13 JULI 1938
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economisch~Stati*stsche
Beri*chten.
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN
HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
23E
JAARGANG
WOENSDAG 13 JULI 1938
No. 1175
COMMISSIE VAN REDACTIE:
GELD-. KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
P.
Lief tinck; N. J. Polak; J. Tinber gen; F. de Vries en
In de verslagweek bleven wederom de omzetten
H. M. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).
binnen Vrij enge grenzen. Het koersverloop had iets
M. F. J. Cool – Adjunct-secretaris.
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam-West,
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatw’.g.
Telefoon Nr. 35000. Postr’ekening 8408.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh
d
van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en iro-rekeniug
No. 145192.
Abonnements prijs voor het weekblad francô
p.
p. in
Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Statis-
tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar: Buitcnland en Koloniën resp. f 18,—.
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona
teurs en leden van het Nederlandsh Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD:
BIz.
PROBLEMEN VAN DEN WONINGVOORRAAD
door
Ch. Gtasz 522
Economische voorlichting ten behoeve van het publiek
door
W. Glastra …………………………..524
Groninger-dag
1938
door
Dr. H.
M.
H. A. vn der Valk 524
De vier
cii
twintigste Internationale Arbeidsconferentie
door
Mej. Mr. G. J. Stemberg ………………..526
De factor arbeid in den oorlog door
Dr. W. K. II.
Feuilletau de Bruyn…………………………528
BULTENLANDSOHE MEDEWERKING:
De exportcredietverzekering in België door
Prof.
Dr. G. Eyskens …………………………530
AANTEEKENINGEN:
De teruggang in den wereidhandel …………..
533
Een nieuwe phase in de werkloosheidsbestrijding in
Zwitserland…………………………….
534
De ongunstige kapokpositie in Nederlandsch-Indië..
535
ONTVANGENBOEKEN
…………………………..
537
Statistieken:
Geldkoersen-Wlsselkoersen-Bankstaten ……………..
537, 540
O
roothandeisprijzen ………………………………..
538-539
meer kleur dan de voorgaande week. Opvallend was
de vaste stemming voor den Dollar niet alleen te
onzent, maar overal elders. Dit verschijnsel zal on-
getwijfeld ten deele zijn toe te schrijven aan do vraag
naar Dollars, voortvloeiend uit de operaties ter New-
Yorksche heurze, waar ook het buitenland zich niet
onbetuigd heeft gelaten. Anderzijds was van invloed
een hernieuwd gerucht inzake een iToge1ijke mone-
taire overeenkomst tusscheu Engeland en de Ver-
eenigde Staten als aanvulling op het handelsverdrag,
waarover de onderhandelingen gaande zijn. Men
spreekt van een herstel van de oude pariteit, het-
geen natuurlijk tot een vaste stemming voor. den.
Dollar aanleiding moest zijn. Het is overigens ques-
tieus of inderdaad partijen in dit opzicht tot elkaar
zullen komen. Reeds zoo dikwijls hebben dergelijke
geruchten de ronde gedaan, en’ nimmer is er nog iets
van gekomen. Dat Engeland zich reeds weer defini-
tief op vaste basis aan het goud zou willen koppelen
lijkt op het oogenhlik ondenkbaar. Dat neemt na-
tuurlijk niet weg, dat men het over een de-facto sta-
bilisatie zou kunnen eens worden (die er overigens
reeds geruimen tijd is) maar dan op een basis, clie
de Engelsche wenschen meer
nabij
komt dan de hui-
dige verhouding. Voorloopig zal men waarschijnlijk
goed doen al deze geruchten met een korrel zout to
genieten. In .het begin van de nieuwe week zette de
vaste stemming voor den Dollar zich voort.
De beweging van den Dollar te onzent was onge-
veer parallel met die te Londen. De Pondenkoers
veranderde hier betrekkelijk weinig, in het begin van
de week was de stemming iets vaster, daarna trad
weer een reactie in, zoodat er per saldo niet veel
wijziging te registreeren vieL Uitgesproken flauw
was de stemming voor Fransche Francs. Er heeft
zich – voornamelijk onder den invloed van de onzekere
interne politieke situatie – weer een verkoopsdruk
ontwikkeld, die het Egalisatiefonds noopte om op vrij
ruime schaal te intervenieeren, zulks hij dalende no-
teering van den Franc. De hernieuwde onzekerheid
op monetair gebied in Frinkrjk heeft zich onmid-
dellijk ook weer afgeteekend in de noteering voor
Termijnfrancs, die voor driemaands weer tot 10 ets.
disagio opliep.
Een vaste stemming was ei- voor gouden munten,
vooral in de laatste dagen nu de houding van Fran-
sche Francs weer minder gunstig wordt.
Op de geldmarkt en de heleggingsmarkt waren
geen
wijzigingen
van beteekenis te registreeren.
522
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Juli 1938
PROBLEMEN VAN DEN WONING-
VOORRAAD.
Het wordt de laatste jaren steeds duidelijker, dat
de vraagstukken der woningpolitiek niet beperkt blij-
ven tot het eeuwige strijdpunt, welke de taak van de
Overheid ten aanzien van het bouwen van nieuwe
woningen is. De bestaande woningvoorraad vraagt
meer en meer de aandacht. Voortdurend voltrekken
zich in de structuur hiervan veranderingen, die waar-
lijk niet alleen hen, die er financieel belang hij heb-
ben met zorg vervullen. In tallooze gemeenten gaat
de heteekenis van het stadscentrum voor de huisves-ting der bevolking nog voortdurend achteruit, terwijl
ook de oudere middenstands- en arbeiderswijken dik-
w’ijls een beeld van ernstigen teruggang vertoonen. Het
is dan ook niet verwonderlijk, dat in den laatsten
tijd verschillende aspecten van de problemen, die
zich ten aanzien van onzen bestaanden woningvoor-
raad voordoen, in rapporten en andere publicaties
zijn belicht.
Sa.neering der binnenstad.
In dit verhand verdient onze aandacht het vraag-
stuk van de saneering van de binnenstad, hetwelk
door een commissie, daartoe ingesteld door het Hoofd-
bestuur van de Nederlandsche Maatschappij voor Nij-
verheid en Handel, bestaande uit de heeren Mr. J.
Wilkens, Mr. J. Dntilh en Mr. J. Bierens de Haan,
in een onlangs verschenen rapport
1)
is behandeld.
De te hestudeeren vraag omvatte op welke wijze de
zoo uiterst geweuschte verbetering van de volkshuis-
vesting door saneering van de binnenstad zou kunnen
worden bevorderd en of daardoor tevens de verkge-
legenheid verruimd en de geïnvesteerde kapitaalwaar-
de ten dccle behouden zou kunnen worden. Terecht
heeft de commissie hij de behandeling van het vraag-
stuk verschillende categorieën woningen onder-
scheiden.
De categorie verouderde, doch niet ,,verslet(,-n”
woningen, gelegen aan behoorlijke straten levert wei-
nig moeilijkheden. Deze woningen zullen moeten wor-
den gemoderniseerd en waar in de meeste gevallen
den eigenaren de middelen hiertoe wel zullen ontbre-
ken, terwijl de benoodigde bedragen grootendeels voor
betaling van bonen bestemd
zijn,
schijnt het gerecht-
vaardigd, dat de Overheid door het verleenen van
voorschotten het moderniseeren dezer woningen be-
vordert.
Een tweede categorie bestaat uit minderwaardige
woningen, veelal hove’ndien niet aan behoorlijke stra-
ten gelegen. Hier kan verbetering van afzonderlijke
woningen niet baten, onteigening en afbraak schijnt
de eenige weg.
De derde en moeilijkste categorie is een combinatie
van de beide vorige en komt het meeste voor. In de
stadscentra zijn buurten met enkele goede straten en
voorts gedeclasseerde straten en sloppen. Tallooze
bedrijven en bedrijfjes zijn er gevestigd. Er zijn wo-
ningen, die voör onhewoonbaarverklaring en wonin-
gen, die voor verbetering in aanmerking komen, ter-
wijl er ook complexen zullen moeten verdwijnen om
een beter stratenplan te verkrijgen. 1-her zal naar
het oordeel van cle commissie slechts een samenwer-
king tusschen de belanghebbenden – eigenaren en
hypotheek-gevers – en de gemeenten kunnen leiden
tot een algeheele saneering van dé betreffende wijk.
*
*
Bij de beschouwing van het rapport van de com-
missie treft ons het volgende: Allereerst is het te
betreuren, dat do gestelde vraag beperkt bleef tot wat
men de binnenstad pleegt te noemen. Immers niet
minder opvallend is de achteruitgang, die in vele
‘) Maatsehapij I3elangen, Mei
1938, blz. 80
e.v
plaatsen de buiten de eigenlijke binnenstad gelegen
oudere middenstands- en arbeiderswijken te zien
geven.
Dit verlies van aanzien is een proces, dat zich
in vele gevallen voor deze wijken in een vrij kort
tijdsbestek heeft geopenbaard, zulk-s in tegenstelling
tot den achteruitgang van de binnenstad als woonge-
legenheid, hetwelk ,een proces is, dat al vele jaren
de aandacht getrokken heeft. Hoewel concrete gege-
vens hierover ontbreken, wil het ons voorkomen, dat
ook de omvang van de kapitalen, welke hij het wel en
wee deer wijken geïnteresseerd
zijn,
dermate belang-
rijk is, dat het ons jammer voorkomt, dat de opdracht
der commissie niet medebracht, (at iij ook over de
hier rijzende vragen licht kon doen opgaan.
In de tweede plaats meenen wij, dat de aanbe-
volen samenwerking tusschen belanghebbenden en
de gemeenten in de practijk wei heel wat voeten
in de aarde zal hebben. Uiterst leerzaam is in dit
verband de lezing van een beschouwing van Mr. Dr.
J. B. Sens over do saneering van oud-Nijmegen’).
Ondanks een toenemende actie uit de kringen der
burgerij en ondanks het bestaan van een contact-
commissie voor Woningbouw en stadsontwikkeling
vindt het gemeentebestuur hij zijn pogingen tot ver-
betering voortdurend belemmeringen op zijn weg;
,,de buitenstaander weet niet half welke moeilijkhe-
den hij de saneering moeten worden overwonnen.”
Tenslotte hebben wij in het onderhavige rapport
gemist de bespreking van het speculatieff, element,
dat in de saneering schuilt.
Dit speculatief element vloeit voort uit de om-
standigheid, dat de achteruitgang van een bepaalde
wijk of straat niet alleen beïnvloed wordt door con-
creet aanwijsbare nadeelen aan hetwonen aldaar ver-
bonden, doch bovendien door de omstandigheid, dat
de voorkeur voor deze of gene woonbuurt mede door niet ,,zakeiijke” overwegingen wordt beïnvloed., ,Die
Wahi der Wohnung ist ein Akt geseilschaftlicher
Selbsteinschëtzung der unter geselischaftlichem Zwan-
ge steht; er ist clerjenige unter den groszen Ausga-
heakten, der heute, seit der Kleidung demokratisiert
ist, mehr als jeder andere den gesellsc.haftlichen Rang
hezeichnen soli, den man heansprucht, weil die Woh-
nung in der Regel auf ilingere Dauer geuommen und
w’eil ihre Lage in der vollen Offentlichkeit hekanut
wird. ,,Sage mir, init wem du zusammenwohnst, und
ich will dir sagen, was clu bist”, das ist etwa das
G-efühi, unter dessen Wirkung die Mieter stehen,
wenn sie Ihre Qnartiere auswiihlen” ).
Deze factor plaatst het vraagstuk van de sanee-
ring in een eenigszins ander licht. Immers heeft zich
ten aanzien van een huurt een zekere achteruitgang
reeds voltrokken
;
dan is het á priori moeilijk te be
palen, welk resultaat de ianeering zal hebben, m.a.w.
.velke categorie bewoners men uiteindelijk aan zich
zal weten te binden. Uitteraard is dit speculatieve
element minder groot, wanneer de achteruitgang van
een bepaalde wijk nog in een beginstadium is en dus
de saneering ertoe zal moeten leiden de bestaande
bewoners te behouden.
De ongewilde woningen.
Tot de problemen van den woningvooiraad hhoort
ook dat van de zoogenaamde ,,ongewilde woningen”.
Er is in verscheidene, – vooral in grootere – ge-
meenten een toenemend aantal woningen aanwijsbaar,
die moeilijk verhuurd worden en waarvan er dus veel leeg staan. De statistieken leeren, dat deze niet alleen
in de klassen der hoogere huren doch ook in die der
lage huren veelvuldig voorkomen. De Hoofdinspec-
teur van de Volkshuisvesting heeft aan deze onge-
1)
,,])e Gemeenteraad”, officieel orgaan van de Federa
tie van l3onden en Centrales van R.K. Gemeenteraads-
leden in Nederland, Juli
1938, blz. 139.
) Prof. Dr. F. von Wieser.
.,,Die Pheorie der stii.dtisohen
G- rund ,e’ite”.
13 Juli 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
523
wilde woningen in zijn jaarverslagen reeds eenige ma-
len aandacht gewijd, terwijl het Nederlanclsch Insti-
tuut voor Volkshuisvesting en Stedehouw hieraan in
November van het vorige jaar een vergadering wijd-
cle, waarin een tweetal prae-adviezen over dit onder-
werp, ni. van de heeren Mr. J. Wilkens en M. A.
Reinalda, wethouder van Haarlem, aan de orde
kwam. Eerstgenoemde prae-adviseur zag de oplossing
in verbetering der ongewilde woningen met steun der
Overheid,
terwijl
de tweede dezen steun uitsluitend
voor de met hulp van de Overheid gebouwde woningen
wilde zien toegekend, daarbij voorts onbewoonbaar
verklaring op ruimer schaal, alsmede op ruimere
basis dan de tegenwoordige wetsbepalingen toelaten,
aanbevelend, waardoor tal van woningen, die men
vroeger nog voor bewoonbaar zou houden, onbewoon-
baar zouden worden verklaard.
De Regeeringsci’rculaire van 23 Juni 1938.
in een dezer dagen verschenen rondschrijven aan (Ie gemeentebesturen heeft thans ook de Regeering
haar houding tea aanzien van de ongewilde wonin-
gen bepaald, althans voor zoover het arbeiderswonin-
gen betreft.
Een der eerste zinsneden van deze cicrulaire: ,,Van economisch standpunt gezien zou het on-
juist
zijn
tot nieuwbouw over te gaan, indien met
betrekkelijk geringe offers, het bestaande woning-
bezit in de behoefte zou kunnen voorzien”, demon-
steert duidelijk de gedachte welke aan haar ten
grondslag ligt. De in deze circulaire vervatte regeling
komt hierop neer, dat de Overheid
Y
3
gedeelte, tot een
maximum van
f 240
per w’oning, van de kosten voor
verbetering van arbeiderswoningen, in den vorm van
een bijdrage a fonds perdu, voor haar rekening neemt.
Rijk en. Gemeente bekostigen deze premie in de ver-
houding 2 : 1. 1-let begrip verbetering is ruim opge-
vat, ook het splitsen van voor de huidige verhoudingen
ondoelmatige perceolen in verschillende woningen
kan er onder worden verstaan
1)
Een zeer belang-
rijke hepaiin.g is voorts deze, dat de premie slechts
wordt verleend indien in de gevallen., waar zulks re-
delijk is te achten, ook van de zijde van het hypo.
thecair crediet, ter zake van de op het perceel rus-
tende lasten, een tegemoetkomende houding wordt
aangenomen.
B.oewel ten aanzien van de reëele beteekenis der
onderhavige circulaire weinig te zeggen valt – im-
mers alles hangt af van de practische uitvoering –
moge een enkele kantteekening volgen.
Allereerst is toe te juichen dat hier de vorm van
een premie, niet die van een voorschot is gekozen.
l)e ervaring met voorschotten zou waarschijnlijk
wei iii g aangenaam geweest zijn.
liet bedrag der premie :is naar onze meening zoo-
danig gesteld, dat men een behoorlijk aantal aan-
vragen van belanghebbenden zal mogen verwachten;
bij een overigens juiste toepassing zal de circulaire
haar doel kunnen bereiken. Veel hangt hier af van
cle houding van de gemeentebesturen, hoewel het, Rijk
de binnenkomende aanvragen uitteraard zelfstandig
beoordeelt, stelt het zijn medewerking van die, van de
gemeenten afhankelijk. Wenscht een gemeentebestuur
1)
Of veel voningsplitsingen het gevolg van deze cii
–
culai ie zullen
zijn,
laat zioh bezwaarlijk beoordeelen.
In i)uitsohlaud ieeft de woiingspliising, vooral in de
jaren
1932
tot en niet
1935,
jeer veel beteekend, circa
200.000
woningen zijn hierdoor, en door het vei’bouwen
van niet-woon ru i uiten tot woningen, au ii den woning-
voorraad toegevoegd.
1)0
peje bedroeg
50
pct. van de
kosten, niet een maximum van
R.M. 1000
per woning,
terwijl over het uit eigen middelen bestede bedrag
4
pCt. ,’ente
6
jaar lang werd vergoed. In dit vePband moge nog opgemerkt worden, dat bij woningverbetering een premie
van
20
pOt. van de kosten werd gegeven, terwiji ook hier
over het uit eigen middelen bestede bedrag
4
pCt. re
,nte
6
jaar lang werd vergoed.
om welke reden dan ook aan cle uitvoering van verbe-
teringen geen steun te geven, dan zal de Rijksoverheid
hier weinig invloed op kunnen uitoefenen, tenzij
uitteraard dezelfde gemeente binnen afzienharen tijd
met projecten voor nieuwbouw met Rijkssteun zouden
komen.
Juist
schijnt
liet standpunt, dat zoowel particulie-
ren als woningbouw-vereenigingen en gemeenten van
de regeling kunnen profiteeren. Voor het hierboven
vermelde standpunt, dat slechts de met Overheids-steun gebouwde woningen van een premieregeling
zouden mogen profiteeren, zijn naar het ons voor-
komt weinig zakelijke argumenten aan te voeren.
* *
*
Moeilijke vraagstukken kan de heoordeeling mede-
brengen van de ,,tegemoetkomende houding”, die van
de hypothecaire crediteuren wordt verlangd, ,,daar
waar zulks redelijk is te achten”. Doel van deze bepa-
ling is uitteraard de verbetering van de woning niet,
althans niet voor het leeuwendeel, aan den hypothe-
cairen crediteur ten goede te doen komen, voor zoover
deze tenminste zelf niet tot de verbetering van het
perceel financieel mede bijdraagt; een figuur die zeer
goed denkbaar is. Hier staan de uitvoerende organen
voor een zware taak, aangezien het in vele gevallen
zeer lastig concreet uit te maken is, of een offer al
dan niet redelijker wijze verlangd kan worden en of
een eventueel offer in werkelijkheid dan wel slechts
in schijn gebracht wordt.
Voorts mag verwacht worden dat premies alleen
gegeven worden wanneer de woongelegenheid na de
verbouwing geruimen
tijd
aan
vrij
hoog te stellen
eischen zal voldoen. Daarbij zal uitteraard niet alleen
bezien moeten worden of dan de woning op zichzelf
een bevredigende woongelegenheid biedt, doch boven-
dien of het gezien de omgeving waarin de woning
staat gerechtvaardigd schijnt haar levensduur te ver-
lengen. Op dit punt bevat het hierbovengenoemde rapport van de hoeren Wilkens c.s. juiste wenken.
Tenslotte onthrekefi in de circulaire bepalingen
omtrent voorwaarden, wellce de Overheid ten aan-
zien van de huurprijzen, die voor de verbeterde ar-
heiderswoningen – bijvoorbeeld voor een zeker aan-
tal jaren – zullen mogen worden bedongen, even-
tueel zou kunnen stellen.
De ervaring leert, dat de markt voor de goed-
koopere woningen meermalen niet geheel aan de
eischen, die aan een ideale markt gesteld kunnen
worden, voldoet. De marktverhoudingen kunnen me-
clebrengen dat
partijen
in sterlcte niet steeds gelijk-
waardig
zijn,
waardoor hier liet element woeker in
de prijsvorming gemaklceljk zijn intrede Ican doen.
Het is niet ondenlcbaar, dat de eigenaar van de
woning in bepaalde gevallen tegenover een wellicht
vrij geringe eigen praestatie hij de verbouwing, toch
een belangrijk hoogere huur zal kunnen bedingen; dan
voor het perceel in ,,ongewilde” staat mogelijk was;
evenmin als tot een onredelijke hevoordeeling van
de hypothecaire crediteuren aanleiding is,
schijnt
het
gewenscht dat de Overheid in dergelijke gevallen,
waarin de huiseigenaar een meer dan redelijke huur
beding-t, haar steun verleent. Klaarblijkelijk
heeft men
evenwel een regeling dezer materie, die zich inder-
daad zeer bezwaarlijk op bevredigende wijze regelen
laat, niet aangedurfd, of wel men heeft het gevaar
van het hedingen van onrddelijke huurprijzen
hij
de
huidige verhoudingen op de woningmarkt van onder-
geschikte beteekenis geacht.
Zooals reeds gezegd, hangt het succes van de on-
derhavige circulaire grootendeels af van haar uit-
voering; de tijd zal ook hier de beste criticus zijn.
Als eerste symptoom van een positieve Overheids-bemoeiing met een deel van den bestaanden woning-
voorraad, verdient zij evenwel reeds nu onze volle
belangstelling.
GLAsZ.
524
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Juli 1938
•
ECONOMISCHE VOORLICHTING TEN
BEHOEVE VAN HET PUBLIEK.
De onlangs door den Regeeringspersdienst belegde
persconferentie, gewijd aan de uitvoering van cle
Lanclbouwcrisiswetgeving, geeft ons aanleiding tot
enkele algemeene opmerkingen.
Over de uitvoering van wettelijke maatregalen in
het algemeen en over crisismaatregelen wel .ceer in
het bijzonder, heerscht bij het groote publiek veelal
een groote mate van onkunde en (mede daardoor) on-
juiste waardeering. Naarmate de onderdaan meer te
maken krijgt met overheidsmaatregelen, met name op
economisch gebied, die niet alleen van toezienden,
maar ook van steeds meer ingrijpenden aard zijn –
een proces, waarvan de afgeloopen depressiej aren een
duidelijk beeld gaven, en waarvan de toekomst ons
vrij zeker eer een voortzetting dan een teruggang te
zien zal geven -, zal zijn belangstelling daar-
voor dienovereenkomstig toenemen. Deze belangstel-
ling zal Vrij critisch zijn en daarenboven over het
algemeen zeer eenzijdig gericht, omdat zij sterk be-
invloed wordt door pers6onlijke belangen.
Voor de Regeering en haai organen is het hij cle
uitvoering van haar taak van het grootste belang op
een loyaie houding en medewerking van de bevolking
te kunnen rekenen. Hiervoor is’ een stelselmatige
voorlichting van de openbare meening noodzakelijk,
teneinde deze eenigszins te oriënteeren in de niet
zelden vrij ingewikkelde materie der wetgeving ep
economisch gebied.
Hier ligt in de eerste plaats een taak voor de pers,
en het dient hier onmiddellijk te worden vastgesteld,
dat de Nederlandsche pers zich daarvan over het
algemeen voortreffelijk kwijt. Toch is gebleken –
en hier willen wij even tot de landbouwcrisiswetge-
ving terugkeeren -, dat dit apparaat tot voorli3h-
ting van de publieke opinie niet geheel en al feilloos
werkt. Verschillende vraagstukken, die sterk de pu-
blieke belangstelling trokken – hier zij slechts her-
innerd aan de befaamde aardappelkwettie van zeer
receten datum – verkregen niet die behandeling,
welke uit een oogpunt van volksvoorlichting de meest
gewenschte zou zijn geweest.
