Ga direct naar de content

Jrg. 33, editie 1631

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 11 1948

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch
,
S

Berl”cht’en’-

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

33E
JAARGANG

WOENSDAG 11 AUGUSTUS 1948′

No, 1631

De

artikelen

van

deze

week

……..
623

Sommairc,

summaries

………………
623

Berlijn door Mr K. P. oan der Mandele ……….
624

Een Frans-Italiaanse douaie-unie
door Dr M. Vajda
625

liet verbruik van groenten en fruit voor en’na de
.00Og door
.
Ir J.

C.

W.

Ignatius

…………..
626

De Belgiche ,,Nationale Maatschappij voor Krediet
aan de Nijverhald” (1)

door ,Jocques Matiheeussen
628

De,wereldpositie van suiker (11
,
1)
door Th. C. Ceudeker
631

13oekbespreking:
Paul

,I.

Olyslager,

,.Bc localisering aer Belgische iiijver-
held”,

bespr. door
J.

Getuck

…………………….
334

Aan te k e n
i
n g:
De ecotiornische betekenis van de sportbeoefening
……..
G3

Interiiationale

notities:’
(laat

Zitki-Afrika

de

import .koperkeii?

…………….
636
Dc

inflatie

in

China

……………………………..
37

Geld-

en

kapitaalmarkt

…………………….
637

De

Belgische geld- en

lapitaalrnarkt in

Juli

1948
doorV.

van

Rornpuy

……………………
638.

Statistieken:
-.
Baiikstnten

………………………………….
638

DEZER DAGEN

lijmen en zwaluwstaarten. In Nederland is een nieuw
kabinet in elkaar gezet. Het is passen en meten geweest; zelfs zo is niet
01)
ieder slot een sleuteltje gevonden. De
bouwer heeft de stevigheid van het staan vooral gezocht
in een onorthodoxe vlakverdeling. Weldra zullen de aan-
gewezen heoordelaars hun keurende stem uitbrengen.
Gezien de daadwerkelijke belangstellking van de leidende’
gildemeesters bij het groeiende werk, heeft de formeerder

goede kans, dat zijn werk als meesterproef. zal worden
aanvaard. Zo zal hij niet opnieuw de stafhebben op te
nemen als reizend gezel, gelijk de ministers, die hun schuifje

hebben gedaan. Ten opzichte van hen geldt sterk, wat Sha-

kespeare Odysseus laat zeggen over de ondankbaarheid:

,,A fashionable host that slightly shakes hisparting guest
by the hand”.

Handdrukken of handen wringen, hoe staat het in
Moskou? Hebben de Westelijke afgezanten eindelijk het

touwtje gevonden, waardoor het deurtje vahzelf open gaat?
Of wrijft hun hand eindeloos langs gladde vlakken? Wij

weten niets. Geen lade in de kanselarijen zit zo muurvast
als die waarin cle berichten uit Moskou worden opgeborgen.
Talloos zijn de sagen,, waarbij uit schone gesloten dozen
een griezelige inhoud verrees: Laten wij het daarom dit-

maal houden op de doos van Pandora; daar bleef, na ope-
niig, nog altijd de Hoop achter.
S

Wat er ook.ûit moge komen, niet een voor de Westelijke
mogendheden bevredigende regeling van de Donaukwestie.
Integendeel, in het Donau-statuut naar het ontwerp
Wyjinski is hun een gestroomlijnd ongemakkelijk meubel

voorgêzet, dat zeker niet past bij de Engels-Amerikaanse
stijl van inrichting van het woonhuis

Europa: de Oost-
Europese Staten echter kunnen hef stuk goed plaatsen.
Paul Reynaud, de nieuwe Franse Minister van Financiën,
is een ouderwetser man. Flij voelt meer voor een secretaire,
vol met vakken en vakjes voor decreten. Dè kunst is thans
er eerst een algemeen regelende wet in opgebogen te krij-
gen; dan kan de klep dicht om slechts te worden geopend
als hij meent, dat een dècreet te voorschijn moet worden
gehaald. De Franse afgevaardigden hebben het gevoel,
dat het meubelstuk binnen de langzamerhand kaal ge-
schuurde planken der Franse democratie wat misstaat.

Desondanks schijrt het het waardevolste als economisch.
hulpmiddel waarover Frankrijk op dit moment kan be-
schikken.

Nogal bekocht voelt President-Truman zich. Hij had-bij
het Congres een anti-infiatiewet besteld, imposant als
een kolommenkast. Wat hem thans is geleverd, kan hij
zelfg niet
waarderen
als utility-meubel. Een deel van de
gebrekkige afwerking heèft hij te wijten aan zijn Zuiidelijke
partijgenoten, wier betoog geen hout sneed, ook al ging
het van dik hout zaagt men plânkefl. lIet Congres kan weer
naar huis maar de Amerikaanse oud-strijders kunnen naar
voningen’ blijven uitzien op lange termijn. Iets minder’
zal hen dit benauwen, omdat de benauwenis van de voort-
durende stijging van de kosten van het levensonderhud
de maaltijd belangrijker maakt dan de taSel.

Nu echter zijn de Verenigde Staten yoor Europa nog het
,,tafeltje dek je”. Het eerste milliarci dollars onder de

Europese hulp ig uitgedeeld. Bij de bekendmaking der
jongste gegevens bleek, dat. Nederland in het huidige
kwartaal $ 75 nfuillioen als geschenk zal ontvangen. Toch
zou het mooier dan een sprookje zijn wanneer de Neder-
landse economie.de beschikking over zo’n bedrag kreeg,
doordat de Indiche lade niet meer klemde.

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; H. W. Lainbers; N. J. Polak; J. Tinbergen;

F. d Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assisteht-Redacteur: A. de Wit.

COMMISSIE VAN AD VIES VOOR BELGIË:
J. E. Mertens; 1. Miry; J. çan Tichelen; R. Vandeputte;

F. Vers ichelen.

Gege’ens over adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde oan dit nummer.

IMLOUD:

Blz.

Onder auspiciën van het

Nederlandsch Economisch Instituut verscheen:

BEDRIJVIG NEDERLAND

Een Studie over
Nederlands economische structuur door

Dr Th. L. M. Thurlings

-. en

Dri J. H. Lubbers

*

Prijs f 6.90

(voor leden en donateurs van het N.E.I. f 5.17)

Verkrijgbaar in de boekhandel en bij de Uitgevers

N.V. IJITGEVERSMIJ. ,,ELSEVIER” – AM’STERDAM

r
..

N.V. KONINKLIJKE

NEDERLANDSCHE

ZOUTI ND U S T R IE

Boekelo . Hengelo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van.

zo,Itzunr, (alle kwaliteiten)

vloeibasr chloor

chloorbleekloog

natronloog, caustic soda.
II-

-‘

ROTTERDAMSCHE

BANK

225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND

SPECIALE

AFDEELINGEN

VOOR

PARTICU LIEREN

Verliesposten Voorkomend Systeem

bestaande uit 4 Diensten


V.V.S.

Het V.VS. is een onmisbaar hulpmiddel bij het gezondhouden van uitstaande credieten. Aan-
vaard als onderdeel der debiteuren-adminiatra-
tie, zal het van groote practische waarde blijken

te zijn.

Onze V.V.S.-brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden

Van derGraaf I Co’s bureauxvoorden,handel N.V.

Amsteistraat 14-18, Amsterdam-C, Telefoon 38631 (5 lijnen)

40ste publicatie van het Nederlandsch Eco-

nomisch Instituut


Dr J. H. van Stuijvenherg

Enkele economische aspecten van de.

kersenteelt in Nederland

Prijs
f 6._*

(Prijs voor leden en donateurs van het Ne-

derlandsch Economisch Instituut
f
4.50)

*

Verkrijgbaar in de boekhandel en bij de uitgevers

DE ERVEN F. BOHN N.V.

HAARLEM

AS SO C 11T1 E CAS SA

KASSIERSINSTEWNG

OPGERICHT IN 1806

HEERNGRACHT 179 • AMSTERDAM-C

Behandeling van alle

bankzaken

*

Bezorging van alle

assurantiën.

R. MEES & ZOO
S
NEN
BANKIERS EN ASSURANTIE-MAKELAARS

AMSTERDAM
– ROTTERDAM
S-GRAVRNHAGE
DELFT

SCHIEDAM

VLAARDINGEN

Groothandel

Weekblad voor de
internationale handel

Heeft U al eens

een proefnummer

aangevraagd?

H. A. M. Roelants

Schiedam

G
sPEI,

EEM

,,HOLLANDIA”

1OLLÂNDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V.

HOOFDKANTOOR TE

VLAARDINGEN

11 Augustus 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

‘. 623

DE ARTIKELEN VAN
DEZE WEEK.

Mr
K. P.
van der Mandele,
Berlijn.

Dr M.
Vajdft,
Een Frans-Italiaanse douane-unie

De Frans- I taliaanse plannen tot economische samen-
werking vertonen in vele opzichten een frappante analogie

met de-Benelux. In heide gevallen wordt de douane-unie

slechts beschouwd als een eerste stap naar een economische

unie. Voorts geldt ook voor Frankrijk en Italië, dat hun

economieën in velerlei opzicht niet complëmentair zijn.
Dit laatste is echter geen beletsel; veeleer kunnen de er-
mede samenhangende moeilijkheden door nauwe econo-mische aaneensluiting worden gereduceerd. Frankrijk en
Italië verwachten deelfde voordelen als de Benelux:

sterkere positie bij internationale onderhandelingen, ver-groting van de binnenlandse markt e.d. De bedoeling der

Frans-Italiaanse samenwerking is o.a. de economische
integratie van Europa te bevorderen. ‘Wellicht zullen de

Frans- I taliaanse unie en de Benelux met elkaar samenwer-
ken, waarbij Frankrijk als verbindende schakel zou kunnen
fungeren.

Ir
J. G. W.
Ignatius,
Het oerbruik oan groenten en fruit
‘oor en na de oorlog.

ilet verbruik van groenten en fruit ligt thans onmisken-
baar hoger dan v66r de oorlog. De binnenlandse markt
blijkt, wat groenten betreft, belangrijk meer op te nemen

dan in de dertiger jaren, toen regelmatig een toestand van
verzadiging optrad en grote quanta groenten geen koper
vonden. Het is mogelijk – en dit geldt ook voor.fruit –
dat de schaarste aan andere voedingsmiddelen hier van
invloed is; men kan zich echter moeilijk aan de indruk
onttrekken, dat veranderde inzichten met betrekking tot
de voeding een grote rol spelen. Anderzijds blijkt (vooral
hij fruit) ook de grootte van de oogst het verbruik te be-
invloeden. Zowel voor de groente- als voor de fruitteelt is
de binnenlandse markt van grote betekenis.

J. Mattheeussen,
De Belgische , ,Nduionaie Maatschappij’ noor K,ediet aan de Nijnerheid” (1).

De oprichting van de N.M.K.N., in 1919, vloeide voort
uit: 1. kapitaalschaarste; 2. de kapitaalbehôefte van mid

delgrote ondernemingen, die geen directe toegang tot de
kapitaalmarkt hebben – ook nu nog zijn kleine en middel-
grote ondernemingen in België overwegend 3. de finan-
ciële eisen van het na-oorlogs economisch herstel. Aan de
N.M.K.N., opgezet als semi-publieke instelling, was aan-
vankelijk slechts een suppletoire en passieve rol toege-
dacht; thans beschikt zij over evenveel bewegingsvrijheid als credietinstellingen uit de privé-sector. Inmiddels komt
het vaak voor, dat credietaanvragen slechts via andere
credietïnstellingèn bij de N.M.K.N. aanhangig worden ge-
maakt.

Th. C. Geudckei’,
De c-nereldpositie nan suiker

In het werelddeel
Amerika
ligt de suikerproductie thans
aanzienlijk boven de vooroorlogse. Dit is vnl. te danken
aan
Cuba,
dat thans ca 2 x zoveel suiker produceert als
vôôr de oorlog. Door Cuba’s recordoog’sten werd een on-
gunstige prijsontw’ikkeling evreesd; teeltrestrictie wordt
veer overwogen. Inmiddels is een belangrijke ontspanning
ingetrederi: de Veienigde Staten hebben 1 mln ton Cuba-
suiker uit de markt genomen voor de Amerikaanse zône in Duitsland en voor het Marshall-plan.
In
Azië
ligt de suikerproductie aanzienlijk beneden de
vooroorlogse. De eerste plaats, die
Jana
vroeger innam,
wordt thans ddor
India
bezet. De toekomst der Java-
suikerindustrie is moeilijk te omlijnen; de fabrieken liggen
voor 2/3 in Republikeïns gebied, het herstel van gebouwen,
installaties en terreinen vergt enorme kapitalen, die slechts
bij terugkeer van ordelijke verhoudingen verantwoord zijn.

SOMMAIRE,

Dr
K.
P.
van der Mandele,
Berlin

Dr M.
Vajda,
L’Union Douanière Franco-Italienne:

Les plans franco-ïtaliens pour une coöpération écono-

mique, présentent, sous différents aspects, beaucoup

d’analogie avec ceux de l’Union Benelux. La France ét

l’Italie éprouvent les mêmes difficultés dans la réalisation

de l’union économique que les partenaires des pays Bene-
lux; mais elles escomptent en retirer les mômes avantages.

11 est fort probable que dans l’avenir, il résultera de la
collaboration des deux unions une’ intégratïon économique
dans l’intérêt supérieur de l’Europe. –

Ir J. G.
W.
Ignatius,
La consonimation de léguni,es et de fruits
aix Pays-Bas anant et après la guerre.

La consommation de fruits et de légumes aux Pays-Bas est plus importante qu’avant la guerre. La pénurie d’autres

denrées alimentaires en ,est partiellement la cause. Par
ailleurs, les changements intervenus dans les go(its de la

population jouen’t un rôle apprécïable dans l’alimentation.

J. Mattheeussen,
La Socie’té Nationale de Crédit â l’Indust,ie
(société beige) (1).

Th. C. Geudeker,
La Production Mondiale ei le Marchë du
Sucre (III).

La production du continent américain et surtout du
Cuba est sensiblement .plus grande qu’avant la guerre.
Les achâts effectués par les Etats-Unis pour l’Europe
Occidentale ont provisoirement provoqué une baisse du
prix dii sucre. Au contraire, en Asie la production sucrière
reste ITrofond6ment en dessous du niveau d’avantguerre;
surtout It Java un considérable retard doit être rattrapé.

SUMMARIES.

Dr K. P.
van der Maiidele,
Berlin.

Dr M. Vajda,
A customs unton between France and Italy
The Franco-Italian plans for economie cooperation lear

a striking resemblance to Benelux. On ‘their way to a
complete economie union France and Italy are inêeting
the same difficulties as the Benelux partners while on the
other hand they are expecting the same advantages. It is
highly probable that in the future the two unions may

cooperate for the benefit of European economie integration.

Dr J. G. W.
Ignatius, Vegetables and fruit consumption
bef ore and after the war.

In the Netherlands the consurn.ption of vegetables and
fruit is now admittedly higher than hefore the war. To
some extent, of course, the scarcity of other foodstuffs is
responsible for this development. In addition, however,
the Dutch population’s knowledge of dietetics bas certainly
changed for the better.

J. Mattheeussen, The Belg ian , ,Nationale Maatschappij
noor Krediet aan de Ntjnerheid” (1).

Th. C. Geudeker,
The world sugar position (III).

At preseit sugar production on the American continent
‘(especially Cuba) is considerably higher than before th’e

war. For the time being United States purchases fr
Western Euiope have been able to prevent a collapse of
the sugar price. On the other hand sugar production in
Asia bas not yet reached revar figures. Especially Java
has to recover considerable losses.

624 .

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Augustus 1948

BERLIJN.

Terwijl de mensheid zich met ccii bang hart afvraagt,

of wij aan de vooravond van een derde wereldoorlog staan,

mogen wij gerust aannemen, dat er geen nieuw conflict

aan de hand is, maar dat wat in Moskou thans besproken

en hopelijk ook beklonken wordt in feite niets anders is

dan een officiële erkenning van dat wat zich allang voltrok-

ken heeft, liet komt er nu alleen nog ôp aan om het aan

de wereld uit te leggen of, zoals onze Oosterburen het

formuleerden: ,,Wie sage ich es meinern Kinde?”

Van den beginne af waren alléén de Engelsen
intuftief

niet tegen een West- en Oost-Europa gekant; terwijl èn

Rusland èn AnÇerika zich met man en macht tegen een ver-

deling van Duitsland verzetten. Beiden hoopten het on-

verdeelde Duitsland aan hun eigen kant te krijgen, de een

door een communistische, de ander dooi’ een kapitali;tische

penetratie. Beiden hebben moeten erkennen, dat de

practijk sterkei’ bleek dan hun wensen. Terwijl Amerika

echter Vrij gauw de Engelse visie adopteerde en Frankfort

tot de Westduitse hoofdstad maakte, heeft Rusland om

bepaalde redenen tot op heden, naar buiten de fictie van

een Duitse eenheidsstaat volgehouden. Achter het ijzeren

gordijn heeft zich echter’hetzelfde volti’okken als in het

Vesten: Oost-Duitsland is – met de nieuwe hoofdstad

Leipzig – in de Sow’jet-economie geïntegreerd.
Berlijn onder de Duitse machtseoncentratie.

En nu:
Berlijn.
Berlijn, dat tot de éénwording van

Duitsland in 1871 aan de ene kant niet veel meer was’tlan

de hoofdstad van Pruisen, was aan de andere kant sedert

Frederik de Groote de personificatie van het Duitse

Jonkerdom’ en van het pruisische militairisme. Toen met

de schepping van de eenheidsstaat de stormachtige op-

bloei van de Westduitse industrie en de daarmede gepaard

gaande expansie van het bankwezen een aanvang namen,

was het haast een natuurwet, dat Oost en West elkaar in

Bei’lijn vonden, en dat Berlijn wei’d een bolwerk van ge-

concentreerde en gecombineerde machtsoefening. In het

Bismarckse Duitsland hebben zware industrie, groot-

grondbezit, haute-finance, buitenlandse zaken en generale

staf altijd ten nauwste samengewerkt, en Berlijn is daardoor

de economische overkoepeling van het Rijk geworden en

d’e zetel waar de nieuw verworven i’ijkdommen van Duits-

land in politieke strategie werden omgezet.
rçOt
het cultu-

i’ele centrum is het echter nooit gegroeid; daarvoor heeft

het verbond te kort geduurd.

Na de tweede wereldoorlog is deze machtsconcentratie

uiteengeslagen. De Oost-Pruisische jonkers, die men als

de militaire kaste bij uitnemendheid kon beschouwen,

zijn door de Russen volledig geliquideerd. Hun uitgebreide

landerijen, waarop hun economische invloed gebaseerd was,

zijn vedeeld en het Duitse leger bestaat niet meer: het

opperbevel en de staf stondqn in Neurenberg terecht. Het

kruispunt Bei’lijn heeft daardoor voor het Westen zijn

aantrekkingskracht verloi’en. liet – grotendeels katho-

lieke – ‘Westen, dat door een eeuwenoude
cultuur
met zijn.

buurlanden verbonden wa’s, zal nu ook
econojnis’ch
anders

gericht zijn: het zal mijn en machine niet meer op de

stringnte bevelen van Berlijn ‘voor
dest,’uctiene
doeleinden

behoeven te gebruiken, maar, volgende de opwekking van

het vei’wante Westen, aan de
coustructiece
opbouw van

llui’opa mede kunnen werken.

