AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Economisch
,
–
,
Statistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
32E
JAARGANG
WOENSDAG 18 JUNI 1947
, No. 1571
1
COMMISSIE VAN REDACTIE:
H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;
H. M. H. A. ç’an der Valk; F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
Administratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Tele/oo,i: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.
BERI€HT
Over enkele dagen verschijnt het eerste na-oorlogse
nummer van het ,,Economisch-Statistisch Kwartaal-
bericht”. De leden van het Nederlandsch Economisch
Instituut ontvangen deze uitgave gratis. Aan allen, die
op ,,Economisch-Statistische Berichten” zijn geabonneerd,
zal. ter kennismaking een exemplaar van dit eerste num-
mer worden toegezonden.
INHOUD:
Blz.
De artikelen van deze week……….483
Uit buitenlandse bron
…………..483
Rusland en het Westen door
Mr K. P. Qan der Mandele
484
Veranderingen in de economische structuur van
Nederlands-Indië door
R. H. Haentjens ………
485
De prijspolitiek ten aanzien van de caféprijzen voor
bier en jenever door
J. H. D. v. d. Ktrast ……..
488
Een bijzonder aspect in de gemeentefinanciën door
J.
Ilasoer
…………………………….
490
Verplichte aansluiting van openbare diensten en be-
drijven
bij
de
publiekrechtelijke
bedrijfsorgani-
saties
door
Mr H.
A.
Foyer
………………
492
B o e k b e s
p
r e ki n g:
Drs F. A.
van den
Hout, Over
wezen
en
doel der
arbeids-
bemiddeling,
bespr.
door
W. v. d.
Mast
…………
492
Aantekening:
Deconomlsche positie van
Japan
………………..
493
Internationalè
notities:
Het
goedkope
metaal
…………………………..
494
Nog groter soberheid in Engeland
………………….
494
Engeland’s nieuwe
indexciJter
van do kosten van levens-
onderhoud
………………………………..
496
Het nationaal Inkomen in Frankrijk
………………..
496
Ontvangen
brochures
……………………..
495
Geld- en kapitaalmarkt ……………………496
Statistieken:
Bankstaton
………………………………….
498
Werkloosheid In Nederland
……………………….
497
Enige indexeijfers van de industriële productie In Nederland 497
Overzicht van de stand der
EiJksmlddelon
…………..
498
In- en uitvoer van Nederland
……………………
499
In- en uitvoer van Nederlands-Indië
………………
499
Stand van ‘s RijkeKas
…………………………
499
Havenbeweging
………………………………
499
DEZER DAGEN
pogingen om tot een eind te komen en daarmede tot de kans op een nieuw begin.
In Indonesië staan de standpunten thans zeer scherp.
,,Mind at the end of its tether” om met H. G. Wells te
spreken? Misschien nog niet. Volgens de laatste be-
richten is de Republiek bereid haar antwoordnota op-
nieuw vorm te geven. En van Nederlandse zijde heerst
een stilte, waarin wel wordt gedacht.
Ook Rusland doet nieuwe pogingen. Gromyko diende
een gewijzigd voorstel ten aanzien van de contrôle op de atoomenergie in. Het kwam de andere standpunten
zelfs meer dan schuifelend tegemoet. Echter, om te spre-
ken met het Afrikaanse gedicht ,,Die Besembos”: ,,stief-
moederlik’skraal was die eerste onthaal, waarmee ik mijn
leven begon”. De overige gedelegeerden verwezen het
voorstel naar een ,,minder belangrijke” commissie.
Dezelfde stemmen klinken opgewekt over het deze
week door President en minister van Buitenlandse Zaken
uitdrukkelijk gehandhaafde voorstel tot hulp der’ Ver-
enigde Staten aan Europa. Groot-Brittannië, keert
zich, voorlopig vragend, naar de Amerikaanse kant en
blijkt ondershands reeds naar het bestek te informeren.
Wat moet het nieuwe bouwsel in Europa worden:
archaiserende architectuur, nieuwe vormgeving of Potem-
kinade? De Russen, met het begrip der schijngevels uit
hun geschiedenis het meest vertrouwd, houden het ook
voor het Amerikaanse plan kennelijk op het laatste.
Vandaar hun drang claims af te zetten in die gebieden,
die zij hunnerzijds stevig kunnen onderheien.