* *
*
Wanneer wij nu nagaan, tot wèlken oorsprong dit
euvel terug te voeren is, dan rijst onmiddellijk de
vraag:, waaraan ontleent de pers in dezen haar ge-
gevens?
T-Jet is waar, officieele bronnen zijn er genoeg; ook
het Landbouwcrisishureau is niet karig met haar
publicaties! Maar, zijn deze wel’ in den meest ge-
schikten vorm gegoten ,om daarmee snel en doelmatig
de pers en daardoor het volk voor ‘te lichten?
Het komt ons voor, dat dit slechts zeer ten deele
het geval is. Niet alleen zijn de overigens voortref-
felijke publicaties veelal te gespecialiseerd en te al-
gemeen-uitvoerig om buiten den kring van zuiver
vakmenschen belangstelling te wekken, maar ook, en
veelal juist tengevolge daarvan, vaak te langzaam, te
weinig ,,up to date” en te weinig gericht op de
,,kwesties” van den dag. Hier is een leemte en de
boven aangehaalde persconferentie heeft ervan getui-genis afgelegd, dat die leemte in perskringen gevoeld
wordt.
Van de mogelijkheid om reeds vooraf schriftelijk
vragen in te dienen, werd, evenals bij vorige gele-
genheden, door zeer vele van onze persorganen ge-
bruik gemaakt. Deze vragen – die slechts als he-
grenzing hadden, dat ze in betrekking stondei tot de
landbouwerisispolitiek, doch overigens van zeer uit-
eenloopenden aard waren ‘ vulden’ met de’ even-eens schriftelijk daarop gegeven antwoorden een
boekwerk ‘van 126
bladzijden
(op de persconferentie,
overigens zeer ten onrechte, den ,,hijhel der landbouw
crisispoiitielc” genoemd)!
De bovengenoemde opvatting werd bovendien bij
monde van een der persvertegenwoordigers, met ken-
nelijke instemming van velen, nog vertolkt in den
vorm van een verzoek tot geregelde herhaling met
niet te groote tusschenpoozen van een dergelijke
conferentie.
Dit verzoek gaat geheel in de richting van ons
betoog; de voorlaatste conferentie over de Landbouw
–
crisiswetgeving vond reeds verscheiden jaren geleden
plaats; dit interval is te grool, gelet op de activiteit
van den economischen wetgever in de laatste jaren.
Wat hoog noodig is, is snelle, doelmatige, en ac-
tueele voorlichting, hetzij door geregelde persconfe-
renties of door meer uitvoerige communiqué’s!
W. GLASTRA.
GRONINGER-DAG 1938.
(De tegenstelling stad en platteland.)
De•
poging:
van den Oommissarii van de Koningill
te Groningen om door onderling contact van het be-
drijfsleven bij te dragen tot het verbreiden van een
goed begrip van elkaars moeilijkheden en daardoor te geraken’ tot meer onderlinge waardeering van de
hedrijfsgroepen, verdient in meer dan één opzicht
belangstelling. Op dezen Groninger dag
zijn
door
verchillende inleiders de grondslagen van weten-
schappelijke belangstelling voor de practijk en de
historisch, principieele en practische argumenten
voor onderlinge samenwerking in het bedrijfsleren
besproken
1
). Vervolgens zijn de drie belangrijkste be-
drijfsgroepen afzonderlijk behandeld
2)
en tenslotte in
een rede door Prof. Dr. 0. de Vries samengevat.
• Deze poging verdient daarom de belangstelling,
omdat door een onderlinge uiteenzetting van elkaars
moeilijkheden de tegenstelling stad en platteland
kan worden verminderd. Geen enkele provincie in ons
land leent zich daartoe beter dan Groningen. Onze
Noordelijke provincie draagt – hoewel zij ook in-
dustrieel georiënteerd is – een bij uitstek agrarisch karakter en dit drukt zijn stempel meer dan in een
andere plaats van dezelfde grootte in Nederland op
de stad Groningen. Mede door haar ligging als een
spin in haar wel) – wegen, kanalen, spoorlijnen,
autobus- en vrachtdiensten, komen in dat knooppunt
samen -‘ vormt de stad in alle opzichten het hart
van de provincie.
Terecht memoreerde de heer H. D. Louwes, dat
een klove tusschen Stad en Ommelanden – in tegen-
stelling met bijv. in Holland en Utrecht – niet be-
staat. ‘Wel zijn er tegenstellingen en de heer. Louwes
schetste deze kernachtig als volgt: ,,Nu in 1938 gaat de Stad bij de hoogtezon van. prijsafspraak en orde-
ning zitten als de zon der voorspoed begint te tanen
en het Platteland moet zich in het haifdonker red-den tot de voorspoedzon weer helieft op te gaan.”
Hier openbaarde zich de tegenstelling van landbouw-
zijde; van. stedeljicen kant kwam zij tot uiting in de
moeilijkheden van den middenstand, welke gebukt
gaat onder de crisislasten, mede voortvloeiende uit cle
landhouwpolitiek.
Op dit punt werd geen provinciaal, maar een na-
tionaal probleem aangeroerd. Ook bij andere punten,
diter sprake kwamen, voelden wij zeer sterk, dat (Ie
moeilijkheden in Groningen’ dezelfde waren als in an-
dere streken van ons land en in andere deden van
het bedrijfsleven. Daarom
•
had de Commissaris van
de Koningin, van wien het initiatief van dezen Gro-
ninger dag was uitgegaan, zich feitelijk niet ernstig
de opmerking behoeven aan te trekken – hetgeen
– 1.)
De Universiteit en het praktisc,.he leven door Prof. Dr, K. Sneyders de Vogel; •Ove’rzih’t van de historische ontwikkeling van Stad en Lande en van de economische
specialisatie door Prof. Mr. 1. B. Cohen; De ideëcle behoef-
te aan onderlinge waardeering ‘in het bedrijfsleven door
J, N. Spoeistra
;
De pr’ak’tisch’e waarde van goede samen-
werking in thet bedrijfsleven door Prof. l)r. i) ‘van Os. ) ‘De Landbouw door II. D. Louwes, cle Industrie door
M.
i3ak’ker en de Middenstand door J. J. Thijsse.
13 Juli 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
525
in zijn. siotwoorci tot uiting kwam – dat cle provin-
ciale basis niet de juiste is om al deze problemen te
beoordeelen. Integendeel, wij meenen dat de voort-
varende Commissaris van de Koningin met de orga-
nisatie van dczen dag een heel gelukkig initiatief
heeft genomen. Juist de afwezigheid van een klove tussche.n stad en platteland maakt cle sfeer in deze
provincie uitermate geschikt voor een discussie van de tegenstellingen, welke zich overal in onze volks-
huishouding dpenbaren.
In de. verschillende redevoeringen kwam dan ook
herhaaldelijk critiek naar voren. Zoo wees de heer
Louwcs er op, dat dc economische en sociale verhou-
cl ingen in Nederland zoodanig zijn, dat cle landbouw-
bevolking zich z.i. terecht onhevredigd en achteraf
gezet gevoeld, liet komt ons echter voor, dat de heer
Louwes teveêl géneraliseert, indien hij de verhou-
ding stad en platteland karakteriseert als cle tegen-
stelling van heschutte en onheschutte bedrijven. 01)
het oogenblik loopt deze tegenstelling, mede door de
landhouvpolitiek, dwars door stad en platteland
heen, hoewel zeker niet overal in dezelfde mate. Het
zou zeker nuttig zijn, :indien dit onderwerp als uit-
vloeisel van dezen Groninger dag nog eens nader in
(ie Groninger bedrijfskringen bestudeerd zou worden.
Wèl zijn vij het met den heer Louwes eens, dat de landhouwpoli tiek overgeschakeld moet worden van
crisispolitiek naar welvaartspolitiek. Dr. Frietema
heeft hiervoor in het vorige nummer van dit week-
blad enkele richtlijnen gegeven, welke dit belang-
rijke probleem verder brengt
1).
Dat de Landbouw
niet hij de pakken neerzit, heeft de heer Louwes
met talrijke voorbeelden in het licht gesteld. Er
wordt in den Landbouw hard gewerkt. Onderzoekin-
gen tot verbetering van den grond, den veestapel
cnz. worden ingesteld. De Nederlandsche Landbouw
heeft gezien dat het buitenland ons op enkele gebie-
den overtroeft of ons in elk geval dicht nadert. Van-
daar (Ic drang tot het opsporen van nieuwe mogelijk-
heden tot verbetering van kwaliteit enz. liet was
een frissche rede, getuigend van de energie en stuw-
kracht van de Groninger Landbouw.
Al is de provincie Groningen overwegend agrarisch,
ook het overige bedrijfsleven is er ruim ‘ertegeu-
woordigd. Dit moge hieruit blijken dat, terwijl de
bruto-opbrengst van den. Landbouw in Groningen in
het oogstjaar 1936 ruim
f
61 millioen bedroeg, in de
industrie in 1936 voor
f
40 millioen verbond werd.
De structuur van de industrie in Groningen is vnu
dien aard, dat ei’ ook hier plaats is voor tegniisle]-
lingen. Een deel van cle industrie – stroocarton-,
dextrine- en zuivelindustrie – is nl. in hooge mate
van uitvoer afhankelijk en komt daardoor, in grooter
verband gezien, in een zeker coiiflict met die groe-
1)en, welke belang hebben bij protectionisme. De ge-
noemde exportindustrieën zijn zelfs zeer eenzijdig geo-
grafisch georiënteerd, daar Engeland verreweg het
belangrijkste afzetgebied vormt. Waarschijnlijk ligt
hierin ook mede een reden van do groot samen-
werking in dit deel van de Groninger exportindus-
trie. De sterke
eenzijdigheid
van deze inlutuie noopt
ook tot het zoeken van nieuwe wegel. Op (le betee.-
kenis van onderzoekingen op indu.sriesl gebied werd
door Prof. Van Os sterk den nadruk gelegd.
Hoewel samenwerking in de industrie in Groningen
reeds op vele gebieden voorkomt, is de ondernemings-
concentratie nog niet ver voortgeschreden. Hetzelfde
geldt voor de bedrijfsconcentratie. Het klein- en mid-
denbedrijf overweegt. Verder zijn bedrijfstakken, waar
meer dan 2500 arbeiders werken, uitzonderingen
2).
Het karakter van de industrie is een andere reden
voor het ontbreken van een kloof tusschen stad en
1)
In zijn artikel ,,Zes jaren Zuivelerisispolitiok”.
9 Opmerkelijk is echter, dat Groningen de grootste
strookartonfabriek (te Hoegkerk) en cle grootste aui’vel-
fabriek (te Bedum) van ]l1uropa heeft
platteland. De industrie is voor een belangrijk deel
voortgekomen uit den Landbouw. Toch heteekent de
agrarische afstamining van de industrie niet steeds
een parallel loopen van belangen. Een voorbeeld hier-
van leveren de ,,specu latieve” strookartonfabrieken,
die – in tegenstelling tot de coöperatieve trookar-
tonfabrieken – vaak belang hebben hij lage stroo-
prijzen Verder is zooals reeds opgemerkt, cle sfeer
van het grootbedrijf. afwezig en tenslotte is een deel
van de industrie, hoewel niet agrarisch georiënteerd,
toch sterk van de welvaart van het platteland afhan
kelijk (o.a. de confectie-industrie en de industrie van
landbouwgereedschappen). –
In verschillende redevoeringen kwam ook het w’erk-
loosheidsvraagstuk ter sprake; door den heer M. Bak-
ker, secretaris van de Kamer van Koophandel te
Veendam, werd er op gew’ezen, dat het aantal w’erk-
loozen onder de ingeschreven werkzoekenden in de
provincie op 31 December 1937 ruim 24.000 bedroeg,
waarvan 11.600, dat is ongeveer 48 pOt., uit den
Landbouw komen. Op het eerste gezicht
lijkt
dit aan-
tal tamelijk groot, indien men althans rekening houdt
met de bevolking van de provincie (ruim 400.000).
Het aantal werkloozen op het eind van het jaar is
echter door seizoensinvloeden niet als maatstaf te
nemen, zooals uit het onderstaande overzicht duide-
lijk blijkt.
Aantal geheel werkloozen in
1937.
Eind
Rijk
Groningen
Januari……..
466.242
25.438
Februari
……
439.553
22.609
Maart
……..
403.365
19.854
April ……….
359.726
16.595
Mei
……….
328.537
13.693
Juni
……….
310.616
13.086
Juli
……….
312.907
11.147
Augustus ……
317.812
9.478
September
. . . .
324.261
10.329
October ……..
340.436
12.787
November……
385.983
18.226
December ……
437.469
24.119
Gemiddelde
. .
..
368.909
16.447
Bevolking……
8.591.000 418.000
In
0
/0
v. d. bevolk.
4.29 o/
3.93
‘/o
In Augustus 1937 bedroeg het aantal werkloozen
ruim 9.000, of 60 pOt. minder dan in Januari, de
maand van de hoogste werkloosheid. Weliswaar is
dit voor Groningen zeker nog een groot aantal, niaar
de cijfers leeren, dat de gemiddelde werkloosheid in
G-roninger kleiner is dan die van, het geheele land.
Bovendien heeft de agrarische werkloosheid een ge-
heel ander aspect dan de stedelijke werkloosheid. Ook
dit punt dient hij de behandeling van het vraagstuk
van stad en platteland niet uit het oog verloren te
worden.
* *
*
Als belangstellende hebben wij met zeer veel ge-
noegen de poging gadegeslagen om door het orgaui-
seeren van dezen Groninger dag de tegenstellingen
in het bedrijfsleven te verminderen. Wij kunnen niet
beoordeelen of deze poging zal slagen. Dit zal ook van de verdere organisatie afhangen; op dit gebied
zal verder moeten worden gebouwd. Indien zich ech-
ter één provincie leent voor een dergelijk experiment
dan is het zeker Groningen. Toch zal men bij voort-
etting van deze poging voor één gevaar moeten wa-
ken. De vraagstukken, die jl. Vrijdag aan cle orde
kwamen, raken, zooals reeds opgemerkt, niet alleen
Groningen. Zij zijn van nationale beteekenis, al stond
vanzelfsprekend de provinciale kant in het middel-
punt en al waren er ook problemen, die alleen in
provinciaal verband aangevat en opgelost kunnen wor-
den. De samenhang van deze vraagstukken moet ech-
ter niet uit het oog worden verloren. Daarom zal er
naar gestreefd moeten worden – indien, naar wij
hopen, in volgende jaren in deze richting verder ge-
werkt wordt – om de provinciale problemen ook te
toetsen aan en te zien in het licht van het algemeen
belang. v.d.V.
526
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Juli 1938
DE VIER EN TWINTIGSTE INTERNATIO-
NALE ARBEIDSCONFERENTIE.
liet was een rustige Internationale Arbeidsconfe-
rentie, welke van 2 tot 22 Juni ii. te Genève ver-
gaderde. Waarschijnlijk was de in clie conferentie
heerschende kaimte voor een groot deel toe te schrij-
ven aan de agenda, die dit jaar niet tot heftige dis-
cussies aanleiding gaf. Met uitzondering van het
onderwerp betreffende de statistieken van loon en
arbeidsduur, waarvoor de Conferentie een ontwerp-
verdrag te behandelen had, had over alle op de agen-
da geplaatste onderweipen de eerste discussie plaats,
zoodat de Conferentie ter zake punten voor een vra
–
genlijst moest vaststellen, waarover na afloop der
Conferentie de Regeeringen geraadpleegd moesten
worden.
De definitieve beslissingen over de behandel-
de onderwerpen zullen eerst het volgende jaar ge-
nomen worden. De atmosfeer op de Conferentie zal
dan allicht anders zijn dan zij nu was. Het ligt voor
de hand, gezien de voorgeschiedenis, dat b.v. de on-
derwerpen als het algemeen maken van de verkorting
van den arbeidsduur (de z.g. 40-urenweek), de rege-
ling van den arbeidsduur bij het vervoer op den weg
en de verkorting van den arbeidsduur in de steen-
koleumijnen nog heel wat moeilijkheden zullen op-
leveren en dat het niet gemakkelijk zal vallen, daar-
voor een bevredigende oplossing te treffen.
Bij de beraadslaging dit jaar ovei het algemeen
maken van de verkorting van den arbeidsduur gehou-
den – de 40-uren week voor alle bedrijven – bleek,
dat de arbeidersgroep een zoodanige regeling van den
arbeidsduur voorstaat, dat één verdrag een regeling
voor den arbeidsduur voor de industrie zal bevatten en één verdrag die voor den handel en de kantoren, waarbij clan de arbeidsduur op 40 uur per week be-
paald zal moeten worden. 1-lerhaaldelijk gaven de
arbeiders te verstaan niet van de 40 uur per week te
willen
afwijken;
alleen wanneer zulks noodig zou zijn
om een geleidelijke invoering van de 40-urenweek
mogelijk te maken, zouden zij tijdelijk een grens van
b.v. 44 uur per week gedurende eenige jaren willen
aanvaarden. Tegen één of twee verdragen voor de
industrie en den handel bestonden bij eenige Regee-
ringsafgevaardigden en de werkgeversafgevaardigden
in cle commissie, die bovengenoemd onderwerp voor-
bereidde, ernstige bezwaren. Zij achtten het gezien
de variëteit der onderscheidene industrieën niet wel
mogelijk die alle in één regeling te omvatten. hier
zij aangeteekend, dat bedoelde commissie ook met in-
stemmmiug van de arheidersleden voorgesteld heeft
om den arbeidsduur in liet transportbedrijf (vervoer
per spoor, te water of door rle lucht met inbegrip van
het laden en lossen) in een afzonderlijk verdrag neer
te leggen en de voorbereiding daartoe te doen ge-
schieden door een of meer driedeelige technische bij-
eenkom sten. (De Engelsche Regeeringsafgevaardigde
(eed zich daarbij als een voorstander van voorberei-
ding door technische driedeelige conferenties ken-
nen).
De Conferentie vereenigde zich daarmede met
03 stemmen voor en 28 tegen; de werkgeersvertegen-
woordigers stemden tegen. Eveneens nam de Confe-rentie met 82 stemmen voor en 29 tegen (die van cle
werkgeversleden) een resolutie aan om, gezien de be-
raadslagingen begin Mei gehouden door de driedee-
lige voorbereidende technische bijeenkomst, welke het
vraagstuk van de verkorting van den arbeidsduur in
de kolenmijnen besproken had, die aangelegenheid
niet nader te bespreken, doch de punten, ontworpen
door het Internationaal Arbeidsbureau, mèt de wijzi-
gingen daarin door dat Bureau voorgesteld naar aan-
leiding van de beraadslagingen door bedoelde bijeen-
komst gehouden, aan te nemen en om dat vraagstuk
op de agenda der in 1939 te houden Internationale
Arbeidsconferentie te plaatsen.
De argumenten véér en tegen een 40-uren arbeids-
weak zijn overhekend en worden daarom hier niet
meer herhaald. Vermeld zij evenwel, dat het argu-
ment vé6r de 40-urenweelc als bestrijding der werk-
loosheid meer op den achtergrond treedt en de 40-
urenweek als eisch op zichzelf gesteld wordt om de
arbeiders o.a. in staat te stellen te genieten van den
technischen vooruitgang. De Regeeringsvertegenwoor-
diger van die landen, waar de 40-urenweek reeds
ingevoerd is, deden zich als voorstanders van dien
maatregel kennen en dringen ten zeerste op een inter-
nationale regeling aan. Zij ontkenden, o.a. de Fransche
Regeeringsafgevaardigde, dat de invoering der 40-
uurweek de prijzen had doen stijgen en voor de in-
dustrie nadeelige gevolgen had gehad. Mocht de in-
dustrie met moeilijkheden te kampen hebben gehad,
dan waren die aan andere omstandigheden, niet ech-
ter aan de invoering der 40-uurweek, te wijten. De
Regeeringsver
–
tegenwoordiger van Nieuw-Zeeland be-
pleitte het in zijn land geldende stelsel bestaande uit
een algemeene grens van 40 uur per week met het
toelaiten van een onbegrensd aantal overuren, waar-
voor echter extra betaald moet worden. Daarin ligt
dan voor de werkgevers een prikkel om niet tot
werktijdverlenging over te gaan. Voor vrouwen en
kinderen is echter in. Nieuw-Zeeland het aantal over-
uren op 90 per jaar vastgesteld. Ook andere afge-
vaardigden bleken wel voor dat systeem te gevoelen.
Met een enkele wijziging vereenigde de commissie
zich met de door het Internationaal Arbeidsbureau
ontworpen punten voor een vragenlijst. Met 92 stem-
men voor en 21 tegen (die van de werkgeversafge-
vaardigden) besloot de Conferentie vorenbedoeld on-
derwerp op de agenda van de in 1939 te -houden
Conferentie te plaatsen. De Nederlandsche Regee-
ringsafgevaardigden hebben véérgestemd; de heer
Joekes heeft daarbij een verklaring afgelegd inhou-
dende, dat zij aan de behandeling van dat onderwerp
het volgend jaar wilden medewerken, doch dat hun
stem véér niet beteekende, dat de Nederlandsche Re-
geeringsafgevaardigden het volgend jaar v66r de 40-
urenarbeidsweek zouden stemmen. Dienaan gaande he-
hielden zij zich alle vrijheid voor.
* *
*
Bij de behandeling van het vraagstuk der 40-uren-
week hebben de werkgevers zich steeds tegen i nvoe-
ring van de 40-urenweek verklaard; zij waren niet bereid om mede te werken aan de totstandkoming
van een verdrag, dat naar hun meening gevaarlijk is
zoowel voor de belangen der industrie als voor die
der gemeenschap. Bij de discussie over het vraagstuk
van de regeling van den arbeidsduur en de rusttijden
der beroepschauffeurs en hun hulpen
bij
het vervoer
op den weg, hebben zij zich op datzelfde standpunt
geplaatst. Bedoeld vraagstuk heeft twee kanten: een
sociale kant en een veiligheiciskant. Wat de sociale
zijde betreft, vindt deze, naar de meening der werk-
gevers, voor een groot deel een regeling in het S-
urenverdrag van Washington. Aan de discussie over
een regeling van den arbeidsduur waren zij, gezien
hun vorenvermeld standpunt, niet bereid deel te
nemen. –
Wel verklaarden zij zich bereid mede te wer-
ken bij het onderzoek van de punten betrekking heb-
bende op de veiligheid. De beraadslagingen in de
commissie, welke dit onderwerp voorbereidde, gehou-
den, waren zeer langdurig. Op de agenda was het be-
treffende punt omschreven als: ,,regeling van den ar-
beidsduur en de rusttijden van beroepschauffeurs en
hun hulpen van voertuigen hij het vervoer op den
weg.”
Tal van vragen deden zich hier voor. Op welke
voertuigen zal een eventueele regeling van toepassing
moeten
zijn
en op welke personen? Wat moet onder
arbeidstijd verstaan worden? Sommige leden waren
13 Juli 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
527
an oordeel, dat een eventueele regeling slechts voor
motorrijtuigen zou moeten gelden; anderen weer wil-
den alle soorten voertuigen daaronder laten vallen.