Be,’lijn nu: een lege schaal.

En nu dringt zich ‘anze1f’de vraag hij ons op: wanneer

deze zienswijze juist is, welk nut kan dan liet bezit van die

half-verwoeste lege schaal, die eens Berlijn heette, nog

hebben? Als metropool van circa vijf millioen inwoners

voor een Oostelijk Duitsland met twee en twintig millioen

zielen betekent het een waterhoofd net als Wenen na het

aan de Donau-monarchie opgelegde Verdrag van Ver-

sailles. Terecht antwoordde men op de vraag, waaruit de
nieuwe Oostenrijkse staat bestond, met: ,,uit WTenen en

omgeving’.

liet wil dus voorkomen, dat het zéér jammer is, dat

men de’manoeuvre der Russen niet heeft doorzien en dat

men zich heeft laten verleiden om van Berlijn een prestige-

kwestie voor de Anglo-Amerikanen te maken, die hun tijd,

energie en zeer veel kostbaar mteniaal kost, dat veel

,nuttigei’ voör de reconstructie van het ‘Westen gebruikt

had kunnen worden. Wanneer liet de opzet van de Russen
was om de opbouw van het Westen te vertragen en tevens

het vertrouwen der Duitsers in liet beleid der Vestelijke

mogendheden te ondermijnen, zo moeten wij helaas con-

stateren, dat deze ronde door Stalin gewonnen is.

Bij deze gelegenheid zou eens principieel onder de ogen

moeten worden gezien, of, en zo ja op welke wijze, Rus-

land voor de Westelijken een bedreiging kan vormen.

Dat het tot een open aanval op het Westen zal overgaan,
kan als onwaarschijnlijk terzijde worden gesteld. Gezien

de geringe resultaten, die de grote communistische opstan-

den in Frankrijk en Jtaiië opleverden, zal liet
deze
weg

voorlopig ook wel niet bewandelen. lIet zal echter alles

doen om de economische voorsprong, die het Westen heeft,

zoveel mogelijk te verhinderen of teniet te doen en dat kan

liet op twee manieren. Ten eerste door liet bewust creëren

van prestigekwesties & la Berlijn, waardoor het Westen
genoopt wordt kostbaar materiaal nutteloos te verspillen

Ten tweed.e door te trachten het Westen zoveel mogelijk ver-
stoken te houd en van de grondstoffen en’hulpbronnen waarop

hettot nu toe dreef. Uit dit oogpunt begunstigen de Russen

elk extreem-nationalistisch streven in de wereld, dat ten

doel heeft zich van het Westen los te maken,onverschillig

ofereencommunistische of andere ideologie aan dit sti’even

tn grondslag ligt. De-grote kunst van het Westen zal

– daarom zijn om elke beweging van dien aard tijdig te onder-

kennen en haar door bijstand of tegemoetkoming aan zich

te verplichten, waardoor zij uit de zorgzame hoede van de

altijd gereedstaahde Russische peetoom gehouden wordt.

Eei’ste doel: afbakening eau ineloedssf eren op ons continent.

liet beste wat wij thans zouden kunnen verwachten

van de besprekingen in Moskou zou zijn, dat men komt

tot een afbakening van de sferen van invloed
ocer de

gehele we,’eld.
Dit lijkt ons zéér onwaarschijnlijk. Wij zou-

den al blij zijn, wanneer wij op
ons continent
tot een er-

kenning van de wederzijdse belangensferen zouden kunnen

geraken. Ware dit zo, dan zouden wij een daadwerkelijk
begin kunnen maken, over en weer, met de opbouw van

ons deel van Europa.

Wanneer liet Westen op deze wijze niet door ideologieën

maar door daden tot de wereld spi’ak, zou dit het nabije

en het verre Oosten kunnen bewegen de banden met het

Weten niet lichtvaardig te verbreken. Want dat de vol-

gende grote uiteenzetting tussen Rusland en liet Westen

in liet Oosten zal plaatsvinden, zal wel ieder duidelijk zijn.

Rotterdârn, 10 Augistus.

K. P. VAN DER MANDELE.

11 Augustus 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

625

EEN FRANS-ITALfAANSE DOUANE-UNIE,

De Amerikaanse hulp aan Europa vormde het voornaam-

ste uitgangspunt tot het ontslaan van de plannen inzake

een, Frans- I taliaanse douane-unie. De Amerikanen nemen

het standpunt in, dat hun hulp slechts de voornaamste
financiële basis van Europa’s economisch herstel kan

vormen. Volgens de Aierikaanse opvatting heeft de

Marshall-Iiulp als voorwaarde de bereidheid der Europese

landen zich zoveel mogelijk zelf te helpen. Een nauwe

economische samenwerking, in de eerste plaats tussen de

bij de Amerikaanse hulp rechtstreeks betrokken landen,
is hiervoor een eerste vereiste. Dc voornaamste beginselen
en onderdelen van deze economische samenwerking vorm-

den liet onderwerp der besprekingen op de Parijse confe-

rentie in de zomermaanden 1947. Een der vraagstukken,

welke diuii’ behandeld werden, was dat van een Europese
douane-unie.

De Italianen bleken van een dergelijke douané-unie
reeds toen voorstanders te zijn. Graaf Sforza, de Italiaanse

Minister van Buitenlandse Zaken, verklaarde met nadruk,
dat cle Europese landen hun oprechte wil tot, grotere

eenheid op economisch gebied zowel individueel als collec-
tief duidelijk zouden moeten doen blijken. Hij noemde
liet ondérzoek naar de mogelijkheid van een douane-unie
een voorbeeld van de manier, waarop dit streven tot uiting
zou kunnen komen. –

De op de Parijse conferentie aangenomen resolutie.
inzake de voorbereiding van een Europese douane-unie
beperkte zich echter tot algemeenheden. Het is gebleken,
dat de verwezenlijking van een douane-unie, w’elke alle
bij het Europees herstel Programma betrokken landen
zou omvatten, voorshands nog
01)
piactisch onoverkome-
lijke moeilijkheden stuit. De overtuiging heeft veld ge-
w’onnen, dat een Europese douane-unie als een uiteindelijk
doel ook in het gunstigste geval eerst in een meer verwij-
derde toekomst zal kunnen worden verwezenlijkt en dat
inmiddels de weg hiertoe door regionale overeenkomsten
zal kunnen w

orden geëffend. De Italianen, onder de indruk
vail de Benelux-plannen, meendenmet de opbouw
0!)
dit

gebied op een beperkte schaal een aanvang te moeten
maken, ten einde tot concrete en positieve resultaten te
kunnën komen. liet van Italiaanse zijde geopperde denk-

beeld van een Frans- I taliaanse douane-unie heeft vervol-
gens van Franse kant onmiddellijk weerklank gevonden.
In aansluiting op de officiële mededeling van de zestien
landen inzake de benoeming van een commissie ter be-
studering van de mogelijkheden van een of meerdere

Europese douane-unies werd op 13 Setemher 1947 een
gemeeischappelijk Frans-Italiaans protocol getekend om-

trent een overeenlomst tussen de beide Regeringen, w’elke
voorzag in een onderzoek naar de mogelijkheid van een
douane-unie tussen Frankrijk en Italië.
rre
dien einde
werd een gemeenschappelijke Frans-Italiaanse commissie
in het leven geroepen, welke reeds op 15 September haar
werkzaamheden begon en vôôr einde 1947 bij de twee
Regeringen rapport moest uitbrengen over haar conclusies. Bedoelde commissie kreeg de opdracht in het bijzonder de
volgende punten te onderzoeken: a. douane-, belasting-
en administratieve kwesties; b. financiële en monetaire
vraagstukken; c. verkeerswezen; d. migratie en arbeids-
vraagstukken; c. economische betrekkingen met derde
• landen.

Bedoelde, uit deskundigen samengestelde, commissie
heeft in haar op 22 December 1947 uitgebracht rapport
een Frans- I taliaanse douane-unie voorgesteld. Deze zou
volgens de aanbevelingen van de commissie in etappen
moeten worden verw’ezenlijkt, waarbij voor een overgangs-
periode bijzondere bepalinge zouden moeten gelden.
Ilét rapport van de studie-commissie vormde de grond-
slag voor een verdere stap der beide Regeringen, nl. de
ondertekèning van een protocol door de Ministers van
Buitenlandse Zaken Sforza en Bidault op 20 Maart 1948

te Turijn. hierin werd vastgesteld, dat beide Regeringen
het met de aanbevelingen van de commissie eens waren
en dat zij besloten hadden aan een gemengde commissie

op te dragen de tekst van een accoord inzake de Frans-

Italiaanse douane-unie overeenkomstig de aanbevelingen

van het rapport van 22 December 1947 uit te werken en

het programma betreffende de verwezenlijking van be-
doelde . douane-unie op te stellen.

Onderzoeken wij de Frans-Italiaanse plannen en de hier-

mede verband houdende vraagstukken; dan blijkt in menig
opzicht een min of meer frappante analogie met de Benelux.

In beide ge-v’allen wordt dedouane-unie niet als einddoel
beschouwd, doch slechts als een eerste stap naar een econo-
mische unie, welke liet eigenlijke einddoel wordt geacht.


Volgens de heer Papi, Professor aan de Universiteit te

Rome, zal het hier gaan om een iverkelijke economische
unie, ,,d l’intérieur de laquelle il faudrait harmoniser les
législations des deux pays, concilier les int&rêts opposés,

coordonner les prévisions relatives . des productions et
des échanges futures”
1).

Vroeger was men veelal, van mening, dat een douaie-,

resp. economische unie tussen twee of meerdere landen alleen kan slagen, mits ‘hun economieën completnentair
van aard zijn. “olgens de moderne opvattingen is zulks ‘echter geen vereiste, tenzij het in de bedoeling ligt een
autarkische economische politiek te voeren,. hetwelk niet

het geval’is. Zoals men weet, is het complementaire ka-
rakter van de Belgische en van de Nederlandse Coonorniobn
o.a. in verband met Nederland’s voortschrijdende industria
;

lisatie aanzienlijk verminderd, zonder dat zulks een be-
letsel wordt geacht voor een economische unie tussen de
Benelux-landen. Evenals voor Nederland en J3elgië-Luxem-
burg geldt ook voor Frankrijk en Italië, dat hun economieën
in sommige opzichten wel complementair zijn, in vele
andere echter niet. De landbouw in Frankrijk en Italië is
grotedeels niet complementair. Voorts bestaat er in heide
landen een tekort aan een aantal grondstoffen en brand-
stoffen waarin de andere prtner niet of slechts in een
beperkte mate kan voorzien. Zo is bijv. de Italiaanse
metaalindustrie in belangrijke mate afhankelijk van kolen.-
importen. Voor de tweede wereldoorlog was Duitsland de
voornaamste kol’enleverancieT van Italië. Frankrijk Ican
in deze behoefte nit’ voorzien. De Italiaanse industrie

importeerde grote hoeveelheden oûd ijzer. Op dit gebied
kan Frankrijk Italië enigszins hèlpen, doch de Franse
leveranties blijven bij de Italiaanse behoefte sterk ten
achter.

Wel kan Italië bijdragen tot de voorziening in de Franse
behoefte aan kwikzilver, zwavel, hennep, zijde, ruwe
huiden enz., terwijl Frankrijk de Italiaanse behoefte aan

ertsen, cokes, sommige textielgrondstoffen, chemische
artikelen, meststoffen enz. gedeeltelijk kan dekken. Over
het algemeen echter moeten beide landen in een groot deel
van hun behoefte aan belangrijke voedingsmiddelen,
‘grondstoffen en halffabrikaten voorzien door .middel van
invoer uit derde landen. Zij zijn dus, wat de voorziening
in hun importbehoefte betreft, slechts-in een beperkte
mate complementair. Anderzijds treden zij, wat hun
exporten betreft, veelal als concurrenten op de wereld-
markt op. Dit heeft vooral op de textiel-, machine- en
chemische industrieën, zomede op een aantal levensmid-
delen- en luxebedrijven betrekking.
Zoals echter reeds aangeduid, behoeft het niet-comple-
mentair karkter der beide econ’omieën geen beletsel te
zijn voor de verwezenlijking van een economische unid.
Veeleer kunnen de hieruit voortspruitende nadelen en
moeilijklieden door een nauwe economische aaneensluiting worden gereduceerd. De hoofdzaak is, evenals bij de Bene-
lux, dat er tussen de economische en sociale structuur,
de culturele ontwikkeling en de algemene politieke oriënte-

‘)
Zie Vers lUniOn Economique de I’Europe Occidentale?” in ,,Agence Economlriue et Finanrière’ van 9 Maart 1948.

626

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Augustus 1948

ring van de deelnemende landen geen onoverbrugbare

kloof bestaat. Op een bijzonder teriein, ni. de voOrziening

van arbeidskrachten, zouden de beide landen elkaar goed

kunnen aanvullen. Italië immers heeft een groot overschot

aan arbeidskrachten, terwijl er in Frankrijk een nijpend

gebrek aan arbeiders bestaat. Sinds de oorlog werd er

echter van deze aanvullingsmogelijkheid slechts in een
zeer geringe mate gebruik gemaakt.

Van een economische aaneensluiting verwachten Frank

rijk en Italië ongeveer dezelfde voordelen als de Benelux-

landen. In de eerste plaats zal hierdoor een grote econo-

mische cntente met een gezamenlijke bevolking van ca
100 millioen zielen en met ëen zeer groot’ economisch
potentieel ontstaan.

Uiteraard zal deze machtige groep bij internationale

regelingen en hij economische besprekingen met derde

landen zich in een veel sterkere positie bevinden dan zulks

bij afzonderlijk optreden der twee landen het geval zou zijn.
Door de aaneensluiting zal voorts een veel grotere

binnenlandse markt, ontstaan, waardoor een productie

op ruimere schaal, een grotere mate van rationalisering,

betere arbeidsverdeling enz. mogelijk zullen zijn. Een en
ander zal met kostenverlaging, kwaliteitsverbetering,

betere verzorging van de binnenlandse markt en ver-

hoging van het concurrentievermogen der beide landen

op de exportrnarkten gepaard gaan. Wat de invoer betreft, zouden beide landen als kopers van de door hen het meest

benodigde artikelen op de buitenlandse maikten gemeen-

schappelijk kunnen optreden. Tevens zou een samenwer-
king tussen de exporteurs der beide landen met betrekking

tot de vermijding van afbrekende concurrentie en evtn-
tuele verdeling van afzetgebieden van groot nut kunnen zijn.
Men ziet wel in, dat er zich overgangsmoeilijkheden

zullen voordoen. Men is er echter van overtuigd, dat de

economische unie uiteindelijk tot een belangrijke stijging
van de welvaart zal leiden. Ook in dit opzicht is dus een
analogie met de Benelux aanwezig.

liet aandeel van Italië en Frankrijk in de wereldhandel

bedroeg in -1938 ca 7 pCt of ongeveer even veel als dat der
Benelux-landen. In 1928 bedroeg dit percentage zelfs 10

pCt. De voordien vrij aanmerkelijke handel tussen de beide

landen ging in de dertiger jaren in verband met verschil-lende factoren, zoals de tegenstelling op politiek gebied,
de Italiaanse autarkiepolitiek, en de algemene economi-
sclie situatie hard achteruit en had tot het uitbreken van
de tweede wereldoorlog weinig te betekenen. De economi-
sche aaneensluiting zal uiteraard een flinke uitbreiding
van het onderlinge ruilverkeer in de hand kunnen werken.
Tegenover de op een later tijdstip te verkrijgen voordelén
staat de noodzaak van soms pijnlijke aanpassingenen het
bi’engen ‘van offers aan beide zijden. Tevens moeten ver-
schillende kwesties worden geregeld en opgelost, alvorens

een volledige economische unie haar beslag kan krijgen.
Ook in dit opzicht geldt dus, mutatis mutandis, voor
Frankrijk en Italië ongeveer hetzelfde als voor de Benelux-
landen. Ook daar moet vooral op financieel en monetair
gebied een hechte basis worden geschapen voor een nau-
were aaneensluiting. Een volledige unificatie van het mo-

netaire systeem is geen vereiste, doch er moet, een vaste
waardeverhouding der valuta’s en inwisselbaarheid bestaan.
Dit ‘zal alleen mogelijk zijn na een definitieve stabilisatie,
welke
01)
haar beurt o.a. van het gezond maken der staats-financiën en van de definitieve opheffing van het inflatie-
gevaar afhangt. De regeling der bestuurs-, douane-, be-
lasting-, transport- en migratievraagstukken zal ook nog
grote inspanning vergen. Wat het laatstgenoemde punt betreft, viel de Italiaanse immigratie in Frankrijk in de

laatste jaren sterk tegen.
rrerwïil
immers het officiële
Franse immigratieplan voor 1947 in het aanwerven van
250.000 Italiaanse arbeiders voorzag, bedrog het werkelijk

bereikte aantal immigranten in dat jaar slechts 65.000.

Er ehoet dus nog enorm veel werk worden verricht,

alvorens alle voorwaarden voor een Frans-Italiaanse

economiséhe unie verzekerd kunnen worden geacht. De

wil hiertoe schijnt aan beide kanten te bestaan. Evenals

voorts het tot stand komen van het eërste initiatief op

dit gebied in een zekere zin een uitvloeisel w’as van de
Marshall-hulp aan Europa, hangen ook de uiteindelijke

kansen ten aanzien van de verwezenlijking daarvan voor

een belangrijk deel van het succes van het Europese
herstel Programma af.

Evenals de staatslieden van de Benelux-landen hebben

ook de vertegenwoordigers van de Franse en Italjaanse

Regeringen nadrukkelijk betoogd, dat de Frans-Italiaanse

aaneensluiting geenszins afsluiting van het te verenigen
economisch gebied van andere landen betekent. Veeleer

ligt het in de bedoeling, door de economische unie tussen
de beide landen tevens de Europese samenwerking en de
economisqhe integratie van ons wereld deel te bevorderen.

Gezien de gemeenschappelijke doelstellingen is het wel-
licht geen geheel utopistische verwachting, dat, mochten

de beide economische unies tot stand komen, deze op ver-

schillende gebieden hartelijk met elkaar zullen kunnen samenwerken. Wellicht zal Franki’ijk hierbij de ,,traite

d’union” tussen de beide groepen kunnen vormen.

Ten slotte zij nog vermeld, dat er op 6 Juli jl. te Parijs

een nieuwe Frans- I taliaanse economische conferentie werd
geopend. In het raam van deze besprekingen werden de
afzonderlijke vraagstukken, verband houdende met de

overeen komst van 20 Maart 1948, in vijf commissies be-
handeld.

Ams(erdam.

Dr
M.
VAJDA.

HET VERBRUIK VAN GROENTEN EN FRUIT

VOOR EN NA DE OORLOG.

De consumptie van groenten en fruit in ons land werd

in een vorig artikel’) vergeleken met die in enkele andere
landen, niet name de Verenigde Staten, Engeland en

Canada. Het daarin behandelde cijfermateriaal had be-

trekking op het verbruik in de dertiger jaren. Ik wees ei’
toen op, dat t.a.v. enkele producten, o.a. tomaten, het
vérbruik zich nog in het stadium van ontwikkeling be-

vond, zodat in de toekomst met hogere consumptiecijfers,
wellicht ook voor andei’e producten, rekening moest
worden gehouden.