Achter de wereldplannen gaat het dagelijks leven voort.
In Frankrijk werd een staking beëindigd; Minister-
President Ramadier kan zijn pogingen nog voortzetten.
In België gaf de Minister-President, be]aagd door tel-
kens opflitsende stakingen van aangegeven duur, de
noodzaak toe van partiële loonsverhoging. In Groot-
Brittannië blijft bedachtzaamheid de hoofdtrek. Zolang
de Amerikaanse voorstellen plannen zijn en de lening in
de hand steeds sneller smelt, blijft versobering de kern.
Elk op zijn wijs en naar zijn toestand. In de Verenigde
Staten, waar de conjunctuurtoestand een kentering ten
kwade mogelijk maakt, gaat de belangstelling vooral uit
naar de individuele druk der belastingen. Het voorstel
van het Parlement tot een belastingverlaging, die de
Regering $ 4 milliard zou kosten, is door de President
met zijn veto getroffen uit vrees voor inflatie.
En in Nederland? Huisvaderlijke zorgen. De minister
van Economische Zaken heeft de huishoudingen voorge-
licht over de toekomstige reële voorzieningsmogelijkheden.
Alles met spaarzaamheid, doch een sigaar toe om het te overdenken. Tegelijk wordt aan de dagelijkse munt ge-dacht: een nieuwe muntwet is voorgelegd: de nationali-
satie van De Nederlandsche Bank voorgesteld. Halfjes zijn het vervaardigen niet meer waard. Stuivers zullen weer kunnen rollen. Maar op de bankbiljetten wil Mi-
nister Lieftinck liever zelf passen.
ROTTERDAMSCHE
BANKVEREENIG!NG
/
.225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
HNANCIËRING
VAN
IMPORT-
EN EXPORT-
TRANSACTIES
–
Naami. Vertn.
Hôllandsche
Belegging-
BeheerMij.
Anno 1930
Herengracht 320 – Amsterdam
IBeheer
‘
en Adviesgeving
voor
PENSIOENFONDSEN,
ie
FSTI CH
TINGEN,
ONDERNEMINGEN
EN PARTICULIEREN.
Commissarissen:
Prof. Jr. 1. P. de Vooys;
Drs. 3. H. Gispen;
Mr. J. E. Scholtens.
Directie:
Gerlof Verwey;
Dr. F. Ph. Groeneveld;
A. C. Leeuwenburgh.
/
–
11
gispen
110
cul•mborg
amst.rdam
rott•rdam
S
N.V. KONINKLIJKE
NEDERLAN DSCH E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo . Hengelo
/
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van:
zoutzuur, (alle k’aIiteiten)
vloeibaar chloor
chloorbleekloog
natronloog, eaustic soda.
4
KonjnkIijk
Nederkindsche
Boekdrukkerij
H. A. M. Roelants
Schiedam
1
Mr in de rechten
veelzijdig ervaren repres., ongeh., zoekt plaatsing in
het bedrijfsleven, event. met fin. deeln. Br. no. ESB
931 bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.
Jonge ass. bedrijfseconoom met enige tijd ervaring,
jur. cand., zoekt een positie in het bedrijfsleven als
secretaris van directie
of assistent op de bedrijfseconomische afdeling van
een groot bedrijf.
Algemeen ontwikkeld. Thans studerend in economie
en bedrijf seconomie.
Brieven onder no. ESB 929, bureau van dit blad,
postbus 42, Schiedam.
Bedrijfschef/ass.. de± directie
Heer, 37 jaar, uitgesproken commercieel aangelegd,
gewend verantwoordelijkheid
.
te dragen en leiding, aari
ersoneel te geven, brede algemene, alsmede technische
ontwikkelink, bekend met de moderne bedrijfsadmini-
stratie en -leer, thans bedrijfschef/assistent van de
directie, zoekt een passende, verantwoordelijke positie.
Genegen event. naar buitenland te gaan. Br. onder no.
ESB 932 bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam. ”
a::
Vacutur
+
PROVINCIE ZEELA:ND.
Gedeputeerde Staten van Zeeland roepen sol-
licitanten op voor de betrekking van
directeur
van een op te richten Economisch-Technologisch
Instituut, ‘bij voorkeur bedrijfseconoom of inge-nieur, zo mogelijk met enige practische ervaring.
