Ga direct naar de content

Jrg. 33, editie 1625

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 30 1948

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch
,
-vStatistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCffiN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

33E
JAARGANG

WOENSDAG 30 JUNI 1948

No. 1625

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; H. W. Lanzbers; A. J. Polak; J. Tinbergen;
F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de tVit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Me,tens; R. Miry; J. aan Tichelen; R. .Vandeputte;

F. Versichelcn.

Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde aan dit nummer.

INHOUD:

131z.

De

artikelen

van

d e z e

week

……..
503

Sommaire,

summaries

…………….
503

Enkele opmerkingen over het koersverloop ter beurze

door E.

F.

Philipp

……………………….
504

Dc Belgische oorlogsschaderegeling (II).

De herstel-

vergoedingen
door Prof. Mr J. van Houtte ……
506

Enige aspecten van de laatste ontwikkelingen van hei
Europese herstel Programma (II 1)
door E. H. van

der

Beugel

…………………………..
510

Pensioenvoorziening

pe

bedrijfstak

door

Ir J.

V.

Smit………………………………..

Aantekening:

512

11e

1 iivioeil

van

Ii et lierhewapen
i
iigsproeru in ma

in

dc Ver-
eiiiade

Stnten

op

het

prijspeil

………………….
51a

Internationale

notities:

E.11.P.

en

prestatieprlkkei.s
…………………………
510
in.ststrcven

in

liet

fluissi.sche

bedrijfsleven

…………
510

Geld-

en

kapitaalmarkt

……………………
516

S t a t
i
s t 1 e k e n
:nniilcstaten

………………………………….
517
Verkeer

cii

vervoer

in

Nederland

………………….
518

DEZER DAGEN

• uithoudings- en belastingproeven, maar de doorzetters
zijn op dreef. Flet wetsontwerp op de publiekrechtelijke
bedrijfsorganisatie is bij de Tweede KameF ingediend.
Van uitstelis dus geen afstel gekomen; op het eerste gehoor
een proeve van volhardend eclecticisme, is het ontwerp

in elk geval een zware beproeving voor de Nederlandse

taal. Voor de beoordeling der doelmatigheid zal, na

Job’s geduld, Salomo’s wijslieid zijn vereist. Een combina-
tie, die in omgekeerde volgorde een aantal Nederlandse

belastingbetalers reeds ten goede is gekomen: het Ministe-
rie van Financiën is zo wijs geweest met de inning van de
zwaarstwegende belastingen enig geduld te betrachten.
Deze twee eigenschappen hebben vooral ook de Veste-
lijke geallieerden in Berlijn zeer van node, te meer omdat
Simson’s sterkte hen daar ontbreekt. Zij spannen zich
uitermate in het in Berlijn vol te houden, waartegenover
de Russen een techniek toepassen, gelijkend
01)
die waar-
mede Odysseus aan de Cycloop het enig oog uitwreef.
In van Suchtelen’s weergave van de Odyssee: ,,zoals een timmerman met zijn drilboor een scheepshalk doorhoort,
terwijl onder hem zijn knechten aan weerskanten de riem
heen en weer trekken, zodat de boor steeds sneller draait”.
Niet elke dienaar echter blijft goed in het werk. De
Cominform heeft zich verplicht gezien Tito, de Joego-
slavische staatsleider, en zijn volgelingen uit te bannen.
Zij hebben naar de verkeerde riem gegrepen en verstoren
de gelijkmatigheid. ilun opvatting van democratie is
niet de ware. –

Zeker geldt dit voor de Londense liavenarheiders; zij
schijnen vastbesloten in hun niet-erkende. staking te vol-
harden tot het onnut einde. Voortgezette pogingen tot
overreding zijn in toenemende mate mislukt. De Engelse
premier, obstinaat in stilte, heeft met het oog op de voed-.
selvoorziening aan. de Koning verzocht de nationale nood-
toestand af te kondigen. Voor andere noden heeft Minister

Bevan, bekend om zijn koppigheid, in grote lijn zijn zin
weten door te drijven; tot medewerking aan de ,,National ilealth Service” hebben zich thans meclici, apothekers en
opticiens ‘bereid verklaard. Slechts de tandartsen blijven
nog weigerachti; hen trekt niet het boren in nationaal
verband Haast verheugend is bij zoveel grote zorgen de
aandacht door de Britten besteed aan een kleine, doch
knaende, dagelijkse zorg: een commissie is ingesteld voor
het probleem der kleiné behuizing. Devey, door de Republikeinen candidaat gesteld voor
het presidentsc(iap der Vet.enigde Staten, zal zich voor de
resultaten dezer commissie waarschijnlijk niet op korte
termijn interesseren. Erkend aanhanger van de opvatting, dat de aanhouder wint, is hij na een nederlaag hij de can-
didaatsstelling in 1944 niet in de traditionele schulp ge-
kropen; thans heeft hij ten volle zijn hoop gesteld op de
grootheid van het ,,White House”. Waar de huidige
President – door de tijdgeest bevangen ook al kracht-
dadiger in zijn woorden – nog juist de wet op de dienst-plicht, benevens een immigratiewet, uit handen van het
Congres heeft ontvangen en aanvaard.
Aanvaarding, in Indonesië is daarvan nog geen sprake.
De perseverantie is er, doch slechts in het negatieve. Thans
heft de Republikeinse Regering – in haar blokkade-
vrees wellicht gedachtig aan het 1

lollandse: wie zee houdt,
wint de reis – een mede door haar vertegenwoordigers
aangenomen voor_stel op de zeevaart verworpen.

ijt
Züutzt

ESTABLISHED 1878

An Independent Journal of Finance
and Trade

*

OBJECTI.VE
APPRAISALS

CONSIDERED JUDGMENT

IMPARTIAL OPINI.ON

*

Contains most complete range of

British economic and financial statist-

ics published in any weekly journal

*

World wide circulation

*

Annual subscription rate: (post free-

to include all supplements) £ 3:2:6

(fi 33,40)

A Special Supplensent
0fl
Economie Con-
ditions in Thè Netherlands was published
0fl
January 31. A limiterl number of this
Supptement
remain for sale.

LONDON: 51 CAJ(NON
STIiJ3IET, E.C. 4

ov
V

V
“”7

Onder volle stoom!
ederlandse goederen snellen hun

buitenlandse bestemming tegemoet.

Er is echter het één en ander aan voorafgegaan:

export is geen eenvoudige zaak. Neem daarom contact op snee

de A.B. Zij kan U waardevolle diensten bewijzen.

AMSTERDAMSCHE BANK N.V.

Naami. Venn,

Holbrndsche

Belegging- en

Beheer-Mij.

Keizersyracht 706 – Amsterdam
Anno 1930

Beheer en Âdviesgeving

voor

PENSIOENFONDSEN,

• STICHTINGEN,

ONDERNEMiNGEN

EN PARTICULIEREN

Commissarissen:
Prof. Ir. 1. P. de Vooys;
Drs. J. H. Gispen;
Mr. J. E. Scholtens.
Dir’ecf ie:
Gerlof Verwey;
Dr. F. Ph. Groeneveld;
A. C. Leeuwenburgh.

Groothandel

Weekblad voor de
internationale
handel

Heft J al eens’

een proefnummer

aangevraagd?

H. A. M. Roelants

Schiedam

N.V.

Ems

ROTTERDAMSCHE

BANK

225 VESTIGINGEN

IN NEDERLAND

CH ËQU E-

EN

BAN KGIRO-
VERKEER

Mar

IÇONINKLIIKE

KEDERLANDSCHE

I
Z
OU
TINDU
S
TRIE

Boekelo Hengelo

t

ZOUTZIEDERU

Fabriek van:

zoutzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar ‘chloor

cbloorbleekloog

[atronloo& caustic wda.

17
20

Behandeling van alle

bankzaken

* *

Bezorging van alle

assurantiën.

R. MEELS & ZOONEN
BANKIERS EN ASSURANTIE.MAKEL.AARS
AMSTERDAM
. ROTTERDAM
. S-ORAVENHGE
DELFT.- SCHIEDAM – VLAARDINGEN

30 Juni 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

503

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

E. F. Philipp,
Enkele opmerkingei over het koersverloop
ter beu,ze.

Van de kapitaalmarkt is hier te lande slechts een klein

gedeelte – ter heurze – ziclitba.r; een belangrijk deel
der transacties blijft a.h.w’. onder de oppeivlakte. Mede

daardoor zijn de krachten, die het koersverloop ter heurze

beïnvloeden, kwantitatief zeer moeilijk te ramen. Factoren

in neerwaartse richting zijn o.a. de verwachting, dat

hatidhaving der winstmarges in het bedrijfsleven allengs
moeilijker zal worden, de verminderende betekenis van
repatriëring van in het buitenland belegde gelden, de
heffingen; factoren in opwaartse richting o.a. het tekort

der overheidsfinanciën, de snelle fondsvorniing in sociale
en andere verzekeringsinstellingen. De factoren in neer-

waartse richting schijnen langzamerhand aan kracht te
winnen. Inkrimping der beursaffaire kab slechts worden

voorkomen, indien het voor buitenlands kapitaal aantrekke-
lijk zou worden, zich bij Nederlandse en Indische onder-

nemingen te interesseren door participatie in ernissies
ter beurze van Amsterdam.

Prof. Mr J.
van Houtte,
De Belgische ooriogsschaderegeiing
(II).
De herstelvergoedingen.

De ôorlogsschadevergoedingeii in België, bei’ustend op
de Wet van 1 October 1947, die aan de uitkering verschil-
lende voorwaarden verbindt, worden berekend op basis

van een stelsel van differentiële schadeloosstelling. Bij de
bepaling van de herstelvergoeding wordt rekening gehou-

den met het vermogen van de getroffene op 9 October
1944: hij gelijke schade gunstiger behandeling, naarmate
het vdrmogen minder groot is. Een ander fundamenteel
beginsel der Wet is de verplichting voor diegene, die een
lierstelvergoeding of een restauratiecrediet geniet, om op
straffe van verval de vergoeding of het crediet weder te
beleggen.

E. H.
van
der Beuel,
Enige aspecten van de laatste ont-
vikkelin gen van het Europese Herstel Pro grainma (III).

Na het totstandkomen de ,,Foreign Assistance Act
1948″ verzochten de Verenigde Staten aan de deelnemende
landen om voor het kwartaal 1 April – 30 Juni 1948

programma’s in. te dienen, waarbij aangegeven diende
te worden, welk deel van deze programma’s onder het
E.H.P. zou dienen te worden gelinancierd. De Parijse
organisatie der XVI heeft met ieze programma’s geen
bemoeienis gehad; het genoemde kwartaal is b3steed vdor
opbouw van de organisatie; die het komende werk, moet
opvangen. De fundamentele problemen van het E.H.P.

zullen dan ook pas in de eerstvolgende maanden, bij de
bewerking van het jaarprogramma en de richtlijnen voor de werkzaamheden voor de gehele vierjaarlijkse periode
van het E.FI.P., tot ,hun recht komen.

Ir J.
N.
Smit,
Pensioenvoorziening per bedrijfstah..

De ontwikkeling der C.A.O. heeft geleid tot feitelijke
bedrijfsorganisaties, welke nog geen wettelijke grondslag
hebben verkregen. 1-lierbinnen ontstaat ook de behoefte
tot het ter hand nemen van de oudedagsverzorging der
arbeiders. Voor de totstandgekomen bedrijfspensioen-fondsen is nauvelijlcs een toereikende juridische basis
aanwezig. Uitstrekking van de deelnemingsplicht tot
buiten de organisatie gebleven ondernemingen op gelijke
wijze als mogelijk gemaakt voor beppiingen van de C.A.O.,
is wenselijk. lIet Wetsontwerp van 10 April 1948 be-
doelt hierin te voorzien en geeft bovendien de mogelijk-
heid ook andere bedrijfsgenoten dan arbeiders onder de
verplichte deelneming te brengen. 1-let doet de vraag rijzen,
welke plaats de bedrijfspensioenfondsen in het toekom-stige systeem der wettelijke oudedagsverzekering zullen
krijgen.

SOMMAIRE.

E.
F.
Philipp,
Quelques as peels des récentes évolutions de la
.Bourse â 4 msierda,n.

Depuis la libération des

Pays-Bas, la Bourse des valeurs

d’Amsterdam s’est ccaract6ris6e par un mouvement â

la hausse. Toutefois, ïl y a quelques mois, la situation a
changé et les tendences
It
la baisse l’emportent graduelle-
ment. Le mouvement vers la baisse pourrait être arrêté
Si
on pouvait inspirer suffisammentde confiance
It
l’étran-
ger pour l’amener
It
participer aux nouvelles émissions
d’entreprises hollandaises ou indonésiennes.

Prof. J. van iloutte,
Le syslème beige du financensent des
doinmages de guerre (II).

La bi helge du 1 Octobre 1947 sur les dommages de
guerre manifeste deux principes importants;

l’indemnisation des dommages de guerre doit être
basée sur un système différentiel, tenant compte des
différentes natures des propriétés;

les indemnités doivent servir aux réinvestissements.

E. H.
van der Beugel;
Queiques aspects des réeents développe-
ments da P.R.E. (III).

L’organisme créé
It
Paris par les 16 pays Marshall
continue ses travaux d’installation. En conséquence,
les projets du P.R.E., parexemple, la discussion d’un
programme européen plus ou moins complet pour la période
de quatre ans, n’a pas encore été portée
It
l’ordre du jour-.

1)rJ. N.
Smit.
Les prévisions en rnatière de pension dans le
secteur industrrel et comrnercial.

Le Gouvernement néerlandais a réeemment introduit
un projet de bi concernant la fondation d’une caisse de
retraite en faveur du secteur industriel et commercial.
Cette bi comporte la participation obligatoire pour tous
ceux qui ne tombent pas sous la règlementation actuelle-
ment en vigueur.

SUMMARIES.

E. F.
Philipp,
Recent deveiopnzents on the Amsterdam
Stock Exchange.

Ever since the liberation of the Nethei’lands the Amster-
dam Stock Exchange has shown every characteristic of
a bull markt. Sorne rnonths ago, hovever, this situation
became reversed, bearish tendencies now gradually gaining
momentum. The downward movement might be stopped
if foreigo investors were induced to participate i0 nw
issues of Dutch and Indonesian entetprises.
Professor J. van Houtte..
Thé Belgian system of financing
war damage (II).

Two important principles are embodied itt the Belgian
War Damage Act of Qctober ist, 1947:
War damage indemnities are to be based upon a
differential systeni taking account of differences in pro-
perty;

The indemnities have to be re-invested.

E. H.
van der Beugel.
Recent depelopments with regard
to the E.R.P. (III).

The Paris organisalion of the sixteen Marshall-countries
is still in process of heing completed, Consequently, real
E.R.P. issues, e.g. a more or less complete European
program for the four-year peri9d, have had to wait some time before being on for discussion.

Dr
J. N.
Smit,
Pension-funds lor branches of industry
and trade.

The Dutch Government recently introduced a bill
concerning pension-funds for branches of industry and
trade embodying obligatory participation, in these funds,
for people outside the existing ‘greements.

504

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 Juni 1948
1.

ENKELE OPMERKINGEN OVER HET

KOERSVERLOOP TER BE’URZE.

De terugslag ter beurze heeft veel pennen in beweging

gebracht. In feite is het algemene indexcijfer, ria sedert
de heropening van de handel in 1946 te zijn gestegen van

135 tot 195, dus met ongeveer 44 pCt, sedert Maart ji.
gedaald tot 173, d.w.z. met circa 11 pCt, tot een peil

dat nog steeds hoger ligt dan het hoogste punt in 1947
bereikt.
rçoCll
noopt deze reactie, die ingetreden is na een
haast ononderbroken stijging van bijna twee jaren, tot

e’en hernieuwdè plaatsbepaling. –
Vele oorzaken maken het geven van een oordeel over de
te verwachten koersontwikkeling ter beurze van Amster-

dam juist nu uiterst moeilijk. Het is waar, dat men nog

steeds naar de beurs kijkt als naar een barometer, en

inderdaad mag zij nog het ceitrale zenuwstelsel van ons
economische lichaam worden genoemd, voorzover het

koersverloop de stemming in de ondernemerswereld sterk

beïnvloedt. Maar de kapitaalmarkt hier te lande kan
tegenwoordig misschien het beste worden vergeleken met
een ijsberg, waarvan slechts
een
klein stukje – ter beurze
– zichtbaar wordt, terwijl de grote massa onder de opper-
vlakte blijft. De beleggingsmarkt in overheidspapier is

goeddeels voor de beurs verloren, nu Rijk, provincies en
gemeenten, onder voorbijgaan van de Vakgroep Effecten-

handel, direct contact met de institutionele beleggers
hebben opgenomen en het Rijk zelfs de technische be-

handeling van zijp emissies in eigen handen heeft gemeend

te moeten nemen. Men zie slechts het magere restje der
thans nog officieel genoteerde provincie- en gemeente-
leningen en de nog magerder omzetten, die daarin tot

stand komen. Hetzelfde geldt weliswaar in geringer, maar toch in beduidende mate voor de credietbehoefte op lange

termijn van ondernemingen, daar de onderhandse lening
bij verzekeringsmaatschappijen sedert enige tijd in zwang

is gekomen. In tegenstelling tot de Engelse verzekerings-
maatschappijen, die in dergelijke gevallen plegen te vol-

staan met het nemen van een belangrijk deel van leningen,
doch het restant ter beurze laten emitteren, waardoor

notering wordt gemaakt en de verhandelbaarheid voor de
toekomst gewaarborgd is, hebben de Nederlandse instel-

lingen tot dusverre heel w’at leningen met huid en haar
ingeslikt, waarbij de o.a. tengevolg6 hiervan minder repre-
sentatief wordende koersen van de w(.
,
l reeds ter beurze
genoteerde leniiigen als richtsnoer voor de condities dienen.
Grote omvang heeft stellig ook de financiering uit eigen
winst aangenomen, nu steeds meer vennootschappen
zich als publieke organen gaan beschouw’en en meer be-

dacht zijn op de verzekering van de côntinuïteit van eigen
béstaan dan op de belangen der tegenwoordige aandeel-
houders.

Een belangrijk deel van de transacties op de kapitaal-
markt wordt zodoende 6m de beurs heen geleid en blijft
als het ware onzichtbaar onder de oppervlakte.

Bedenkt men nu, dat in deze jaren abnormaal hevige
krachten in beide richtingen op de kapitaalmarkt inwerken (voorbeelden: het deficit der overheidsfinanciën, de repa-

triëring van buitenlandse beleggingen, de vermogens-
heffingen), en dat naar verhouding beti’ekkelijk geringe
verschuivingen in de massa van de ijsberg scherpe fluctua-
ties van het ter beurze zichtbare gedeelte zouen kunnen

veroorzaken, dan kan men bewondering hebben voor de
ordelijke wijze, waarop de beurs tot dusverre heeft ge-
reageerd.