Intussen zijn thans ook de veilingaanvoercijfers van
1946 en 1947 bekënd geworden en kan een opstelling der
verbruikscijfers worden gemaakt. Dank zij het systeem van verplicht veilen bezitten wij in deze aanvoércijfers

een uitnemende basis voor de berekening der productie
van de voor de handel geteelde gewassen. De aanvoer ter
veiling geeft namelijk nog geen juist beeld van de productie,
omdat van verschillende producten, van het één wat meer,
van het ander wat minder, buiten de veiling om kan worden –
verhandeld; het verkopen van kersen in eën boomgaard
direct aan consumenten is hiervan een bekend voorbeeld.
Derhalve is het noodzakelijk om van ieder product de

aanvoer met een zeker percentage te verhogen, welk
percentage in overleg met deskundigen is vastgesteld.
Deze percentages zijn gewoonlijk laag; bij een enkel pro-
duct zijn ze echter van betekenis; zo werd bijvoorbeeld
bij kersen een opslag van 15 pCt toegepast.

Alen bedenke echter wel, dat zodoende de productie.
wordt bepaald van de voor de handel geteelde gewassen;
datgene wat in particuliere tuinen wordt voortgebracht
is in de productiecijfers en in de nog te noemen verbruiks-
cijfers niet begrepen, wat ongetwijfeld een ernstig gemis
is. De totale jaarlijkse hoeveelheid groenten en fruit, welke

in particuliere tuinen wordt geproduceerd bedraagt
minstens 150 A 200 duizend ton. Dit cijfer berust op een

‘) ,,Het groenten- en fruitverbruik in Nederland, vergeleken
met dat in enkele andere landen”,
,,E.-S.B.”
van
26
Februari
1947, blz. 109..

1

11 Augustus 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE

vrij ruwe schatting; eerst wanneer een beter inzicht zal zijn verkregen in de door particulieren beteelde opper-

vlakte, zal het mogelijk zijn nauwkeuriger cijfers over
het verbruik van in eigen tuin geteelde producten te ver-

krijgen.

Om het verbruik te berekenen moeten de aldus vast-

gestelde ge5roduceerde hoeveelheden worden vermeerderd met het netto-gewicht van de geïmporteerde hoeveelheden,

vervolgens verminderd 1° met het netto-gewicht van de

geëxporteerde hoeveelheden; 2° met de hoeveelheden,

welke onverkoopbaar blijken te zijn geweest (de zgn.
,,doorgedraaide producten”) en 3 met de hoeveelheden,
welke de industrie heeft opgenomen. De aldus berekende

hoeveelheden worden vermeerderd met hetgeen eventueel
uit het doorgedraaide product alsnog is gedistrihueerd

(wat vddr de oorlog een niet te verwaarlozen hoeveelheid
was) en wat naar schatting als verwerkt product ter

beschikking van de Nederlandse consument is gekomen.

Deze laatste hoeveelheid wordt wederom herleid tot vers

product.
1-liermede is in het kort de gevolgde methode aange-

geven; de vereiSte berekeningen zijn vrij ingewikkeld om-


dat voor elk product de situatie anders is en van jaar tot jaar bovendien nog kan veranderen.

In de thans volgende overzichten is het verbruik uit-
gedrukt in kg per hoofd van de bevolking; ter vergelijking
met die van de jaren 1946 en 1947 zijn de consumptie-
cijfers in de periode 1937/1989 mede opgenomen (vddr
1937 is niet bekend wat de industrie heeft verwerkt,
reden waarom de consumptiecijfers voor de jaren 1984
tfm 1936 zijn weggelaten).

Dc consumptie van groenten (uitsluitend voor de handel

geteeld).

1-let verbruik van groenten geeft het volgende beeld te
zien:
Verbruik van groenten inkg per hoofd

1937139

1946

1947
Totaal verbruik
………………..
53,06

70,68

63,40
waarvan:
vers product

………………….
46,11

58,23

54,80
verwerkt product uitgedrukt in vers ..

6,95

12,45

8,60

Na de oorlog is het groenteverbruik onmiskenbaar
gestegen; wel is de consumptie in 1947 lager dan die in
1946, maar deze vermindering kan vrijwel geheel op
rekening worden geschreven van de sterk verminderde oogst als gevolg van de langdurige droogte, waaronder
sommige producten, zoals bonen, çrwten
;
andijvie en sla,
ernstig hebben geleden, terw’ijl ook van peen en uien de
oogst zéér telurstelde. De veronderstelling, dat, als gevolg hiervan, verhoogde prijzen de consuinptie zouden hebben
gedrukt, blijkt niet geheel juist te zijn. Niet alleen dat de
gemiddelde waarde der groenten in 1947 weinig verschilde
van die in 1946, nl. 21,2 ct per kg tegen 20 ct, maar ook
van verschillende producten was de prijs ôf weinig hoger
dan die in het vorige jaar 5f bleef daar zelfs beneden.
In de hierboven vermelde totalen is een hoeveelheid groenten opgenomen, welke, jammer genoeg, niet kan
worden gespecificeerd. Dit is het zgn. afvijkend product, U. het product, dat weliswaar niet aan de gestelde kwali-
teitseisen voldoet en dus niet onder de naam van goed-
gekeurd jroduct kan worden verhandeld, maar toch nog
voor consumptie geschikt is; dit quantum bedraagt
jaarlijks ongeveer 12 pCt van de ter veiling aangevoerde
hoeveelheid. ‘ –
Brengen we het afwijkend, alsmede het door de industrie
opgenomen product in mindering van de bovengenoemde
quanta, dan thouden we een rest over, die, voorzover
mogelijk, nu als volgt kan worden gespecificeerd (zie
staatje jbovenaan volgende kolom):
Het peil van het verbruik ligt in 1946-1947 belangrijk hoger dan in de vooroorlogse jaren. De achteruitgang in
1947 vergeleken met 1946 doet zich voor bij 2 producten-

Producten
1937139
1946
1947
Fijne

blacigroenten

………………
10,70
11,22
11,07
Grove

bladgroenten

…………….
6,54
8,93
10,43
Bloemkool

……………………
4,62
4,83
4,32
Penlvruchten

………………….
5,07
6,70


4,45
]3o1-, knol- en wortelgewassen
6,64
14,27
11,03
Slengelgroenien

….

.
…………..
0,69
0,84 1,00
Vruchtgroenten

………………..
3,03
3,55
4,42
Specerijgewassen

………………
0,42
1,01
0,74
Totaal

dezer producten

…………
37,71
51,35 47,46
Afwijkend

product

…………….
8,92
9,19
8,41
Totaal

verse

groenten

…………..
46,63
60,54
55,87
Waarvan in mindering te brengen
9
.

0,52
2,31
9,07
Totaal

verbruik

………………..
46,11
58,23
54,80

‘) Dit betreft de uitvoer in netto-gewicht en de
afname
door de
industrie van een grdep

andere verse producten”,
welke
niet ge-
specificeerd wordt vermeld.

groepen, nl. de peulvruchten (snij-, princesse-, pronk- en

tuinbonen, alsmede erwten en peulen) en de bol-, knol- en

wortelgewassen (peen, uien, kroten, koolraap e.a.) w’aarvan
de oogst, zoals g’ezegd, ernstig teleurstelde.
1-let verbruik van fijne bladgroenten heeft zich ook in

.1947 gehandhaafd; tot de belangrijkste producten in deze
groep behoren andijvie, sla, spinazie en witlof. Wel was

de productie van andijvie in 1947 14,5 millioen kg lager
dan in 1946, doch in dit laatste jaar bleek ook een grote
hoeveelheid niet door de binnenlandse markt te kunnen
worden opgenomen. Niettegenstaande de gemiddelde prijs
in 1947 f18,70 per 100 kg bedroeg tegenover f 13,05 in
1946, bleef de afzet in het binnenland nagenoeg onge-
wij zigd.

Tegenover een verminderde consumptie van sla in 1947,
welke gezien moet worden als hét resultaat van een kleinere
productie, staat een verhoogd verbi’uik van spinazie en
witlof.
Opvallend is de gi’ote consumptie van grove blad-
groenten, waarvan de sluitkoolsoorten (rode, witte en
savoyekool) de voornaamste vertegenwoordigers zijn.
Vdôr de oorlog was een zekere daling in het verbruik
van deze producteh merkbaar; de oorlog heeft hierin een
verandering gebracht, welke ook in 1946 en 1947 nog blijkt
te hebben aangehouden. De langdurige strenge winter van
19.46/1947, welke de vroege productie van de onder glas
geteelde groenten remde, heeft ongetw’ijfeld een gunstige
invloed op de consumptie van koolsoorten uitgeoefend.
Daarbij komt nog, dat in 1947 de productie zeker 35 mil-
heen kg meer heeft bedragen dan in 1946, terwijl de uit-
voer naar

verhouding minder steeg, ni. met 18,7 mihlioen
kg. liet quantum, dat op de veilingen geen afzet vond,

daalde eveneens, 1-Jet verhoogde verbruik kan niet als een
gevolg van lagere prijzen worden gezien, want de gemiddelde
prijzen blijken in 1947 hoger te zijn geweest dan in 1946.
Zo bedroeg de gemiddelde prijs voor rode kool in 1946
f9,57 per 100 kg tegenover. f11,38 in 1947, voor savoye-
kool f 9,62 tegenover f 11,17 en voor witte kool f 5,39
tegenover f 9,48.
De vermindering van het peulvruchtenverbruik in 1947,
voorzover dat dan het verse product bonen en doperwten
betreft, komt geheel voor rekening van de enoi’m gedaalde
aanvoer van erwten, welke ongeveer 12 millioen kg lager
was dan in 1946. –
De daling, welke het verbruik van knol- en wortel-
groenten geeft te zien, hangt wederom samen met de sterk
verminderde aanvoer van peen en uien. Wéliswaar
was de gemiddelde prijs van uien
itt
1947 bijna 1 15 per 100
kg tegen 1 10 in 1946 en zou men dit wellicht kunnen aan-
voeren als een argument voor de vermindering der consump-
tie, maar daar staat tegenover, dat de prijzen voor de
belangrijkste peensoorten,nl. bos- en bi’eekpeen, nauwelijks
van die in 1946 verschilden.
Het verhoogde verbruik van vruchtgroenten is een reeds
enkele jaren waarneembaar en vei’heugend verschijnsel,
dat voornamelijk op rekening van het tomatenverbruik
kan worden geschreven.

Zoals de situatie thans is (en zich ook dit jaar met zijn

628

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Augustus 1948

gunstige oogstvooruïtzichten laat aanzien),. blijkt de
binnenlandse markt belangrijk meer
0
1
)
te nemen dan in
de dertiger jaren, toen regelmatig een toestand van ver-

zadiging optrad en grote quanta groenten geen koper
vonden 2).
Mogelijk dat de schaarste van andere levens-

of voedingsmiddelen hierop nog van invloed is; wij kunnen

ons echter moeilijk aan de indruk onttrekken, dat
veranderde inzichten met betrekking tot de voeding een

grote rol spelen. Anderzijds blijkt ook de grootte van de

oogst het verbruik te beïnvloeden (wat ziQh nog veel sterker doet gevoelen bij het fruitverbruik), waardoor

men de neiging zou krijgen de uitlating van 1-1. M. South-

warth te bearnen.), welke tijdens een conferentie van de

leden van de ,,Arnerican Economie Association” de ont-
wikkeling van het verbruik als volgt kenschetste:
,,i.
We will eat what w’e get,

We will eat what we can afford to buy,
We’ will eat what we’re taught to eat,
We will eat w’hat we’re sold..

The actual pattern of consumption will be.forged in the

con’ibination and conflict of forces that underly these
four statements”.

Het voorgaande heeft, naar ik hoop, duidelijk gemaakt,

van welk een belangrijke betekenis de binnenlandse

markt voorde producten der groenteteelt is, een beteke-

nis, welke door sommigen weleens te laag wordt aange-
slagen.

Aan een in het binnenland verzekerde afzet van laat
ons zeggen minstens 600 millioen kg groenten tegenover

een productie van 900 millioen kg, zoals wij in dit jaar
met reden mogen verwachten, dient minstens evenveel

aandacht te worden geschonken als aan de export!

De consumptie van fruit (uitsluitend voor de handel geteeld)

Het verbruik van fruit vertoont een onregelmatiger
verloop dan dat van groenten:

Verbruik van fruit in kg per hoofd

1937139

1946

1947
Totaal verbruik
………………..
33,96

24,72

50,01
waarvan:
vers product

…………………..
29,72

19,69

45,19
verwerkt product uitgedrukt in. vers
. ,

4,24

5,03

4,82

Veel sterker nog dan bij groenten wordt het fruitver-
bruik beïnvloed door de resultaten van de oogst. 1

let
voor ons land enorme verbruikscijfer,..van 50 kg in 1947
valt des te meer op, wanne’er we bedenken, dat in het’
verbruikscijfer voor de periode 1937/39 een hoeveelheid
van 11,36 kg citrusfruit en bananen’was begrepen tegen-
ovei’ slechts 4,09 kg in 1947 en nihil in 1946.

De grote variatie komt dan ook des te rnéér tot uit-
drukking, wanneer wij deze laatste cijfers weglaten en
tevens de door de industrie, opgenomen hoeveelheden,
zodat het verbruik van in het binnenland geteeld en voor
de verse consun’ijtie bestemd – fruit. ‘ordt verkregen:

Verbruik van vers binnenlands fruit ‘)

1937/39

1946

1947
Ttaal verbruik
………………….
18,83

20,11

41,21
waarvan
Onder glas geteeld fruit
…………
1,83

1,35

1,51
.Klein fruit (mci. aardbeien)

……..
1,60

1,26

1,13
Pit-
en steenvruchten

…………..
14,66

16;78

37,86
Meloenen

……………. ……….

0,74

0,72

0,71

‘)
De totaalcijfers moeten
ook
hier nog worden verminderd met
respectievelijk
0,47, 0,42
en
0,11
kg voor de’reeds genoemde posten
export in netto-gewicht en afname door de industrie van een niet
gespecificeerde Post ,,overige verse producten”.

Opgemerkt moet worden, dat de vermindering van de
consumptie van het zgn. klein-fruit (dat zijn bessen, fram-
bozen en aardbeien) veroorzaakt wordt door de sinds 1939

stei’k gedaalde oogst van aai’db’ien, gi’otendeels een ge-
volg van natuurlijke factoren als vorstschade en virus-
ziekten. De enoi’me stijging van de consumptie van pit- en

‘) J.
G. W.
Ignatius en J. L. Boogaard, 1’Iet verbruik van groente
en fruit in Nederland in de jaren
1934-1939;
Landsdrukkerij
1947,
Iie druk. ‘) Journal
of
Farm Economics,
Vol. 29,
Februari
1947
nr.
1:
Levels
of
Food consumption, Past and Prospective.

steenvruchten (appelen, peren, pruimen en kersen) de-

monstreèrt duidelijk, welk een afzet op de binnenlandse

markt kan worden gevonden. Eenals bij groentefi zal ook
hier wel de schaarste aan andere voedingsmiddelen er-

toe hebben bijgedragen, wat niet wegneemt, dat de Neder-

landse consument in 1947 boven verwachting een ‘zeer

grote bereidheid aan de dag heeft gelegd om zich met fruit
te voeden. Hierbij dient te woi’den opgemerkt, dat de
fi’uitprijzen in 1947 belangrijk lagei’ waren dan in 1946.

Zo bedroeg de gemiddelde appelprijs op de veilingen in 1947
f18,25 tegen f 33,51 per 100 kg in 1946. Voor de peren

waren deze cijfers f 19,41 tegen f 35,88, voor de pruimen

f 41,48 tegen f 52,92, voor de druiven f103,54 tegen

f149,93 enz. Aanvankelijk was men in fruitteeltkringen
in 1947 zéér pessimistisch gestemd t.a.v. de afzet, maar

de ervaring heeft geleerd, dat vooi’ dit pessimisme géén
reden in geweest. Integendeel kon in de voorjaarsmaan-

den van 1948 nog van een tekort worden gesproken.

Tenslotte moge nog een opmerking worden gemaakt

ten aanzien van de invloed van geïmporteerd fi’uit, in het

bijzonder het citrusfruit. Hoew’el niet ontkend kan worden,

dat het aanbod van citrusfruit invloed itoefent op de
gevi’aagde hoeveelheid van in het binnenland geteeld fruit;

zo moet wel worden bedacht, dat dit aanbod eerst een rol

gaat spelen, w’anneer het binnenlandse fruit al grotendeels

geruimd is. 1-lerstel van de vroegere importquanta van
citrusfruit behoeft mi. uit deze hoofde geen enkele rem te

zijn op het verbruik van pit- en steenvi’uchten, daargelaten

nog. de vraag of hier van vervangbaai’heid sprake is, wat
ook voor twijfel vatbaar is.

De onverwacht grote binnenlandse condumptie van
fruit in 1947 wettigt de hoop, dat ook bij verdere uitbrei-
ding van de fruitteelt,in ons land en toenemende intensi-

vering van de cultuui’, met als gevolg een in de nabije toe-.

komst stijgende oogst, een gerede afzet voor het fruit
zal worden gevonden.

‘s-Gravenhage.

Ir J. G.
V.
I&NA.TIUS.

– ‘DE BELGISCHE
,,NATIONALE MAATSCHAPPIJ VOOR

KREDIET AAN DE NIJVERHEID” (1).

Ontstaan, statuut en evolutie.

De snelle en ver doorgevoerde industrialisatie van
België in en sedei’t de XIXde eeuw heeft de di’ingende
behoefte aan kapitaal tot een nagenoeg blijvend ver-
schijnsel voor het Belgische bedrijfsleven gemaakt; reke-

ning moet immers worden gehouden met het feit, dat
België, tijdens de vroegere eeuwen van politieke onzelf

standigheid, geen gi’ote materiële welvaart had gekend
n bovendien dat het land schaars is aan natuurlijke
rijkdommen. Van oud-s is dus in België met het voorhan-
den kapitaal gewoekerd moeten worden.

Daar komt bij, dat het bedrijfsleven in België, trots
een zekere tendens naar concenti’atie, steeds zeer ver-
snipperd was; ook nu nog zijn de kleine en middelgrote
ondernemingen overwegend. Dergelijke ondernemingen
kunnen bezwaarlijk de nodige investeringsmiddelen di-rect uit de kapitaalmarkt putten.