Salaris nader te bepalen. Sollicitaties met vol-
ledige inlichtingen, ook omtrent verlangd salaris,
II,’ vôôr 1 Augustus a.s. aan de Commissaris der
Koningin te Middelburg.
• Wollenstoffenfabriek te Tilburg vraagt
chef van de administratie
1
Vereist is theoretische en practische kennis op
het gebied der moderne bedrijfsadministratie.
Br. met voll.
ml.
en m. opg, v. ven. salaris
t onder no. 3149 Adv. Bur. A. Ekening N.V., Ap-
pelstraat 200, Den Haag.
In
• Accountantsassociatle Klijnveld, Kraayenhof &
Co., vraagt voor haar kantoor te Amsterdan en
bijkantoren in Nederland:
cz JONGE ‘ACCOUNTANTS
lid N.I.V.A. of V.A.G.A.
b) le, 2e en 3e ASSISTENTEN
Sollicitaties te richten aan kantoor te Amster-
dam, Tesselschadetraat 18.
S
Wij sluiten machinebreuk-, mon-
tage- en garantie-verzekeringen
(zowel voor land- als voor
scheepsinstallaties)
R. MEES& ZOONEN
ASSURANTIE-MAXELAAB.S
1 AMSTERDAM.
ROTTERDAM
. S.GRAVItNHAGE
OEI.FT . SCHIEDAM . %LAARDINGEN
Voor vervolg rubrik ,,Vacètures” zie blz. 500
10
-‘
psrlw
I
T
-!-
r
rr
18 Juni 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
483
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
lUr R. P. van
der Mandeic,
Rusland en het Westen.
Rusland heeft twee leuzen verkondigd: 1. de pbten-
tiële rijkdommen van een land moeten met eigen kracht
worden geëxploiteerd, en 2. de productiemiddelen moeten
in handen van de gemeenschap omen. Het is de vraag,
of Rusland het kan stellen zonder buitenlandse, in casu
Amerikaanse, hulp; aanvaarding daarvan betekent echter
het prijsgeven van een doel, verwerping verdere ont-
beringen voor het volk. Socialisatie van de productie-
middelen sluit geen technisch privé-initiatief uit. 1-Jet
Westen verwerpe haar echter, omdat zij het geestelijk
privé-initiatief en daarmeë de geestelijke vrijheid uitsluit.
R.
H.
Ifaentjens,
Veranderingen in de economische struc-
tuur pan Nederlands-Indië.
December 1941 bracht voor Nederlands-Indië het
einde van de bestaande industrialisatieplannen, waarvan
op dat moment een enkel onderdeel reeds ten uitvoer was
gebracht.
– Thans is, volgens schr., verhoging van de levensstandaard
door industrialisatie het punt, waarop ieder politiek regiem
zal worden beoordeeld. Uitingen zowel van Nederlandse als van Indonesische zijde wijzen erop, dat hij beide par-
tijen het stre,ven bestaat, zich op dit doel te richten. Schr.
noemt als voorwaarde voor verwerkelijking: 1. creatie
van een buitenlands valutabezit; 2. uitbrëiding van de
scholing van de Indonesische bevolking, en 3. overdracht
van het nieuwste op het gebied van Organisatie en techniek
aan de Indonesische bevolking door middel van Nederland-
.se
krachten.
J. H.
D. v. d.
Kwast,
De prjspolitiek ten aanzien van de
caféprijzen voor bier en jene Per.
In tegenstelling met de situatie vÔôr de oorlog bestaat
thans een aanzienlijk verschil tussen ,de caféprijzen voor
bier en jenever; de bierprijs is naar verhouding, sterk
gestegen. Oorzaken: prijspolitiek èn fiscale maatregelen.
Stijging van het verbruik van jenever t.o.v. dat van
bier is onder de huidige omstandigheden
niet
te ver-
wachten: de productie en rantsoenering van jenever
zijn gebonden aan een maximum van 115 pCt. van het
vooroorlogse verbruik. In de toekomst is, ten koste van
de bieromzet, een grotere afzet van licht- en niet-alco-
holische dranken en pas in de laatste plaats van jenever
e.d. v4aarschijnlijk. De oplossing van het prijsverschil
moet’ worden gezocht in verlaging van de bierprijs, niet
in verhoging van de jeneverprijs.