De krachten, die de kapitaalmarkt beïnvloeden, zijn
kwantitatief moeilijk te ramen. Dit moge bijv. blijken uit
het feit, dat de autoriteiten zich in de schatting van de opbrengst der Vermogensheffingeh met ongeveer één
derde hebben vergist. Te betreuren valt, dat de als uit-
gangspunt zo waardevolle cijfers van het van September
1946 daterende Centraal Economische Plan 1947 nooit in
het openbaar aan de werkelijkheid zijn getoetst, en dat

het Centrale Plan voor 1948 nôg niet kon worden gepubli-

ceerd. Onze kennis blijft hierdoor fragmentarisch en men

is aangewezen op partiële gegevens, die te hooi en te gras

in de kamerstukken, de Derde Deviezennota, het verslag
van De Nederlandsche Bank e.d. worden verstrekt. Daar

komt bij, dat .niet alleen de hoegrootheid der krachten

van belang is voor het beursverloop, maar ook hun op-
treden
in het tijdsaerl aap.
Indien bijv. de inflatoire invloed
van het begrotingsdeficit enerzijds, en de deflatoire invloed

van credieten en Marshall-leverantjes anderzijds, in 1948

precies tegen elkaar zouden opwegen, dan nog blijft het
de vraag,
in welke maanden
deze factoren optredeh: Ook
als men aanneemt, dat bijv.
2/3
van de vermogensheffingen
dit jaar zal wordengeïnd en dat ongeveer 20 pCt daarvan
in de vorm van vrij geld zal worden voldaan, is het niet

onverschillig, dt deze onttrekkingen vermoedelijk vooral

in de kémende maanden zullen plaatsvinden.

Krachten in neerwaartse richting.

Na aldus enkele moeilijkheden te hebben aangestipt,
verdient het, mede in verband met de bijzonder grote

foutenmarge, die in acht moet worden genomen, de voor-

keur slechts in het algemeen te wijzen op enkele factoren,
die thans hun invloed doen gelden. Eerst een aantal facto-
ren, die de tendens hebben de markt in
benedenwaartse
richting te beïnvloeden. Daar is dan in de eerste plaats het feit, dat in de jarenl946 en 1947 door tal van ondernemin-
gen abnormaal gunstige resultaten zijn behaald, zowel ten

dele verband houdende met de afwikkeling vaii gedurende
de oorlog geaccumuleerde baten als tengevolge van de
goederenschaarste in binnen- en buitenland. Het is waar,

dat door verbetering van de arbeidsprestaties en door uit-

breiding en installatie van moderner outillage op sommige
punten een verdere verbetering mag worden verwacht,

doch daar staat tegenover, dat de kosten in het algemeen
nog voortdurend stijgen en dat hijv. in de export de hand-

having der winstmarges allengs moeilijker zal worden.

Een deel van de behaalde winsten zijn voorts schijnwinsten

gew’eest in de vorm van conjunctuurwinst op voorraden
of van verbruik van installaties, die slcchts tot veel hogere

prijzen kunnen worden vervangen, hetgeen grotendeels
eerst kan geschieden na betaling van zware belastingen, al wordt op nieuwe investeringen versnelde afschrijving
door de fiscus toegestaan. Financiering uit éigen winst
zal dan ook vermoedelijk in de komende periode minder

vlot verlopen. De waardevermindering van het ruilmiddel
werkt slechts langzaam door en zal zich niet alleen in
gunstige
zin voor reeds bestaande ,,Sachwerte” uiten:
scherp onderscheid zal moeten worden gemaakt tussen
ondernemingen, die in staat zijn hun uitrûsting op peil te

houden of zelfs uit te breiden uit reeds aanwezige of zelf verdiende middelen, en die, welke genoodzaakt zijn voor deze doeleinden een beroep op geldgevers te doen. Alles
bijeen genomen is het waarschijnlijk dat van nu af aan de
ontwikkeling der winsten een meer uiteenlopend beeld zal
gaan tonen en dat alleen uit dezen hoofde dus reeds
sprake zal zijn van een meer selectieve koersontwikkeling
van individuele fondsen.

In 1947 heeft een massale beweging plaats gevonden,
die ook thans nog, zij het op mindere schaal, voortgang
vindt, nl. de repatriëring van vroeger in het buitenland
belegde gelden en de herinvestering daarvan op de locale

markt. Deze beweging, die de transformatie inluidt van de
internationale kapitaalmarkt naar de locale beurs, heeft
voorbijgaand een grote activiteit teweeggebracht, ook
• al blijven de omzetten, gemeten naar het beurszegel. in

guldens, zelfs ondanks deze élechits eenmaal voorkomende
omzetting nog beneden die van normale vooroorlogse
jaren i).

‘) Opbrengst beurszegel 1936

t 5.900.000

1937

t 9.000.000

1938

t 4.400.000

1947

t
2.866.000

4 rnnd. 1948

t 2.229.000

30 Juni 1948

1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

505

Blijkens de Derde Deviezennota werd in 1947 gelicui-
deerd aan buitenlandse saldi f 500 millioen en buitenlandse

effecten f 430 millioen, samen f 930 millioen. In 1948

worden volgens dezelfde nota, en met inbegrip van f 125

millioen inschrijvingen door buitenlanders op binnenlandse
emissies, slechts 1 339 millioen uit dezen hoofde verwacht,

een vérschil van ongeveer f 600 millioen, hetgeen méér

is dan vroeger in totaal gedurende een geheel
jaaraan
be-

sparingen ter beschikking kwam. Daar komt nog hij,
dat, voorzover liet dollarfondsen betreft, de opbrengst
van een groot deel terstond wordt gebonden door inschrij-
ving op de binnenlandse dollarlening en mitsdien niet meer

ter beschikking komt voor belegging in aandelen, m.a.w.
een in het vorige jaar,,nog zeer belangrijke. kapitalbron

voor het bedrijfsleven is geleidelijk aan het opdrogen.
Tengevolge van liet heersende belastingsysteem kunnen
particuliere besparingen in 1948 evenmin als vorig jaar

een noemenswaardige rol spelen bij de kapitaalverschaffing

aan het bedrijfsleven.
Vat de netto-investeringen van het bedrijfsleven betreft,

is niet bekend of de raming hiervoor in het Centrale Plan
1947 van ongeveer 1 1,4 milliard juist is gebleken. Wegens

de opvulling der voorraden, die verleden jaar in het al-
gemeen heeft plaats gevonden, bestaat de indruk, dat dit
bedrag wel enkele honderden millioenen hoger kan hebben
gelegen. Dit jaar zal de voorraadbeweging waarschijnlijk
omgekeerd verlopen, omdat door de dollarschaarste enige
intering plaatsvindt: Al zouden de netto-investeringen

daardoor dit jaar lager worden, dit neemt niet weg,’dat
reeds thans het door. emissies van ondernemingen opge-
nomen bedrag in 1948 hoger is dan het totaal der emissies
in 1947
2).
Dit kan als symptoom gelden van de grenzen
dei’ ,,zelffinanciering”. Ook al zouden de investeringen dit
jaar iets geringer zijn, het ziet er naar uit dat de vermin-

dering van de door repatriëring voor herbelegging be-
schikbaar komende gelden en de aderlating ter voldoening
der heffingen belangi-ijker zullen zijn, zodat de verkrapping
van de markt voor nieuwe emissies, welke valt waar te
nemen, wellicht geen voorbijgaand verschijnsel zal zijn.
De dividendstop dwingt bovendien succsvolle onder-
nemingen geld in kas te houden, ook al heeft men dit niet
direct voor eigen financiering nodig en dient in die gevallen
als hindernis op de weg van besparing naar investering,
in plaats van de doorstroming te bevorderen.

Krachten in opwaartse richting.

Vermelden wij thans de krachten, die in
op(vaartse

richting op het koersniveau inwerken. In de eerste ‘plaats
valt hier te noemen de nog steedi voortdurende abnormaal
snelle fondsvorming in sociale en anders verzekeringsinstel-
lingen, tengevolge van wettelijke maatregelen en van de f is-
caal begunstigde aanpassing van pensioen- en’voorzienings-
fondsen aan het gestegen loonpeilen de gedaalde rente-
voet. Deze invloed deed zichook reeds in 1947 gelden en
is dus
geen nieuw
verschijnsel. Nieuw wordt de accumulatie
van middelen in de tot. stand gekomen bedrijfspensioen-
fondsen. Al dit geld zoekt intussen overwegend belegging
in vaste rente-dragende fondsen en vooralsnog staat
dus slechts een gering deel daarvan ter beschikking voor
het fourneren van risicodragend kapitaal, welke omstandig-
heid eerder werkt in de richting van een grotere marge
tussen de rentevoet voor obligaties en het rendement op
aandelen, nadat deze marge in de laatste jaren door de
aversie van het publiek tegen obligaties en de drang tot
omzetting in aandelen sterk is ingekrompen.
De belangrijkste hausse-factor blijft natuurlijk het te-

) Emissies van het bedrijfsleven (nieuw geld):
‘947

1948
(Jan.—+ Juni)
Aandelen
………………..
t

99.343.000

t 364.900.000*)
Obligafle

………………..
144.867.000

,.

81.900.000

t 244.210.000

t 446.600.000)
) exclusief t 125 millioen door buitenlanders op de emissie
Koninklijke ingeschreven.

kort der overheidsfinanciën, hetvelk volgens de begroting
circa f1,6 milliard ioubedragen. Dank zij de ruim vloeiende

belastingopbrengsteri zal dit misschien wel iets lager komen
te liggen, maar liet blijft een zo massaal verschijnsel, dat

heI de twijfel levendig houdt of de waardevermindering.

van de gulden reeds in voldoende mate in het prijzenstelsel

tot uitdrukking is gekomen. In dit opzicht neemt ons

land thans in West-Europa een ongunstige uitzonderings-

positie in.
Van overheersend belang voor het gehele marktbeeld

zal dan ook o.i. de vraag zijn, welk gebruik gemaakt zal

worden van de guldens, die de binnenlandse kopers voor
de Marshall-goederen zullen betalen. Indien deze middelen
niet aan het verkeer zouden worden onttrokken en aldus
als tegenwicht tegen de infiatoire invloed van het deficit
zouden dienen, dan zou de hausse-tendens ongetwijfeld

weer doorbreken, vrijwel ongeacht hetgeen elders plaats-

vindt. Onze autoriteiten hebben hiermede – tezamen

met de Amerikaanse administratie – een krachtig middel
voor marktbeheersing in handen.

*

Maar al krijgt onze beurs allengs meer en meer het karak-
ter van een locale markt, toch kan men haar niet geïso- –
leerd van de conjunctuur in het buitenland bekijken.
Verschillende onzer leidende ondernemingen zijn geen
Nederlandse maar wereldzaken. Andere, zoals de scheep-
vaartfondsen, zijn ten volle afhankelijk van de situatie op

de wereldmarkt. De gevolgen van een economische unie
der Beneluxlanden zijn nog niet te overzien. Weliswaar
kan deze op de duur niet anders dan voor alle betrokkenen
gunstig zijn, doch het onmiddellijke effect zal voor de
onderscheiden takken van bedrijf zeer verschillend uit-

vallen. Een blik
01)
de koersei, die voor obligaties in België
gelden, duidt er op, dat diepgaande verschillen ook in
beleggings- en financieringsgewoonten zullen moeten
worden overbrugd. Vele Belgische ondernemingen hebben,
vermoedelijk ondet- invloed van devaluaties in het verleden,
veel meer met vreemd geld ge’erkt dan hij ons gebruike-
lijk is, zodat in de obligatierente daar te lande een zekere
risicopremie begrepen is. Ook de sociale fondsvorming
is daar minder ontwikkeld dan ten onzent.
Wat de werelciconjunctuur betreft (als daarvan nog kan
worden gesproken) moet worden volstaan met de nuchtere
opmerking, dat wij weer een jaar verder zijn met de be-
vrediging van de opgestuwde vraag naar goederen, dat de
productiecapaciteit overal met kracht wordt uitgebreid,
en dat de fundamentele onvenwichtigheden, die door de

oorlog ontstaan zijn, pas langzamerhand ten volle aan de dag treden. Er zijn reeds tekenen, die tot voorzichtigheid. manen, al kunnen hernieuwde hewapeningsprogramma’s
de moeilijkheden verder naar de toekomst verschuiven.
Voor Ôns land gunstig isin elk geval het vooruitzicht,
dat onze contacten met Indonesië en Duitsland in de toe-komst zullen verbeteren, omdat het
slechter
dan in de ver-
streken periode bijkans niet kan! Door de onzekere toe-
stand in Indi was dit terrein voor serieuze belegging tot
dusver vrijwel uitgevallen, waardoor de keus beperkt bleef tot industrie, scheepvaart en oliewaarden. In de
huidige constellatie zou een verbeterde stemming ten op-
zichte van Indonesië de aandacht voor de industriële
fondsen waarschijnlijk verzwakkem
rr
rac
ht
en
wij nu uit al deze overwegingen een conclusie
te trekken, dan kan men stellen, dat enkele der oude
factoren, die in opwaartse richting werkten, blijven door-
werken, doch dat andere langzamerhand aan kracht ver-
liezen, terwijl de factoren, die in neerwaartse richting
werken, allengs aan kracht schijnen te winnen. Wellicht zal te midden van alle onzekerheden op de duur door de
beleggers weer meer aandaht worden gewijd aan het be-
lang van een goed verdeeld bezit en van het aanhouden van een behoorlijke liquiditeit om van zich voordoende
gelegenheden gebruik te maken. Het zou teleurstellend

506

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

0 ‘Juni 1948

zijn, indien ondanks alle
contrôles
zich dnverhoopt een

situatie zoïjvoordoen, zöals wijdie uit de conjunctuur-
omslag in het verleden kennen, ni. dat de middelen

komen te ontbreken voor de financiering van haifvoltooide

industriële projecten. –

Voor de nietzeer verwijderde toekomst valt een geduhte

inkrimping van de beursaffairo tevrezen, tenzij de voor-

vaarden kunnen worden verwezenlijkt, die het voor buiten-

lands kapitaal aantrekkelijk zouden maken zich.bij Neder-
landse en Indische ondernemingn te interesseren (loor

participatie in emissies ter beurze.van. Amsterdam, zoals

dit in dc twinhiger.jaren in grote stijl van Engelse zijde

is geschied. –

Amsterdam.

,

.

E. F. PIIILIPP.

DE BELGISCHE OORLOGSSCHADE-

REGELING
-(II).

De herstelvergoedingen.

Alleen de materiële en zekere schade, die rechtstreeks

toegebracht werd’dooi oorlogshandelingen aan lichamelijke

goederen, roerende of onroerende, op Belgisch grondge-

bied, na 27 Augustus 1939
1).,
zal aanleiding geven tot

financiële tussenkomst van de Staat
2)

Wordt’ dus uit het toepassingsveld van de wet van 1.
October 1947 gesloten, schade zoals: verlies van cliëntele –

ten gevolge van gedwongen evacuatie, winstderving

-vloOiende bijv. uit de onmogelijkheid een geteisterd eigen-
dom te verhuren, zuiver monetaire verliezen, verlies van

schuldvordèringen, effecten, enz.
3).

-Als oorlogshnde1ingen worden beschouwd ‘niet a1leen

de eigenlijke krijgsverrichtingen, maar ook-de zgn. e-

zettingsdaden (zoals het wegnemen van meubelen, mate-
riaal én voorraden door de bezetter), de sabotagedaden, de,

a)tnslagen gepleegd tegen private eigendommen dank zij

de ontreddering van de openbare besturen
4),
de gedwongen

evacutie enz. –
De Belgische opeisingen, zowel burgerlijke als militaire,

alsook de opeisingen voor de geallieerde legers, worden
vergoed op grond van bijzondere wetten en de wet van
1 October 1947 is er bijgevoig niet op toepasselijk. De
ôpeisingen door de vijand worden integendeel als oorlogs-
schade beschouwd, voorzover de eigenaar nog niet uit
dien hoofde werd• vergoéd. Zij zullen trouwens in geen

geval vergoed worden voor een bedrag hoger dan hetgeen
de’ eigenaar zou ontvangen hbbben indien de opeising van
de Belgische militaire overheden ware uitgegaan (art. 8).
De tussenkomst van de Staat voor de herstelling van de
oorlogsschade – onverschillig of deze tussenkomst ge-
schiedt door betaling van een herstelvergoeding dan wel
door het toekennen van een restauratiekrediet – grijpt

alleen plaats indien de geteisterde zekere voorwaarden
vervult van * eigendom, burgertrouw en nationaliteit.

• Eigendom.
Het recht op staatstussenkomst ontstaat

‘in h ofde van hem – physieke persoon of juridisch wezen
– di&ten dage van het schadegeval eigenaar was van het
geteisterd goed. Huurders en vruchtgebruikers worden
dus principieel niet schadeloosgesteld voor het verlies

van hun genotsrecht.
Burgertrouw.
De wetgever heeft. geoordeeld geenrecht
op de staatstussenkomst – die, zoals hoger bewezen,

door het solidariteitsbeginsel is gemotiveerd – te moeten


toekennen aan personen wier gemis aan burgertrouw
‘tijdens de bezetting blijkt uit een definitieve veroordeling
– of administratieve maatregel, noch aan rechtspersonen

‘) Datum waarop het
Belgisch
leger
op
oorlogsvoet werd gebracht.
‘) Voor nadere hijzonderhedencfr. J. van Houtte,
O.C.
‘)-Een speciale regeling geldt voor het verlies door oorlogsteiten
van titels aan toonder:
B.W. 18
Mei
‘1945.
)
De,toepassing van het’ Decreet van
10
Vendémiaire
T. IV,
dat voor dergelijke gevallen de verantwoordelijkheid van de ge-
– meente voorziet, werd voor de duur van de vijandelijkheden geschorst
door de ‘Vet van
17
Mei
1947.

waarvan de Staat bewijst dat zij voordeel hebben gehaald
uit de onvaderlandse houding van een veroQrdeelde

beheerder, zaakvoerder of directeur (art. 5-7).
Zoals na de oorlog 1914-1918 wordt

het voordeel van de staatstussenkomst vodr het herstel
van de oorlogsschade in principe voorbehouden aan de

gesinistreerden welke de Belgische nationaliteit bezitten,

tevens ôp de dag van het schadegeval en op 10 November

1947, datum van de ‘inwerkingtredingvan de wet (art. 3).

– De nationaliteit; van een rechtspersoon w

ordt, naar

de criteria van )iet gemeen recht, bepaald door de wet
waaronder hij werd opgericht en door de ligging van de

maatschappelijke zetel. Maar daarenboven eist de wet van

1 October 1947 – zoals trouwens de wetten van 1919-

1921 – als voorwaarde voor de staatstussenkonist voor cle

lierstelling van geleden oorlogsschade:

– wat betreft de verenigingen, dat zij zouden samen-

gesteld zijn uit een meerderheid van Belgische stadts-

burgers;

– wat betreft de vennootschappen, dat de meerder-

hieid der kapitalen onderworpen aan het regime van de

vennootschap zouden toebehoren aan natuurlijke of juri-
dische personen van Belgische nationaliteit.

