-
delijke, beïnvloeding van de conjunctuur en blijvende
vermeerdering van overheidsschulden, is niet duide-
lijk. Aanhangers van de conservatieve school zullen
beweren, dat het in het geheel niet kan. Maar de Pre-
sident en zijn adviseurs willen zich blijkbaar door
een dergelijke zuiver negatieve houding geen angst
laten aanjagen. En al hebben zij geen nieuwe idee
voor een oplossing gevonden, dan toch wel een nieu-
e
techniek.
De steen des aanstoots van de uitgavenpolitiek,
zooals deze tot dusverre werd gevoerd, was de snelle
stijging van de staatsschuld, benevens het feit, dat
het grootste deel daarvan in improductieve werken
was geïnvesteerd. De aanhangers van de New Deal
trachten deze steen thans uit den weg te ruimen door

te verklaren, dat de
stijging
van de staatsschuld met

ongeveer 20 milliard niet zoo groot is als zij schijnt
en evenmin zoo improductief, als tot nu toe steeds werd
beweerd. Onder de vroeger bestaande regelingen zou-
den – aldus hun betoog – ook de schulden van de
Amerikaansche staten en gemeenten zijn toegeno-
men, zelfs in sterkere mate dan die van de regee-
ring. Onder de New Deal is dat veranderd, omdat
onder die wetgeving de staat .de voornaamste drager van de openbare investeeringen werd; onder de New
Deal zijn slechts de Federale schulden, niet die van
de staten en gemeenten toegenomen. Voorts zijn de
bedragen, welke de toeneming van de staatsschuld
bewerkten, gebezigd tot dekking van tekorten, welke
ten deele niet eens echte tekorten waren, omdat zij,
zeker voor de helft, bestemd waren voor blijvende investeeringen, die in elk ander land uit de buiten-
gewone begrooting zouden zijn gedekt en gefinan-
cierd. Duurzame werken, zooals onder de New Deal

aangelegd,
zijn
weliswaar niet altijd productief en nog
minder rendabel in dien zin, dat zij door eigen in-
komsten de rente en aflossingen van de leeningen op-


brengen, waarmede zij werden gefinancierd. De re-
geering belooft nu voor de toekomst – en inzonder-
heid voor het beoogde nieuwe uitgavenprogramma –
een zuivere scheiding tusschen leeningen bestemd
voor dekking van tekorten op de loopende dienst-
jaren en die, welke ,,self-liquidating” zijn. Slechts de
eerste. soort zal op de eigenlijke staatsschuld druk-
ken. De laatste soort, die haar eigen rente en aflos-
sing opbrengt (dus self-liquidating is), zal door spe-
ciale semi-officiele organisaties worden opgenomen onder. garantie van den staat. Welke organisaties en
doeleinden uien daarbij op het oog heeft, staat nog
niet vast. Vermoedelijk echter denkt men aan een nieuw programma voor den bouw van goedkoope
kleine woningen, aan het huipverleenen bij den
aankoop van nieuw materiaal door die spoorwegen, wier eigen li(Iuide middelen daartoe niet toereiken,
e.d.m. Bovendien staat op het programma het onder garantie van den staat openen van credieten voor de
kleine en middeigroote industrie, wat reeds van de
zijde van het particuliere bankwezen protest heeft
uitgelokt.
Het geheel kan echter slechts dan een daadwerke-
lijke verbetering van het stelsel van de openbare fi-nanciën teweegbrengen, wanneer de met dergelijke
middelen gevestigde of gesteunde bedrijven niet
slechts voor kapitaalverkrjging, doch ook wat de
rentabiliteit betreft, geheel en al van de staatsfinan-
ciën worden losgemaakt.

Dergelijke leeningen kunnen de staatsgarantie
moeilijk ontberen, daar zij anders veel duurder zou-
den zijn. Maar wil dit systeem goed werken, dan
moet van de staatsgaranties feitelijk geen gebruik
behoeven te worden gemaakt en dan moeten de or-
ganisaties, die kapitaal opnemen, geheel op eigen
heenen staan. Zou dat niet zoo zijn, dan zou het ge-
heele systeem inderdaad niet meer
zijn
dan een mas-
ker, waarachter het oude, terecht bestreden, stelsel
zich verschuilt. Dr.
FELIX PINNER.

AANTEEKENINGEN.

De ontwikkeling van de Nederlandsche handels.
politiek.

De gebeurtenissen op handelspolitiek gebied in Ne-
derland en Nederlandsch-Indië gedurende de laatste vijftien jaren maken het onderwerp uit van de dezer
dagen verschenen publicatie No. 28 van het Neder-
landsch Economisch Instituut
1).