Die moeilijkheden waren niet ontgaan aan de Nationale
Bank van België, ‘s lands circulatiehank, die, evenals de
privé banken, er onder de di’ang der omstandigheden

toe gebracht werd crediet te verlenen dat, ofschoon kort
naar zijn vorm (discontering van promessen), toch in feite

lang was, doordat bet permanente of quasi permanente
kapitaalbehoeften dekte. .
De aldus opgedane ervaring en daarnaast het besef,

dat de economische i’estaûratie van het land zware eisen
zou stellen, ook in zake’ credietvoorziening, deden de lei-
ding van de Nationale Bank van België, tijdens de jai’en
van de wereldoorlog 1914-1918, het plan opvatten van

‘T

‘W

11 Augustus 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

629

de oprichting ener nieuwe instelling tot bedeling met

halflang en lang crediet.
liet opzet was, er een semi-officiële instelling van te
maken, enerzijds, opdat ze, naar de eisen van het alge-
meen belang, voor elke verantwoorde creclietbehoefte

zou instaan en, anderzijds, opdat ze de nodige middelen
ter vervulling harer functie onder de goedkoopste voor-

waarden zou verkrijgen.
Spoedig na de bevrijding van liet land in 1918 kon de

toenmalige Belgisché Regering worden overtuigd van de
noodzakelijkheid van de oprichting van de nieuwe ere’-

dietinstelling. Reeds op 16 Maart 1919 werd de desbetref-

fende wet uitgevaardigd;, op grond daarvan ging de Na-
tionale Bank van België op 2 Juni 1919 over tot oprich-

ting, in de vorm ener naamloze vennootschap, van de

Nationale Maatschappij 000r Krediet aad de Nijoerheid

(hierna aangeduid: N.M.K.N.). 1-let aanvankelijke kapi-taal ad fr. 25.000.000 werd door de Belgische circulatie-

bank beschikbaar gesteld dooi’ afnerning van de winst-‘

ieserves aangekweekt gedurende de oorlogsjaren; de

aandelen der nieuwe instelling we’den bij wijze van extra
winstverdeling aan de aandeelhouders der Nationale

Bank van België uitgereikt. lIet was de bedoeling van de circulatiebank, die het
initiatief tot oprichting der N.M.K.N. had genomen,
feitelijk de leiding van de nieuwe instelling waar te neien
en deze, in ieder geval, in haar eigen invloedssfeer te be-‘

trekken en te behouden.
Zulks kwam duidelijk tot uiting in de statutaire rege-

len omtrent de samenstelling van de Raad van Beheer
van cle N.M.K.N.; van cle zeven leden moesten vijf wor-
den verkozen onder de beheerders van de Nationale
Bank of onder de door haar voorgedragen candidaten;
later werd bepaald, dat het ledental van. de Raad van Be-

heer tot tien mocht worden op
g
evoerd, echter met dien

verstande, dat de helft plus 66ii uit vertegenwoordigers
van de Nationale Bank moest bestaan.
Opgericht als naamloze vennootschap, doch op grond
van een bijzôndere wet, vertoonde de N.M.K.N., zoals
ook de ciculatiebank, het karakter ener’ semi-publieke

credieti ns telling. Was haar’ kapitaal zuiver privé, de
staatsbemoeiing kwam inzonderheid tot uiting in de aan-

stelling van een Regeingscornmissaris en in de bepa-
lingen omtrent de verdeling van de winst, van de reser-
ves en, bij eventuele liquidatie, van het maatschappelijk
vermogen, waarbij zekere rechten aan de Belgische Staat

werden verleend; van zijn kant garandeerde de Staat de
rentehetaling van cle obligatiën met een langere looptijd

dan vijf jaar.

De machtsverschuiving ten gunste van het particuliere
hankwzen, waarmede de financiële en monetaire gebeur-
tenissen van 1926 in België gepaard gingen, leidden onder
andere tot een grondige w’ijziging van het toenmalige sta
r

tuut van de N.M.K.N.
Het kapitaal dier instelling, reeds in 1921 vermeer-
derd tot Ir. 50.000.000, werd in 1926 opgevoerd tot
fi. 150.000.000, waarbij de banken de.gelegenheid kregen
om è pari in te tekenen op fr. 50.000.000 aandelen der
N.M.K.N., waarop aanvankelijk slechts 20 pCt werd af-
betaald (thans 40 pCt). liet aantal beheerders werd op-
gevoerd tot minimum tien en maximum vijftien, met
schrapping van de bepalingen omtrent de candidaten
van de Nationale Bank. Zo werd de N.M.K.N. geheel
losgemaakt van de voordien overheersende invloed van

deNationale Bank.
Tenge’olge’ van de in 1929 ingetreden crisis geraakte
de machtspositie van de banken steeds meen en ,meer
oridermijnd. In 1934 moest de Staat zelfs ingrijpen om
een dreigende financiële instorting te vdorkoinen; en het
was juist le N.M.K.N., die een belangrijke rol hij de
sanering van het bankwezen .kreeg te vervullen.
In 1934 werd het kapitaal der instelling door opne-
ming der, reserves, vermeerderd tot Ir. 205.000.000. De

waarborg van de Staat werd uitgebreid tot al de obli-

gatiën en kasbons uitgegeven door de N.M.K.N., van-

zelfsprekend met inachtneming van de statutaire voor-
schriften van die instelling, die een maximum bepaalden
van tienmaal de som van het kapitaal en de reserves;

bovendien bleef de staatswaarhorg niet langer bepeikt

tot de rentebetaling, maat’ werd uitgebreid tot de aflossing

zelf. De voorzitter en de ondervoorzitter kregen de titel

van respectievelijk gouverneur en vice-gouverneur en

hun benoeming moest door d& Koning worden goedge-

keuid.
In 1937 werd het statuut van de N.M.K.N. grondiger

gewijzigd, als gevolg, enerzijds, van de nieuwe verhouding
Staat/bahken en, anderzijds, van de meer vooruitstrevende
opvattingen omtrent de staatsbemoeiing op economisch
en financieel gebied. De kaderwet van 10 Juni 1937 gaf

aanleiding tot het thans nog vigerende statuut van de
N.M. K.N.; de voornaamste wijzigingen kunnen als ”oIgt

worden samengevat: –
de Raad van Beheer is samengesteld uit tien leden,

waaronder de gouverneur door de Koning wordt benoemd;

de andere negen leden worden door de Algemene Ver-

gadering van Aandeelhouders verkozen, waarvan één
onder de candidaten voorgedragen samen door de Minis-

teries van Economische Zaken en van Financiën en
drie onder dd candidaten voorgedragen respectievelijk
‘door de Nationale Bank van België, door de Algemeene
Spaar- en Lijfrentekas en door de Raad tot Coördinatie
van de Credietinstellingent ten behoeve van de Midden-
stand; de Koning mag eventueel ook een vice-gouverneur

onddi de beheerders benoemen;
de gouverneur, de vice-gouverneur en de leden van
het Directie-comité (bedoeld is een beperkter college
dan de Raad van Beheer zelf, doch samengeteld uit leden
van de Raad van Beheer) mogen geen enkel ambt in een
gewone handelvennootschap uitoefenen; wat de andere
beheerders aangaat, mogen slechts twee onder hen een
ambt uitoefenen in een depositobank of in een vennoot-
schap, die bij dergelijke bdnken is betrokken voor ten
minste 25 pCt van dezer kapitaal;
de uitstaande obligatiën en kashons, waarvan de
rentebetaling en de aflossing door de Staat worden ge-

waarborgd, mogen in totaal vijftienmaal (voorheen tien-
maal) de som van het kapitaal en de reserves belopen,

zulks behoudens afwijkin
g
en goed te keuren door de

Ministerraad.
Zoals verder wordt uiteengezet, zal het hierboven aan-

gegeven statuut binnenkort opnieuw en wel op ingrij-

pende wijze worden gewijzigd.

I’Verkterrein.

Wij hebben tot dusver de statutaire bepalingen betref

fende het doel van de instelling en de wijzigingen, die
dezelve in de loop van de jaren hebben ondergaan, buiten
beschouwing gelaten, omdat wij verkozen de crediet-
technische en bedrijfseconomische functie van de
N.M.K.N. in een afzonderlijk hoofdstuk te behandelen.
Uit de formulering van het maatschappelijke doel,

voorkomend in de statuten, en uit de daaraan gegeven
interpretatie valt af ‘te leiden, dat de N.M.K.N. ten doel
heeft lang en halflang, subsidiair zelfs kort, crediet ten behoeve van riijverheids- en handelsondernemingen te
verstrekken, blijkbaar met uitsluiting alleen van crediet
dat als vestigingskapitaal voor nieuwe ondernemingen
zou moeten fungeren. Vroeger kwamen ook de landbouw-
ondernemingen in a,anmerking; daaraan werd echter een
einde gemaakt ,door de oprichtifig- van het Nationaal

Instituu t voor Landbouwkrediet.
Aangenomen wordt, dat d subsidaire verlening van
kort crediet – vooral die verrichtihgen in zich besluit,
welke tot half lang of lang crediet leiden en dus een soort
van overbruggingserediet uitmaken; eventueel kunnen

daartoe ook de ondergeschikte korte cnedieten worden ge-

r

630

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Augustus 1948

rekend, toegestaan in marge of naar aanleiding van be-langrijke verrichtingen op langere termijn.

De statuten behelzen eveneens bepalingen omtrent de
voorwaarden van zekerstelling en duur waaronder de
verrichtingen tot stand mogen komen.

Aanvankelijk was bepaald, dat slechts crediet mocht

worden verleend door bemiddeling en met de waarborg

van een door de Raad van Beheer tot dat dol aangenomen

bank, credietorganisme of andere soortgelijke instelling.

Credieten zonder een dergelijke garantie waren niet ge-
heel uitgesloten, doch moesten blijkbaar als uitzbnderingen

‘op een zeer algemene regel gelden. Later werd aan de

Raad van Beheer meervrijlieid gegund, terwijl in 1937

alle in dit opzicht geldende beperkingen werdén afge-
schaft.

Uit die ontwikkeling valt af te leiden, dat aaiivankelijk

aan de N.M.K.N. slechts een suppletoire en passieve rol
werd toegemeten; thans beschikt de instelling, wat de
al of niet te vorderen zekerheden betreft, over evenveel

-bewegingsvrijheid als eender welke credietinstelling uit
de privé sector.

Als bemiddelende organen waren en zijn voornamelijk
bedoeld de banken en financieringsmaatschappijen zomede

de Discontokantoren van de Nationale Bank van België.

Die Discontokantoren, opgericht als zelfstandige,
plaatselijke firmavennootschappen, hebben in de eerste

plaats het risico op zich te nemen van de meeste disconto-

verrichtingen, die over de agentschappen van de Nationale
Bank tot stand komen. Zij mogen bovendien hun borg-

tocht verstrekken voor verrichtingen af te sluiten n’et de

Algemeene Spaar- en Lijfrentekas en met de N.M.K.N.
1-let is ook onder de huidige omstandigheden geen onge-

woon verschijnsel, dat de creclietaanvragen via banken,
financieringsmaatschappijen en Discontokantoren hij de

N.M.I(.N. aanhangig worden gemaakt en dat de borg-

tocht dier instellingen bij de inwilliging der aanvragen
wordt bedongen. Tot dusver beschikt de N.M.K.N. over

geen kantoren in de provincie; daarin zal zich eerlang

een verandering voordoen, doch het is niet te verwachten,
dat de instelling ooit over een dicht net van vestigingen
zal beschikken. Anderzijds dient rekening tê worden

gehouden met het feit, dat de ondernemingen, die zich,
ter verkrijging van halflang en lang ‘crediet, tot de

I’.M.K.N. richten, veelal ook behoeften aan kort crediet
hebben te dekken; om beide redenen kan het vaak zijn
aangewezen, dat de indiening van de credietaanvraag
bij de N.M.K.N. over de bankier van de desbetreffende

onderneming een rationeler oplossing is dan de direct
bij de N.M.K.N. aanhangig gemaakte credietaaavraag. Het ligt natuurlijk wel in de lijn van de verdere ont-
wikkeling van de N.M.K.N., dat deze laatste niet alleen
onbevooroordeeld tegenover de rechtstreeks bij haar inge-
diende credietaanvragen staat, doch positief medewerkt,
door de uitbouw harer eigen organisatie en diensten,
aan de opruiming van mogelijke bezwaren van algemene
of bijzondere aard tegen de ontvankelijkheid van derge-
lijke credietaanvragen.

Wat de duur van de credietverrichtingen aangaat,
wijzen wij alleen op de thans geldende statutaire bepalin-
gen dienaangaande. – Bedongen is, dat tien jaar normaal niet mag worden overschreden, zodat langere termijnen,
en w’el tot maxinium twintig jaar, geacht moeten worden

uitzonderingen te zijn; de Raad van Beheer mag echter
uitstel van aflossing verlenen.

De N.M.K.N. staat slechts ,,credieten” toe in juridische
betekenis van het woord. 1-let nemen van participaties

in het kapitaal zelf van ondernemingen is dus uitgesloten.
De N.M.K.N. mag evenmin crediet verlenen in de vorm
van intekening op of overnëming van obligatiën.
De tot de bevoegdheid van de N.M.K.N. behorende

credieten kunnen bedrijfseconomisch worden ingedeeld
als volgt:

– lang crediet tot financiering van vaste activa;

– lang crediet ter voorziening in constante investerin-
gen in de vorm van vlottende activa;

– halflang crediet tot financiering van bepaalde

opdrachten, wanneer de uitvoering daarvan,- we-
gens de belangrijkheid of de aard van de bestelling,

een langere dan gewone termijn in beslag neemt;

– halflang crediet tot mobilisering van het door de
ondernemingen, eveneens op halflange termijn,
toegestane leveranèiers- of afnemerscrediet.
Werking in zake gewone crediet verst rekking.

Na vorenstaande algemene uiteenzetting gaan wij thans

bondig na, welke de aard en omvang van de bedrijvigheid

van de N.M.K.N. sedert dezer oprichting zijn geweest.

Bij wijze van toelichting van dit hoofdstuk en van de

twee volgende, voegen wij bij dit artikel een tabel met

statistische gegevens geput uit de jaarhalansen en -ver-
slagen van de Instelling (zie blz. 631).

Als gewone verrichtingen zijn bedoeld degene die

rechtstreeks aan de doelstelling van de N.M.K.N. beant-

woorden, zonder verdere interventie van de Overheid.

Tussen 1924 en 1926 schommelcien de uitstaande
bedragen rond fr. 450.000000; daarna trad een snelle
stijging in tot 1931, zodat de hoogste stand nagenoeg
samenviel met het dieptepunt van de economische wereld-

crisis. Toen weer een normale conjunctuurstand was
bereikt, na een eerste periode van deflatie, waarop ten

slotte toch muntdevaluatie volgde, viel het totale bedrag
der gewone credieten in 1937 terug tot minder dan de helft
van het overeenkomstige bedrag bereikt einde 1931.
Tijdens de oorlogsjaren 1940-1944 bleef de dalende ten-

dens gehandhaafd. Zelfs in 1945 nam het volume der
gewone credieten weinig toe. Iii 1946 was de stijging
reeds veel opvallender, terwijl de credietverrichtingen
in 1947 meer dan verdubbelden, zodat, einde van dat

jaar, het veruit hoogste bedrag uit de hele bestaansduur
van de NJVI.K.N. werd bëreikt; rekening moet natuurlijk

worden gehouden met het feit, dat de koopkracht van de

munt in 1947 nog maar een fractie was, van de vééroor-
logse koopkracht.

Naar verluidt, is de stijging in 1948 blijven aanhouden,

zodat einde 1948 een nieuw recordcijfer verwacht mag
worden.

Uit de naoorlogse evolutie kan worden ageleid, voor-
eerst, dat ‘s lands wederuitrusting van 1946 af kraéhtig

ter hand werd genomen en, anderzijds, dat de N.M.K.N.
bij de financiering van die wederuitrusting een belangrijke
rol speelt, al wordt ongetwijfeld veel verw’ezenlijkt dank zij autofinanciering.

Wij leggen er de nadruk op, dat het hier uitsluitend
gaat om gewone credieten, niet bestemd tot herstelling
van oorlogsschade, gezien daarvoor de aparte -herstel-
credieten bestaan. –

In het jaarverslag over 1947 treffen wij de indeling

aan, per bedrijfstak, van de uitstaande credieten. Bijna
50 pCt van het totale bedrag is ten goede gekomen aan
drie bedrijfstakken: de metaalnijverheid (21,59 pCt),
de steenkoolontginning (16,31 pCt) en de landbouw-
en voedingsindustrieën (10,16 pCt); in die laatste reeks

komen natuurlijk geen eigenlijke land-, tuin- en hofbouw-
bedrijven voor. Daarna volgen: textiel en kunstvezels
(7,81 pCt), chemische, pharmaceutische en fotographische
producten (7,25 pCt), machinebouw (7,17 pCt), openbare
werken en industrieën van het bouwbedrijf (5,44 pCt). Dan komen de bedrijfstakken aan de beurt met minder
dan 5 pCt.

1-let is opvallend, dat de metaalnijverheid en de steen-
koolontginning, geconcentreerde bedrijfstakken, waarin
de kleine en middelgrote ondernemingen nagenoeg niet voorkomen, bijna 40 pCt van de verleende credieten tot
zich hebben getrokken.

Ofschoon de N.M.K.N. inzonderheid ten doel heeft die ondernemingen’ aan financieringsmiddelen te helpen, die

11 Augustus 1948

ECONOMISCH-STATISTISÇHE BERICHTÉN

631

Voornaamste posten uit de balansen van de ,,Nationale Maatschappij voor Kredie

aai de aNijverheid.

(in duizendtallen frank)


Credietverrichtingen
Ontieende middelen

Per:
Obligatien en Kashons
(einde hoekiaar)
Gewone ciedieten
Scl:eepscredieten
Flersteleredieten
Dcl ositcS op
voor gewone

jrst&edteten

scheepwredieten

30

Juni ‘1920
69.194

432.301
93.178

215.226
30

Juni

1921
141.872

1.227.735
250.726
– –
413.944
30 Juni

1922
231.154

1633.007
523.806

358.062
30 Juni

1923
349.110

1.933.562
756.831

361.491
30 Juni

1924
421.209

1.976.494
803.660
..


476.726
30

Juni

1925
456.746

875.238
819.680

988.577
30

Juni

1926
451.389

861.133
765.234

298.468
30 Nov. ‘1926
424.500

861.689
.

768.904

350.133
31 Dec.

1927
.

.

597.421

602.689 833.068

308.624
31

Dec.

‘1928
750.710

350.689
845.173

275.532
.31

Dec.

1929
1.069.396


868.540

281.155
31 Dec.

1930
1.341.338


‘1.109.038

256.294
31

Dec.

1931
1.423.812


1.158.048

.
215.181
31

Dec.

1932
‘1.405.561


1.173.701

t

143.216
.
31 Dec.

1933
1.360.037


1.159.301

114.685
30 Sept. 1934
1.266.560


1.052.589

78.910
3′!

Dec.

1935
1.194.867

– .
1.053.434

80.766
31 Dec.

1936
820.249


700.587

67.650
31

Dec.

1937
680.105


.

739.558

63.136
31 Dec.

1938
874.521


857.718

32.942
31

Dec.

1939
915.947
18.800

880.937

26.059
31

Dec.

1940
879.397
.

39.119 14.569
905.244

30.677
31

Dec.

1941
706.545
‘11.748
141.766
757.082

33.268
31

Dec.

‘1942

761.416
6.773
203.368
.

736.91′!
– .
31.765
31

Dec.

1943
707.001
6.008
207.270 735.566



29.120
31

Dec.

1944
044.548
4.245′
206.895 746.087

41.734
31

Dec.

1945
082.604
2.565
615.964 694.108 150.000
34.603
31

Dec.

‘1940
940.450
26.029

,
1.081.046
998.059
1.005.000
29.274
31

Dec.