Deze voorwaarden moet de rechtspersoon vervullen

gedurende gans de tijd verlopen tussen het schadegeval en

10 November 1947.
De principiële uitsluiting van. de vreemdelingen uit het

voordeel van de herstelvergoedingen ontmoette men tot

nu ‘toe in het oorlogsschaderecht van alle landen – behalve

van deze, zoals Engeland
(lVar Damage Acts 1941-1942-

1943)
waar de herstelling op het principe van de verplich-
te onderlinge verzekering is georganiseerd. Zij wordt

voorgesteld als het noodzakelijk gevolg van het beginsel

van de solidariteit onder de leden van eenzelfde politieke

gemeenschap.
De wet van 1 October 1947 voorziet w.t.v. de mogelijk-

heid in België gesinistreerde vreemdelingen op. gelij ken
voet te stellen als Belgische staatsburgers, op grond van
internationale overeenkomsten. Een. akkoord met Frank-

rijk werd, na de eerste wereldoorlog, gesloten op 9 October
1919. liet lijdt geen twijfel dat nu ook, in ‘t bijzonder met

Nederland, dergelijke overeenkomsten niet lang zullen

uitblijven.
liet recht van de gesinistreercle
01)
financiële staats-

tussenkomst is vatbaar voor overdracht, zowel onder de

levenden als uit oorzaak des doods. De wetgever heeft
evenwel zekere misbruiken willen voorkomen, welke zich
na de oorlog 1914-1918 hadden voorgedaan, zakenkan-toren en particulieren, speculerend op de onwetendheid
en de nood van de geteisterden, hadden toen soms deze
rechten tegen spotprijzen afgekocht en nadien vaak aan-

zienlijke vergoedingen geïncasseerd.
Derhalve werd nu ëen verschil gemaakt naar gelang de
overdracht van rechten op oologsschadevergoeding plaats-
grepen vôdr of na 10 November 1947. De afstand die vdÔr
dien datum geschied is bood ontegensprekelijk een specu-
latiefkarakter: het voorwerp ervan was geen recht onder
schorsende voorwaarde, maar een loutere hoop, want
niemand kon met zekerheid bevestigen, ten tijde van het

sluiten van het contract, dat de wet in de toekomst aan
bverdrager èn cessionair een vergoeding zou verlenen voor
de schade door de oorlog teweeggebracht, noch
ajortiori
onder welke vorm en voorwaarden deze vergoeding zou
worden toegekend. De afstand zal dan slechts uitwerking

hebben tegenover de Staat tot het bedrag van de voor de
afstand van het eventueel recht op schadevergoeding
betaalde prijs, en maximum tot het bedrag van de schade-
waarde per 31 Augustus 1939.
De overdracht van het recht op staatstussenkomst, na 10 November 1947, biedt hetzelfde speculatief karakter
,
niet meer, daar de eigenaar, althans bij benaderiiig, het
bedrag van de vergoeding, welke hij mag verhopeu, be-rekenen kan. Zij heeft dus volle uitwerking tegenover de

30 Juni 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

507

S Laat, maar moet niettemin geautoriseerd worden door de Provinciale Directeur voor oorlogsschade of door de Com-

missie van Beroep, al naar gelang de afgestane rechten –

w’aarde per 31 Augustus 1939 – beneden of boven de
50.000 Frank zijn geschat (art. 50).

Bij afwijking van deze regelen zal de cessionair alle

rechten van de overdrager op financiële tussenkomst
genieten tegenover de Staat – de afstand geschiedde vöôr

of na 10 November 1947, met of zonder de toelating van de

Provinciale Directeur voor oorlogsschade of van de Com-

missie van Beroep – in een aantal gevallen waarin de

afstand, naar alle w’aarschijnlijkheid, zonder speculatieve
bedoelingen is geschied, zoals: schikking onder familie-

leden, openbare verkoop van het geteisterd goed om uit

onverdeeldheid te treden, inbreng in vennootschap of

vereffenirig van een rechtspersoon (art. 51)
5).
De oorlogsschadevergoeding is niet vatbaar voor be-
slagneniing, behalve indien de gesinistreerde reeds vôdr het

toekennen vait de vergoeding herbouwd heeft of ‘ontslagen

wordt van de verplichting weder te beleggen (art. 53).

Waarin bestaat nu de oorlogsschadevergoeding na’

de Belgische wet van 1 October 1947?
Nadat het principe van de integrale vergoeding voor
alle opgelopen oorlogsschade, zonder onderscheid, om
financiële en andere redeneni werd verworpen, gaf het
Parlement de voorkeur aan een stelsel van differentiële

schadeloosstelling, dat we eerst zullen samenvatten als

volgt:
I. Uitsluiting van de betrekkelijk geringe schade

(Vrijstelling).
Behoudens de (vrij talrijke) gevallen waarin de ge-

sinistreerde integrale vergoeding geniet, w’ordt een fractie
van de schade (bepaald naar (le vermogenstoestand van
de geteisterde) niet vergoed
(Abauement).
I)e herstelvergoeding is gelijk aan de waarde van de
schade per 31 Augustus 1939, na aftrek van het ahatte-
ment, vermenigvuldigd met een coëfficiënt dat varieert:

a. volgens het netto-vermogen van de gesinistreerde
op 9 October 1944; h. voor geteisterden uit dezelfde
vermogenscategorie, volgens de omvang van de schade.
Verschillende vergoedingsregimes zijn voorzien, naar
gelang het gaat om onroerende goederen van nature
(waarmede schepen ep boten in de regel worden gelijk-gesteld) — huisnieubelen en klecleren – onroerende goe-deren door bestemming en roerende goederen dienende
tot hedrijfsdoeleinden – en stocks.
Nooit kan de herstelvergoeding meer bedragen dan
de werkelijke kost van wederopbouw of herstel ,,onder

aanneembare voorwaarden” van de vernielde of bescha-
digde goederen (art. 9, § 4).
Door de
QriJstelling
heeft de wetgever de staatstussen-
komst willen uitsluiten voor de menigvuldige schade-
gevallen waarin het verlies niet zo groot is, dat de gesinis-
treerde werkelijk financiële hulp van de gemeenschap

behoeft.
Voor het bepalen van de geringe, niet te vergoeden,
schade, past de wet tevens een absoluut en een relatief

criterium toe.
Absoluiet.eriterium.
Er wordt geen vergoeding toege-

kend, wanneer de globale oorlogsschade geleden door een
persoon – behalve in geval van onve?mogen.6) – niet
meer bedraagt dan 3.000 Frank (waarde per 31 Augustus
1939) (art. 8, § 2).
Relatief criLeriem.
Er wordt geen .vergoeding toegekend
wanneer de globale schade voor ééhzelfde geteisterde (waar-
de per 31 Augustus 1939) zekere maxima niet overtreft,

vergeleken met het netto-vermogen op 9 October 1944.

‘) J. van Houttc, ,,Afstand van het, recht op Staatstussenkomst
voor herstel van dc oorlogsschade”, ,,Tijdschrif t voor Notai-isseit”,
1948, 33-40.
6)
De ,,staat van behoefte”, in de zin van art. 8 van de wet van
1 October 1947, werd bepaald hij Besluit VsndeRegent van 12
Januari 1948.

1

..

. –

voor gctcistei-
den uit Categorie
met
een netto-vermo
n o

9-10-l’
beneden:

Fr.

3.000
A
Fr.

200.000
10.000
B
.,

50°.000
20.000
C
,,

1.000.000
50.000
100.000
1)
E

.
,,

2.000.000
,,

5.000.000
200.000
F
,,

10.000.000
500.000
&
,,

20.000.000
1.000.000
1-1
,,

50.000.000
3
%
van het vermogen.
1
hoven

50.000.000

Logisch moest dan niet enkel een vrijstelling, maar ook

een
abatiernent
worden voorzien. M.a.w. een fractié van de

schade, gelijk aan het bedrag waarvoor de Staat geen
herstelvergoeding verleent, zal in elk geval door- de ge-
sinistreerde worden gedragen, ook dan wanneer het

totaal van de door hem opgelopen oorlogsschade meer

beloopt dan de som waarvoor er vrijstelling is. Uitzonde-
ring wordt enkel gemaakt in geval van integrale vergoe-

ding. 1-let abattement is forfaitair berekend volgens ver-

mogenscategorie (zie tabel hierboven). Enkel voor de

zeer grote vermogens, ni. deze boven 50.000:000 Frank
(categorie 1) wordt het berekend naar het netto-vermogen

per 9 October 1944.
De raming’ van de schade moet altijd geschieden op
basis van de normale prijzen op 31 Augustus 1989. De op
31 Augustus 1939 te bepalen waarde is (voor de gebouwen)
niet deverkoopwaarde, maar de prijs van de wederopbouw

in de staat vöör het schadegeval, – (voor de nijverheids-
uitrusting en grondstoffen.) de commerciële waarde van
aankoop, – (voor koopwaren en producten gefabriceerd
door de geteisterde) de commerciële verkoopwaaMe,

winst uitgesloten. Van het bruto-bedrag van de schade
moet een aftrekking worden toegepast ,,uit hoofde van
economische en materiële ouderdomssleet vôôr het schade-
geval, rcuperatie van afval, oud-ijzer, wederbruikbare
materialen en elementen, wrakken, geredde waren, enz”.

(art. 9, § 1). –
De vergoeding is – behalve voor huismeubelen en
klederen – altijd gelijk aan de waarde 1939 van de schade, vermenigvuldigd dooi’ een veranderlijke coëfficiënt,
Die coëfficiënt moet, in bepaalde gevallen, op zulke

wijze berekend worden, dat de gesinistreerde het integraal
hei’stel geniet, m.a.w. dat de vergoeding er toe strekt ,,het
onroerend goed in de staat te herstellen, waarin het zich
ou bevinden, moest het geen schade geleden hebben”
(art. 9, § 1). De coëfficiënten zullen derhalve moeten vast-
gesteld worden naar gelang van het prijzenniveau op de
plaats en rond de tijd waarop de wederopbouw geschiedt.
liet voordeel van de integrale vergoeding wordt .niet,
als algemene regel, aan alle gesinistreerden toegekend.

Maar, ofschoon de wetgever -veel voorzichtiger is geweest
in 1947 dan in 1918, zullen niettemin een groot deel van de geteisterden dat gunstregime genieten.
Eerst noemen wij de krijgsgevangenen en politieke

gedetineerden, voor alle materiële schade.— waarbij ook
het verlies van weeldegoederen envan geld gerekendwordt
– die het rechtstreeks gevolg is van hunne arrestatie en

gevangenhouding (art. 11). Ten tweede, de dnroerende schade, onder limitatieve

voorwaarden:

.
De integrale vergoeding wordt enkel vöorzien voor
gesinistreerden uit vermogenscategorie A, t.t:z. voor
gesinistreerden die niet meer bezaten dan 200.000 -Frank
netto per 9 October 1944.
Verder mogen deze gesinistreerden, op 9 October1944,
geen onroerende goederen bezitten waarvan •de globale
verkoopwaarde, op 31 Augustus 1989, en in hun toestand
véée het schadegeval, na aftrek van de verkoopwaarde
van het terrein hoger was dan 80.000 Frank. -Dit laatste bedrag moet verhoogd worden met 5 -pCt per bloedver-
want in de opgaande linie of kind ten laste en bij ‘de-ge-
sinistreer4e inwonend op het ogenblik van het schade:.

geval (art. 9
1
§.1).

508

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 Juni 1948

3. En tenslotte moet de vergoeding worden aangewend
tot wederopbouw van een gebouw, dat de gesinistr.eerde

dient tot woning.

C.
Een, derde geval is er nog waarin de gesinistreerde,

onder zekere voorwaarden, het voorrecht geniet van het.

integraal herstel, nl. dat van de wederopbouw van een boot

die de eigenaar tevens tot woning dient (ibid.).

Verwacht wordt, dat ruim 50 pCt van de gesinistreerden

in België het regime van de integrale vergoeding zullen

genieten. Zulks betekent niet dat de helft van de oorlogs-

schade, in waarde uitgedrukt, integraal vergoed wordt op

kosten ian de Staat.

De algemene regel in de wet van 1 October 1947 is de

beperkte en differentiële staatstussenkomst voor de her-

stelling van de oorlogsschade.

Behalve voor huismeubelen, klederen en,huisgerief –

waarvoor een regime van forfaitaire ,,mobilaire eenheden”
is voorzien
7),
en voor de stocks – waarvoor de herstel-

vergoeding beperkt is op de waarde per 31 Augustus

1939, is de herstelvergoeding in principe gelijk .aan de

wâarde.van de schade op 31 Augustus 1939 (na aftrek

van het abattemenij, vermenigvuldigd overeenkomstig
artikel 9 (tabel hieronder), met een coëfficiënt, die bepaald

is naar de vermogenscategorie waartoe de gesinistreerde

behoort en, voor gesinistreerden uit éénzelfde vermogens-
categorie, per schijf, naar de omvang van de schade:

Vergoedingscoëfficiënt volgens Qèrmogen oø 9-10-1944

Schijven der schade
A
B
C
T)
E
F
G

Otot

3
0 0 0 0
0 0
0
0
3

,,

10
3,5
0
0 0
0 0
0
0
10

20
3,5
3,4
0 0
0 0 0
0
20

50
3,5 3,4
3,2
0
0 0 0
0
50

,,

100
3,5
3,4
3,2
,5
0
0
100

200
3,5
3,4
3,2 2,5
.
0
0
0
200

,,

500
3
3
2,9 2,9
2,1 ,9
0
500

,,

1.000
3
3
2,9
2,5
2,2
2
1,8
0
1.000

2.000
2,6
2,6
2,6 2,6 2,3
2,1
1,9
1,7
2.000

5.000
2,4 2,4 2,4 2,4 2,6
2,2
2
1,8
5.000

,,

10.000
2,3
2,3 2,3
2,3 2,3
2,4
2,1
1,9
10.000

20.000
2,2
2,2
2,2
2,2
2,2
2,2
2,3
2
20.000

50.000
2,1
2,1 2,1 2,1 2,1 2,1 2,1
2,2
50.000 en meer
2
2
2
2
2
2
2
2

Voor de geteisterden van de laatste categorie (50.000.000
Fr. en meer netto-vermogen) is de herstelvergoeding gelijk
aan de waarde van de schade op 31 Augustus 1939, waarop een verhogingscoëfficiënt wordt toegepast, bepaald volgens

onderstaande tabel:

Schijven
van het vermogen
Vergoedings-
voorgesteld
door de schade
Coëffici6nt
Van
Ot.ot
3%

……………………
0
Van
3
tôt

6

%

……………………
1,6
Van
6
tot

10

%

……………………
1,7
Van
10
tot

25

%

……………………
1,8
Van
25
tot

50

%

……………………
1 , 9
Van
50
%

en

meer

………………….
2,1

In de regel past men op het geval van verlies of beschadi-
ging door oorlogshandelingen van schepen en boten dezelfde principes toe als voor de herstelling van de
oorlogsschade aan onroerende goederen van nature. Er
valt evenwel op te merken, dat de schade aan zeeschepen
meestal buiten het toepassingsveld zal vallen van de
wet van 1 Octôber 1947. Een Koninklijk Besluit van 7

Augustus 1939, genomen ter uitvoering van de Wet van
16 Juni 1937, heeft immers een ,,Vereniging voor Onder-
linge Zeeverzekering tegen Oorlogrisico’s” (V.O.Z.O.R.)
ingericht, w’aarbij verplichtend moesten aangesloten w’or-

den alle handelsschepen, vissersboten, sleepboten en hag-
gerzeeboten varende onder Belgische vlag. Een Besluit-
wet van 27 Februari 1947 heeft t.a. op definitieve wijze
de vergoeding geregeld van de schade geleden door de

vaartuigôn, verplichtend aangesloten bij de V.O.Z.O.R.
Deze definitieve regeling ,,sluit elke vordering uit vanwege

‘)
De omvang en de waarde der .,mobilaire eenheden” werd
vastgesteld hij Besluit van de Regent van 27 Maart 1948.

de reders onder dekking van de algemene wet op de oor-
logsschade”.

De schade, toegebracht door oorlogshandelingen aan

roerende goederen, onroerend geworden door bestemming,

of voor bedrijfsdoeleinden bestemd, wordt vergoed op

volgende basis: behoort de geteisterde tot vermogens-

categorie A, dan wordt de waarde 1939 van de,schade,

na aftrek van het abattement, vermenigvuldigd met de

eenvormige coëfficiënt 2. Behoort de geteisterde tot een
andere vermogenscategorie, dan past men de tabellen

toe, dienende voor de berekening van de herstelvergoeding

voor onroerende goederen van nature; echter met dien
verstande dat de coëfficiënt toegepast op het geheel van

de schade, uitgedrukt in waarde 1939, na aftrek van het

abattement, niet hoger mag zijn dan 2 (art. 9, § 1, B).
Bre9itatis causa
zullen wij niet uitweiden over de supple-
mentaire herstelbetalingen welke de gesinistreerde even-

tueel zal ontvangen wegens nuttige èn nodige bewarings-.
werken door hem’uitgevoerd om de schd.de te beperken

(bijv. verhuiskosten na bombardement), of wegens ere-
loo? betaald aan deskundigen. Evenmin zullen wij de ge-

vallen uiteenzetten, vaarin het bedrag van de oorlogs-

schadevergoeding verminderd wordt wegens reeds ont-

vangen voorschotten, praestaties in natura van de open-

bare besturen genoten, enz.. . . . (art. 9, § 2).

Het geval van de betalirgen, gedaan door de verzeke-

ringsmaatschappijen tegen oorlogsrisico’s, wordt geregeld

op grond van volgend onderscheid. Gaat het om een be-

taling aan een geteisterde aangesloten bij een vereniging
vodr onderlinge verzekering, dan wordt het bedrag ervan
niet
afgetrokken van de herstelvergoeding. De geteisterde
is immers contractueel verplicht de vergoeding te storten in de kas van de mutualiteit. Gaat het integendeel om een

betaling door een ander verzekeringsorganisme, dan wordt
de vergoeding .toegekend krachtens de wet van 1 October
1947 wel verminderd met het bedrag ervan, maar na af-

trek van de aan het verzekeringsorganisme betaalde
premiën.

Er zijn echter twee punten in de wet van 1 October

1947, waarop wij meer in ‘t bijzonder de aandacht wensen
te vestigen, nl. dii differentiële vergoeding van de gesi-
nistreerden naar hun vermogen en de verplichting van
wederbelegging.