Deze publicatie, – welke samengesteld is bij wijze van: memorandum ten behoeve van de International
Studies Conference, welke dezen zomer in Bergen zal
worden gehouden – is het resultaat van ,,teamwork”, waarbij door een aantal iiiedewerkers onder• leiding
van Prof. Mr. P. Lieftinck de verschillende onderdee-
len van het onderwerp in kwestie werden bôhandeld.
Hoewel daa.rbij uiteraard gestreefd is naar een zoo-veel mogelijk homogenen opzet, was zulks voor be-
paalde gedeelten in verband met den aard van de be-
handelde materie niet steeds door te voeren. Ook de
persoonlijke opvattingen van de schrijvers kunnen,
voor zoover zij in de onderdeelen tot uitdrukking ko-
men, hier en daar tot anders leggen van het accent
hebben geleid.
Niettemin geeft de studie als geheel een vrij vol-
ledig en aaneengesloten overzicht van het behandelde onderwerp. Het moge. eeuigszins vroegtijdig zijn, om
thans van een proces, dat nog in zoo sterke mate
gaande is, een
beschrijving
te geven, het oorspronke-
lijke doel van . deze studie liet t.a.v. de gekozen pe-
riode geen keus, terwijl anderzijds ook een interim-
overzicht zijn nut kan hebben.

* *
*

Het werk opent met een algemeen inleidend over-
zicht van de Nederlandsche en Nederlandsch-Indi-
sche handel en handelspolitiek van de hand van
Prof. Mr. P. Lief tinck,
waarin een schets van de ontwikke-
ling wordt gegeven en een beknopte beschouwing over
min of meer het geheele door de daarop volgende op-stellen bestreken terrein.
De daarin gegeven indeeling ineen viertal perioden wordt in het geheele werk zooveel mogelijk gevolgd.
Zij omvat:
De periode tot den val van het Pond Sterling.
Het daarop volgende tijdperk tot de Economi-
sche en Monetaire Wereldconferentie te Londen.
De periode van de Londensche Conferentie tot
het monetaire Dri e-Mogendheden Accoord.
De periode na dit Accoord tot begin 1939.
Voor Nederlandsch-Indië wordt een eenigszins af.-wijkende tijdsindeelirig gegeven, die zich meer hij dc ontwikkeling aldaar aansluit.
Drs. G. Brouwers
behandelt vervolgens de begin-
selen en de organen van de Nederiandsche handelspo-
litièk. De verschillende handelspolitieke wetten pas-
seeren de revue, waarbij tevens aandacht gewijd wordt
aan den dieperen grond en den onderlingen samen-
hang daarvan.
Het tweede gèdeelte behandelt het geheele adminis-
tratieve apparaat, dat met de uitvoering der handels-
politieke maatregelen belast is, alsmede eenige tech-nische aspecten, welke zich in dit verband voordoen.
In een beschouwing over de handelsverdragspolitiek

‘) ,,Ovei’ztoht vun de ontwikkeling der handelspolitiek
van het Koninkrijk der Nederlanden van 1923 tot 1938.”

550

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Juli 1939

van Nederland, geeft
‘Mr. W.

Veenstra
een opsom-
Groothandeisprijzen van belangrijke voedings- en

ining van de belangrijkste door Nederland gesloten
genotmiddelen en grondstoffen.
handeisverdragen. Aan een indeeling daarvan in de
bovengenoemde perioden wordt een bespreking vast-
(Indexcijfers gebaseerd op

1927

t/in

1929
=
100).
geknoopt van de principes, welke aan deze verdra-
Laatste noteeringen (4/11 Juli 1939).
gen ten grondslag liggen en de geleidelijke wijzigin-
.

A r t 1 k e
1
Vreenide
.

gen, welke daarin hebben plaats gevonden.
De economische oorzaken van de omzwenking in de


89,50
41,6
handelspolitiek van Nederland worden door
Drs. W.

(Jiastra

‘ervolgens nader belicht. Deze oorzaken wor-

86,75 45,2
.

.

.

.
den gesplitst

in

hinneniandsche

en buitenlandsche.
.!

Mais,

Amer.

Mixed

……… ……..


96,50
3,85 45,3
31,6
De eerstgenoemde zijn op haar beurt ingedeeld in
:
de
Tarwe,

termijn

………………..

3,40
27,1
.

.

.
handelspolitiek van het buitenland, den verhoogden

sh.
519
3
1
3,50 2,55 25,9
39,1
draig tot export, cle monetaire politiek en den toe-

Gerst

……………………………

.

Rogge

………………….. . …….

Oter

…….
…………………….
t 0
1
60
1
)
0,77
37,4

stind vin dc hut’tliugsbilins
Als
binnenlandsche ooi

ftLrwe,

Roemeensche

………

Rijst

…….
……..