De commissle besloot de uitdrukking voertuigen zoo
ruim mogelijk te doen
zijn.
Onder de punten betrok-
king hebbende op de personen op wie een eventueele
regeling van toepassing zou moeten zijn, had het
internationaal Arbeidsbureau ook opgenomen den
eigenaar-chauffeur. Daartegen rees in de commissie
verzet o.a. van )verkgeverszijde, die de bevoegdheid van de Internationale Arbeidsorganisatie ten aanzien
van het stellen van, regelen van personen niet-arbeider
betwistten. De commissie was evenwel van oordeel,
dat ook aangaande dat punt de Regeeringen geraad-
pieegcl moeten worden.
In het door het Internationaal Arbeidsbureau op-
gestelde ontwerp der vraagpunten waren grenzen
opgenomen voor den arbeid gedurende den tijd, dat
de chauffeur stuurt, voor den tijd, dien hij aan neven-
werkzaamheden besteedt en voor den diensttijd (den
tijd van zuiver aanwezig zijn). Na een zeer lange
diepgaande discussie heeft de commissie het door het
Internationaal Arbeidsbureau opgestelde systeem ge-
wijzigd. Naar cle meening o.a. van de arbeidersafge-
vaardigden, welke door eenige Regeeringsafgevaar-cligden gedeeld werd, behoort geen onderscheid ge-
maakt te worden tusschen den eigenlijken rijtijd en
den
diensttijd,
welke beide perioden h.i. arbeidstijden
zijn. Toch zullen bij de vragen betreffende den ar-
beidstijd, aldus opgevat, de Regeeringen de gelegen-
heid krijgen zich uit te spreken over den duur van
den eigenlijken
arbeidstijd,
van dien der rusttijden en
cliensttijden.
Bij de stemming in de Conferentie over de vraag
om het hiervoreu bedoelde onderwerp op de agenda
van de in 1938 te houden zitting der Conferentie te
plaatsen, spraken zich daarvoor 96 stemmen uit,
daartegen 27 (die van de werkgeversvertegenwoor
digers).
Behalve de hiervoren genoemde onderwerpen den
arbeidsduur betreffende was voor Nederland als ICo-loniale mogendheid vooral van belang het onderwerp
betreffende de regeling van de arbeidsovereenkom-
sten van inlandsche arbeiders, waarbij het vraagstuk
der poenale sanctie te berde kwam. De punten dooi
dc commissie vastgesteld en waaromtreut de Regee-
ringen gehoord zullen worden, hebben betrekking op
sehri ftelijk aangegane arbeidsovereenkomsten, alleen
cle puiiten betreffende de poenale sanctie slaan op
alle arbeidsovereenkomsten. In verband daarmede
achtte de meerderheid der commissie het gewenscht
een vraag op te nemen betreffende de mogelijkheid
van twee verdragen, t.w. een voor de schriftelijk aan-
gegane arbeidsovereenkomsten en een voor de poenale
sanctie.
Bij
de stemming over cle vraag om bedoeld
onderwerp op de agenda van 1939 te plaatsen, heb-
ben de werkgeversvertegenwoordigers ook hier tegen-
gestemd.
liet onderwerp betreffende de werving, plaatsing
en de arbeidsvoorwaarden van immigreerende arbeiders
ontmoette geen. moeilijkheden. Zonder dat stemmin-
gen noodig waren, ontwierp de desbetreffende com-
missie aan cle hand van de door het Internationaal
Arbeidsbureau opgemaakte ontwerp de noodige pun-
ten voor een vragenlijst. Alle leden waren er van
overtuigd, dat een regeling van het bedoelde onder-werp wenschelijk was en van groot belang was zoo-
wel voor emigranten als voor de landen, waarheen geëmigreerd werd. De vastgestelde punten hebben
betrekking op inlichtingen en hulp aan immigreeren-
de arbeiders te verstrekken; op de werkzaamheden be-
treffende het werven en plaatsen van arbeiders; op
de voorwaardeu van tewerkstelling (gelijkheid van
behandeling); op repatrieering en op te sluiten twee-
zijdige overeenkomsten. Met 125 stemmen voor en
geen tegen besloot de Conferentie dat onderwerp het
volgend jaar in tweede lezing te behandelen.
Van groot belang is ook het onderwerp: vak- en
technisch onderwijs en leerlingwezen. Zoowel de
Regeeringsafgevaardjgclen als de vertegenwoorcl i gers
van de werkgevers en de arbeiders gevoelen het be-lang van een behoorlijke vakopleiding der arbeiders
in den tegenvoordigen
tijd.
In groote trekken ver-
eenigde de commissie zich met de door het Arbeids-
bureau ontworpen punten. Hier en daar werd een
wijziging of aanvulling aangebracht. De punten be-
treffende de herscholing van werklooze arbeiders
werden evenwel geschrapt, niet omdat die niet be-
langrijk geacht werden, doch omdat die punten beter
afzonderlijk bezien worden en niet tegelijk met de
vakopleiding van jeugdige personen. Bij de stem-
fl1ing over de vraag om dat onderwerp op de agenda
van het volgend jaar te plaatsen, werden 110 stem-
men vdôr uitgebracht; de werkgevers onthielden zich
van stemming.
Zij
hadden bezwaar tegen hoofdstuk
IV, getiteld ,,Leerlingwezeu”, waarin o.a. vragen voor-
kwamen betreffende aan leerlingen te betalen loon
en ziekengeld, betreffende vacantie eis betreffende het
lidmaatschap der leerlingen van vakvereenigi ngen.
*
*
Als zesde punt stond op de agenda de quaestie
an
statistieken van loon en arbeidsduur. Een in 1937 te
Genève gehouden internationale Conferentie van ar-
beidsstatistici had dat onderwerp voorbereid en een
ontwerp-verdrag met aanbeveling ontworpen. De con-
ferentie heeft in afwijking van de gebruikelijke me-
thode der dubbele discussie besloten dit vraagstuk di.t
jaar af te handelen. Bedoeld ontwerp-verdrag heeft
ten doel de statistische gegevens betreffende de
bonen en arbeidsuren internationaal meer vergelijk-
baar te maken en daartoe de verzameling en de be-
werking der noodige gegevens meer te standaardi-
seeren. Het ontwerp-verdrag door de Conferentie
aangenomen is in vijf deelen verdeeld.
Deel 1 bevat de verplichting voor de landen, welke
ratificeeren om statistieken van bonen en arbeids-
uren samen te stellen overeenkomstig de in het ver-
drag neergelegde regelen, die te publiceeren en daar-
van aan het Internationaal Arbeidsbureau kennis te
geven.
Deel II betreft de statistieken van de gemiddeld
verdiende bonen en den werkelijken arbeidsduur in
de mijn- en andere industrieën.
Deel Iii de statistieken van de vastgestelde tijd-
bonen en van de normale arbeidsuren in de mijn- en
andere industrieën.
Deel IV de statistieken van de bonen en de ar-
l)ed5uren :in den landbouw.
Deel V houdt nog verschillende bepalingen in.
Het ontwerp-verdrag bevat niet de verplichting osn
bij het verzamelen der gegevens dwang uit te oefenen;
men rekent op de vrijwillige medewerking van dc
werkgevers en hun organisaties, alsmede van die der
arbeiders en hun organisaties, met de officieele sta-
tistische autoriteiten. De Regeering, welke het be-
doelde verdrag bekrachtigt kan bepaalde deden van
de ratificatie uitsluiten. Behoudens een enkele wijzi-
ging vereenigde de commissie zich geheel met het
door de conferentie van arbeidsstatistici ontworpen
verdrag.
De wijziging betreft deel IV. De conferentie
van arbeidsstatisticj had voor zooveel den landbouw betreft de statistieken tot de bonen beperkt. De com-
missie uit de Internationale Arbeidsconferentie, welke
dit onderwerp ter behandeling kreeg, vulde die aan
met statistieken over de arbeidsuren. De reeds meer
genoemde Conferentie van arbeidsstatistici had een
aanbeveling ontworpen houdende bepalingen van aan-
vullenden aard op het ontwerp-verdrag. In het ont-
werp-verdrag werd door de Commissie evenwel een
528
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Ju]i 1938
bepaling opgenomen, krachtens welke de Raad van
Beheer aan cle Regeeringen voorstellen kan doen ter
verbetering of aanvulling van de statistieken op te
maken ter uitvoering vcn het ontwerp-verdrag. De
voornoemde aanbeveling w’erd daarnaast niet meer
noodig geacht en werd door een resolutie vervangen.
Met 125 stemmeil voor en geen tegen werd het ont-
werp-verdrag aangenomen. De werkgeversvertegen-
woordigers stemden voor.
*
*
De Conferentie bracht wijzigingen in haar regle-
ment aan, welke betrekking hebben op de procedure.
De gewone procedure was die der dubbele discussie.
liet eene jaar stelde cle Conferentie punten voor een
vragenlijst vast; daarna werden de Regeeringen ge-
hoord en het jaar daarop behand2lde de Conferentie
een ontwerp-verdrag door het Internatioaal Arbeids-
bureau mede naar aanleiding van de ontvangen ant-
woorden ontworpen. Herhaalde malen week de Con-
ferentie daarvan af en behandelde zij een ontwerp in
één discussie. Het nieuwe reglement kent thans zoo-
wel de enkele discussie als de dubbele discussie. Be-
sluit de Raad van Beheer een onderwerp op de agen-
da te brengen en daarop de enkele discussie toe te
passen, dan zal de Conferentie in één keer een ont-
werp-verdrag behandelen. Tijdens de door het Inter-
nationaal Arbeidsbureau te verrichten voorbereiding
worden dan de Regeeringen geraadpleegd. Ook kan aan een dergelijke eenmalige behandeling een tech-
nische driedeelige conferentie voorafgaan, die dan
de behandeling van het ontwerp-verdrag voorbereidt.
Daarmede krijgen
thans cle technische driedeelige
conferenties een plaats in het reglement. Uitdrukke-
lijk is bij de behandeling der reglementswijzigingin de
Conferentie gebleken, dat cle Conferentie souverein
is en bevoegd llijft, ook al beslist cle Raad van Be-
heer een onderwerp in één discussie te behandelen,
daarop de dubbele discussie toe te passen.
* *
*
Van cie belangrijkste door de Conferentie verrichte
werkzaamheden, welke niet op de agenda staan inge-
schreven, moge nog genoemd worden cle beraadslaging
over het rapport van den Directeur van het inter-
nationaal Arbeidsbureau. Een eigenlijke discussie
kan men die beraadsiaging niet noemen. De meeste afgevaardigden vertellen naar aanle:iding van pas-
sages in het rapport van den Directeur hoe de toe-
stand in hun land is; slechts een enkele afgevaardig-
de weet zijn rede op internationaal en algemeen peil
te houden.
De Directeur, de heer Harold Butler beant-
woordde de sprekers. Hij wees er op, zooals hij ook
reeds in zijn rapport gedaan had en verschillende
spekers in hun speechen, dat het werk aan de Inter-
nationale Arbeidsorganisatie niet gedijen kan in een
oorlogsatmosfeer en alleen leven kan in vrede. Vrede
kan er niet
zijn
zondr socialen vooruitgang, maar
.nog minder kan er sociale vooruitgang bestaan zon-
der vrede:
Het was daarom z.i. juist, dat de Internatio-
nale Arbeidsorganisatie geschapen is als een deel
van het mechanisme voor den vrede. Hij was er van
overtuigd, dat de Organisatie, die reeds
bijdragen
tot
vrede geleverd had, in de toekomst daartoe nog groo-
tere bijdragen zou- kunnen leveren
.. Vrees voor de toe-
komst der Organisatie had hij niet en hij wenschte
zijn opvolger – de heer Butler gaat als directeur aan
1et Internationaal Arbeidsbureau heen – het grootst
mogelijke succes bij zijn taak om de Organisatie weder
een stap vooruit te brengen.
G. J. STEMB5RG.
DE FACTOR ARBEID IN DEN OORLOG.
Het verbruik van oorlogsmateriaal door de strij-
clende legers in den modernen oorlog heeft zulke ge-
veldige afmetingen aangenomen, dat daardoor zeer
zware eichen worden gesteld aan cle productieve
krachten van zelfs de best geoutilleerde industrie-
staten. Zoo werd tijdens den wereldoorlog bij de
groote offensi even aan het Westfront
in een dag
meer
munitie verschoten dan :in den heelen oorlog van
1870171. De
welceli.j/csche
behoefte aan Duitsche zijde
van nieuw geschut van het Westfront was ongeveer
gelijk aan de geheele aanvulling van geschut tijdens
den Fransch-Duitschen oorlog.
Voor een leger van een millioen soldaten was vol-
gens Friedensburg in 1918 per jaar noodig: 3.6 mil-
lioen ton ijzer en staal, 48 millioen ton steenkolen en
1.2 millioen ton petroleumderivaten.
1)
Door de tech-
nische ontwikkeling van het oorlogsmateriaal, de mas-
sale inzet van tanks met als gevolg de aanleg van
tankhindernissen en den inzet van tankafweergeschut,
het massale gebruik van vliegtuigen en afweergeschut
enz. meent Friedensburg, dat bij een nieuwen oorlog
die cijfers verdubbeld moeten worden.
Possony schat echter het jaarverbruik van een
millioen soldaten in een nieuwen oorlog op 18 mil-
lioen ton ijzer en staal, 160 millioen ton steenkolen
en 30 tot 40 millioen ton petroleumderivaten als de-
fensief wordt opgetreden, terwijl die cijfers bij een
offensieve oorlogvoering resp. 43 millioen ton, 390
mill.i.oen ton en 30 tot 40 millioen ton zullen be-
dragen..
2)
Possony’s schattingen moeten veel te hoog worden
geacht, vooral omdat hij bij zijn berekeningen uit-
gaat van de maximumtaxaties van experts, die allen
hun eigen speciale wapenhelangen bepleiten. Intus-
schei zijn dergelijke schattingen zeer moeilijic te
malcen voor algemeene gevallen, omdat het verbruik
van oorlogsmateriaal in sterke mate afhankelijk is
van strategische, tactische, topografische, moreele en
andere factoren, zoodat dit alleen voor ieder concreet
geval op zichzelf te schatten is.
Neemt men intusschen aan, dat het verbruik aan
ijzer, staal en steenkool in een nieuwen oorlog aan
direct en indirect verbruik (nieuwe machines, spoor-
wagens, enz.), ongeveer het dubbele zal bedragen van
1918, clan zou dus alleen reeds het jaarverbruik aan
ijzer en staal op ongeveer 7.2 millioen ton moeten
worden geschat pôr millioen frontsoldaten.
Alleen
voor de bereiding van dit ijzer en staal is dan onge-
veer 60 millioen ton kolen noodig.
Duitsèhland produceerd.e in 1937 aan staal 10.2
m.illioen ton (de verwachte productie in 1938 is 21.
millioen ton), 184.5 millioen ton steenkolen en 1.84.7
millioen ton bruirilcool, 1.7 millioen ton lcunstbenz.ne,
0.62 ton andere kunstpetroleum derivaten en 0.45 ton
aardolie.
3)
Duitschland mobiliseerde in den wereldoorlog
1.3.25 millioen man, vaa’an ongeveer. 10 millioen
frontsoldaten. Zelfs cle grootste ijzer, staal en kolen
.produceerende industriestaat van Europa zal dus, in-
dien de berekeningen van Fr.iecleusburg juist zijn,
niet meer dan 3 tot 4 millioen frontsolciaten
op den
langen duu,r
onder de wapens kunnen houden, zonder
overspanning van zijn productieve krachten.
lntusschen wordt bij het uitbreken van een oorlog
een groot deel der industrie- en landarbeiders onder
de wapens geroepen. Indien dus geen weereconomische maatregelen tot economische verdeclingsvoorbereidi.ng
worden, genomen, zouden sterice productiestori ngen
daarvan het gevolg kunnen zijn. De oorlogsindustrie
gebruilct
namelijk
een zeer groot aantal arbeiders!
Friedeusburg. Die mineralisehen Bodensehbze als
weltpolirbtsdhe und mi.litiini’scihe Maehtfa.ktoren,
p. 175.
:Possony. Dië Wehrvirtsehaf.t des totalen Krieges,
p.
57.
Ontleend aan flitlers redevoering op
20
Febr.
1938.
13 Ju1i 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
529
Onderstaand staatje geeft een vluchtigen ifldruk van
het aantal arbeicisciagen, dat voor cle productie van verschillende soorten oorlogsmateriaal nooclig is.
1)
Goederensoort
Aantal arbeidsdagen
Lichte kruiser vau
6.500
ton …………
4.900.000
Torpedobootjager ……………………
1.890.000
Onderzeeër van
600
ton …………….
1.400.000
Moi’tierbat.terj van 22 en’ …………..
350.000
Kanon van
10.5 ciii ………………..175.000
Veldhouwitser van
10 cm ……………79.000
Locomotief,
echter slechts …………..
38.500
Volgens Generaal Débeney zijn voor cle fabricage,
het transport, onderhoud enz. van één vliegtuig aan
het front met een bemanning van drie á vier man,
ongeveer 60 arbeiders noodig.
2)
Voor ieder kanon in
cle batterij met de bijbehoorende munitie, zijn con-
stant 80 arbeiders achter het front aan den arbeid.
3)
Voor iedere mitrailleur is de verhouding van de be-
dienende manschappen aan het front tot de produ-
ceerende en transporteerende arbeiders als 1 : 8. Iii
Amerika rekent men in verband met de zeer groote
afstanden waarop het transport moet geschieden op
één man aan het front tegen zeventien mannelijke en
vrouwelijke arbeiders in het achterland.
Normaal is die verhouding in de meeste landen
1 : 8 â 10. Door die cijfers wordt het dan ook begrijpelijk hoe
het komt dat Duitschland met een bevolking van 65
millioen zielen op den duur de 10 millioen frontsol-
daten niet van het noodige kon voorzien. Zelfs het
Ilindenburg-plan van het voorjaar 1916, dat het stop-
zetten of althans aanzienlijke inkrimping van niet-
oorlogsindustrieën, de concentratie van oorlogsindus-
trieën, een algemeene arbeidsdienstplicht voor man-
nen en vrijwillige arbeidsdienst voor vrouwen in het
leven r.iep enz., beteekende slechts het verschuiven
van de nederlaag vooral als een gevolg van de Fern-
blokkade, maar schiep geen basis voor een langdu-
rigen strijd.
Zonder een zorgvuldige voorbereiding van den in-
zet van alle beschikbare arbeidskrachten zal dan ook
een productie in oorlogstijd op optimum-capacitei t
van de productieve krachten van een land, uitgeslo-
ten zijn. Daarom hebben reeds verschillende staten
in
tijd Van oorlog
een arheidsdienstplicht voor mannen ingesteld, terwijl voor vrouwen 5f een arbeidsdienst-
plicht, 5f organisaties bestaan tot vrijwilligen arbeids-
dienst. Verwacht kan worden dat in een volgenden
oorlog de algemeene arbeidsdienstplicht voor mannen
en vrouwen
in alle staten
zal worden ingevoerd.
Maar de in oorlogstijd te verrichten arbeid moet
in vredestijd
worden aangeleerd, daar anders de aan-
looptijd der oorlogsindustrie van te langen duur zal
zijti. Ook in verband met de groote sociale voordee-
len, die daaruit voortvloeien, is er veel voor een ar-
beidsdieustplicht ook
in vredestijd
voor mannen te
zeggen.
De verstoring van de productie in tijd van oorlog
door luchtaanvallen.
Oorlogvoerenden zullen alles in het werk stellen
om de oorlogsproductie van hun tegenstanders zoo-veel mogelijk te verstoren. Dit kan geschieden door
luchtaanvallen en schijnaanvallen waardoor al tijdens
den wereldoorlog aanzienlijke dalingen in het rende-
ment der oorlogsindustrieën van de Geallieerden
ontstonden. Men kan daarom verwachten, da.t in een
nieuwen oorlog dergelijke luchtaanvallen stelselmatig
met dat doel zullen worden opgezet. Men bedenke
welke enorme stagnatie ontstaat als een of meer
malen per etmaal bij luchtalarm dekking moet wor-
Naar een opgave van Dr.
K. Hesse in ladustrielle Mo-
bilmacihung,
p. 50.
Revue der deux moudes
15-3-1933, p. 268.
Herr. L’artillerie, ce qu’elle a
&te,
ce qu’elle est, ee
(lu’CIIe doit htre,
p. 236.
den gezocht in cle schuilkelders; welke ernstige ver-
tragingen in een produetieplan kunnen ontstaan door
het inslaan van bommen, ook al
zijn
er maatregelen
genomen om die schade zooveel mogelijk te beperken.
Maar ook opslagplaatsen van levensmiddelen, abat-
toirs, groote veestallen staan aan dergelijke aanvallen
bloot. Speciaal bij deze aanvallen zal ook vaak ge-
bruik worden gmaakt van mosterdgas, waardoor ook
ernstig gevaar voor de omwonende burgerij ontstaat.
In herinnering moge worden gebracht dat de ineen-
storting van het Abessijnsche Zuidfront mede een ge-
volg was van de systematische luchtaanvallen der
Italianen op de voedsel- en veevoorraden en de bron-
nen hunner tegenstanders.
Het spreelct dan ook vanzelf, dat alle staten lucht-
beschermingsmaatregelen hebben genomen. Vele van
deze maatregelen grijpen sterk storend in tea aanzien
van de vestigingsplatts der industrieën. Zoo zullen
groote mogendheden hun vitale oorlogsindustrieën
uit de randgebieden naar het binnenland overbrengen,
waar zij buiten het bereik zijn van vijandelijke vlieg-
tuigen. Daarom bracht italië tal van industrieën uit
de Eo-vlakte naar cle omgeving van Rome en Napels
over. Engeland richt zijn nieuwe oorlogsindustrieëu zooveel mogelijk in het Westen en Noorden van het
land op, terwijl het uitgebreide maatregelen treft om
in oorlogstijd het overzeesche verkeer over de Weste-
lijke en Noordelijke havens te leiden.
Bijzonder gevaar loopen industrieën, mijncentra,
verkeersknooppunten enz., die binnen 100 km van
dle
grensljn liggen, door het vuur van het zeer ver dra-
gende geschut, de wel bekende ,,dikke Bertha’s” van
den wereldoorlog, en ivallen van gemotoriseerde af-
deelingen. Groote mogeudheden zullen dus in vredes-
tijd de mijnen in de randgebieden zooveel mogelijk
exploiteeren, terwijl zij de meer in het binnenland
gelegen mijnen door developatie voor gebruik in oor-
logstijd zullen voorbereiden.
Kleine landen, die niet over geweldige luchtaf-
weermiddelen beschikken, zullen het gevaar van ver-
lies van mijngebieden nabij de grens gelegen, moeten
tegengaan door verplichten opslag van brandstof-
reserve nabij de plaatsen van verbruik. Dit heeft zijn
eigenaardige moeilijkheden, niet alleen door het
brandbommengevaar, maar ook door de kans op zelf-
ontbranding. Men zal dit door toevoeging van clie-
rhicaliën tegen moeten gaan. Het is wel duidelijk,
dat dit opslaan van brandstofreserves heel wat geld
kost.