‘1947
2.932.971
74.805
4.720.235
2.375.661
‘1.340.000
25.112

()
exclusief de discontering van hankaccepten ter financiering van import.verrichtingen.

geen rechtstreekse toegang hebben tot de kapitaalmarkt,
– hetekert zulks niet, dat de normale cliëntele van de in-
stelling uitsluitend of zelfs hoofdzakelijk uit middel-
grote of kleine ondernemingen bestaat. Tal van redenen,
inherent aan de ondernemingen zelf of aan de stand van

de kapitaalmarkt, kunnen. verhinderen, dat zelfs zeer
belangrijke onderneiingen tot emissies van aandelen of
obligatiën overgaan. Bovendien is het niet ongewoon,
dat een belangrijke onderneming, die wèl rechtstreeks
uit de kapitaalmarkt kan putten, ‘de voorkeur geeft aan
het verkrijgen van een haiflang of lang crediet van een
daârvoor in aanmerking komende instelling. Een derge-
lijk crediet is immers soepeler dan een obligatielening; het leent zich namelijk veel beter tot vervroegde aflos-
singen zoals ook tot verlenging van de aanvankelijk
bedongen duur.

De werkelijk kleine onderneming heeft zich bij voor-
keur te richten tot de Nationale Kas voor Beroepskrediet,

die speciaal ten doel heeft de kapitaalbehoeften te dekken
van ondernemingen die, wegens aard en omvang, worden
geacht tot de middenstandsbedrijven te behoren.
Uit de geographische verdeling van de credietverrich-
tingen blijkt, dat vooral de provinciën Luik en Henegou-
wen, van ouds cle meest geïndustrialiseeMe, dââr waar
vooral de traditionele’ grootindustrie (koolmijnwezen,
hoogovens, staalfabrieken, glasblazerij en, enz.) wordt
aangetroffen, als belangrijke credietopnemers zijn opge-
treden (resp. 22,49 pCt en 16,27 pCt). Brabant neemt
echter de perste plaats in (23,48 pCt), hetgeen wijst op de
toenemende industrialisatie van die centraal gelegen
provincie met Brussel tot hoofdplaats.

Belangrijker is de indeling van de verrichtingen naar
gelang zij met de borgtocht van een bank of financierings-
maatschappij, met die van ,een Discontokantoor van de

Nationale Bank van België of zonder één dier borgtochten
tot stand zijn gekomen.

De door banken en financieringsmaatschappijen gega-rândeerde credieten zijn, naar hun totale omvang, veri.iit
de belangrijkste (58,02 pCt). De uitstaande credieten,
verleend via Discontokantoren van de Nationale Bank

van België, bereiken 24,45 pCt. Voor de rechtstreeks tot.
stand gekomen verrichtingen daalt de verhouding tot
17,53 pCi. Die percentages hebben in de laatste jaren

slechts betrekkelijk geringe schommelingen ondeigaan,
zodat zich geen grote verschuivingen voordoen in de wijze,
waarop de credietaanvragen bij de instelling worden
ingeleid. De N.M.K.N. heeft de normale loop van zaken
niet te forceren; hoofdzaak is, dat zij technisch is uitge-

rust om de credieten te behandelen in de vorm, waarin ze zich spontaan voordoen.

Te vermelden valt nog, dat de N.M.K.N. zich in 1-946
en ook, doch reeds in mindere mate, in 1947, heeft inge-
laten met de verlefsing van bijzondere credieten tot fi-
nanciering van importverrichtingen. Na de bevrijding
en zodra de economische vereldpositie weer geleidelijk
beter was geworden, had België op massale schaal voedings-
middelen, industriële grondstoffen en kapitaalgoederen
te importeren, om daardoor te voorzien in de leemte, die
oorlog en bezetting hadden nagelaten. Om een zo omvang-
rijke import mogelijk te maken, moesten passende finan-
cieringsmiddelen worden gevonden. De verarmd uit de
,00rlog getreden ondernemingen konden veelal niet de
aankoop, op grote schaal, van de zoveel duurder geworden

producten met eigen middelen financieren. Daarom werd
een stelsel van bankaccepten in het leven geroepen, met
de bijzondere steun van de Nationale Bank van België.
In zover het accepten gold met eén betrekkelijk lange
looptijd of accepten die herhaaldelijk hernieuwd moesten
worden, werd de discontering daarvan mogelijk gemaakt
bij de N.M.K.N. Doch cle periode van de ongewone im-
port is’thans afgesloten en bovendien is ‘het bedrijfskapitaal
van de meeste ondernemingen weer geleidelijk gestegen
tot een normaal te achten peil. Men mag derhalve beschou-

wen, dat aan die uiteraard tij’delijke werking van de
N.M.K.N. een einde is gekomen.

Brussel.

JACQUES MATTHEEUSSEN.

DE WERELDPOSITIE VAN SUIKER (III).

Amerika.

De totale suikerproductie in Noord-, Midden- en Zuid-
Amerika – met inbegrip van Haw’aii, Porto Rico en de
Maagdeneilanden – heeft in ohderstaande jaren bedragen:

II
682

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Augustus 1948

r.

11″J – –

Suikrproductie in Amerika.
In duizenden long tons.
1938139 1939140 1940141 Ï94442 1942143
itietsuiker

8.608

8.801

8.290

9.613

8.861
V.S. bietsuiker

4.901

4.472

4.580

1.319

1.441
Canada ,,

63

75

95

89

84

Totaal suiker Amerika 10.172

10.348

9.965

11.021

10.366

1943144 1944145 1945146 1946147 1947148
Itielsuiker

9.972

9.195

9.823

12.173

11.857
V.S. bietsuiker

837

881

1.064

1.305

1.626
Canada ,,

57

73

73

91

69

Totaal suiker Amerika

10.866

10.149

10.960

13.569

13.552

Uit dit overzicht blijkt, dat alleen reeds de rietsuiker-

industrie dit jaar een opbrengst zal te zien geven, die
de vééroorlogse met 3 millioen ton overtreft. Dit is hoofd-

zakelijk het gevolg van de vergrote aanplant On de record-

oogst, die Guha het vorig jaar te zien gaf en die er ook
dit jaar wordt verwacht.

Een opmerkélijke vooruitgang vertoont ook
Mexico,

doch het surplus der opbrengst is niet gemakkelijk plaats-
baar, zodat de planters nu de productie-1948 zullen trach-

ten te reduceren tot 600.000 ton. Van het overschot van

de laatste oogst (160.000 ton) is ongeveei de helft (doch
tegen sterk verliesgevende prijzen, waarin de Regering

bijdroeg) verkocht, waarvad 60.000 ton aan de Verenigde

Staten, 10.000 ton aan Engeland en 10.000 ton, aan Italië

en andere landen. Een groot deel der Mexicaanse suiker
wordt op alcbhol verwerkt.

Ondanks de financiële opoferingen,die de Mexicaanse

Staat zich ter aanmoediging van de suikerindustrie heeft
getroost, zijn de resultaten beneden verwachting gebleven. De gehele inwendige structuur zal dan ook worden gereor-

ganiseerd, waarbij de regeringsinvioed groter
,
zal worden
dan tevoren.
• Inmiddels heeft Mexico zich geschaard in de rij der

vroeger suikerimporterende landen, die nu vrijwel op dit
terrein autark zijn geworden en zelfs op uitvoer bedacht
zijn. –

De productie van de Amerikaanse kolonie
Porto Rico

is voortdurend aangemoedigd en overtreft thans de i66r-
oorlogse productie met 100 200.000 ton,
‘5
jaars. Voor

de lopende oogst wordt de productie geschat op 928.000

long tons of ongeveer 1 millioen short tons, welke hoeveel-
heid de oogsten van 1938, 1940, 1942 en 1943 evenaart.
Deze grofere productie noopte de Amerikaanse Regering de invoerquote in de Verenigd’e Staten vanuit Porto Rico

te brengen van 910.000 op 934.000 ton suiker.’

N

Brazilië,
ht aloude suikerland, wijdt alle aandacht
aan de modérnisering van zijn suikerindustrie. Een handi-

cap vormt hierbij het gebrekkige tra’nsportwezen (goed
onderhouden wegen zijn in dit enorme rijk uitermate
schaars), terwijl de verzending van suiker bovendien wordt
belemmerd door het gebrek aan zakken. Om in dit nijpend
tekort te voorzien heeft ‘Brazilië een transactie met Brits-
Indië aangegaan, waarbij rijst tegen jute zou w’orden ge-

ruild.
De in de oorlogsjaren sterk toegenomen suikerproductie
kon in die tijd voor een ‘belangrijk deel worden aange-
wend voor de fabricage van alcohol en motorbrandstof.
Als’ gevolg hiervan moest toen zelfs het- binnenlandse

suikeiverbruik
/
worden gerantsoenëerd.
De laatste tijd treedt Brazilië met en surplus aan

suiker op de exportmarkt op. Brazilië heeft Frankrijk
aan het begin van dit’ jaar 100.000 ton suiker aangebo-
den-ter voorziening in het nijpend tekort, waarvoor laatst-
genoemd land dit jaar stond. V65r de oorlog e-xporteerde,
Bazilië hoogstens een 50.000 ton, doch veelal minder,

daar-het met de wereldmarktprijs in die tijd moeilijk kon
meekomen. Dit jaar is een belangrijke hoeveelheid Bra-
ziliaanse rue suiker ter veredeling en re-export in ons

land aangevoerd.

Peru
heeft eeh op hoog ‘peil staande suikerindustrie

met een jaarlijkse opbrengst van ruim 300.000 ton, waar-

an J placht te worden geëxporteerd.

De (Javase) suikerrietsoort POJ 2878 is in Peru de
meest verbouwde. Chili, dat (nog) geen suiker voortbrengt,

alleen zelf r.affineert, doch een eigen beetwortelcultuur

voorbereidt, is Peru’s beste klant. Overigens betrekken

vele landen suiker uit Peru
1).
De totale suikerexport in

1947 bedroeg 275.000 ton'(1939: 267.000 ton).

Cuba
Zoals reeds werd opgemerkt, is de productie-

toeneming in Amerika voornamelijk te danken aan Cuba,
dat thans ongeveer tweemaal zoveel suiker produceert

als vôôr de oorlog. Door Cuba’s recordoogsten van de

laatste jarén van 5 â 6 millioen ton rietsuiker wordt een

ongunstige prijsontwikkeling gevreesd, die niet nalaat

grote zorg onder de Cubaanse planters te baren. Ernstig

wordt overwogen opnieu’ tot teeltrestrictie over te, gaan.

Inmiddels is in de toestand een-belangrijke ontspanning

ingetreden doordat de Verenigde Staten onlangs 1 mil-

lioen ton Cuba-suiker uit de markt namen om deze te

bestemmen voor de Amerikaanse zône in Duitsland en
als hulpmiddel hij de uitvoering der hangende Marshall-

plannen voor west-Europa.
James H. Marshall, tot – voor kort hOofd der suiker-

afdeling van het Amerikaanse Ministerie van Landbouw,
een autoriteit die op suikergebied zeer grote ie,vloed uit-

oefende en ter onderscheiding van George Marshall, de
Minister van Buitenlandse zaken, in de zakenwereld ,,little
Marshall” werd
genoemd’2),
h.d de Cubanen 31 $ cts per
pound geboden, dec11 dit bod werd geweigerd. Marshall

keerde daarop onverrichter zake naar de Verenigde Staten
ter.ug. TOen de toestand nijpend begon te worden, heropende –
de Cubaanse ambassade in Washington het contact ,,for

helping to feed thè hungry people of-oecupied areas and,

we thought, for ‘the henefit of Cuba” (Zie ,,Sugar”, Maart
1948). Men werd het ten slotte eens voor 4 $ cts per pound.

Paul G. Iloffman, de administrateur van het Marshall-
plan, verklaarde onlangs, dat voor S 117,9 millioen aan

suiker is aangekocht, hetgeen bij de huidige notering neer-
komt op een hoeveelheid van 1,3 millioen short tons ruw-
waarde. –

Dank zij de zoë’engenoemde maatregel is de Cuba-
prijs niet dermate achteruitgelopen als werd gevreesd.
Dit zou anders ook vooi de suikersituatie in de Verenigde
Staten fatale gevolgen hebben ‘gehad, evenals voor Cuba
zelf, waar het gehele economische leven staat en valt met
de suikerprijs.

Verenigde Staten.
De

Amerikaanse Suikerwet van
1937, die de gehele suikersituatie feitelijk beheerst en de
suikerwet van 1934 verving, was een uitvloeisel van

do Londense Suikerconferentie van dat jaar, die er in
geslaagd was de suikerafzet op de wereldmarkt binnen
zekere grenzen te brengen
3).

Als gevolg daarv,an wordt in de Verenigde Staten jaar-
lijks de binnenlandse productie aan riet- en bietsui

ker
vastgesteld en de toe te laten invoerhoeveélheden bij de
wet bepaald. Dit- heeft ten dbel evenwicht te behouden
tussen vraag en aanbod ten einde prijsbederf te voor-
komen. De Suikerwet van 1948 zal inmiddels voor 5 jaar
gelden.

‘)
In de uitvoerstatistiek betr. Peru van cle Internationale Suiker-raad komt Nederland voor me.t 9.549 ton in dc periode Sept. 4946-
:J’uni ‘1047. Dit moet een vergissing zijn, daar h.t.l. van zodanige –
transactie niets bekend is. Nederland komt dan ook niet voor in de
uitvoerstatistiek van Peru, samengesteld door Â. N. Croslry te
Lima, te vinden in de .,Revicw” van Czarnikow van 24 Mei II.
‘)
James Marshall, die tevens optrad als Directeur der Corn-
modity Credit Corporation” (CCC.), het machtige semi-officiële
lichaam, clSt alle suikertransacties financiert, heeft onlangs het
Imlidisterie van Landbouw der V.S. verlaten en is-thans opgenomen
in de ididing der ,,California & J-fawaiian Sugar Refining Corpo-
ration”. 1-Jij is opgevolgd door zijn plaatsvervanger aan het ‘Departe-
ment, Lawrence Myers, die het vorig jaar Java heeft bezocht als
lid ener gemengde commissie, op aandrang der V.S. door de ,,Enier-
gency Food Council” ingesteld om onderzoek te doen naar de suiker-
voorraden alcl aal.
3)
Men zie het uitvoerig verslag nopens deze conferentie van wijlen –
Prof.
v. Gelcleren in ,,E.-S.B.” van 1937, hlz. 368/374.

77
6

– 6,

-.

v’•
.

777″.
-‘..

11 Augustus 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

633

De suikerleverantie voor de Verenigde Stat

en is als
volgt onder de gegadigden verdeald:

Binnenlandse beetworlelsuikerinduslrie
23 3 24 PCI

…………………= ca 1,8

mln short ton
Binnenlandse rietsuikerproductie circa
6 PCI

……………………..

=,,

0,5
Porto Rico 12 pCI

…………….= ,, 0,91

hawaii 14
PCI

………………
=

1
Philippijnen15 PCI (in 1947: 12,7pCt). . = ,, 0,952
Cuha 28,6
PCI

………………=

,, 2,2
Diverse vreemde ]anden cai + PCI . . =

0,1

Totaal

………………… . …… = ca 7,5

mln short ton

De aan liet einde van het vorig jaar voor 1948 vastge-
stelde totale suikerquote was zeer hoog, ni. 7,8 millioen
ton; zij was gebaseerd op de verhoogde consumptie direct na

de afschaffing der rantsoenering in het midden van liet jaar

1947. Bekend is, dat President Truman aarzelde de des-

betreffende besluiten te ondertekenen, omdat de gevolgen
moeilijk vielen te ovei’zien. De toeneming van het verbruik

heeft zich inderdaad niet gehandhaafd, terwijl de industrie
veel minder afnam dan vas verwacht, zodat d6 Amerikaan-
se Minister van Landbouw zich in dit jaar reeds tweemaal

genoodzaakt zag de totale leveringsquote_ eerst met
300.000 ton en vervolgens met 500.000 ton, te verlagen
en op 7millioen ton terug te brengen. –
De Cubanen vonden hun ‘quote (28,6 pCt) op grond
der prefrentie, die zij sinds 1934 hadden genoten, te laag.

Bovendien nogen. zij slechts hoofdzakelijk ruwsuiker leveren, die dan in de V.S. wordt geraffineerd
4).
Als
compensatie ontvingen de Cubanen de .toezegging, dat
de invoer uit Cuba (plus vreemde landen) niet zou dalen beneden 30 -pCt van de totale import. Blijkt de behoefte

de totale importquote te overtreffen, dan zal Cuba van
liet meerdere 98,64 pCt mogen leveren. Blijven de Philip-,
pijnen in hun levering achter, dan mag Cuha liet ontbre-
kende voôr 95 pCt aanvullen, de andere mededingers
slechts voor 5 pCt.

De Cuba-prijs beheerst min of meer het gehële suiker-

prijspeil, zowel voor de rietsuikerindusti’ie in de V. S.
(die de bestaansstrijd slechts moeizaam volhoudt en dooi’
telkens nieuwe faciliteiten moet worden gesteund) als
voor de heetwortelcultuur aldaar, die kampt tegen steeds
hoger wordende exploitatiekosten. Zeer grote. Amerikaanse

belangen zijn derhalve met de prijsontwikkeling op Cuba
verbonden, alwaar bovendien een onnoemelijk Ameri-
kaans kapitaal in de suiker is vastgelegd
5).
Vandaai’, dat
,,sugar, more than any other American erop, has been
a child of government policy”
6).
Als gevoigvan de sui-
kei’w’etgeving in de V. S. bepaalt de Minister
,van
Land-
bouw’ de miniuni lonen der suikerindustrie. Deze
lonen hangen onmiddellijk samen ifiet het suikerprijspeil

en 7ijn de laatste jaren ioortdurend opgevoerd. Zij be-
dragen dit jaar 263,6 pCt van 1938/39, terwijl het index-
cijfer der kosten van levensonderhoud 166 aangeeft of
ca 100 lager
7)
.
.

bit is ook het geval geweôst
O)
Hawaii,
waar einde
1946 in de suikerindustrie een grote staking uitbrak,
die bijna drie maanden heeft geduurd; liet land is de ge-
volgen daarvan nog steeds niet geheel te boven. Hoewel
daar voor de suikerproductie, die het gehele economische
leven beheerst (ananascuituur komt op de tweedeplats),
een dagloon is gesteld op 8 dollars en het gemiddelde

13e
Aow:
ican SuCar Refining Cy” declareerde over 1947
na ruime afschrijvingen een Winst van meer (lan
10
mln dollar,
waarvan liet grootste deel
01)
Cuba-Suiker.
6)
Van iie. 170 suikerfabrieken
op
Cuha waren in 1946:
58 fabrieken
(wo.
de grootsten) Amerikaans eigendom
(51 pCI
(ler procluclie);lO fabileken Canadees eigendom (4,8 pCt der pro-
ductie); 89 fabrieken (meest kleinere) Cubaans eigendom (38,6
PCI
der productie);
II
fabrieken Spaans eigendoiii
(4,9 PCt der
produrtie).

