AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
‘Economisch-Statistische
Berich t
*
en
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE -VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
1
33E
JAARGANG
0
WOENSDAG 28 JANUARI 1948
No. 1603
COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ck.
Glasz; H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;
F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris)
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
COMMISSIE VAN ADVIÈS VOOR BELGIË:
J. E. Menens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;
F. Vers ichelen.
Gege’ens over adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde oan dit nummer.
INHOUD:
Blz.
De artikelen van deze week .• ………63
Sommaie, summarieS ……….
63
1-lersteiplan en herstelbetalingen
door Prof. Dr Ir
Goudriaazi
…………………………..
64
1-let in werking treden van de enelux-douaneover-
eenkomst
door Mr Dr J. ç’an der Poel
………..
67
1-let agrarisch exportsaldo van Nederland
door
H. Schalkers en Dr Ir A. L. S. Bör ……….71
De transacties van het Internationale Monetaire
Fonds
door Prof. Dr H. M. H.
A.
ç’an der Valk..
74
Aantekening:
ExportprLjzen
en
subsidiepolitiok
………………….
75
Internationale
notities:-
De Italiaanse botalingsbalens
…………………….
76
Do handelsbalans van Denemarken
………………..
76
Geld-
en
kapitaalmarkt
……………………
77
Statistieken:
B
nnkstaten
………………………………….
77
Enige
indexclJtors
van do industriële productie In Nederland
78
%rericeer cii vervoer in
Noderland
………………….
79
DEZER DAGEN
wordt er geoefend op de houding ,,voet bij stuk”. De
Nederlandse Minister van Financiën heeft het voorbeeld
gegeven. De Istelling, dat naasting van de aandelen van
De Nederlandsche Bank, en het door de Regering doen
bewaken van enkele strategische punten daarin, een
nationaal belang is,. werd door hem taai verdedigd en
behouden. Even vasthoudend, zij het ook met de opzet
om de huidige waarde van de franc los te laten, was zijn Franse collega. Ondanks ernstige bezwaren van Engelse
zijde en een officieel protest vn het Internationale
Monetaire Fonds, heeft Frankrijk aan de devaluatie –
een door ieder als onvermijdelijk erkend prijsgeven – een
vrije markt in harde valuta verbonden. Nu hdt protest
toch ijdel is gebleken,hebben de protesterenden laaraan
nietyillen verbinden een opzeggen van de samenwerking.
Zô
wordt ,,self reliance” de order van de dag. Minister
Bevin heeft het gevaar, in deze houding gelegen, voor
grotere kwesties ingezien. Hij heeft aan een protest over
de eigengereide houding van Rusland een positief stand-
punt verbonden en verdedigt de ,,Western Union”. West-
Europa kan zichzelf slechts handhaven, als het zichzelf
– maar dan collectief -. betrouwt. Hij drukt hiermee de
voetstappen van Churchill, die bijna twee jaar geleden te
Fulton analoge woorden deed horen. Churchill, wien
thans voet hij stuk alweer te statisch is, wenst een nog steviger politiek. Emerson’s ,,On self reliance” schijnt
voor hem geschreven; zou ook de daarin. vervatte gedachte
over de zelfstandige geest: ,,it seems be knows how to
seak for his contemporaries” wederom in vervulling
gaan?
Voor degenen in de Verenigde Staten, die het Marshall-plan slechts schoorvoetend willen volgen, werd het duide-
lijk, dat de Administration op haar stukstaat. De beperkende
voorstellen van Oud-President Hoover werden door
President Truman zonder commentaar afgewezen, een
reeks autorfteiten trachtte bij de parlementaire hearings
het ,,tus’t thyself” in Amerika te doen postvatten. Het
behoeft geen betoog, dat de gedachte van Bevin, welke de
last verlicht, daarbij koren op hun molen is; zo ook het
bericht, dat de graanleveringen aan Europa lyinnen ge-
schieden zonder aantasting van de wettelijke reserve-
voorraad voor de Verenigde Staten. Z6 kon Minister
Marshall aan de Amerikaanse lafldbuwers uitleggen,
hoe men zich zelf kan ,helpen en- een ander tevens.
Dit brengt oiis terug op de kern van het betoog van
Minister .Bèvin. Niet alleen Engeland, Frankrijk en de
Beneluxlanden wil hij in eerste samenwerking betrekken,
maar ook de ,,oversea territories of the French, Dutch,
Belgians en Portuguese”. Dit geeft onverwacht voet aan
de opvatting, door Nederland hardnekkig volgehouden,
dat herstel van orde en rust in Indonesië niet een
bekrompen nationaal gezichtspunt, doch een internatio-
naal belang is. Er is nog geen reden om het bereikte op
een .voetstuk te plaatsen; zelfs al weet men, wat men wil,
dan weet men nog niet, waar men aan toe is (West-Indische
zegswi.jze
?).
Beter vergaat het in dit opzicht de door de oorlog
getroffenen. Al zullen zij zich nog niet geheel op de been
geholpen voelen, door het wetsontwerp tot schadevergoe-
ding, zij krijgen tenminste een voet aan de gronl, of,
financieel gesproken, grond onder de voeten.
Vermogensheffin gen
Objectieve
en .deskundige
voorlichting aan bedrijven en
particulieren die een deel van
hun vemogen moeten vrij-
maken voor betaling der ko.
nende heffingen, verstrekt de
Naami. Venn.
Hou andsche
Belegging- en
Bèheer-Mij.
Anno
1930
Keizersgracht 706
–
Amsterdam
C
Commissariasern
Prof. Ir. 1. P. de Vooys;
Drs. J. H. Gispen; Mr. J. E. Scboltens,
Directie: –
Gerlof Verwey;
Dr. 1′. Ph. Groeneveld;
A. C. Leeuwenburgh.
ROTTERDAMSCHE
BANK
225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
FINANCIERING
VAN
IMPORT.
EN. EXPORT-
TRANSACTIES
a
EMBO
Koninklijke
Nederlandsche
Boekd rukkerij
N. A. M. Roelants
Schiedam
11
N.V. KONINKLIJKE
N E D E R L A N D S C H E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo Hengelo
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
cbloorbleekltsog
natronloog, cawtic soda.
•
1JC }tfttit
ESTABLISHED 1878
An Independent Journal of Finance
and Trade
*
OBJECTIVE APPRAISALS
•
CONSIDERED JUDGMENT
IMPARTIAL OPINION
Contains most complete range of
British economic and financial statist-
ics published in any weeklyournal
*
World wide circulation
*
Annual subscription rate: (post free-
to include all supplements) £ 3:2:6
(fi 33,40)
.d
special 8uppternent.
0fl
Economie Con- ditions
in The
Netherlands wilt be published
on January 31
LONDON: 51 C4NNOY STREET, E.C. 4
,,HOLLAN DIK
HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V
HOOFDKANTOOR TE
VLAARDINGEN
•
_
Nederlandsche
Handel-Maatschappij,
.v.
–
(Deviezenbank)
Hoofdkantoor: Amsterdam
Kantoren in binnen- en buitenland
Alle
bankzaken,
o.a.
financiering
van Im- en Exporten
Inlichtingen
omtrent
Handels- en Betalingsverkeer
Bemiddeling
bij
het zoeken van nieuwe
zakenrelaties
in
binnen-
en
buitenland
(Contact-Bureau)
a
720
Behandeling van alle
bankzaken
**
Bezorging vn alle
assurantiën
R. MEEAS & ZOONET
BANKIERS EN ASSURANTIE-MAKELAÂRS
AMSTERDAM
– ROTTERDAM
S.CRAVENHAGE
DELFT – SCHIEDAM – VLAARDINGEN
-II
28 Januari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
63
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Prof. Dr Ir J. Goutlriaan,
Herstelplan en herstelbetalingen.
Het Marshall-plan legt geen enkel verband tussen de
noodtoestand der West-Europese landen en de omstan-
digheden, die deze toestand hebben teweeggebracht.
Voor de betreffende landen bestaat evenwel de mogelijk-
heid om schadevergoeding te verkrijgen uit het nationale
vermogen van Duitsland. In dit verband rijst de mogelijk-
heid van een nieuwe grootscheepse transactie, ni.
de oQer-
neming door de Verenigde Staten van de West-Europese
claims op Duitsland ter ‘afbetaling ç’an de oerleende en nog
te oerlenen credieten.
Om van Duitsland nog.iets terecht te
brengen, is nodig .vastheid en eenheid van leiding, in
handen der Amerikanen dus. Voor Nederland en zijn
lotgenoten komt het er in de eerste plaats op aan, dat,
nu nieuwe verplichtingen worden aangegaan, ook in de
dekking dezer verplichtingen wordt voorzien op een
zakelijk juiste manier.
Mr.
Dr J. van der Poel,
Het in verking treden oan de
Benelux-douaneopereenkorn.st.
Per 1 Januari jl. hebben België, Nederland en
–
Luxem-
burg dezelfde invoerrechten voor van derde landen in-
gevoerde goederen; geen heffing van invoerrechten vindt plaats bij binnenkomst van goederen van Nederland in de
Belgisch-Luxemburgse Uhie en omgekeerd. Schr. be-
spreekt de wijzigingen in de oorspronkelijke overeenkomst,
die inmiddels actueel zijn geworden, voorts de gelijk-
schakeling (op enkele uitzonderingen na) van de ,,koloniale
preferenties
van
België en Nederland, de samenvoeging
douanevisitatie reizigers, de herkomstbeschikking Tarief-
besluit 1947 en de tarraheschikking 1947. In de drie landen
worden’ voorlopig de bestaande accijnzen en omzetbe-
lasting gehandhaafd, evenals het stelsel van licenties voor
in- en uitvoer en de deviezencontrôle..
K.
H. Schalkers en Dr Ir
A.
L.
S.
Bar,
Het agrarisch
exporisaldo oan Nederland.
Het is uiterst gewenst om te bepalen, welke de plaats
is van de landbouw in Nederland. 1-let probleem, waarover
dit artikel handelt, is in ‘het kort het volgende: zijn de
agrarische sector en de Visserij in staat ons volk geheel te
voeden, of is de activiteit op dat gebied een weliswaar
nuttige doch slechts gedeeltelijke bijdrage tot dat doel?
Het antwoord op deze vraagstelling luidt als volgt:
de agrarische sector
(mcl.
de visserij) is vbôr de ver-
woestingen tèn gevolge van de oorlog niet alleen in staat
geweest het gehele Nederlandse volk te oeden; hij heeft
zelfs een deviezenoverschot gelaten, waaruit, beha1ve
relatief luxe importen als koffie, thed en cacao, nog een
bijdrage voor de overige sectoren van ons economisch
leven kon worden gepresteerd.
Prof. Dr H. M. H. A. van
dor Valk,
De transactieS çan het
Internationae Monetaire Fonds.
In de laatste maanden is er van verschillende zijden
op gewezen, dat de instellingen van Bretton Woods
(le Internationale Bank en het Fonds) niet opgewassen
zijn tegen de huidige moeilijkheden. Dit is juist, maar hun
taak – was ook van beperkter aard dan de doeleinden,
waarvoor- thang steun is en wellicht zal worden verleend.
Voorts wordt in de laatste jaarverslagen van beide in-
stellingen erkend, dat de huidige moeilijkheden groter zijn
dan men in Bretton Woods heeft voorzien; de oorzaken
hiervan zijn: de enorme oorlogsschade, na de. oorlog
gemaakte fouten – en abnormale weersomstandigheden.
Het Internationale Monetaire
4
Fonds is echter ook nooit bedoeld geweest om een internationale monetaire criss
als de.huidige te bestrijden; het kan alleen een aanvullénde
taak vervullén. Dl&t het dit doet, blijkt uit het feit, dat
het reeds een bedrag van ruim $ 400 millioen ter beschik-
king van enkele Europese landen heeft gesteld.
SOMMAIRE.
Professour J. Goudriaan,
Le programme de redressement de
l’Europe et les réparations allemandes.
En vue de donner au plan Marshall une base saine,
il est nécessaire de le combiner avec les revendications de
l’Europe occidentale vis vis de l’Allemagne. La meilleure
solution serait la reprise cle ces revendications par les
Etats Unsafin de permettre aux pays de l’Europe occi-
dentale de purger leurs crédits en dollars actuels et futurs.
Dr
J. van
der Poel,
L’Union douanière ,.Benelux” en
application. –
L’Union douanière ,,Benelux” est appliquée depuis le
ier janvier 1948. Les droits d’accïse, les taxes de trans-
mission, les systèmes de licence d’importation et d’expor-
tation et le contrôle sur les devises étrangères, seront pro-
visoiremen t maintenus. Aussi 1′ Union douanière , ,Bene-
lux” est encore ,,incomplète”.
K.
H.
Sehalkors et
Dr
A.
L.
S.
Bar,
Le surplus de l’expor-
tation de produits agricoles aux Pays-Bas.
L’agriculture joue un rôle important dans l’économie
née’landaise. Avant les dévastations, dues 6L la guerre, les
récoltes.nationales suffisaient 6L l’alimentation de la po-pulation néerlandaise. En outre, l’exportation de produits
agricoles permettait
–
des achats â l’étranger en faveu”
d’autres secteurs de l’économie nationale.
Professeur
H. M. H. A. van
der Valk.
Les’ transactions du
– Fonds Monetaire International. –
Ce n’est certainement pas la tâche du F.M.I. de corn-
battre la crïse monétaire internationale qui règne actuel-
lement. Le Fonds est seulement f même de fournir une
aide complémentaire. Jusqu’4 présent cette tâche a été
bien remplie. Une somme totale de plus de 400 millions $
a dé été mise t la disposition de plusieurs pays de
l’Europe. –
SUMMARIES.
Professor J. Goudriaan,
European Recooery Program and
German reparations.
In order to give the Marshall-plan a sound foundation
it is necessary to combine this plan with Western Euro-
pean claims on Germany. The right vay for the United
States to do this would be to take over these claims
so that the Western Eurojean couiitries would be able
to redeem their existing and future dollar credits.
Dr J. van
ler Poel,
The Benelux customs union in operation.
The Benelux customs union came into operation on
January, ist, 1948. For the time being, however, the
three countries maintain the existing excises and purchase
taxes, their systems of import and export licenses and
their foreign exchange control. The Benelux customs
union, therefore, is stili ,,incomplete”.
K.
H.
Schalkors and
Dr A. L. S. Bar,
The agricultural
export surplus of the Netherlands.
The rôle of agriculture in the Dutch natiorïal economy
is very important. Before the period of devastations,
caused by the war, agricultural production at home was
ample enough to supply food for the Dutch population.
In addition agricultural exports resulted in a flow of
foreign exchange to other sectors of the national economy.
Professor
H. M. H. A. van dor Valk,
The transactions of
the International Monetary Rund. –
It is certainly not the task of the I.-M.F. to combat the
present international monetary’crisis. The Fund is only
able to assist in an additional way. Till this moment this
task has been readily.fulfilled. A total amount of more
than $ 400 millions has already been put at the disposal
of several European countries.
64
ECONOMISCH-STATISTISCHE
,
BERICHTEN
28 Januari 1948
HERSTELPLAN EN HERSTELBETALINGEN.
Sommige Nederlanders zijn zo ver afgedwaald van de
oud-vaderlande traditie, dat zij het maken van buiten-
landse schulden en het liquideren van door vroegere
generaties gemaakte buitenlandse beleggingen bijna als
de grootste weldaad beschouwen, die hun kan over-
komen. Na de vorige oorlog waren de waarschuwingen
tegen het potverteren niet van de lucht. Zij varen toen
misplaatst; er is vermoedelijk geen tweede periode in de
economische ontwikkeling van Nederland, waarin zoveel
bespaard en van het bespaarde zoveel in Nederland
geïnvesteerd is als in die jaren. Maar thans, nu de waar-
schuwing wèl op haar plaats is, wordt zij maar zelden
gehoord en nog zeldzamer in acht genomen. En men
denkt onwillekeurig aan het verhaal
van
het jongetje,
dat zoveel malen ten onrechte voor de wolf was gewaar-
schuwd dat hij aan zijn komst niét meer geloofde, toen
het tenslotte bittere ernst was.
De Duitse weerwolf heeft de soliede Nederlandse wel-
vaart tot het gebeente aangevreten – nu is het de tijd
er tegen te waken, dat deze welvaart niet voor generaties
lang achteruit vordt gezet.
De schrijver van dit artikel blijft bij niemand achter
in waardering en bewondering voor de wijsheid, door-
tastendheid en edelmoedigheid van het Amerikaanse
herstelplan. Het is uniek.in de wereldgeschiedenis en een
tastbaar bewijs van het grote verantwoordelijkheids-
gevoel, waarmee de Verenigde Staten hun taak van
leidende’ grote mogendheid vervullen.
En toch veroorlooft hij zich de opmerking, dat het
Marshall-plan, indien het blijft bij hetgeen daarover tot
dusver
is
gepubliceerd, niet meer is dan een onmisbaar
noodverband tegen acute verbloeding; noodzakelijk,
maar niet voldoende voor de algehele genezing van de
patient. Een halve maatregel, die kan leiden tot grote
toekomstige moeilijkheden, voor welke men zijn beste
vrienden in tijds moet waarschuwen. Want het Marshall-
plan bevat geen enkel gezichtspunt voor de dekking en
terugbetaling van de in uitzicht gestelde credieten; het
legt geen enkel verband tussen de noodtoestand, waarin
de West-Europese landen verkeren, en de omstandigheden,
die deze toestand hebben teweeg gebracht; het legt geen
verband tussen de schulden, die deze landen moeten aan-
gaan om zich uit de directe nood te redden en de vorde-
ringen, die deze landen kunnén laten gelden op de partij,
die van al deze rampen de oorzaak was.
liet vraagstuk van de aard en de omvang van cJe schade-
vergoeding, die Duitsland aan Nederland behoort te be-
talen, is onder een slecht gesternte geboren, namelijk
onder het gesternte der incidentele, fragmentarische ge-,
zichtspunten
Een uitlating van de toenmalige 1Iinister van Buiten-
landse Zaken aan het adres der Duitsers, dat Nederland
zich het recht voorbhield om
vor
alle onder water gezet
gebied vergoeding te eisen £loor annexatie van Duitse
grond, heeft in de emotionele atmosfeer der laatste be-
zettingsmaanden bij een groot aantal personen de gedachte
doen ontstaan, dat schadevergoeding door middel van
annexatie de juiste eis was op het juiste ogenblik, de door
de historie (!) opgelegde taak tegenover toekomstige
generaties, enz. Er zijn comité’s en verenigingen opgericht,
studiereizen gemaakt te land, in de lucht en op de kaart
en sêdertdien is het merkwaardig stil geworden rondom
de annexatiegedachte; men komt haar de laatste tijd,nog
slechts sporadisch tegen en dan ineengeschrompeld en
vermomd als grenscorrectie.