Eén van de hoofdkenmerken van de Belgische wet op
de herstelling van de oorlogsschade aan private goederen
is de bepaling van de herstelvergoeding, rekening houdend

met het fortuin van de geteisterde op 9 October 1944.
Doordat het onmogelijk was gebleken ,aan alle ge-
sinistreerden, zonder onderscheid, intei’ale vergoeding

voor de geleden schade toe te kennen, heeft de Belgische
wetgever geoordeeld dat de staatstussenkomst moest be-
paald worden naar verhouding van de vermogenstoestand
van de geteisterde na het schadegeval. Volgende principes zijn aldus de grondslag geworden van artikel 9,van de wet van 1 October 1947: ,,Bij gelijke schade, gunstiger behan-
deling, naarmate het fortuin minder groot is. Bij gelijk

fortuin, gunstiger behandeling naarmate dii toegebrachte
schade groter is” (2de Aanvullend Verslag van de Heer
Vranckx, namens de Kamercommissie, blz. 5).
Nadat het principe aanvaard werd van een referentie naar het vermogen voor de bepaling van de herstelver-
goeding (vrijstellingen, abattemeiit en vermenigvuldigings-
coëfficiënt), diende ng de datum vastgesteld, waarop de

toestand van het foi’tuin beschouwd moest worden. Wilde
meti het verlies, dat de oorlogsschade aan de gesinistreerde
had berokkend, vergeleken hij zijn fortuin, nauwkeurig

berekenen, dan had men dit verlies moeten schatten op de
dag ‘van het schadegeval, .of onmiddellijk daarna. Indien
men integendeel de persoonlijke middelen van de geteisterde
tot herstelling zo juist mogelijk wilde beoordelen, dan was
het op de dag van de wederopbouw dat mex het netto-
patrimonium berekenen moest..

Met beide systemen gingen evenwel onoverkomelijke

30 Juni 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

509

moeilijkheden gepaard. Daarentegen was de datum van

9 October 1944 om practische redenen te verkiezen. Dè
wet van 17 October 1945 had immers een buitengewone

belasting van 5 pCt gevestigd op het kapitaal van de

pliysieke en juridische personen, zoals het bestond op
9 October 1944, dag waarop, ter uitvoering van de zgn.

besluiten GuLt, de telling van de vermogensbestanddelen

in deviezen, effecten, enz. was geschied.
Men weet t.a., dat in het stelsel van de wet van 1 Oc-

tober 1947 de geteisterden gerangschikt w’orden, voor de

bepaling van de herstelvergoeding, in 9 categorieën, niet
naar het exacte bedrag van hun vermogen op 9 October
1944, maar naar de omvang bij benadering ervan.

Zo zijn alle gesinistreerden met een vermogen

bijv.

tussen 200.000 en 500.000 Fr. aan hetzelfde regime onder-

worpen (categorie B). Evenmin wordt er een verschil

gemaakt
4
bijv. in categorie C tussen deze, die nauwelijks

het minimum voor de categorie bezitten (500.000 Fr.) en

deze, waarvan het fortuin het maximum bereikt (1.000.000

Fr.). Alleen in de zeldzame gevallen waarin het fortuin
op 9 October 1944 50.000.000 Fr. te boven gaat, moet het

netto-bedrag van het vermogen nauwgezet bepaald worden.
Deze solutie, die zeker niet de beste is van het standpunt
uit van de abstracte rechtvaardigheid, drong zich noch
tans op, wilde men niet alleen de berekeningen voor de vaststelling van het patrimonium op een minimum her-

leiden, maar ook discussies vermijden met de aanvragers
van herstelbetalingen, voor wat betreft de samenstelling
van hun vermogen en de juiste waarde ervan.
1-let is wel duidelijk dat de wetgever, voor de rang-
schikking van de geteisterden in categorieën naar gelang

van hun vermogen, zoveel mogelijk de gegevens tracht te
gebruiken welke door de dienst van de kapitaalbelasting
kunnen worden verschaft.
Wij vrezen nochtans dat de administratie bij de toepas-
sing van de wet van 1 October 1947 voor zeer ernstige
moeilijkheden zal staan. Men verlieze immers niet uit het
oog,’ dat de belasting ingevoerd bij de Belgische wet van
17 October 1945 een zakelijke belasting is op de bruto-
waarde van de diverse bestanddelen van het kapitaal.
Daardoor onderscheidt

ze zich bijv. van het Franse
,,Impôt de solidarité nationale” en van de Nederlandse
Vermogensheffing, beide personele belastingen op het ganse
bezit van een natuurlijke of juridische persoon. 1-let passief

vari de belastingplichtige, in strijd met wat in Frankrijk
of in Nederland gebeurt, komt niet in aanmerking (behalve
in uitzonderlijke gevallen).
Integendeel voorziet de wet van 1 October 1947 dat de rangschikking van de gesinistreerden in categorieën moet
geschieden op basis van het nettb-vermogen, dus na aftrek
van- de lasten. Ook heeft een BesEsit van de Regent van
7 November 1947 de wijze bepaald waarop, met het oog
op de classificatie van de geteisterden, de netto-vermogens
zullen worden geschat. Alhoewel daarbij vereenvoudigde procédés worden voorzien – om. voor de onroerende goe-
ren van nature, de vermenigvuldiging van de kadastrale
inkomens door nog vast te stellen coëfficiënten —zullen
er onvermijdelijk geschillen ontstaan tussen de geteisterden

en de administratie
8).

Een ander fundamenteel beginsel in de wet van 1 Octo-

ber 1947 is de verplichting voor hem, die eefi vergoeding
voor herstel of een restauratiekrediet geniet, op straffe
van verval de vergoeding of het krediet weder te beleggen.
Wrat de practische uitwerking van dit principe betreft

is het stelsel van de wet van 1 October 1947 zeer soepel.
Drie mogelijkheden worden immers voorzien: de eigen-

lijke vederbelegging, de wederhelegging door equivalent
en de vrijstelling van de verplichting weder te beleggen.
De eigenlijke wederbelegging, waarvoor de gesinistreerde
geen toelating moet aanvragen – want zij is geen gunst,

‘)
Cfr. J. van Houtte, Belastbaar kapitaal en vermogen. Een
vergelijking tussen de wet van 17 October 1945 en de wet’ van
1 October 1947 in ,,Reehtskundig Weekblad” van 4 April
1948, kol. 881-886.

maar enkel de vervulling van een door de wet opgelegde

plicht – kan op drie wijzen geschieden.

Ten eei’ste, door herstel, wederopbouw of wedersamen-

‘stelling van liet geteisterd goed (art. 8, § 4, alinea 2). Het

vernielde of beschadigde gebouw wordt bijv. in zijn vroe-

gere staat hersteld
(herstel
of
wederopbouw)
en de vernielde
voorraad wordt
weder samengesteld
door aankoop van
grondstoffen gelijk aan deze welke de voorraad uitmaakten.
T-en tweede door wedersamenstelling van het geteisterde

goed op een andere plaats op ‘s Lands grondgebied (art. 8,

§ 4, alinea 3). Daai’mede woi’dt bedoeld de bouw in een
• andere gemeente, zelfs in een andere streek, van een goed

met zelfde economische bestemming als het geteisterde

goed.

Tenslotte door nieuwe inrichting van de verschillende

bestanddelen, waaruit het geteisterde goed bestond (art. 8,
§ 4, alinea 4), bijv doos’ vervanging van een gi’ote en

ouderetse constructie door een kleiner, maar modern

gebouw.

De wetgever heeft het raadzaam geoordeeld, in het
kader van ‘s Lands w’ederuitrusting, de wederheleging

toe te laten anders dan door de wederopbouw of aankoop

van goederen, identiek dezelfde als het geteisterd goed.
Moest men bijv. de geteisterde ertoe verplichten, wanneer
hij eigenaar was van een vërnield nijvei’heidscomplex, een
fabriek, tot dezelfde fabricatie bestemd, op te trekken,
zelfs indien deze laatste niet meer leefbaar was? Daardoor

drong zich de noodzakelijkheid op van de wederbelegging
doos’ equivalent. Maar deze is geen s-echt. Zij is enkel moge-
lijk mits toelating van de Minister van Wederopbouw, die
eerst het advies moet inwinnen van een interministeriële commissie, welke zal onderzoeken of het belang voor de

geteisterde de wederbelegging door equivalent te verrichten
wel overeenkomt me het algemeen belang.
Aldus kan de gesinistreerde ertoe gemachtigd worden
de hérstelvergoeding en het restauratiekrediet te be-
steden:
hetzij voor de in’ichting van een ander hem toebeho-
i’end goed” (art. 8, § 4, alinea 5), bijv. voo” herstellings-

of verbetes’ingsw’ei’ken aan een niet geteisterd -gebouw,
maar dat ontegensprekelijk een groter nut oplevert dan
het door oos’logsfeiten beschadigd eigendom;
,,hetzij door de oprichting van een nieuw goed met een
andere bestemming dan die van het geteisterde goed”
(ibid), bijv. vooi’ het bouwen van
l
een aantal wes’kmans-

woningen in plaats van een vernield kasteel;
,,hetzij voor de aankoop van een goed ter ves’vanging”
(ibid). Zo kan de geteisterde, mits toelating – indien hij
bijv. wégens zijn hoge leeftijd niet wenst weder op te bou-
ven – lichamelijke roerende of onroerende goederen kopen

met de hem toegekende vergoeding.
Tenslotte kan van de verplichting tot wederopbouw,
tot herstel of tot wedersamenstelling, zelfs door equiva-
lent, worden afgeweken, met toelating van de Ministei.
Maar de toegekende vergoeding zal dan nooit meer kunnen
bedragen dan de w’aarde op 31 Augustus 1939 (ai’t. 8, § 4,
laatste alinea).
Opmes’kenswaardig is het dat de wetgever, in 1947,
langs de omweg van de opheffing van de verplichting
• weder te beleggen, nagenoeg hetzelfde resultaat bereikt
als de wet van 1921: een herstelvergoeding hoger dan de
vooroorlogse waarde van de schade kan enkel verkregen
worden mits wederbelegging.
Daar het vanzelfsprekend niet mogelijk is de bundels
van honderdduizenden geteisterden alle tegelijk te onder-
zoeken, noch
a /ortiori,
alle herstelvergoedingen te betalen
rond hetzelfde tijdstip, heeft de w’et in een stelsel van

vooi’rangen
(prio,’iteiten)
voorzien. Des te belangrijker is
het voor de gesinisti’eerde een voori’ang te genieten, daar
er geen interest op de herstelvergoedingen w’ordt betaald.
Hoe meer de pas’lementaire debatten vorderden, hoe langer
de lijst werd van de prioriteitsgevallen: schade geleden door politieke en krijgsgevangenen, herstel van ‘zekere

510

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

80 Juni
1948

r.

woonhuizen, van zekére meubelen, van zekere goederen

tot bedrijsdoeleinden bestemd, van zekerè goederen die
een uitzonderlijk economisch, sociaal of cultureel belang

bieden voor het lnd, of die toebehorén aan een eigenaar,

die de leeftijd van
65
jaar overschreden heeft.

Wij willen geenszins de noodzakelijkheid van die voor-

rangen betwisten, maar menen toch dat de prioriteitsgeval-

len in de Belgische wet te jalrijk zijn dan dat het stelsel
doelmatig zou wezen. Daarbij komt dat – behalve voor

de politieke en krijgsgevangenen, die een absolute voor-

rang genieten – alld prioriteiten op hetzelfde plan zijn

gesteld door de wet. Een besluit, in Ministerraad overlegd,
moet de prioriteiten rangschikken naar hun relatief be-

lang: dat dit besluit nog steeds uitblijft bewijst vel hoe

kies de opdracht is welke de wetgevende macht hierbij

aan de uitvoerende heeft toevertrouwd.
Het ‘overzicht van de procedure – waarmede wij deze

analyse van de voornaamste bepalingen uit de wel van

1 October
1947
zullen besluiten – kunnen wij zeer kort

maken.
Het recht op ‘Staatstusenkomst voor de herstelling

van de oorlogsschade aan private goederen is geen burger-

lijk, maar een politiek recht. Ook verloopt de hele rechts-pleging voor administratieve instanties.

De eerste stap, na de aangifte van de geleden schade

door de geteisterde, is het onderzoek van het dossier door de Provinciale Directeur voor Oorlogsschade, die een ak-

koord tracht te sluiten met de belanghebbende.

Wordt geen akkoord bereikt na deze zgn. verzoenings-
procedure, dan wordt het geschil onderworpen aan de

provinciale Commissie voor Beroep. Deze is samengesteld
uit een Staatscommissaris (jurist) en t’vee bijzitters ge-
kozen: de ene uit een lijst van technici, de andere uit een
lijst van gesinistreerden.

Voor schending van de rechtsvormen of verkeerde toe-

passing van de wet is beroep mogelijk voor de Raad van
State ingericht bij de wet van 23 December
1946.

Brussel.

Prof. Mr J. VAN HOUT.TE.

ENIGE ASPECTEN.VAN DE LAATSTE

ONTWIKKELINGEN VAN HET EUROPESE

HERSTEL PROGRAMMA (III).

1-let totstandkomen van de twee peilers van het Euro-
pese Herstel Programma, nl. de ,,Foreign Assistance Act
1948″
en de overeenkomst nopens de Euiopese Econo-
mische Samenwerking, werden in twee voorafgaande

artikelen besproken
1).

Om nu een beeld te geven van de vele werkzaamheden,

welke sinds het totstandkomen van de Parijse overeen-

komst hebben plaats gevonden, lijkt het mij, dat het een
overzicht van deze activiteit ten goede komt, wanneer
men hierbij de werkzaamheden en de organisatie hier te
lande en in Parijs onderscheidt, hoewel beide onverbreke-
lijk met elkaar zijn verbonden.
1-Jet bleek reeds spoedig na de conferentie te Parijs in
September
1947,
dat in Nederland voorziqningen inesten
worden getroffen met betrekking tot de nationale Organi-satie van het Europese Herstel Programma. Dr Hirschfeld
werd benoemd tot Regeringscommissaris voor het Europese
Herstel Programma. De Regeringscommissaris is verant-

woording verschuldigd aan de Regering, welke in hoogste
ressort de beleidsrichtlijnen bepaalt, volgens welke de
Regeringscomn’iissaris moet werken. Zeer bewust werd
geen nieuwe grote Organisatie opgezet. De verschillende

onderdelen van het Nederlandse gedeelte van het Euro-
pese Herstel Programma moeten worden uitgeweikt door
de bestaande departementale organen. Slechts was nodig een leidinggevende en coördinerende instantie, waar alle

‘)
Zie ,,E.-S.B.” van 9 Juiii en van 23 Juniji.

draden van het ingewikkelde netwerk samenkomen. Dez

finctie vervult de Regeringscommissaris, waal-toe hij be-
schikt over een klein bureau. Onder voorzitterschap van

de Regeringscommissaris is ingesteld een interdeparte-
mentale werkcommissie voor het Europese Herstel Pro-

gramma, waarin veelvuldig overleg wordt gepleegd met de

betrokken departementen over de uitvoering van het be-
leid en dit beleid zelf.

De Regeringsëommissaris is tevens hoofd van de Neder-

landse delegatie te Parijs, alsmede eerste vertegenwoordi-
ger in de Council en het Uitvoerend Comité.
liet bureau van de Regeringscommissaris zorgt voor het

contact met de Amerikaanse Missie hier te lande. Het

contact met de Amerikaanse autoriteiten in Washington
geschiedt vrijwel uitsluitend door de Nederlandse Ambas-

sade in ‘Washington, welke daartoé de richtlijnen uit Den
1-laag ontvangt. ,

Wanneer men de taak yan de Nederlandse instanties
in haar geheel wil overzien, mag niet uit het oog worden

verloren, dat Nederland met betrekking tot de E.H.P.-

gelden ook optreedt voor de Overzeese gebieden, waar-

voor belangrijke coördinerende arbeid is vereist.
1-let werk van de Organisatie te Parijs vereist de aan-

wezigheid van een kleine permanente missie bij de Parijse Organisatie. Vrijwel alle landen zijn ertoe overgegaan een
dergelijk permanent bureau in Parijs op te richten. In dit

bureau te Parijs wordt op de nauwste wijze samengewerkt
tussen de Benelux-landen. –

Tenslotte zij vermeld, dat de Regering een Raad van
Advies uit het bedrijfsleven heeft gevormd, welke onder
vooizitterschap staat van de Regeringscommissaris en
van advies dient over belangrijke vraagstukken, welke

met het Europese Herstel Programma samenhangen.

Deze Raad bestaat uit vertegenwoordigers van Industrie,

Landbouw, Flandel, Bankwezen, Vakverenigingen, Scheep-
vaart en Wetenschap. Hierbij heeft de gedachte. voorge-zeten, dat aan het bedrijfsleven bij de uitvoering van het

Europese herstel Programma een zo grote taak toevalt,
dat vertegenwoordigers daarvan ten nauwste bij de met

het Europese Herstel Programma samenhangende vraag-

stukken dienen te worden betrokken.
De ,,Economic Cooperation Administration” verkreeg
bij de wet van 3 April 1948 de machtiging om, voordat de

uiteindelijke toewijzingen waren gevoteerd, reeds 1 mil-
hard dollar te gebruiken voor onmiddellijke hulpverlening.

Dit milliard zou worden voorgeschoten door de ,,Recon-
struction Finance Corporation”. Onmiddellijk na het tot-
standkomen der wet bereikte dan ook de Regeringen van
de deelnemende landen een verzoek van Amerikaanse
zijde om voor het kwartaal 1 Apriltot 30 Juni programma’s
in te dienen, waarbij aangegeven diende te worden, welk
deel van dit programma onder het E.H.P. zou dienen te
worden gefinancierd.
Inmiddels was te Parijs overeengekomen, dat een
Europees programma nog niet in het kader van de in de

organisatie gecoördineerde werkzaamheden kon worden
opgesteld, aangezien noch de Europese, noch de Ameri-
kaanse organisatie voldoende op gang waren gekomen.
Als startdaium voor het werkelijke Parijse programma-
werk werd dan ook het begin van het derde kw’ârtaal
1948
(dus hettweede kwartaal vane E. II .P.-hulp) genomen.

1-let ”erd spoedig duidelijk, dat in het tweede kalender-
kwartaal nog geen sprake kon zijn van een geordende gang
van zaken. De Administrator van het E.H.P. was zojuist
benoemd en besteedde veel van zijn tijd-aan het opbouwen
van zijn organisatie in Washington en in het buitenland.
In deze overgaBgsperiode werden de lopende zaken nog
behandeld door het State Department, dat er echter
nauwgezet voor vaakte, dat geen ingrijpetsde beslissingen
zouden worden genomen, welke de Administrator te-zeer
zouden binden. -.
Van werkelijke onderhandelingen kon dan ook geen

30 Juni 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

511

sprake zijn en zoals boven reeds werd uiteengezet, moest
de activiteit voor het tweede kalenderkwartaal zich be-
perken tot het indienen van programma’s door de af-

zonderlijke landen. Vöor Nederland waren aan het indienen

van dit programma bijzondei moeilijkheden verbonden.