Overigens zal sterke spreiding van voorraden en
opslagplaatsen gebiedend noodzakelijk zijn, wat voor
zoover het voeclselvoorraden betreft het best bevor-
derd wordt door aanleg van voorraden hij den tits-
schen- en detailhandel. Deze, is echter in den regel
niet in staat de daaruit voortvloeiende kosten zelf te
dragen of op derden te verhalen,’zoodat de gemeen-
schap te hulp zal moeten komen. Bovendien zal het in
dergelijide landen in verband met het verloren gaan
van voorraden door luchtbombardementen, noodzake-
lijk zijn om voorraden te doen opslaan door het meer
gegoede deel der bevolking, welke goederen natuur-
lijk ter betehikking van de gemeenschap blijven.
Opeenhooping van industrieën in groote steden
dient te worden tegengegaan, daar zij luchtgevaar
voor de bevolk:ing opleveren. Een even groot gevaar
vormen de gebouwen der Centrale Regeering. In
Italië, het land waar de theorieën van den rücksicht-
losen luchtoorlog het eerst door den Italiaanschen
generaal Douhet zijn verkondigd, is de ontruiming
1
van alle groote steden in tijd van oorlog voorbereid.
Engeland heeft dergelijke maatregelen voor Londen
genomen. Als die maatregelen noodig worden geacht,
is het duidelijk welke voorname rol de staatsinte.r-
vent:ie in de toekomst ten aanzien van de vestigings-
plaats van industrieën zal spelen. Motieven inzalde
economische verdedigingsvoorbereiding zullen daar-
bij .vaak
lijnrecht
ingaan tegen streek- en regionale
530
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Juli 1938
belangen en grijpen daardoor beslissend in ten aan-
zien van het spel van vrije economische krachten.
De wet van het minimum in de weereconomie.
Indien de kleine hoeveelheden nikkel, die nooclig
zijn om goed nikkelstaal te produceeren ontbreken,
loopt de productie van de geschutindustrie sterk
terug. Evenals dus in de landhuishoudkunde volgens
de wet van het minimum de productie sterk achter-
uitgaat, als een van de bestanddeelen der planten-
voeding of groeifactoren niet in voldoende mate aan-
wezig zijn, is dit bij de economische verdedigingsvoor-
bereiding het geval als er een tekort aan bepaalde
grondstoffen is. Daardoor is de wet van het minimum
bij de economische verdedigingsvoorbereiding dc
machtige drijfveer geworden tot investatie van reus-
achtige bedragen in het researchwerk voor dé pro-
ductie van Ersatzstoffen. Daaraan hebben dekken
chemische verdedigingsvoorbereiding en physischc
verdedigingsvoorbereiding hun ontstaan te danken.
Oroote kapitalen zijn door Duitschland geïnves-
teerd in kunstrubber,’ kunstharsen, kunstbenzine met
een oktaanindex van 87 pOt., die een betere benzine
geeft dan vrijwel iedere natuurbenzine. Deze laatste
moet dan ook een speciale bewerking ondergaan, v66r zij gebruikt kan worden in oorlogsvliegtuigen. Kunst-
spinstoffen uit hout en caseïne, nieuwe metaallegeerin-
gen, nieuwe kruitsoorten, enz. hebben hun ontstaan
te danken aan de werking van de wet van het mini-
mum bij de economische verdedigingsvoorbereiding.
Tienduizenden vonden er werk door in de totalitaire
staten. Want Duitschland is. ten aanzien van 26
grondstoffen sterk van het buitenland afhankelijk
(o.a. voor koper, lood, nikkel, katoen, wol, rubber,
petroleum); Italië ten aanzien van 23 grondstoffen
(o.a. steenkool, kali, petroleum, rubber, katoen, wol,
hout). Wanneer het nu gaat om grondstoffen waar-
van de oorlogsindustrie slechts kleine hoeveelheden
noodig heeft, kan men die goederen in voldoende hoe-
veelheid opslaan. Zoo heeft Amerika een oorlogs-
voorraad mangaan opgeslagen. Maar voor in groote
hoeveelheden gebruikte grondstoffeil is dit niet mo-
gelijk en moet men naar Ersatzstoffen zoeken, waar-
door ook voor de deviezenmoeilijkheden een gedeelte-
lijke oplossidg wordt gevonden.
Ook ten aanzien van de halffabrikaten en fabri-
Icaten deed de wet van het minimum een sterk stre-
r
en
naar autarkie ontstaan. Naast het prijsschaar-
effect, waarvan de landbouwstaten in de crisis sterk
te lijden hadden, is ook door de wet van het minimum
in die staten een sterk streven naar industrialisatie
ontstaan. Maar van nog grooter betcekenis is die wet voor de agrarisatie der industriestaten en het
ontstaan der autarkische stroomingen aldaar. Want zij
riep daar tegelijkertijd het ontstaan van Ersatzindus-
trieën in het leven, waarin milliarden werden geïn-
vesteerd en waardoor ook afzetgebieden van de grond-
stoffenproductie der agrarische staten, voor goed
verloren zijn gegaan. De groote economische struc-
tuurverarideringen, die in alle landen door de crisis
hebben plaats gegrepen, vertoonen mede als een ge-
volg van de werking der wet van het minimu bij de
economische verdedigingsvoorbereiding een sterke
neiging tot consolidatie.
De betreurenswaardigé hervatting van den bewape-
ningswedstrijd en de machtsstrijd die daaruit dreigt
voort te vloeien zijn cle oorzaken waardoor de econo-mische verdedigingsvooi’bereiding op het economisch
wereldgebeuren steeds giooter invloed
krijgt.
Toch
is een goede politiek van economische verdedigings-
voorbereiding een compromis van verschillende in
tegengestelde richting werkende krachten. Een tien-
tallen jaren lange ervaring heeft onbetwistbaar bewe-
zen dat het economisch liberalisme het meest geëigend
is tot het bevorderen van de schepping van nieuwe
productieve krachten. Daardoor wordt de financieel-
economische potentieel van een land in
tijd
van oor-
log in algemeenen zin bevorderd.
Maar een Vrij internationaal verkeer op ruime
schaal is noodig voor de functionneering van dat stel-
sel. De wet van het minimum heeft echter juist een
sterke autarkische tendens. Door buitenlandsche maat-
regelen van economische verdedigingsvoorbereidling
gaan afzetgebieden van het eigen land verloren, ter-
wijl het werkloozenprobleem een oriënteering van de
productie in crisistijd op de binnenlandsche markt in
de hand werkt. Tusschen die factoren zal ‘ee.n nieuw
economisch evenwicht moeten ontstaan. Vooreen land
als Nederland, dat in verband met zijn ligging, transi-
tohandel en grondstoffeuvoorziening sterk van het
buitenland afhankelijk is, wordt het probleem van dit
nieuwe evenwicht wel zeer gecompliceerd.
Dr. W. K. H.
FEUILLETAU DE BRUYN.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
DE EXPORTCREDIETVERZEKERING IN BELGIË.
Prof. Dr. G. Eyskens te Leuven schrijft ons:
Overzicht van de ontwikkeling.
Onmiddellijk na den wereldoorlog werden zeer em-
stige problemen gesteld voor den Belgischen export-
handel, gezien de desorganisatie van de binnenland-
sche productie en de lethargie van de exportbedrij-
vigheid tijdens de bezetting van
1914-1918.
De regeering trachtte dan ook door meerdere
maatregelen het herstel van de handelsbetrekkingen
met de vreemde markten te bevorderen en aldus
kwam, na onderzoek van hetgeen in sommige andere
landen op dit gebied werd verwezenlijkt, het z.g.
Staa,tsdelcredere
tot stand bijl de wet van 7 Aug.
1921.
De regeering werd hierdoor gemachtigd waarborg
te verleenen ,,voor den goeden afloop van den ver-
Iccop” van Belgische producten in het buitenland,
voor een ‘globaal bedrag van 250 millioen Fr., waar-
van een tiende mocht gaan naar goederen herkorn-
stig uit Belgisch Oongo.
Deze Overheidsbemoeiing ter ondersteuning van
den exporthandel was aanvankelijk bedoeld als een
maatregel van tijdelijken aard, want voornoemde wet was slechts geldig voor vijf jaar. Er werd bepaald dat
de tusschenlcomst bij voorkeur moest geschieden ten
voordeele van groepeeringen van industrieelen, die
door hun gemeenschappelijk optreden op de buiten-
lancische markten den Belgischen uitvoer konden be-vorderen. In de
practijk
kwamen echter ook individu-
eele exporteurs voor de toepassing van het stelsel in
aanmerking.
In beginsel werd de Staatsgarantie verleend voor
55 pOt. van de waarde der levering, door middel van
het avaliseeren van de door den exporteur getrokken wisselbrieven, waarvoor slechts Y per duizend werd
berekend. In buitengewone gevallen, wanneer de
leveranties in het buitenland’ konden bijdragen, tot het
herstel van de nationale industrie of tot de bestrij-
ding der werklooshëid, mocht de waai’borg 55 pOt.
overtreffen. 1
–
let administratief beheer werd opgedra-
gen aan een van Staatswege georganiseerde
Deicre-
dere-Comhn’bissie.
Elke waarborgverleening of belofte
van waarhorgverleening moest bekrachtigd worden bij
Koninklijk Besluit.
Alhoewel deze Staatsdelcrederedienst een geringe
rol had gespeeld, werd bij wet van
9
.ug. 1926 zijn
bestaan voor vijf jaar verlengd. Enkele wijzigingen
werden aangebracht aan het statuut. :De max mum
looptijd van den waarborg bleef als voörheen behou-
den op 3 jaar, voor leveringen aan particulieren,
doch werd bepaald op 6 jaar voor leveranties aan
vreemde Staten of aan organismen, welke in het bui-
tenland een Staatsgarantie genoten. Het commissie-
loon, want van een premie kon hier bezwaarlijk wor-
den gesproken, werd tevens op 2 per duizend ge-
bracht.
Onder dit régime waren de waarborgverleeningen
13 Juli 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
531
geleidelijk geklommen van
18.8
millioen Fr. in 1922
tot 160 naillioen Fr. in 1931. Tijdens de hier bespro-
ken periode werd voor een totaal van 842 millioen
Fr. garanties verleend, waarvan 80 pOt. voor den
uitvoer van spoorwegmateriaal naar enkele landen.
Daarenboven vinden wij van 1922 tot 1931 slechts 140
transacties, zoodat van een risicoverdeeling niet kon
worden gesproken. De aangerekende commissies van
tot 2 per duizend dienden alleen tot het dekken
van cle administratiekosten en het constitueeren van
een onbedu.idend reservefonds, dat bij het eind van
1931.
niet eens een half millioen Fr. bereikte.
Practisch zijn echter ook geen verliezen geleden.
Maar het Staatsdelcredere werd slechts verleend met
een uiterste voorzichtigheid en nadat reeds andere
waarborgen aanwezig waren, die de operatie bijna
overbodig maakten. Er werd ook algemeen geklaagd
over de vertragingen en de administratieve formali-
teiten aan het heele stelsel verbonden, zoodat er zeer
weinig gebruik van werd gemaakt, tenzij voor enkele bijzondere transacties, in hoofdzaak met vreemde re-
geeringen.
1-let was dan ook duidelijk geworden, dat het be-
staande systeem weinig nut opleverde en, gezien het
toenemen der exportmoeilijkheden, kwam bij vet van
2 Augustus 1932 een nieuw statuut voor het Staats-
cleicredere tot stand.
Het maximum globale bedrag van de regeerings-
tusschenkornst werd gebracht op 600 millioen Fr. en
twee categorieën credietverzekeringen werden daarbij
geregeld: de rechtstreeksche waarborgverleening door
den Staat voor maximum 72 pOt. en de herverzeke-
ring van door erkende creclietverzekeringsonderne-
mingen gedane operatiën.
Intusschen duurde het tot in 1935 eer een overeen-
komst met een credietverzekeringsmaatschappij kon
worden afgsloten. Bij de afwezigheid van de verzeke-
ring van het politieke risico bleek ook het statuut van
1932 al spoedig ondoelmatig. Door het gebrek aan
soepelheici en commercieelen geest
bij
cle Delcredere-
Commissie en door het voortbestaan van allerhande
ingewiklcelde administratieve formaliteiten werd
trouwens de heele werking in ruime mate belemmerd.
Om deze gebreken te verhelpen zijn meerdere wij-
zigingen aangebracht door de Koninklijke Besluiten
van 10 Jan. 1935, 22 Oct. 1937 en 6 Mei 1938, die
wij hier niet in bijzonderheden kunnen bespreken.
Uit al deze omwerkingen is dan liet huidige stelsel
van de Belgische exportcredietverzekering gegroeid.
dat zich in feite in een derde phase van zijn ontwi!c-
keling bevindt en clie wij hier zullen schetsen.
De Nationale Deicrederedienst.
Met de hervormiog van 1935 kwam cle Nationale
Delcrederedienst tot stand, ee:n autonome iste1ling,
opgericht om, in opdracht van den Staat, de export-
creclietgaranties te verleenen met meer aanpassings-
vermogen en doelmatigheid dan tot dan was mogelijk
gebleken.
De Raad van beheer bestaat uit een voorzitter en
vier leden. Bepaald is dat cle voorzitter en twee leden
moeten gekozen worden op drie dubbele lijsten, resp.
voorgesteld door de Nationale Bank, cie Nationale
Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid en den
i)ienst voor Economisch 1.terstel. Geen enkel beheer-
der mag lid zijn van de wetgevende kamers en hoog-
stens één mag een ambt vervullen bij een credietin-stelling, welke valt onder de tQepassing van de wet
op de bankcontrôle. De Ministers van Financiën, van
Economische Zaken en van Buitenlancische Zaken
wijzen elk een gedelegeerde aan bij den Raad. Deze leden hebben het recht van veto m.b.t. de uitvoering
van elice beslissing, clie strijdig zou zijn met de wet,
cle statuten of het algemeen belang.
Met het oog op het algemeene toezicht op cle ge-
dane verrichtingen werd daarenboven een Raad van
advies en contrôle in het leven geroepen, bestaande
uit twaalf tot veertien leden.
De leden van den Raad van Beheer en van den
Raad van Advies en Contrôle, evenals de directeur en
de secretaris van den Nationalen Deicrederedienst
worden benoemd door den Koning.
Aard der verrichtingen.
Door bemiddeling van den Delcredereclienst kan de Staatswaarborg verleend worden bij deti uitvoer
van alle producten van industrie of landbouw, af-
komstig uit België of uit den Congo. In feite geeft
men den voorkeur aan transacties, welke slaan op goe-
deren, die hetzij in het binnenland dan wel in de
kolonie de werkverruiming bevorderen.
Twee groepen transacties worden gedaan: voor den
rechtstreekschen Staatswaarborg (categorie A) en
voor de herverzekering (categorie B).
De voorschriften ten aanzien van categorie A heb-
ben sedert 1932 wijzigingen ondergaan, maar thans
heeft zij betrekking op den rechtstreekschen waarborg
voor leveringen, gedaan aan vreemde Staten en ad-
ministraties (provincies, gemeenten en overheidsor-
ganen), aan ondernemingen met een openbaren dienst
belast in het buitenland (spoorwegen, gas-, electrici-
teitsdistributie, etc.) en aan alle invoerders, waarvan
de betaling gewaarborgd is door een vreemden Staat.
Vroeger bestond ook de mogelijkheid van rechtstreek-
sche waarborgverleening voor leveranties aan parti-
culieren, wanneer geoordeeld werd dat de export-
transactie van buitengewoon belang was of wanneer
zij geschiedde met crediettermijnen, die het optredell
van een credietverzekeringsondernemjng onmogelijk
maakten. Door het Koninklijk Besluit van 22 Oct.
1937 konden deze risico’s echter overgaan naar een
cred ietverzekeringsmaatschappij, omdat de Delcre-
deredienst voor 100 pCt. herverzekering Ican geven.
De transacties vallende onder categorie B hebben
betrekking op alle leveringen in het buitenland,
waarvoor het risico reeds gedeeltelijk gedekt is door
een erkende credietverzekeringsonderneming en voor
herverzekering in aanmerking komt. Voor deze soort
posten werd door den Delcrederedienst een overeen-
komst afgesloten met, de Belgische Maatschappij voor
Credietverzekëring op 16 Dec. 1935.
Gedekte risico’s.
Door tusschenkomst van den Nationalen Del-
crederedienst kan liet risico worden verzekerd tot
maximum 75 pCt. van het netto-eindverlies. Hier-
onder di.ent verstaan het beloop der schuldvordering,
verminderd met de door den waarborghou der geïnde
of nog te innen terugvorder.iogen van den debiteur.
J)e exporteur Ican zich voor een bijkomend gedeelte
doen vrijivaren of verzekeren door een bank of een
credietverzekering, maar in geen geval mag zijn eigen
participatie in liet risico minder clan 20 pOt, bedra-
gen. Dit beteekent dat de waarborg van den Delcrc-
dereclienst niet meer geldt zooclra de exporteur 80
pOt. van de schuidvordering heeft ontvangen.
In de eerste plaats wordt het commercieele risico
of de insolventie van den dehiteur gedekt. Om moei-
lijicheden van interpretatie te vooricomen, wat aan-
gaat het vaststellen van de insolventie, wordt in het
Xoninlclijk Besluit van 6 Mei 1938 eenvoudig ge-
sproken van een debiteur, clie ,,zijn verhintenissen
niet naleeft”.
in de tweede plaats wordt sedert 1935 het politielce
risico door den Nationalen Delcrederedienst, recht-
streeks of langs den weg der herverzekering, ge-
nomen.
Hierbij geldt allereerst het transfer- en valuta-
risico. De waarborgverleening is van toepassing als,
ten gevolge van algemeene monetaire maatregelen of
cl cvi ezenreglemeuteeri ngen, de solvente cl ebiteu r .i n
d.c onmogelijkheid :is gesteld cle overdracht te doen
van cle verschuldigde bedragen en deze geblokkeerd
532
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Juli 1938
blijven of als, ten gevolge van voormelde maatrege-
len, koersverschillen ontstaan bij de omzetting in
Belga’s of in andere muntsoorten, waarin de. betaling
geregeld was.
Dooi- het reeds genoemde Koninklijk Besluit van
6 Mei 1938 is nu ook bepaald, dat, tenzij uitdruk-
kelijk anders zou zijn gestipuleerd, de garantie van
kracht blijft, in geval van oorlog, oproer eii revolutie
of bij het afkondigen van een moratorium.
De wet regelt dat de premiën dienen vastgesteld
met inachtueming vah den aard van het risico het
gewaarborgde bedrag en den duur van het cred let. In fei.te schommelt de premie van 2 tot 10 per dui-
zend voor het insolventierisico, voor credieten tot
een jaar.’ Voor elk bijkomend jaar wordt een verhoo-
ging van een per duizend in rekening gebracht. Voor
het politieke risico varieert de premie van 4 tot’ 20
per duizend. Er, dient hierbij aangemerkt dat dit
natuurlijk geen vaste regels zijn en dat het oordeel
van den Deicrederedienst den doorslag geeft.
De verleende waarborgen.
Wij hebben hooger aangestipt, hoe achtereenvol-
geus het globale bedrag van den Staatswaarborg van
250 millioen op 600 millioen Fr. werd gebracht. Se-
clert 1935 is deze grens verhoogd tot 100 millioen Fr.
Besloten werd echter, dat behoudens afwijking hij
Koninklijk Besluit, geen garanties voor meer dan 100
millioen Fr. schuidvorderingen in eenzelfde land mo-
gen worden gegeven, in feite heeft men deze afwij-
king voor China moeten toestaan.
Naast de eigenlijke waarborgverleening op afge-
sloten contracten bestaat de belofte van waarborgver-
leening, dooi- de.n Deicrederedienst gedaan, tijdens dc
periode van onderhandelingen tusschen een exporteur
en een importeur of in afwachting van de resultaten
van een openbare aanbesteding in het buitenland,
waaraan Belgische industrieelen deelnemen.
Om van een van deze tusschenkomsten te kunnen
genieten moeten de uitvoerders den zetel van hun
bedrijvigheid in België of in den Congo hebben ge-
vestigd en de noodige gegevens of documenten over-
leggen, waardoor het mogelijk is te oordeelen over
het belang, dat de voorgestelde exporttransactie voor
de nationale economie kan bieden. Zij moeten daar-
enboven in hun ondernemingen de arbeidsvoorwaar-den toepassen, vastgesteld door paritaire commissies
of verzoeningsorganisaties. De Deicrederedienst zal
ook eventueel hebben te beoorcleelen of de participatie
van Belgische kapitalen of belangen in de betrokken
ondernemingen voldoende is.
Vermelden wij ‘nog dat uitdrukkelijk werd ge-
regeld, dat de exportcredietgarantie niet alleen ken
bekomen worden voor de levering in het buitenland,
maar ook voor alle bijkomende kosten en o.m. de uit-
gaven, welke in den vreemde worden gedaan voor het uitvoeren van con’tractieve werken. Doch deze laatste
categorie van uitgaven mag maar voor maximum 25
pCt. deël uitmaken van de gewaarborgde som, tenzij
een met redenen omkleed Kon:inklijk Besluit een af-wijking van dezen regel veroorlooft.
Schaderegeling.
–
In geval van insolventie of van niet betaling door
den debiteur wordt door den Nationalen Deicredere-
dienst de vergoeding uitgekeerd binnen drie maanden,
nadat het totale of gedeeltelijke verliës definitief zal
bekend zijn.
Indien, ten laatste een jaar nadat cle regelmatige
betaling had moeten geschieden, de debiteur niet kar
voldoen aan zijn verplichtingen, wegens an’dere rede-nen dan insolventie, keert de Deicrederedienst onmid-
dellijk 50 pCt. van de verschuldigde. vergoeding uit.
Het saldo volgt zes maanden nadien, tenzij ondertus-schen het definitieve verlies kon worden vastgesteld,
in welk geval de vereffening binnen drie maanden na
deze vaststelling geschiedt. Deze regeling is ook van
toepassing voor transfer- en valutarisico.
Omvang dèr’ risico-overname.
De ondestaande tabel geeft het aantal transacties
en de daarbij betrokken bedragen, waaivoor de recht-
streeksche waarborg werd verleend sedert 1922, door
de Delcredere-Commissie en later door den Nations-
len Delcrederedienst (verrichtingen van categorie A).
Aantal transacties
Jaarljksoh bedrag
(in millioenen Fr.)
1922
…………
3
18,7
1923
…………
8
40,3
1924
…………
18
74,2
1925
………….
27
.
39,2
1926
…………
21
26,1
1927
…………
19
173,7
1928
…………
17
211,0
1929
…………
14
82,2
1930
…………
5
16,2
1931
…………
8
.
160,0
1932
…………
18
46,9
1933 ………….
21
76,9
1934
…………
55
63,4
1935
…………
132
200,4
1936
…………
87
135,2
197
75
227.3
Zooals reeds gezegd, beloopt de tusschenkomst
maximum 15 pOt. van liet risico. Derhalve,bedroegen
de yerbintenissen van den Nationalen Deicredere-
dienst 159.8 millioen in het totaal der 227.3 millioen
Fr. verrichtingen van categorie A voor 1931. Sedert
1922 werd de rechtstreeksche waarborg verleend voor
een totale exportwaarde van 1.592 millioen Fr. Een
overwegend gedeelte hiervan ging steeds naar spoor-
wegmateriaal. Dit wordt ook weer bevestigd door de
procentueele verdeeling van de credietverzekering in
1931:
Va4lggend spoorwegmatei’ia.a.l ……………
14,16 P.C.
Rollend spoorwegma.teriaal ……………….
69,36
Gieitijzer, ijzer, staal …………………….
6,63
Textiel’produoteu ………………………..