•-
6)
Aldus Villiani C. Pendleton in The lournal
of
i’ariu Econo-
mies”, May 1048,
hlz.
227. Schrijver veroordeelt sterk de suiker-
politiek der
V.S .,, II
exlencls special ireatnient to Iiie doniestic
,producers and processors of sugar and (loes it al
public
expense”.
‘)
These
100
points are available to employees for increased
savings and improved standard of living”, aldus
Tt. II.
CotIreil
in ,,Sugar”, May 1948, p. 24.

jaarloon voor alle arbeiders tot een minimum van 2.000

dollars is opgevoerd, beseffen de ondernemers zeer goed,
dat deze hoge lonen door grotere prestaties

moeten w’or-
den gecompenseerd. liet wachtwoord is dan ook thans:
,,Mechanize or die”. De fabrikanten streven naar concen-

tratie),van krachten; fusionering van otidernemingen vindt
thans plaats.
Ook de arb’eiders hebben in_deze strijd veren moeten

laten. Zij eisten invoering van de 44-urige werkw’eek,

deze is echter op 48 uur gebleven. Vel’der worden aller-
lei emolumenten, als vrij w’onen en vrije geneeskundige

hulp, niet langer gratis verstrekt, doch nu aan de werk-
nemers in rekening gebracht.
Hawaii is liet voi’ige jaar 152.000 ton achtergebleven

in zijn suikerquote aan de Verenigde Staten.

Het is bekend, dat de suikerindusVrie op Hawaii op een

zeer hoog technisch peil staat, dat liet Javase van v66r

de oorlog bijna evenaardë. De rietsuikeropbrengst w’as
hier v66r de oorlog 15
(t
16 ton per hâ (Java 16 5. 17 ton).
lIet Proefstation op Flawaii is thans bezig proevelf te
nemen met eeii geheel nieuwe rietsoort met fabelachtig

• hoge opbrengsten, nl. 30 ton en meer suiker per ha (t.w.
17 ton suiker per acrel).

1

loewel niet in die diale als cle Verenigde Staten, is
Canada
op het Vestelijk halfrond als consumptiegebied
van suiker van grote betekenis. –

De beetwortelsuikerproductie bedraagt 80
(t
90.000
ton ‘s jaars; zij is onvoldoende om in de behoèfte te voor-
zien, daar de consumptie voor de oorlog 100 ponden
per hoofd per jaar bedroeg. Normaal werd dan ook
400
(t
500.000 ton suiker geïmporteerd, voor liet meren deel uit ]let Britse Imperium.
1

loewel ‘uit een oogpunt van zoethehoefte van geringe
– betekenis, zij volledigheidshalve nog vermeld, dat Canada
jaarlijks ca

2 millioen gallons Ahornsuiker (maple sugar)
produceert, die als een delicatesse geldt en dan ook hoge
prijzen pleegt op te brengeô.

iizië.

De suikerproductie in Azië over de clivei’se jaren .vSSr,
gedurende en na de oorlo
g
is als volgt onder cijfers ge-
bracht:

Su.ikerprocluctie Azië.
In duizendn long tons.
1938139 1939140 1940141
1
94(142 1942143
Totaal suiker

7.773

8.466

8.879

7.646

6.973
Waarvan Gur
‘)

2.890

3.183

3.889

2.948 . 3.417
Witte suiker ,

4.883

5.283

4.990

4.698

3.556

1943144 1944145 1945146 1946147′ 1947148
‘rotaal suiker
.
7.988

5.874

4.942

5.038..

5.693
Waarvan
Gui’ ‘)

3.942

3.713

3.652

1.075

3.700 –

Witte suiker

3.346

2.161

1.290

3.963

1.993

1
1
d.i. een bruine suikersoort voor inheemse consumptie.

Tui’kije en Azfatisch Rusland hier buiten beschouwing

latend (onder Europa behandeld), zijn in Azië de volgende
landen -op suikergehied geheel autai’k: India, Formosa, Java en de Philippijnen.

Suikerpi’oducerend en ten dele nog -importerend zijn:;
Iran (Perzië), Birma, Indo-China; Thailand ‘(Siam),
China, Mandsjoekwo/Korea, Japan. Door uitbreiding

der eigen productie ti’acht Iran zich allengs van invoer
onafhankelijk te maken.

Geheel van import afhankelijk zijn: Arabië, Syrië;ILi-

banon, Palestina, Ii’ak, Afghanistan, Ceylonen de Ma-leise. Staten. Syrië is er than toe overgegaan een begin
te maken met vestiging’ van een eigen suikel’industrie;
in Afghanistan is mcmi s’eeds geruime tijd met eenzelfde
voorbereiding bezig.

VôÔr de oorlog produceerde Azië ca 5 niillioen ton
alleen aan witte suiker; daar de voornaamstj producenten
(Java, de Philippijnèn en Formosa) door de loop der
001′-

-i

..•
-“5

634

ECONOMISCH-STKfISTISCHE BERICHTEN

11 Augustus 1948

logsgebeurtenissen practisch zijn uitgeschakeld, bedraagt

de huidige productie nog niet de helft van de vooroorlogse.

Java nam onder de suikerproducerendelanden van Azië
eens de eerste plaats in; deze wordt thans door India

bezet gehouden.

In verband met de plaatsruimte kan aan de toestan-

den en verhoudingen in de opgesomde gebieden slechts ten

aanzien van de volgende een korte beschouwing worden
gewijd.

Java.
Hoe de eertijds zo bloeiende Java-suikerindu-

strie uit de baaierd der politieke gebeurtenissen zal te

voorschijn komen, moet nog worden afgewacht. De fa-
brieken liggen voor
2/3
in Republikeins gebied en zijn

dus in extremistische handen. De terroristen hebben o.a.

de misdaad- begaan het wereldberoemde Suikerproefsta-

tion Oost-Java te Passoeroean te verwoesten, evenals
het Proefstation voor de Bergcultures bij Malang. Een

onberekehbaar kapitaal aan wetenschap en gegevens is

daarmede vernietigd, terwijl de schadelijke gevolgen dezer

zinloosheid niet zijn te overzien. Als vrucht van de arbeid
van het Station te Passoeroean stond de Java-suiker-
industrie technisch aan de top; nergens ter wereld werd

zo goedkoop suikergeproduceerd, ondanks het feit, dat

de suikerproductie op Java geheel onbeschermd was en

niet werd gesteund, dit in tegenstelling met de suiker-
cultuur in alle andere productielanden. Zij ver3preidde
onder de dessabevolking grote welvaart, die in schrille
tegenstelling staat tot de armoede, waarin deze thans

gedompeld is. 1-let Java-suikerproductiesysteem was enig

in de wereld, cultuur en verwerking waren in één hand,
die grote efficiëntie betrachtte en nochtans berustte op
vrijwillige landhuurovereenkomsten, die de eigenaren
periodiek gebruik hunner landerijen voor tussèncultures

verzekerde. Langdurige arbeidsgeschillen als elders in de

wereld de suikercultuur herhaaldelijk teisterden, kwamen
op Java niet voor,.
In 1939 produceerde Java 1j millioen ton suiker. Toen
werd nog voor een waarde van f77 milliQen geëxporteerd,

vormende 10,4 pCt der totale uitvoerwaarde van geheel

Nederlands Oost-Indië.

De Japanners liquideerden
36
van de bU de invasie op

Java aanwezige 120 suikerfabrieken (waarvan er toen
ca 40 stilstonden); zij verbouwden 42 andere voor de ver-
vaardiging van textiel, chemische en andere producten
(butanol, alcohol, zeep, enz., zelfs cement en wijn).
In de thans bevrijde gebieden wordt met energie aan

de restauratie der suikercultuur gewerkt, doch voor haar
welslagen is rechtszekerheid en veiligheid onmisbaar.
Dit jaar kon op bescheiden schaal een begin met de
uitvoer worden gemaakt, die niet in de hand werd gewerkt
door de hoge inheemse suikerprijs (te Batavia tussen
f 3,50 en f 5,— per kg; sindsdien ongeveer de helft lager).
Door tussenkomst der Amerikaanse autoriteiten is
15.000 ton suiker aan Japan geleverd in ruil voor de op
Java dringend nodige katoen.
De kleine partijen Java-suiker, die dit voorjaar hier
te lande binnenkwamen, bleken van zeer goede hoëda-

nigheid.
In het bevrijde gebied hoopt men dit jaar 50.000 ton
suiker tq kunnen oogsten en het volgend jaar zesmaal
zoveel. Er is echter groot gebrek aan meststoffen. Van een in werking zijnde suikeronderneming gaat een
sterk pacificerende invloed uit; de terroristen laten dan
ook niet na dit resultaat door rampokpartijen, brandstich-

tingen, rietdiefstallen, enz., te verstoren; aan de bewa-
king moet daarom een vroeger onbekende, zeer intensieve

aandacht worden besteed.
Met het herstel van gebouwen, installaties en der schro-
melijk verwaarloosdè en bedorven terreinen zijn enor-
me kapitalen gemoeid, die slechts bij terugkeer van orde-

lijke verhoudingen verantwoord zijn.
Van het Republikeins gebied uit dringen slechts ver-

warde en weinig betrouwbare berichten tot de buitenwereld

door. Dezer dagen werd gemeld, dat de eerste trein met

in totaal 330 ton SPHS (Superieure Hoofdsuiker) in Sema-

rang is aangekomen, als eerste zending ener levering van
10.000 ton door de Mangkoe Negoro van Solo, waartegen
van Nederlandse zijde kunstmest, drijfriemen,- smeerolie

en textiel zullen worden geleverd. Het betreft hier ech-

ter geen nieuwe productie, doch restanten van de oogst-
1942.

‘s-Gravenhage.

TH. C. GEUDEKER.

BOEKBESPREKING.

De Localisering der Belgische iVijverheid
door Paul M.
Olyslager. Uitgeversriiij. N.V. Standaard-Boekhandel,

Antwerpen; W. P. van Stockum & Zoon, ‘s-Graven-
hage, 1947.

Aan de vestigingsplaats der Belgische industrie werd

tot nog toe maar zeer weinig aandacht geschonken. Een
werk van Lewinski. (L’évolution industrielle de la Belgique
– 1911!) en enkele weinige tijdschriftartikelen (zie de

waardevolle bibliografie aan het einde van het boek)
vormen – natuurlijk samen met een massa verspreide

inlichtingen en ideeën (o.a. de handels- en nijverheids-
tellingen) – de hele literatuur over dit onder’erp.

1-let was daarom een gelukkig initiatief van de heer Oly

slager zijn proefschrift te wijden aan een synthese van het

voorhanden materiaal.

De auteur heeft hierbij ongetwijfeld gelijk gehad zich
tot het op zichzelf reeds uitgèbreide en moeilijke onder-
zoek van de Belgische toestanden te beperken en bijv.
een overzicht van de standplaatstheorieën achterwege te

laten. Velen zullen evenwel niet akkoord gaan met de op-

vatting, dat deze theorieën louter ,,mathematische Spiele-
reien” zouden zijn, die alleen de w’iskundige enig genoegen
kunnen verschaffen maar die de economist geen houvast

bieden bij de studie van practische localiseringsvraagstuk-
ken. Het ware trouwens in elk geval interessant na te gaan,

in hoeverre juist historische en adere oorzaken elke

abstractie onmogelijk maken.
Het eerste hoofdstuk, dat gevijd is aan de localisering
van de Belgische nijverheid véôr de industriële omwente-
ling van de 19e eeuw, is ieker niet uitgebreid en diept de
grote trekken van een stof, welke in vele werken over
economische geschiedenis té vinden is, niet uit. Dit was

trouwens ook niet de bedoeling van de auteur. Deze
enkele bladzijden tonen nochtans zeeIr goed aan, van hoe-
veel belang het ,,momentum of an early start”, het gunstig
milieu door de traditie geschapen, voor heel onze nijver-
heid is.

1-let tweede hoofdstuk, dat samen met het derde de kern vormt van dit proefschrift, behandelt de evolutie
van de standplaatsstructuur tijdens de 19e en 20e eeuw.
lIet is het theoretische gedeelte van ditvoor de rest geheel
aan feiten gewijde boek. Achtereenvolgens wordt de in-
vloed afgewogen, die op de localisering wordt uitgeoefend
door het verkeerswezen, de arbeidskosten, het water, de
steenkolen (met de belangrijke conclusie; dat deze tegen-woordig niet meer als een gelocaliseerd materiaal kunnen
beschouwd worden).
In het derde hoofdstuk wordt de vestiging van een
8-tal Belgische industrieën onderzocht. Ook hier wodt
men getroffen door het feit, dat vele nijverheidstakken hun
bestaan en voortbestaan alleen te danken hebben aan
historische omstandigheden, en de vraag rijst onvermijde-
lijk op, of deze factor zal volstaan om de toekomst van

deze bedrijven te verzekeren.
Men kan er de auteur natuurlijk geen verwijt van maken,
dat hij niet alle industrieën heeft besproken. We hadden
er nochtans de voorkeur aan gegeven, indien hij wat meer
monografieën over Belgische nijverheidstakken had op-
genomen. Zijn boek hadde dan een volledig overzicht van

11
11 Augustus 1948

ECONOMISdI-STATISTISCHE BERICHTEN

635

België’s belangrijkste industriële bedrijvigheid gebracht.

Dit kon trouwens best gebeuren ten koste vn heel het
vierde hoofdstuk. Dit laatste, dat getiteld is ,,De Belgische

Nijverheidsruimten”, en dat d ruimtelijke samenhang

tussen de verschillende bedrijven nader wil aangeven,
is voor het grootste deel niet uitgegroeid boven een gewone

catalogering van activiteiten, die men in de verschillende
gebieden aantreft. Slechts hier en daar vindt men een

interessante beschouwing, zoals op blz. 222, waar gewaar-

schuwd wordt voor overschatting van de rol, die de

Antwerpse zeehaven op de localisering in de agglomeratie
uitoefent, of op blz. 242 en. vlg., waar de industrialisatie
van de Kempen wordt besproken.
Nu de eerste stap gedaan is, zal aan de studie van de
vestigingsplaats in ons land waarschijnlijk meer. belang
gehecht worden. De publicatie van de resultaten der on-
langs gehouden sociale en economische telling zal trouwens

ook wel verschillende studies op dit gebied inspireren.
1-let is echter te hoper, dat de belangstelling niet tot de

standplaats beperkt zal blijven. 1-leel de structuur van
onze industrie zou moeten ontleed worden: de grootte
van de ondernemingen, de ententes, het percentage van
de productie, dat voor de uitvoer bestemd is, de toestand

van het machinepark enz. Dergelijke studies zijn tegen-
woordig, in een tijd van geleide en zelfs plan-economie,
onontbeerlijk.

Gent.

.

J. GELUcK.

AANTEKENING.

DE ECON03111SCIEE BETEKENIS VAN DE PORTBEOEFEMNO.

In deze weken van de Olympische Spelen is het belang-
wekkend om ook de economische zijde van de sportbeoefe-ning te belichten. Wij maken daarbij gebruik van gegevens,
die werden gepubliceerd door ,,The New York. Trust

Company” en betrekking hebben op de Verenigde Staten
1).

De belangstelling voor de sport wordt in Ainerika van
jaar tot jaar groter. Dit blijkt reeds’ uit het feit, dat de

uitgaven in de Verenigde Staten voor alle takken van sport
n 1936 $ 1 mld bedroegen, terwijl deze uitgaven voor
i1946 worden geschat op niet minder dan S 3 â 4 mld en
voor dit jaar zelfs op S 5 mld
2).
Het is duidelijk, dat een
gedeelte van deze stijging moet worden toegeschreven aan
het huidige hoge kostenpeil en aan het feit, dat de bevol
king van de Verenigde Staten in deze periode met onge-
veer 10 pCt is toegenomen. 1-let is echter – blijkens de
door genoemde Trust Company verzamelde gegevens –

niet te ontkennen, dat de steeds groeiende belangstelling
voor de sportbeoefening het grootste deel van deze stijging
heeft teweeggebracht. De met de sport samenhangende
industriële bedrijvigheid vormt een belangrijke factor in
de nationale economie, waarbij vooral aan de textielnijver-
heid, de bouwnijverheid en het transportwezen moet wor-
den gedacht.
Flieronder volgt een overzicht van de uitgaven
3),
ver-
‘deeld over de belangrijkste takken van sport, welke de
grootste bedragen -vergen:

Uitgcu.’en toor sport in de Verenigde Staten.

Jaargemtdclelde
1938-1 940
Oorlogsjaren
1946
(in millioenen dollais)
Heneelen

……………
1.200
700
800
Vuurwapens
650 400 450
Motorboten

…………
600
50
300
Golfspelen

…………
500
250
400
Kegelen

……………
450 400 450
Skilopen
…………….
150
100 100
Andere takken van sport ‘)
190
50
100
Attendance-groep ‘)
260 300
400

4.000

2.250

3000

‘) Inbegrepen.zijn uitrustingskosten en uitgaven bij takken van
sport als biljarten, tennis, tafeltennis, roeien, zeilen, schermen enz.
) Inbegrepen zijn toegangsprijzen en alle normale kosten voor
de ,,attendance” bij wedstrijden.

Grote investeringen zijn vereist om de uitrusting te

verschaffen, welke nodig is om bepaalde takken van sport
te kunnen beoefenen en bijwoning van wedstrijden moge-

lijk te maken. Hierbij is niet alleen te denken aan de
honderden stadions voor baseball en voetbal, de duizenden

kegelbanen, golfbanen, tennisvelden en racebanen, maar

ook aan 9chietbanen, aanlegplaatsen voor boten enz. In

de Verenigde Staten zijn racebanen, die meer dan
S
4 mln

hebben gekost. Ook in baseball-parken en voetbalstadions

zijn bedragen geïnvesteerd van
5
2,5 mln en hoger.

Deze investeringen worden nog overtroffen door de be-

dragen; welke worden uitgegeven voor de spelbenodigd-

heden op zich zelf. De investeringen in bijv. motorhoten
alleen al worden geschat op ongeveer $ 6 mld, terwijl vele
milliarden dollars door amateurs zijn gestoken in vistuig,

golfhenodigdheden, kegelballen, tennisrackets, ski’s, base-
baIl-, voetbal- en basketballuitrustingen, schaatsen, werp-

ringen enz., om niet te spreken van investeringen in ren-

paarden, raceboten, race-auto’s, motorrijwielen en derge-
lijke.
**
*

Fet zou ons te ver voeren, indien wij op de economische

betekenis van de verschillende.takken van sport nader
zouden ingaan. Wij zullen hier volstaan met het weergeven
van enige interessante gegevens betreffende enkele – voor
Amerika populaire – soorten van sport.