Onze progrâmma’s waren tot dusverre steeds aankoop-

program ma’s gewees t, terwijl thans door de Amerikanen

een programma werd verlangd op basis van verschepingen.

hierdoor was de Nederlandse Regerin’g gedwongen deze
aankoopprogamma’s schattend’erwijs over te schakelen
op verschepingsbasis. Dit bracht vooral voor de goederen
met dikwijls lange en nauwelijks bekende levertermijnen
grote moeilijkhedeii met zich. Bovendie& betekende deze
overschakeling van aankoopprogramma op verschepings-

programma, .dat nauwelijks van e’erf nieuw programma
sprake kon zijn, omdat de goederen, welke in de periode
van April tot 30 Juni zouden w’orden verscheept, veelal

besteld waren In een voorgaande periode, w’aardôor reeds
een bepaalde omvang en structuur van het programma

waren vastgesteld. Zoals uit persberichten bekend mag

worden verondersteld, bepaalde in eerste instantie de
Amerikaanse administratie het bedrag, dat voor Neder-

‘land in het tweede kwartaal beschikbaar zou worden

gesteld, op 90 millioen dollar. Ongeveer tegelijkertijd ‘verscheen een publicatie van de
Amerikaanse Regering, bedoelJ als voorlichting – voor de
,,Appropriation Committees”van Huis en Senaat, waarin
op uiterst gedetailleerde wijze de hulp aan de Europese
landen per product en periand werd geanalyseerd. 1-hoewel
n drukkelijk aangekondigd als voorlopige schattingen,

‘wekten deze zeer gedetailleerde cijfers toch de indruk,
dat men thans een vrij vast idee voor ogen had omtreit de
verdeling van de E.H:P.-hulp over de deelnemende landen.
Een analyse van deze documenten, die in de w’andeling
,,hruine hoeken” zijn’ genaamd, zou hier te ver voeren.
-Voor Nederland en de Overzeese gehiedsdelen werd berekend, dat zij voor een periode van 15 maanden, ni.
vn -1 April 1948 tot 30 Juni 1949, zouden delen in de
E.H.P.-hulp voor 777 millioen dollar-en op jaarbasis voor

bijna 600 millioen dollar. Daarbij was aangenomen, dat
voor de periode van 15 maanden voor het Koninkrijk

werd gerekend op. een’ additionele credietfinanciering uit
andère bronnen dan het E.H.P.- van 175 millioen dollar.
– Een’ zeer globale-interne berekening leidde tot cle con-

clusie,’ dat de ‘600 millioen -dollar, op jaarbasis voor onge-
veer 100 millioen ten goede zouden komen aan de Over-
zeese Gebiedsdelen en voor circa 500 millioen aan Neder-
land in Europa. ‘

Het is vermoedelijk, bekend, dat de E.H.P.-hulp kan
worden-verleend in de vorm van -,,grants” en van

leningen.

Een verdeling •tussen granti en leningen gaven de ,,bruine
boeken” echter niet.
– Op 15 Mei 1948 deelde de Administrator aan de Neder-
lande Regering mede, dat de hulp voor Nederland in
Europa (vodr het tweede kwartaal) was bepaald op 80
millioen aan. ,,granti”en 25 millioen âan leningen.
Hierna volgden .onderhaudelingen – over de vraag, welk
deel van het ingediende programma onder leningen, welk
deel onder ,,grants” en welk deel uit eventuele andere
bronnen moest worden gefinancierd. Over de hulp voor
de Overzeese Gebiedsdelen gedurende het tweedekwartaal
bestaat nog geen afgerond ‘beeld. –
1-let bestek van deze artikelen laat niet toe uitvoerig
in te gaan op de problemen, w’elke bij de uitvoering van
dit programma te voorschijn komen. Dit geldt té meer
omdat alle instanties; zowel hier als in Washington, zich
in een volstrekt nieuwe -materie moetei inwerken, nieuwe
systemeh moOten opzetten en een ongekend’gecompliceerd
object in alle geledingen moeten gaan beheei-sen.
Zonder da

arop diep ‘in te gaan ‘moge de procedure
kwestié als voorbeelddienèii: Hoe ook:de wijze van aan-
koop, btaling of verrekeningvn hét’door de ;,Econontic
Cooperation Administration” goedgekeurde programma

moge zijn, dé wet schrijft de Amerikaanse Administratie
voor, zorg te dragen voor een bepaalde standaarddocu-
mentatie wat betreft de verantwoording van de onder

het E.H.P. afgesloten transacties. Men moetdaarbij van de

verond erstelling uitgaan, dat binnenkort een bevredigende

procedure ial worden bereikt voor nieuw te sluiten trans-acties. Voor’det tweede kwartaal echter zal terughetaling

plaatsvinden van een aantal transacties, welke geheel

waren afgèwikkeld voor de iste April, doch w’aarvan de
goederen na 1 April werden verscheept. Jnvoer- en he-

talingsvegunn)ngen werden voor deze Soederen afgegeven

véér 1 April zonder rekening te kunnen houden met de
documentatie, welke noodzakelijk zou zijn voor de rein-
boursering van de bedragen onder-hetE.}l.P:teverkrijgen.

Dat dit alles uiterst gecompliceerde maatregelen nodig
maakt, spreekt van zelf. Waar echter van alle zijden de
wil bestaat om met iriachtnem

(.
ing van niet té omzeilen

voorschriften een zo soepel mogelijke ‘procedure vast te

stellen, zal ook deze kwestie ongetwijfeld op bevredigende

wijze worden geregeld.

rgh
ans
een enkele opmerking over de werkzaamheder

in het kader ‘an de Parijsé organisatie. Zoals ho’en reeds -werd uiteengezet, heeft de Parijse
organisatie mt de programma’s voor het tweede kwartaal
geen bemoeienis gehad: Gedurende het tweede kwartaal echter werd hard gewerkt aan de opbbuw van de organi-satie, teneinde het komende werk op te vangen. Daartoe stelde , de Raad behalve het bij de overéenkomst gefor-
meerde Executieve Comité de volgende technische corn-

n’fissies in: – –

A. Horizontale commissies.

Programma Commissie. Deze Commissie draagt
zorg voor het opstellen van de richtlijnen, ‘volgens welke
de programma’s moeten worden opgesteld, en voor het
voorlopig vaststellen der programma’s in overleg met
.de Betalingsbalanscommissie, w’elke zorg draagt
voor alles, wat met de betalingsbalansen der deelnemende

landen samenhangt en de te nemen maatregelen om deze
te verbeteren.
De Commissie voor het intra-Europese handels- en

betalingsverkeer.
Deze commissie is gesplitst in 2 sub-commissies, nl.
de Commissie voor het intra-Europese handelsverkeer en
de Commissie voor het ‘intra-Europese betalingsverkeer,

welke, zoals vanzelf spreekt, uiterst nauw samenwerken
en ok veelal in gemeénschappelijke vergadering bijeen-

komen –

B. De ç’erticcmle commissies

De kolencommissie;


De electriciteitscommissie;
– 3. De Commissie voor Aardolieproducten;
4. De Commissie voor Ijzer en Staal;
5. De Commissie voor Landbouw en Voedsëlvoorzie-

ning met een sub-commissie voor landbouwmachines;
6. De grondstoffencommissie ‘met 5 sub-commissies, te

weteii


voor hout; voor papier en pulp;

voor chemische producten;
voor non-ferro metalen;
voor textiel;
7. De Commissie voor binnenlands tansport;
8. De Commissie voor maritiem transport.
Al deze commissies w’erken onder instructie en op richt-
lijnen van de Raad en het Executieve Comité. lIet’ Pro-
gramma-comité stlde de richtlijhen samen, waarop het
programma voör het derde kwartaal door de deelnemende landen ‘op uniformeforrnulieren moest- worden ingevuld.
Besloten werd als uitgangspunt ‘voor dit programma
le nen’ien de jaarcijfèrs,.w’elke voor de-deelnemende’Janden

/

512

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

80 Juni 1948

in de bruine boeken” waren neergelegd. (Voor Nederland
derhalve 600 millioen dollar). Daarvan zouden moeten

worden afgetrokken de toewijzingen voor het tweede
kwartaal, welke aan alle landen door de Administrator

waren bekend gemaakt. Het saldo zou door 3 moeten

worden gedeeld. Op deze wijze zou een kwartaalcijfer tot

stand komen. Op dit kwartaalcijfer zou eventueel een

toeslag van 10pCt mogen worden gecalculeerd, hetwelk

later uiteraard verrekend zou moeten worden, terwijl

bovendien gemotiveerde correcties van andere aard, bïjv.
in verband met seizoenfiuctuaties, zouden moged worden
aangebracht.

Hierdoor was aan ieder land bekend, in welke orde van

grootte de totaal aangevraagde E;1:I.P-hulp voor het derde
kwartaal zich zou moeten bëwegen.

Tevens werd een programma opgesteld, aangevende de,
procedure volgens welke de antwooiden
0
1) de uitgezonden
questionnaires zouden moeten worden verwerkt door de
technische commissies.

Onder enorme tijdsdruk kwamen de programma’s in
de verschillehde landen tot stand; zij wrden eind Mei en
begin Juni in de organisatie verwerkt en besproken. Ge-

zien de tijdslimiet, welke was gesteld, bleek het niet moge-
lijk een werkelijk gecoördineerd programma aan de Ameri-

kaanse autoriteiten voor te leggen. 1-liervoor had

eenvoudig de tijd ontbroken. Uiterst nuttig en leerrijk
echter zijn de besprekingen geweest, omdat daaruit een

aantal hoofdlijnen ter voorschijn kwamen, welke voor het

verdere werk der organisatie van liet grootste belang

kunnen zijn en die tot richtsnoei’ hebben gediend bij het

opstellen der questionnaires voor het jaarprogramma,
dat thans in de verschillende landen iii bewerking is en
waarover in de eerstkomende maanden in Parijs zal worden

gesproken.

lIet zal wellicht bevreending wekken, dat in deze
greep uit de laatste ontwikkeling van het E.H.P. zo weinig
is ingegaan op de werkelijk fundamentele problemen van

het Europese 1-lerstel Progranima. Een getrouw beeld
van de gebeurtenissen der laatste maanden leidt echter
tot de conclusie, dat deze fundamentele problemen pas
in de eerstvolgende maanden, nl. bij de bewerking van het

jaarprogramma en de richtlijnen voor de werkzaamheden

voor de gehele vierjaarlijkse periode van hetE.lI.P. tothun
recht zullen komen. De tijdsdruk was te groot, de proble-men te omvangrijk, de materie en de werkwijze te nieuw.
Veel nuttig en – belangrijk werk werd r’eeds verricht,

maar door bovengenoemde oorzaken was het gehele
apparaat, zowel het nationale als het internationale, te
veel ,,achter adeni” om tot de werkelijke fundamentele
zaken te komen. Nogmaals, dit zal in de eerstkomende
maanden bij de behandeling van het jaarprogramma en
de bespreking over de gehele herstelperiode kunnen ge-
schieden.
Rén ding is echter zeker: – een werkelijk herstel van
Europa met behulp van het E.H.P. zal volstrekt afhanke-lijk zijn van de mate, waarin de Europese landen in staat en bereid zijn de fundamentele prohlemen van gecoördi-neerd. optreden op te lossen. 1-let EUP mag niet worden
een verbrokkelde financiering van een importprogramma
uit de Western l-lemisphere. Slechts wannëer de hulp van
de V.S. parallel gaat met de self help” van Europa, heeft
liet E.H.P. zin: Europa mag niet in de positie raken, dat
het na gebruik van de hulp in eenzelfde positie zou ver-
keren als thans. Daarbij mag men niet uit het oog ver-
liezen, dat het E.H.P. jaarlijks hetonderwerp zaluitmaken van eeli volledige Amerikaanse Congresbehandeling met jaarlijkse toewijzingen. Wij kunnen ervan overtuigd zijn,
dat de V.S. reeds aan het einde van het eerste jaar scherp
zullen onderzoeken, welk perspectief zidh in de groep van

deelnemende landen heeft geopenbaard.
Bereidheid tot samenwerking in de Parijse organisatie,
hard werken, een open oog voor de grote kansen geboden
door-de Amerikaanse hulp, maar evenzeer voor de grote

verplichtingen, zijn voorwaarden voor een werkelijk

Europees herstel.

Aan het begin van deze drie artikelen sprak ik reeds

van de noodzakelijkheid enige hoofdpunten uit de veel-
heid van gebeurtenissen te lichten. Het waren inderdaad

enige onder zeer vele. Zonder twijfel zal in dit tijdschrift

echtei op de vele andere aspecten te gelegener tijd ‘de

aandacht kunnen worden gevestigd..

s-Gravenhage.

E. H. VAN
DER BEUGEL.

PENSIOENVOORZIENING PER

BEDRIJFSTAK.

-,

1-let op 10 April jl: bij de Staten-Generaal ingediende

wetsontwerp tot het openen vn de mogelijkheid om de

deelneming in een bedrijfspensioenfonds verplicht te stel-

len, vestigt de aandacht op een betrekkelijk jonge figuur in de oudedagsverzorging onzer arbeidersbevolking, het

bedrijfspensioenfonds, waaronder wordt verstaan een

pensioenfonds, niet voor liet personeel van één werkgever,

maar voor de werknemers van de gezamenlijke tot een

edrijfstak behorende ondernemingen.

Niet voor de eerste maal doen hiermede de bedrijfs-

pensioenfondsen hun intredejn ‘s Lands vergaderzaal.
Reeds bijna twintig jaar geleden toch ws een wijziging

van art. 6 van de Wet op het Levensverzekeringsbedrijf

van 1922 nodig om belemmeringen voor hun totstandko-ming uit de weg te ruimen. Krachtens de oorspronkelijke
redactie van dat artikel iverden wel pensioenfondsen,

verbonden aan één onderneming, geacht niet tot liet levens-

verzékeringsbedrijf te behoren, doch vor pensioenfondsen ten behoeve van méér ondernemingen gold deze uitzonde-

ring niet en hoewel, door een ruime interpretatie, de Ver-
zekeringskamer de wet niet op hun eerste verschijniogs-
vormen
i)
in toepassing bracht, werd liet in 1929 wenselijk

de wet hiermede in overeenstemming te brengen door de
term, ,,(fondsen), verbonden aan één inrichting” enz. te
wijzigen in: ,,aan één
of meer
ini’ichtingen”.

De behoefte om pensioenfondsen in het leven te roepen

voor alle of althans vooi’ liet merendeel der tot eenzelfde
bedrijfstak behorende ondernemingen vindt zijn
v
oorsprong
in de ontwikkeling van de collectieve arbeidsoveröenkomst,
iaarbij laiidelijk of regionaal de arbeidsvoorwaarden voor

0 ondernemingen uniform worden geregeld. Nadat de
meest essentiële punten der arbeidsvoorwaarden, lonen en
arbeidstijden zijn vastgesteld, komen ook meer bijkom-
stige aan de orde, als vacantie, getalsverhouding tusen
mannen en vrouwen, tusen volwassenen en leerlingen, de
opleiding der laatsten, ontslagbepalingen en tenslotte
ook pensioen.

Een collectief arbeidscontract zonder een college, dat
op de naleving ervan toeziet, loopt gevaar een dode letter
te blijven en zo komen permanente bedrijfsorganen tot
stand, hier ,,vakraad”, elders centrale commissie” of
,centraal bureau” genoemd, waarin vertegenwoordigers
van werkgevers- en iverknemersorganisaties. elkaar ont-
moeten, ditmaal niet als onderhandelaars over de tot-
standkoming. of de vijziging van de contractsbepalingen,
maar regelmatig, bij de toepassing daarvan, waarbij het
geheel der arbeidsvoorwaarden in de bedrijfstak voort-
durend onder hun aandacht blijf.t
2) –

De verbetering der arheidsvoorivaarden en met name
de rechtszekerheid is voor de arbeiders van grote waarde,
maar ook de werkgevers hoeken winst.

De bestendige arbeidvrede betekent, dat de dolk van
een onverhoedse staking achter slot is geborgen, de gelijk-

‘)
Dliv.
het vals
1916
daterende collectieve pensioenfonds voor de coöperatieve zuivelfabrieken.
2)
Men leze. hierover Prof. Mr
P.
Schotten: De betekenis van de
collectieve
a
rbeiclsovereenkomst als rechtsinstituut”, en J

I.–Dierner:
,,De ontivikkeling der bedrijfsorganisatie” (Redevoeringen). (Tjeenk
Willink, Haarlem
1939). -,

30 Juni 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

513

heid van de arbeidsvoorwaarden in de gehele bedrijfstak
maakt in de concurréntie de kostenfactor arbeid voor
allen gelijk. Althans voor de werkgevers, die al georgani-
seerden door de CAO. zijn gebonden; de ongeorganiseer-
den, veelal werkende met arbeidsvoorwaarden, welke naar

‘de overtuiging der georganiseerden sociaal niet verant-
woord zijn, vormen een gevaar voor de georganiseerde

rechtsgemeenschap.
Aan de roep om de aldus gegroeide bedrijfsgemeen-

schappen een wettelijke basis te gever, is de Overheid

slechts aarzelend en ten halve tegemoet gekomen. In de
]3edrijfsradenwet van 1933, ,,de wet der al te schuchteren”
3
)
werd met de ene hand teruggenomen wat de andere gaf.

Verstoken van iedere verordenende bevoegdheid, blijft de

bedrijfsraad voor de voorstanders van een wettelijke be-
drijfsorganisatie ,,een schone goudvis in een kom, waarin

het water is vergeten”
4).
Tot’ een erkenning van do be-

drijfstak als een rechtskring, •waarbinne.n de bedrijfsge-
noten gebonden zijd aan de regelingen, door hun vertegen-
woordigende organen vastgesteld, heeft de wetgever het

niet kunnen brengen.
Toch werd de redelijkheid ingezien van het verlangen

om de bedreiging door een gering aantal ongeorganiseerden
van door een overgrote meerderheid van bedrijfsgenoten

rechtvaardig geaclite
l
arbeidsvoorwaarden af te ienden
en bij de Wet van 1937 is de mogelijkheid geopend tot het verbindend verklaren door de Minister van Sociale
Zaken van bephlingen ener collectieve arbeidsovereen-

komst ook voor de niet-leden der contracterende ver-

enigingen
5).