Dat men door het annexeren van Duitse grond en
Duitse bewoners een twistappel werpt in het Nederlandse
volk, dat zich eerst te laat de werkelijke consequenties
bewust zal worden, is een beeldspraak, die deze aangelegen-
heid te optimistisch voorstelt. Men plant een boomgaard
mét twistverwekkende appelaars, waarvan volgende ge
slachten nog de wrange vruchten zullen plukken en
moeten verteren. –
Maar veel ernstiger dan de sociologische en politieke
moeilijkheden, welke bij annexatie te vrezen zijn, is het
feit, dat deze maatregel noch op economisch noch op
zuiver financieel terrein, qualitatief noch quantitatief,
enige werkelijke baat belooft. Het actief van de Neder-
landse Staat neemt door annexatie niet merkbaar toe;
de staatsschuld neemt niet af; de béhoefte aan nieuwe
investering en dus aan meer buitenlandse schuld wordt
groter. De producten van landbouw en mijnbouw, die
men uit het te anne€ren gebied denkt te betrekken,
moeten betaald worden met verhoogde uitvoer naar
dit gebied. Het is een misverstand om te geloven,
dat handels- en betalingsbalansen alleen bestaan voor
staten; men kan ze opstellen voor elke willekeurige
groep van huishoudingen en bij een enigermate ge-
stabiliseerd economisch organisme moet de betalings-
balans ook voor elke groep in evenwicht zijn. De gedachte,
dat het voordelig is zoveel mogelijk grondstoffen binnen
de eigen grenzen voort te brengen, heeft bestaansrecht in
een nationalistische, of als men wil
nationaal-socialistische
gedachtengang – zij oefent geen enkele bekoring uit
op degeen, die weet dat de economische toekomst van
Nederland staat en vâlt met onze positie in het inter-
nationale ruilverkeer. –
ln Juli 1945 bracht de conferentie van Potsdam .een nieuw gezichtspunt op de voorgrond: de ontmanteling
en verplaatsing vaft Duitse industrieën en toewijzing
daarvan aan de bondgenoten. En opnieuw een soortgelijk
misverstand als bij de annexatie. Alsof het een Zweedse
hors d’oeuvres-tafel was meende men de gerechten vrij te
kunnen kiezen en van elk net zoveel als men ,venste.
Er zijn langs deze weg ongetwijfeld enkele belangrijke
objecten over de’grens gekomen, maar als men hun totale
waarde bijeen telt, komt men op – een paar tien,tallen
millioenen en blijft ver van de milliarden, die het bedrag van
onze vordering uitmaken. Het is ook op ‘t eerste gezicht
wel duidelijk, dat men hier met een wijze van schadeloos-
stelling te doen heeft die, op enigszins grote’schaal toe-
gepast, met elk begrip, van e’conomisch handelenspot.
Geheel afgezien nog vande fonds perdu te maken kosten
van demontage, verpakking, transport en hermontage,
van de verliezén do6r sabotage, van de aanloop- en
leerkosten hier, van de vernietiging van geschooldheid en
deskundigheid in Duitsland – geheel afgezien van al deze
verspillingen in,een tijd, die geen enkele verspilling van
productieve kracht, waar ook ter wereld, kân verdragen -•
is het duidelijk, dat deze demontage op ruime schaal
toegepast het economisch herstel van Duitsland kortweg
onmogelijk maakt. Materieel èn psychologisch onmogelijk
maakt. En het is dit herstel, dat niet alleen op grond van
menielijkheid en politiek, maar ook op grond van zuiver
economische motieven volstrekt noodzakelijk is, wil er
ooit van herstelbetalingen in de juiste orde van grootte
gesproken kunnen worden. Een dode koe geeft geen melk.
Zijn wij dan van oordeel, dat een herleefd Duitsland
dit keer belangrijke herstelbetalingen zal doen uit de
lopende productie? Volstrekt niet. Onze verwachtingen
dienaangaande staan op het nulpunt. Zow
,
el de beroemde
critiek van Keynes op het Verdrag van Versailles als de
latere practijk hebben duidelijk gemaakt, dat men op enigszins belangrijke bedragen uit dezen hoofde niet
mag rekenen. Alles wat Duitsland na de vorige oorlog
aan herstelbetalingen heeft gepresteerd, was gefinancierd
met Amerikaanse leningen; er is geen enkele reden om aan te nemen, dat het dit keer. beter zal gaan.
Maar er is nu een geheel andere mogelijkheid, namelijk
om
de schadevergoeding niet Le 9erkrijgen uit het nationale
inkomen, maar uit het nationale Qermogen van Duitsland.
• Deze procedure zou geheel onuitvoerbaar zijn geweest
28 Januari 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
65
na de vorige oorlog. Duitsland was toen slechts voor een
klein deel door de geallieede legers bezet en van ‘t begin
af stond het doel voor ogen dezé bezetting zo kort mogelijk
te doen duren. Nu is de toestand geheel anders. Reeds in
de zomer van 1945 waren goede waarnemers van oordeel,
dat de kans, dat Rusland zich uit de oostelijke zône terug
zou trekken, uiterst klein moest worden geacht. Na het
zonder resultaat uiteengaan van de conferentie van Londen
is het duidelijk, dat deze kans voor afzienbare tijd geheel
verkeken is. Maar de aanwezigheid van de Russen ten
Oosten van de demarcatielijn brengt onafwijsbaar mee
de aanwezigheid van de Amerikanei ten Westen van die
lijn. Er is geen enkele reden om dit resultaat te betreuren.
De verschillen in mentaliteit tussen’Oost en West zijn zo
groot,eri fundamenteel, dat een vruchtbare samenwerking
en vooral een samenwerking in een zo hachlijk ieirobleem
als de bereddering van het Duitse faillissement vdn meet
af aan uitgesloten was. Zelfs tijdens de oorlog is de zuiver
militaire samenwerking altijd een uiterst precaire aan-
golegenheid gebleven
1).
1-Jet is even onbillijk de Russen
te yerwijten, dat zij niet in Vesterse stijl willen meedoen,
als het zou zijn de Amerikanen te verwijten, dat zij de
Russische stijl niet overnemen. De handhaving van de
vrede heeft de beste kansen als het contact zo geriYig
mogelijk is. En het elk zijns weegs gaan heeft ii elk geval -het voordeel, dat daarmee voor ieder deel van .Duitsland
de kans op een vaste koeis belangrijk is vergroot.-
De menselijkerwijs gesproken duurzame Amerikaanse
bezetting van West-Duitsland heeft -daarenboven het – voordeel, dat daarmee de eerste voorwaarde is vevuld
om aan de overdracht van eigendomsrecht op Duitse
investeringen werkelijke betekenis te kunnen toekennen.
De tweede vraag is, of het bedrag aan Duitse kapitaal-
goederen, dat voor overdracht in aanmerking kan komen,
voldoende •is voor een redelijke schadeloosstelling. Dit
hangt af van hetgeen beschikbaar is en van wat men
vraagt.
Het ,,Institut für Konjunkti.irforschung” in Berlijn
onder leiding van Prof. Wagemann heeft over de stand
van het nationaal – vermogen in Duitsland een studie
gepubliceerd, waarvan de voornaamste gegevens zijn
samengevat in het ,,Economisch-Statistisch Kwartaal-
bericht” van Septerhber 1947
2);
terwille van de over-
zichtelijkheid laten wij ze hieronder nog eens volgen:
Duits nationaal
Schaden en
vermogen in 1939 verliezen in pCt
in milliarden RM
van 9939
Land- en bosbouw
120
25
Industrie en mijnbouw
.
140
50
T-lande!
………………
10
70
Verkeer
………………
50
50
Overheidseigendommen
40
– 50
Woningen
…………….
.
125
40
Huisraad en pers. bezit
…….
105 .
55
‘Buitenlandse activa en goud
10
100
Totaal
………………
600
47
Nemen wij een ogenblik de 600 milliard RM = 240
milliard $ als juist aan, dan komt men, met een residu-
percentage van 53 pCt en een factor 0,6 voor het aandeel
van de westelijke zôfie, op een bedrag van rond 75 milliard $
voor de nog aanwezige kapitaalwaarde in de westelijke zône, gerekend op prijsniveau 1939.
Het is evenwel hoogst waarschijnlijk, dat de Duitse
schatting veel te laag is. De bekende schatting van
Helfferich in 1911 kwam reeds op een bedrag van 310
milliard Mark. Van 1911. tot 1939 steeg het prijsniveau
met rond 100 pCt; dit al1eer reeds brengt de raming op
de 600 milliard in 1939; de voortgaande investering,
getaxeerd op 3 pCt per jaar voor de periode 1911—’39,
maakt een tweede. verdubbeling ‘hoogst waarschijnlijk;
de prijsstijging van 1939 tot ’47 geeft opnieuw een ver-
dubbeling. 1-let bovengeraamde bedrag van 75 milliard
$
‘) Men zie hierover o.a. het boek van General John R. Deane
tijdens de oorlog hoofd van de Amerikaanse militaire missie in
Rusland: ,,The strange alliance”. The Viking Press, New York 1947.
‘) Blz. 48.
1
mag dus nu zeker op het .2-â4- voudige worden gesteld.
Anderzijds is het duidelijk, dat slechts een deel van het
bezit aan kapitaalgoederen voor overdracht in aanmerking
komt. Beperken wij dit tot het bedrag geïnvesteerd in
industrie, mijnbouw en verkeer, dus tot iets minder dan
een derde van het totaal (deze fractie is overigens voor de
westelijke zône stellig hoger dan voor de oostelijke),
dan komt men, alles in rekening gebracht, weer op een
overdraagbaar bedrag van de. orde van 75 milliard $
van 1947. Neem alle onzekerheden van een zeer globale
berekening als de bovenstaande in aanmérking, houdt
rekening met een paar tientallen procenten geïnvesteerd
in klein- en middenlYedrijf, welke niet voor overdracht in
aanmerking komen, dan blijft toch de zekerheid bestaan,
dat het bruikbare kapitaalbezit van de Duitse debiteur
het bedrag van de Marshall-hulp verre overtreft.
Bestaat er dan een verband tussen de Marshall-hulp
en de claims op schadeloosstelling, die de verschillende ge-
troffen landen kunnen laten gelden? Of men dit verband
ziet en erkent hangt geheel af van het standpunt, dat.men
inneemt bij het berekenen van de omvang der schade.
Als men elke dollar meetelt, die door toedoen van de
vijand verloren ging, evenals elke dollar, die het land zelf
heeft uitgegeven voor de kosten van de oorlogvoering,
is het niet moeilijk om tot astronomische cijfers te komen,
welker honorering buiten elke practische mogelijkheid
valt. Daarom is het goed beleid om de claims zoveel
mogelijk te beperken en als eerste stap – en vermoedelijk
als de enig mogelijke stap – alleen die bedragen te aan-vaarden, welke nodig zijn om het productief vermogen
van elk der getroffen volken weer te brengen op of nabij
het vooroorlogse -niveau, daarbij rekening houdend met
de toeneming der bevolking. Zelfs dan zullen er nog
genoeg vraagpunten overblijven. Ter.. regeling van het
hbogst’ urgente vraagstuk der ‘schadeloosstellingen ‘lijkt
het daarom gewenst om in de eerste plaats te komen tot
een algemeen aanvaard schema van calculatie voor het
boven aangegeven minimumbedrag; alle -artiiers zouden
hun claims vdlgens dit standaardschema’ dienen te be-
rekenen; de resultaten- iouden uiteraard onderworpen
‘moeten zijn aan de contrôle van een centrale instantie. In dit cpiculalieschema zou niet alleen plaats moeten
worden gegeven aan de schade aan demateriële activa
maar ook, volgens vast te stellen normen aan de schade
toegebracht aan de levende arbeidskracht dooI’ onder-
voeding, deport.tie, enz. Wij zijn nu eenmaal niet gewend het in arbeidskracht en Organisatie geïnvesteerde kapitaal
als actief in de balans
01)
te nemen – het is ook niet mijn
bedoeling dezè handelw’ijze hierbij aan te bevelen – maar
de extra kosten, de aanloopkosten van de nationale pro-
ductie na de calamiteit van oorlog en bezetting, zijn er
niet minder reëèl om. –
F. W. Taylor wist reeds, dat deze kosten vaak een
veelvoud zijn van de investering in gebouwen en machi-
nes ,, my plants could be rebuilt in a short time with
borrowed money, but T could hardly replace my organï-
sation in ageneration”
3),,
Bij aanvaarding van het boven geschetste gezichtspunt
voor de calculatie van de minimumclaim zal men”naar
alle waarschijnlijkheid ervaren, dat men dicht komt in de buurt van de som der reeds verleend credieten plus
de in uitzicht gestelde Marsh&ll-hulp en dat men blijft
beneden het bedrag, dat redelijkerwijs cp het Düitse
vermogen kan worden verhaald.
En hier ontstaat de mogelijkheid van een nieuwe
grootscheepse transactie, die de internationale financiële,
economische èn politieke relaties ten zeerste zou bevorde-
ren, namelijk
de ooerneming door de Verenigde Staten oan
de WestEuropese claims op Duitsland ter afbetaling oan
de Qerleende en nog te Qerlenen credieten
4),
3
1. ,,Shop Management”, blz. 63.
‘) Door mij reeds eerder bepleit in ,,The Commercial and Finan-
cial Chronicle” van 11 Dec. ’47.
/
–
66
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
–
28 Januari 1948
Deze gedachte is niet zo schokkend als zij sommige
lezs op het eerste gezicht kan lijken; zij ligt geheel in
de lijn der ontwikkeling en sluit volkomen continu aan op
hetgeen de laatste maanden reeds is geschied. In het
Marshall-plan is van het begin af een bedrag van rond
4 milliard $ opgenomen voor steun aan West-Duitsland;
omstreeks half December jl. heeft Amerika met Groot-
Brittannië een overeenkomst gesloten, waarbij de V.S.
zeven-achtste van de bezettingskosten van de gecombi-
neerde Amerikaans-Britse zône op zich nemen en in ver-
band daarmee de meerderheid van stemmen verkrijgen
bij de regeling van de buitenlandse handel en de deviezen-
politiek -voor de gecombineerde zônes: Dit is
.
volkomen
rationeel.
De allereerste eis om van het rampspoedige Duitsland
nog iets terecht te brengen is vastheid en dus eenheid
van leiding. Deze leiding behoort te berusten bij de
grootste en krachtigste partij dat is zonder twijfel:
Amerika. De V.S. moeten deze leiding kunnen uitoefenen
zonder voortdurend gedwarsboomd en tussen de benen
te worden gelopen door de kleinere partners. Amerika
is ook het enige land, dat zo groot en sterk is, dat het de
reconstructie van West-Duitsland kan ter hand nemen
zonder daarbij te vervallen in de halfslachtige politiek
der zwakkere broeders, die wèl begrijpen, dat herstel van
Duitsland noodzakelijk is, maar tegelijkertijd bevreesd
zijn vooi’ liet herrijzen van de gevreesde concurrent.
1-Jet brengen onder Amerikaanse contrôle van het Duitse
prodi.ctie-apparaat is bovendien de enig afdoende. waar-
borg, dat dit niet voor de zoveelste maal zal misbruikt
worden voor de voorbereiding van een nieuwe oorlog.
Of men hel apparaat der zware industrie overlaat aan
Duitse particulieren of nationaliseert, maakt ten aan zien
van hel, potentiële oorlogsgevaar geen enkel verschil;
het land van Frederik II, Gneisenau, Bisinarck;Wilhelm II
en Hitler graviteert, aan ziCh zelf overgelaten, niet on-
vermijdelijkheid n aai’ Waffen und Rüstung.
1-let zijn vooral deFransen, die dit gevaar Ier dege be-
seffen. Aan liet conservatisnie dci’ Fraiise concurrenten
behoeft men niet tegemoet te komen
5),
maal’ hun naar
al te gemotiveerde vrees voor Duitse herbewapening zal
worden weggenomen, indien Krupp e.a. onder contrôle
komt der Amerikanen.
liet staat overigens geheel ter beoordeling van Amerika
of het, en zo ja op welke wijze, onderpand of vergoeding
wil vinden voor de voorgeschoten gelden. Voor Neder-
land en zijn lotgenoten komt het er in de eerste plaats 01)
aan, dat in deze tijd, nu nieuwe verplichtingen worden
aangegaan, ook in de dekking dezer verplichtingen wordt
voorzien op een zakelijk juiste manier. Het gevaar is
niet geheel denkbeeldig, dat men in Amerika het belang
der herstelbetalingen onderschat, de zaak op de lange baan
schuift of misschien zelfs in een bui van edelmoedigheid
tegenover de verslagen vijand het incasseren van een
Duitse .iergoeding als onuitvoerbaar, dus als afgedaan,
beschouwt.
Maar als Amerika dit deed, zou het niet alleen zijn
eigen rechten prijsgeven
maar ook die Qan anderen en wel
ean zijn eigen debiteuren.
Het zou zijn vrienden laten
b]oedën om zijn vijand tegemoet te komen. Het zou
Nedei’land dwingen om zijn in anderhalve eeuw bijeen-
gegaarde besparinge.n te liquideren en zijn nationale
toekomst met hypotheek tebezwaren ten einde zodoende
het hei’stel van de door de vijand toegebrachte verliezen
ten slotte uit eigen zak te betalen
6).
En dit zou een uiterst
ongunstige terugslag geven op de ontwikkeling van de
West-Europese sympathieën voor Noord-Amerika.,
Dankbaarheid voor vroeger genoten hulp, vooral dank-
baarheid tussen collectiviteiten, duurt als regel niet erg lang.
Als de weldaden der Amerikaanse hulpverlening in het
6)
Men zie hiervoor os. Bertrand de Jouvenei, ,,Après la dé-
faite”, Pion Paris 1941, chap. VI.
Zie bijv. ,,N.R.O.” dcl. 26 November 1947, blz. 3.
vergeetboek zijn geraakt, maar de eisen der Amerikaanse
leningen blijven nog jaren op de nationale welvaart
drukken, zal het al te gemakkelijk zijn voor allerhand
anti-Amerikaanse elementen om propaganda te maken
tegen de buitenlandse schuldeiser, die opkomt voor zijn
,,pound of flesh”:
Men moet bij het vraagstuk der herstelbetalingen, ook
goed in het oog houden, dat het belang van deze zaak
voor de.verschillende geallieerde landen zeer sterk uiteen-
loopt. De schade in de landen, waaf de oorlog gewoed
heeft en die door de vijand bezet zijn geweest, is relatief
zeer veel groter dan in Amerika en in Engeland. Uit
onderstaande tabel
7),
blijkt duidelijk, dat na de Sovjet-
groep; Luxemburg, Frankrijk, Nederland, Noorwegen en
België tot de zwaarst getroffenen behoren. –
Landen,
Ooriogsschade
Idem in pCt
gerangschikt
volgens
1939/’45
van het nationaal
afdalend schadepercentage
in millioen
$
inkomen van 1940
Joegoslavic
…………….
9.145
Sovjet-Unie
mcl
Oekraïne
en Wit-Rusland
124.700
328
Luxemburg
…………..
249
–
316
Frankrijk
…………….