J. Hasper,
Een b(jzoder aspect in de gemeentefinanciën.
In gemeentekringen hoopt men, dat in het kader van
de nieuwe regeling van de financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten ook voor de gestegen uitgaven voor
armenzorg een bijzondere regeling zal worden getroffen.
In Amsterdam, Rotterdam en Den Haag was in het 4e
kwaitaal 1946 resp. 1,76 pCt., 3,35 pCt. en 1,34 pCt. van
de bevolking armlastig. Waar derhalve de kosten het gemiddelde te boven gaan, zouden extra-uitkeringen
kunnen worden toegekend.
Mr H. A. Foyer,
Verplichte aansluiting pan openbare
diensten en bedrijven bij de publiekrechtelijke bedrïjfs-
organisaties.
In tegenstelling tot de opvatting van de Vereeniging
van Nederlandsche Gemeenten poneert schr. de stelling,
dat de motieven, die gelden voor de publiekrechtelijke
bedrij fsorganisatie van particuliere ondernemingen, even-
zeer gelden voor al die door de Overheid beheerde takken
van productie, die economisch nauw bij het particuliere
bedrijfs’even zijn betrokken.
UIT BUITENLANDSE BRON.
De Amerikaanse betalingsbalans over het eerste kwar-
taal van 1947 ziet er, naar voorlopige schattingen, volgens
,,The Commercial and Financial Chronicle” van 29 Mei
jl., als volgt uit:
4e kwartaal le kwartaal
1946
1947
(in milliarden dollars)
Exporten ………………..3,1
4,1
Diensten
…………………0,7
0,8
Totaal export
3,8
4,9
Importen ………………..1,5
1,5
Diensten
………………..0,4
0,4
Totaal impôrt
1,9
1,9
Giften, van de Regering en parti-
culieren, netto
…………0,6
0,7
Leningen, op lange en korte ter-
mijn
………………….0,6
1,2
Verkoop van buiteMandse activa
0,9
1,2
Andere transacties …………
0,2
– 0,1
Totaal
……………….3,8
4,9
Transacties met de Wereldbank en het Internationale
Monetaire Fonds zijn în deze cijfers niet begrepen.
,
– liet
nationaal inkomen van Amerika, in dollars van
1944, is thns ongeveer 64 pCt. groter dan in het laatste jaar vÔÔr de oorlog, bijna drie maal zo groot als in het
depressiejaar 1932 en 72 pCt. groter dan in het haussejaar
1929, volgens Leon H. Keyserling in een artikel: ,,Must we have another depression?” in ,,The New York Times
Magazine” van 8 Juni 1947.
Ie wereldvraag naar petroleum wordt, blijkens ,,Petro-
leum Press Service” van Juni 1947, als volgt geschat
1):
(in duizenden barrels p.dag)
1946
1947
1951
Ver. Staten van Amerika
4.907
5.199
6.025
Westelijk halfrond (beh. U.S.A.)
–
820 888
1.080
Oostelijk halfrond (beh. Rusland).
1.527
1.721
2.288
Voorraadvergrotihg (U.S.A.)
119
39
–
Voorraadvergroting (andere
landen)
………………..
58
–
11
Verschepingen naar Rusland
48 48
25
Totaal
………………..
7.479 7.895
,
9.429
1)
Behalve Rusland.
De Italiaanse staatsbegroting voor’ 1947
2
48 wordt,
naar ,,The Times” van 11 Juni jl. mededeelt, wat de uit-
gaven betreft, geschat op 832 milliard lire, de inkomsten
op 520 milliard lire: Het geschatte deficit bedraagt dus
312 mihiard lire; eind April bedroeg het tekort voor het
lopende jaar 610 milliard lire. Met betrekking tot de
betalingsbalans rijzen eveneens ernstige problemen; om
deze op te lossen heeft Italië elk jaar gedurende 3 of 4 jaar
een aanzienlijk bedrag aan dollars nodig. Zo moet in de
tweede helft van 1947 reeds $ 350 millioen worden ge-
vonden; slechts $ 150 millioen van dit bedrag is in zicht.