……………..

ijleren

:
37,8
421
zaken worden behandeld
:
cle prijsdispariteit, de agra-

Mas,

termijn

…………………….

g

::::::::::.:…..
:

:

: :

:

:
g’:
69,7

rische politiek, de

verklooslieid en het streven naar
.

sh.
414
191
645
regeling van het economische leven.
sh.
98/-
43,21
64,9
.
Tenslotte behandelt
Mr. D. J. Hv.lshoff
Pol
uit-

,

Bevr.

Arg.

rundvieesch

…………..

.-

Cacao

. …………………………
Koffie,

Robuata

…………………
sh.
19/7+

8,65
0,125
25,1
25,5
voerig

cle

handelspolitiek

van

Nederlandsch-Indië,

1c0n

……………………………

Ccte

Sup.

Santos

……………

..

.

:
700W el w tt betieft de ma itiegelen 7elf en het

tdmi
Thee

0505
667
nistratieve apparaat, als de economische en politieke
oorzaken, welke tot de genomen maatregelen hebben
.

.:

:

:

:

:

:

:

::::::
Upland
sti

23
,{

geleid. Daaraan worden nog toegevoegd

eenige be-
Katoen,
Sup.
Fine Oomra

……..
pence 4,36
0,160
44,5

schouwingen over de gevolgen van de genomen maat-

.
..

regelen,

tot

het geven

waarvan

de

mogelijkheden
$
2,53
4,77 37,2

groote:r bleken dan zulks ten aanzien van de gevol-

Tap.

Zijde

………………………..
Rubber
h

……………………..

….
out

…………………….£
Greneo
pe nce 825
21.51-

187,40
030
45,2 81,5
gen der gevoerde handelspolitiek in Nederland,

al-
132,50
86,8

thans voorloopig nog, het geval was.

.

Vurenhout

………………………-


17,-
9,20 42,4
30,0
Koehulden

……………………..-
Copra

………………………….
Grondnoten

……………………
£
.1.613
99,73 39,9

De 28ste publicatie van het Nederlandsch Eco-
Lijnzaad

………………………..
.

T
1
97
,

_

Goud

……………………………
sh.
148/6

1

65,45
127,2
nomisch Instituut.

.

.

içoper

………………………….

£43.3/9

380,75

48,4
Een dezer dagen verschijnt de 28ste publicatie van
het Nederlandsch Economisch Instituut, t.w.:
,,Overzicht van de ontwikkeling der handelspolitiek

Lood

…………………………….£ 14.1613

13060

47,0

IJzer,

Cleveland

……………….

sh. 991-

43,65

103,6

van het Koninkrijk der Nederlanden van 1923 tot en

Tin

………………………………£ 229.151-

2025,55

69,7

g’

erij-ijzer
….:.’::::.:::.’::::::::

45
%6

31,10

78,7
Zink
met 1938″, een memorandum, samengesteld door een

..

groep niedewerkers van het Nederlandsch Economisch
: : :

$1,02

‘?’

1

Instituut, onder leiding vanProf. Mr.
P.
Lieftinck.
Deze studie wordt in den handel gebracht voor
f
2.-.

Zilver

………………………….penceI6iji

0,59

45,4

Benzine

…………………………$cts4,69

0,0884

30,6
alkalpeter


“i

..::’.’…:::::::

:
Voor donateurs en leden van het Nederlandsch Eco-
c

Cemen’
.

………..
……………..

12,35

67,9

nomisch Instituut geldt de verminderde prijs van
0
Steenen

binoenmuur

-.

9,50

726
0
Steenen

buitenmuur

12-

643

.

f
1.50.


Donateurs en leden kunnen zoowel bij het Secreta-
1)
HeÏting Crisis Zuivel-Centrale.
(Wegens plaatsgebrek vervangen bovenstaande statistie-
riaat van het N.E
.1.,
Pieter de Hoochweg 122, Rotter-
/,en deze week het gebruikelijk overzicht der groothandels-
dam-West (Giro No. 158477), als bij den boekhandel
prjjzen.)

en de Uitgevers (De Erven F. Bohu, Haarlem) bestel-
len. Anderen
uitsluitend
bij den boekhandel en de uit
Indexcijfers van belangrijke voedings- en genot-
gevers,

middelen en grondstoffen.

ONTVANGEN BOEKEN.

‘2
De Volkshuisvesting te

s-Gravenhage
1914- 1939

US

door Ir.
P.
Bakker Schut. (Alphen a/d. Rijn 1939;
c
E
eo ,,,
.!. 22
n

ee,,
ee,,
.?.0
o
,.,
.