21.147
280
Tsiechoslowakije
4.202
168
Nederland
…………….
4.472
158
N%orwegen
…………..
1.260
126
Begi6
……………….
2.273
104
Gr.Brittannie
………….
6.383
.
21
Denemarken
…………..
159
11
Verenigde Staten
1.267
1,6
]ie getallen, die de schade aangeven als percentage van
het nationaal inkomen, lopen hemelsbreed uiteen en ook
al zullen hij .bei’ekening van de schade volgens liet boven
ontwikkelde minimumbeginsel, alle getallen vermoedelijk
dalen; dan is er geen reden om aan te nemen dat hun
onderlinge vei’houdingen sterk zullen veranderen.
– FIet is een eis van goed bèleid om al de zorgen en on-
zekerheden aan de tegenwoordige toestand verbonden,
zo snel mogelijk te beëindigen door een consolidatie van
alle plichten en rechten die, eenmaal aanvaard, dan ook
geen enkele aanspraak achterlaat op verdere hulp en
bijstand.
Een laatste gezichtspunt: het Duitse. Moet men aan-
nemen, dat het Duitse volk zich met hand en tand tegen
de eigendomsovergang van een aanzienlijk deel dci’
1)1’O-
ductiemiddelen zal verzetten? Het is nauwelijks mogelijk
en in elk geval niet aannemelijk.. De Duitsers zijn bereid
elke leider los te laten, die verloren heeft. Zo was het met
de Keizei, zo is het met Hitler en de industrie Koningen.
De overdracht van het eigendomsrecht en;de entrée van
Amerikanen in de opperste leiding der grotebedrijven zal de gemiddelde Duitser koud laten als hij maar werk vindt
en brood en in een toekomst kan gaan geloven van ge-
leidelijk stijgende welvaart. Als er ooit een kans is om de
Duitsers, voorzover dit dan mogelijk is, op te voeden tot
een begin van democratisch besef, dan is het stellig de
beste kans, indien de leiding berust bij de
•
Ameri-
kanen – en bij de Amerikanen alleën.
De Duitsers hebben een zeker gevoel en respect voor prestige. Het prestige van de Europêse landen, Rusland
uitgezonderd, is in hun ogen niet zo heel groot. Zij be-
grijpen te goed, dat déze er ook niet erg rooskleurig voor
staan en het gebroddel in de verschillende bezettingszônes
is hun niet ontgaan. Maar de Duitsers hebben een zeker
respect voor Amerika. Niet alleen omdat er 140 millioen
Amerikanen zijn tegenover 60 millioen Duitsers, maar ook
omdat zij het hoge welvaartspeil van de Verenigde Staten
kennen – en benijden. Onder Amerikaanse leiding naar een
Amerikaans welvaartsniveau te streven – daarvoor kan
men Begeisterung wekken; welvaart is het geneesmiddel voor zeer veel maatschappelijke kwalen.
En een welvarend en geleidelijk weer omhoog komend
Duitsland zal één van de krachtigste -stimuli zijn Voor
) Het internationale economische leven 1913-1946. ‘ C.B.S.
1947,
blz. 52.
28 Januari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
67
âlle West-Europese landen; een dergelijk Duitsland,
duurzaam geleid door Amerikaanse invloed, kan één
der sterkste waarborgen worden voor de welvaart en de
vrede van de gehele wereld.
Indien men, nu bijna 30. jaar geleden, de ongelukige
republiek van Weimar niet aan haar eigen noodlot had
overgelaten, zou aan de wereld, 66k aan Duitsland, on-
noemelijk veel leed zijn bespaard.
Hilversum.
J. GOUDRIAAN.
HET IN WERKING TREDEN VAN
DE BENELUX-DOUANEOVEREENKOMST.
In dagblad entijdschrift is de laatste tijd.-in menige
toonaard te lezen geweest, dat de Benelux-douaneovereen-
komst is ingevoerd. Redevoeringen en g5lavoorstellingen
hebben het feitherdaht, doch vraagt men in concreto
– ook aan hen, die,met deze zaken min of meer vertrouwd zijn – wat dit nu eigenlijk betekent, wat van die invoering
de gevolgen zijn, dan krijgt men de vreemdste antwoorden
of erkent men glimlachend dit niet te weten, omdat men
weinig kan inzien, dat t.av, de verhouding Nederland-
België—Luxemburg iets is veranderd.
Dat dit zo zou zijn, heb ik in mijn artikel in ,,E.-S.B.”
van 16 April 1947 reeds concreet naar voren gebracht.
Na deze door mij opgedane ervaring schijnt het mij echter
voor méér ingewijden nodig het neerschrijven” dezer
inleiding, ten doel hebbende nog eens de hoofdzaken van
het huidige stadium op andere wijze uiteen te zetten, te
adstrueren, en voor minder ingewijden haar te geven,
opdat zij zich beter van hetgeen volgt rekenschap kunnen geven. Voor het overige zal ik alleen indien een bepaalde
stof daartoe aanleiding geeft, in herhaling treden van het
eerder geschrevene.
V66r de oorlog had Nederland zijn eigen Tarief van
invoerrechten, België en Luxemburg het hunne. Van de
heffing van invoerrechten op die basis kwam echter
tijdens cle oorlog hoe langer hoe minder terecht.- De
oorlogsonistandigheden.verhinclerden de invoer; de scheep-
vart werd bijna onmogelijk; het spoorwegverkeer allengs
eveneens; met de meeste landen bestond geen contact
meer; de landen, met welke
wij
nog verbinding hadden,
hadden eigenlijk zelf niets meer uit te voeren. De oorlog
eindigde – afgescheiden van de bijzondere, opgelegde,
regeling met Duitsland – met een sporadische toepassing
van het tarief en weinig werk op de kantoren der invoer-
rechten; de goederenbeweging, voorzover strekkende tot
het -gewone economische verkeer tussen de landen, was
tot het kleinst mogelijke volume ingekrompen.
Na de bevrijding houden de eigenlijke oorlogsomstandig-
heden op. De landen zijn wer toegankelijk; ,,de zee is
open”, zoals het in van Hogendorps proclamatie staat,
het spoorwegverkeer is weer – mogelijk, voorzover geen
vernielde bruggen het een halt toeroepen en voorzover voldoende materiaal nog aanwezig
•
is. De – secundaire
gevolgen van de oorlogstoestand blijven. Elk land snakt
naar goederen – doch de invoer blijftgering, omdat er
weinig landen zijn, die een surplus hebben; omdat die
weinige ver af liggen en omdat vervoermiddelen ont-
breken. –
De eerste taak der Regering is, die schaarste te ver-
minderen. Wat kan zij daartoe doen? Allereerst zo weinig
mogelijk belemmeringen aan de invoer in de weg leggen –
voor het eerst treedt een tijdperk van volledige vrijhandel
in: (althans wat
goederen-verkeer
betreft) -, financiële en
dergelijke maatregelen een ogenblik buiten beschouwing
gelaten. Hier althans, waar iie schaarste het grootst was,
geschiedde dit volledig; het gehele bestaande Tarief der
inpoerrechten werd geschorst
(in België en andere landen
werd: een gelijksoortige maatregel getroffen; doch werd
meestal met gedeeltelijke schorsing volstaan); men zette,
zover de financiële mogelijkheden – reikten, de deur
zo ver mogelijk open voor aanvulling van het tekort
met de meest nodige goederen.
-Met de meest nodige alleen? In grote lijn ja, want
daarnaast deed de geleide economie haar invloed gelden.
De Regering stond – primitief gezgd – alleen invoer
toe, stelde alleen deviezen beschikbaar, voor de aller-
nodigste goederen en
dat
slechts tot die hoeveelheden,
die betaalbaar schenen; een stelsel van licenties en mono-
polies strekte om de rangorde der behoeften-van-allen
vast te stellen en te regelen.
Uiteraard zijn er invoeren, die niet aan deze eis voldoen, doch die men tengevolge van handelsovereenkomsten met
andere landen wel toelaten moet.
Geleidelijk aan wordt de schaarste minder voelbaar.
De Minister van Financiën zoekt naar inkomsten;
geen wonder dat daarbij het oog wordt geslagen op -de
invoeirechten. Doch intussei
–
i zijn de besprekingen met
België over het concretiseren van de in 1944 te Londen ge-
sloten conventie begonnen en hebben stage voortgang
gevonden. Een geheel
nieuw
Tarief zal daarvan het
gevolg zijn. Moest nu voor een half jaar of een jaar eerst
het oude Tarief weer worden ingevoerd en dan weer over-,
gesprongen op een nieuw? Dat leek op zijn mint. on-
gewenst. Men besloot te wachtén tot het moment waarop
het
nieuwe
Tarief zou kunnen worden ingevoerd.
1Jit mijn vorig artikel heeft nen reeds- kunnen zien, dat
het langer moest duren dan oorspronkelijk bij assidu werken
in bon accord tussen de twee delegatiën van de Admini-
stratieve
.
Raad voor de Douaneregelingen kon worden
vermoed. Zo werd echter het ogenblik van het tot stand
komen van het nieuw tarief, in de ,,tolunie” neergelegd,
dat van het tot standkomen dier overeenkomst (1 Janu-
ari ji.). –
Nu ‘worden dus (le) opnieuw invoerrechten geheven,
doch (2e)
niet
– en zo verkrijgt de tolunie haar betekenis
– van de goederen herkomstig van België en Luxemburg
en omgekeerd.
Zo dus wordt detijdelijk na de oorlog bèstaande toestand
voor België en Luxemburg,-en
nu voor goed, bestendigd;
voor de andere landen treedt de normale toestand, het
heffen van invoerrechten, weer in en dat, wat Nederland
betreft, naar een enigizins, hogere maatstaf dan die, welke
vroeger gold. –
Het is dus onjuist, als ,,Het Parool” aan het hoofd
van een artikel plaatst ,,Benelux heeft vrijwel geen in-
vloed (bedoeld is in ongunstige zin) op ons huishoud-
boekje”. Het
nieuwe Tarief
heeft invloed op ons huishoud-
boekje (volgens schatting Parool 1′ pCt). Het tegelijkertijd
tot stand. komen van de Benelux heeft juist een tegen-
overgestelde werking.
I
–
Gerekend naar 1947
kan
de nieuwe toestand dus geen
goedkopere, doch alleen duurdere artikelen (voorzover
van buiten Benelux-landen herkomtig betreft) brengen,
doch dit niet omdat een
douaneoercenhomst
is gesloten,
maar omdat er eindelijk – en dat is de normale toestand –
inc’oerrechten
worden geheven. Hoe dit prijspeil zich verder
ontwikkelen zal, hangt onder andere af van de vraag,
in hoeverre de landen onderling zich het nodige zûllen
.kunnen verschaffen.
Ik meen, dat de thans ontstane toestand nu – voor
ieder duidelijk zal zijn. Op finesses ga ik niet in. Men kan
die alle in mijn artikel van 16 April 1947 en in een ander
aspect in mijn opstel in het Tijdschrift voor Overheids-
administratie van 24 Juli 1947 weervinden.
Thans echter de gevraagde beschouwingen over het
in werking treden der douaneovereenkomst zelf. Hoewel
het tenslotte, ondanks hartstochtelijk werken aan de
Ministeries, niet mogelijk bleek, het gehele gamma van
uitvoeringsbepaliagen vÔÔr 1 Januari jl. gereed en gedrukt
te krijgen, stond het vast, dat de telkenmale aangekon-
digde en weer uitgestelde invoering niet langer kon worden
68
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
‘ 28 Januari 1948
verschoven; — het aanstonds
nôdige
daartoe is intussen
tijdig gedaan.
Zoals altijd bij invoering van een nieuwe wet, zo deed zich ook thans .weer het schouwspel voor, dat handel en
industrie zich eerst druk begonnen te maken, zodra men
zag, dat het ernst werd, dus in de reg’el te laat. Eerst in
de laatste dagen van December werden problemen voor-
gedragen; van het bestaan van andere bëzwaren kwam
men slechts op de hoogte, nadat aan den lijve de invoering
der nieuwe wetsbepalingen werd ondervonden.
Zoals telkenjare na de dadeloogst dë schepen uit Basra
rM
zich reppen in koortsachtige haast om de eerste te zijn,
die de nieuwe oogst brengen naar de landen van overzee,
zo spoedden thans dé schepen zich naar de Nederlandse
en Belgische havens, om te trachten, die vôor de fatale
ditum van 1 Januaii ji. te bereiken. En wat men hicr
(en waarschijnlijk ook in België) niet volkomen begreep,
was dit. Zolang geen oveeenkomst met een derde land
dit verbiedt, – kan de verantwoordelijke Minister van
Financiën bij overgang van de ene wetgeving op een
andere zo soepel zijn als hij zelf wenselijk en in het belang
van handel. of industrie oorbaar vindt. Thans echter is
het steeds nodig – wil niet reeds aanstonds tôch ver-
schil in behandeling in beide landen ontstaan – omtrent
elke te nemen maatregel ooraf precies overleg te plegen
met de pârtner en zich aan het afgesprokene strikt te
houden. De ervaring heef’t alweer geleerd, dat, hoe goed
men ook aleent die afspraak te. hebben gemaakt, toch nog
verschil in opvatting mogelijk blijft, en evenzeer, dat (op
grond van wat de practijk léert) veranderingen wenelijk
kunnen zijn. Ook te dezen heeft de goede verstandhouding niets te
wensen ôvergelaten. Een frappant punt, waarbij dit tot
uiting kwam, was de nieuwe waardedefinitie; in elk land
was men aan de hare gewoon; – in België waren er
verhoudingsgewijs slechts weinig waarderechten – zo
had mén de quintessence van de verschillen niet direct
door; sommige onderdelen van dë uitvoeringsvoorschriften
bleken moeilijk uitvoerbaar en voor de handel ongewenst.
Reeds aantons is daarmee, na verkregen overeen-
stemming met de Belgisch-Luxemburgse Unie, voorzover
mogelijk rekening gehouden. Wat ter zakeblijft in ver-
gelijking met de vroegere waardè’definitie
1)
is het vol-gende: De binnenlandse expeditiekosten tot op de
plaats van vrijmaking moeten, thans in de aan te geizen
waarde Worden begrepen, dat zijn dus alle kosten, gemaakt
voor hét aan- en oveibrengen der goederen tot de aan-
komst op de losplaats; waar zij worden vrijgemaakt
Als aankomst op de losplaats is te beschouwen de aan-komst aan een station of kade ter losplaats (= plaats vn
vrijmaking). Tot deze (in de waarde te begrijpen) kosten
behoren derhalve niet meer (zoals aanvankelijk werd
vastgesteld) de op de
plaats van vrjniaking
gemaakte
kosten van lossing of kosten voor de verplaatsing van de
goederen, noch de expediteurskosten verbonden aan de
vrijmaking darvan. Maar wèl die van lossing en over-
lading vdôr de aankomst op de plaats der vrij making.
Nog is vervallen de keus, die men vroeger hier te lande
had tussen de normale prijs en de factuur.
De praktijk zal leren, of het gewenst is, ook op andere
punten nog correcties aan te brengen hij de eerstvolgende
wijziging der Douaneovereenkomst. Dat clie (en verdere
wijzigingen) er binnen afzienbare tijd zuIlen komen, staat
vast. Dat men niet om,
elke
kleine acceptabele wens aan-
stonds tot wijziging kan overgaan, zal ook hij, die niet
bekend is met het minutieuse, over veel schijven en instan-ties lopend werk van het töt stand brengen en wijzigen van
een conventie, verstaan, Bovendien is het nodig, dat hier
niet overijld wordt te werk gegaan, doch eerst vertoond,
wat de practijk —- die iets anders is dan de spoedig opwel-
1)
Daarover zie men’mijn wetg. I.U. en D. 2de druk, blz. 504-
537, mijn ,,Moderne Tarieven”, blz. ‘5 vig., en Paymans,
,De Waar-
dewet” ‘(Noorduyn &
Zn.,
Gorinchem).
lende kreet van een handeisman, die zich bij het eerste
contact met éen nieuwe bepaling reeds gegrepen acht. –
inderdaad leert.
110e ingewikkeld en veel omvattend dit werk is geweest
kan enigszinS worden duidelijk gemaakt door er op te
w’ijzen, dat het nodig was, omtrent alle, U. 991, nôg
weer in ‘tal van onderdelen verdeelde posten in het
nieuwe Tarief overeenstemming te verkrijgen; dat nu
reeds – afgescheiden van de regelingen, die t.a.v. de
Wijh- en de Tabaksaccijns nodig waren – 10 algemene
maatregelen van bestuui en instructies tot 15 Januari
1948 in de Staatscourant of het Staatsbiad zijn verschenen
en een aantal instructies aan de ambtënaren daaraan
moeten worden toegevoegd; dat al die bepalingen twee-
talig moeten zijn, zodat vooraf nauwkeurige tekstverge-
lijking nôdig is, en dat omti’ent al deze onderwerpen tot
in finesses overeenstemming moest worden bereikt,
hij het bestaan: van verschillend georiënteerde wetgeving
en daaraao ten grondslag liggende principes; ja, dat de-
zelfde woorden in de ,,Vlaamse” taal een andere betekenis.
hebben dan in de Noord-Nederlandse. Zo is bijv. het
veelvuldig in de Nederlandse uitvoeringsvoorschriften
gebezigde woord ,,vergunning” thans onbruikbaar geworden,
omdat de betekenis daarvan in België een geheel andere
is: Voeg daarbij nog het feit, dat de wetgeving omtrent
de foi’maliteiten bij in-, uit- en’ d,00rvoer – schoon
gelukkig in principe in het Zuiden en in ons land op de
basis-van dezelfde Algemene vet van 1822 opgetrokken
de Organisatie van de Belastingdienst en de ambtelijke
hiërarchie in de drie landen van elkaar afwijken, en men
heeft een beeld van enige moeilijkheden, die moesten wor-
den overwonnen.
Dit werk is nog niet geheel voléind; ook in de komende
weken zal daaraan worden gewerkt,. doch hel is althans
zôver, dat de invoering geruisloos is vei’lopen.
Eén opmerkelijk feit vraagt’ de aandacht. Het w’as niet
te verwonderen,’dat het aantal paspoorten in de laatste
dagen van Decernber sterk naar boven liep; ieder trachtte
telegrafisch of telefonisch zijn leverancier elders tot spoed
aan te sporen om te bereiken, dat nen zoveel mogelijk
goederen vôôr invoering van het tarief binnenhaalde;
dat echter ook daarmee het aantal paspoorten groter hlèef
of nog soms steeg, is weinig verklaarbaar. 1-let is mogelijk,
dat men niet tijdig genoeg heeft gew’aarschuwd. lIet is 66k
mogelijk, datde tariefbarrière de importeurs hier en de exporteurs elders maar matig interesseert. liet zou niet
de eerste maal zijn,’ dat bleek, dat een invoerrecht maar
zelden hoog genoeg is om de invoer daadwerkelijk te
belemmeren (men denke’aan de invoering, der contingen-
tering v66r de oorlog). Hoe dit alles ook zij – de invoering
van het nieuwe Tarief, niet van de
dou,aneooereenkornst,
heeft tot bijzondere stagnatie, althans tot enige voorbij-
gaande moeilijkheden, aanleiding gegeven. De practijk
zal de rest moeten leren..