1,42
Chemisehe producten ……………… . ……
1,20
Eleotriciteitsinduistrie ……………………
7,23
De Belgische Maatschappij voor Credietverzekering
heeft tot op heden een zeer bescheiden activiteit ge-
had. Het stelsel der herverzekeringen voor de ver-
richtingen van categorie B, welke boven werd be-
handeld, was op 31 Dec. 1.1. nog maar sedert .twee
jaar in werking. Het totaal der verbintenissen van
den Nationalen Delcrederedi enst, voortspru itende uit
herverzekering, bereikte op dien datum slechts 15.4
millioen Fr.
De schaderegelingen zijn ook tot hiertoe gering ge-
weest. Van 1922 tot 1931 waren bij de uitkeeringen
voor defintieve vergoedingen slechts 114.600 Fr. be-
trokken. Ook enkele vrij onbeduidende voorloopige vergoedingen werden toegekend en enkele betwiste
gevallen zijn nog hangend.
* *
*
Uit het bovenstaande moge blijken, dat cle export-
eredietverzekering in België tot op heden een rol
van zeer subsidiair belang heeft gespeeld, indien wij
ze beschouwen in verhouding tot het totaal der ex-
portbedrijvigheid.
De rechtstreeksche waarborgverleeping van den Na-
tionalen Deicrederedienst is inderdaad beperkt tct
een klein aantal transacties,. die daarenboven gecon-
centreerd zijn op export van de metaalindustrie. Dit
volgt onvermijdelijk uit de voorschriften geldend
voor de transacties vallend onder categorie A, die
deze ‘zaken beperken tot leveringen aan vreemde
Staten en Overheidsorganen of aan importeurs, die
zelf van een Staatswaarborg genieten in het buiten-
land. Het gevolg is dat het delcredere wordt aange-vraagd voor den uitvoer naar landen, die hun outil-
leering nog uitbreiden en voor dewelke in zekere
mate een risico van insolveutie of een politiek risico
bestaat. Aldus zijn ook geographisch de verrichtingen
geconcentreerd op China, Zuid-Amerika en de Bal-
kanstaten.
13 Juli 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
533
Voor sommige Belgische industrietakken en voor-
namelijk voor de metaalconstructie, mag men dan ook
het belang van het Staatsdelcredere niet onderschat-
Ten. Zonder de insolventieverzekering en vooral het.
dekken van het politieke risico zouden sommige groote
exporttransacties der laatste jaren voor deze indus-
trie onmogelijk geweest zijn. Er dient nochtans in het
oog te worden gehouden dat de Nationale Delcredere-
dienst heel wat verzekeringen heeft geweigerd, zoo-
wel voor het commercieele als voor het politieke
risico, in meerdere gevallen bleef men ook aanmer-
kelijk beneden het maximum van 75 pOt. dat gedekt
kan worden.
Het ware verkeerd te meenen, dat alhoewel de
schaderegelingen tot op lieden onbeduidend zijn ge-
bleven, geen ernstig risico door den Staat wordt ge-
dragen. Om dit duidelijk te maken, behoeven wij
slechts te zeggen, dat ongeveer de helft van cle ver-
leende garanties voor 1937 betrekking hebben op
leveringen van spoorwegmateriaal aan China en dat
cle andere helft – zeer ruim genomen – betrekking
had op transacties met één land in Zuid-Amerika en
twee landen in den Balkan.
Om de functies van den Delcrederedienst juist te
zien, moeten wij ook den nadruk leggen op de betse-
kenis van de waarborgbeloften. Aldus heeft men in
den loop van 1937, in 36 gevallen waarborgbeloften
verleend, hetgeen aan de uitvoerders toelaat onder-
handelingen te voeren met mogelijke koopers of deel
te nemen aan aanbestedingen in den vreemde. In het
algemeen wordt maar een klein gedeelte van deze be-
loften omgewerkt tot definitieve verzekering na het
afsluiten der contracten. Dit stelsel, dat voordeelen
biedt voor de exporteerende industrie, veroorzaakt
een extra druk op den Delcrederedienst, die tot op
heden maar voor een maximum van 700 millioen Fr. waarborgen mocht verleenen. Voor China alleen be-
staat een globaal contract van ongeveer 450 millioen,
waarvoor regeeringswaarborg is beloofd voor 220 mii-
lioen Fr. In Mei 1938 had de Deicrederedienst voor
670 millioen verbintenissen, waarvan slechts 243 mil-
lioen betrekking hadden op afgesloten contracten voor
leveringen en het overige op beloften. Sedert meer-
dere maanden was men aldus de maximumgrens van
700 millioeri genaderd, waardoor de werking in groote
mate werd gehinderd.
01) 9 Juni 1.1. is dan ook een wetsontwerp inge-
diend om het maximum te verhoogen tot een mii-
hard Fr. De Kamercommissie heeft sedertdien voor-
gesteld te gaan tot 1.200 millioen, om een grootera
marge te laten. Op het oogenbli.k dat wij dit schrij-
ven is dienaangaande nog geen uitspraak door het
Parlement gedaan. In de in clustri ccle kr i ngeii wor(i t
nog steeds er op aangedrongen om de faciliteiten
van de Staatscreclietverzekering uit te breiden, ge-
zien het toenemen van de exportrnoeilijkheden. De regeering zal hier wel niet te ver willen gaan, want
liet gevaar voor de ophooping van eenzijdige risico’s
is zeer groot geworden.
AANTEEKENINGEN.
De teruggang in den wereidhandel.
De internationale goederenruil, die tot het einde
van het vorige jaar slechts in geringe mate den
ongunstigen invloed van de conjunctuurinzinking had ondergaan, ontwikkelde zich eerst in den loop van dit
jaar meer uitgesproken in ccii dalende richting;
van het 4e kwartaal 1937 op het le kwartaal 1938
verminderde de waarde, na uitschakeling van sei-
zoensinvloeden, met 7 pOt., terwij..volgens het In-
stitut für Konjunkturforschung te Berlijn, waaraan
een en ander is ontleend, deze teruggang zich ge-
durende het 2e kwartaal naar alle waarschijnlijk-
heid in eenzelfde tempo heeft voovtgezet.
De afbrokkeling van den wereldhandel is in hoofd-
zaak op twee factoren terug te voeren, t.w.:
lo. de gevolgen van het Japansch-Chineesch con-
flict en
2o. de invloed van den conjunctuuromslag in cle
Vereenigde Staten op den invoer van dit land.
Laatstgenoemde factor over
–
treft echter de eerste
ver in beteekenis, hetgeen ook uit het volgende over-
zicht blijkt.
Verande-i’iigen in den
invoer
gedurende de eerste
4
maanden van
1938
tegenover dien in cleielfdc
periode van
1937.
(Tn millioenen goud Dollars)
1).
Wereld
………..
-214
Argentinië ———–
+ 15
Vereenigde Staten – –
247
Britsoh-Indië
………
4- 17
Japan en Ohina .. . –
85
Austra.Iië en N.-Zeela-nd +
21
Groot-Brittannië
…..
+ 50
1)uitsc-hland
………
+ 63
i) Ontleend aan het Bulletin Mensuel van den Volken-
hond.
De conjunctuurachterujtgang in de Vereenigde
Staten heeft tot direct gevolg gehad, dat de daling
van den invoer van dat land zich in een versneld
tempo heeft voortgezet. Gedeeltelijk is deze vei-min-
dering toe te schrijven aan de betere oogsten, welke
de behoefte aan buiteniandsche voedingsmiddelen tot
een geringeren omvang hebben teruggebracht. In
de eerste 4 maanden van dit jaar bedroeg de waarde
van den invoer slechts 60 püt. van die gedurende
dezelfde periode van liet vorige jaar. Vooral de bui-
tenlandsche leveranciers van grondstoffen en voe-
dingsmiddelen zijn door dozen gang van zaken ern-
stig in hun uitvoer getroffen.
Het conflict in het Verre Oosten heeft op den
huitenlandschen handel van de betrokken landen een
zeer nadeehigen invloed uitgeoefend. De pogingen
van Japan om zijn export te stimuleeren mochten
niet baten. De waarde van den uitvoer van dit land
was in het tste kwartaal van dit jaar ongeveer 20
püt. geringer dan in het overeenkomstig tijdvak van
het vorige jaar. Deze teruggang van den Japanschen uitvoer had tot noodzakelijk gevolg, dat dit land zijn
invoer op drastische wijze moest inkrimpen om zoo-doende het passief saldo op cle handelsbalans, dat in
de maanden Januari t/in. April 1937 bijna 64 mii-
lioen gouddollar groot was, niet dit jaar tot eenzelf-
de hoogte te doen uitgroeien, hetgeen voor de Ja-
ansehe valataposi tie zeer ernstig zou zijn geweest.
Toch bedroeg liet nadeelig saldo nog ruim 17 mil-
lioen gouddollar. Dank zij verstrekte buitenlandsche
credieten was China niet gedwongen zijn invoer niet
de daling van zijn uitvoer in overeenstemming te
brengen.
IV[et de vermindering van den invoer van Japan
en van de Vereenigde Staten is een diepe inzinking
van den uitvoer der overzeesche grondstoffenlan den
gepaard gegaan, terwijl de industrielanden met uit-
zonclering van enkele landen zooals Groot-Brittannië
in liet algemeen de nadeelige werking slechts weinig in hun totalen uitvoer hebben ondervonden. Zelfs de
Vereenigde Staten hebben hun uitvoer tot aan liet
begin van 1938
0
1)
een hoog niveau kunnen hand-
haven, waarbij de verminderde binnenlandsche afzet-
mogelijkheden wellicht den export gestimuleerd
hebben.
Dat cle uitvoer van de industrielanden in veel ge-
ringere mate is teruggeloopen dan die der grondstof-
fenlariden vindt zijn verklaring in liet feit, dat
eenerzijds de onderlinge goederenruil van de indus-
trielanden zich langzamer in dalende richting be-
weegt en dat anderzijds – en dat is de voornaamste
oorzaak – de invoer van de grondstoffen- en voe-
di n.gsrni cldelen producecrende landen zich niettcgcn-
staande den geweldi.gen achteruitgang van den uit-
voer op eenzelfde niveau gehandhaafd heeft en zelfs
in vele gevallen in het iste kwartaal van dit jaar
nog een toeneming te zien heeft gegeven tegenover
het overeenlcomstige kwartaal van 1937.
Dat deze controverse in liet beloop van in- en uit-
voer mogelijk was, is te danken aan de reserves,
534
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1
.
3 Juli 1938
welke deze landen gedurende de grondstoffenhausse
in de 2de helft van 1936 en de eerste maanden van
1937 hebben opgebouwd. D.it fei.t echter rechtvaar-
digt een zeker pessimisme ten aanzicn van het ver-dere beloop van de internationale goederenruil. Op
den langen duur moeten deze landen hun invoer aan
den uitvoer aanpassen. De sterke teruggang van den
uitvoer heeft de koopkracht dezer landen aangetast
en de handelsbalans een ongunstig aanzien gegeven.
Dit heeft in sommige Zuid-Amerikaansche landen
zooals in Brazilië geleid tot valutamoeilijkheden en
enkele andere landen ertoe genoopt, zelfs maatrege-
len ter beperking van den invoer te nemen (corrtin-
genteeringen in Chili, het verstrekken van minder deviezen voor den invoer in Argentinië). Dit alles
moet een snelle aanpassing van den tot nu toe hoogen
invoer aan den gedaalden uitvoer tot gevolg hebben.
Zelfs indien de Vereenigde Staten weer tot ver-
meerderde buitenlandsche aankoopen van grondstof-
fen zouden overgaan en de depressieve factoren in
het Verre Oosten aan kracht zouden verliezen, zou
de reactie hiervan op den invoer van de grondstof-
fenproduceerende landen eerst met een vertraging
optreden en zou allereerst de ontstane achterstand
moeten worden ingehaald.
Een nieuwe phase in de werkloosheidsbestrij-
ding in Zwitserland.
Hoewel de werkloosheid in Zwitserland gedurende
de geheele depressie op een voor onze begrippen vrij
laag niveau bleef, vormde zij toch, mede door haar
bijzondere structuur, een voortdurend probleem voor
de Zwitsersche regeering. De werkloosheid deed zich
namelijk vooral gevoelen in de bouwnijverheid en aan-
verwante vakken. In 1936, het dieptepunt van de
depressie, behoorden 50 pCt. van de rond 75.000 werkloozen tot deze categorieën. Vandaar dat de
werkverschaffingsmaatregelen steeds vooral gericht
waren op het stimuleeren van de bouwnijverheid.
Dit geschiedde behalve door het uitvoeren van
bouwwerken door de Bondsregeering, door het subsi-
dieeren van kantons en gemeenten, en het verleenen
van subsidies voor het doen uitvoeren van repara-
ties en verbouwingen door particulieren. Op deze
wijze wist men inderdaad eenige opleving in de
bouwnijverheid tot stand te brengen.
In het voorjaar van 1937 heeft de sociaal-democra-
tische partij een voorstel ingediend om een ,,nationaal
werkverschaffingsprogramma” te doen uitvoeren,
waarvan cle kosten zouden bedragen Frs. 300 mii-
lioen, verdeeld over drie jaar. Voor de financiering
van dit programma wilde men de devaivatiewinstvan
de Nationale Bank gebruiken.
De Regeering had tegen dit voorstel groote be-
zwaren. In de eerste plaats ontkende
zij,
dat men met
een bedrag van Frs. 300 millioen, verdeeld over 3
jaar, de welvaart zou kunnen doen terugkeeren. Im-
mers, zoo redeneerde zij, dan had dit ook bereikt
moeten worden met de Frs. 286 millioen, die sinds
1934 voor de bestrijding van de depressie en haar
gevolgen waren uitgegeven.
In de tweede plaats voerde zij aan, dat het vast-
stellèn van een programma voor den duur van 3 jaar
zou leiden tot een gebrek aan elasticiteit en uit
financieel oogpunt ongezond moest worden genoemd.
Ten derde verwierp
zij
ook de financiering uit de devaluatiewinst van de Nationale Bank, omdat dit
een zuiver additioneele geldcreatie zou beteekenen,
die het gevaar voor een in.flationistische prijsstijging
in zich bergt.
Tenslotte wees zij erop, dat de revalorisatiewinst dienst doet als een soort Egalisatiefonds, en dat het
in hooge mate ongewenscht is, haar aan deze bestem-
ming te onttrekken.
* *
*
Scheen het tot dusverre, alsof de regeering niet ge-
neigd was de oude paden te verlaten, en over te gaan
tot een werkloosheidsbestrijding op groote schaal,
de Oostenrijksche Anschluss bracht een volkomen
ommekeer in haar houding teweeg.
Velen beschouwden deze gebeurtenis als een dreiging
voor de Zwitsersche onafhankelijkheid, zoodat zich
in het land een krachtige beweging openbaarde om te
komen tot een verdere versterking van de nationale
defensie. Daarnaast gingen vele stemmen op, die een
,,stormaanval op’ de werkloosheid” beschouwden als
een noodzakelijkheid om de ,,moreele defensie” op een
hooger peil te brengen. Onder den druk van de pu-
blieke opinie ging de Bondsraad in Juni van dit jaar
dan ook over tot indiening van een groot defensie-
en werkverruimingsplan, dat in vele opzichten nog
verder gaat dan dat der sociaal-democraten ee.n jaar
tevoren. Het programma omvat defensie-uitgaven tot
een bedrag van 193 millioen Francs, en werkverschaf-
fingsuitgaven voor Frs. 202 millioen.
De specificatie dezer uitgaven is als volgt:
Defensie 1. oorlogsm’ateriaal, miiitai ie verdedigings-
werken,
reserves,
enz.
……………..
1.50 miii. Frs.
IT. topografische werksaamheden, bouwver-
ken,
schu’i.Ipiaatsen,
opslag-
en
we ik-
plaatsen,
en
.
……………………
23
111.
voorraadvorming van belangrijke
goederen
………………….40 m.
af
waarde der ‘te scheppen voor-
raden
…………………….
20
in.
20
Totaal defensie
. . . .
1.93 miii.
Pia.
Werkverrniming:
1. Bondssu’bs’id.ies
voor
de
werkverschaf-
Liisg
der kantons
(voortzetting der
hui-
duige
steunverleening)
1939
.
tfm.
1941
of
1942
………………………..
90
miii. Pi’s.
IT.
Uitgaven voor w’erkveriu im
i
ngso’bjeoten
int ihet Bondsprogramma:
diverse groote n’erken ………..10
spoorwegverkcn
……………..14.5
burgerluchtvaart
.
…………….4
arbeidsdienst, cursussen, sten n voor
.inteii.
werkioo’zen
……………
8
–
.37
Uitbreiding van het Alpenwegennet ….
35
Eeimi alige
cred ieten
voor gro imd ve i’bete-
ring, w’aterweriken en
boschbouw
……
20
Bijzondere maatregelen VOOr industrie en vreeindeiingenverkeer
……………..
20
Totaal werkverruiming ….
202
miii. Fr.s.
In haar toelichting op dit programma wijst de
Bondsraad er op, dat’ de maatregelen ter bestrijding van de werkloosheid in 2 groepen uiteenvalien’, ni.:
die welke ten doel hebben een stimi.il
.eering van
het particulier initiatief, dus een Ankurhelung van
het economisch leven, en
die welke zich richten op een betere ve.rdeeling
van den heschikbaren arbeid.
Met deze laatste maatregelen werd in 1.937 een
begin gemaakt, maar hun doorvoering kost veel tijd,
en daarom acht de Bondsraad zich gerechtigd een
programma voor te stellen, dat zi.ch
zoowel richt op
werkverschaffi.ng
als op Ahkurbeiung van het eco-
nomisch leven. Het defensieprogramma voldoet aan
beide eischen.
* *
Een verdere uitbreiding van de bouwnijverheid
wordt niet wenschelijk geacht. In de jaren na 1925
moest een groote achterstand, dateerende uit de oor-
‘logs- en na-oorlogsjaren, ingehaald worden, efl daar-
door heeft de bouwnijverheid zich ingesteld op een
te hooge productiecapaciteit. Dit leidde na 1931,
toen de achterstand was ingehaald, tot overproductie
van woningen, waardoor in 1934 een ernst.ige crisis
in de bouwvakken ontstond. Door subsidies voor re-
paratie- en verbouwingswerkzaamheden werden de
gevolgen verzacht, maar de vrees is niet ongegrond,
dat dit stelsel geleid heeft tot het voortijdig doen
uitvoeren van dergelijke werkzaamheden, hetgeen aan-
13 Juli 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
535
leiding kan zijn tot eenige reactie .in de komende
jaren. Een aanpassing van de capaciteit der bouw-
nijverheid aan het normaal •te verwachten bouw-
vol time is d tis noodzakelijk.
Daar het geheele defensie- en werk verschaffi ngs-
irogramrna stimuleerend op de bouwhecl rijv i ghei d
zal werken, wordt voorgesteld de subsiclieering te
beperken tot cle wintermaanden, om zoocloende een
seizoonsniveiieer.ing te bewerken.
In verband met het bovenstaande zal het noodza-kelijk zijn cle overtollige krachten ui.t het bouwbe-
drijf over te brengen naar andere bedrijfstakken.
Daarom is onder meer een stimuleering der ex-
])Ortifldustrieën noodig. Juist deze bedrijfstakken
hebben het meest van den nieuwen terugslag te lijden.
In verband hiermede wil de Bondsraad weer terug-keeren tot cle productieve werkloozensteun
1),
die
na do devaluatie voor het grootste deel afgeschaft
werd.
Bevordering van het
vreemdelingen.verkeer
zal ook
kunnen leiden tot een aanzienlijke werkverruiming.
Ondanks de gunstige invloed van de devaluatie was het aantal logeernachten in 1937 slechts 50 pct. van
dat in 1020, en de toestand is sindsdien aanzienlijk
slechter geworden. Het vreemdelingenverkeer lijdt
sterk onder de moeilijkheden, die bepaalde landen
in den. weg leggen aan hen, die hun vacantie in het
buitenland willen doorbrengen. Het zal dus noodig
zijn nceuwe gebieden te veroveren, en de Bondsraad
stelt daarom voor een grootsch opgezette propagan-
da te voeren. Daartoe zal de vervaardiging van do-
cumentaire en cultuur-films worden bevorderd, welke
in het buitenland gedraaid zullen worden. Extra
aandacht zal worden besteed aan buitenlandsche
tentoonstellingen, om. die van New-York in 1.930
en Rome in 1941. Verder zijn spoorwegreducties in
voorbereiding.
De andere voorgestelde maatregelen, uitvoering
van groote werken, aanleg van Alp.enwegen, spoor-
wegwerken etc. zullen ongetwijfeld leiden tot een
aanzienlijke toeneming der werkgelegenheid.
Voor de resteerende werkloosheid wordt voorgesteld
de werkkampen van den vrijvilligen arbeidsdienst
uit te breiden. Verder worden credieten aangevraagd.
voor herscholing en omvorming van arbeidskrach-
ten, en voor steun aan intellectueele werkloozen.
* *
*
Omtrent de
financiering
van dit programma
word t zeer weinig medegedeeld. Uitvoeriger mcde-
deelingen zuilen waarschijnlijk eerst b.ij cle ene-
mentaire behandeling worden gedaan. In ieder geval
staat wel vast, dat de devaluatiewin.st
der Nationale
Bank hiervoor niet gebruikt zal worden. Zij heeft
zich echter wel bereid verklaard de middelen voor het
defensie- en werkverruirningsprogramma, dus bijna 400 millioert Francs, tegen disconteering van schat-
kistwissels ter beschikking te stellen.
De Regeening gaat er van uit, dat een dergelijk
groot uitgavcnprogramma slechts dan verantwoord
is, als het dekkingsvraagstuk tevoren op een hevre-
cligende wijze is opgelost.
Zij meent de credieten voor de defensie, tot een totaalbedrag van Frs. 193 millioen afzonderlijk te
moeten houden van die ten bedrage van Frs. 202
millioen voor het werkverruimi.ngsprogramma. Vol-
gens de nieuwe ,,Verfassungsbesti mmungen über die
Bundesfina.nzen”
2)
moeten alle buitengewone defen.-
sie-uitgaven gedekt worden door een Wehrsteuer.
Totdat deze bepalingen in werking treden, zullen
‘) Bij dcii productieven wcrkloozeiisteuti vordt aan de
uuidcrneiiniigeii een subsidie verleend, indien zij arbeiders,
clie anders ontslagen zouden worden, in dienst houden.
2)
])e nieuwe ,,Verfassungsbesthnniungen” zijn i innid-
clels door het parleiiient verworpen. Waar deze bepalingen
een consolidatie ‘vormden van een groot aantal in de laat-
ste jaren genomen maatregelen, aal dit weinig aan de
zaak veranderen.
rente en aflossing gedekt worden uit de reeds l)e-
staande Krisenahgabe, een belasting op inkomen en
vermogen.
Anders ligt de zaak bij de werkverruimingscreclie-
ten. De Verfassungsbestimmungen schrijven hier-
voor geen bepaalde dekking voor. Alleen geldt de
algemeene bepaling, dat slechts dan tot nieuwe uit-
gaven mag worden besloten, indien door bezuinigin-
gen’ of nieuwe inkomsten in de dekking voorzien is.