0
N. Samson N.V.)
5a
5E
<5
<
.!

F[et tweede tiental begrootingen naet’den Volksraad
199-1938.
Samengesteld bij de Getierale The-
lan

1939
t”ebr.
434
41:7
407
42:1
5
5
5
551
4
6,4
485 494
46,5
454
45:7
saurie van het Departement van Financiën in
hirt.
42.8
2′
Nederlandsch-Indië, ter gelegenheid van het 20-
Mei’
432
459
56:9
519
45:5

45:9
jarig bestaan van den Volksraad. (Btavia 1938,
Juni
42,7
47,5
58
1
0 53,2
49,1
50,0

Algemeene Landsdrukkerij.)
27 Junu-4
Juli


4
jUi-ii

,,

,,
42,9
42,9
47,4
47,5
57,6
1

56,4
52,9
52,3
49,1
48,7
50,0
49,7

AANVOER VAN GRANEN. (In
tons van
1000
kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal Artikelen
2-8
Juli
Sedert
Qvereenk.
2-8
Juli
Sedert
Overeenk.
1939
1
938

1939
1Jan.
1939
tijdvak
1938
1939
1Jan.
1939
tijdvak
1938

23.315
453.794
559.357

44.489 4.275
498.283
563.632
Tarwe

……………….
Rogge

……………
….
929
114.803
82.054
100
1.700

116.503
82.054
175
9.419 8.468



9.419
8.468
Maïs ………………
6.848
336.561
,
715.613
1.600
55.683
57.226 392.244
772.839
4.130
142.543
199.892

10.294
8.876 152.837
208.768

Boekweit
………………

flaver

…………
1.629
107.740
104.230

1.860 7.812
109.600
112.042
8.065

88.870
91.203
1.400
174.500
130.022
263.370 221.225

Gerst

………………..

Lijnkoek
………….
400
44.682
34.064

150
100 44.832
34.164
Lijnzaad

……………..

1.010
35.486 32.588
633
4.020
7.355
39.506 39.943
Tarwemeel

…………..
Andere méeleoorten
346 12.832
18.350
211

3.131
3.355
15.963
21.705

12 Juli 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

551

STATISTIEKEN.
BAN KJ)LSCUNTO’.

Disc.Wissels. 2

3Dec.’36
Ned
Lissabon

…. 4
11Au.’3′?
Londen ……2
30Juni’37
‘Be1.Binn.Eff.
Bk
1Vrsch.inR.C.2j
24 3Dec.’36
3Dec.’36
Madrid ……5

15Juli’35
Athene ……….
6

4Jan.’37
N.-YorkF.R.B. 1
26Aug.’37
Batavia

……..
3

14Jan.’37
Oslo

……..34

5Jan.’38
Belgrado ……..
5

1 Febr.’35
Parijs

……2
3

Jan.’39
Berlijn ……….
4
22Zept.’32
Praag

……3

1Jan.’36
Boekarest

……
34
5Mei’38
Pretoria

…. 34
15Mei’33
Brussel

……..
24
1
)CJnli’39
Rome ……..44
18Mei’36
Boedapest

……
4
28Aug.’35
Stockholm

.. 24

1Dec.’33
Calcutta

………
3
28Nov.’35
Tokio….

3.46

11 Mrt.’38
Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Warschau…. 44
18Dec.’37
Helsingfors ……
4

3Dec.’34
Zwits.Nat,Bk.
1425Nov.’36
Kopenhagen

….
34
22Feb.’39
1
)1
1
12
%

bankwissels
1. z.
verk. Belgische
prod. in het buitenland.
uPIït’

MjseUçJ..

1939

8

318

2
6Juni(I

19124
Juli

Juli

1Juli

Juni

1938

4
!9
Juli

1937

5j10
Juli

1914

20124
Juli

A,,,sterda,,,
Partic. disc.
11
116
11
2
d1/
16

1
12
/16
1
12
11
4

331
4
_43/
4

Prolong.

814
116-I2
21
4

11
4

1
3_4114
r.onden
Daggeld.
.
1
I-1
1
12.1
1
12_1
I21
‘(i-1
‘/,-1
i/,l
Partic. disc.
1
116I8
1
116/8
U/16_718
3(4.7(4
17/32-1/16
116
110I4
Berlijn
Daggeld…

211
3
7/
4

2
5
14-3I4
2
1
12
3
/4
2
7
/83
1
18
2/8-/8
/s-3
1
1
aandijeld
2
3
1-
5
/
2
3
1-5(
2
3
/-
5
/
2
3
(-
5
/8
2
3
14-3
2
1
12
3
/4
2/-
7
j
Part, disc.
2
3
1
4
2
3
14
2
314
23/4
31/
2
7
1
2
1
18
Warenw. ..
4-
1
/i
4-
1
1t
4.
1
12
4.i12
4119
4.1/
4