Reeds vôôr het in werking treden van het in de douane-
overeenkomst vastgelegde tarief, bleek wijziging (bij
K.B. 17 December 1947 Stbl. 1-1 429) nodig in verband
met het op 30 October 1947 te Genève gesloten algemeen
accoord inzake douanetarieven en handel.
Een aantal andere wijzigingen zijn ‘in overweging in
verband met door belanghebbenden te berde gebrachte
bezwaren; dez
e zullen zo nodig en mogelijk, te zijner tijd
tezanen een onderwerp van wijziging der overeenkomst
uitmaken. De bezwaren zijn van verschillende aard.
Sommige daarvan kunnen zonder meer ter zijde worden
gelegd; uiteraard zijn er velen, die uitsluitend’klagen over
verhoging, zonder dat daarbij argumenten worden aai-
gevoerd die niet reeds bij da samenstelling werden over-
wogen; andere bezwaren, die veelal reeds door de samen-
stellers waren ontdekt, betreffen het hoger belasten
– tegen het gevolgde systeem in – van grondstoffen
dan de daaruit vervaardigde producten. Dergelijke ge-
–
–. -r’-
–
‘.’–
–
—-.–
28 Januari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
69
vallen – gevolg van de praôtische onmogelijkheid om
foutloos alle voor het vaststellen van de maatstaf van
heffing van belang zijnde punten te overzién (de Britten
noemen dit een ,,flaw”) – komen bij elke invoering van een
nieuw tarief voor; dat kan ook bij de zorgvuldigste sanien-
stelling niet worden voorkomen, omdat men zich niet in
alle gevallen volledig rekenschap kan geven van alle
doeleinden, waarvoor een voltooid artikel, dat aanwending
vindt als grondstof van en ander, kan worden gebezigd
2).
Verdere schorsing (
,
an sommige ‘in ç’oerrechten.
Het in de overeenkomst vermelde tarief is vrder
niet in zijn geheel
in werking getredeti. Reeds aanstonds
werd overwogen, dat er, hetzij in het ene land, hetzij in
alle drie, artikelen zouden zijn, waarvan de schaarste
zich
nog
op ernstige wijze doet gevoelen en die niet in
voldoende mate in een der drie landen aanwezig zijn,
om het normaal verbruik in alle drie te voorzien.
Voor die artikelen wilde men ook de nieuw vastgestelde
invoerrechten tijdelijk, hetzij geheel of gedeeltelijk,
schorsen.
1-let vaststellen van de lijst dezer artikelen — waarbij
alle geïnteresseerden en departementen in de drie landen
werden betrokken – heeft aanleiding gegeven tot lang-
durige. en moeilijke besprekingen. Beslissende factoren
voor hetzij gehele, hetzij gedeeltelijke schorsing waren
de volgende.
Het heffen van invoerrecht mot als de normale gang
van zaken worden beschouwd; schorsing kan dus alleen
worden overwogen, indien bijzondere aanleiding aanwezig
is, om daartoe over te gaan. –
Die bijzondere omstandigheden zijn abnormale schaaiste,
gepaard gitande met dringende behoeften, in die gevallen,
waarin de totale behoefte der drie landen niet door
,
de
productie daarvan in de Tolunie kunnen worden gedekt
3).
Zelfs ôp die basis bleek. het nièt altijd rnogelik eens-gezindheid te verkrijgen, en wat voor het ene land gold
was soms tegenstrijdig aan het belang van één der beide
andere. Maar er zijn erger dingen dan deze en eens per
jaar zal worden bezien, of enin hoeverre zij verder (tijde-
lijk) gehandhaafd zu)len moeten worden of niet.
De Preferentiebeschikking-Tarief besluit 1947.
Bekend, wederom, vercinderstel ik, dat Nederland en
zijn koloniën immer een eigen, afzonderlijk dôuanegebied
hebben uitgemaakt; ieder der onderdelen had zijn eigen
tarief en voor het moederland bestonden geen andere
bepalingen dan voor derde landen.
Anders was dit in België; daar had het moederland, wèl -preferentie: Ook hier was uiteraard gelijkschakeling, eis.
Die viel – en clan nog onder het voorbehoud, dat de
tijden meebrengen – alleen te treffen door enige weinigç
artikelën op te sommen, waarvoor de preferentie zou gelden.
– Er bleven er niet veel over; het lijstje van goederen
,,van oorsprong uit de (wederzijdse) overzeese gebieds-
delen” is zo klein, datik het hier in zijn geheelgeven kan:
Gehele
vrijstellingen: bananes’i, -ananassen, gekristalli-
seerde suiker (in beperkte hoeveelheid), hout enkel over-
langs gezaagd, ander dan naaldhout.
Gedeeltelijke
vrijstellingen: sinaasappelen en mandarij-
nen, ongebrande köffie en cacaobonen, (beide in beperkte
– ‘) Wie meent, inderdaad gefundeerde ‘klachten over het tarief
te hebben, zij medegedeeld, dat ingezetenen van elk der drie landen
deze, zo goed mogelijk gemotiveerd, uitsluitend moeten indienen
hij de Voorzitter van de eigen delegatie van de Conseil voor dc
douaneregelingen, d.i. voor ingezetenen van de Belgisch-Luxemburqse Unie
aan het adres ‘Wetstraat 14 te Brussel, voor
Nederlandse
inge
zetenen aan het adres Kneuterdijk 22- te ‘s-Gravenliage.
Andere
wensen (of verzoeken om inlichtingen)’ over belastingzaken, welke
met de Douaneovereenkomst samenhangen, behoren belanghebben-
den —’ieder in eigen land – aan hun Ministerie van Financiën te
doen toekomen.
‘) M.v.T. :,,eersté levensbehoeften en goederen, welke onmis-
baar zijn voor het herstel en cle wederopbouw van het economisch
leven, zolang de algemene economische toestand tot schorsing aan-
leiding geeft”; Considerans Besluit Regent België: . ,,sommige
voedingsproducten en sommige producten bestemd om ‘s lands
economisch herstel te versterken”.
hoeveelheid), plantaardige, vluchtige oliën, fineer, triplex-
hout (post 393b).
–
Al deze goederen o.p drie na staan echter ook op het
lijstje der
geschorste
rechten
Bijzonderheden omtrent de uitvoering meen ik hier
eveneens achterwege te mogen laten.
,,Sansehvoeging douaneaisitatie aan i’eizigers” op de ge-
meenschappelijke grens.
Zo de hoop van de reizigers in internationaal verkeer,
dat met de douaneovereenkomst bij reizen naar en
van het Zuiden het oponthoud en de daai’aan annexe
bezwai’en &an de grens voor hen zouden ophouden,
ijdel – is, toch zullen zij weldra van het tot stand
komen der douaneovereenkomst een aanmerkelijk soulaas
ondervinden in de vorm van een halvering van de duur
van dit opônthoud, voorzover zij over Roosendaal
zullen reizen. Principieel is toch overeengekomen – en
het staat te voorzien, dat de nieuwe regeling begin Mei
a.s. in *erking zal kunnen treden -, dat deze visitatie
‘door beide douanes gelijktijdig te Roosendaal zal ge-
schieden. Zodra de gplegenheid daartoe zich opent, zal
hetzelfde aan de’ Oostzijde geschieden te Visé. Vaar het
oponthoud op elk der stations ongeveer drie kwartier duurt, mag worden aangenomen, dat de reizen tussen
België en Nederland en verder gelijke stations met een
zelfde tijdsduur zullen kunoen worden verkort. –
Een poging van de Raad vobr de douaneregelingen in
dezelfde geest – het afschaffen van de triptieken voor
motorrijtuigen tegelijk met de invoering van de douane-
overeenkomst – is vÖoralsnog niet in vervulling gegaan.
Dat had mi. anders gekund en de motieven daarvoor,
voorzover ik zë kan overzien, schijnen mij niet afdoende
toe. Wat echter ,,niet enis, kan nog woiden” en bij een
economische
unie in elk geval is een triptiekensysteern
onbestaanbaar.
Een
derde
maatregel in dezelfde geest is het openstellen
van de met elkaar corresponderende kantoren aan beide
zijden van de grens op dezelfde uren. Daarvan zal in het
bijzocider het
goederenvervoer
de voordelen ‘ondervinden.
Herkomst beschikking-Tarief besluit 1947 4)
Over het herkomstai’tikel (art. 3, 4 en 29 Tariefbe-
sluit 1947) schreef ik reeds in het April-artikel. Voor deze
materie in het bijzonder geldt, dat het noodzakelijk is,
de douaneambtenaren in de drie landen zo nauwkeurig
en gelijkluidend mogelijk të intrueren.
Aan de, korte bovenvermelde beschikking had men
daartoe niet genoeg. Uitvoerige voorschriften, bij de toe-
passing’in acht te nemen, zijn dan ook gelijktijdig ver-
schenen. De
beschikking zelf
regelt hieromtrent het vol-
gende: Wié aanspraak maakt op de vrijstelling volgens art., 3 moet in de aangifte ter invoer uitdrukkelijk doen
blijken, dat de goederen herkomstig zijn uit de Belgisch-
Luxemburgse Economische, Unie en dat zij van daar, uit
het vrije verkeer, rechtstreeks in Nederland zijn ingevoerd.
Flij is daartoe gehouden in de aangifte aan de omschrijving
van de soort der goederen de aanduiding ,,B.L.E.U.-
goederen” toe te voegen.
Onder ,,aangifte ten invoer” is ten deze te verstaan de
aangifte gedaan teneinde het in het vrije verkeer brengen
van goederen te be’erkstelligen, hetzij rechtstreeks uit
het buitenland, hetzij na voorafgaande opslag in entrepôt.
Bij twijfel ter zake kunnen de douaneambtenaren
bew’ijzen vragen en bij
mondelinge
aangifte een schrifte-
lijke vorderen. –
De Tarrabeschikking 1947
5),
– Zoals bekend mag worden verondersteld en logisch is, wordt bij het invoeren van goederen rekening gehouden
‘)
Beschikking Minister van Financiën dcl. 29 December 1947,
No. 172 (Ned. Stcrt. 250). ‘) Stert. 29 December 1947, No. 2,50.
70
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Januari 1948
Met de verpakking. Art. 8 van het Tariefbesluit 1947 en
haar instructie geven’ daaromtrent nadere aanwijzingen.
Bepaald aangewezen goederen zijn naar het netto-gewicht belast. Teneinde ontpakking daarvan zoveel
mogelijk te voorkomen, zijn voor verschillende op deze
wijze verpakte goederen, die plegen te worden ingevoerd in
standaardverpakkingen, van ouds wettelijke (vaste., forfe-
taire) tarra vastgesteld.
Daar ook ten deze (wil er van gelijkheid van heffing
sprake zijn) in alle drie landen e1ijke bepalingen moeten
gelden, terwijl bleek, dat zij geenszins overal
geJijk
waren,
bood de invoering van het nieuwe tarief gerede aanleiding,
ook deze materie opnieuw onder de ogen te iien. Bij het
ingestelde onderzoek, welke der wettelijke tarra—sommige
daterend van meer dan een eeuw, andere van drie kwart
eeuw terug— nog met de werkelijkheid overeenstemden-
bleek in verschillende gevallen, dat (o.a. tengevolge van
het gebruik maken van betere middelen van transport
en sneller vervoer) de verpakkingsmiddelen tegenwoordig
minder volumineus en zwaar zijn, zodat de vroeger vast-
gestelde tarra te hoog waren; in andere, dat van een
stand aardverpakki ng niet meer kan worden gesproken,
zodat de waarheid bij het gebruik maken van wettelijke
tarra in het geheel niet zou’ worden benaderd, wat veeleer
tot grote ongelijkheid in heffing aanleiding, zou geven.
Dit leidde deels’tot verlaging van de oude wettelijke tarra,
deels tot opheffing daarvan. –
Thans zijn zij, tot eer nader vastgesteld percentage,
slechts voor een achttal artikelen in stand gebleven.
Wi:jn.’
Een paar artikelen eisen nog bijzondere vermelding;
het eerste is de wijn, een accijnsmiddel in het binnnland,
dat bij invoer, als aeqiiivalent van de accijns niet met een
invoerrecht (doch eveneens met een accijns) was belast.
Een enigzins vreemde figuur was dit altijd. Accijns-
middelen zijn tenslotte artikelen voor gebruik van de
mens, die hier te. lande worden voortgebracht, gefabri-
ceerd, geteeld of althans verwerkt. Alleen dit laatste – en dai nog nauwelijks en voor sommige soorten – viel
van wijn te zeggen. Doch het regiem had hier burgerrecht
verkregen; de wijnhandel was er, speciaal in verband met de bepalingen over verlengbaar crediet, zeer mee ingeno-
men. Tijdens de bezetting werd dit anders; de bezetter
maakte er bij de invoër een invoerre’cht van en daarmee is een ,,Crediet” niet ,verenigbaar. Om de handel zoveel
mogelijk de van ouds geldende vrije beschikking over zijn
wijn en het manipuleren daarmede te laten, werd, toen
door onze departementsambtenaren het er zich eigenlijk
niet toe lenend stelsel van fictief entrepôt voor dit artikel
bedacht, een stroever systeem nochtans dan het oude,
waartoe – ook wat de heffing van accijns bij invoer be-
treft – na de bevrijdiug werd teruggekeerd.
Reeds bij de behandeling van deze accijns in de Com-
missiè voor de Accijnzen van de Raad voor de Douane-
regelingefi was gebleken, dat dit stelsel ook bij ,de Belgen’
en Luxemburgers geen genade kon vinden. Door toe-
vallige omstandigheden – het op 30 October 1947 te
Genève gesloten algemeen accoord (ik kan, zonder in lange uiteenzetting te treden, dit. alles niet uitvoeriger
omschrijven) – moest echter jiist,?ôp dit gebied reeds
véér het in verking’ komen van de gelijkschakeling der
accijnzen (we]ke slechts in de loop van dit jaar is te ver-
wachten) deze wijziging in werking treden, tegelijk met het
tarief der invoerrechten. Wederom is de belasting op
ingevoerde wijn een invoerrecEt geworden, thans om
chre’ven in de posten 153-56 van het Ta’rief; in de
herstelde regeling inzake opslag in fictief entrepôt van
wijn is zoveelals doenlijk met de daartegen bij de wijn-
handel bestaande bezwaren rekening gehouden.
Tabak.
Accijnsmiddel, als
eeraardigd (tot gebruik ‘gereed
gemaakt) product in het binnenland, en als ‘ruwe tabak
met invoeirechten belast bij de invoer. Over deze moei-
lijkheden schreef ik reeds in het artikel van 16 April
1947.
1-let invoerr.echt ‘werd verhoogd van f 2,40 tot f 25 c.q.
f 3.5 per 100 kg netto gewicht. Bij de sterke prijsverhoging,
die het eindproduct allengs heeft ondergaan, zal dit in
de prijs dier artikelen niet zoveel uitmaken en het nabije
verleden heeft wel bewezen, dat de verslaafdheid aan het,
r,00kgenot zo groot is, dat niemand er een pijp, sigaar of
‘cigaret minder om zal roken. Wat dat betreft behoeft de
tabakshandel zich niet te verontrusten
6).
1-her ligt het
bezwaar elders.
Laag
naar het gewicht belaste goederen
(bij welke dus niet veel kais van verwisseling tegen waarde-
voller goederen bestaat) en we1ke de fiscus in elk geval
(anders dan bij naar de
waarde
belaste goederen) niet
aangaan, kunnen worden opgeslagen in fictief entrepôt.
Dat is de bergplaats, die
niet
mede door de administratie
der belastingen wordt afgesloten en waarin men dus
behoudens periodieke inventarisatie – vrij. is te doen,
at men wil. Dit risico is: eigenlijk bij
deze
maatstaf van
heffing voor de fiscus te groot. Desondanks ‘heeft zij het,
om de belangen van de tabakshandel nièt aan te tasten –
aangedurfd, ‘vrijwel alle desbetreffende tot 1 Januari jl. geldende bepalingen, inclusief die omtrent ht betrekken
van monsters (zij het met machtiging vooraf van de be-
treffende, inspecteur der invoerrechten en accijnzen) te handhaven en sommige vrijgevige bepalingen daaraan-
toe te voegen. Alles in het uitdrukkelijk tot uiting ge-
bracht vertrouwen, dat de handel zelf tegen misbruik in
deze mede zal helpen.
De toestand bij het inwerking treden der douane-
overeenkomst is dus, zoals ik die in mijn ‘vorig artikel
uiteenzette.
‘Derhalve hebben de drie landen zelfde ‘invoërrechten
voor van derde landen ingevoerde goederen. Generlei
heffing vaninvoerrechten bij de binnenkomst van goederen
van Nederland naar de Belgisch-Luxemburgse Unie en
omgekeerd.
Vooralsnog worden in elk der drie landen de accijnzen
en de omzetbelasting (in België de ,;taxe de transmission”)
gehandhaafd – de hopelijk, slotonderhandelingen over’
het daaromtrent door de Raad ‘voor de douaneregelingen
onderworpen rapport zullen aan het eind dezer maand te
Luxemburg door de betrokken Ministers worden gevoerd.
Evenee?ts wordt gehandhaafd het stelsel van licenties
voor in- en uitvoer en de deviezencontrôle. We kunnen
in standaardterminologie spreken van een ,,onvolledige
tolunie”.
Eén punt eist nog,bijzondere beschouwing: het vraag-
stuk van de ,,caisse commune”. Dit punt is reeds door de
Conseil onder ogen gezien, doch in het bijzonder in dit
stadium val’t het moeilijk daaromtrent een alle belang-
h€bb€nden bevredigende regeling te treffen. Zo lang dit
zo’ blijft, behoudt derhalve ieder 1and de invoerrechten,
die hij wegens invoer van andere landen heft, onver-
schillig of die goederen wellicht uiteindelijk bestemd zijn
om – in vrij verkeer – naar één der twee andere landen
te worden doorgezonden.
In deze maand sprak Minister Spaak, zich richtende
tot al wat gezag heeft in Rotterdam, in een, enerzijds
vertrouwen in de toekomst ademende, doch anderzijds
aan Churchill’s ,,bloed en tranen”-redevoering herinne-
rend woord,’ over dè enige weg, die thans nog voor de kleine naties overblijft, zich welbewust, dat or daarbij
door allen offers gebracht moeten worden, maar. ook in
bereidheid die te brengen. ‘
Van die offers heb ik er in het hi,jonder in. de slot-
alinea’s enige genoemd.’
‘
Hoe meer
,
ik in de gelegenheid ben geweest om alvt
‘)
Men zie hiervoor ook het AprÏlartikel.