Jagen en Qissen.
In het fiscale jaar, geëindigd op 30 Juni
1947, werden in totaal 12.620.000 vergunningen aan vis-
sers verkocht. Het aantal jachtvergunningen, door de
staten gedurende 1946-1947 verkocht, bedroeg 12.067.000,
vergeleken met 6.800.000 tien jaar daarvoor. lIet aantal
jagers en vissers met vergunning is sedert 1931 meer dan
verdubbeld; in dat jaar werden in totaal 11.202.000 ver-

gunningen verkocht, 6.344.000 aan jagers en 4.858.000 aan vissers. De jaarlijkse uitgaven van jagers en vissers
overtreffen die’ in elke andere categorie vais sport verre. De totale uitgaven door jagers en vissers worden geschat

op S 1,25 $ 2 mld per jaar. Alleen al voor de vei’koop
van vergunningen ontvangen de staten jaarlijks meer dan
5 50 mln. Volgens sommige deskundigen is liet aantal
vissers zonder even groot als’ dat met vergunningen. Op
deze basis waren er vorig jaar meer dan 20 millioen vissers
in de Verenigde Staten.
• Kegelen.
Deze sport behoort tot een der snelst groeiende in de Verenigde Staten. Volgens recente schattingen wordt
zij thans door ongeveer 20 millioen personen beoefend,
tegen 10 â 15 millioen in 1946. De laatste jaren is het aantal

vrouwen, dat deze sport beoefent, steeds groeiende; de
stijging van het aantal deelnemers is dan ook voor een
groot deel toe te schrijven aan de belangstelling van deze zijde. In sommige lokaliteiten wordt kegelen reeds – door
,,air-conditioning” – het gehele jaar’ door beoefend,
hoewel over het geheel genomen het seizoen zich nog uit-
strekt van September tot Mei. De Verenigde Staten be-
zitten 11.000 gelegenheden om deze sport te beoefenen
met ongeveer 72.000 kegelbanen. De uitgaven worden
door sommige deskundigen geraamd op ongeveer
S
500
mln per jaar.
Gol/spelen.
Naar schatting zijn er ongeveer 4 millioen
mannen en vrouwen in de Verenigde Staten, die golf
spelen; de jaarlijkse uitgaven worden begroot op meer
dan $ 500 mln. De Verenigde Staten bezitten – volgens
,,Golfdom” – 4.870 golfbanen, ter waarde vati $ 726
mln. In dit bedrag is begrepen de waarde van de grond,
de-banen; de clubgebouwen en de verdere uitrusting. Basebali.
Deze sport is in Amerika reeds sedert jaren
de nationale sport bij uitnemendheid; zij wordt door vele
millioenen beoefend. Na de oorlog is het aantal deelnemers

‘)
Zie: The Index’, zomer 1948, vol. XXVIII, no. 2.
Zie: ,,The New Encyclopedia of Sports” door Frank G. Menke.
‘) In de cijfers zijn begrepen de kosten voor gebouwen, stadions,
velden enz., de uitgaven, die moeten worden gedaan om aan een
bepaalde tak van sport deel te kunnen nemen, toegangsprijzen en
de uitgaven voor de ,,attendance” bij wedstrijden.
1

636

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Augustus 1948

sterk gestegen, enerzijds omdat een groot aantal terugge-

keerde oorlogsveteranen hun belangstelling voor deze

sport weer hebben opgevat, anderzijds door de groeiende

interesse voor ,,softball”, een spel, dat nauw verwant is
aan hasebali.
**
*

De economische betekenis van de sportbeoefening strekt

zich natuurlijk verder uit dan men met het oog op de
direct
met de sport samenhangende industriële .hedrijvig-
heid zou verwachten. De meeste jagers en vissers bijvoor-

beeld moeten zich over grote afstanden verplaatsen om

hun doel te bereiken. De spoorwegen, de auto- en oliebe-

drijven, de scheepvaart- en luchtvaartmaatschappijen en

vele andere takken van nijverheid, die samenhangen met

het vervoerwezen, hebben commercieel voordeel van de
jagers en vissers, evenals de fabrikanten van vuurwapens,

ammunitie, vistuig en kleine boten. Ongeveer 25.000 ton

staal en grote hoeveelheden koper en lood zijn jaarlijks

benodigd om jachtgeweren, pistoleri en revolvers te ver-
vaardigen.

Vooi’ts is er de behoefte aan speciale sportk1eding die in belangrijke mate bijdraagt tot de omzetten van textiel-
en schoenfahrikânten. Zo deelde het ,,United States De-partment of Commerce” mede, dat in 1946 de omzet van
sportkleding voor vrouwen $ 265 mln beliep, d.i. 12 pCt

meer clan in 1945. Uit de cijfers van het ,,Department of

Commerce” blijkt o.a. ook, dat thans het aantal zwemmers
alleen al 50
u&
GO millioen hedrQagt, vrgeleken met een

vooroorlogs maximum van ongeveer 45 millioen zwem-
mers. Vr de oorlog werden ongeveer 15 rnillioen.zwem
pakken

per jaar verkocht; voor 1947 wordt dit aantal
geraamd op 17 4 18 millioen. De kosten voor skikleding

worden gesteld op $ 50 en waar er 3 4 5 millioen skilopers
zijn in de Verenigde Staten (volgens sommigen wel 10
millioen) kunnen ook de uitgaven hiervoor worden ge-
taxeerd op millioenen dollars. Ook de levensmiddelenindus-

trie en de Overheid (belastingen en verkoop van vis- en
jachtvergunningen) ondervindén een gunstige invloed van

de sterk stijgende belangstelling voor de sport. Voorts is
de verkoop van lectuur
01)
sportgehied de laatste 10 jaren
meer dan verdubbeld: men stelt het hiervoor uitgegeven

bedrag op niët minder dan $ 1 mln per jaar. Tenslotte
moet irj dit verband worden genoemd dé verkoop van
reken- en adresseermachines, bars, keukeninstallaties,
w5smachines, agrarische werktuigen zoals traclors, gras-
maaiiwachines en afwa teringsbuizen e.d.

*

t

Ook in Amerika heeft de. industriële bedrijvigheid, welke met de sport samenhangt, invloed ondervondei

van de tweede wereldoorlog. Vele sportslieden waren in
het leger, er ontstond schaarste aan sportmateriaal . en
ook het reizen werd bemoeilijkt, daar de transportmiddelen

geheel waren gericht op de oorlogsinsanning. Bovendien
zijn de kosten sterk gestegen. Fabrikanten van vistuig bijv.
schatten, dat de loonkosten, vergelekeh met voor de oorlog,
met minstens 60 pCt zijn gestegen, terwijl de materiaal-
kosten zijn gestegen van 20. tot 125 pCt. Gedurende dè
.00rlog hadden deze takken van nijverheid ook te kampen
met een tekort aan geschoolde arbeid. Thans echter is de
toestand weer aanzienlijk gunstiger geworden, hoewel er nog een grote vraag naar bijv. nieuwe clubgebouwen be-staat.

Er is een aantal factoren aan te wijzen, dat heeft bijgedra-

gen tot de vergroting van de populariteit van de sportbeoe-
fening: le de vijfdaagse werkweek; 2e de toegenomen be-
volking; 3e de verhoging van het nationaal inkomen in
de laatste jaren. De laatste factor is wel de belangrijkste.

Voorts worden directeuren van ondernemingefl gestimu-
leerd om meer aandachtte gaaii besteden aan de sport-
beoefening van hun w’erknemers, hetgeen de verhouding tussen de werkgevers en werknemers zeer ten goede kan
komen. –

De industriële bedrijvigheid, die steunt op de sportbe-

oefening, i§ evenals de industrie in het algemeen onder-
hevig aan conjunctuurinvloeden. De aankoop van sport-

benodigdheden door gebruikers daalde in de Verenigde

Staten tussen 1929 en 1933 met meer ‘clan $200 mln; in

1941 waten de uitgaven voor dit doel weer aanzienlijk

hoger dan in 1929. Ook de takken van sport, die zich bij

uitstek lenen voor toeschouwers, ondergingen de invloed

van de depressie, maar in 1941 werd voor deze categorieën

van sport weer ongeveer 60 pCt meer uitgegeven dan in•
1929.

– De
Qooruitzichten
voor de met despoi’t verwante econo-

mische bedrijvigheid laten zich – aldus ,,The Index” -‘

voor de Verenigde Staten gunstig beoordelen. Blijkens de

ervaring van de laatste twintig jaren bestaat er in vredes-

tijd een rechtstreekse verhouding tussen het totale beschik-

bare inkomen en de totale jaarlijkse uitgaven voor sport.

Gedurende de oorlogsjaren’ werd deze verhouding ver-

stoord door schaarste cci de noodzakelijke concentratie

op de oorlogsinspanning, maai’ men mag aannemen, dat

deze verhouding thans weer is hersteld. Bij het huidige

hoge niveau van het nationale inkomen wordt een relatief

groot deel van de individuele inkomens besteed aan sport
en recreatie, zodat de met de sport verwante takken van

nijverheid daarvan profiteren. Ook het transportwezen

ondervindt hiervan een gunstige invloed.

En last but not least – wij citeren hier letterlijk ,,The

Index” – ,,the sports industry exerts an important in-

fluence upon the national welfare
….
Interest in sports

is healthy, constnictive in nature, and is a unifying,

democratie factor in the national’ life”.

INTERNATIONALE NOTITIES.

(lAAT ZUW-AFIIIÏCA DE 11JPORT BEPERKEN?

In een rede, uitgesproken op. de algemene vergadering
van aandeëlhouders op 28 Juli jl., besprak de President

van de Zuid-Afrikaanse Reservebank, Dr M. II. de Koek,

de ciitielce ontwikkeling van de .btalingsbalans van de Unie van Zuid-Afiika en de daaruit voortvloeiende ge-

volgen. Volgens Dr de Koek moet liSt voortdurend
slechter worden van de ruilvoet in de eerste plaats worden
toegeschreven aan het feit, da(‘de prijs vân het voor-
naamste exportproduct, goud, sinds September 1939
practisch onveranderd is gebleven t.o.v. de valuta’s
van de voornaamste leveranciers van de Unie. Aan de
andere kant zijn de prijzen van de door de Unie ingevoerde

goederen aanmerkelijk gestegen. Voorts wees Dr de Koek
op de zergrote importbehoeften i.v.rn. ‘het exploiteren
van nieuwe goudvelden, de vestiging van nieuwe indu-

strieën en de uitbrèiding van reeds bestaande. –
Al deze factoren zouden reeds veel eerder een grote spanning met betrekking tot Zuid-Afrika’s valutavoor
;

raad hebben tew’eeggebracht, ware het niet,, dat daar
tegenover stond een grote toestroming van kapitaal
(door Dr de Koek geschat op £ 180 mln) uit de rest van
liet steHinggebied. Na Februari jl. is deze stroom van
liquide middelen. echter opgehouden en de goud- en de-
viezenvoorraad van de Unie is in de periode van Maart
tot midden Juli met £ 30 mln gedaald (goud van £ 110
tot £ 88 mln en dollars van £ 10 tot £ 2 mln).
liet importoverschot van Zuid-Afrika uit de sterling-
landen zal, volgens Dr de Koek, binnen de nog lopende
termijn van 2j jadr liet in Januari jl. aan Engeland ver-

leende goudcrediet ten bedrage van £ 80 mln naast de
overige aanwezige sterlingvoorraden, geheel absorberen
1).

Bovendien overtreffen de irnportenuit landen met harde
valuta de lopende goudproductie zo sterk, dat – indien – geen beperkende maatregelen worden getroffen – met

‘)
Voor een toelichting hiervan herleze men het artikel van Prof.
Dr IT. W. J. Wijnholds:„De Zuid-Afrikaanse goudiening aan Enge-
land” in ,,E.-S.B.” van 3Maart ‘1948.

11 Augustus 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

637

een spoedige uitputting van de goudvoorraad moet wor-
den gerekend.
In het afgelbpen jaar importeerde Zuid-Afrika per

maand voor ongeveer £ 3,5 mln meer goederen uit landen

buiten het sterlinggebied dan het door eigen goud- en

goederenexporten kon dekken. in het lopende jaar is dit

maandelijkse tekort tot £ 5 mln gestegen.

Tj)e obvious remedies for the maladjustment of the
Union’s balance of payments are – aldus Dr de Kock –

to slow down the tempo of expasion and to accept a

lower standard of living until capital expenditure on
new mines and industries
is
bearing fruit….We shali
have to rely more on our own scapital resources and
consume a smaller part of our national income.

Restrictive credit and fiscal policies may have to be fol-

]owed deliberately in order to reduce the volume of purch-,

asing powei in the Union”
2).

i)e ,,Neue Zürcher Zeitung”. van 31 Juli trekt uit het
bovenstaande de conclusie, dat met de mogelijkheid van

een vrij spoedige bepërking van de invoer moet worden
rekening gehouden. ,,The Fi’ianciaI Times” neemt aan,

dat in dat geval de sterlinglanden echter voorlopig nog

van zulke beperkingen verschoond zullen blijven.

‘) Zie: ,,The Econornist” van 31 Juli 1948.

DE INFLATIE IN ChINA.

De inflatie in China voekert steeds verder. Midden Mei
noteerde de Amerikaanse dollar op de zwarte markt 1
millioen Chinese dollars; eind Juni bedroeg de koers 4
millioen Chinese dollars op de zwarte markt en 2.450.000

0
1) de officiële markt. Dit bedroeg moesten de importeurs dus voor dollars betalen, vergeleken met C $ 480.000 eind
Mei. Bij deze koersverhouding gaat het smokkelen van
waardevolle goederen nog altijd door: de waarde van
clandestiene verschepingen wordt geschat op ongeveer 3
millioen Amerikaanse dollars per week, aldus de corres-
pondent uit Shanghai van ,,The Financial Times” van 7

Augustus jI. Indien dit cijfer juist is, dan,is de waarde
van cle clandestiene export even groot als die van de wet-
tige. Bovendien schat men, dat niet meer dan ongeveer
75 pCt von cle werkelijke w’aarde der uitgevoerde goederen
door de ‘verzenderg wordt afgedragen, daar velen hun
verzendingen onderwaarderen om een gedeelte.. van de

opbrengst in het buitenland te houden.
In Chinese financiële i.ingen is men van mening, dat de Amerikaanse hulp (per maand zal voor ongeveer $ 20 mln
worden verscheept) de inflatie iiiet kan beëindigen. Hoog-
stens. kan het tempo, waarin de inflatie voortschrijdt,
worden verlangzaamd. Volgens hun opvattingen kan

vergroting van de import alleen niet helpen, daar de snelle
waardedaling van de Chinese valuta niet werd veroorzaakt
door het uitgeven van te veel geld voor de import. De
hoofdoorzaak zien zij gelegen in het feit, dat de Chinese
valuta geen vertrouwen geniet; voorts wijzen zij erop, dat
grote bedragen renteloos liggen in de door, de communisten
bezette— en bedreigde – gebieden, terw’ijl de investeringsmo-gelijkheden gering zijn. Zowel de agrarische als de industriële
productie is in de afgelopen twee jaar aanzienlijk gedaald.
Onder dergelijke omstandigheden is het begrijpelijk –
aldus ,,The Financial Times” -, dat noch de financiële
noch de goeclerenmarkt gunstig worden beïnvloed door liet

feit, dat de Amerikaanse hulpverzendingen spoedig zullen
arriveren.
rIemeer
niet, omdat weinig bekend is over de
w’ijze waarop deze goederhn zullen worden verdeeld en
w’aarvoor zij zullen wörden aangewend.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

I3ij liet l)assel’en vail de maandultimo namen de span-ningen op de geidmarkt merlchaar af. Niet alleen, omdat toen grotendeels was voldaan aan de chartale -geldvraag

van het publiek, doh tevens doordat het Rijk grote be-

talingen aan de gemdenten verrichtte. Op 3 Augustus
daalde de callgeidrente dan ook reeds weer met
1
.
pCt,

om drie dagen later nogmaals te worden verlaagd tot 1 pCt,

op welk niveau het callgeld nog ruii’n aangeboden bleef. Tevens is thans de periode, waarin nagenoeg geen schat-

kistpromessen vervallen, voorbij, zodat vermoedelijk

voorlopig geen al te grote spanningen ter geldmarkt ver-
w’acht behoeven te worden. In overeenstemming hiermede

daalden de marktdisconto’s dan ook weer vrij aanzienlijk.

Driemaandsjromessen weiden aan liet einde der week
tegen
1/
pCt verhandeld, Februaripapier werd tegen

pCt aangeboden, terwijl de langer lopende termijnen, ook
ongeveer op dit niveau verkrijgbaar waren.
De bankbiljettencirculatie is hij.de Juli-ultimo wel

zeer sterk toegenomen, nl. in twee weken tijds met f100
,
millioen. Sedert de geldsahering is het huidige peil ad

1 3.059 millioen nog niet bereikt, al bleef de biljettencir-
culatie aan het einde van 1947 niet zo heel ver beneden dit
niveau. Hieruit blijkt tevens, dat de hankbiljettenomloop

in ons land in liet lopende jaar in feite nauwelijks nog een

neiging tot stijgen vertoont. .Vermoedelijk geldt dit laatste
eveneens voor de totale geldsomloop,te oordelen althans naar

de ontwikkeling van de credileurensaldi der grote banken.

Vermoedelijk hebben de ontvangsten in Vrij geld van
de staatshuishouding ongeveer gelijke tred gehouden’ met
cle lopende uitgaven. Te verwonderen valt dit niet, gezien

het binnenkomen op grote schaal van belastingaanslagen

en betalingen in vrij geld op aanslagen in de bijzondere
heffingen, tezamen met de guldensophrengsten – van in-
voeren, die met buitenlands credièt of Marshall-hulp zijn
verlcregen. Natuurlijk moet worden, afgewacht, of deze
stilstand in het proces van voortdurende toeneming van
de binnenlandse geldsomloop van duurzame aard zal zijn.
‘veel hangt hierbij af van de vraag, welke kastekorten van

het Rijk in het lopende en in het nieuwe begrotingsjaar
zullen optreden.
In dit licht bezien valt het dan ook niet te verwonderen,
dat de aandelenkoersen nu al geruime tijd zich op nage-noeg hetzelfde niveau blij’en bewegen. ‘Nieuwe geld uit
overheidstekorten en liquidatie van buitenlands bezit
wordt vrijwel niet meer toegevoerd, zodat uit dezen’hoofde
vrijwel geen beleggingsvraag meer kan worden uitgeoefend.
De gunstige jaarverslagen kunnen dan uiteraard nauwelijks
een stimulans tot koersstijging opleveren, temeer omdat

juist onder deze omstandigheden, waai-bij de ‘geldruimte
afneemt, of althans niet meer toeneemt, gerekend moet
worden met verminderende afzetmogelijlcheden op de bin-
nenlandse marlct, terwijl op buitenlandse markten de con-
currentiemoeilij klied en eveneens toenemen. 1 nternatïonale
factoren, welke vroeger dikwijls een grote invloed uitoefen-
den op de bewegingen der aandelenkoersen, schijnen thans

door het beleggende publiek vrijwel niet meer in aanmer-
king te worden genomen. Op de.beleggingsmarkt trad een lichte lcoersverbetering
in, w’aardoor de 3-31 pCt 1947 met
3
1,
pCt tot 98 jCt steeg en de 2j pC’t
N.W.S.
het niveau van 81
1
/
pCt bereikte.
liet is niet onmogelijk, dat aankopen voor de betaling
in de heffingen deze stijging hebben veroorzaakt, omdat
bij het koersniveau van de voorgaande w’eek deze wijze van
betaling niet onbelangrijk voordeel opleverde.

30 Juli
6 Aug.
1948
1948

A.K.0.

………………….
169/.
165e
v.

Berkel’s

Ptaent

…………..
121-

125e
-Lever Bros. Unilever C. v. A…..
300k
300-
Philips

G. b. v. A.

…………..
257k GB
255e
Koninklijke Petroleum

……….
340
343k
I-I.A.L.

…………………….
196.
195
N.S.0.

…………………….

183
183
II.V.A.

…………………….
224.
227
Dcli

Mij

C. v. A .

……………

1541 L
1561 GB
Amsterdam Rubber

…………
162
166 GB

638

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Augustus 1948

DE BELGISCHE

GELD- EN KAPITAALMARKT IN JULI 1948.