**
*

Als nu in deze, naar hun vorm zoekende bedrijfsgemeen-
schappen ook •de oudedagsverzorging wordt ter hand
genomen, ontstaat het denkbeeld van een voor de gehele bedrijfstak geldende pensioenregeling en daarmede is de
gedachte aan het bedrijfspensioenfonds geboren.
Weer gaat het belang van werkgevers en werknemers
samen: voor de werknemers is een verzorgde levensavond
een begeerd goed,’voor de werkgevers het zonder pijn f

vloeien van de door ouderdom niet meer volwaardige arbei-

ders een voordeel. Opnieuw is de gelijkheid in de kosten-
factor arbeid een bijkomstigkeid van betekenis. De oude
gevestigde ondernemingen, die, zich reeds lang grote uit-
gaven voor de pensioenering van hun personeel hebben
getroost, zien gaarne dat collega-werkgevers met slechts
enkele losse arbeiders in evenredigheid voor de oudedags-
verzorging worden belast.
Ook ligt het geheel in de lijn van de ontwikkeling der

denkbeelden met betrekking tot de overige takken van
sociale verzekering, waar het streven tot zelf-doen”,
aanvankelijk zich slechts uitend in afwijzing van ambtelijke
uitvoering, allengs tot paritair bestuurde bedrijfsvereni-
gingen leidde (Landbouwongevallenwet 1922 en Ziekte-
wet 1929) om in. het kader van de georganiseerde samen-
werking tussen werkgevers en *erknemers de oudedags-
verzorging, boven de ontoereikende voorziening van de
Invaliditeitswet, in eigen hand te nemen.
Maar bij een poging zulk een opzet te-verwezenlijken,
blijken moéilijkheden van verzekeringstechnische en juri-
dische aard.
Een pensioenregeling, welke slechts behoorlijke resul-
tatengeeft voor degenen, die een geheel arbeidsleven lang
premie hebben betaald, is voor, de liëdrijfsgenoten niet
aanvaardbaar. Ook zij, die reeds onmiddellijk véôr de
pensi6enleeftijd staan, dienen van de regeling te profi-term, al kan de geschatte waarde van hun pensioen on-

) Prof. Mr Dr Cr. van den Berghbij

behandeling in de Tweede
Kamer (Hand. 1932/’33 hlz. 80).
•l B. Ponstein in de Gecombineerde Vergadering van de Beclrijfs-
raden in Nederland, 23 October 1936,
Verslag, blz. 29.
) In deze wet (dcl. 25 Mei 1937, Staatsblad no. 801) werd merk-
waardigerwijze tevens de (nimmer toegepaste) mogelijkheid geopend
tot het onverbindend -verklaren van contractsbepalingen voor
degenen, die deze rechtmatig hebben afgesloten.

mogelijk meer door henzelf worden opgebracht; de premie

zou dan ondragelijk hoog moeten zijn. Dus moet een beroep
worden gedaan op de solidariteit tussen de jongere en de,

oudere arbeiders, en wèl mag dat beroep volkomen gerecht-
vaardigd worden genoemd. Zijn het niet de ouderen, die
door de moeizame opbouw der vakorganisatie de gehele

.rechtsgemeenschap in de bedrijfstak mogelijk hebben ge-
maakt? Bovendien betekent in tijden van overvloed aan

arbeidskrachten het afvloeien der ouderen een belang

voor de jongeren. Een dekkingsplan, waarbij de op de hoof-

den der jongeren betaalde premie bijdraagt ter financiering

”an de pensioenlasten der ouderen, is dus geenszins on-
redelijk. De voor allen gelijke doorsneepremie wordt zo
gesteld, dat zij bij een bepaalde leeftijdsverdeling toerei-

kend is om de pensioenlasten van de gehele op een zeker
tijdstip in de bedrijfstak aanwezige arheidersbevolking te

dekken. De tekorten, welke het gevolg zijn-van dc deel-

neming dér ouderen, worden op deze wijze gecompenseerd

door de premiebetaling der jongeren. en zodanig stelselheef t sociaal grote voordelen: van

nu af aan zal de arbeider van gevorderde leeftijd niet meer,

als voorheen, geweerd worden bij een sollicitatie wegens

de vooruit geworpen schaduw van liet pensioenerings-
vraagstuk, zal ook de werkgever, die, al is het slechts
voor één week, één losse arbeider te werk stelt op dezelf-
de voet bijdragen in de kosten van de oudedagsverzorging,
zal ook door vele, korte dienstbetrekkingen een pensioen-
recht worden opgebouwd.
Maar aan de kring, waarbinnen de voordelen en de
verplichtingen uit hoofde van de solidariteit zullen gelden,

dienen scherpe grenzen te worden gesteld, opdat niet
ouderen zich onrechtmatig bij de groep voegen om de
voordelen te genieten en jongeren ziçh niet aan de lasten

onttrekken. –
De afgrenzing van de te begunstigen groep is een kwestie
van formulering en nauwgezette administratie; voor het sluiten van de ring om degenen, die méér zullen hebben

op te brengen dan overeenkomt met hetgeen zij zullen
terugontvangen, zijn machtsmiddelen nodig. Hiermede nu gevoelt de bedrijfsgemeenschap zich on-
toereikend toegerust. Vel kunnen de organisaties krachtens

de Wet op de C.A.O. van
19276)
hun leden binden aan een
collectief contract, waarvan de bepalingen automatisch’

(art. 14) doorw’erken op de niet-georganiseerde arbeiders der wel onder het contract vallende ondernemingen, maar
het is een open vraag, of zij hun leden verplichtingen
kunnen opleggen jegens een derde, een pensioenfonds.
1-her blijkt een leemte in ons verenigingsrecht, welke reeds
in 1929 door Minister Verschuur erkend-
7
) en in 1932
door Dr Kortenliorst als ,,rechtsnood” bestempeld werd
8).

In elk geval ontbreekt de rechtsmacht jegens de niet-
georganiseerde arbeiders dei’ georganiseerde patroons, die,
wanneer de onderneming onder een pensioenregeling valt,
dnarvan niet kunnen worden uitgezonderd. Als dan ook ondanks dit tekort aan hindingsmogehijk-

heden vôér de oorlog toch een aantal bedrijfspensioen-
fondsen tot stand werd gebracht, wist men zich te behelpen
doorde deelnemingsplicht der arbeiders vast te leggen in
de individuele arbeidsovereenkomsten of wel, in, een enkel
•geval, door een ,,bedrijfs-burgerschap” in het leven te
roepçn langs de w’eg van het verplichte lidmaatschap van
de iakorganisatie, in die zin, dat de georganiseerdc pa-
troons zich verbonden, slechts georganiseerde arbeiders
in dienst te nemen.
Van geheel andere orde is de vraag of liet wenselijk is ook
de buiten de contractssfeer gebleven ondernemingen te
kunnen dwingen zich naar de sociale regelingen in de
bedrijfstak te voegen. Wij vermeldden reeds, hoe sinds
1937 de bepalingen der C. A. 0. ook voor de niet-leden der

) De wet 4an 24 December 1927 (Staatsblad
no.
415).
‘) Handelingen Tweede Kamer 1929-30, blz. 876. –
‘) Dr Kortenhorst in een debat met minister Verschuur bij de
behandeling van de Bedrijfsradenwet; Hand. Tweede Kamer
1932133, b1z. 96, 154-156.

514

ECONOMISCH-STATiSTISCHE BERICHTEN

80 Juni 1948

contracterende organisaties veFbindend kunnen worden
verklaard.

Bij de discussie, welke aan deze wet voôrf ging
9),
werd
van verschillende kanten aahdacht gevraagd voor de bij-
komstige sociale voorzienihgen
»
door vacantie-, kinder-
bijslag- en pensioenfondsen, welke in de concurrentiestrijd

der magerd jaren in gevaar dreigden te komen. Minister

Slingenbei’g zeide, méér dan voor verbindend-verklaring
van looriregelingen, te gevoelen

voor de algemene deel-
nemingsplicht aan dergelijke fondsen; .Flet is dan ook wel

zonderling te noemen, dat »de tot stand gekomen wet
juist wèl een verbindend-verklaring van lonen heeft moge-

lijk gemaakt, doch ondanks het goed bedoelde amende-

ment Kuiper, in feite niet de verplichte deelneming kan
dergelijke fondsen.» Regelingen immers, die ddor hun aard
op laiigere termijn v
»
an hun voortbestaan moeten zijn ver-
zekerd, zijn door een band met een voor de maximale

duur van vijf jaren af te sluiten collectieve arbeidsovereen-
komst niet gebaat.
**
*
Tijdens en door de bezetting groeide de gedachte aan
samenwerking per bedrijfstak. Nood zowel als ,,Ver’ord:
nung” bracht de ondernemers bedrijfsgewijze bijeen. De
sociale organisaties, weggevaagd door het Arbeidsfront,
bleven clandeStien voortbéstaan en wrdefi dus in hoge mate

dierbaar. Ondergronds bleven werkgevers- en werknemers-

vertegenwoordigers elkaar ontaloeten; zij verbonden zich

om straks, na de bevrijding op voet’van gelijkheid, orde en vrede in de arbeïdersverhoudingen te scheppen en te

handhaven: aan de tcip door paritaire samenverking in

de Stichting van de Arbeid, in de afzonderlijke bdrijfs-
takken op overeenkomstige wijze.
Voor een sluitende bedrijfsorganisatie, althans op sociaal

terrein, was en is de tijd sedert de bevrijding voIkoinen

rijp. FIet beeld van een harmonische sociale verzekering,
door paritaire bedrijfsorganen uitgevoerd, in vruchtbare

wisselwerking met de overige sociale regelingen,
»
rijst op
en zou reeds tot verwezenlijking zijn gekomen, wanneer

niet onder Engelse invloed een andere gedachte, die der

,,volksverzekering”, waariii de arbeider niet als b»edrijfs-,

maar als volksgenoot wordt betrokken, de ontwikkeling
was komen verstôren. Het is de door deze twee tegenge-

stelde stromingen veroorzaakte dFaaikolk, welke de logische

ontwikkéling onzer sociale verzekering belemmert. De
onzekerheid, in welke richting de oudedagsverzorging
verder zal gaan, vormt een rem voor de bereidheid nieuwe
bedrijfspensioenfondsen in het leveti te roepen, welke echte
anderzijds juist door krachtige invloeden wordt versterkt.
De stijging der kosten van het levensonderhoud immers

maakte de bestande toch al povere wettelijke verzekering
volstrekt onvoldoende; de middelen om hierin verbetering
te brengen ijn gemakkelijk te vinden in de marge tussen
hetgeen dé wrerkgevers bereid zijn voor de arbeid te’betalen
en datgene wat hun op grond van de prijzenen:loneii
politiek
»
wordt veroorloofd. Tegen betaling van een pen-
sioenprerhie als uitgesteld loon” bestaan uit» nionetaire
overwègingen geen bezwaren; intégendeel, de pensioeh-
premie is vergelijkbaar met het in de oorlogseconomie’ van
andere landen gebruikelijke ,,ijzeren spren”, waardoor
de consumptieve potentie niet wo’rdt .vergroot en de Over-
heid op gemakkelijke voorwkarden leningen kan sluiten.
i-Iaar ook het arsenaal aan rechtsmiddelen heeft uit-
breiding ondergaan. De welhaast dictatoriale bevoegdheid tot het regelen der arbeidsvoorwaarden, waarmede de be-
zetter aahvankelijk het College ,Tan Rijksbemiddelaars
had bekleed, later overgêgan öp de, een schim gebleven,
,,Gemachtigde voor den Arbeid”, komt na dë bevrijding,
weer aan Rijksbemiddelaars, krachtens het ,,Buitehge-

woon Besluit Arheidsirerhoudingen 1945″ (B .B.A.).
Op grond hiervan is het College bevoegd tot, het regelen
der arbeidsvoorwaarden in de ruimste zin en gaarne-geeft

‘)
Handelingen ‘Tweede 1amer 23. November, 1935; 1 935/’36
blz. 550-573.

het gevolg aan de wens der bedrijfsgenoten, waar een alge-
mene verplichting tot deelneming aan een bedrijfspensioen-
fonds wordt verlangd. »

Langs deze weg ontstaan in verschillende bedrijfstakken bedrijfspensioenfondsen met verplichte deelneming, waar-bij het voor de niet-ingewijden niet duidelijk is, of het we1

steeds op verlangen der belanghebbenden is, dan wel of

het College ook ongevraagd deze oplossing voorschrijft om

de arbeidsvoorwaarden te» verbeteren zonder het verteer-
bare inkomen te verhogen.

Intussen is ook deze fundering van een bedrijfspensioen-
fonds niet zonder’ bedenking. lIet als noodwetgeving ge-

boren B.B.A. -is -‘ongetwijfeldlgedo’emd weer te verdwijnen

en de onvrijhèidhijrde:loonbepaling zal, naar mag worden

gehoopt, ook»’niet duurzaam blijken. Is het dan juist, een

voOr generaties ontworpen pensioenregeling te baseren op
een tijdelijke wetgeving en

bijzondere sociale verhoudingen?

*

In deze situatie van onvolgroeid vooroorlogs verenigings-
recht, woi»dende ‘bedrijfsorganisatie, tijdelijke bevrijdings-

wetgeving en ‘onzekerheid over de komende’ volks- of

arbeidersverzekering, ‘verschijnt, geheel incidenteel, een
wetsontwerp, waarvan de essentiële bepaling luidt:
,,Op verzoek van het bestuur van ‘een bedrijfspensioen-
fonds -.- of in bijzondere gevallen amhtshalve – kan Onze

Ministër van Sociale Zaken …………het deelnemen

in het fonds voor alle of bepaalde groepen, hetzij van wôrk-

nemers, hetzij van andere bedrijfsgenoten, verplicht stel-
len, indien naar zijn oordeel gewichtige belangen dit ge-
wenst maken”.
Niet als een voorziening in de hierboven geschetste

,,rechtshood” der vakverenigingen, noch als een erkenning

van de verordenende taak der bedrijfsorganisaties en zon-
der aanduiding van hun plaats in de toekomstige vette-

lijke oudedagsvoorziening wordt de begeerde, mogelijk-

heid tot het opleggen van verplichte algemene »deelneming
aan bedrijfspensioenfondsen geboden.

,Is het wonder, dat de belanghebbenden ietwat onwennig

dit geschenk aanzien en moeite hebbe6 hun houding er

tegenover te bepalen? Ongetwijfeld is een regeling hij de
wet een vooruitgang boven die in het Besluit van 1945
en deze in de M. v. T. vermelde grond voor het indienen
van het ontwerp steekhoudend.
De erkenning, dat de deelneming aan een pensioen-
fonds, dat in het georganiseerde deel ener bedrijfstak is

tot stand gebracht, op overeenkomstige ‘.vijze als de be-
palingen ener collectieve arbeidsovereenkomst aan de
ongeorganiseerden kan worden opgelegd, terwijl de binding
voor de georganiseerden sterker w’ordt gefundeerd, is een

aanwinst voor ons arbeidsrecht. Regeling van deze stof
in het verband van »de wetgeving op de C.AO. zou voor de
hand hebben gelegen, ware het niet, dat een nieuw element
zijn intrede doet, de mogelijkheid dedeelnemingsplicht
– uit te strekken tot anderen dan arbeiders, de zelfstandigen,
die niet in dienstverband in de bedrijfstak hun bèstaan
vinden. »

Het valt niet te ontkennen, dat voornamelijk daar waar
ht kleinbedrijf overheerst, menig weikgever in ‘tijden van
-depressie bij de betaling van de sociale lasten voor zijn
personeel met misnoegen dacht aan zijn eigen onverzorgde
levensavönd. Pogingen om ook hierin op de grondslag der
georganiseerde sani.enwerking en solidariteit vei»beteing
te brengen, moesten schipbreuk lijden op de in de aanhef
genoemde Wet op het levensverzekeringsbedrijf.
De thans voorgestelde regeling zal het mogelijk maken
ook de ondernemers der bedrijfstak, zowel werkend met
als zonder personeel, in het bedrijfspensioenfonds te doen
deelnemen, hetgeen zal medebrengen, dat ook de kosten
voor hun éigen pensioen als bedrijfslast erkend en als
element van de prijsvorming in dè calciilatie zullen wor-
den betrokken.

In beide opzichten impliceert ‘het ontwerp’het bestaan

30 Juni 1948

ECÖNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

515I

van een rechtsgerneenschap voor de bedrijfsgenoten, var-

in volgens democratische beginselen de meerderheid ge-
rechtigd is de minderheid – zij het door tussenkomst van

de Minister – te binden.
Maar niet alleen door middel van deze autonomie

kunnen de bedrijfsgenoten tot een oudedagsvoorziening

worden verplicht. – In bijzondere gevallen toch kan de
Minister ookmhtshalve daartoe besluiten. hier rijst’ de

vraag, of het wel uitsluitend de begeerde bevestiging van

in vrijheid gegroeide voorzieningen is, elke wordt beoogd,

dan wel de bevoegdheid om ook bedrijfstakken,
4
waar de

pensioengedachte niet is gerijpt, tot een bedrijfsregeling
te dwingen en de bedrijven waar men zich tot een ver-
zekering der arbeiders wenst te beperken tot het opnemen

der zelfstandigen te nop’en. Hiertegen nu moet worden

gewaarschuwd.’

Voor de overgrote meerderhéid ‘der deel-

nemer, dient het bedrijfspensioenfonds een zelfgewilde
instelling te blijve’n; dan alleen zal de toewijding worden

opgebracht, waarmede ze zoals tot dusverre worden be-

stuurd. Grote voorzichtigheid bij ‘het hanteren van’ dé
komende wet moge hier worden aanbevolen. Of het toe-

voegen, van ministeriële waarnemers aan het Bestuur
hiet een gevaâr zal blijken voor. de polair-paritaire

samenwerking tussen werkgevers- en werknemersvertegen-woordigers, die th4ns bij meningsverschil tot overeenstem-
tning moeten komén, dkn misschien de machtige waar-

nemér in hun richting zullen trachten te trekken, is even-
eens een vraag, welke overweging verdient. ‘
Sle’chts indien het in de bedoeling mocht liggen de
vettelijke oucledagsverzekering vôor een belangrijk deel-
te doen uitvoeren door bedrijfspensioenfondsen’ – en

enige uitlutingen van de Minister. wekken dat vermoeden
10)

– is het ambtshalve indelen van het bedrijfsleven en het

instellen van bedrijfspensioenfondsen voor iedere bedrijfs-
‘tak in de geest van het reeds eerder ingediende wetsontwerp
op de wachtgeld- én verkloosheidsverzekering de aange-
wezen weg. Maar in dat geval zou het toch wel gewenst
zijn de fondsen iiiéens v6or die bestemming in te richten.
– Véoralsnog blijft onzekerheid bestaan over de vraag,

of de bedrijfspensioenfondsen in de plaats zullen komen
van de algemene wettelijke verzekering, dan wel of zij
hun karakter van aanvullende verzekering zullen behiou-
den. Met het oog op deze laatste mogelijkheid blijft het
stichten van een nieuw of het verbeteren van een bestaand
bedrijfspensioenfonds een hachelijke onderneming. Wan

neer immers straks
:eeii
verplichte volksverzekering een

hogere bijdrage komt eisen dan de huidige Invaliditeitswet,
komt de premie voor het hedrijfspensioenfonds in de knel
en de eenmal begonnen voorziening weer opheffen is

onmogelijk, omdat inmiddels, reed pensioenen zijn tege-
kend, waarvan de dekking ten dele berust op nog in de

toekomst te ontvangen premiën.
Alen denke zich de positie van een bedi’ijfspensioenfonds

voor de landbouw, voor welks oprichting het wetsontwerp
de weg beoogt vrij te maken, wanneer naast de eigen
voorziening, welke bijv. f2 â.f3 per week zal vergen, een
algemene wettelijke verzekering bovendien een bijdrage
van enige guldens per week mocht komen vragen
Bij het overwegen van de vraag, of op de grondslag
van de wet tot het oprichten van bedrijfspensioenfondsen
zal worden overgegaan, zal het bedrijfsleven zich geslingerd
voelen tussen de vrées, dat latere algemene voorzie’ningen die van de bedrijfstak onhoudbaar of illusoir zullen maken
en de dringende behoèfte aan een behoorlijke oudedags-
verzorging-der bedrijfsgenoten.
1-let is wel te betreuren, dat men na de bevrijding, ge-
fâscine.erd dooi’ het dei’ikbeeld enei’ ,,volksverzekering”,
in den brede naar de ideale oudedagsverzorging is gaan
zoeken ii plaats van h&t voor de hand liggende te doen,
d.i. met de stijging der lonen ook de premiën en daaruit

de voorzieningen

der Invaliditeitswet te verhogen.
Op het gebied der oudedagsvrzekering heeft iedere

°)
Handelingen Tweede Kamer 1947/’48, blz. 497

maatregel ver in de toekomst reikende consequenties.