,
28 Januari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
71
hieraan vast zit te overzien, en hôewel het mij nog niet
ligt, als ik telkens zie, dat tenslotte ook politieke en mili-
taire toenadering zal moeten worden gezocht, hoe meer ik
tot de overtuiging ben gekomen, dat deze politicus-
staatsman met breed en diep inzicht, die wel de grootste
promotor van de gehele uniegedachte mag heten, gelijk
heeft.
V66r ons ligt, het wordt elke week duidelijker, slechts deze ene mogelijkheid, deze éne weg, en mogen daarop,
hoe verder we die afleggen, telkens meer en grotere hindei-
palen zijn nèergelegd, toch kunnen we die met blijmoedig-
heid, , ,courageux e t audacieux”, tegemoetga.an, om-
dat het geloof in ons is, dat – indien al – ,,ginds een
wereld ligt”. Of laat ik het nog anders zeggen: indien
iemand in particulier egoïsme zich benadeeld acht, dan
heeft hij te bedenken, dat dit geenszins beduidt; dat hij.
daardoor ook ,,in -the long run” zal worden gelaedeerd.
Immers, van het in stand houden of veer oprichten van
onze economie
als geheel
hangt tenslotte ook de vraag af,
of de delen.daarvan zich op de duur zullen kunnen hand-
haven en op welk pèil dit zal kunnen geschieden. Benelux
– en een andet middel
is
er niet – opent de mogelijk-
heid, dat niet onze gehele ‘vrelvaart (want ook de gave
bomen zullen anders met de rotte worden geveld) te
gronde gaat. –
Of nog anders weer: men stare zich evenmin
hier
dood
op kleine voor- (of na-)delen, die voor België of Luxemburg
uit de nieuwe régelingen . voortvloeien, als
daar
op
sommige, welke’ voor Nederland zouden kunnen ontstaan.
Die verschillen bestaan er immers ook tussen Amsterdam
en Rotterdam, tussen platteland en stad, tussen zee- en
landgewest, en geen Regering, welke die opheffen kan.
In zaken, die het bestel van het land zelf raken, gaat het
‘algemeen
belang voor. Ook te dien opzichte is nodig,
dat men in economisch opzicht voortaan als ,,land” de
Unie
en niet België, Nederland of Luxemburg afzonder-
iijk ziet. 1-let spreekt vanzelf, dat elk der drie landen ei’
naai’ zal en moët streven, geen offers te aanvaarden,
die het, zonder het tot stand komen der Unie in gevaar
te brengen, niet behoeft te accepteren – zoals Am-
sterdam zich maar niet zo zonder meer behoeft neer te
leggen bij een wettelijk tot stand gekomen voordeel, dat
Rotterdam zou gaan genieten
-,
maar men moet
trachten in te zien, dat vat het zwaarst is, het zwaarst
weegt en
moet
wegen en dat dit tenslotte het beste is
voor het grote geheel, en daarom ôok voor het eigen
land. Ook bij elke
nationale
regeling ondervindt wel
iemand directe schade’, ook een bij meerderheid van
stemmen in de Kamers tot standgekomen wettelijke
regeling vindt soms de
minderheid
zelfs
principieel
ver-
keerd. Maar ,,de minimis non praetor”, en ook een
Regering
kan niet anders handelen.
En als de twee rijken in Europa, die er eens, elk op
zijn beurt, het machtigst waren, zich, zoals ik op de avond
van het corrigeren van deze drukproef lees, uit eigen
initiatief opmaken om tesamen, met de reeds tot een
symbool geworden ,,Benelux” een unie aan te gaan,
dan doen zij dat evenzeer na te hebben overwogen,
dat op deze wijze voor hen niet louter 000rdeel alleen is
te behalen.
En als de U.S.A. aan Europa zijn machtige hulp, met
opoffering van grote bedragen, biedt, dan is dit zeker niet
altruïsme alleen, maar
nog
minder, ja uitgesloten, dat
het daarin geen nadelen voor het eigen gemenebest ziet.
• Er zijn andere waarden opgekomen; de wereld grijpt
hartstochtelijk de weinige, grote middelen aan, om de
westerse cultuur te redden en-bij z6 grot doel vervagen
de kleine dingen;
In de 35 jaar van mijn ambtelijke dienst heeft handel, landbouw of industrie mij tal van malen voorgehouden,
dat van deze of die wettelijke . maatregel de ondergang
van dit of dat het gevolg zou zijn, maar dit désastre
volgde nimmer; veeleer zijn al die
–
maatregelen – ik laat
.die van na de, oorlog er even buiten – geruisloos gepas-
seerd – . –
De gunstige indruk, die het samenwerken in Benelux-
verband elders heeft gemaakt, het nuttig effect, dat
daardoor bij de. onderhandelingen te Genève is bereikt;
zal ik niet nader adstrueren. Dat is reeds tot conventioneel
wordens toe gedaan.
Tot het verder slagen van het constructieve toekomst-
beeld, dat ons aldus wordt geboden, is echtei’ nodig –
ik herhaal het ook nu – dat de Uniegedachte in ons zelf
werkelijkheid wordt en wordt beleefd. Dat wil zeggen: dat wij kunnen aanvoelen, dat het
ons
goed gaat, indien
het de
Unie
goed gaat.
,,Actïvity is liahie to commit sonie injuries, but indolence
is sure to
do
no good’.’.
Rotterdam, Januari 1948.
van der POEL.
HET AGRARISCH EXPORTSALDO
VAN NEDERLAND.
Inleiding.
Een onderzoek naar de plaats van, de landbouw in ons
economisch leven kan van verschillende punten uit be-
ginnen. Men kan bijv. de vergelijking maken tussen percentage werkers en percentage van’ het nationaal
inkomen, of men kan de waarde der agrarische productie
vergelijken met de industriële of met de opbrengst van
de scheepvaart. Welk beginpunt men ook kiest, altijd zal
men de agrarische sector naast en tegenover de andere
sectoren zetten en dus in principe de grenzen van het
begrip ,,agrarische sector” bepalen. FIet spreekt vanzelf,
dat in grengevallen de keuze arbitrair zal zijn, hetgeen
evenwel op het totale beeld geen noemenswaardige
invloed zal hebben.
De agrarische sector neemt in het Nederlandse econo-
mische leven een typische plaats in, afwijkend van de
betekenis, welke hij in andere landen heeft. Ter’ijl in
landen met een ander klimaat ook gewassen worden ge-teeld, welke grondstoffen voor de kleding of voor de be-
reiding van genotmiddelen leveren, produceert de Neder-
landse landbouw vrijwel uitsluitend voor de voedsel-
voorziening. De uitzonderingen daarop – o.a. vlas,
stroocarton’ -, hoe interessant deze producten ook mogen
zijn, vormen een onbelekenend percentage van het geheel.
Deze omstandigheid heeft Nederland met slechts enkele
landen gemeen en dit vergemakkelijkt de analyse van de
betekenis, welke de landbouw voor de ecénomie van het
land liezit, ten zeerste, aangezien een eenvoudige maat-
staf wordt geboden voor bepaling en begrenzing van het
gebied van onderzoek, nl. de zeer sprekende taak: voedsel-
voorziening.
Het sociale aspect van deze typische taak van de
landbouw willen wij hier slechts aanduiden, daar zij niet
binnen het bestek van de hier volgende economische
analyse valt. Deze sociale functie wordt wel het duide-
lijkst gedemonstreerd in de naam van de internationale
Organisatie, welke werd gesticht om de klemmende
voedingsproblemen der na-oorlogse wereld op te lossen.
Deze naam ,,Food and Agricultural Organisation” drukt
w’el zeer duidelijk uit, wat de mens van de landbouw
verwacht: de verzorging van de voedselvoorziening,
zijn ,,dagelijks brood”.
Het is dus interessant, ja zelfs uiterst gewenst, om
economisch te bepalen, welke de plaats van de landbouw
is in Nederland. Om temidden van de grote gevarieerd-
heid der verschijnselen de consequente lijn te kunnen
volgen, is dus het criterium ,,voedselvoorziening” aan-
vaard. Dat dit medebrengt, ook de visserij in de rede-
neriiig te betrekken, brengt vrijwel geen bezwaarmet
zich, rondt veeleer het beeld organisatorisch verder af.
72
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Januari 1948
Ook met dit criterium zijn er nog moeilijke grensgevallen.
Moet men bijv. cacao en zuidvruchten, koffie en thee als
voedsel beschouwen? Onze keuze zal in het onderstaande
worden toegelicht.
• De band .tussen landbouw en voeding is in de achter
ons liggende oorlogsjaren nog eens duidelijk onderstreept.
Scherper dan uit alle berekeningen is toen gebleken, dat
de Nederlandse landbouw aan ons volk onder die omstan-
digheden (afgesneden van een groot deel van de wereld)
slechts een sober rantsoen kon verschaffen. Men weet
dan ook wel, dat onze graad van zelfvoorziening, niet
meer dan 70-80 pCt bedraagt.
Probleemstelling.
Het probleem, waarover dit artikel handelt, is dus kort’
geformuleerd het volgende:.zijn de agrarische sector én de
Visserij in staat ons volk geheel tevoeden, m.a.w. verrich-
ten zij een volwaardige economische taak of is de activiteit
op dit gebied een weliswaar nuttige doch slechts gedeelte-
lijke bijdiage tot dat doel?
Anders geformuleerd komt deze vraag hierop neer:
zijn de Nedèrlandse landbouw en ‘isserij een zelfstandige
factor in ons volksbestaan, één der grondslagen, waarop
het steunt, of is het juist andersom; steunen zij voor sub-
sidies of door hun deviezenbehoefte op het overige deel
van onze economische activiteit?
1-let antwoord op deze vraagstelling moge aan het be-
toog voorafgaan. Het luidt als volgt: de agrarische sector,
inclusief de visserij, is v65r de oorlogsverwoesting niet
alleen in ‘staat geweest het gehele, Nederlandse volk te
voeden, hij heeft zelfs een deviezenoverschot gelaten,
waaruit, behalve relatief luxe importen als koffie, thee en cacaô, nog een bijdrage voor de overige sectoren van ons
economische leven kon worden gedaa. Deze sector, waarin
slechts een kwart van de bevolking werkzaam is, vormt
dus een stevige grondslag voor ons economisch leven.
Zover ons bekend i, werd nog nimmer een handels-
balans opgesteld voor een deel van het Nederlandse
economische leven. Waarschijnlijk ontbrak een aanspo-
ring, doordat het nut ervan werd betwijfeld. Wanneer wij
het dan ook ondernemen in dit aitikel een dergelijke
balans voor de agrarische sectbr op te stellen, dan doen
wij dat, zoals nader zal blijken, niet alleen om theoretische,
doch evenzeer om practische redenen. Een dergelijke
analyse van de Nederlandse betalingsbalans zal, naar wij
menen, een dieper inzicht geven in de betekenis, welke
deze sector heeft voor de Nederlandse economie, een be-
tekenis, die zelfs in kringen van belanghebbenden niet altijd
in haar volle omvang wordt gezien.
Er is voldoehde motivering aanwezig om de landbouw
en de daarmee nauw verbonden visserij uit het geheel tè lichten. De voornaamste overweging is wel, dat het hier
een sector betreft van onze bedrijvigheid, waar de
verantwoordelijkheid berust voor onze ‘oedselvoorziening.
Deze verantwoordelijkheid is organisatorisch bepaald en
zij wordt staatkundig gedragen door één minister.
Begripsbepaling.
Alvorens deze stellingen aan de ,hand van cijfers toe te lichten, staan wij even stil bij de betekenis van het begrip
,,agrarische sector”, waaronder wij, in verband met de
voeding, oök de visserij willen, begrijpen. Hieronder is
samengevat de landbouw
1
), de visserij en voorts de in-
dustrie, welke de producten van deze takken van bedrij-
vigheid verder bewerkt. De verwerking van agrarische
producten van vreemde oorsprong, welke véér de oorlog
eveneens een belangrijk deviezenoverschot ople’erde, is
bij de hier volgende berekeningen dus buiten beschouwing
gelaten.
.
S
Deze begripsepaling sluit, behoudens voor de visserij,
grotendeels aan op de door het C.B.S. gebruikte rang-
schikking der gegevens. Gezien vanuit het door ons ge-
‘) Landbouw omvat akker- en weidebouw, veetéelt en tuinbouw.
kozen standpun,t der voedselvoorziening is de •betekenis
daarvoor van de visserij voldoende rechtvaardiging voor
de opneming hiervan in deze groep.
Hoewel het voorts dus gebruikelijk is de industrie;.welke
de eigen agrarische producten vererkt, eveneens tot de
agrarische sector te rekenen, willeii wij dit voor o’ns spe-
ciale doel nog eens afzonderlijk motiveren. Deze industriële
verwerking – men denkt hier aan producten als zuivel,
aardappelmeel, conserven, strocarton ed. – betekent
niet anders dan een verhoging van het ,,niveau”, waarop
de producten worden aangéboden. Zij vertoont een gra-
dueel doch geen principieel onderscheid met de niveau-
• verhoging, bewerkstelligd door sortering, verbetering van
verpakking, kwaliteitscontrôle aan de grens en regelmaat
in de levering van agrarische productenals zodanig. Door
deze ,,standing” van de Nederlandse handel is het bijv.
• mogelijk gebleken met succes te concurrerei tegen pro-
ducten, die door andere landen tegen lager prijs werden
aangeboden.
Ondanks de principiële overeenstmming iriet de grond-
‘slagen van de .C.B.S.-cijfers, moesten daaro enkele cor-
recties worden toegepast. Dit bracht een aantal bereke-
ningen mede, welke zullen worden toegelicht:
De principiële opbou.w van de agrarische handelsbalans.
Wij zijn uitgegaan van het onbetwistbare feit, dat de
voedselvooriening vaii• ‘het Nederlandse volk véér de
oorlog goed was. te noemen. Zij geschiedde deels met
producten.van eigen bodem, deels uit import. –
Ons interesseerde nu in het bijzonder de vraag, in hoe-
verre deze voedselimport vôér de oorlog betaald kon
worden met de opbrengst van onze eigen agrarische pro-ducten, waarbij wij geabstraheèrd hebben van de soorten
valuta, verkregen door export en nodig voor import.
Om het gestelde doel te bereiken hebben wij de handels-
balans opgesteld voor de ;,agrarische sector”: Deze ,,agra-
rische sector” werd hierbij als geheel zelfstandige econo-
mische eenheid behandeld, waaraan de taak is toebedeeld:
verzorging van de voedselvoorziening van de gehele Ne:
derlandse bevolking. Als invoer zijn veimeld de grond-
stoffen, nodig voor de eigen agrarische productie, alsmede
de voedingsmiddelen, waarmede het Nederlandse dieet
moest worden aangevuld. De uitvoei omvat alle producten van landbouw en visserij inclusief
,
de verwerkte producten
daarvan.
1-let wasde vraag, of relatieve luxe producten als koffie.
thee, cacao en-ten dele.00k zuidvruhten als voedingsmid-
delen waren aan te merken. Na vergelijking met het huidige
rantsoen hebben we van de éei’stgenoemde genotmiddelen
50 pCt als nrmaal en 50 pCt als luxe aangemerkt. Ten
aanden van de.zuidvruchten, die voor een deel de export
van eigen fruit mogelijk maakten, hebben wij eveneens
de helft als voedel, de helft als luxe
beschouwd.
In zekere
zin zijn deze beslissingen arbitrair; het kwam ons voor,
dat zij redelijk waren. In het samenvattende overzicht
zullen de ,,luxe”- importen afzonderlijk worden opgeno-
men.
Theoretisch leek het ons aantrekkelijk de, handels-
balans uit te breiden tot een betalingsbalans; het nut van
de vele be.rekeningen en ramingen, die daarvoor te doen
waren, leek ons echter twijfelachtig. Aangezien •zij waar-
schijnlijk het verkregen beeld in principe niet zouden
wijzigen, hebben wij er van afgezien.
Het opstellen van een Itandelsbalans voor een onderdeel
van het geheel brengt .uiteraard nog andere’ principiële
moeilijkheden mede. Teneinde een oordeel over het eind-
resultaat mogelijk te maken, leggen’ w’ij daarvan in het
kort rekenschap af. . –
– 4llereerst waren wij on ervan bewust, dat de balans
van een gedeelte het gevaar in zich bergt van principiële
onvollèdigheid. Deze omstandigheid heeft bijvoorbeeld
het bedrijfsleven er toe ‘geleidom in een analoog geval
de budgettering, welke aanvankelijk veelal beperkt was
28 Januari 1948 *
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN4
73
tot de onkosten, uit te bouwen tot een begroting voör het
gehele bedrijfsgebeuren. Partiële berekeningen leidën nI.
spoedig tot het ,,wegdrukken” van ongewenste posten.
Voor dat gevaar hebben wij ons,willen hden.
Zo wordt een grensgeval. voor de agrarische deviezen-
balans gevormd door het verbruik in de agrarisché sector
– van binnenlandse. grondstoffen, die ook hadden kunnen
,vord uitgevoerd. Een voorbeeld daarvan zijn Limburgse
kolen voor verwarming van de warenhuizen (kassen), die
de primeurs voor de buitenlandse markt leveren. De ver-
antwoordelijkheid voor het niet uitvoeren van de kolen
ligt bij de agrarische sector, die stelt en w’aar moet maken,
dat door het aangegeven verbruik de export inderdaad
hoger wordt. Omgekeerd i§ het binnenlands verbruik van
niet tot de ‘voedselvoorziening bijdragende agrarische
producten in principe als export
–
op te vatten (strocarton,
vlaslint). Wij hebben deze posten als’fictieve import resp.
fictieve export betiteld en afzonderlijk in de handelsbalans
opgebracht.
De berekeningen.
1-loewel-in het ondervolgende zo goed mogelijk met alle
Mctoren rekening is gehouden, bestaat de mogelijkheid,
dat toch nog een enkele over het hoofd is gezien. Zo is
bijv. niet opgenomen de waarde der textielhulpmiddelen
(uit aardappelmeel) in het binnenland verbruikt, omdat
wij deze grootheid niet kenden.
Het is evenwel zeker, dat de fout tengevolge van soort-
gelijke omissies ten hoogste enkele millioenen zal bedragen.
Zohis in de probleemstelling is gesteld, hebben wij willen
nagaan, in hoeverre de agrarische sector, inclusief de vis-
serij, in staat is geweest het Nederlandse volk te voeden,
hetzij door directe productie, hetzij door het verwerven
van de deviezen nodig voor de import der overige voedings-
middelen (bijv. broodgranen). Om deze prestatie van de Nederlandse landbouw en visserij te kunnen waarderen,
is het niet nodig de productie, welke in het binnenland
geconsumeerd wordt, te berekenen. Wij kunnen volstaan
met het becijfei’en van de waarde der uitgaande agrarische
producten en de kosten van de ingevoerde voedingsmidde’
len, grondstoffen ,00r voedingsmiddelen (bijv. voor
margarine) en grond- en huipstoffen voor de landbouw.