4.1/
4

Jew
York
Daggeld
1)
1 1
t
1
1 1
/16
Partic.dlsc.
1
12
1
12
1/9
1
12
1
12
1
12 1
1)
Koers van 7Juli en daaraan voorafgaande weken t In. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen

Berlijn
Parijs
Brussel
Batavla York )
5)
)
5)
)
1)

4 Juli

1939
1.88%
8.81%

75.574
4,99
32.03
100%
5

1939
1’88Ks
8.81%

75.60
4.99%
32.03
1003(
6

1939
1.88K
8

8.81%

75.60
4.99% 32.024
1003.
7

1939
1’88Ka

8.82%

75.60 4.99% 32.024
100%
8

1939
1.88%
8.81%

75.60
4.99%
32.02
100%
10

1939
1.88%
8.81%

75.574
4.99%
32.01 100%
Laagste d.w’)
1.88%.
8.81%

75.50
4.98%
31.974
100
Hoogste d.wl)
1.88%
8.82%

75.624
4 99%
3205
100
Muntpariteit
1.469
12.1071

59.263
9.747
24.906
100

Data
Zwit-
serland
Praat
Boeka-
Mllaan Madrid
q
rest
1)
*5) *5)

4 Juli

1939
42.48




5

1939
42.48




6

,,

1939
42.48


– –
7

1939
42.47


– –
8

1939
42.47




10

1939
42.46




Laagste d.w
1
)
42.42%




Hoogste d.wl)
42.50

1.40
9.95

Muntpariteit
48.003
7.371
1.488

13.094
48.52

a
Stock- Kopen-
o lo
Iie!-
Buenos-
Mon-
holm) hagen*)
for!’)
Aires’)
treal’)

4 Juli

1939
45.424 39.374
44.324
3.89
43%
1.87%
5

1939
45.424 39.374
44.324
3.89 43%
1.87%
6

,,

1939
45.424 39.374
44.324
3.89
43%
1.87%
7

1939
45.45

39.40 44.35
3.89
43%
1.87%
8

,,

1939
45.45

39.374
44.324
3.894
43%
1.87%
10

1939
45.424 39.374
44.30
3.89
43%
1.87%
Laagste d.w’)
45.35

39.30
44.25
3.86
43
1.87%
Hoogsted.w’)
45.474 39.424
44.374
3.91 44
1.88%
Muntpariteit
66.671 66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
•) Noteering te Amsterdani.
*5)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t late of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Da a
Londen
($
per

)
Part/s
($
p. IOOfr.)
Berlijn
($
p. 100 Mk.)
I Amsterdam
1
($
p. 100 gid.)

4Juli

1939




5

,,

1939
4,68%
2,6419.
40,12% 53,08%
6

1939
4,68%
2,64%
40,12%
53,08%
7

,,

1939
4,68%
4

2,64%
40,12%
53,08%
8

,,

1939




10

,,

1939
4,68%
2,64%
40,12)4
53,10%

11
Juli

1938
4,92%
2,76 40,20 55,02
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
40%

KOERSEN IE LOND1N.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
24Juni

1939
1Juli

1939

i
LangstelHoogstel
3Ju1i18
ju1i 19391
8Juli
1939

Alexandrië..
Piast.
p.
z
e
97% 97%
97%
97%
9734
Athene

….
Dr.
p. £
547%
547)4
540 555
547%
Bangkok
….
Sh.p.tical
1/10
l/10 T31
l/10
Tall
1/10
T83
l/lOT1
Budapest

..
Pen. p. £
24 24
23%
24y
4

24
BuenosAires’
p. peso p.X 20.213
20.174
20.15 20.23 20.194
Calcutta
….
Sh.
p.
rup.
1/51%
1/5
29
/
32

1/5
27
/
32

1,5%
1
/
529
/3
Hongkong
..
Sh.
p. $
1/2%
1/213
16

1/2%
1
/
2%
1/2%
Istanbul

..
Piast.
p. £
583
583 583 583 583
Sh.
p.
yen
1/2 1/2
1/l19.
1/2%
1/2
obe

…….
Lissabon….
Escu.p.
110%
110%
110
110%
110%
Montevideo .
d.perg
18
18
17%
18%
18
Montreal

..
$
per
£
4.69% 4.69% 4.69 4.69%
4 69%
Riod.Janeiro
d.perMil.
2%
2% 2% 2% 2%
Shanghai

..
d.
p. $
6%
6%
6X
7%
6%
Singapore
..
Sh. p. $
2;4
2/3%
2/3%
21434
2/4%
Valparaisos).
$per Y,
117
117
117
117
117
Warschau
..
Zl. p. £
24%
24%
24%
25%
24%
1)
Offic. not. 15laten,gem. not., welke imp. hebben te betalen 15Nov.1938
17.13.
2)
90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937 laatste

export”noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
Londen’)
N.York’)
A’dam
3)

Londen
4
4 Juli

1939..