Argentijnse maatregelen om de kosten van levensonder-
houd te drukken werden,—volgens de ,,Neue Zürcher
Zeitung” van 14 Juni jl., getroffen in de kledingindustrie;
een decreet maakt het de Regering mogelijk goederen-
voorraden in beslag te nemen; fabrikanten moeten recht-
streeks aan de verbruikers leveren tegen de door hen in Augustus 1946 gedeclareerde groothandelsprijzen plus
40 pCt. Deze toeslag moet gedeeltelijk de kosten van de
verdelingsorganisatie dekkèn, gedeeltelijk ter beschikking
van de Regering worden gesteld voor andere maatregelen
om het prijsniveau te verlagen.
484
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Jini 1947
RUSLAND EN HET WESTEN.
East is east and West is West.
Will the twain eer ieet ?
Het probleem Rusland is haast een sessie geworden.
Het houdt de Amerikaanse publieke opinie en de Ameri-
kaanse politici bezig; het vormde het hoofdonderwerp
van het Labour-congres in Margate en heeft een scherpe
tegenstelling in’de Engelse Laiour-Party teweeggebrdcht;
het was de aanleiding tot de vastenbrief 1947 der Roomse
bisschoppen en last not least – is het de oQrzaak, dat
het Nazi-Duitsland met al zijn wandaden en verfoeilijk-
heden op de achtergrond is geraakt. Alles, wat tegen het
communisme, tegen het boisjewistische imperialisme, tegen
het optreden der Russen in eigen land of als bezettende
macht of op internationale conferenties gezegd en. geschre-
ven is, is zonder enige twijfel waar, maar het verklaart
toch geenszins de algemene aversie, het wantrouwen en
de huivering, die Rusland bij het Westen verwekt. Ook
rijst de vraag of de middelen, waarvan het bolsjewisme
zich bedient, zoveel erger zijn dan die van vroegere regi-
mes? Is er
ko’n
groot verschil tussen
de.
huidige strafkolo
nies en het vroegere Siberië; tussen de moderne dwang-
arbeider, die met machinegeweer bewaakt en in toom
gehouden wordt en de vroegere lijfeigene, die met de
knoet werd geregeerd? Was de Tscheka zoveel minder
hard dan de Gepeoe? Of is soms het Pan Slavisme pas in
het brein van Stalin opgekomen? Neen, wij vonden het
vroegere Rusland in menig – opzicht even onbegrijpelijk,
even onaanvaardbaar, voor ons dis het tegenwoordige;
alleen wij huiverden er niet voor en wanneer wij heel, heel
eerlijk zijn, dan huiveren wij niet voor Rusland maar voor
ons zelf.
Wij huiveren, omdat wij stap voor stap, haast
ongemerkt, onze eigen ondergang organiseren; het hoogste
goed onzer christelijke cultuur – onze geestelijke vrijheid
– aan het opgeven zijn voor een collectieve dictatuur
van
allenoer allen. En
wij huiveren,
omdat
wij beseffen hoe
weinig
diep
blijkbaar
de drang
tot geestelijke vrijheid nog in ons verankerd ligt en hoe gemakkelijk ,,men” ter
wille van materiële voordelen en
materiële
zekerheid een
knechting van
de geest
aanvaardt.
Twee leuzen heeft het communistische Rusland onder
andere aan de wereld verkondigd: –
le. dat de potentiële rijkdommen van een land uitsluitend
diens eigendom zijn, d.w.z. dat deze uitsluitend
door,
het land en
ten bate
van het land geëxplditeerd dienen
te worden, zodoende de penetratie van buitenlands
kapitaal verhinderend en ook de gdestelijke activeng
door vreemde invloeden werend;
2e. dat de productiemiddelen in de hand van de gemeen-
schap (dits van de Staat, zijnde de georganiseerde
gemeenschap) behoren te komen.
Wanneer wij de eerste leuze nader bezien, moeten wij
toegeven, dat haar uitwerking een geweldige was. Zij werd
de ,,slogan”, waarmede het Westerse kapitalisme en het
koloniale stelsel bestreden, ondermijnd en ten val werden
gebracht. •’Vij zouden een eindeloze reeks voorbeelden
kunnen noemen; wij halen maar enkele aan. Het intrek-
ken van de olieconcessies in Iran en Mexico; het opgeven
van de exterritoriale rechten in China; de terugtocht uit
Egypte en het meest
belangrijke
niet te vergeten:
de
onaf
–
hankelijkheid van India en Indonesië.