Geidmarhi.

De totale geldomloop werd gedurende de maanden Juni
en Juli gekenmerkt door een merkelijke expansie. De bil-

jettenomloop van de Nationale Bank steeg tussen einde

Mei en einde Juli met 3,3 mid frs, de rekeningen cou-

rant hij de Nationale Bank vermeerderden met 140 mln

frs, de deposito’s bij de postcheque met 1 inid frs (maand
Juni alleen) en ook de Vrije deposito’s bij de private ban-
ken liepen gevoelig op. Per eind’e Juni had de totale geld-

omloop nagenoeg een zelfde hoogte als de seizoentop van
het jaareinde 1947 bereikt (159,8 mld frs, index 1936 –

’38 = 100 : 343). Als oorzaken van de beweging kunnen

worden vermeld: de deblocage van een gedeelte van de

40 pCt tijdelijk onbeschikbare rekeningen, ontstaan inge-
volge de muntsanering (duurzame invloed), en de grotere
liquiditeitsbehoeften ingevolge de aanvang van de ver-
lofperiode (seizoeninvloed).

De daggeidmarkt was gedurende de eerste drie weken
van de besproken maand erg krap ingevolge een sterke

daling van het aanbod vanwege de Rijksdienst voorde

Maatschappelijke Zekerheid (betaling van verlofgelden).

De Nationale Bank mbest op die tijdspanne nagenoeg
1 mld kasbons van het Rentefonds opnemen om in het
tekort aan daggelden te voorzien. Dank zij die mogelijk-

heid tot voorschotten, mogelijkheid die als veiligheids-
klep werkt, kon de rentevoet voor het daggeld behouden
blijven op 1,25 pCt. –

De toestand van de Schatkist was in Juli weer gespan-
nen. De voorschotten van de Nationale Bânk stegen tot
aan de ‘overeengekomen maximumgrens van 50 mid frs.

Ingevolge de goedkeuring door het Parlement van het

wetsontwerp betreffende de statutenwijziging van de
Nationale Bank werd de wetgeving op de voorschotten
van de circulatiebank gewijzigd. In het vervolg zal de

grens van de totale verrichtingen van de Nationale Bank

op Schatkistcertificaten, alsmede op effecten uitgegeven
door financiële .instellingen, waarvan de verbintenissen

gewaarborgd zijn door de Staat (o.a. kasbons van het

Rentefonds) vastgesteld worden bij-overeenkomst tussen
de Minister van Financiën en de Nationale Bank, de
Regentenraad gehoord. Dit accoord zal moeten worden

goedgekeurd door de Ministerraad en binnen de 8 dagen
.gepubliceerd in het Staatsblad. Tot hiertoe werd nog niets

betreffende een dergelijke nieuwe overeenkomst bekend
gemaakt. De nieuwe wet op de Nationale Bank zal bin-
nenkort in een afzonderlijk artikel worden behandeld.
De goud- en deviezenvoorraad van de Nationale Bank

bleef nagenoeg stabiel. Ingevolge de stijging van de bil-
jettencirculatie liep de dekking terug tot op 47,2 pCt.
Op de vrije goud- en deviezenmarkt was de stabiliteit
eveneens overwegend (sovereign: 766,9 tegenover 767,5;
gouden dollar 145,5 tegenover 145,0; papieren pond 145,50
tegenover 146,0; papieren dollar 50,87 tegenover 50,62).. Alleen de merkelijke vooruitgang van de gulden valt aan

te stippen (10,25 tegenover 9,47).

Kapüaalmarkt.

Op de emissiemarkt voor aandelen van private ven-
nootschapen werden voor nagenoeg 65 mln frs nieuwe

aandelen aangeboden (70 mln frs vorige maand).
De uitgifte van 1 mld frs 4 pCt.kasbons vande Nationale
Maatschappij van Belgische Spoorwegen werd geopend
op 15 Juli en sloot op 3 Augustus. De inschrijvingen ble-
ken, alhoewel de uitgifte aan dezelfde voorwaarden ge-
schiedde, minder goed te vlotten dan ter gelegenheid

van de nieuwe staatslening in Juni jl., wanneer op de-
zelfde tijdspanne 3,7 mld werd opgenomen.
Op de markt voor de schatkistcertificaten bleven de
koersen van het vorig maandeinde nagenoeg behouden.
De beweging van de staatsrenten wees op een normalisatie.

De 4 pCt Bevrijdingsiening 1945 won 0,15 frs, terwij

de 4 pCt Geunificeerde Schuld – die steeds van een ruime

steun van het Rentefonds genoot – met 0,60 frs terugliep.
De dispariteit tussen die twee leningen van identiek het-

zelfde type en dezelfde belangrijkheid werd aldus herleid
van 4,20 frs tot 3,45 frs.

De obligaties van het Gemeentecrediet van de steden
en van de private vennootschappen leden gevoelige koers-

verliezen. De vergelijkende netto-rendementstabel per
einde van de maand ziet er als volgt uit:

ObliaLies van
Staatsfondsen

(}emeen1ecredit,

private
/

steden en
prov.
venoots’happen
Looptijd

Juni

Juli

Juni

Juli

JuuL

Juli
tot 1952…. 4,64

4,65

5,17

5,22


tot 1957….

4,82

4,82

5,06

5,13

5,88

639
na 1957….

4,72

4,73

5,77

5,81

5,97

6,08

Hieruit blijkt:
Bij de Staatsfondse’n bleef de anomalie tussen de

rente op korte en halfiange eensdeels en op lange termijn
anderdeels behouden.

In de sector van de provinciën en s.teden en meer

nog bij de obligaties van private vennootschappen viel
een uitgesproken hausse van de rentevoet te noteren.

Bijgevolg werd de spanning tussen de rentevoet in deze

sectoren eensdeels en de rentevoet van de staatsfondsen
anderdeels gevoelig vergroot.

Bedrijuigheid en hoersindex uan de aandelenbeurs

oan Brussel.

Aanta!verhandelde Kapitalen

Algern. koersindex
stukken

(in mln
frs)

1
936–’38
= 100
(in duizendtallen)
Einde Febr. ’48

44,4

50,9

160,4
Einde
April

21,0

.

20,2

152,7
Einde Juni

18,0

18,9

139,8
Midden Juli

17,0

17,8

136,3
Einde Juli

15,8

11,2

136,6

De dalende beweging van de aandelenbeurs van Brussel
werd gedurende geheel de maand Juli behoudens een kortstondige technische herneming tegen het maand-

einde – voortgezet.
Uiteindelijk liep de algemene index met 2,3 pt terug.

De daling was het scherpst bij de aandelen van de bedrijfs-
takken waar een verzwakking van de bedrijvigheid kan
worden waargenomen, o.a.: textiel (5,8 pCt), glas (4,1
pCt), papier (4,5 pCt); het minst daalden de gas- en dec-
triciteitswaarden (0,7 pCt), de detaalnijverheid (1,1 pCt)
en de grootwarenhuizen (1,9 pCt). De koloniale waarden
stegen zelfs met nagenoeg 1 pCt.
Brussel.

.

V.
VAN
ROMPIJY.

STATISTIEKEN.

BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten In millioenen ponden).

u)

.4
CIS
.4

6)
4)
6)4)
5.

0

5.

25 Den. ’46

0;2

1.449,1

1.450

1.428,2

22,1
21

Juli

’48

0,2

1.299,3

1.300

1.276,5

23,8
28

Juli

’48

0,2

1.299,2

1.300

1.285,0

15,2
4 Aug. ’48

0,2

1.299,3

1.300

1.288,3

11,9

Other seeuritles

Deposlts
c c
Id
o
6)

0
4)
a

Id
t-‘

25 Dec.’46

1,3

311,8

13,6

15,8

1

346,5

10,3

278,9
21

Juli

’48

0,8

366,9

15,6

1

22,1

1

410,9

14,7

1

307,0
28

Juli

’48

0,8

366,3

13,4

1

34,1

411,6

11,2

1

311,0
4 Aug.’48

0,9

405,2

10,6

27,4

j

437,6

8,6

305,4

11 Augustus 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

639

DE NEDERLANDSCHE BANK.,

Verkorte balans op 9 Augustus 1948
Activa.
Wissels, pro-

Hoofdbank

f

19.200.000,- ‘)
mess(n en

Bijbank

Se
u

neven
Agentsch.

10.000,-
n

ISCOfl 0
f
19.210.000,-‘)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrleven, door
de

Bank

gekocht

(art. 15, sub 4 van de
Bankwet

1948)

….. …………………

Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26 Februari

1947

……………
1.800.000.000,-
Beleningen:

Hoofdbank

1

137.802.605,31 ‘)
(mcl. voor-
schotten in re-

Bijbank

,,

855.665,37
kening-courant
op onderpand)

Agentscb.,,


4.981.202,08

143.639.472,76
Op

effecten,

enz.

……….

..142.867.060,16 ‘)
Op goederen en celen

772.412,60

143.639.472,761)

Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de Bank-
Wet

4948)

………………………….

Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 ,,
1.500.000.000,-
Munt en muntmaterlaal:
Gouden munt

en

gouden

muntmateriaal

………
1

481.703.757,21
Zilveren munt, enz …….

…654.480,75

482.358.237,96
Papier op het buitenland

..

t

323.446.300,-
Tegoed bij correspondenten in
het

buitenland

………..

,,

140.514.331,76
Buitenlandse betaal-
middelen ……………..

..

5.660.395,16
469.321.026,92
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds

…………

………….

………

..
105.085.630,46
Gebouwen en

Inventaris

………………

..
2.500.000,-
Diverse

rekeningen

……………………
218.084.381.50

1
4.740.198.749,60

Passiva.
Kapitaal

…………………………..
1
20.000.000,-
Reserveronds

…………… ………. …..

..
1.759.703,05
.
Bijzondere

reserves

……………………..

.
54.447.566,03
..
Pensioenfonds

………………………..

.
19.914.931,33

Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)

….;
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgitte)-

..,,
117.914.360,- 3.020.518.265,-
Bankassignaties in omloop ………………..
149.147,87
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist

……t

684.627.778,86
Geblokkeerde saldo’s van
banken

…………..

..39.040.824,18
Geblokkeerde

saldo’s

van
anderen

…………..

..23.636.114,78
Vrije saldo’s

……….

..

546.422.139,11
1.293.726.856,93
Diverse

rekeningen

………………….

..
200.767.919,39

4.740.198.749,60

1)
Waarvan schatkistpapier rechtstreeks door
de Bank in disconto genomen

……….
1

‘)
Waarvan aan Nederlands-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad no. 99)

.
36.894.550,-
Circulatle der door de Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten …… ..
147.946.301,50

ZWEEDSE RIJKSBANK.
(Voornaamste oosten in millioenen kronen

Metaal
Staatsfondsen
50,

_


Data
‘o
0)
W0.0

n
0)
93
0
P
i-o
50
0)
UD
08:
05

.

31 Dec.

1946
839
532
1.544
504
284
94
182
15

Juli

1948
183 116
.
2.919
228
165
-.
182
23 Juli

1948
181
115
2.856
221
179

182
31

Juli

1948
178 113
2.859
221
198

182

Deposltos
to
–.—–
0)

+J
,,
Direct opvraagbaar
n
0)
Data
os
d
2
.10
‘o.)d

—-

,

.oi

I

,,

CID
‘”
-.n

31 Dec. .4946
2.877
875
706
94
230
174
7
15

Juli

1948
2.633
977 880
22
133
247
6
23 Juli

1948
2.639
868
746
39
136 241

1

8 31

Juli

1948
2.784
764
645
44
140
231
6

DE NEDEI8LANDSORE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).

O
o””
no,
5

0)
50
‘5
00
P0)

0 0

08
.
‘,,-..,-

30Dec.

46
700.876
4.434.786
100.816
103
153.109
28 Juni ’48
482.131
318.167
149.260
10
150.156
5

Juli ’48
482.162
315,820 145.392
10
.151.270
12

,,

’48
482.195 310:970 139.836
.

10
151.757
19

,,

’48
482.238
315.846 145.637
10 173.221
26

’48 482.206 322.384 135.778
13.510
167.667
2 Aug.’48
482.250 311.046 144.036 38.810
147.131
9

,,-

’48
482.358 323.146 146,175
19.210
143.639

‘Saldi
In rekening-courant



It

0
95
.0
(1)
5)
0))


5

30 Dec. 46
2.744.151
1.099.855
90.071
4.706
590.158
28 Juni ’48
2.960.501
741.422
56.898 23.610
506.386
5

Juli ’48
2.991.443
719.554 44.719 22.297

505.168
12

,,

’48
2.961.945 819.628
27.871
22.006
463.538
19

,,

’48
2.958.800 794.689
39.506
21.842
513.100
26

’48 2.995.905 765.290
30.441
20.627
519.884
2 Aug.’48
3.058.972 625:182
66.534
25.243
552.664
9

,,

’48
3.020.518
684.628
30.041
23.636
546.422

NATIONALE BANK VAN BELOIË.
(Voornaamste Oosten in millioenen irancs).

0

0)
72i
.8
Data
00
1.
0,

0,
0
0
00

26 Dec.

1946
32.226
5.648 4.953
214
698
,
49.158
1

Juli

1948
’27:805
11.668
8.781
998 316
52.606
8

,,

1948
.27.820
11.483
9.641
783
292 52.581
15

,,

1948
27.870
11.689 9.384
621
288
52.626
22

1948
27.922
11.628 9.370
516 279
52.629
29

,,

1948
27.922
11.336
9.341 939 280
52.625
5 Aug. 1948
27.922
11.335 10.609
811
255
52.627

Rekening-
courant
saldi
o
8:

‘C
0
Data
.00
Ct

.e
°

,2
E
0
‘5,0

26 Dec.

1946
637
159.377 72.165
1
4.482
614
1

Juli

1948
637
170.323
80.290
2
7.298
482
8

,, ‘

1948
636
170.775 80.863
6
7.045
481
15

1948
636
170.373 80.768
3
7.005
481
22

1948
636
170.158 80.708
.

3
6.902
481
29

1948
636
470.313
84.112
2
6.550
481
5 Aug. 1948
636
171.596
82.275
2
6.636
480

‘) waarvan iu.’sJ miUioen frcs onbeschlkbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van 1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te BrusseP’, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
‘) Deze Post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.

FEDERAL RESERVE
HANKS.
(Voornaamste posten in millioenen dollars).

Metaalvoorraad
Data
Other
U.S.
Govt


Totaal
0ud”
cash
securities
tificaten

31 Dec.

1946
1

18.381
17.587

268
23.350
17 Juni.

1948
1

22.241
21.623
263
20.749
24

Juni

1948
22.261
21.642
271
21.010
1

Juli

4948
22.258
21.642
256
21.366

F.R.-bil-
Deposito’s
Data

J
jetten in
1
circulatie
Totaal
Govt Member-
banks

31 Dec.

1946
24.945
1

17.353
1 1

16.139
17 Juni

1968
23.689
1

19.862
984
1

17.999
24 Juni

4948
23.669 20.098
1.863
1

17.408
1

Juli

1948
23.752
20.476
1.928
17.389

:riTItii

k
e
s
a
chteel
Tti

Economisch Candidaat

26 jaar, Indische bestuurservaring, Maleis en Spaans
sprekend, wenst opleiding in groot commercieel bedrijf,

teneinde na voltooiing studie naar Zuid-Eurôpa, Ame-

rika of Indië te worden uitgezonden. Brieven no. ESB

1244, bureau vaxi dit blad, Postbus 42, Schiedam..

DE

ROTTERDAMSCHE BANK:

zoekt voor haar Accuntants.afdeling

enige afgestudeerde

ACCOUNTANTS

of met hun studies vergevorderde

ASSISTENT-ACCOUNTANTS,

niet ouder dan 35 jaar en aangesloten
bij één der bekende verenigingen.

Uitvoerige sollicitaties met opgav van
verlangd salaris te richten aan:

ROTTERDAMSCHE BANK N.V.

Provinciale Centrale, Afd. 1.

Coolsingel 119, ROTTERDAM.

Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit

is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer

van dezelfde week worden opgenomen.

DE TWENTSCHE BANK
N.V.
MAANDSTAAT OP 31JULI1948

Kas, KassierS en Daggeldieningen

……….
.
t

12.203.865,-
Nederlands Schatkistpapier

………………
..
594.392.527,33
Ander

Overheidspapier

……………………
5.132830,96
Wissels

………………………………
..
836.488,20
Bankiers in Binnen- en Buitenland

…………
,

16.040.532,05
Effecten

en

Syndicaten

………………..
..
1.550.765,65
Prolongatiën en Voorschotten tegen Effecten
9.135.754,90
Debiteuren

…………………………..
..
100.943.000,48
Deelnemingen
(mcl.
Voorschotten)
…………
..

9.040.495,35
Gebouwen

…………………………….
3.500.000,
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen

.
.,

934.750,55
753.711.009,67

Kapitaal

……… …………………….
f

42.000.000,-
Reserve

………………………………..
14.000.000,
Bouwreserve

…………………………..
3.000.000,-
Deposito’s

op

Termijn

……. . …………
..
77.551.822,74
Crediteuren

…………………………..
..

602.891.011,01
Geaccepteerd

door Derden

………………
..
34.524,38
Kassiers en Genomen Daggeldleningen
……..
..

1.301.731,49
Overlopende Saldi en Andere Rekeningen

….

..

11.997.169,50
Reserve voor Verleende Pensioenen

…….

934.750,55

S iO2.11.UU0,DI

XIs
39e Publicatie van het N. E. 1.

is verschenen

Dr H. J. Witteveen

Loonshoogte

en werkgelegenheid

Prijs f 6,—


o

(prijs voor leden en donateurs van het

N.E.I. f4,50)
Verkrijgbaar in de boekhandel en bij de uitgevers

De Erven F. Bohn N.V.

Haarlem

Abonneert U op

DE ECONOMIST

Mandb1ad onder redactie van Prof. P. Hennip–

man, Prof. P. B. Kreukniet, Th. Ligthart, Prof.

N. J. Polak, Prof. J. Tinbergen,. Prof. H.
M. H.

A. van der Valk, Prof. C. A. Verrijn Stuart, Prof..

* G. M. Verrijn Stuart, Prof. Mr. F. de Vries.

Abonnementsprijs
f
22,50; franco p. post
f
23,30;

voor studenten
f
19.—: franco per post
f
19.80.

Abonnementen worden aan’enomen door den

boekhandel en door de uitgevers

DE ERVEN F.BOHN TE HAARLEM

Economisch .- Statistische

Berichten

Adres voor Nederland: Pietër de Hoochstraat 5, Rott
1
erdam (W.)..
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408
Bankiers: R. lilees èn Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
1
4, Universiteit straat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (W.).
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.

Abonnemenisprijs, franco per post, voor Nederland f 26 per jaar, –
voor België/Luxemburg f 28 per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in franco bij de Banque de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (pei zeepost) fz6, overige landen f28 per jaar. Abonnemen-
len kunnen in gaan met elk nummer en slechts .eorden beëindigd per
ultimo van het kalenderjaar.

Aan getekende stukken in Nederland aan ,het Bijkantoor. Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.

Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven
141,
Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6).

Losse nummers 75 cents, resp.
12
B. francs.

Auteur