17%

4
Juli
1939.. 2120
148/64
5

,,

1939..

18

5
1939.. 2125
149
1
64
6

,,

1939..

17%
6

36%

6
1939.. 2125
148/6
7

1939..

17%
36%

7
1939.. 2125
148/6
8

1939..

1634

8
1939.. 2125
148/6
10

,,

1939..

16)4
4

3634

10

,,
1939.. 2125
148/6

11 Juli

1938..

1915
10

42%

11 Juli
1938.. 2050
141/2

27 Juli

1914.. 24%
59

27 Juli
1914.. 1648
84/101
1)
in pence p. os. stand.
2
)
Foreign silver in $c. p. oz. fine.

3)
In
guldens
per Kg. 1000/1000.
4)
in sh. p. oz. line.

STAND VAN ‘. RIJKS KAS.
010 erin ge n.
Saiao van
‘5
Rijks Schatkist
bij
De Ne-
f
39.538.103,20
f
38.775.139,55
Saldo b.
d.
Bank voor Ned. Gemeenten

2.463.256,01
1.604.859,62
Voorsch.

op

ultimo

Mei

1939
a/d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. In
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
dle belas-

derlandsche Bank
………………

tingen en
op
de vermogensbelastlng


Voorschotten aan Ned.-lndlf
………
39.754.066,78
,,

45.155.01I,19
Idem aan Suriname ………………
,,

10.570.825,11
Kasvord.weg.credletverst.a/h.bultenl.
97.264.830,54
,,
97.697.230,52
Daggeldleenlngen tegen onderpand..
Saldo der
..10.511.526,51

..


postrek.v.Rijkscomptabelen
Vord.
op
het Alg. Burg. Pensioenf.’)…
,.

30.261.156,42

39.143.582,46

Vord.
op
andere Staatsbedrijven’)….
,,

15.906.973,18
.14.774.594,17
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank lngev.
art.
16
van haar octrooI verstrekt


Schatklstblljetten In omloop ………
fl71.415.000,-
fl55.402.000.-
64000.000,-
Zilverbons In omloop …………….
1.070.938,-
,,

1.070.737,50
Schuld

op

ultimo

Mei

1939

a(d.

.
Schatklstpromessen in omloop ……..46.000.000,-

gem. weg. a. h. uIt te keeren hoofds. d.

pers. bel., aand.
1.
d. hoofds. d. grondb.

.

e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op
dle
bel, en
op
de vermogensbelastlng
8.474.998,62

8.474.998,62

Schuld aan het Alg. Burg. Pensloent.
1)
,,

1.817.190,09
,

3.924.639,41
1.917.835,33
,

6.254.721,67
Schuld aan Curaçao’)
……………..

Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T. 1)
,,

81.724.267,17
,,
198.950.388,77
,,

13.500.000,
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…….13.000.000,-
Id. aan diverse 1nstellinen
1) ………
.
…055.351,08

334.342.551,33
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH’INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1

1

luli

1939

1

8
luli

1939
vorueringen:’)
f

201.000,-

Saldo Javasche Bank
……………..
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
,,

963.000,-
f

296.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s
Rijks
kas e.a. Rtjkslnstell.
,,

39.796.000,-
,
45.159.000,-
Schatkistprome8sen in omloop …….
40.000.000,-
,,

33.000.000,-


Schuld a.d.lndische Pensioenfondsen
,,

20.000.000,-
,,

20.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
1;496.000,-

..

1.475.000,-

Schatklstblljetten in omloop
…………..

Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
,,

937.000,

946.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen.
..
845.00O,

995.000,-
Voorschot van de Javasche Bank


,,

3.103.000,-
1)
Betaalmiddelen In
‘s
Lands Kas
f
39.770.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
CIa/
Andere

I
.
opelschb.
schulden
Dtscont.
D
n.
/,;
g
r
e
e
n
k
l
e
)

10 Juni

1939,.
796
1,215
653
527
1.307
3

,,

1939.,
790
1.235
730 517
1.321
17 Mei

1939.,
819
1.232
637
516 1.283
10

1939,,
820
1.121
661
516
1.299
13

1939.,
811
1.130
730 526
1.317

1 Juli

1914,.
645
1.100
560
735
396
) SIuitp. der activa.

552

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12
Juli 1939

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 10 Juli 1939.