Daarmede is een einde gekomen aan de ,,pénétration
pacifique”; aan de ,,bloodiess invasion” •door het Westen.
Het zou echter verkeerd zijn te veronderstellen, dat onaf
–
hankelijkheid ,,zoider meer”, zoals deze door de communis-
ten ‘gepropageerd wordt, de wereld ook maar één stap
vooruitbrengt. Ten eerste kan zich absolute onafhankelijk-
heid alleen een land permitteren, dat in staat is zich vol-
komen van de buitenwereld af te sluiten, zoals Rusland dit -tussen 1917 en 1941 deed; ten tweede waren de bij
uitstek liberale en kolohiale mogendheden zoals Nederland
en Engeland reeds lang op . weg huh imperium in een
,,common wealth” te herscheppen, waardoor dé gehoopte
en nû verkregen ,,independence” op het hogere, niveau
der ,,interdependence” geheveri werd. Dit alles neemt niet
weg, dat Rusland de eerste ronde in deze gewonnen heeft.
De wereld is nu in naam onafhankelijk.”Maar nog nooit
is zij zich zé bewust geweest van haar af-hankelijkheid van
nieuw bedrijfskapitaal (werkkrachten, ideeën, geld) als na
de catastrophale vêrnielingen van deze oorlog. Ook Rus-
land zou graag een milliardenlening willen hebben, uit de
Verenigde Staten, om zijn wederopbouw te kunnen bespoe-
digen, want het is meer dan twijfelachtig, of het Russische
volk, dat zich vijftien jaar lâng bijna bovenmenselijke
offers getroost heeft om zijn productievermogen op te
voeren, nog weer een generatie of langer in staat en bereid
zou zijn zijn consumptie wederom tot een minimum te
laten beperken. De aanraking met het Westen heeft het
boisjewisme geen goed gedaan. Tijdens de oorlog kwamen
al berichten uit. Duitsland over Russen, die niet meer terug
wilden omdat zij het in Duitsland materiëel zoyeel beter
hadden (en de Russische krijgsgevangenen waren er wel
het slechtst aan toe!) en het is een open geheim, dat Moskou
de terugkeer van zijn bezettingtroepen als een bedreiging
van het systeem moet beschouwen.
De Sowjet-Unie staat nu op een tweesprong: maâr zij
weet van tevoren dat, wélke kant zij ook uitgaat, de
tweede ronde voor haar a priori verloren is. Herhaalt zij
het experiment van véÔr de oorlog en sluit zij zich weer
totaal af van de buitenwereld – iets wat het meet in de
lijn van de tegenwoordige machthebbers ligt – zo betekent
dit opnieuw geweldige ontberingen voor het Russische volk;
ontberingen, die alleen dan gerechtvaardigd zijn, wanneer
het bestaari van het land op het spel staat. Kiest zij echter
de weg van economische samenwerking met het Westen
– dus de dollarlening – zo doet zij daarmede afstand van
een van haar hoofddoelen: het verhinderen van de pene-
tratie van buitenlands kapitaal. Waarom zou Amerika
haar een milliardenlening verstrekken? Toch zeker niet
om haar in staat te stellen om-ongecontroleerd en ongehin-
derd een machtsapparaat op te bouwen, dat t.z.t. tot een
bedreiging voor de Verenigde Staten -kan worden?
Mede
dank zij de communistische propaganda hebben
wij verschillende problemen onder de ogen
moeten
zien,
zoals afhankelijkheid – en onafhankelijkheid; crediteur-
debiteur. Tijdens de eerste wereldoorlog is Amerika de
grootste crediteur geworden en door de tweede is het in
deze positie in hoge mate versterkt. Daarmede is de kloof
tussen rijk en arm echter zé diep geworden, dat er geen
mogelijkheid meer bestaat om leningen op commerciële
basis aan te gaan noch om deze op dezelfde manier terug
te betalen. De enige weg om uit deze impasse te geraken is
het aangaan van een ,,partnership”, waarbij de ene
partner de middelen en de andere de ervaring en de good-
will inbrengt. Dit is zich op het ogen-blik aan het voltrek-
ken, zonder dat men zich daarvan misschien duidelijk.
rekenschap geeft (Duitsland, Griekenland en Turkije zijn
voorbeelden). Een partnership veronderstelt echter een
gelijke geestes- 6n levenshouding. Kunnen wij deze tussen
Rusland en de Verenigde Staten verwachten?