Een ogenséhijnlijk eenvoudig en technisch wetsontwerp
als het pndrhavige

kan’ hij zijn toepassing leiden tot

nieuwe verhoudingen, die bij latere maatregelen weer

moeten worden ontzienen aldus de oplossing van het

probleem niet, vergemakkelijken.
Het te waarderen wetsontwerp moge dan ook spoedig
worden gevolgd door een definitieve vaststelling van de

plaats der bedrijfspensioénfondsen in de regeling der
,
oude’
dags’verzekering.

Amstedam.

.

.

J. N. SMIT.

AANTEKENING.

DE INVLOED VA.N HET HE1IBEWAPENINGSPROORAMMA
IN DE VERENIGDE STATEN OP HEI’ PRIJSPEIL..

Hetyas de iaatste twee jaar het streven van de Ameri-

kaanse Regering en het Federal Reserve System om via het

budgetoverschot een deflatoire invloed op het prijspeil
uit te oefenen. Dit vond plâats door het kasoverschot van

de Schatkist te gebruiken voör de aflossing van schatkist-
papier, dat in het bezit was van de Reserve Banks, zodat

dit dan niet meer door het bankezen als dekking kon

worden aangewend. Mede door deze werkwijze is het
crediet, dat door de Federal Reserve Banks wordt verleend,
sinds het einde van 1945 met ongeveer $ 4 milliard ver-
minderd. Vooral in het eerste kwartaal van 1948, toen het

kasoverschot van de Schatkist S 6.700 millioen bedroeg,
kon een belangrijke deflatoire invloed worden uitgeoefend.
I-leis echter de vraag, of het tdekomstige verloop van
he de

g

,

iotingssalcli het mogelijk zal, maken deze deflatoire
politiek voort te zetten. Verwacht mag worden, dat het
overschot voor het belastïngjaar 1949 aadzienlijk geringer
zal zijn dan in 1948, enerzijds als gevolg van een vermin-
_dering van de inkomsten door een vei’laging dci’ inkomsten-
belasting, anderzijds als gevolg van een verhoging der
uitgaven door het herbewapeningsprogramma. De schat-
tingen voor het toekomstige hudgetoverschot voor het

belastingjaar 1949 lopen zeer uiteen. In het halfjaarlijkse
overzicht van Januari 1948 van de
President
der Verenigde
Staten wordt het overschot geraamd
0
1) $ 4.800 millioen.
lIet Congres echter komt tot een bedrag van S 10.100
millioen doordat het de uitgaven $ 2.500 millioen lager,
de inkomsten $ 2.800 millioen hoger schat. Dit was vooi’ de
Republikeinse ineerderheid, aldus , ,The Investors’ Chro-
nicle” ”an 12 Juni ji., mede een reden om, odanks het
veto van de President, een verlaging van de inkomsten-
belastingen door te zetten. ‘De staatsinkomsten zullen
hierdoor dalen, daar een grot vermeerdering van het
nationaal inkomen, gezien de bestaande ,,full emplôyment”,
niet aannemelijk is te achten.
Aan de andere kant is een vermeerdering van de uit-
gaven vobr riilitaire doeleinden te verwachten. Kort ge-leden heeft de President een verhoging van $ 3.000 mil-
lioen aangevraagd voor de militaire uitgaven voor 1949, die reeds 28 pCt van de totale begroting bedragen, dat is een verhoging van meer dan 25 pCt. hoewel hierdoor en

door de belastingverlaging het geraamde begrotings-
overschot voor 1949 waarschijnlijk nog niet in een tekort
zal omslaan, zal het toch wel niet meer mogehijkzijn de
deflatoire politiek, zoals die door het Federal Reserve
System is gevoerd in dezelfde mate, voort te zetten.
De verhoging van de militaire uitgaven, die in het bij-zonder zal dienen voor uitbreiding van de luchtmacht,
heeft echter nog andere gevolgen op het prijspeil dan via
het overheidsbudget.
Verschillende vhiegtuigindusti’ieën zullen moeten gaan
expanderen om aan de vergrote vraag van de Regering
te kunnen voldoena Hoewel een gedeeltedezer industrieën
de uitbreidingen met eigen middelen zullen kunnen finan-cieren, zaltoch ook een deel een beroep moeten don op de
kapitaalmarkt. Ook andere industrieën zullen kapitaal
nodig hebben ter financiering van uitbreidingen en moder-

516

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

80 Juni 1948

niseringen, waardoor een toenemende vraag naar kapitaal

zal ontstaan. De mate, wtarin dit zal geschieden, zal

mede afhangen van de vergrote vraag naar goederen als
gevolg van het herbewapeningsprogramfna, de belasting-

verlaging en het E.R.P.

Bovendien moet rekening worden gehouden met moge-

lijke psychologische reacties van de consumenten op het

herbewapeningsprogramma in deze zin, ,dat velen een

groteve schaarste zullen gaan vrezen, omdat de Overheid

voor het leger meer goederen nodig heeft. De koopkrachtige

vraag van de consumenten, die door de belastingverlaging

toch al wordt vergroot, zal hierdoor nog meer worden ge-
stimuleerd.

Daarnaast is het geenszins onmogelijk, dat door de

vermeerderde vraag van de Overheid naar oorlogsgoederen
schaarste zal ontstaan aan sommige grondstoffen. 1-Jet is
welhaast onvermijdelijk, dat deze toegenomen vraag naar

kapitaal, naar cindproducten en naar grondstoffen een

prijsstijging tengevolge zal hebben, omdat tegenover deze

vergrote vraag nauwelijks een vergroot aanbod mag worden
verwacht bij de heersende volle bezetting van de produc-
tieve krachten.

De invloed van een eventuele prijsstijging zou kunnen

worden tegengegaan wanneer een verdere deflatoire poli-

tiek zou kunnen worden gevoerl. Dit zou kunnen door
te trachten de consumptie te beperken door het sparen

te bevorderen. Het sparen is echter moilijk te beïnvloeden,

daar veranderingen in de rntestand, zoals bekend; weinig

invloed hebben. 1-let zou ook kunnen door te trachten

een zo groot mogelijk budgetoverschot te verkrijgen.
Dam’ de belastingen juist zijn verlaagd en een stijging van
het nationaal inkomen niet waarschijnlijk is, zou dit
moeten worden gezocht in een verlaging van de uitgaven,

hetgeen echter zou neerkomen op een vermindering van
het E.R.P.

INTERNATIONALE NOTITIES.

E.R.P. EN PRESTATIEPRIKKELS.

In de japrlijkse algemene vergadering van aandeel-

houders van de Belgische Kredietbank N.V. op 19 Juni ji. hield dé heer Fernand Collin, voorzitter van de Raad
van Beheer, een toespraak onder de titel ,,Het winstbejag”,
waarin hij ter inleiding vaststelde, dat het inwerking-
treden van het E.R.P. slechts kan worden toegejuicht.’

Daarbij mag echter niet uit het oog wrden verloren,

dat de Amerikaanse vrijgevigheid geen blijvende gevolgen
zal hebben, als door de West-Europese Staten• niet een
uiterste krachtsinspanning wordt verricht om orde te
brengen in eigen huis.. Veel is reeds bereikt; de Parijse
organisatie der XVI en de oprichting der Westerse Unie
zijn van grote betekenis.
Opheffing ‘der economische grenzen binnen Europa,
hoe belangrijk ook, is echter op zichzelf onvoldoende
om een nieuwe bloei te verzekeren. Fundamenteel is, dat
er binnen Europa meer, beter en goedkoper wordt gepro-
duceerd. Europa dient hiertoe zelf de nodige schikkingen te

treffen. Overheidsmaatregelen in de vorm van productie-
planneE monetaire saneringen e.d. zijn in dit verband
van groot belang. Maar hoofdzaak is, dat de enkelingen,
werkgevers èn werknemers bereid worden gevonden, hun
krachten volledig in te spannen.
Is daartoe de nodige atmosfeer geschapen? De heer
Collin meende dit te moeten betwijfelen. Tot nu toe heeft
de Overheid in verschillende landen slechts pathetische
oproepen tot het publiek gedaan om meer te produceren;
in concreto wordt de ondernemingsgeest echter ontmoedigd,
bijv. door sterk ‘progressieve belastingen. Onrust over
uitzonderlijke winsten in geval van monopolies of oneer-
lijke praktijken is ongetwijfeld op zijn – plaats; winst als
beloning van een verhoogde of verbeterde productie is
echter volkomen gezond. Op economisch gebied handelt

de mens uit eigen belang en deze kracht dient in dienst

der gemeenschap te worden gesteld. De klassieke prikkel:

beloning voor verhoging van prestatie, dient daarom,
zowel voor werkgevers als werknemers, in ere te worden

hersteld. ,,De ‘Westerse Staten hebben een grote behoefte

aan een verhoogde en verbeterde productie. hun wensen

zullen alleen dan s5oedig in vervulling gaan, wanneer zij

de gelijkschakeling bewerkstelligen van hun belangen

met deze van hun onderhorigen”.

WINSTSTREVEN IN HET RUSSISCHE BEDRIJFSLEVEN.

• Het maandbericht van ,,The National City Bank of

New York” over Juni vermeldt een bricht van het

Möskouse bureau van de New York Herald Tribune,

waarin wordt medegedeeld, dat verschillende Russische

bedrijven met aanzienlijke verliezen hebben gewerkt;

zij kregen daarom enige tijd geleden van overheidswege

een waarschuwing en werken thans met ruime winsten.

Over de eerste vier maanden van 1948 maakte bijv. de

Stalin automobielfabriek een winst van 11 mln roebel,
de Electrostal-fahriek een winst van 4 mln roebel. Deze en

dergelijke voorbeelden worden thans van overheidswege

gebruikt om andere bedrijven tot het maken van

winsten aan te sporen. –

,,Apiarently, the ,,profit motive” and ,,production for

profit” are not so easily dispensed with.as Socialist and

Comminist litei’ature would have us to believe”, aldus’

het maandhericht. Natuurlijk ziet het blad in, dat de

winsten bij een collectivistisch systeem naar de Staat
-vloeien en bij een kapitalistisch systeem naar de indivi-
duele ondernemers; een feit blijft echter, aldus het maand-
bericht, dat winsten blijkbaar, in welk systeem dan ook,
niet gemist kunnen worden, wil er sprake zijn van voort-

gaande kapitaalvorming en welvaartsverhoging. Het

winststreven in Sovjet-Rusland bewijst, dat zelfs staats-
bedrijven moeten renderen, willen zij voor de volkshuis-

houding geen blok aan het been vormen. Wat de individuele

prikkels betreft, ontdekten de Sovjet-autoriteiten reeds
vroeg de noodzaak het eigen belang aân ‘prestatieverhoging

dienstbaar te maken, zoals wordt bewezen door het ruime

gebruik van productiebonus-systemen en de grote onge-

lijkheid der inkomensverdeling.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

In de afgelopen week kwamen op de geldmarkt nage-
noeg geen veranderingen voor. De indruk bestaat, dat de
ruimte nog iets toenam, vooral tengevolge van het ver-vallen van schatkistpromessen en een voortgezette toe-

stroming van bankpapiei, welke laatste factor aan het
einde der iveek in betekenis afnam wegens de naderende
ultimo. Driemaandspromessen werden tegen
15/16
pCt
verhandeld, November t/m .Februaripapier noteerde on-

veranderd
1/8
pCt, terwijl de marktdisconto’s van de

langer lopende termijnen eveneens op het niveau van
1/-1/ pCt bleven. Callgeld bleef zeer ruim aangeboden

tegen
I
pCt.
Op de kapitaalmarkt trad tegen het einde van cle ver-
slagweek een daling op, welke vooral de Indische fondsen
trof. Meer dan de internationale spanning was vermoede-

lijk het verschijnen van het verslag der H.V.A. hiervan de
oorzaak. Alleen reeds voor het herstel in de bevrijde ge-
bieden van Sumatra zal- f 70 millioen benodigd zijn,
welk bedrag men uit eigen middelen hoopt te financieren.
Dat hiermede de kansen op grote dividenden zijn verkleind,

is duidelijk. –
De druk, op de kapitaalmarkt uitgeoefénd door belasting-
verkopen, zal wellicht iets kunnen afnemen tengevolge

van enige verlenging van de betalingstermijnen van de
heffingen en van de inkomsten-, vermogens- en onder-
nemingsbelasting, waardoor deze liquidaties door sommi-
gen over een langere periode kunnen worden uitgesmeerd.

30 Juni 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

517

DE NEDERLANDSCHE BAJK.

Verkorte balans
op
28 Juni 1948

Activa.

Hoofdbank

t


eJ°
messen
schuldbrieven

Bijbank


disconto

Agentscli.,,

10.000,-
t
10.000,-‘)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art.
II,
Ie lid, sub 3 van de
Bankwet 1937
j’
art. 4 van het Koninklijk
besluit van
1
October 1945, Staatsblad No,
F204)

…….

……………………..-
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26

Februari

1947

…………

..
1.800.000.000,-
Beleningen:

Hoofdbank

t

140.642.486,34
‘) (mcl.
voor-
schotten in re-

Bijbank

701.144,04
kening-courant
op onderpand)

Agentsch.,,

8.812.039,95
150.155.667,33
Op

effecten,

enz.

……….

..149.663.423,87′)
Op
goederen en’celen

492.243,46
150.155.667,33
1
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-.
wet

1937)

…………………..

…….


S

Boekvorçiering
op
de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van, 26 Februari 1947
,,
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:

Gouden munt

en

gouden
muntmateriaal

……..t

481.702.591,66
Zilveren munt, enz.
……

..428.867,76

482.131.459,42
Papier
op
het buitenland

..

t

318.166.700,-
Tegoed
hij
correspondenten in
het

buitenland

……….

..

143.110.462,52
Buitenlandse betaal-
middelen

…………….

..

5.649.664,63
467.426.827,15
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-

fonds

……………………

………..

..
105.828.132,33
Gebouwen

en inventaris

………………

..
2.500.000,-
Diverse

rekeningen

………………….

..
220.877.419,48

t
4.728.929.505,71

Passiva:
Kapitaal

…………………………..t
20.000.000,-
Reservefonds

…………………………
12.759.703,05
Bijzondere

reserves

……………………


54.447.566,03
Pensioenfonds

………………………….
‘19.978.825,60
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)

‘ ……
119.999.990,-
.Bankbiljetten in. omloop (nieuwe uitgifte)

..,,
2.960.500.725,-
Bankassignaties

in

omloop
………………..
157.210,65
Rekening-courant saldo’s:
‘s
Rijks Schatkist

…….t

741.421.737,04
Geblokkeerde saldo’s van
banken

…………..

..

56.897.575,40
Geblokkeerde

saldo’s

van
anderen

…………..

..23.609.863,39
Vrije saldo’s

……….

…506.384.006,31
1.328.313.182,44
Diverse

rekeningen

………………….

.. 212.772.303,24

t
4.728.929.505,71

‘)
Waarvan

schatkistpapler rechtstreeks

door
de Bank in disconto genomen

……….
t

‘)
Waarvan aan Nederlands-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99)

,,
39.529.875;-
Circulatie der door de Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte müntbiljetten
……

..
145.714.548,-

rr
ens
l
o
tt
e
volgt hier het staatje met het koersverloop

van de afgelopen week:
18

Juni
25 Juni

1948
1948

A.K.0.

………………….
.164f
161 GB

Van Berkel’s Patent

……….
126
124+

Lever Bros. Unilever C.v:A.


.
2954
289

Philips

G.h.v.A.

…………..
263k GB
258 GB

I(oninklijke Petroleum

……….
341+
838

H.A.L.

……………………
198 196

N.S.U.’

……………………..
1884
185 GB

li.V.A
……………………..
2314
221′

Deli

Mij.

C.v.A .

…………..
159 GB
1534GB

Amsterdam Rubber

…………
167+ B

,
160

STATISTIEKEN.

DE NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste posten in dulzendenguldens).
0

073
0)
0
°n
0
-0)
10

.
0.0
clo
o
E

30 Dec. ’46
700.876
4.434.786
100.816
103
153.109
18 Mei ’48
483.640
339.800
127.314

150.350
24

,,

’48
483.652
335.815
132.142
1
149,785
31

,,

’48 483.477 339.990
129.682
1
464.439
7 Juni ’48
482.744 328.940
158.037
1
149.440
14

’48
482.446
338.062
145.814
1
146.374
21

,,

’48
482.260
321.995 164.189
10
145.075
28

’48
482.131 318.167 149.260
10
150.156


Saldi In rekening-courant

•,0
,73

0
Cd
.2V”
4-
Id

0

Cd
cd
00
C)

.0
‘.0

30 Dec. ’46
2.744.151 1.099.855
90.071
43.706 590.158
18Mei ’48
2.899.604
734.607
02.221
29.113
518.402
24

,,

’48
2.891.990 780.762
49.836 26.818 537.913
31

,,

’48
2.947.391 778.917 45.578
.
25.659 503.197
7 Juni ’48
2.943.010
736.536
51.903 25.598
578.198
14

,,

’48
2.924.460 769.017
77.377
25.654
514.171
21

,,

’48
2.909.438 761.640
97.996
29.003 506.454
28

,,

’48
2.960.501
741.422
56.898
23.610 506.384

NATIONALE BANK- VAN BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen francs).