Ons begrip ,,agrarische sector” omvat dus voor im- en export de io1gende posten van naamlijst D van het Cen-
traal Bureau voor de Statistiek: D 1-11, 14-16, 18-32,
39, 47, 51, 72-78, 112, 114-116.
Voorts zijn er nog een aantal andere posten, die niet
regelrecht uit de jaarstatistieken, deel II, kunnen worden
afgelezen en waarvan hie in het kort de berekeningswijze
volgt.
Margarine.
Verbruik vÔÔr de oorlog 48.000 ton. Om de importwaarde
van de grondstoffen te bepalen hebben wij de waarde van
deze ‘hoeveelheid berekend tegen de prijzen, volgend uit
de exportstatistieken, verminderd met 20 pCt voor de
binnenlands toegevoegde waarde. Deze beiiadering, hop-
wel globaal, is voor deze eerste berekening’ van een totaal overzicht ons inziens verdedigbaar.
Zo werd bijv. in 1929 opgenomen: 48,000 ton margarine
56 ct per kg, totaal f 26,9 millioen, ‘minus 20 pCt. Ten
behoeve van de voeding van het Nederlandse volk is dus
geïmporteerd:
f 17,9 millioen aan margarinegrondstoffen.
Soyabonen, copra, palrnpitten, slag-lijnzaad.
Als import voor de veevoedersector openomen een derde
van de C.B.S. -importwaarde, zijnde de waarde der vee-
koeken achtergebleven na het uitpersen der olie. De
export van plântaardige oliën komt uiteraard niet in onze
balans voor.
Grondnoten.
–
In verband met een gdeeltelijke consumptie der olie
als’slaolie werd hiervan de helft der importwaarde opge-
nomen. De andere helft is grondstof voor industriële ex-
portproductie.
Cacto.
Verbruik in de onderzochte periode 44.000 ton cacao-
bonen. Hiervan werd 22.000 ton als ,,normale” consumptie
opgenomën tegen de gemiddelde jaarprijs, ontleend aan de
importstatistieken C.B.S. De andere helft werd als ,,luxe”-
artikel beschouwd.
Koffie.
Verbruik 38.000 ton. Ook hiervan werd de helft tegen
de jaarprijs als import opgenomen, de andere helft als
luxe beschouwd.
Thee.
Verbruik 10.200 ton. De helft hiervan werd tegen de
jaarprijs als import opgenomen. De andere helft werd als
luxe beschouwd.
DiQerse producten.
Hiervan werden de volgende nummers van naamlijst A
opgenomen: A 269, 271-276, 2921_2935
, 300, 3799
(alleen import),
5473
(de helft van het exportsaldo werd opgevat als eetbare oliën en vetten), 1017-1023, 1026.
Landbouwwerktuigen.
1-liervan werden alleen de importwaarden opgenomen
van no. A 1063, 1207, 1064-1071, 1075, 1076.
Strocarton.
‘
Fliervan is opgenomen de exportwaarde van A 816,
verhoogd met 25 pCt (als ,fictieve” export), daar 20 pCt
van het geproduceerde carton in het binnenland wordt
verbruikt. Deze ,,fictieve” export is een tegenhanger van
ae fictieve import van steenkolen ed.
Wol, glas, huidenen oellen.
1-liervan werd de waarde de!’ jaarlijkse productie als’
agrarische export opgenomen, ook als zij geleerd werd
aan de binnenlandse industrie, daar deze producten geen voedingsmiddelen zijn. Voor de bepaling van de waarde zijn deze producten in onbewerkte vorm beschouwd.
Kunstmest.
Stikstof.
Het verbruik van stikstofmest is van 1929 tot 1938
opgelopen van 200.000 ton tot 500.000 ton. Met de jaar-
prijs is hiervan de waarde berekend. Aangezien dit Neder-
landse product door de industrie theoretisch te exporteren
zou zijn, hebben wij het voor de agrarische sector als
,,ficticve import” opgebracht.
Fosfaat.
Verbruik van import-Thomasmeel 275.000 ton per jaar,
opgebracht tegen de importwaarde. Van superfosfaat werd
250.000 ton per jaar verbruikt, opgenomen als import
tegen exportwaarde (als kolen).
C.
Kali.
Import van de jaarlijks verbruikte 450.000 ton (kali-
zout 20 pCt).
Kolen, insecticide enz.
Als importwaarde (voor kolen ,,fictief”) is opgenomen
de waarde van het jaarlijks verbruik in de agrarische
sectox. ‘
Vergelijking met C.B.S.
Het hier gebezigde begrip ,,agrarische sector” omvat
aan de exportzijdè de volgende po&ten meer dan het C.B.S.
opneemt in de export van akkerbouw-, tuinbouw- en dier-
lijke producten: *
74
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN –
28 Januari 1948
vis, schaal- en schelpdieren, meel en bloem van graden,
veevoer en suiker (al dan niet eerst geïmporteerd) comes-
tibles en diverse spijsoliën en vetten.
f11 tegenstelling met het C.B.S. hebben wij re-export-
producten wel opgenomen, omdat wij het importsaldo
(= binnenlands verbruik) daarvan zochten. Daar dus bijv.
de post veevoer volledig als import wordt opgenomen,
moet ook de waarde van geëxpôrteerd veevoer worden
vermeld. Waar het gere-exporteerde product bewerkt was
(meel uit geïmporteerde tarwe), is de export uniform met
20 pGt (toegevoegde waai’de) verlaagd. Alleen in die ge-
vallen, waarin het verbruik nauwkeurig bekend was, kon
de waarde daarvan worden opgenomen.
1-let resultaat van de
•
berekeningen is nu als volgt: –
Handelsbalans van de Nederlandse agrarische sector inclusief de
Visserij over de jaren
.5929-1938,
opgesteld volgens de
beschreven beginselen. –
Hoofdberekening
Exp-saldo na aftr. v.
‘-
–
is
vo
.
r
is
O
cc
1929 650
805 155
18
52
137
103
85
1930
530
698
168
18
42
150
126
108
1931
434 563
129
2-1
36
108-
93
72
1932
321 369
48
21
30
27′
18
–
3
1933 263 295
32
24 24
8
6
–
16
1934
199 297
98 26
21
72
77
51
1935
185 264
79
25 20
54 59
34
1936 204
306
102
26
19
76 83
57
1937
314
433
119
26 26 93 93
67
1938
286
399 113
25
24
88
89
64
Gem.
339
443
104
1
23
29
81
1
75
52
Conclusie.
Bovenstaande cijfers over de periode 1929-1938
kunnen niet anders dan als zeer gunstig worden bestem-
peld, vooral wanneer men bedenkt, aan welke ernstige
moeilijkheden de Nederlandse agrarische export in die
jaren heeft blootgestaan, Als voornaamste releveren wij de grote prijsdalingen, de autarkie, welke na 1933 onze voor-
naamste markt, de Duitse, meer en meer deed inkrimpen,
en het verdrag van Ottawa van 1934, waarmede Engeland,
onze tweede markt, zich sterk tot zijn dominions wendde.
Wanneer de landbouw, ondnks deze ernstige tegen-slagen, er in is geslaagd zijn taak – de voeding van het
Nederlandse volk – te blijven vervullen en bovendien
nog een belangrijk deviezensaldo aan te bieden aan de
overige sectoren van ons economische en cultureleleven,
dan mag o.i. daaruit worden’geconcludeerd, dat in de
Nederlandse landbouw grote en bij velen helaas te weinig
bekende krachten verscholen liggen. –
In hoeverre op grond van deze conclusies voor de
nabije toekomst duidelijke consequenties zijn te trekken,
hopen wij later te belichten. Maar reeds thans willen wij
stellen, dat de plaats, welke het Nederlandse agrarische
product uiteindelijk op de buitenlandse markt zal innemen,
niet alleen afhangt van een aantal objectief bepaalde fac-
toren. In veel sterkere mate zal dat, evenals in de besproken
periode, worden bepaald door het inzicht, het beleid en
de werkkracht, waarmede op de externe invloedén wordt
gereageerd. Daarom is er alleen dan reden voor groot
pessimisme, wanneer Nederland’ twijfelt aan zichzelf.
‘s-Gravenhage
K. H. SCHALKERS.
A. L. S. BAR.
DE TRANSACTIES- VAN HET
INTERNATIONALE MONETAIRE FONDS
1),
In de laatste maanden is er van verschillende zijden op
ge.wezen, dat de Bretton Woods-instellingen (Internationale
Bank en het Fonds) niet zijn opgewassen tegen dehuidige
1)
Het eerste artikel over de werkzaamheden van het I.M.F. is
gepubliceerd In ,,E.-S.B.” van 24 Dëcember ji.
moeilijkheden. ‘Dit is juist, maar hun taak was ook van be-
perkter aard dan de doeleinden, waarvoor steun is en
waarschijnlijk zal worden verleend. Niettemin erkennen
beide instellingen in hun laatste jaarverslag, dat de pro:
blemen groter en moeilijker zijn dan men-in Bretton Woods
heeft voorzien. Dit valt niet te verwonderen. De conferentie
van Bretton Woods vond plaats in Juli 1944. Toen was
niet te voorzien, welke schade nog
zod
orden aangericht.
Verder is een deel van de huidige moeilijkheden te ver-
klaren uit fouten, welke-na de oorlog zijn gemaakt, fouten
welkè voortvloeien uit of vergroot zijn door internationaal-
politieke factoren of nationaal zijn gemaakt. De omvang
van de moeilijkheden, die hierdoor zijil ontstaan, is zelfs
bij benadering niet aan te geven. Tenslotte hebben abnor-
male weersomstandigheden (grote koude in de winter en
grote7 droogte in de zomer) tot de huidige moeilijkheden
op monetair,gebied ‘bijgedragen.
Stel echter, dat de beide instellingen de werkelijke om-
vang van de na-oorlogse behoeften juist hadden geschat.
Dan )’ijst de vraag, of op deze basis
•
een internationale
samenwerking tot stand had kunnen komen. De totale
na-oorlogse behoeften zijn zo omvangrijk, dat als beide
instellingen op dezelfde wijze als nu voor dit doel georga-
niseerd zouden zijn, de vereiste bijdrage zo groot zou zijn
geweest, dat vele landen om die reden niet zouden zijn
toegetreden en er in het geheel niet een internationale
financiële organisatie tot stand zou zijn gekomen.
Tenslotte is het Fonds nooit bedoeld geweest om een
internationale monetaire crisis van een dergelijke aa.jd en
omvang te bestrijden
2)
Het Parijse rapport van de 16
Europese. landen en de drie Amerikaanse rapporten over
de’ gevolgen van een Amerikaanse hulpverlening aan
Europa hebben voldoende aangetoond, dat het Fonds niet.
een beslissende rol in deze kan spelen; het kan alleen een
aanvullende taak vervullen.
In deze richting is het Fonds in het laatste halfjaar –
en hetzelfde geldt voor de Internationale Bank – reeds
werkzaam geweest. Zonder deze beide instellingen zou de
Europese dollarcrisis zich reeds eerder of in nog scherper
vorm hebben geopenbaard. Het Fonds heeft namelijk
sedert het begin van Mei, toen de eerste verkoop, van
dollars plaatsvond, op zijn minst reeds een bedrag van
ruim $ 400 miljoen ter beschikking van enkele Europese
landen gesteld, zoals uit bijgaande tabel blijkt:
Transaetis en quota Qan landen, welke op het I.M.F.
hebben -getrokken
(in dollars)
1).
Toegestaan
be-
Landen
‘Verkocht dooi
Quota
drag
van
trek-
het Fonds
king
gedurende
een jaar
Frankrijk
….
125.000.000
525.000.000 131.250.000
Nederland
36.045.000
275.000.000
68.750.000
Mexico
……
22.500.000
90.00.000
22.500.000
England
……
240.000.000
–
1.300.000.000
325.000.000
Chili
……….
7.500.000 50.000.000
‘
12.500.000
Denemarken,
.
3 400.000 68.000.000 17.000.000
Turkije
……..
5.000.000
43.000.000
10.750.000
Totaal
……..
439.445.000
593.195.000
Europese landen 409.445.000
558.795.000
Niet-Eur. landen
30.000.000
35.000.000
1)
Volgens de kwartaalpublicaties va. het Fonds.
‘) Tengevolge van de aankoop van Nëderland van ponden. sterling
ten bedrage van £ 6 millioen ondergaat het bedrag, waarvoor
Engeland op. het Fonds mag trekken, een evenredige verhoging.
Deze tabel geeft een overzicht van de landen, welke, en
de bedragen, waarvoor zij van het Fonds hebben gekocht.
– volgens de officiële bekendmakingen – tot 30
November jl.
3).
Zoals te verwachten was hebben alle landen dollars
t)
Zie ook de inaugurele rede van Prof.- Dr T. A. G. Keesing
,,Bretton Woods”, blz. 23..
) Het Fonds publiceert een driemaandelijkse staat van
I
zijn
transacties. De laatste bekendgemaakte staat omvatte de periode
van 1 September tot 30 November jI.
28 Januari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
75
gekocht, met uitzondering van Nederland, dat bovendien
nog
–
voor £ 1-1 millioen lieeft- opgenomen
4).
De tweede cijferkolom geeft het quotum van de ver-
schillende landen, d.w.z. de bijdrage, welke de aangesloten
landen in nationale valuta en goud, omgerekend in dollars,
in het Fonds hebben gestort. Dit quotum is van betekenis
voor de vaststelling van het bedrag, dat een lid gedurende
een periode van 12 maanden aan deviezen van het Fonds
kan kopen
5
). De aankoop van deviezen is namelijk voor die ‘periode in het algemeen
6)
beperkt tot 25 pCt van
het quotum (zie derde kolom).
De bedragen aan valuta, welke het Fonds aan zijn leden
heeft ‘verkocht, zijn bijna geheel aan Europa ten goede
gekomèn. Van het bedi’ag van $ 439 millioen (433 millioen
aan dollars en vobr ruim $ 6 millioen aan ponden sterling)
is voor. $ 409 millioen aan Europese landen – en vrijwel
geheel aan West-Europese landen – tegen de valuta
van de betreffende landen verkocht.
Van deze landen heeft Frankrijk het toegestane bedrag
van trekking op het Fonds vrijwel gebruikt. Engeland
had op 30 Novémber 1947 nog een marge van ongeveer
$ 90 millioen. Welke betekenis het Fonds in de laatste
maanden voor Engeland heeft gehad, wordt uit de vol-
•gende ‘gegevens duidelijk. –
Goud- en dollartransacties van Engeland
1
(in millioenen dollars)
Bruto goud- Dollars gekocht
Totaal
verkopen
van het Fonds
–
September
1947
80
60
140
October
1947
140
120
260
November
1947
192
60
252
412
240
652
‘) Ontleend aan ,,The Ecoiiomist” vati
6
December ji., welke de
bedragen In ponden sterling vermeldt. Deze bedragen zijn In dollars
omgerekend, gemakshalve tegen een pariteit van
4
Inplaats van de offici6le paritelt van
4,08.
Het Fonds heeft dus -in genoemde maanden voor een
zeer belangrijk deel in de behoefte aan dollars van Enge-
land voorzien. De situatie is thans voor Engeland weer
iets gunstiger geworden, daar het restant van de Ameri-
kaanse lening aan Engeand ten bedrage van $ 400 millioen,
dat na de verklaring van de inconvertabiliteit van het
pond sterling in August,us dooI’ de Verenigde Staten was
geblokkeerd, in het begin van December jl. is vrijgegeven.
Tenslotte blijkt uit dit overzicht, dat onder de gun-stigste omstandigheden, d.w.z. als het Fonds verdere
mogelijke aanvragen van de genoemde landen goedkeurt,
door die landen kan worden getrokken tot een totaal bedrag
van $ 593 millioen
7)
en voor de Europese landen tot eQn
bedrag van $ 558 miljoen . Vergeleken met de milliarden
bedragen, welke door de Verenigde Staten aan Europa
zijn en misschien nog zullen worden beschikbaar gesteld,
verricht het Fonds slechts een aanvullende taak. Wat
echter belangrijk is, is het moment van de inzet van
dit bedrag.
De geschiedenis van de strategie leert, dat relatief geringe
middelen op het juiste moment en op de juiste plaats in-
gezet, belangrijke gevolgen ‘kunnen hebben. De monetaire
geschiedschrijver van de periode na de tw’eede wereld-
oorlog zal later moeten beoordelen, in hoeverre het Inter-
‘) Volgens de Memorie’ van Antwoord van de Minister van
Financi6n aan de Commissie over handelspolitieke aangelegenheden.
‘) Een koop van valuta a door land B, leidt tot vermindering
van het tegoed van valuta a van het Fonds (dit wordt door B ge-
-bruikt) en tot vermeerdering van het’ tegoed van valuta b In het
Fonds.
•
‘) De betreffende formule is wat ingewikkeldci’ dan hier is aan-
gegeven; zij
Is
gebaseerd op de toeneming van het tegoed aange-
houden door het Fonds In de valuta van het lid, dat op het Fonds
trekt (zie noot
5),
welke toeneming beperkt
is
tôt
25
pCt (van het
quotum van dat lid) voor een periode van
12
maanden voorafgaande
aan de datum, waarop een nieuwe transactie tot stand komt.- De
verkoop van panden sterling aan Nederland verhoogt derhalve het
bedrag, dat Engeland op het Fonds kan trekktn.
7)
Hierbij is geen rekening gehouden met de mogelijkheid, dat
na
30
November andere dan de hiergenoemde landen op het Fonds
hebben getrokken.
‘) Het genoemde bedrag van 8
593
rniliioen verminderd niet het
bedrag van 8
35
millioen van Mexico en Chili.
nationâle Monetaire Fonds (en hetzelfdø geldt voor de
Internationale Bank) met hun beperkte middelen een stra-
tegische rol in de huidige monetaire moeilijkheden van
Europa hebben gespeeld.
Washington.
–
v. ci. 1
1
•
AANTEKENING.
EXPOItTPRIJZEN
EN SUBSIDLEPOLLT1FJ.
Een uiterst belangrijk en veel besproken
en om-
streden – vraagstuk in de na-oorlogse economie van tal
van landen is het uiteenlopen van de binnenlandse prijzen
en de exportprijzen in verband met de subsidiepolitiek. Dit vraagstuk doet zich voor zowel in de agrarische als
in de’ industriële sector van het economisch leven.