Activa.
Binneni. Wis- (Hfdbk.
f

8.656.367,81
sels, Prom.,

Bijbnk.
,,

551.162,70
enz.in
disc.Ag.sch.
,,

865.827,48

f

10.073.357,99
Papier o. h. Buiteni.

f

2.250.000,-
Af: Veikocht maar voor
de bk.nog niet af gel.
,,


2.250.000,-
BeleeniugenHfdbk.
f
191.104.934 631)
f

ncl. vrsch.
Bijbnk.
,,

4.600.834,51
i
n
rek.-crt.1
Ag.sch.
,,

26.974.627,26
op

onclerp.l.
f
222.680.396,40

Op Effecten enz.
..

f
221.799.868,011)
Op Goederen en Ceel.
,,

880.528,39
222.680.396,401)
Voorschott. a. h. Rijk …………….

,,

Munt, Goud ……
f

106.607.555
3
-.-
Muntmat., Goud
..
,,1.022.890.444,93

fl.
l29.47.999,93

Munt, Zilver, enz.

21.555.287,80
Muntmat. Zilver..


1.151.053.287
3
73
Beleggiogvan kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………
,,
43.764.377,16
Gebouwen en Meub. der Bank… …..
,,
4.580.000,-
Diverse

rekeningen ………………
,,
12.212.552,92
Staat d. Nederi. (Wetv. 2715/’32, S.No. 221)
,,
.

7.629.955,16

f
1.454.243.927,36
Passiva.
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,
4.277.243,54
Bijzondere

reserve

……………….
,,
7.756.940,37
Pensioenfonds

………………….

,,
11.945.901
3
84
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
1.025.032.270,-
Bankassignatiën in omloop

……….
,,
13.701,14
Rek.-Cour.
f
[Let Rijk
f

38.320.980,15
saldo’s:

Anderen

,,
343.612.495,32

,,
381.933.475,47
Diverse

rekeningen ………………
,,
3.284.395,-

f
1.454.243.927,36

Beschikbaar metaalsaldo …………
f
588.165.079,04
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de bank gerechtigd is
,,
1.470.412.690,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ………………..
,,


1)
Vjaarvan aan Nederlandach-Indit
(Wet van
15
Maart 1933, StaâtSblad No. 99) ……..
f
60612.475,-

Voornaamste posten to duizenden guldens.

1
Goud
1 1
Andere
1
Beschlkb.
1
Dek-
Data

1
lCirculatiel
opelschb.I
Metaal- Iklngs
1
Munt
1
Munt mat.
1
1
schuldenl
saldo

_
1
perc.

10 Juli

‘391106608
1
1.022.890
1025.0321381.946
1

588.165
82
3

,,

‘39110663811.048.942 1045.3461386.376
1

603.844
82

1
5Juli
‘141
65.7031
96
.
410

_
310.4371
8
.
198

43.521
54

Totaal

1
Schatkist-
1
bedrag
1
promessen
Belee-

Papier Data
_

I
het
b
°
u’
°
ltenl.
reke-
1 discontoslrechtstreeks
ningen

ningen
1
)

10 Juli

19391
10.073
1


222.680
2.250
12213
3

,,

1939J
8.232
1


1
222.501
2.250
12.775

15 Juli

19141
67.947

1

61.686
20.188
509
ijonaer
ae
activa.

JAVASCHE BANK.

Andere
Beschikb
Data
Goud
Zilver
Circulatle
opelschb.
met aal-
schulden
saldo

8 Juli
‘392)
136110
206.250
63.870
28.062
1

,,

’39
11
)
136.620 197.700
72.000
28.740

10Juni1939
116.886
17.879
201.114
71.198
25.840
3

,,

1939
116.886
1
18.836
197.836
74.582
26.754

25Juli 1914
22.057 31.907
110.172
12.634
4.842

Data
Wissels,
bulten
Dis-
1
1

Belee-
Diverse
reke-
Dek-
kings-
N.-lnd.
conto’s ningen nlngen
1)

percen-
betaalb.

1
tage

8Juli
‘392)
12.640 76:120
57.390
50
1

,,

‘392)
15.190
71.820 57.890
51

10Juni1939
13.591
1776

1
46.774 61.638
49
3

,,

1939
.13.811
14.415

1
49.075 57.506
50

25 Juli 1914
1

6.395 7.259

1
75.541 2.228
44
1)
Slultpost activa.

i
)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

tienerveposirs
1

I

Dek-

Data

1
Gov.
1
Public
I

Other
1
Reserve kings-
1
Sec.
J
Depos. Bankers
Accountsl
perc.’)
5Juli ’39 118.706
1
19.301
1
96.477
1
37.561
1
21.3641 13,9
28 Juni’39
113
.
856
1
15.385 101.442 36.955
1
28.155! 18,3

22 Juli ’14 11.005
1
14.736 42.185
1
29
.
29
71 52
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposlts.

BANK VAN FRANKRIJK.