0

bD
0

,0
0
730
Data

Cd
e,,
9

0
0

26 Dec.

1946
32.226
5.648 4.953
214
698
49.158 2.0 Mei

1948
26.680′
12.075
6.401 890
313
52.391
271948
26.939 12.186
5.871
861
320
52.606
3 Juni

1948
27.116 11.728
7.380
882
306
52.626
10

1948
27.158
11.571
8.774
838
314
51.706
17

,

4948
27.237
11.942
8.682
643
332
51.031
24

,,

1948
27.240
12.099 8.489
598 335
51.041

0


Rekening-

.21
Courant
saldi

Data
.n
cd
>
0
I

0

cd
0Q
P.
o

CI)

t

.5

26 Dec.

1946 637
159.377
72.165
1
4.482
614
20 Mei

1948 637
166.268 78.056
6
6.178′
486
27

,,

1948 637
166.484
77.856
3
6.413
484
3 Juni
,
1948
637
167.575
79.022
7
6.461 483
10

,,

1948
…-637
167.966
78.889
6
6.837
483
17

,,

1948 637
167.494
78.301
4
6.889
482
24

,,

1948 637
167.313
78.365

4
6.755
482

‘) Waarvan 10.493 millloen trcs onbeschikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van 1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
‘) Deze post Omvat: oude .bilJetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.

BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten In millioenen ponden).

0
0


Itz
.5.5
.0
0
’00
OCI
C
d
0
o
0

0–.
..-.,

25 Dec. ’46
1

0,2
1

1.449,1
1.450
1

1.428,2

22,1
9

Juni ‘481
0,2
1

1.299,2

1
1.300
1

1.249 4
55,3
16

Juni ‘481
0,2
t

1.299,3
1.300

.
1

1.2500
50,2
23 Juni ’48j
0
1
2
11.299.2

1
1.300
J

1.249,8


50,4

S

0
Other securitles
Deposits
,
‘0
0)
cd
.1
….
73
,0

.
0
ID

0)
t::
0
o
00.
Ch

E’i
P,3j

25 Dec. ‘461
1,3

1
31,8

t’
13,6 15,8
346,5
10,3
278,9
9 Juni ‘481
0,7

1
336,5
1
15,8
19,4
405,2
12,2
302,1
16 Juni ‘481
0,7

1
335,8
1

23,9
20,2
412,7
14,7
304,5
23

Juni ‘481
0,8
338,8
23,3 20,9
416,2
13,6
312,8

S.

518

• ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
30 Juni 1948

VERKEER EN VERVOER IN NEDERLAND.

Omschrijving
Eenheid

Ioaicemj
Nov.

iart
919
47
94

1948

Indoxeijfor
vervoer
wilde biunenvaart
100
133
137
119
1′! t
154
1.000 t
917
1.224 1.253
1.091
1.015
1.411
waarvan

brandstoffen

………………..
,,
260
253
295 256 259
.

335
miii. t/km
127 164 165 143
146
203

Indoxeijfor eigen vervoer te water
.
100
‘128
117 86*
78
t 03
Eigen

vervoer te water

………………….
1.000 t
600
765
609
515*
467*
.

618
miii. t/kin
45
51
45
35* 34*
44*

Indcxcijfer internat. binnenvaart (laadvorm.)

.
100
46 43
31
.

42
5
Aantal
6.146 2.630 2.420

1.515
2.070
2.693
1.000 t
3.572
1.273
1.149 740
1.120
1.399
2092
479
651
437
744.
.

928
waarvanonder: Nederlandse vlag

1566
414
.
570 367
627
7971

Vervoer wilde

binnenvaart

………………

11

Belgische vlag

126
61
75
.

61
96
106

‘Wilde

binnenvaart,

prestatie

………………

Vertrokken

schepen

……………………’

..

Aantal
6 082
2.695
2.056 1.605
2.108
2.864′
1.000 t
39
1.332
1.003
814
1.139
1.43
1
.

Idem,

prestatie

…………………………

Lading

…..

………………………..

2252

475
521
337 389
672
waarvan onder: Nederlandse vlag
1559
355
..,.396
. .

281 321
.

544

Binnengekomen schepen

……………………
Laadvermogen ……………………………

Belgische vlag
229
93
84 36

32
77

Lading

……………………………………..

Aantal

2.144
1.369
1.317 978
1.199
1.513
1.000 t
1427
1.000 1.049
816
922
1.085

Laadvermogen …………………………

Lading

….

1051
353

506 424 577
.

688
waarvan Onder: Nederlandse vlag
199
104
154
135
218
223

Schepen

in

doorvaart

……………………..
Laadvermogen ……………………………

Belgische

vlag …………..
,,
.
174
276 227
253
354

.
………………………………………

Indoxcfer zoovaart (inhoud)

….

100
41
52
48
.44
56
Binnengekomen

zeeschepen ………………….
Aantai
1 758
732′
914
.

753 799
997
1.000 R.T.
T
4416
1.861
2.348
2.030
1.953 2.513
Idem, alleen geladen schepen

3834
1.661
2.113
.

1.791
1.670
2.164
waarvan in hijrivaart
1.048
.
1.113
1.112
1.062
1.198
Aantal
1 728
721
830
812
803 976

Bruto

inhoud

………………………….

1.000 R.T.
4418
1.786
2.254
..

2.174
1.918 2.430
Idem, alleen geladen schepen
3216
1.236
1.457

1.532
1.397
1.672

Vertrokken

zeeschepen ……………………….

waarvan

in

hijnvaart

…………………
,,
1.005
1.122
1.210 1.000
1.154

Bruto

inhoud

…………………………..

Goederenvervoer ter Zee:
.

1.000

t
1018
913
1.043
920 848
871
Gelost

hij

invoer

…………………
doorvoer

…………….

.
,,
1738
149 255
224
269
383
Geladen’)

hij uitvoer
484
171
223
116
183
177
doorvoer

…………….
1.421
168
229 249
266
376

Indexeijfer goedoronvervoer Ned. Spoorwegen
.
100 129
121
124*
.

110*
j28*
(3oederenvervoer Ned. Spoorwegen, totaal

. . .
1.000

t.
1.207
1.553
1.462
1.500*
.

1.324* 1.550*
.
351
347
265* 238*
302*
Ileizigerskilometers Ned. Spoorwegen

……..
.
millioen’
242
486
462*
442*
523*
waarvan grensoverschrijdend…………..

Tramwegen, vervoerde reizigers
…………..1
millioen
21,2
45,9
0,1
47,9
Interloc. autobusdiensten; vervoerde reizigers

. .
16,4 16,3
Locale autobusdiensten; vervoerde reizigers
. . . .
12,6
12,6

Indexeijfor verkeor op do rijkswegen
100
159
150
137
141
.

156
Slachtoffers verkeersongevallen:
Overleden

…………………………
Aantal
65 76

.
74 79
59
.

68

368
740
566 558
412 472

918
588
500
492
380
522*
Ernstig

gewond

………………………

Indexcijfers:

..

Licht

gewond

…………………………

100

117
114
122
91
105*
Overleden

…………………………..
..
100

201
153
152
112 128*
Ernstig

gewond

……………………….
..
Licht

gewond

…………………………
.
100

64
54
54

41
57

‘)

Bunkermateriaal ed.

niet inbegrepen.
.

.
)

Voorlopig cijfer.

SAMENSTELLING DER NEDI4IILANDSF. IIINNENVLOOT OP
1
JANUARI
1948.

Laadvermogen
.
Laadve.rmogen
Laadverrnogeniçlasse
Aantal shei,cn
in
Wijze van voortbeweging
Aantal schepen
in
tonnen
. .
tonnen

21-

80 ton
6.830
342 619
sleep
2.640.069
80- 450 ton
4.287
1
70.036
1.714
‘131.909
150-

250 ton
1.755
328.610
Zeil en motor
76
7.966
250-

400 ton
1.119
349.51
1
Opduwer
‘1.835
171.743
400-

600 ton
1168
589.077
Zijsiroef

Zeil

…………………

826 139.381
.000-1.000 ton
817
.

672.51!
0.082
707
465
1.000-1.500 ton
514
655612
Stoom

…………….
‘231
52.436
1.500-1.800 ton
’12!
197.760

…………….

125
285.224
Totaal 1
Januari

.
………………
hlolor

………………

‘1948

.
16.736
3.850.969
Totaal

1
Januari
1947

.

…..

15.741
3.371.188
1.800 ton en meer

………

Totaal
1
Januari
1946

.
13.129
2.727.835
Totaal
1
,jaunri 1948

.
. . .
16.786 3.850.969
Totaal
1
Janua’t
1942

. .
19.905
.
4.703.230

Bron:
Centraal Bureau voor de
Statistiek.
t’

Kon. Ned. Boekdukkerij H. A. M. Roelants

Schiedam

Economisch -Stutistisch Kwartaalbericht

Researchuitgave vân.
het Nederlundsch Economisch Instituut

Deze week verschijnt het tweede nummer

UIT DE INHOUD:

De economische situatie in Nederland

De voortgang von het economisch herstel
in Indonesië

De
coniunctuur
in België. –

De conjunctuur in de Verenigde Staten

De economische toestand in Groot-Brittannië

De economische toestand in ,Frankrijk

Conjunctuur en conjunctuurpolitiek in Zweden

Internationale geld- en kapitaalmarkten

Janrubonnementen t 6.50; voor abonné’s ,,E.-S.B.” t 5-

Telefoon 38340 — Rotterdâm — Giro no. 8408

Zojuisf verschenen:

Dr J. HORRING

Methode van Kostprijsberekening

in de Landboüw

179 bladzijden – prijs f 750 –

Uitgave N.V. Drukkerij vh. W. ten .Kate — Emmen

N.V. Koninkl. Nederlandsche Maatschappij

tot Exploitatie van Petroleumbronnen

in Nederlandsch-Indië

gevestigd te ‘s-Gravenhage.

In de op heden te Amsterdam gehouden Algemene
Vergadering van Aandeelhouders werd het dividend
over het boekjaar 1947 vastgestêld op 9 %.
Betaling van dit dividend ad
f
90.—
minus 15 %
dividendbelasting
f
76.50 voor de gewone aandelen,
en f9.— minus 15 % dividendbelasting
= f
7.65 voor
de onder-aandelen zal geschieden van Donderdag 8 Juli
1948 af, tegen intrekking van dividendbewijs no.
89
van de gewone en onderaandelen bij onderstaande
kantoren:

te Amsterdam:

Nederlandsche Handel-Maatschappij N.V. of
Kasvereeniging N.V.

te ‘s-Gravenhage:

NederJandsche Handel-Mâatschappij N.V. of
de Heren Schil! & Capadose

te Rotterdam:

Nederiaiidsche Handel-Maatschappij N.V. of
de Heren van (ier Hoop, Offers & Zoon.

‘s-Gravenhage, 29 Juni 1948.

Bond van Belastingco.nsulenten

OPLEIDING BELASTIN GCONSU LENT

De inschrijving voor de van Bondswege georganiseerde
Opleiding tot belastingconsulent is weder geopend.

Cursussen te Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Gro-
ningen, Arnhem, Deventer, Roermond en .Roosendaal,

Aanvang September.
Docenten, Inspecteurs van ‘s Rijks belastingen en andere Vakspecialisten.

Middelbare schoolopleiding
of gelijkwoardige ontwikkeling vereist.

Uitvoerig prospectus op aanvrage:

Kraaienlaan 13

Den Haag

Tel. 339460

Verliesposten Voorkomend Systeem

bestaande uit 4 Diensten


V.V.S.

1-let V.V.S.
is
een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande credieten. Aan.
vaard als onderdeel der debiteuren.administra-
tic.
zal het van groote practische waarde blijken

te zijn.

Onze V.V.S..brocburc wordt
op
aanvrage kosteloos toegezonden

Van der Graaf 8 Co’s hureaux voor den handel N.V.
Amsfelstraat
14-18,
Amsterdam-C, Telefoon
38631 (5
lijnen)

1

ASSOCUTIE ‘CASSA

KASSIERSINSTELLING

OPGERICHT IN 1806
HEERENGRACIIT 179 • AMSTEROAM-C

Bij de Rotterdamsche Electrische Tram kan een amb-
tenaar in de rang van –

administratief hoofdambtenaur

worden geplaatst ter vervulling van de functie van
Chef der afdeling Comptabiliteit.

Vereisten
Theoretische ontwikkeling, gelijkstaande met de ad-
ministratieve en bedrijfseconomische kennis van een
accountant, academisch gevormd
of
gediplomeerd
door het Nederlands Instituut van

Accountants.

Enige jaren practijk in leidende positie bij grotere
onderneming of bedrijf.

Leeftijd tot
40
jaar. Salarisgrenzen f 5650.- tot
t 6900.-
(salarisverbetering in voorbereiding). Kinderbijslag
volgens gemeentelijke verordening.

Sollicitaties op zegel

t’
,onder No.
398
te richten to
Burgemeester en Wethouders en in te zenden aan het
Bureau Personeelvoorziening, kamer no.
331,
Raadhuis
• Rotterdam, binnen
14
dagen na het verschijnen van
deze oproep.

Departement van Overzeese Gebiedsdelen

Ter vervulling van een bij de Landsradio- en
Telefoondienst in Curaçao bestaande vacature wordt
gevraagd een

boekhoudkundige kracht

niet ouder dan 34 jaar, in het bezit van het diploma
H.B.S. 5-j. c. (eventueel Mulo-diploma), de akte
Boekhouden M.O. of het Staatspraktijkdiploma, en
beschikkende over ervaring als zelfstandig boek-
houder bij voorkeur in een bedrijfsboekhouding.

Bezoldigingsregeling:
ongehuwd:
f 408,— ‘s jaars, stijgende met 5 twee-jaarlijkse verhogingen van f 288,— tot
• het maximum van f 6048,—;
gehuwd:
f5760,— ‘s jaars, stijgende met 5 twee-
jaarlijkse verhogingen van f360,— tot
het maximum van f 7560,—.

Duurtetoeslagen:

Ongehuwden genieten een duurtetoeslag van 90 %
van de eerste f1200,— van de bezoldiging, 65 %
van de tweede f1200;— en 45 % van de derde
f 1200,—, 40 % van de vierde f 1200,—, 30 % van
de vijfde f 1200,— en 30 % van de zesde f1200,—.
Gehuwden zonder kinderen genieten een duurte-
toeslag van :95 % van de eerste f1200,— van de
bezoldiging, 70 % van de tweede fl200,—, 50 ?/
van de derde f1200,— en 40 % van de vierde
f1200,—, 40 % van de vijfde f 1200,—, 35 % van
de zesde f1200,— en 30 % van de zeyende’f 1200,—.
• Voor gehuwden met
één kind,
twee kinderen,
meer dan twee kinderen
worden de percentages genoemd in de vorige alinea
onderscheidenlijk:
100%,80%,50%,45%,40%,350/3n30%
105%,85%,50%,45%,40%,35%en3O% 110%,90%,55%,45%,40%,35%
en3O%
Naast evenbedoelde duurtetoeslag genieten ge-huwden bovendien nog een toeslag van
5
% van
de toegekende bezoldiging toteen-maximum van
f 300,— per jaa
r.
Duurtetoeslagen zijn van tijdelijke aard en kunnen
derhalve gewijzigd of ingetrokken worden.

Kindertoelage: 4 % van de bezoldiging met een
maximum van f300,— per jaar.en per kind.

Tegemoetkoming in de uitrustingskosten:
Voor ongehuwden: 1/8 gedeelte van het totaal-
bedrag van het jaarlijks inkomen tot een maximum van f1500,—.
Voor gehuwden: 1/6 gedeelte van het totaal-
bedrag van het jaarlijks inkomen tot een maximum
van f1500,—.

Uitzending: voorshands in tijdelijke dienst met
een dienstverband van vijf jaren. Bij gebleken ge-
schiktheid kan benoeming iii vaste dienst volgen.

Overtocht: voor landsrekening, c.i. ook voor
het wettig gezin (rekening dient te worden gehouden
met de omstandigheid, dat de uit te zenden ambtenaar
eerst alleen dient te vertrekken, en dat het gezin
eerst kan volgen nadat het hoofd van het gezin zich
in Curaçao van woongelegenheid heeft voorzien).

Gezegelde verzoekschriften met afschriften van
diploma’s en getuigschriften, onder opgave van ante-
cedenten en referentiën, binnen 10 dagen na het
verschijnen’van deze advertentie te zendén aan de 7de Afdeling van het Departement van Overzeese Gebiedsdelen, Plein 1, ‘s-Gravenhage.

Annonces voor het volgend nummer

dienen uiterlijk Maandag 7 Juli a.s. in het bezit te

zijn van de administratie, iLange Haven 141, Schiedam

N.V. BRONSWERK

AMERSFOORT

AMSTERDAM

ROTTERDAM

Afd.
Pijpleidingen

V/H BECHT & DYSERINCK

Afd.
Warmtetechniek

V/H 1-iIJYGEN & WESSEL

Afd.
Luchttechniek

V/H BECHT & DYSERINCK

Afd.
Koeltechniek

V/H HÜYGEN & WESSEL

Afd.
Electrotechniek

V/H l-1UYGEN & WESSEL

Land- en Scheepsins(aIIa fles

,,HOLLANDIA”

HOLLANDSHE FABRIEK VAN MELK-

PRODUCTEN EN VOEDINGSMIbDELEN N.V.

HOOFDKANTOOR TE

VLAARDINGEN

Economisci Statistische

Berichten

voor Veclertand Pieter de (loovhstraot
s,
Rotterdam
Tetéfoon: Redactie
38040, Administratie 38340. (h’ 8408.
Bankiers R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde E/io-
flonhie,
14,
Universiteitslraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Ifoochstraot 5. Rotterdam (1V.).
I3ankiers: Ban qtie de Commerce, Brussel.

Abonnemenlsprijs, franco per pos!, voor Yederland
126*
per jaae,
voor België fLuxembarg
/
28
per jaar, te voldoen door storting van de
tegervieakrde in francs bij de Ban que de Comsnerce te Brussel. Overzeese
qebiedsdeten (per :eepost) en overige tanden f28 per jaar. Abosinemen-
ten hunnen ingaan snel elk nummer en slechts worden beëindigd per
utlimo van het kalenderjaar.

Aan getekende slakken in .Yederland aan liet Bijkantoor Wel:ee-
dijk, Rotterdam

Al)
VERTENT lES.
Alle correspondentie
betreffende
adverlenties te richten aan de
Firma ii. A. Al. Roelants, . Lange horen
f4r,
,Schiedam (Telefoon
69300,-
toestèl
6).

Losse nummers 75 cents, resp. 12 B. francs.

Auteur