Nu ook Engeland weer is begonnen met de uitvoei’
– zij het nog op bescheiden schaal – van steenkool
1),
hebben in verband met ht vaststellen van de exportprijs
de vele facetten van dit probleem aldaar – zoals te
begrijpen valt – opnieuw de aandacht getrokken.’ Wèlke
prijs moet ni. de buitenlandse afnemers van steenkool
in rekening worden gebracht? Hieromtrent stonden twee
meningen tegenover elkaar: 1. de op’atting, dat de export
moet geschieden op basis ‘van ,,the old cost plus”, d. i
exportprijs is de kostprijs van ‘de mijnen ± 3 pCt, neer-
komend op ongeveer £ 2.12.— per, ton; 2. de opvatting,
dat de prijs (ongeveer) dezelfde moet zijn als die, elke
voor Amerikaanse steenkool wordt betaald, d.i. de prijs,
welke de markt kan dragen. Op grond hiervan noemde
men een prijs van ongeveer £ 4 per ton. I{et ,,Ministry
of Fuel and Power” kondigde op 24 December jI. aan,
dat aan de oude regeling een eind zou woi’den gemaakt
en dat de National Coal Board vrij zou zijn om zijn eigen eportprijs te bepalen. Uit een niededeling van de National
Goal Board blijkt nu, dat de exportprijs voor steenkool
werd verhoogd tot meer dan £ 3.10.— per ton; met de
Zweedse Regering, waaraan 500.000 ton was verkocht,
kwam de National Goal Board een pi’ijs overeen van
gemiddeld £ 3.13.6 per ton f.o.b. Deze prijzen komen
nagenoeg overeên met de Amerikaanse, wanneer i’ekening
wordt gehouden met de betere kwaliteit van de Engelse
steenkool.
De nieuwe, verhoogde, prijzen hebben aanleiding ge-geven tot klachten van kopei’s en adspirantkopers, bijv.
Zweden zelf, Argentinië en Denemarken. En blijkbaar
terecht, zo meent de correspondent van ,,The Financial
Times”
–
in ‘een artikel ,,Export’ Prices for Goal” in het
nummer van 19 dezer, waaraan de hier vermelde gegevens
zijn ontleend, want de exportprijs ligt thans meer dan
200 pCt boven die van 1939, terwijl de binnenlandse prijs
in dezelfde periode met slechts .133
,
pGt is gestegen. Nog
sprekender zijn de cijfers, samengevat in onderstaand
•
staatje:
gemiddelde
.
gemiddelde gemiddelde
•
productiekosten
binnenl. verkooppr.
export prijs
–
.
(per ton)
1945
£
1.15,11
£
1.18.2
1946
£
1.15.9
£
1.19.5
ruim
£ 2.-.-
eind 1947
£
2.2.3
2)
£
2.5.11 ‘)
£
2.4-
3
)
‘) Sinds eind
1946
tweemaal verhoogd:
1
September met
4 ‘s per
ton,
31
December.met
2 s 6
d per ton. ‘) Aannemende, dat de prijsverhogingen (noot
1)
uitsluitend
het gevolg zijn van verhoogde productiekosten.
‘) VOOr de recente verhogingen.
Brdn: ,,Coat Mintng industrj Annual Statisticat Statements”
van het ,,Ministrj
of
FueI and Power”.
1-let is dus, meent genoemde’ correspondent, nauwelijks
te verwonderen, dat er bezwaren worden geuit tegen de huidige expoi’tprijs van £ 3.13.6 en hoger.
1-let moet de buitenlandse afnemers onvermijdelijk
voorkomen, alsof de National Goal Board profiteert van
dë ,,sellers’ mai’ket” voor steenkool, zonder rekening te
‘)
Zic:
De betekenis vin de Britse steenkooluitvoer” in ,,E.-S.B.”
van
7
Januari
1948,
blz.
15.
–
76
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Januari 1948
houden met de binnenlandse prijsstructuur. Deze be-
zwaren worden ternauwernood gecompenseerd door de
opvatting van de National Goal Board, dat ,,it would
be improper to f ix them (British export prices for coal)
without conforming to the world level”.
En nu het verband met de subsidiepolitiek. liet is
algemeen bekend, dat de goederenprijzen sedert de opriog
sterk zijn gestegen en dat de ruilvoet daardoor ongunstiger
is geworden. Zowel in Engeland als in tal van andere
landen werd deze ontwikkeling aan het oog van de bin-
ne1andse waarnemer onttrokken door de subsidiepolitiek,.
welke de kosten van levensonderhoud op zo laag mogelijk
peil hield. In samenhang met een tekort op de buiten-
landse rekening, gefinancierd door leningen, kon het
resultaat van dit alles niet anders zijr dan dat – zo
redeneerde men
–
voor Engeland – de exportprijzen,
voorzover zij waren gebaseerd op een ,,cost plus”-bereke-
ning, lager moesten liggen dan de wereldprijzen. Tot dus-
ver kon men dit – aldus de correspondent – niet be-
wijzen, o.a. omdat vele Engelse exportartikelen zo hetero-
geen en individueel van aard zijn, dat er geen wereldprijs
voor bestaat.
Steenkool echter heeft een
•
wereldprijs; het is een be-
trekkelijk hornogene grondstof en de productiekosten
bevatten, afgezien van voedingsmiddelen, practisch geen
kostenbestanddelen, afkomstig van import. Op grond
van het feit erenwel, dat in het algemeen de binnenlandse
productiekosten kennelijk geen verbhd houden met de
wereldprijs, meent de correspondent, dat de Engelse
exportprijzen kunstmatig laag zijn of hoogstens ;,a mere
guess”. Hieruit vloeit een reeks problemen voort, die
eerst om oplossing vragen, voordat iets an
–
ders kan worden
gedaan. Moet Engeland doorgaan met aan de buiten-
landse afnemers de voordelen van de voedselsubsidies
over te dragen, door prijzen te berekenen, die in meer
of mindere mate gebaseerd zijn op binnenlartdse prijzen?
Zo neen, is het dan geoorloofd, dat dB voor de export werkende producent extra winst behaalt door de hoge
prijzen? Of moet de Regering hierop een algemene of
bijzondere exportbelasting heffen? Nog verder gaand, komt
Engeland hiermede dan niet te iaat, nu’, zoals Sir Stafford
Cripps heeft uiteengezet, de ,,seller’ market” tot een
eind begint te komen? En zo ja, hoe kan Engeland dan
nog ooit zijn ruilvoet verbeteren? Tenslotte, kan Enge-
land, en ook dit geldt voor velë Europese landen, met
zijn geleide economie bestaan naast, en gedeeltelijk
afhankelijk van, een land met een vrije economie, zoals
Amerika?
Ziehier een reeks van vraagstukken, welke dringend
onder het oog dienen te worden gezien en die van uit-
zonderlijk belang zijn voor de te volgen toekomstige
handelspolitiek, zo niet voor de economische politiek in
de ruimste zin.
INTERNATIONALE NOTITIES.
DE ITALIAANSE BETALINOSBALA1’S.
De positie van de ‘Italiaanse betalingsbaians, die reeds
in de jaren vÔÔr 1938 verre van bevredigend’ kon worden
genoemd, is tengevolge van de oorlog nog slechter ge-
worden. In een artikel ,,Economic reconstruction in italy”
in ,,Lloyds Bank Review” van Januari 1948 wijst de
president van de Banco di Roma, professor C. Bresciani-
Turroni, op enkele oorzaken, die tot deze ontwikkeling
hebben geleid.
De scherpe
daling
van de binnenlandse agrarische
productie, gepaard gaande met een toegenomen vraag
als gevolg van de toeneming der bevolking, noodzaakt tot
een grotere invoer van levensmiddelen, in het bijzonder
van granen. Verder is de behoefte aan import van grond-
stoffen in verband met het economisch herstel aanzienlijk
groter geworden. Ook vÔôr de oorlog was in het algemeen
de import groter dan de export, maar toen stonden daar
nog posten tegenover als remises van Italiaanse emigran-
ten, toeristenuitgaven in Italië en de baten van de
Italiaanse koopvaardijvloot. Deze bronnen zijn thans
goeddeels uitgedroogd. De ‘export heeft gevoelig geleden.
door het verlies van de Duitse afzetmarkt, die vroeger
veel Italiaans fruit en tuinbouwproducten opnam; ook
de Balkan ging als afzetgebied verloren. De bestaande
beperkingen op andere buitenlandse markten, met, in-
begrip van clearingbepalingen, transportmoeil ijkheden en z.,
dit alles, aldus professor Bresciani-Turroni, helemriert
de ontwikkeling van de Italiaanse afzet. Naar schatting
bedroeg de Italiaanse export in 1946 naar waarde slechts
5 416 millioen, tegen een import ter waarde van $ 928
millioen. lIet verschil van $ 512 millioen.werd ruimschoots
gedekt door hulp van de U.N.R.R.A. en door credieten
aan de Italiaanse Regering verleend door de Verenigde
Staten.
Het vraagstuk van de Italiaanse betalingsbalans is
momenteel zeer brandend. De economische theorie neemt
gewoonlijk aan, dat de structuur van de handelsbalans van
een land het product is van de in dat land gevoerde finan-ciële en monetaire politiek en van het binnenlandsp prijs-
peil, dat voortvloeit uit deze politiëk. M.a.w., indien een’
land erin slaagt zijn begroting in evenwicht te houden,
.inflatie te voorkomen en het binnenlandse prijspeil te
vei’lagen, zal dat de export stimfleren en de import be-
perken, zodat na een tijd het evenwicit van de betalings-
balans weer zal zijn hersteld. Deze gedachtengang kan nu
op Italië, aldus schr.,’ niet geheel worden toegepast
wegens het bijzondere karaktr van ‘s lands commerciële
positie. De import bestaat hoofdzakelijk uit voedsel – en
grondstoffen,’ die onmisbaar zijn voor ‘s lands economie.
De export bestaat voornamelijk uit fabrikaten, die niet
kunnen worden verkregen zonder -de daarvoor noodzake-
lijke importen, m.a.w. de export van Italië houdt nauw
verband met en wordt beperkt door de import. De
binnenlandse consumptie is al zo beperkt, dat van deze
kant geen verdere mogelijkheden aanwezig zijn om de
export op te voeren. Een gevolg van de inelasticiteit van
de vraag naar importgoederen is voorts, dat hij stijging
van de buitenlandse prijzen de handèlsbalans en de koers
van de lire onguntiger worden.
Zonder hulp van het buitenland, in de vorm van leningen
of ,door middel van het Marshall-plan, is Italië, aldus
schr., dan ook niet in staat de betalingsbalans in even-
v’icht te brengen.
DE BANDELSBALAS VAN DENEMARKEN.
De totaalcijters van de handelsbalans van Denemarken
voor de eerste negen maanden van 1947, vergeleken met overeenkomstige perioden van 1938 en 1946, zien ei’ als
volgt uit:
in
Jan.-Sept.
Jan.-Sept.
Jan .-Sept.
miljoenen kronen
1938
1946
i947
Totale import
1.197
1.901
2,251
Totale export
1.148
1,048
1.571
importoverschot
49
853
680
Bron: Danish Foreigo Office Journal, no, 3 van 1947.
liet importoverschot voor de eerste negen maanden
van 1947 is dus ruim 170 millioe’h kronen minder dan het
cijfer voor de overeenkomstige periode van 1946. Dit
resultaat is te danken aan de stijging van de export met
meer dan 500 millioen kronen vergeleken met 1946,
waartegenover de import met slechts 350 millioen kronen
steeg. De hoeveelheid in- en uitgevoerde goederen in
genoemde periode van 1947 kan (op grond van de index-
cijfers voor de im- en exportprijzen, die ongeveer resp.
2. en 2 maal zo hoog zijn als in 1938) worden geschat op
resp. 80 en 70 pCt van de overeenkomstige cijfers voor 1938.
De invoer van essentiële goederen, zoals granen, voe-
dingsmicldelen, olie, machines en transportmiddelen,
1.
28 Januari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
77
is in verhouding tot 1946 aanzienlijk gestegen; dergelijke
goederen nemen, zoals vanzelf spreekt, een veel groter
aandeel van de totale import in dan vôôr de oorlog. ‘Vat
betreft de export kan worden opgemerkt, dat naast agra-
rische producten, die nog altijd het leeuwendeel van
de uitvoer voor hun rekening nemen, industriële producten
steeds meer aan betekenis winnen.
Het grote invoeroverschot in 1946 w’as hoofdzakelijk
het geîo1g van de ongunstige handelsbalans met het
Verenigd Koninkrijk. In de beschouwde periode van 1947
echter was de handel van Denemarken met dat land nage-
noeg in evenwicht en het importoverschot is voor deze
periode dan ook toe te schrijven aan de ongunstige handels-
balans met de Verenigde Staten (nadelig saldo ongeveer
400 millioen kronen) en met andere landen (nadelig saldo
ongeveer 250 millioen kronen). De import uit de Verenigde
Staten was iii de eerste drie kwartalen van 1947 in waarde
ongeveer 5 maal zo groot als in 1938. De export naar dit
land neèrnt nog steeds betrekkelijk kleine afmetingen aan;
zij is echter stijgende. Tegen deze achtergrond is het niet
moeilijk in te zien, dat het huidige tekort aan buiten-
landse valuta van Denemarken hoofdzakelijk bestaat in
een tekort aan dollars.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De gele markt gaf in de afgelopen week hetbeeld van een
verdere verruiming te zien, tot uiting komende in een iets grotere vraag naar schatkistpromessen.. Ook ruil-
transacties vonden iets meer plaats, met name door ver-
koop van Mei-papier, dat
13/8
pCt noteèrde, en aankoop
van jaarpromessen, waardoor tevens de ,,lege” maanden
in de portefeuilles aan schatkistpapier der geidmarkt-
instellingen enigermate kunnen w’orden opgevuld. Juli-
papier noteerde pCt. terw’ijl de langer lopende ter-
mijnen ongewijzigd
tegn/16
pCt aangeboden bleven.
De verruiming ter geldmarkt werd vermoedelijk vooral veroorzaakt dôor toestroming van bankbiljetten naar de
banken, waardoor in de periode van 5 Januari tot 19
Januari 1948 de bankbiljettencirculatie met f 91 millioen
verminderde;
Del gemeente Amsterdam zet ‘haaF programma tot
conversie van 3j pCt lqningen voort. Thans wordt f 97,3
millioen van dit rentetype aflosbaar gesteld, terwijl een
3-31 pCt 1enirg ten .bedrage van -f 66 millioen wordt
aangeboden. 1-let restant wordt vermoedelijk door institu-
tionele beleggers gedekt. 1-let tijdstip dezer conversie
lijkt niet ongunstig gekozen, temeer omdat de conversie
der 3-31 pCt Nederland 1938 waarschijnlijk tevens aan-
staande is, en het vodruitzicht hierop, mede gelet op de
nog onzekere voorwaarden der nieuwe lening, de beleggers
wellicht animeert om op de nieuwe lening Amsterdam, met
,’oor de huidige omstandigheden vrij behoorlijke condities,
in te schrijven. Aan de vrijwel ohonderbroken koersstijging der aan-
delen Koninklijke na het sluiten der emissie kwam in de
afgelopen week een einde. Waarschijnlijk heeft het aandeel
zich thans hersteld van de druk, welke door verkoop van
claims van buitenlandse zijde erop was uitgeoefend.
Men schat, dat in Nederland voor f 180 millioen op de
aandelenemissie Koninklijke is ingeschreven, in Frankrijk
voor f 60 millioen, en in andere landen voor.f 30 millioen.
Als restant zou dan voor een bedrag van’nominaal ruim
f 30 millioen niet door claimbezitters zijn ingeschreven,
voornamelijk ten gevolge van oorzaken van effecten-
registratie. Deze f 30 millioen nominaal zal moQten worden
verkocht, voorzover dit niet reeds is geschiéd, waarbij
de opbrengst minus de inschrijvingsprijs aan de Staat ten
goede komt. Een zekere druk op de koersen zou dit
potentiële aanbod wel kunnen uitoefenen.
Onder invloed van de geringe koersmutaties van, aan-
delen Koninklijke gaf de gehele aandelenmarkt weinig
verahderingen te zien. Alleen Indische fondsen onder-
gingen een enigszins geprononceerde koersdaling, mede
onder invloed van politièke factoren.
16 Jan.
23 Jan.
1948
1948
A.K.0.
………………….
171k
172f
v.
Berkel’s
Patent
…………..
116f
–
114
Lever Bros. Unilever C.v.A…..
305 303
Philips
G.b.v.A .
…………..
364
360
Koninklijke Petroleum
……….
333 337
H.A.L .
……………………
214
–
N.S.0
.
……………………..
169f
1641
H.V.A
.
……………………
248k
237
Deli
Mij.
Cv.A.
…………..
181f
173
Amsterdam Rubber
…………
180′
168
STATISTIEKEN.
DE NEDERLANDSCIIE
BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).
0
Eo
0
‘o
4′
002
0
O
no,.,
.0
0
4)
0.0
0
.4.0
H
2i
–
E
30
Dec.
’46
700.876
4.434.786
.100.816
103
153.109.
15
,,
’47
610.849
184.131
69.479
S
148.316
22
,,
’47
610.885
178.579
90.758
5
159.379
29
,,
’47
610.898
180.770 85.394
5
160.135
5
Jan.
’48
610.931
172.974
72.831
2.005
151.166
12
’48
584.182
167.510 98.206
2.005
149.971
19
,,
’48
584.220 171.578
94.213 2.005
150.304
26
’48
584.254
138.706 195.943
2.005
150.663
0
Saldi in rekening çourant
2
‘4
.4
M
Cd
0
‘0
:.,
P’
4
–
.0
4′
00
‘4
,
‘.)
–
4);,,’4
(
4
‘
.0
4)
.b”4’4
:
‘•’
CI)
0
30
Dec.
’46
2.744.151 1.099.855
90.071
43.706 590.158
15
’47 2.903.344 742.923
150.723 43.420
498.415
22
,,
’47 2.961.017
711.853
–
157.358
37.625 502.957
29
’47
3.010.488
703.999
94.414 34.270 533.327
5
Jan.
’48
3.005.753 716.463
51.309
41.998 513.506
12
’48 2.958.385
741.444 97.088
43.070 490.014
19
,,
’48
2.915.131
821.129 92.984 35.736 484.145
26
,,
’48
2.911.251
856.524
101.714 35.806 508.673
NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
0
0
0
4)
4)
–
Data
‘S
73
0 4)
E
4)
‘.
4)
0.
26
Dec.
1946
32.226
5.648
4.953
214
698
49.158
18
Dec.
1947
26.476
12.049
5.395
655
770
51.702
23
,,
1947
26.118 12.414
5.509
748 775
52.172
30
,,
1947
26.170
12.081
6.896
‘
1.058
776
52.577
8
Jan.
1948
25.729
12.700
7.729
922
723
52.602
15
,,
1948
25.688
12.848
7.698
836
752
51.927
22
.
,,
1948
25.727
13.211
7.004
.
675 775
51.992
0
Rekening-
4′
courant saldi
Data
4
,4)
.t
o
0
E’t
0
0
0
.o
‘4.
‘
4′
26
Dec.
1946 637
159,377
72.165
1
4.482
614
18
Dec.
1947 637
16 5. 121
77.748
2
5.161
501
23
1947 637
165.657
78.042
4
5.577
501
30
,,
1947
637
167.598
79.761
5
5.775
501
8
Jan.
1948
637
168.211
80.476
5
5.667
501 15
,,
1948
637
167.368 79.813
.5
5.552
500
22
,,
1948
637
167.064
79.442
6
5.738
500
)Waarvan 10.493
millioen frcs onbeschikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goud’voorraad (l3esluitwet no.