I Te goed
1
Wis-
J
Waarv.l
Belee-enteloös

Data

Goud Zilver in het
op het
1

I
P
voorschot
buttenl. sels
1
bultenl.Iningen
a._
d.Staat

29Juni’39192.266
1
685
1

14 1

708 3.844
1
30.57?
22

,
‘38192.266

6981.

1410.413

742 3.716 30.577

23
Juli
‘141
4.104
16401

1.5418_769 _

Bons v. d.I

1
Rekg.Courant

Diver-

I

Data

zelfst.

sen

Clrculatle

1
Zelfst.
1
Parti-
amort. k.

Staat amort.k.I culleren

22
,,
’39

5.470

2.815 119.887

3.704 2.119 18.191

93 Juli’14

5.912

401 –

943
1)
Sluitpost activa.

DUITSCHE RIJKSBANK.
Data
Goud
en
Renteban
k-

Andere
wissels
1
1
Belee-
deviezen
sch eine
en schat-
ningen
kistpapier

7 Juli

1939..
76,6
22,8
1

7.778,8
57,3
iO Juni 1939.
.
76,7
14,6
1

8.159,0
47,8

30 Juli

1914..
1.356,9

750,9
50,2

Data

1
Effec-
1
Diverse
Circa-

I
Rekg.-
1

Diverse ten
1
Activa’)
latle
Crt.
Passiva

7 Juli

1939
1
925,0
1.389,9
1

8.531,2
1

986,7
1

406,7
30 Juni 1939
1
929,5
1.514,1
1

8.731,1 1.281,4
1

400,4

30 Juli

1914
330,8
200,4
1.890,9
40,0

NATIONALE BANK VAN BELGIË
(in Belga’,L


Goud

c
Rekg.Crt.

Data
1939
,
“.

nn

,”

cl.2.
_
1

1
ZE
.1
1
rz
13

17

.
15791
50
734
1 305
1

67
243
1

4.5371
8)
187
19j6

.13.1871
54

1

739
1
3161
48
144
1
1
144
2421
4.4421
371
161

FEDERAL RESERVE BANKS.

Goudvoorraad
Wissels

Data
Ofher
cash”
2)
Totaal
1

Goud-
i

cert 1fl-
In her-

1
disc. v. d.
1

In de
open
bedrag
caten’)
member
1
markt
banks
gekocht

18Juni’39
13.514,0
13.505,7

367,4
5,4 0,6
11

,,

’39
13.474,4
13.465,7
367,0
4,8
0,6

Note

In.

.

Totaal

Gestort
1

Dek-
1
GoudAluem.
1

dek-
Data
Belegd

F. R.

Gov.Sec.

in clrcu-
I

Kapitaall
kings-
1

kings- latie
1
.oerc.3)

1
perc.4)
___________
l8Juni’391
2.550,6
1
4.449,3 111.755,11
135,0
1

85,7
1


11

‘3I
2.564,0
14.429,3111.754,31
135,0 85,5

)
tieze certincaten weruen noor ae bcnatkist aan ae l(eserve Uanken
gegeven voor de overname van het goud, toen d.e $ op 31Jan.
1
34 van
100
59.06 cents werd gedevalueerd.
op
1)
Other Cash” does not Include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
3)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schul-den:
F.
R. Notes en netto deposito.
4)
Verhoudin tot

voorraad
muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover id
g
em.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Aantal
Dis-
conto’s
1
1

Beleg-
de
Totaal
1
Waarvan
Data
leeninz.en
1

gingen

J
~O
erve
R.
depo-
I

sito’s
1

time
1
deposits
beleen.
1
banks

11 Juni’391

1

8.072
113.851

1
8.475

1
30.349
1

5.238
14

,,

‘3l

1

8.097
113.781
8.470

1
30.347

J

5.225
De posten van De Ned. Bank, de Javasche Bank en de Bank ei
England zijn
in
duizenden, alle overige posten
In
millioenen van
de betreffende valuta.

BANK VAN ENGELAND.

Bankbilf.
1
Bankbilf.
[
OtherSecuritles
Data
Metaal
In
un
Bankingl
Disc.and ISecuritles
circulatle
1
Departm.

1
Advances
1
5 Juli

1939
1
227 085
1
505.722

1

20.693
1

8.789

1 22.465
28 Juni 1939
1
227.135
1 498.980
1

27.434
1

6.837

1

22.878

22 Juli

1914
1

40.164
1

29.317
33.633

Auteur