De Bondsraad is van meening, dat het voldoende
.is, als maatregelen worden getroffen voor de volle-
dige aflossing van de hiertoe op te nemen Frs. 202
millioen. Voor de rentehetalingen acht men het tref-
f en van speciale maatregelen overbodig. Immers men
meent er met zekerheid op te kunnen rekenen, dat
de uitvoering van het programma een dusdanige in-
vloed zal hebben op de arbeidsmarkt, dat hi.eruit een
zoodanige daling der werkloosbeidslasten zal voort-
vloeien, dat de rentelasten uit den gewonen dienst kun-
nen worden gefinancierd. Bovendien verwacht men
de noodzakelijke credieten te kunnen opnemen tegen
een intrest van 1 pOt. of minder, zoodat de uit de
ged aalcie werkloosheid voortvloeiende besparingen
vaarscliijnlijk veel grooter zullen zijn dan de rente-
lasten.
Daarom wordt slechts voorgesteld ten behoeve van
de aflossingen een omzetbelasting te heffen van de
groot-ondernemingen in den detailhandel i). 01) deze wijze zal het geheele crediet afgelost kunnen worden
in ca. 18 jaar, waarna de betreffende belasting ook
weer kan verdwijnen.
.De Bondsraad gaat er dus stilzwijgend van uit, dat
de werkgelegenheid, veroorzaakt door het werkver-
schaffingsprogramma, ook nadat dit programma uit-
gevoerd is, zal blijven bestaan. immers, hij een uit-
voeringsduur van drie jaar, moet de aflossing der
credieten in 16 jaar geschieden; gelet op de houding
tegenover het eerder genoemd ,,nationaal werkver-
schaffingsprogramma” is dat niet bijzonder consequent.
Tenslotte worde nog opgemerkt, dat deze voorstel-
len eerst in (Ie a.s. herfstzitting van liet Zwitsersche
parlement moeten worden behandeld en bovendien hier-
over nog een volksstemming noodzakelijk is. Niet te
verwachten is derhalve dat vSSr begin 1939 dit pro-
gramma tot uitvoering zal komen.
H. E. B. SCHMALHAUSEN.
1)
Voor de bijzonderheden dezer belasting verwijzen wij
naar cle Aa.iitee.keniitg ,,Een belasting op warenhuizen in
Zwitserland” in E.-S.B. van 15 Juni jI. blz. 458.
De ongunstige kapokpositie in Nederlandsch-
Indië.
De ervaringen, die het Nederlandsch-Indische Gou-
vernement met de oprichting van een Kapok Cen-
trale en ordening van den kapokhandel heeft opge-
daan, zijn verre van gunstig. Het is daarom van be-
lang kennis te nemen van het overzicht, dat in het
jongste jaarverslag van De Javasche Bank voor-
komt en van de voorzichtig geuite critiek, die de
President op de politiek van de Kapok Centrale
heeft. Wij laten deze beschouwingen hieronder onver-
kort volgen.
De kapokuitvoer bedroeg in 1937 slechts circa
17.200 ton tegen circa 26.000 ton in 1936, voorna-
melijk als gevolg van een verminderden uitvoer naar
de Vereenigde Staten, waarheen in 1937 circa 6.900
ton minder is verscheept dan in 1936. Het verloop
van den kapo’kuitvoer van Nederlandseh-Indië gedu-
rende een reeks van jaren blijkt uit achterstaan.de
tabel.
In het jaar 1936 en de eerste maanden van 1937
werden door de Vereenigde Staten onder invloed van
de in dat land in gang zijnde opleving groote kwanta
kapok opgenomen. Het gevolg was, dat de binnen-
landsche voorraden in Amerika in sterke mate wer-
536
.
ECc5NOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Juli 1938
Ve reenig- Nede r- A.ustra.lië Sin.ga-
Jaar
de Staten
land’
&
Nw.-
pore’
Diversen
Totaal
en v.o.
Zeeland
1928
. .
6.497 5.465
4.376
580
783
17.701 1929
.
6.142
4.980
3.753
691
534 16.100
1.930
. .
8.296
5.726
3.562
563
1.040
19.187
1931
‘.
.
8.206
6.943
2.246
493
1.148
19.036
1932
. .
7.189 5.422′
2.609 454
1.296
1.6.970
1933
. .
8.629
6.985
3.014
547
871.
20.046
1934
. .
6.903
5.948 4.231
.769
1.476
19.327
1935
. .
12.333
4.135
.4.675
681
1.485
23.309
1936
.
14.825
3.078
5.649
794′
1.679
26.025
1937
. .
7.895
2.154′
4.927
1.023 1.177
17.176
d’e’n aangevuld, zoodat, toen in April door de sterke
prijsdaling op heurzeii en goederenmarkten de voor-
uizichten betreffen cle cle conjuuctuurontwikkeling in
cle Vereenigde Staten onzeker werden, de vraag naar
kapok van daaruit plotseling en sterk verminderde.
Korten
tijd
tevoren was door de Kapok Centrale in
verband met de aan speculatie op een kapok-tekort
toegeschreven – en tegen de doelstellingen van de
Kapok Centrale indruischende – prijsstijging van het
product aan het buitenland een uiteenzetting van de
kapoksituatie gegeven, waaruit blijken moest, dat
voor een onvoldoende aanbod van kapok niet behoefde
te worden gevreesd. Het schij
1
nt niet redelijk de
sedert ingetreden afzetstagnatie uitsluitend of in
hoofdzaak hieraan toe te schrijven. Uitteraard zal de
wetenschap bij huitenlandsche afnemers, dat in het
productiegehied voldoende voorraad aanwezig is en dat
aldaar in het belang van ‘de eigenlijke consumptie
op een zooveel mogelijk stabielen prijs wordt aan-
gestuurd, de aantrekkelijkheid van het innemen van
posities door den huitenlandschen tusschenhaudel
doen verminderen en derhalve een deel van den on-zichtbaren voorraad in de consurnptiegebieden zich
doen verplaatsen naar deil zichtharen voorraad in het
prod uctiegehieci.
Dat echter de laatst.eljk ingetreden afzetstagnatie
niet hierin, doch in den conjunctuurteruggang in de
Vereenigde Staten haar kernoorzaak vindt, is niet
aan twijfel onderhevig. Het interen op voorraden
èn vooral ook, het in de tweede helft van 1937 sterk
terugloopen van het kapokverhruik heeft het moge-
lijk gemaakt, dat Amerika zich tot in het begin vah
1938 van kapokaankoopen op eenigszins belangrijke
schaal kon onthouden. Eerst, in de laatste maanden
ontstond van uit de Vereenigde Staten weder wat
meer vraag, welke nochtans beperkt bleef tot kwan-
titeiten, welke in overeenstemming waren met de in-
middels door cle conjunctuurdaling sterk teruggeloo-
pen directe behoeften. Het is duidelijk, dat de taak
tot het aanhouden van voorraden daarmede in zekere
mate op Nederlandsch-Indië werd afgeschoven.
Het uitblijven van aankoopen door de V.S. werd
aanvankelijk niet ,als verontrustend aangemerkt op
grond van de bevredigende ontwikkeling van het kapok-
verbruik en de aanvankelijk nog als gunstig beoor-
deelde statistische positie van het product. De Kapok
‘Centrale bleef dan ook voorloopig een afwadhtende
houding aannemen en handhaafde de geldende li.mites.
Toen evenwel op alle productenmarkten een dui-
delijke terugslag’ merkbaar’ was geworden, werd in
Juni besloten de limites voor levering ná 1 October
1937 – hetgeen in de
praktijk heteekencie de limites
voor oogst 1937 – met
f
3 per 100 kg te verlagen.
Waar echter nog een belangrijk kwantum oogst
1936
aanwezig ‘was en’ uit den aard der zaak bij buiten,
landsche afnemers onder de
gewijzigde
verhoudingen
de verwachting was gewekt, dat verdere prijsverlagin-
gen wel niet zouden zijn te ohtgaan, ‘bleven deze ‘.ich
van aankoopen, ôôk voor levering ná 1 October, ont-
houden. Als gevolg hiervan dreigden moeilijkheden te
ontstaan bij. ‘het afkomen van den nieuwen oogst.
Ook de Nederlandsch-Indische exporteurs onthiel-
den zich op grond van de onzekere marktsituatie op
hun beurt vrijwel geheel van aankoopen, zoodat de
kapok-etablissementen,. die andere jaren reeds gedu-
rende den opkoop de door hen te bereiden kapok’ aan exporteurs en makelaars konden doorverkoopen, zich
dit jaar .cleze mogelijkheid, althans grootendeels, zagen
ontnomen. Waar bovendien de Regeering bij de eta-
hlissementshouders aandrang uitoefendè tot het op-
koopen van kolven tegen prijzen, welke op de geldende
relatief hooge – doch volgens de Kapok Centrale te handhaven – exportlimites waren ingesteld, werden
ook zoo de risico’s der etahlissementshouders vergroot.
Teneinde een, voor de inheemsche kapokproducen-
ten funeste stagnatie in den opkoop te voorkomen
;
werd tusschen de Kapok Centrale en de exporteurs
overeengekomen, dat de bestaande exportlimites ni’et
dan in uiterste noodzaak zouden worden verlaagden dat exporteurs op basis dier limites een hoeveelheid
kapok, gelijkstaande met 40 pCt. van de hun voor uit-
voer verleende vergunningen, van den tusschenhandel
zouden overnemen, waardoor laatstgenoemde weder
wat meer bewegingsvrijheid kreeg.
Ofschoon de situatie’ ‘hierdoor werd verlicht, mag
niet worden ontkend, dat de rechtstreeksche ‘bemoeie-
nis van. de Regeering met het prijspeil van een bevol-
kingsproduct als kapok een zekere gebondenheid in
het leven heeft geroepen, welke zonder twijfel be-
langrijke schaduw’zijden heeft.
Als gevolg van de bovenomschreven omstandighedeii
bedroeg ‘de totale onverkochte voorraad hier te lande
per 31 Maart 1938 nog 22.000 ton en bevond deze
voorraad zich voor het grootste deel in handen van
de etahlissementshouders, welker bedrijven door de
N.-i. bankinstellingen worden gefinancierd. Als vast-
staand mag worden aangenomen, dat hij het afko
men van den riicuwen kapokoogst in Septemher/Oc-tober as. nog een belangrijke voorraad kapok uit den
vorigen oogst aanwezig zal zijn en dat de verdere ont-
wikkeling van de voorraadpositie in Nederiandsch-
Indië voornamelijk zal worden heheerscht door het
verloop van het kapokverbruik in de Vereenigde Sta-
ten, hetwelk op zijn beurt weder samenhangt met de
ontwikkeling van de conjunctuur daar te lande.
De voor het oogenhlik bestaande situatie kan in
menig opzicht geen bevrediging schenken, nochtans
bestaat onder de huidige omstandigheden méér dan
aan critiek op het verleden ‘behoefte aan samenwer:
king tusschen Ned.-Ind. betrokkenen bij het zoeken
naar de meest juiste oplossing voor de toekomst.
AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)
Rotterdam
.
.
Amsterdam
,
Totaal
Ar’tikelen
3-9 Juli
Seder’t
Overeenk.
3-9 Juli
Sedert
Overeenk.
1938
1 37
9
–
.
1938
1Jan. 193$
tijdvak 1937
1938
1Jan. 193$
tijdvak 1937
21.901
559.357
894.980
25
4.275
17.735
563.632
912.715 4.104
‘82.054
145.553
–
–
2.875
82.054
148.428
Tarwe
………………
225
8.468 9.058
–
–
–
8.468
9.058
Maïs……………….
715.613
570.873
175
57.226 87.087
, ,
772.839
657.960
.R
ogge
……………….
Boekweit ……………….
1.863
199.892 159.589 250 8.876
6.689
208.768
166.278
Gerst
………………
41.
.023
–
104.230
74.631
, .
–
7.812
3.180 112.042
77.811
Haver
………………..
Lijnzaad
……….
.
355
91.203 109.852
1.200
130.022 129.108
221.225
238.960
..
34.064
39.231
–
100
–
34.164
39.231
Lijnkoek
……………..325
1.158
.
32.588
19.661
50
7.355
,
2.859
39.943
22.520
.Tarwemeel
……………
Andere meelsoorten
‘
425
‘
18.350
22.957
90
3.355
‘2.388
21.705
25.345
13 Juli 1938
ECONQMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
537
ONTVANGEN BOEKEN
Algemeene voorschriften van administratieven aard
voor levering, uitvoering en onderhoud van tech-
nische installaties. A.V.T.I. 1935.
(Leiden; A.
W.
Sijthoff’s Ijitgeversmij.
N.V.
Prijs
f
0.50).
De tot heden gebruikelijke Algemeene Voorschriften van
Waterstaat en de Algemeene Administratieve Voorschrif-
ten voor de uitvoering en het onderhoud van Bouwkun-
dige en Waterbouwkundige werken waren voor de leve-
ring, de uitvoering en het onderhoud van technische in-stallaties minder geschikt. Het doel van deze A.V.T.I. is
om hierin meer eenheid te brengen.
STATISTIEKEN.
Laatstbekend noteeringen te Amsterdam en Rotterdam op
1 Juli 1938 voor
telegrafi8che
uitbetaling op:
Gulden per
Pan
Koers
dIscoQto
Europa.
0
10
Londen
“)
£
–
8.9
5
*
2
Berlijn) ……….
100 Mark
59.26
8
72.774
4
100 Franc
–
5.
0
3*
24
Parijs ‘) ………….
Belga
..
24.90
6
30.62
3
Franc
8.22
6
7.654
Zürich
5)
100
,,
–
41.45
14
Kronen
–
6.20
3
100 Pengö
43.51
35.75
4
Lei
1.48
8
1.40
34
Leva
1.70
7
2.25
6
Brussel ‘)
………100
Belgrado ……….
100 Dinar
–
4.20
5
Luxemburg ……..100
Turksch £
–
1.45
100 Drachme
–
1.65
6
100 Lira
–
9.51
44
Istanbul ………..
Madrid
8)
100 Peseta
..
48.-
–
5
Lissabon ……….
..
–
0.815
4
Praag ………….100
Boedapest
……….
Boekarest
………100
Kopenhagen
)
….
100 Kronen
–
39974
4
Sofia
………….100
Oslo) …………
.100
–
45.-
34
Stockholm
5)
.100
–
46.174
24
Athene
…………
Milaan
…………
IJsl. Kr.
–
40.45
.E
.scudo
Zioty
..
27.90
9
34.074
44
Eovno (Litauen) •.
100 Lita
24.88
0
.30*
51
Reickjavick
…….100
Riga (Letland) •…
100 Lat
48.-
35.75
5-54
Warschau
………100
£allinn (Estland) ..
100 Esti. Kr.
–
50.25
44
Finnmrk.
–
3.96
4
Elelsingfors
…….100
Moskou
………..
Tjerwonets
–
36.-
5
)
(100 Roebel)
100 Gulden
27.90
9
34.074
‘
Amerika. New-York
5)
$
1.46
9
1.804
1
Canad.
$
–
1.79
24
Mexico
……….
Mex. Dollar
–
0.51
Buenos Aires ……
..Peso (papier)
..
–
0.47*
La Paz (Bolivia)
8)
Boliviano
–
8.
9
5*
Rio de Janeiro….
Milreis (pap.)
–
0.104
34
Valparaiso ………
Peso (papier)
0.15
0
.
0
7*
Bogota (Columbia)
8)
Peso
–
0.98*
quito (Ecuador)
..
Sucre
–
0.15
Danzig
…………
Lima (Peru)
……
Sol
–
0.438)
Montevideo (Urug.)
Peso
–
0.76
Caracas (Venezuela)
Bolivar
–
0.56
Paramaribo
……..
Gulden
–
1.004
San
José (0. Rica)
(lolon
–
–
1uatemala ……..
Quetzal
–
1.80*
Willemstad (Cura.)
Gulden
–
1
.00*
Managua (Nicar.)
8)
Cordoba
–
–
Montreal
……….
San Salvador
8)
….
Colon
–
0.72
Azië.
Rupee
–
0.664
Batavia
……….
–
1.00k
3
Yen
–
0.524
3.46
Calcutta ………..
Dollar
..
–
0.564
.G
.ulden
LG.
Dollar
–
0.34
Straits Doil.
..
1.41
1.05
Phil. Peso
–
0.90*
Teherand)(Perzië)..
Pahlavi
–
11.15
Kobe
………….
Bangkok ………..
Baht
–
0.8
2
*
H ongkong ………
Afrika.
–
Shanghai
………
Singapore
………
Kaapstad
£
–
8.944.
34
Manilla
………..
Alexandrië ……..
Egypt. £
–
9.18
Australïë.
Melbourne, Sidney
.
en Brisbane
….
£
–
7.17
24
Nieuw Zeeland….
£
–
7.194
1)
0ff. 0.36 vrije markt 0.09.
2
)
Milreis Goud.
3)
Goudpeso. 4) Munteenheid
=
Rail (=een Kran.)
5)
Nom.
) Not, te A’dam.
0v.
not, part. opg.
BANK DISCONTO’S.
‘lDisc.Wissels.
2
3Dec.’36
Lissabon
– . .
.41-1 Aug.’37
Ned
Bk
‘ Bel.Binfl.Eff.
JVrsch.inR.C.
24
3Dec.’36
24
3Dec.’36
Londen ……
Madrid ……
2
30Juni’32
5
15 Juli’35
Athene ……….
6
4
Jan. ’37
N.-York F.R.B.
1
26Aug.’37
Batavia
……..
3
14Jan. ’37
Oslo
……..
34
5Jan.’38
Belgrado ……..
5
1 Febr. ’35
Parijs
……
2412
Mei’38
Berlijn ……….
4 22Sept.’32
Praag
……
3
1Jan.’36
Boekarest ……..
34
5 Mei’38
Pretoria
. . .34
15 Mei’33
Brussel ……….
3
30 Mei’38
Rome ……..
44
18Mei’36
Boedapest
……
4
28Aug.’35
Stockholm
. .24
1Dec.’33
Calcutta
……..
3
28Nov.’35
Tokio….
3.46
ii Mrt.’38
Dantzig
……..
4
2Jan.’37
Weenen ……
34
10Juli’35
Helsingfors ……
4
3Dec.’34
Warschau
…
.4418 Dec.’31
Kopenhagen
….
4
19Nov.’36
Zwits,Nat.Bk.1425.Vov.
36
OPEN MA RKT.
1938
9
4/9
27Juli!
–
;;
—
‘i
Juli
Juli
2Juli
Juni
1937
Juli
5/10
HH
Amsterdam
F’artic. disc.
1
12
1
12
11
4
11
4
11
4
2
1
18_9
1i
331
4
.431
4
Prolong.
–
114
1
12
1
12
1 1
1
12-2
3’414
r.onden
Daggeld
1
12..1
1
13’I
1
11_1
‘Ii-I
1
12-1
‘/2-1
Partic. dlc.
17
132-
9
116
17
132
-9
1,6
9
116
-19
/32
/16-j-4s
/16
9171
, 16’/4
Berlijn
Daggeld .
271-3
1
1
27183118 3_51
2
3
14-3
231-
7
1
3
1
1
2518″3118
4aandeId
2314-3 2314-3
2
3
14-3
2314-3
2112.314
21(
3
7(
5
2
1
/-
7
Part, disc.
3
1
18
3
1
18
2
718
2
7
18
27
18
2
7
18
21
8
Warenw. . –
4-
1
1
4-112
4.11
4
4..11
4
4.114 4..I1
414
Vew York
Daggeld 1)
1
1
1 1 1
1
;t,
7
artic.disc.
1
12
1
12
1/
112 112
21
1
Koers van 8 Juli en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
)
S)
5)
S)
S)
1)
5 Juli
1938 1.80%
8.96%
72.80 5.04 30.67
100%
6
,,
1938
1.813.
8.96%
72.90
5.04%
30.73
100%
7
,,
1938
1.81%
8.95%
72.974
5.03% 30.75
1o0%
8
,,
1938
1.813.4
8.95%
72.95
5.02%
30.70
100%
0
,,
1938
1.81%
8.95%
72.95
5.02
30.674
100%
11
,,
1938
1.81
1
K
0
8.05%
72.974
5.01%
30.75
100%
Laagste d.wl)
1.80%
8.95
72.75
5.01
30.624
100
Hoogste d.w
1)
1.82
8.96%
73.-
5.04%
30.774
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100
Data
Zivit-
serland
Praat
Boeka-
Milaan Madrid
5 Juli
1938
41.45
6.27
– –
–
6
1938
41.46
6.29
–
–
–
7
1938
41.45 6.29
– –
–
8
,,
1938
41.45 6.30
–
–
–
9
,,
1938
41.44%
8.30
–
– –
11
1938
41.49
6.29
–
–
–
Laagste d.wl)
41.40 6.24
–
9.55
–
Hoogste d.w
1
)1
41.55 6.32
1.45
9.60
–
Muntpariteit
48.003
7.371
1.488
–
13.094
48.52
Dat a
Stock-
Kopen-
50
1
5’/,’
Buenos-
Mon-
,’wlm) hagen*)
for!’)
Aires’)
treal’)
5 Julf”iÏ8
46.224 40.024
45.05
‘i
T
T’
47%
1.80
6
,,
1938
46.224 40.024
45.05
3.96
47%
1.80
7
,,
1938
46.20
40.-
45.024 3.964 47%
1.80%
8
,,
1938
46.20
40.-
45.024
3.96
47%
1.80%
9
,,
1938
46.20
40.-
45.024
3.96 47%
1.80%
11
,,
1938
46.174 40.-
45.-
3.97
47%
1.79%
Laagste d.w’)
46.124 39.95
44.95 3.93
46%
1.79%
Hoogste d.w’)
46.25
40.05
45.074
3.98
47%
1.80%
Muntpariteit
46.671 66.671
66.671
6.266 95%
2.1878
5) Noteering te Amsterdam. *) Not, te Rotterdam.
1)
Part, opgave.
In ‘t iste of Zde No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijkB opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
Da a
Londen
(8
per
£)
Parijs
($
p.
IOOfr.)
Berlijn
($ p. 100
Mk.)
1 Amsterdam
($ p. 100
gld.)
5 Juli
1938
4,94%
2,78%
40,26 55,22%
6
1938
4,94%
2,78
40,22
55,14
7
1938
4,933.4
2,77% 40,19%
55,10
8
1938
4,94k
2,77
40,20%
55,16
9
,,
1938
4’93’%
2,76’Ks
40,22 55,12
11
,,
1938
4,9219.4
2,76 40,20 55,02
12 Juli
1937
497K0
3,88%
40,19
54,99
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
403.4
538
_
.
GROOTHANDELSPRJJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- ENGENO1
GERST
.
64,5 kg
MAIS
ROÔGE
TARWE
1
BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS
Edammer
EIEREN
mer.
0.
,
Rotterdam per 2000 kg.
74kg Russl-
1)
Rotterdam per 100 kg.
Loonzein cwt. f.o.b.
per
. ing
maar
Gem. not,
••,
Termijn-
.
Amerik.
..
Termijn-
.
Bahia
.
1)
Zie blz.460
loco
sche
loco
Ioiier arn
an oon’Ba s in
Leeuwar-
~11C
er11
isis
uer
ornm.
Fabr.kaas
Elermijn
oermon
(
van E.-S.
fi.
v. l5Junijl.
_
Rotterdam
2!L_2000
_!:
noteer. op
1
of 2 mnd.
Mixed
.
21)
per Iw
g.
noteer. op
1 of 2 mnd.
Blanca
1)
Locoprijs Herl.Ned.Ct.I
Not.
Zuivel-
oieering
Centr.
gang exp.
per 50 kg.