5
van
1-5-1944).
1) Vaaronder begrepen de post. ,,Emissiebank te Brussel”. ten
bedrage van
64.597
millioen fres.
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare
of
geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.
78
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Januari 1948
DE NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte balans op 26 Januari 1948.
Activa.
Wissels, pro-
Hoofdbank t
–
messen en
schuldbrieven
Bijbank
in disconto
Agentsch.,,
5.000,-
2 d05.000 _)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrleven, door
de Bank gekocht (art. II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937 j° art. 4 van het Koninklijk
besluit van 1 October 1945, Staatsblad No.
F204) …………………………..
–
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26 Februari 1947
………… ..2.000.000.000,-
Beleningen:
( Hoofdbank f 140.401.118,38 ‘)
(mcl. voor-
schotten in re-
Bijbank
,,
1.065.962,91
kening-courant
1
op onderpand) 1, Agentsch
,,
9.195.813,36
– f 150.662.894,65
Op effecten, en7 ………… ..149.875.916,34 ‘)
Op goederen en celen
786.978,31
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de ‘Bank-
150.662.894,65
2
)
wet 1937)
………………………….
–
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1967 ,, 1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……..f 581.578.517,42
Zilveren munt, enz ……. ,,
2.675.504,65 584.254.022:07
Papier op het buitenland
.. t 138.706,400,-
Tegoed bij correspondenten in
het buitenland ………. .. 191.175.193,36
Buitenlandse betaal-
middelen ……………. ..4.768.112,36
334.649.705,72
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds
……………………………..,
81.331.869,66
Gebouwen en inventaris
……………… ..3.500.000,-
Diverse rekeningen’
…………………. ..
109.826.387,11
4.766.229.879,21
Paslva.
Kapitaal
……………………………
t
20.000.000,-
Reservefonds
…………………………
12.452.579,46
Bijzondere
reserves
……………………..
32.247.868.69
Pensioenfonds
……………………….
..16.836.901,01
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
….
..
124.766.005,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
..,,
2.911.250.530,-
Bankassignaties in
omloop ………………
..381.947,71
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist
……f
856.523.927,-
Geblokkeerde saldo’s van
banken
…… . ……..
…101.714:162,22
Geblokkeerde
saldo’s
van
anderen
…………..
..
35.805.634,76
Vrije
saldo’s
………..
..508.672.746,60
1.502.716.470.58
Diverse
rekeningen’
……………………
145.577.576,76
4.766.229.879,21
‘) Waarvan
schatkistpapier rechtstreeks
door_
de Bank in disconto genomen
……….f
–
‘)
Waarvan aan Nederlands-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99)
.
,,
, 39.529.875,–
Circulatie der door
de
Bank namens de Staat in het verkeer gebrachte muntbiljetten ……
..
149.628.798,50
BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten In uilllioenen ponden).
‘
0)
‘s
,
..
to
±’
‘
42
25 Dec. ’46
0,2
1.449,1
1.450
1.428,2
22,1
7 Jan. ’48
0,2
1.399,2
1.400
1.331,3
69,0
14 Jan. ’48
0,2
1.399,3
1.400
1.306,4 93,8
21
Jan. ’48
,
0,2
1.399,2
1.400
.
1.285,0
115,2
Otherseeurities
Deposits
cd
0)
5
–
”
.
cz)
c.
4
‘
00
E’
Pj
Cd
Cd
(/2
25 Dec. ’46
1,3
311,8
13,6
15,8
346,5
10,3
•
2789
7 Jan. ’48
0,3
336,5
13,3
18,8
41917
13,8
304,7
14 Jan. ’48
0,3
308,3
9,9
19,4
413,6
21,7
295,6
21
Jan. ’48
0,3
280,8
12,0
20,2′
410,4
1
22,0
293,5
BANK VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste posten in miilioenen francs).
0
Voorschotten
aan
de Staat
,’O
.0)
0)
a 4
,
Data
2
,
0
/2
00 cd
.
J
0)
(1)
26 Dec.
1946
94.817
118.302
59.449
67.900
1
426.000
31 Dec.
1947
55.173
190.151
125.042
147.400
1
426.000
8 Jan.
1948
55.173 202.647
125.042 1
10.700
1
426.000
15 Jan.
1948
55.173
197.725
125.042
136.100
[ ‘426.000
Bankbil-
‘
Deposito’s
Data
jetten in
circulatie
Totaal
Staat
Diversen
26 Dcc.
1946
721.865 63.458
765
1
62.693
31 Dec.
1.947
920.831
83.213
1
733
1
81.055,
8 Jan.
1948
914.946
81.499 ‘
t
766
79.249
15 Jan.
1948
901.916 81.876
742
79.608
FEDERAL RESERVE EANKS.
(Voornaamste oosten in millioenen doilars).
Metaalvoorraad
1
Data
Other
U.S. Govt
.
Totaal
Goudcer-
1
cash securities
tificaten
31
Dec.
1946
18.381
17.587
1
268
23.350
2 Jan.
1948
21.492
20.805
1
255
22.616
8 Jan,
1948
21.505
20.810
1
303
21.683
15
Jan.
1948
21.545
20.850
j
351
21.896
FR-bil-
D’eposito’s
Data
jetten in
1
Member-
circulatle
Totaal
j
Govt.
banks
31
Dec.
1946
24.945
1
17.353
393
1
16.139
2 Jan.
1948
24.889
1
49.781
‘
832
1
17.981
8 Jan,
1948 24.651
1
19.074
1
.
562
1.
17.503
15
Jan.
1948
24.436
19.641
j
819
j
17.863
ZWEEDSE
RIJKSBANK.
(Voornaamste posten in millioenen kronen).
Metaal
Staatsfondsen
,
o’
cc)
)0.0
Data
0)
0
b
>’0
0)
Qbi)
31 Dec.
1946
839
532
1.544
.504.1
284
94
182
31 Dec.
1947
232
147
2.747
452
1
148
–
.
182
7 Jan.
1948
232
147
2.761
452
1
137
–
. 182
15 Jan.
1948
231
147
2.562
451j
,
134
–
182
Deposito’s
bp
Direct opvraagbaar
91
cd
Data
0
,
1
o0)
I’0.)
,$)
3
1
1
1
‘
0)
0)
‘
1
I
I-‘/2
10
0) 0)
,•
/24)
,.,
1
It
31 Dec.
1946
31
Dec. .1947
7 Jan.
1948
15 Jan.
1948
2.877 2.895
.2.741
2.612
875
899
1.015
1.040
706
1
631 629
682
94
1
197
t
323 278
230
69
69
69
1 1
165
1
164
173
4 4
4
ENIGE INDEXCIJFERS VAN’ DE INDUSTRIËLE PRODUCTIE IN NEDERLAND
1)
1
8
100
Dec.
1945
Mei 1947
Juni
1947
Juli
1947
Aug.!
1947
Sept.!
1947
Oct.
1 1947
Nov.
1947
Walsproducten
vanij
)
zerenstaal’
57
116
143 133
97
140
192
165
Çement
……..
85
143
137
155
129
139
148
125
Metselstenen . . .
33
48
55
63
58
65
84
89 43 57
36
68
92
86
Katoen-en linnen-
. 09
weverijen
21
59
61
59
56
63
70 65
Schoenen
57
125
111
104
130 136
Deuren
………….48
36
52
55
63
54 61
68
65
118
126 127
103 136
142
Sigaren
………
Sigaretten …….
27
81
89
91
72
52 45
35
Boter
…………
Kaas
………..
1
85 101
92 73 48
56
44
‘)Bron: ,,Statistisch Bulletin van het CBS.”; . betekent: de
gegevens ontbreken.
‘) 1940 = 100.
28 Januari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
•
79
VERkEER EN
VERVOER
IN
NEDERLAID.
Omschrijving
Eenheid
IMaa
1
1em.}
I
Indexoijfer vervoer wilde binnenvaart
100
146
155
142
166
133
1.000 t
917
1.340
1.422
1.302
1.521
1.224
,,
260
441
385
39
,
356
253
miii. t/km
127 199 169
189 203
164
Indexeijfer eigen, vervoer te water
100
123
100
110
126
Vervoer wilde binnenvaart
.
…………………
1.000 t. 600
738 660 659
760
miii. t/km
45
54
45 50
53
.
100
42
42
44
44
46
waarvan brandstoffen
……………………
Aantal
6.146
2.193
2.485
2.580 2.750
2.630
Wilde
binnenvaart, prestatie
………………..
L000 t.
3.572 1.122
1.133
1.123
1.274
1.273
Eigen vervoer te water
…………………….
Lading
……………………………..
.
2.092
434
515 428 473
479
waarvan onder: Nederlandse vlag
.
……….
,,
-‘
1.566
347 425 364
409
414
,,
126
80
82
59
60
61
Aantal
6.082
2.376 2.544 2.824
2.657
,
2.695
Laadvermogen ………… ……. ….. … …
1.000 t.
3.494
‘
1.251
1.147
1.224
1.253
1,332
,,
2.252
703 565 380
352
475
waarvan onder: Nederlandse vlag
………..
1.559
524
405
286
251
355
Schepen in doorvaart
,,
229
112
105
66
’84
93
Idem,
prestatie
……………………………
Indexeljter Internet. binnenvaart (laadverm.) ……..
Belgische vlag
……………..
Vertrokken
schepen
………………………
Aantal
1.000 t.
2.144
1.427
1.360
919
1.448
986
1.614
1.005
1.590
952
1.369
1.000
Binnengekomen schepen
…………………….
Laadvermogen…………………………….
Lading ………………………………..
Lading
.
.
.
.
. ………..
……………….
…
‘
1.051
508.
500
360
.
322 353
waarvan onder: Nederlandse vlag
……….
199
162 152 118
–
105
104
Belgische
vlag
…………..
544 267
276
187 180 174
11
Belgische vlag
……………..
Indoxeijfor zeevaart (inhoud)
…
100
47
50′
42
41
Aantal
1.758
.
906 958
846
810
732
1.000 R.T.
4.416
2.000
‘
2.191
1.932
1.867
1.861
……………….
……
Laadvermogen ……………………………
Idem, alleen.geladen schepen
…………..
.
3.834 1.869
2.070
1.726
1.692
1.661
Binnengekomen zeeschepen …….. …. … ……
Bruto
inhoud
…………………………
Vertrokken
zeeschepen ………………….
…
…
…
,,
Aantal
.
.000 R.T.
‘
1.738
.
972
908
1.136
922
1.061
857
1.087
742
1.048
721.
Bruto
inhoud
……………………….
4.418 2.173
.
2.230
.
2.055 1.860
1.786
waarvan
in
lijnvaart
……………………
3.216
1.333
1.342
1.285
1,319 1.236
..
1.017
1.096
1.074
1.060
1.005
Idem, alleen geladen ‘schepen
………………..
Goed erdavervoer ter zee:
.
–
waarvan
in
lijnvaart
………………………
Gelost
bij
invoer
…………………
1.000 t,
‘
1.018 1.316
940
1.003
910
.
913′
doorvoer
…………….
.
1.738
427 376
‘222
103
149
–
484
145
177
157
178
171
doorvoer
…………….
1:421 183
168 176 209 168
Geladen’)
bij
uitvoer
………………….
Indexeijfer goederenvervoer Ned.Spoorwegen .
.
100 109 100 118*
139e
,
128
Goederenvervoer Ned. Spoorwegen, totaal .
. .
1.000 t.
1.207
1.321
1.204
1.419* 1.675*
1.548*
,,
412
218
‘194
252* 325*
352
1 millioen
‘
242
–
597
743
545* 493* 466* waarvan grensoverschi’ijdend
……………..
1
millioen
•
21,2
‘
47,9
51,0
45,9
‘
46,3
Reizigerskilometers Ned. Spoorwegen
………
Intei’loc. autobusdiensten; vervoerde reizigers
. .
,,
‘
.
5,7
15,8
17,9
15,2
Tramwegen, vervoerde reizigers ……………
Locale autobusdicnsten; vervoercte reizigers
. . . .
4,4
9,5,
10,7
9,5
Iiidexcl,jfër verkeer op do rijkswegen ………..
.
100 157 170
162
161
159
Slachtoffers verkeersongevallen:
Overleden
….
..
…………….
…….
Aantal
,.
65 78 97
100
88 70
,,
368
716
‘
680 683
•
732
660e
Licht
gewond
……………………….
–
918
,
.
708 684 710 619
544e
Ernstig gewond
……………………..
Indexeij fors:
..
Overleden
……………………………
…
……
100
,
100,
120
‘195
149
185 154 186 135
.
199
.1O8
Ernstig
gewond
………………………..
..
Li
cht
gewond
………………………..
100
77 74
77
67
1
59*
1)
Bunkermateriaal ed.
niet inbegrepen.
‘
)
Voorlopig cijfer.
.
Zojuist verschenen onder auspiciën van
Ook
voor
Beschikbaje
K
‘
rachfen
is
een
annonce
in
het ‘Nederlandsch Economisch Instituut ,,Economisch’Staflstische Berichten”
de
aangewezen
BEDRIJVIGNEDERLAND
‘
weg.
bezit
Annonces, waarvan
de
tekst ‘s Maandags
in ons
is, kunnen,
plaatsruimte
voorbehouden;
in
het
Een Studie over
‘
,
nummer
van
‘dezelfde
week
‘
worden
opgenomen.
‘NedrIands economische structuur
door
.
Dr Th. L. N. Thurlings
.
MODERNE
en
.
.
Drs J. H. Lubbers
.
,
.
1
_
“F
r
BEDRIJFSADMINISTRATIE
Prijs t
6.90
________________
1
Februari
a.s.
begint
onze
(voor leden en donateurs van het
N.E.I.
f 5.17)
nieuwe
opleidingscursus
voor
I
MT
A
l(LFSÏANDIGE
AM.
Verkrijgbaar
in
de
boekhandel
en
bij
de
uitgevers
N.V. UITGEVERSMIJ.
,
ELSEVIER”
–
AMSTERDAM
Opgericht
in
1942
Prospectus
en
proefles bij het
.
Secretariaat:
Postbus 800,
ROTTERDAM
Ogniatorische functie gezoch
‘
Energiek organisator, 27 jaar, momenteel in leidende fuflctie op
hedrijfsorganisatorisch gebied, wenst van werklring te ver nderen.
Bezit ruimè algemene ontwikkeling; midUelbtar en cheipo-tech-
nich.gesch’pold, ervaring als bedrijfsleider. P&ycho-technhich rap-
port wees op uitzonderlijke begaafdheid. Het bedrijf, datiemand
zoekt,
in stat zich in recordtijd in te werken en topprestaties te
leveren, geleve uitvoerig te schrijven onder
A.
E.S.’B. I13, Bur
van dit blad, Postbus 42, Schiedam.
Belastiqgconsultatie Bureau te Amsterdam,
waaraan
reeds enie ‘medewerkers op
‘
fiscaal-, juiidiscl
1
i- en
accountarky-gebied zijn verbonden, vraagt een
prima medewercer
in staat geheel zelfst. alle voork.
1
belastingzaken
(event. met uitzondering v. .Venn.bel.) te behandelen.
Hoog honorarium e’s winstaandeel. Voir goede cracht
uiistekende vooruitz. Uitv. brieven met opgave verl.
inkomen ônder no.’ ESE 1122, bureau’ van dit
1
blad,
Postbus 42, Scliiedë.m.
• A. J. POLAK PUDDINGFABRIEK N.V.
te Groningen zoekt
ter assistentie van de Directie een
LEIDENDE COMMERCI1E KRACHT
Verlangd wordt een krachtige, ex-
pansieve persoonlijkheid, allround
koopman met uitgebreide commer-
ciële ervaring, zo mogelijk ook op
de hoogte van moderne bedrjfs- en
fabricagemethodes. Behoorlijke ken-
nis der moderne talen noodzakelijk.
Gewenst is enige chemische kennis
en technisch begrip. Ervaring in de
levensmiddelenbranche strekt tot’
• aanbeveling.
Bij gebleken geschikt
heid bestaat de mogelijkheid in de
Directie te worden opgenomen. Leef-
tijd 30-40 j. Cand. zullen eventueel
worden onderzocht op 3 Maart 1948
door de NEDERLANDSCHE STICH-
TING VOOR PSYCHOTECHNIEK,
Wittevrôuwenkacle 6 te Utrecht.’
Eigenh: geschr. br
. m. voil.
ml
.
en twee pasfoto’s
(van voren ën opzij) aan Adv. Bui. ALTA te Utrecht
vÔör 7 Februari. In linkerbovenh. van br., foto’s en–enveloppe: ESJ3 5381, met naam, adres en leeftijd.
Wij: vragen voor ons
ORGANISATIEBUREÂU’.
ENIGE
ACADEMISCH
tGVORMDE .KRACHTEN
‘Eigenhandig geschrevdn brieven met
‘oerige inlichtingen en foto onder letter
GA 0,164 te rihten aan depersoneelleiding
van N.Y. Magazijn
1
A
CASSA
,
KÂSSIERSINSTEWNG
.
0PGERICKr IN 1806
HEERENGRACHT 179 • AMSTERDAM-C
Economisch – Statistische
Berichten
Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat s, Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro: 8408.
Bankiers: R. Meso en Zoonen, Rotterdam. Redactie-idres voor België: Seminarie voor, Gespeciatiseèrde Eko-
nomie, 14, Universiteitstraat, Gent. Abonnementen: Pieter de Hoochstraat 5. Rotterdam (W).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.
Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland
/
26* per jaar’.
voor België/Luxemburg f 28 per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in franco bij,de Ban q’ue de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdeten (per zeepost) en overige landen
/
28 per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd per
ultimo van het katenderjaa.
Aan getekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor’ Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).
ADVERTENTIES.
Alle correspondentie- betreffende advertenties te richten aan de
Fir,na H. A. M. Roelants, Lange Haven rx, Schiedarn (Telefoon
69300, toestel 6). –
AMSTERDAM
M
.
“
..,
1
1
—
L
De Directcurvan de Centrale Personceisdienst roept Sollici-
tanten op voor de functie van
a. accountant, en adjunct-accountant
bij de ‘1Tijksaecountantsdienst.
In aanmerking komen uitsluitend: ervaren krachten niet
uitstekende ‘theoretische opleiding, academisch gevormde
accountants met enige praktijk. Aangename werkkring,
gelegenheid ervaring op te doen in bijzondere onderzoekingen
hij ondernemingen van uiteenlopende aard. –
b ,
adjunct-accountants
voor het Centraal Bureau voo’r iie Statistiok.
Vereist: M.O. Boekhouden c.c. studie accountant t/in
onderdeel ‘Bedrijfshuishoudkunde.
Taak: controleren van statistische opgaven van voort-
brenging en verbruik hij bedrijven. Sollicitaties te richten
tot de Centrale Porsonceisdienst, Binnenhof 4, to ‘s-GravOn-
hage
‘
rebp. onder motto: L/Racl en L/CBS – 51.
Losse nummers
75
cents, resp. 12 B. francs.