**
*
De tweede leuze der Russische revolutie was, dat een
eind aan de kapitalistische uitbuiting moet,worden ge-
maakt en dat kon alleen verwezenlijkt worden, doordat de
productiemiddelen in de handen van de gemeenschap (de
Staat) kwamen. In de Sowjet-Uni is in de plaats van de
particuliere ondernemer de Staat getreden en heeft het
privé-kapitalisme voor het staats-kapitalisme moeten’ wij-
ken, wat in de practijk hierop neerkomt, dat de
openlijke
uitbuiting (voorzover van uitbuiting sprake was) door
de
anonylne
uitbuiting van de Staat is vervangén, die
zonder vrees voor concurrentie, oppositie of staking ‘de
–‘v
–
18 Juni 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
485
arbeider tôt de perfecte modene slaaf heeft gemaakt.
Om kapitaalvorming door, de enkeling zoveel mogelijk tegen te gaan,wordt de consumptie zo geregeld, dat het
inkomen, alis•Iiet nog zo groot, schoon opgaat. Alleen de
allereerste . levensbehoeften zijn voor dragelijke prijzen
verkrijgbaar. Alles wat ook maar de, schijn van comfort
of luxe heeft
is’
zo duur, dat ook het hoogste inkomen
slechts toereikend is om in een naar onze maatstaf zéér
bescheiden welstand te leven:
Het bezwaar, dat de Westerse kapitalist, tegen het com-
munisme en tegen nationalisatie in het algemeen heeft,
namelijk dat het privé-initiâtief uitgeschakeld wordt, is
alleen ten dele juist, of beter gezegd, hét raakt het eigen-
lijke vraagstuk niet.
Technisch (
materieel) privé-initiatief
bestaat in Rusland in hoge mate, want zonder dit tech
niscli initiatief zou de Sovjet-Unie noqit. tot de geweldige
prestatie in staat zijn geweest, die zij op industrieel gebied•
getoond heeft, en waardoor zij ook (n,aast het ongelooflijke
uithoudingsvermogen en de grootse vaderlandsliefde van
het Russische volk) ongetwijfeld de oorlog heeft gewonnen.
Wanneer wij ons echter met handen tand tegen het com-
munisme verzëtten, zo ‘erzetten wij ons, omdat wij daar-
mede ons allerhoogste goed, on’s
geestelijk privé-initiatief,
onze geestelijke vrijheid opgeven Wij verzetten ons, omdat
wij geen nog zo volmaakte plannen willen uitwerken naar
welke de mensheid zich heeft te schikken, waaraan
zij
zich
heeft ,té onderwerpen. Wij willen geen systeem kweken,
waarin alle leven wordt gemechaniseerd. Wij willen geen
gevangenis mee helpen ontwerpen, al is het bestaan in dê
cellen nog zo onbezorgd en volmaakt en al heerst er binnen
de muren een zekere vrijheid en privé-initiatief. Wij willen
mensen
opvoeden, die
leensmoed
en
leQensdurf hebben
en die bereid en in staat zijn om de vraagstukken, die zich
telkens weer aan ons opdringen onder de ogen te zien en
deze met behulp Qan allen
en
ten bate van allen
tot eeh zo
goed mogelijke oplossing wensën te brengen.
Ik schreef, dat wij bij het noemen van Rusland vaak
huiveren en wij huiveren, omdat wij weliswaar in naam de
communistische ,,gevangenis” afwijzen, aangezien wij
daardoor onze geestelijke vrijheid zouden verliezen, maar
omdat wij desniettemin voet voor vbet dit kostelijke goed
prijsgeven en cel voor cel aan onze gevangenis bouwen en
ons bovendien nog wijs maken, dat wij op het gebouw,
wanneer het af is, de vlag der geestelijke vrijheid kunnen
hijsen.
Willen wij redelijk zijn, dan moeten wij erkennen, dat
Rusland met zijn tweede leuze de vinger op de wonde-
plek van deze tijd heeft gelegd. Het alles overheersende
vraagstuk van deze eeuw is: hoe, in welk tempo eti in welke
maat kan het Westen weer productief kapitaal vormen?