VU
s
t.
1
%
1
%
f
%
f
%
t
%
t
%
f
%sh.
1
%
1
t
%
f
%
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,475 102,5
13,825
1101
14,75
.
109,3
6,83
!.M,5
11(3
1
14
2,03
98,4
–
43,30
95,0
7,96
,:
,
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9 13,15
108,1
12,575
100,1
13,47
19,9
6,43
8,4
1017
3
14
2,11
102,3
–
48,05
105,4
7,99
99,1
1929
179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0
10,875
89,4
11,275
89,8
1225
‘8
15,34
97,0
1016
2,05
99,4
–
45,40 99,6
8,11
101,:
1930
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7
6,225
51,2
8,27
5
65,9
9,675 5,09
77,9
815
1,66
80,5
–
38,45 84,4 6,72
83,1
1931
107,25
49,9
78,25
40,8
84,50
41,8
4,55
37,4
4,65
37,0
5,55
..
3,09
47,3
516
1,34 64,9
–
31,30
68,7 5,35
66,’
1932 100,75
46,8
72,-
37,5 77,25 38,2
4,625
38,0 4,70 37,4
5,22e
38,1
2,59
39,6
51111j2
0,94
45,6
–
22,70
49,8 4,14
51,1
1933
Z
70,-
32,5
60,75
31,6
68,50
33,9
3,55
29,3
3,75
29,9
5,025
37,2
1,84
28,2
41512
0,61
29,6 0,96
20,20 44,3
3,71
46,:
1934
2
,
1
75,75
35,2
64,75
33,7
70,75 35,0
3,325
27,3 3,25
25,9
3,67
5
273
1,74
‘
26,6
417314
0,45
21,8
1,-
18,70
41,0 3,45
43,(
1935
IU
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25 30,3
3,075 25,3
3,8751
30,9
4,125
30,6
2,07
31,7
518/2
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6
3,20
39,1
1936
.
1937
0
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6
4,275
35,1
5,75
45,8 6,27
5
46,5
2,19
33,5
51712 0,58
28,1
0,885
17,55
38,5
3,50
43,1
137,75
64,0
105,75
55,1
III,-
55,0
8,95
73,6
8,02
5
63,9
8,92
5
66,2
2,70
41,3
61-
078
.
37,9
0,67′
19,5
43,3
3,96
49,
April
1937
149,75
69,6
110,75
57,7
1
15,-
56,9
10,-
82,2
9,40
749
10,17
5
75,4
2,72 41,6
61-14
•
0,69
33,4′
0,80 16,45
36,1
3,05
38,1
Mei
144,50
67,2
107,-
55,7
110,-
54,5
10,-
82,2
8,92
5
71,1
9,72
5
72,1
2,64
40,4
5/10
1
12
‘
0,71
34,5
0,725
17,32
38,0 2,89
36,1
Juni
,,
11.1
148,75
69,2
99,-
51,6
105,-
52,0
10,15
83,4
7,52
5
59,9
8,95
66,3
2,63
40,3
5110
1
1
4
0,74
35,9
0,70
19,82
5
43,5 2,98
37
Juli
149,25
69,4
108,25
56,4
III,-
55,0 9,85
81,0
8,57
5
68,3
9,975
73,9 2,68
41,0
5111
1
14
0,7
37,4
0,68
20,15
44,2
3,74
46,1
Aug.
z
136,50
63,5
166,50
55,5
1
12,-
55,4 9,30
76,4
7,825
62,3
9,225
68,4 2,86
43,8
6
1
4
0,78
37,9 0,64
21,50
47,2
3,84
47,1
,
Sept.
,,
129,66
60,2
107,-
55,7
122,-
60,4
9,225
75,8
7,55
60,1
8,52
5
63,2
2,96
45,3
617
0,85
41,3
0,52
5
21;-
46,1
4,69
58,
Oct.
,,
1))
136,25
63,3
109,-
56,8
114,75
56,8
8,57e
70,5
7,62
5
60,7
8,50 63,0 2,96
45,3
‘
6171/4
1
,-
48,5
0,42
23,
–
50,5
4,99
62,
Nov.
ç
133,50
62,1
106,25
55,3
1
16,-
57,4
7,22
5
59,4
7,10
56,5
8,12
5
60,2
2,53
38,7
517
1
12
0,96
46,6
0,46 22,20
48,7
4,99
62
Dec.
130,25
60,6
1 10,-
57,3
120,75
59,8
7,30
60,0
7,05
56,1
8,02
5
59,5 2,43 37,2
515
0,84 40,8
0,60 20,80
45,6 5,24
65,
Jan.
1938
Febr.
130,-
60,4
113,75
59,2
117,25
55,0
7,65
62,9
7,45 59,3
8,40
62,3
2,35
36,0
513
0,80
38,8 0,61
5
21,45
47,1
4,15
51,’
, Mrt.
,,
129,50
60,2
106,-
55,2
110,75
51,9
7,60
62,5
7,215
57,9
8,30
61,5
2,39
36,6
5
1
4
0,81 39,3
0,65
22,
1
25
18,5
3,65
45,
121,50
56,5
104,50
54,4
109,75
51,5
7,10
58,4
6,77
5
53,9
7,70
57,1
2,36
36,1
513
0,81
39,3
0,56
21,70
47,6 2,80
34,’
Apr.
•
1 16,75
54,3
107,50
56,0
117,75
55,2
6,65
54,7 6,55 52,1 7,35
54,5
2,42
37,1
515
0,87
42,2
0,47
5
19,60
43,0
2,90
36,
Mei
113,50
52,8
.104,50
54,4
III,-
52,1
6,17
5
50,8 6,125
48,8
6,95 51,5 2,64 40,4
5/lO'(2
0,89
43,2
0,45
20,-
43,9
3,25
40,
Juni
,,
103,75
48,2
100,50
52,3
102,75
48,2
5,62
5
46,2
5,975
47,6 6,925
51,3 2,67
40,9
5fl 1’/2
0,80
38,8
0,51
19,57
5
42,9
3,39
42,:
28
Juni-S
Juli
100,50
46,7
103,75
54,0
104,50
49,0
6,-
49,3
44,4
6,85 50,8
2,72 41,6
61-14
0,81
39,3 0,50
20,-
43,9
3,55
44,
5-12 Juli ’38
97,50
45,3
104,75
54,6
107,50
50,4
5,90 48,5
5,57
5
1
5,375
42,8 6,80
54
2,74 42,0
61l
1
12
0,78 37,9 0,50
.
20,25
44,4 3,85
48,’
JUTE
KATOEN
AUSTRALISCFIE WOL
JAPAN. ZIJDE RUBBER
,,Flrst Marks”
in olie gekamd; loco Bradiord per Ib.
13114 Dernier
Stand. Ribbed
Middling Upland
Super Fine C.P. c.l.f. Londen
per Eng. ton
.
loco
New York per 1h.
Oomra
Liverpool per Ib.
Crossbred Colonial Carded 50’s Av.
erino
‘
S Av.
‘*
,
wit Or.
D.
te
New York per 1h.
Smoked Sheets
loco Londen p. II
Herl.Ned.Ct.I
Not.
llerl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.
1
Not.
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct.)
Not
f
%
£
cts.
ec
t
s.
•
cts.
%
pence
cts.
%
pence
cts.
‘7
j
8
cts.
%
peni
1927
442,38 103,4
36101-
43,8
93,1 17,60
36,7
102,1
7,27 133,8
96,8
26,50 244,9
104,8
48,50
13,55
105,8
5,44
93
140,2 18,5
1928
445,89
104,2
36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
1538
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,7
1929
395,49 92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2
92,4
6,59 127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9
4,93 52
78,4
10,2
1930
257,97 60,3
21.619
33,6 71,4
13,50
19,7
54,8
3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7
26,75
8,50
66,4
3,42
30
45,2
5,8
1931
0
192,15
44,0
17.117
‘
21,1
44,8 8,50
20,1
55,9
4,28
60,9
44,0
109,0
46,6
23,25
5,97
46,6
2,40
15
22,6
3,1
1932
1933
146,86
34,3
16.181-
15,9
33,8
6,40 19,5
54,3
5,39
42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
,
12
18,1
3,3
1934
«
z
128,63
115,85
30,1
27,1
15.1212
15.919
17,4
18,3
37,0 38,9 8,70
12,30
16,8
13,6
46,8
37,8
4,91
4,37
48,9
51,4
35,4
37,2
14,25
16,50
96,9
95,8
41,5
41,0
28,25
30,75
3,21
1,92
25,1
15,0
1,61
1,29
II
19
16,6
28,6
3,2 6,2
1935
Isi
134,52
31,4
18.11/8
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2
30,5
84,5
36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-
1936
142,61
33,3
18.6
1
8
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75
108,6
48,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37.7
7,7
‘
1937
183,46
42,9
20.8!4
20,8
44,2 11,44
20,0
55,7
5,34
89,0
64,4
23,75
132,7
56,8,
35,50
3,30 25,8
1,865
36
54,3
9,5
April
1937
<
189,96
44,4
21.313
26,0 55,2
14,35
23,1
64,3
6,16
96,5
69,8
25,75
144,9
62,0
38,75
3,56 27,8 1,95
44
66,3
11,6
Mei
,,
Juni
,,
201,20
47,0
22.716
24,3
51,6
13,35
22,7
63,2
6,04 97,4
70,4
26,-
142,9
61,1
38,25
3,25 25,4
1,78
5
38 36
57,3
10,2
Juli
186,90
43,7
20.16
1
7
22,9
48,6
12,60
22,3
62,1
5,96
95,6
69,1
25,50
140,2
60,0 37,50
3,28
25,6
1,80
5
34
54,3
9,6
189,87
44,4
21.113
22,4
47,6
12,32
21,5
59,8
5,71
95,8
69,3 25,50
142,2
60,8
37,75
3,42
26,7
1,88
5
51,3
9,1
Aug.
.
188,67
44,1
20.1716
18,8
39,9
10,35
19,6
54,5
5,19
98,9
71,5
26,25
145,0
62,0
38,50
3,30 25,8
1,82
33
49,7
8,8
Sept. >
186,01
43,5
20.1413
16,3 34,6
9,-
17,4
48,4
4,64
94,1
68,1
25,25
131,3
56,2
35,-
3,19 24,9
1,76
34 51,3
9,- Oct.
,
:
188,16
44,0
20.1918
15,2
32,3
8,42
15,5
43,1
4,15
83,6
60,5 22,50 117,7
50,4 31,50
3,02
23,6
1,67
30
45,2
8,-
Nov.
IL.
185,91
43,4
20.12/10
14,4
30,6
7,99
15,2
42,3
4,04
74,6
54,0
20,-
103,9
44,5 27,75
2,86
22,3
1,585
27 40,7
7,1
Dec.
,,
173,86
40,6
19.7
1
–
14,9
31,6 8,28
15,5 43,1
4,15
69,5
50,3
18,50
110,1
47,1
29,50
2,71
21,2
1,50
5
28 42,2
7,3
M2
1938
l.
168,56
39,4
18.1518
15,4
32,7
8,56
15,9
44,2
4,26
67,3
48,7
18,-
101,2
43,3
27,-
2,69
21,0
1,49
5
26 39,2
7,-
1.
,,
Mrt.
,,
Z
166,62
38,9
18.1117
16,1
34,2
9,00
16,5
45,9
4,41
63,9
46,2
17,-
98,1
42,0
26,25
2,78
21,7
1,55
5
27
25
40,7
7,1
,,
165,08
38,6
18.81-
16,1
34,2 8,91
16,1
44,8
4,30
61,1
607
44,2
16,25
98,3
42,1
26,25
2,81
21,9
1,56
22
37,7
33,2
6,7
Apr.
Mei
,,
ç3
156,59
158,09
36,6 36,9 17.915 17.1212
15,8
15,3 33,5
32,5
8,76
8,48
15,5
15,2
43,1
42,3
4,15 4,06
61,7
43,9 44,6
16,25 16,50
95,6
98,9
40,9 42,3
25,50
26,50
2,75
2,82 21,5 22,0
1,52
5
1.56
21
31,7
5,8 5,6
Juni
153,41
35,9
17.2/6
15,1
32,1
8,37.
14,3
39,8
3,85
60,5
43,B
16,25
95,5
40,9
25,50′
2,81
21,9
1,55
23
34,7
6,2
28 Juni-5 Juli
160,04
37,4
17.1716
16,5
35,0
9,12
15,0
41,7
4,03
59,7
43,2
16,-
95,1
40,7
25,50
2,94 23,0
1,62
5
28
42,2
7,5
5-12 Juli ’38
,
163,50
38,2
18.5/-
16,0
1
34,0
8,79
16,0
44,5
4,29
60,7
43,9
16,25
97,1
41,5
26,-
3,16 24,7
1,75
27
40,7
7,2
KOPER LOOD
,
IJZER
GIETERIJ-IJZER
ZINK
ZILVER
Standaard
gem. prompt en
lIN
d
Cleveland No. 3
(Lux III)
gem. prompt en
cash Londen
Loco Londen 1ev. 3 maanden
ocoE
e
per
ng.
on
franco Middlesb.
per Eng. ton
1ev. 3 maanden
per Standard
–
per Eng. ton
Londen perEng.ton
,
per Eng. ton f.o.b. Antwerpen
]
Heri.Ned.Ct.1
Londen p. Eng. ton
Ounce
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Neï.
1
No
t iied.Ct.I
Not.
H
Not. Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.
No
1
%
£
1
%
£
f
%
£
f
%
sh.
f
%
Sh.
f
%
£
cts.
%
pen
1927
675,10
85,9 55.13/11
295,75
106,5
24.811 3503,60
120,6
289.1f5
44,10
104,7
7219
39,10 98,9
6416
345,40
108,8
28.9111
132
101,5
26
1
1
1928
771,20,
98,1
63.14/9
256,15 92,2
21.314
2749,50
94,6
227.418
39,85
94,6
65110
37,90
95,9
62/8
305,75
96,4
25.515
135
103,8
261
1929
912,55
116,1
75.9/7
281,10
101,2
23.4/11
2465,65
84,8
203.18/10
42,45
100,8
7013
41,55
105,1
6819
300,80
94,8
24.1718
123
94,6
24
7
1
1930
661,10
84,1
54.1317
218,70
78,8
18.115
1716,20
59,1
141.1911
40,50
96,1
67/-
35,95
91,0
5916
203,55
64,1 16.1619
89
68,5
17″
1931
<
431,85
54,9
38.719
146,60
52,8
13.-17
1332,55
45,9
118.911
33,-
78,3
5818
28,90
73,1
5115
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
145)
1932
z
275,75
35,1
31.1418
104,60
37,7
12.-19
1181,30
40,6
135.18/10 25,40
60,3
5816
22,20 56,2
5111
118,95
37,5
13.13110
64
49,2
17″
1933 1934
268,40
34,1
32.1114
97,25 35,0
11.1611 1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
621-
21,-
53,1
511-
129,80
40,9
15.14111
62 66
47,7
18
1
)
226,80
28,8
30.615
82,65 29,8
11.1/-
1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66111
20,25
51,2
5411
103,05
32,5
13.15
1
6
50,8
21′)
1935
in
230,95
29,4
31.18
1
1
103,40
37,2
14.5
1
8
1634,25
56,2
225.14
1
5
24,70
58,6
68
1
2
20,25
51,2
56(-
102,65
32,3
14.316
87
66,9
28″
1936
ct
298,75
38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
1592,-
54,8
204.1218 .28,40
67,4
73/-
22,40 56,7
5717
116,55
36,7
14.1917
65
50,0
20
1
)
1937
<
488,55 62,1
54.813
208,95 75,3
23.516
2176,70
74,9
242.7110
41,30
98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.414
75
57,7
20
1
)
April
1937
<
559,70
71,2
62.716
235,50 84,8
26.4110
2404,95
82,8
268.-/-
36,35
86,3
811-
54,25
137,3
120111
238,65
75,2
26.615 78
60,0
20
1
1
Mei
,, ,
545,95
69,4
60.151-
214,95 77,4
23.1815
2256,45
77,6
251.21-
36,40
86,4
81!-
59,65
150,9
13219
209,35 66,0
23.5111
76
58,5
285)
Juni
,
Juli
499,70 510,10
63,6
64,9
55.1315 56.11
1
3
205,40 213,70
74,0 77,0
22.17(8 23.13
1
11
2245,10
2365,20
77,3
81,4
250.216
262.5
1
–
36,35
45,55
86,3
108,1
811-
101
1
–
60,60 59,60
153,3
150,8
135)-
132
1
6
194,55
205,75
61,3 64,8′
21.1315
22.13
1
6
75 75 57,7
‘57,7
20 20
Aug.
517,55
65,8
57.6
1
–
205,25
73,9
22.14
1
6
2388,50
82,2
264.9
1
–
45,60
108,2
101
(-
48,60
123,0
109!-
215,35
67,9
23.16)8
75
57,7
19
7
1
Sept.
474,25
60,3
52.15(11
187,55
67,5
20.17/8
2323,10
79,9
258.12/6
45,35
107,6 1011-
44,65
113,0
9915
191,80
60,4
21.711
74
56,9
19
7
1
Oct.
413,15 52,5
46.1(11
164,80
59,4
18.7)8 2036,85
70,1
227.5/-
45,25
107,4
1011-
42,30
107,0
9415
162,05
51,1
18.117
75
57,7
20
Nov.
•
357,50
45,5
39,1319 150,10
54,1
16.1313
1726,80
59,4
191.141-
46,85
111,2
1041-
39,85
100,8 8815
143,20
45,1
15.17111
74
56,9
19″
Dec.
362,70
46,1
40.712
144,90
52,2
16.2(6
1734,45
59,7
193.-(-
49,-
116,3
1091-
38,80 98,2
8614
139,-
43,8
15.915 70
53,8
18
5
)
Jan.
1938
Ii. 367,75
46,8
40.1916
143,50
51,7
15.19)9
1640,65
56,5
182.161-
48,90
116,1
1091-
36,50
92,4
81(4
134,05
42,2
14.1819 74
56,9
19″
Febr.
,,
.,
353,70
45,0
39.819 137,35
49,5
15.613
1642,15
56,5
83.1
1111
48,90
116
1
1
1091-
33,45 84,6
7416
128,85
40,6
14.714
75
57,7
20
3
)
Mrt.
,,
n
357,25
45,4
39.1617
144,80
52,2
16.2110′
1649,65
56,8
183.1812.
48,90
116,1
1091-
31,80
80.5
70111
128,90
40,6
14.714
75
57,7
20
3
1
Apr.
354,85 45,1
39.1117
141,35
50,9
15.1514
1536,80
52,9
171.915
48,85
115,9
1091-
32,80 83,0
7312
124,75
39,3
13.1814
71
54,6
18
7
)
Mei
,,
328,80 41,8
36.1219
127,85
46,0
14.4111
1452,30
50,0
161.1616
48,90′
116,1
109/- 29,75 75,3
6614
113,50
35,8
12.1216
70
53,8
1851
Juni
317,80
40,4
35.9
1
5
125,35
45,1
48,4
14.-!-
1599,30
55,0 178.10
1
–
48,85
115,9
109!-
28,05
71,0
62(8
118,40
37,3
13.4(3
71
71
54,6
18″
28Juni-5Juli
5-12 Juli ’38
354,40
347,10
45,1
44,1
39.1113
38.151-
134,35 133,55
48,1
15.-!-
14.1812
1737,75
1698,55
59,8
58,4
194.-(-
189.1216
48,80
48,80
115,8 115,8
109/-
1091-
28,-
26,85
70,9
67,9
6216
601-
220
126,25
40,4
39,8
14.6/3
14.1111
72 54,6
55,4
19′)
195
)DELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexcijfers gebaseerd op 1927
tim
1929 = 100).
539
GE- SLACHTE GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN
ARG. RUND-
–
CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam(A’dam
SUIKER
Witte krist.- THEE
N.-Ind.thee-
–
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No. 1
VLEESCH
Accra per 50 kg
cii. Nederland
per ’12 kg.
suiker loco Rotterdam!
veiling A’dam
Gem.Java- en
Robusta
Superior
oer 100 kg
oer 100 kg
Londen per cwt.
Londen per 8 lbs.
__________
Amsterdam
Sumatrathee
E
HerI. Ned.Ct.!
Not.
Hen. Ned.Ct.I
Not. HerI. Ned.Ct.
Wt
Rotterdam
Rotterdam
Santos
per 100 kg.
per’!, kg.
f
T
/
%
T2.iET
–ƒ
r
sh.
cts.
%
cts.
–
/
%
cts.
1927
– –
–
–
65,15
97,8
10716
2,73
92,2
416
41,21 119,4
681-
46,87
5
95,5
54,10 91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8
66,80
100,3
11015
3,03
102,4
51-
34,64
100,4
5713
49,62
5
101,1
63,48
107,3
15,85
99,1
75,25
99,3 102,2
1929
96,40
101,8
93,125
109,2 67,81 101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25 91,4
04,1
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19 85,9
9417
2,97
100,3
4111
21,04
61,0
34111
32
65,2
38,10
64,4
9,60 60,0
60,75
80,2
12,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
6316
2,44 82,4
414
13,84
40,1
2417
25
50,9 27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
5817
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04
50,8
6,325 39,6 28,25
37,3
43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74
46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30 26,9
2217
21,10
43,0
22,83
38,6
5,325 34,5 32,75
43,2
31,0
1934
61,50
64,9
46,65
54,7 32,94 49,5
8811
1,42
48,0
3/9
1
1,
8,15 23,6
21110
16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5
25,5 40 52,8
34,9
1935
48,125
50,8
51,62
5
60,5
32,-
48,1
8815
1,19
40,2
3/3
1
1,
8,15
23,6
2216
14,10
28,7
15,21
25,7
3,85
24,1
34,50
45,5
32,5
1936
53,425 56,4
48,60
57,0 36,37
54,6
9316
1,48
50,0
3/91/2
12,05
34,9
3014
13,62
5
27,8
16,87
5
28,5
4,025
25,2 40
52,8
39,2
1937
71,275
75,3
61,85
72,5
42,27
63,5
9411
1,90
64,2
413
17,35
50,3
3818
16,62
5
33,9 22,375
37,8
6,22
5
38,9 53,50 70,6
53,6
‘.pril
1937
71,-
75,0
56,25
65,9
42,32 63,6
9413
1,72
58,1 3110
20,83
60,3
4615
17,87
5
36,4 23,375 39,5
6,12
5
38,3
54,25
71,6
54,4
4ei
•
73,325
77,4
56,75
66,5
42,71
64,1
951-
1,90
64,2
4(23/
4
17,30
50,1
3816
17,50
35,7
23
38,9
6,07
5
38,0
55
72,6 53,6
uni
,,
80,25
84,7
55,75
65,3
39,87
59,9
88110
2,04 68,9
4/6
1
1,
15,66
45,4
34111
17,50
35,7
23 38,9
6,525 40,8 50,50
66,7
52,1
uh
,
78,45
82,8
60,85
71,3
42,63 64,0
9416
1,97
66,6
414
1
1,
16,46
47,7
3616
17,50
35,7
23 38,9
6,57
5
41,1
55
72,6
55,1
.ug.
•
77,87
5
82,2 67,875 79,6
46,32
69,6
10216
2,13
72,0
41811
2
17,61
51,0
391-
17
34,6
23
38,9
6,50 40,6 54,75
72,3 55,3
;ept.
72,425
76,5
69,20
81,1
46,17
69,3
102110
1,96
66,2
4!4!2
15,97
46,3
3517
16,75
34,1
23
38,9
6,325
39,6
56 73,9
55,1
)ct.
,,
69,97′
73,7
70,20
82,3
43,70
65,6
9716
1,91
64,5
413
12,55
36,4
281-
15,75
32,1
22,875 38,7
6,40 40,0 55,25
72,9 55,0
ov.
,,
68,175
72,0
72,37
5
84,8
40,77
61,2
90J6
1,95
65,9 4J4
12,18
35,3
2711
13,50
27,5
20
33,8
6,42
5
40,2
53,75
71,0
52,2
)ec.
,,
68,95 72,8
72,15
84,6
43,23 64,9
9612 1,92
64,9
413
1
1,
11,07
32,1 2418 13
26,5
17,25
29,2
6,40
40,0
47,75
63,0 51,0
an.
1938
70,82
5
74,8
70,37
5
82,5
43,54
65,4
971-
1,96
66,2
414
1
12
12,18
35,3
272
13
26,5
16,10
27,2
6,175 38,6 51,25
67,7
51,1
‘cbr.
,,
70,25
74,2
68,75
80,6
43,95
66,0
981-
2,08
70,3
4(7
1
/,
12,44
36,0
2719 13
26,5
16
27,0
5,40 33,8 50,25
66,3
50,3
4rt.
•
69,15
73,0
66,37
5
77,8
45,87
68,9
10212
1,90
64,2
413
13,30
38,5
2918
13
26,5
15,50
26,2
5,05 31,6 52,25
69,0
48,6
pr.
,,
70,35
74,3
64,40
75,5
47,29 71,0
105/6
1,88
63,5
412
11,68
33,8
2611
13
26,5
15
25,4
4,65
29,1
53,50
70,6 47,9
4ei
,,
71,50
75,5
62,-
72,7
46,22
69,4
1031-
1,92
64,9
413
1
12
8,64
25,0
1913
12,50
25,5
14
23,7
4,70
29,4
53,-
70,0
47,1
uni
,,
70,50
74,4
59,95
70,3
43,99
66,1
9812
1,96
66,2
4(4
1
/,
8,74
25,3
1916
12,50
25,5
13.75
23,2
4,72
5
29,6
49,50
653
45,5
uni-5 Juli
68,-
71,8
59,50
69,7
44,31
66,5
991-
1,94
65,5
414
9,97
28,9
2213
12,50
25,5
14
23,7 4,75
29,7
47,50
62,
,
7
45,9
12 Juli ’38
,67,-
70,7
63,-
73,8
44,36
66,6
991-
2,-
67,6
415
1
12
9,52
27,6
2113
12,50
25,5
14
23,7 4,75
29,7
47,50
62,7 45,9
GRENENHOUT
Zweedsch ongesort.
2′!,
X
7 per standaard ex ops agpl. Londen
VUREN- HOUT basis 7″ f.o.b.
Zweden/FInI.
per standaard
van 4.672 M.
K6
HUIDEN
Gaaf, open kop1
57-6! pond
Veiling te
Amsterdam
1
COPRA
Ned.-lnd. t. m.s.
i
per 100 kg
Amsterdam
GRONDNOTEN
Gepelde Conomandel,
per longton
C.
Londen
______________________
LIJNZAAD
La Plata
loco
Rotterdam
per 1000 kg.’)
GOUD
cash Londen
per ounce line
___________________
HenI.Ned.Ct.l
Not.
•
.e
g
e
<
Hen. Ned. Cl.
Not,
Hen!. Ned.
c.
1
Not,
/
“j”
“T”
‘7″
“3v”
“7”
“jr”
“7”
%
“T”
“3v”
“T”
7″
%
‘7″
%
sh.
1927
230,28
100,1
19.-f-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5
106,5
266,03
106,4
21.18111
185,-
95,0 51,50
100,1
851-
105,3
104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-/-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,875
104,1
254,10
101,6
21..(-
185,25
95,1
51,45
100,0
851-
102,0 100,2
94,6
1929 229,71
99,9
19.-/-
146,-
95,6
32,25 80,5 27,37
5
89,4
230,16
92,0
19.-/9
214,-
109,9
51,40 99,9
851-
92,7 95,4
84,5
1930
218,43
95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3
22,625
73,9
175,55
70,2
14.1014
181,75
93,3 51,40 99,9
851-
69,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141- 110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2111
95,50
49,0
52,-
101,1
9215
47,6 54,6
44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
1.-(4
70,-
35,9
51,25 99,6
1181- 35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.11/2
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1 10.1914
75,50
38,8
51,35 99,8
12417
33,1
39,0
34,5
1934
134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90
22,5
71,90 28,7
9.1213
72,75 37,3 51,50
100,1
13718
31,6
37,3
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25
34,5
51,50
100,1
14212
32,2
37,0
34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
85,-
43,6
54,60
106,1
14014
39,0
42,2
40,7
1937
205,35
89,3
22.1712
132,25
86,6
23,35
58,2
15,22
5
49,7
127,81
51,1 14.418
110,50
56,8
63,20
122,8
14019
53,4 57,8
56,3
pril
1937
208,79
90,8
23.5/-
135,-
88,4
28,50
71,1
16,875
55,1
138,95
55,6
15.918
114,50
58,8
63,45
123,3
14115
59,3
30,4
63,6
4ei
•
211,29
91,9
23.101-
137,-
89,7
26,25
65,5
14,95
48,8.
127,60
51,0
14.41/-
112,50
57,8 63,15
122,7
14018
56,7 60,2
58,2
uni
,,
211,01
91,8 23.101-
137,50
90,1
24,25
60,5
14,325
46,8
130,85
52,3
14.1117
110,50
56,7
63,10
122,6
14017*
54,8 59,0
56,1
uh
,,
212,-
92,2
23.10!-
136,25
89,5
59,9
14,52
5
47,4
137,65
55,0
15.514
113,-
58,1
63,15
122,7
140/-
55,2
60,2
56,3
ug.
,,
212,40
92,4
23.101-
135,-
88,4
62,4
13,95
45,6
126,66
50,6
14.-16
115,-
59,1
63,05
122,5
13917
53,7
59,2
55,3
ept.
,,
211,08
91,8 23.101-
135,–
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.911
115,25
59,2
63,05
122,5
14014
52,4 57,9
55,3
)ct.
210,65
91,6 23.101-
135,-
88,4
23,-
57,4
13,50
44,1
121,70
48,7
13.1117
116,75
59,9
63,-
122,4
140164
50.4
56,1
51,2
/0v.
209,46
91,1
23.51-
132,50
86,8
44,9
12,50
40,8
109,57
43,8
12.313
110,50
56,7
63,10
122,6
140114
47,7
53,2 46,7
)ec.
,,
206,69
89,9
23.-/-
125,-.
81,9
17,-
42,4
12,375
40,4
105,31
42,1
11.1415
109,75
56,3 62,85
122,2
139/10
44,9
51,8
46,3
an.
1938
203,65
88,6
22.1319
123,-
80,6
47,4
11,87
5
38,8
99,85
39,9
11.216
109,75
56,3
62,65
121,8
13917
44,4
51,9
44,7
‘cbr.
199,56
86,8 22.51-
122,50
80,2
17,-
42,4
10,95
35,8
95,86
38,3
10.1319
108,-
555
62,70
121,9
139/91
43,4 51,0 44,3
4rt.
•
197,49
85,9
22.-!-
116,25
76,1
15,-
37,4
10,97′
35,8
92,92
37,2
10.712
106,25
54,6
62,75
122,0
139111
41,8 49,9
43,2
pr.
197,23
85,8
22.-!-
110,-
72,0
14,50
36,2
10,62
5
34,7
90,22
36,1 10.113
101,75
52,3
62,65
121,8
13919
40,0 48,9 40,5
4ei
195,17
84,9
21.151-
105,50
69,1
14,50
36,2
10,42
5
34,0
91,54
36,6
10.41-
98,50
50,6
62,85
122,2
1401-4
39,4
47,8 39,2
uni
,,
190,37.
82,8
21,51-
102,50
67,1
14,-
34,9
9,775
31,9
92,40
36,9
10.613
96,-
49,3
63,05
122,5
140184
38,9
47,1
40,1
uni-5 Juli
188,-
8h,8
21.-/-
102,50
67,1
14,-
34,9
h0,-
32,7
95,73
38,3
10.1319
101,75
52,3
63,05
122,5
140194
40,6 41,8
44,1
2Juli ’38
188,21
81,8
21.-!-
102,50
67,1
14,-
34,9
10,125
33,1
96,85
38,7
10.1613
101,50
52,1
63,25
122,9
14112
40,7 47,7
43,3
FÏNKOLEN
West /HoIh. bunkenk. ongez.
PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
33 t(m.
33,90
Bé
S.
g.
BENZINE
Gulf Exp. 64/66°
per
KALK-
SALPETER
franco schip
AMMONIAK
ZWAVELZURE
CEMENT
levering bij
50tonfranco
STEEN-EN
c
binnenmuur buitenmuur
f.o.b. R’dam/
A’dam
per
te N.-York p. barrel
U.S. gallon
Ned. per 100kg
franco schip
Ned. per 100 kg
voor den wal
P. 1000 stuks
Rood en
,. 1000 stuks
Klinkers en
1000 leg.
Herh.Ned.Ct.I Not,
Herh.Ned,Ct.I Not.
bruto
Rotterdam
Boeregrauw Hardgrauw
._
7
x
F
i
cts.
%
$
cts.
“T
‘
T
“iT”
“T”
“T” ‘3
T’
“3T
1927
11,25
103,1
3,21
103,6
1,28
37
128,0 14,86 11,48 102,6
11,44
102,5
18,-
99,0
13,65 104,3 16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1 1,20
24,85 85,9
9,98
11,48 102,6 11,08
99,3
.
18,-
99,0
13,60 104,0
19,50 104,5
96,5
99,0
1929
11,40
104,4
3,06
99,4
1,23
24,90
86,1 10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,55 102,0
12,-
91,7
107,1
98,5
95,9
1930
11,35 104,0
2,76
89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84 88,0
10,55
94,5
18,55
102,0
11,-
84,1
19,-
101,8
83,3
71,1
1931
10,05
92,1
1,42
46,1
0,57
12,38
42,8
4,98
8,61
77,0 7,73
69,3
16,55
91,0
76,4
15,50
83,0
61,9
55,4
1932
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83 6,15
55,0
4,20 37,6
12,-
66,0 8,50
65,0
II,-
58,9
49,6
43,0
1933
7,-
64,1 1,14
37,0
0,57 9,24
32,0
4,63
6,18
55,2 4,63
41,5
60,5 8,75 66,9
10,50
56,2
46,4
40,3
1934
6,20 56,8
1,40
45,5
0,94 7,18
24,8
4,84
6,11
54,6 4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5 8,50
45,5
44,8
38,8
1935
6,05
55,4
1,39 45,1
0,94 7,65
26,5
5,18
5,89
52,7
4,81
43,1
11,-
60,5 6,75
51,6
8,50
45,5
46,4
,
39,9
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6
5,65
5,70 51,0
4,82 43,2
10,50
57,7
6,75
51,6
8,75
46,9
48,5
44,1
1937
8,80
80,6
2,09
67,7
1,15 11,08
38,3
6,10 5,75
51,4 4,97 44,5
11,35
62,4
7,50
57,3
9,50
50,9
66,4
,
60,5
pnih
1937
8,55 78,3
2,12
68,8
1,16
11,30
39,1
6,18
5,80 51,8
5,-
44,8
11,35
62,4
7,25 55,4 9,25
49,6
68,4
64,2
4ei
•
82,4
2,11
68,5
1,16
11,46
39,6
6,30
5,85
52,3
5,05
45,3
11,35
62,4
7,25
55,4
9,25 49,6 70,9
64,4
uni
,
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16 11,48
39,7
6,31
5,85 52,3 5,05
45,3
11,35
62,4
7,25
55,4
9,25 49,6
69,8 63,0
uh.
,,
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,58
40,0
6,38
5,60
50,1
4,80 43,0
11,35
62,4
7,45
56,9 9,50 50,9
70,3 63,4
ug.
•
9,-
82,4
2,10
68,0
1,16
11,57
40,0
6,38
5,70
51,0
4,90
43,9
11,35
62,4
7,45
56,9
9,50 50,9
68,2 61,6
ept.
.
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,56
40,0
6,38
5,75 51,4
4,95
44,4
11,35
62,4
7,45
56,9 9,50 50,9
65,8 59,6
)ct..
,,
8,95 82,0
2,10
68,0
1,16
11,25
38,9 6,22
5,80 51,8
5,-
44,8
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75 52,2
62,1
56,0
/0v.
,,
9,-
82,4
2,09
67,7
1,16
10,49
36,3 5,82
5,85 52,3
5,05
45,3
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75
52,2
59,0 53,9
)ec.
•
9,35
85,6
2,09 67,7
1,16
9,60
33,2
5,34
5,95
53,2 5,15
46,1
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75 52,2
58,5 52,3
an.
1938
9,90
90,7 2,08 67,4
1,16
9,34 32,3
5,20
6,05
54,1
5,25 47,0
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
59,1
52,4
‘cbr.
9,90
90,7 2,08 67,4
1,16
9,10 31,5
5,09
6,10
54,5
5,30
47,5
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2 58,0
51,4
4rt.
9,90
90,7
2,09
67,7
1,16
9,08
31,4
5,05 6,15
55,0
5,35
47,9
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
58,1
50,1
pn.
•
9,90
90,7 2,09
67,7
1,16
8,89
30,7 4,94 6,20
55,4
5,40 48,4
12,85
70,7
9,-
68,8
64,3
51,5
49,5
lei
9,90
90,7 2,10
68,0
1,16
8,92 30,8
4,94
6,25
55,9 5,45
48,8
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3 55,6
48,3
uni
9,90
90,7
2,10
68,0
1,16
8,88
30,7
4,91
6,25
55,9 5,45 48,8
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,7
48,0
uni-5 Juli
9,90
90,7 2,10 68,0
1,16
8,93
,
30,9 4,94
5,55
49,6
4,80 43,0
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
56,0
49,0
12Juli’38
9,90 90,7
2,11
68,5
1,16
8,94
30,9
4,94
5,55
49,6
4,80
43,0
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,6
48,8
540
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 Ju1i 1938
ifOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Not eerings-
eenheden
25Juni
1938
2
Juli
1938
4
1
9 Juli
1938
LaagstelHoogste
9
Juli
1938
Alexandrjë.. Piast. p..
9734
9734
97%
97%
9734
Athene
….
Dr. p.
54734 54734
540
555
54734
Bangkok….
Sh.p.tical
1110% 1110%
1110%
1
,
10%
1110%
Budapest
..
Pen. p. £
25% 25%
24%
25%
25
BuenosAires’ p.pesop.
19.021
19.001
18.94
19.03
18.99
Calcutta . . . .
Sh. p. rup.
1
1
5
*8
/
115916
115
25
/
82
1151.j
115
29
1
88
Istanbul
..
Piast.p.
618 618 618
618
618
Hongkong ..
8h. p. $
1
11
2%
113
1/2%
1/3%
1/3
Sh. p. yen
112
112
1
1
1
1%
112%
1/2
Lissabon….
Escu. p. £
110 %
110
34
110
110%
110%
Mexico
….
$per
–
– –
– –
Montevideo .
d.per
20% 20%
19%
20%
20%
Kobe
…….
Montreal
..
$ per £
5.00% 5.00%
4.96%
5.00%
4.97%
Rio d.Janeiro
d. per Mil.
2% 2%
2% 2% 2%
Shanghai
..
d. p. $
8%
8%
8%
9%
8%
Singapore ..
Sh. p. $
2/3%
2/3%
2/3%
2/4%
214
Valparaiso
).
$ per £
125
124
124
124
124
Warschau ..
ZI. p. £
2634
26%
26
26% 26%
–
tte.
nut.
iz
laten, gem. not., weie
Imp.
neDoen te oetaien lu
Dec. 1936 16.12.
2)
90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937 laatste
export” notetring.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)
Londen’) N.York2)
Londen
5 Juli
1938.. 19%
42%
5 Juli
1938….
140181
6
,,
1938..
19
42%
6
,,
1938….
140111
7
,,
1938.. 19%
42%
7
1938….
14114
8
,,
1938..
19%
42%
8
,,
1938….
14114
9
,,
1938..
19%
–
9
,,
1938….
14J/4
11
,,
1938..
19%
42%
11
,,
1938….
14112
12 Juli
1937.. 20%
44%
12 Juli
1937….
140,2
27 Juli
1914.. 24%
59
27 Juli
1914….
84110%
t)
in pence p. oz. stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz. fine. 3)
in sh. p. oz. fine
STAND VAN ‘e RIJKS
KAS.
Vorderingen.
1
30Juni1938
1
7Juli1938
Saldo van ‘s Rijks Schatkist hij De Ne-
/ 162.560.617,73 / 168.647.664,28
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
•
624.555,11
,.
2.349,69
Voorschotten
op
ultimo
Mei
1938
derlandsche Bank ……………….
a/d. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofda. der grondbel. en der gem.
fondabel., alsmede opc. op dle belas-
tingen en op de vermogensbelasting
–
–
,,
1.720.408,57
6.923.102,39
Idem aan Suriname ………………
10.963.632,31
,,
10.992.958,81
l{asvord.weg. credietverst. ajh. buitenl
,, 102.660.796,70 ,. 103.514.009,75
Voorschotten aan Ned.-lndië ……….
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der
postrek.v.Rijkscomptabelen
….
–
27.764.814,83
–
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.I)
,,
–
31.257.975,48
–
Vord. op andere Staatsbedrijven’)
,.
11.591.921,29
11.517.877,60
Verplichtingen
Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.
16 van haar octrooi verstrekt
–
–
Schatkistbiljetten in omloop ………
f231.323.000,- f227.828.000,-
Schatkistpromessen in omloop
8.500.000.-
–
Zilverbons in omloop …………….
,,
1.087.079,-
Schuld
op
ultimo
Mei
1938
a/d.
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds.d.
.
pers. bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
..1.088.500,50
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
bel, en op de vermogensbelasting
,
8.543.773,97 8.543.773,97
aan
,,
566.772,76 566.763,76
Schuld
het Alg. Burg. Pensioenf.’)
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T.
T.’)
en
•
15.614.094,98
25.150.773,63
•
Schuld aan Curaçao’) ….
………….
ld aan andere Staatsbedrijven’) …..
,,210.405.413,76
.
227.875.456,78
,,
,,
25.000.000,-
Id. aan diverse inste1linen’) ………
..25.500.000,-
.95.866.964,40
• 202.263.550,07
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1
2 Juli 1938
1
9 Juli 1938
Vorderingen:’)
–
Saldo Javasche Bank
.
…………….
–
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
f
632.000,-
f
294.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s
Rijks
kas
Rijksinstell.
1.518.000,-
……
e.a.
,,
7.159.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….
,
16.500.000,-
,, ,,
10.000.000,-
5.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
,
993.000,-
818.000,-
Schatkistbiljetten in omloop ……….,,
5.000.000,-
idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.
1.769.000,-
..
,,
1.922.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…..
480.000,-
530.000,-
Voorschot van de Javasche Bank …
681.000,-
,,
3.
..
•
5.997.000,-
1)
Betaaimiddelen in ‘s Land8 Kas
f
32.744.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 11 Juli 1938.
Activa.
Binnen!. Wis- lfffdbk.
f
7.474.302,35
sels, Prom.,’ Bijbnk.
,,
98.576,45
enz.in
disc. (
,
Ag.sch.
,,
429.079,27
f
8.001.958,07
Papier o. h. Buiteni. in disconto ……
Idem eigen portef.
f
5.400.000,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nog niet afgel.
–
Beleeningen
f
Hfdbk.
f
299.490.863,241)
ncl. vrsch. Bijbnk.
,,
3.697.990,08
‘
Ag.sch. ,, 23.056.197,74
f
326.245.051,06
Op
Effecten enz.
..
f
325.365.977,261)
OpGoederenenCeel.
,,
879.073,80 326.245.051,061)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,
–
Munt, Goud …… f 112.827.535,-
Muntmat., Goud .. ,,1.367.899.791,29
fl.480.727.326,29
Munt, Zilver, enz. ,, 19.893.560,67
Muntmat., Zilver, , –
1. 500.620.886,96a)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds ……………………
43.637.148,24
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
4.580.000,-
Diverse rekeningen ………………,,
6.234.635,15
Staat d. Nederi. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221) ,,
8.905.871,61
Paseiva
__
f
1.903.625.551,09
Kapitaal ….
…………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds …………………….,,
4.860.787,51
Bijzondere reserve ………………,,
7.102.179,67
Pensioenfonds ………………….,,
11.834.686,71
Bankbiljetten in omloop ………….. ,, 932.296.620,_
Bankassignatiën in omloop ……….,, 8.717,40
Rek.-Cour. j’ Het Rijk
f
164.755.556,86
saldo’s:
Anderen ,,761.603.096,25
926.358.653,11
Diverse rekeningen …………….. .,,1.163.906,69
f
1.903.625.551,09
Beschikbaar metaalsaldo …………
f
757.213.798,34
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.893.034.990,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ………………..,,
–
1) Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ……../ 63.247.800,-
) Waarvan in het buitenland ………………………120.495.806,95
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
Andere Beschikb. Dek-
Data
Circulatle opelschb. Metaal- kings
Munt
1
Muntmat. _
_schulden saldo
perc.
11 Juli ’38 112828 1.367.900 932.297 926.367 757.214 80
4 ,, ’38 112858 1.368.367 950.576 915.022 755.135 80
25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521 54
TotaalSchatkist- Belee-
Diverse
Data
bedrag promessen
op het
reke
discon to’s rechtstreeks n ngen
1
buitenl, 1 ningen
)
11 Juli 1938
8.002
–
326.245
5.400
6.235
4 ,, 1938
7.779
–
331.284
5.400
6.942
25 Juli 1914 67.947
–
61.686 20.188
509
2) Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
Data
Goud
Zilver
Circulatieopelschb. metaal-
schulden saldo
9 Juli’38
8
)
136.860
192.880
57.950 36.528
2 ,,
3
38
8)
137.240
187.580
62.440 37.232
11Juni1938 116.886
19.150 190.317
59.929 35.937
4 ,, 1938 116.886
20.051
188.913
61.648 . 36.712
25 Juli1914 22.057
31.907 110.172 1 12.634
4.842
Data
Metaal
–
Circa
latie
Andere
opelschb.
schulden
1
Discont.
1
4 Juni
1938..
880
1.196 663
555
1.238
28 Mei
1938..
880
1.175
572
558 1.229
21
1938..
880 1.027 605 553 1.191
14
1938. .
880
1.096
576
552 1.190
7
1938,.
879 1.200
613
548
1.181
1
Juli
1914..
645
1.100 560
735
396
-,
.TMhlltp. UCI 4CLIV4.
Data
______________1
1
1
N.-Ind.
1
betaalb.
1
Dis-
conto’s
1 1
1
Belee-
ningen
1
Diverse
1
reke-
1
ningen’)
1
–
1
Percen-
tage
9 Juli’38
2
)
2.620
7T840
46.070
55
2
,,
’38
2
)
2.710
76.760
45.510
55
11Juni1938
2.493
50.943
54
14.814
1
4′
4
,,
1938
2.466
14.541
1
48.785
2.970
55
25 Juli1914
6.395
7.259
1
75.541
2.228
44
t) Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.