Het antwoord voor arme landen ligt voor de hand:
alleen
door sparen, d.w.z. door de consumptie viijwillig
tot eeh minimum te beperken.’ Maar…. daar moet iets tegenover
staan wil déze restrictie niet eenvoudig een drastische
verlaging van onze levensstandaard en een verpaupering
7van de massa betekenen.
Willen
werkelijk tot een rechtvaardiger verde-
ling van,de aaidse goederen en lasten komen, zo moet
tegenover deze ,,uitgestelde” consumptie een aandeel in
het nieuw te scheppen productieve kapitaal staan en moeten allen op de een of andere wijze deel kunnen
hebben aan, de productiemiddelen.
Het Russischecommunisme zegt, dat de productiemid-
delen in de handen van de— georganiseerde—gemeenschâp
behoren. Wij menen, dat zij in het bereik van
illen
moeten
kunnen komen en dat is het fundamentele vérschil.
K. P. VAN DER MANDELE.
VERANDERINGEN. IN DE ECONOMISCHE
STRUCTUUR VAN NEDERLANDS-INDIË.
In zijnartikel ,,Omwentelingen in de wereldindustrie”
schrijft Peter F; Drucker: .,,De snelheid, waarmee over
de geheele wereld de landbouwende en grondstoffen pro-
duceerende streken werden omgetooverd in’ industrie-
gebieden, is één van de boeiendsté ontwikkelingen van
dezen ‘tijd…. Op sommige plaatsen, zooals in de nieuwe
staalcentra van Britsch-Indië, Centraal Brazilië en Ooste-.
lijk Turkije, heeft deze ontwikkelingsgang in tien .jaar
tijd meer dan 5.000 jaar overgeslagen; Nomadenstaffirnen
met een beschaving, die nog dicht’ bij liet steenen tijdperk
stond, werden plotseling arbeiders in een plaatijzer-
fabriek, een montagebedrijf voor tanks of een hydro-
electrische centrale. Landen, die twintig jaar geleden op
industiieel gebied volkomen afhankelijk waren van hun
invoer, produceeren heden ten dage niet alleen de goe-
deren, die ze roeger uit het buitenland betrokken, maar
maken bovendien de machines,waarmee die goederen
– zooals schoenen, textiel, pier, ‘cement,, kanonnen,
schepen, ammiinitie enz. – worden vervaardigd. In vele
gevallen prôduceeren ze zelfs de machines, waarmee diè
machines worden gemaakt”.
Bij het lezen van deze vciorden komt bij ons als vanzelf
de vraag op”wat werd in Nederlands-Indië – een land-
bouwend en grondstoffenproducerend land bij uitnemend-
heid – op dit gebied gepresteerd? Werden ook hier in de afgelopen jaren gehele streken omgetoverd in industrie-
gebieden?
Laten wij direct vooropstellen, dat’ er in Indië van
toveren niets kwam.
Wal lezen wij in de algemene inleiding van de begro-
tingsvoorstellen 1941, dat ,,de opkomende’ industrie
reeds in velerlei opzicht een plaats vervult, die van ad-
ditioneel essentieel belang schijnt ‘te zullen worden”;
dat ,,een verdergaande ontwikkeling in die richting
ongetwijfeld te verwachten is”; dat ,,tevens ierwacht mag worden, dat Nederlandsch-Indië in de komende
maanden over voldoende kapitaalruimte en ondernemings-
geest zal beschikken, om in de richting o.a. van de che-
mische nijverheid, de metaalnijv’erheid en de textiel-
industrie op den ingeslagenweg vôort te gaan’. – Wèl werden in dat jaar als primaire of fundamentele
industrieën voor Nederlands-Indië geien: een alu-
miniumfabriek, een caustic sodafabriék, een zwavelzure
ammoniafabriek annex sterk zwavelzuur- en salpeterzuur:
fabricage, een staaloven voor scrapverwerking en een
koperraffinaderij met walswerk, een multiplex- en een cellulosefabriek, een grootglasbedrijf, alsmede spinne:
rijen; voorts ,verden op basis v deze primaire industrieën
verdere ontwikkelingen verwac t van de chemische in-dustrie, weverijen, cbnservenindustrie, papierfabricage
en kunstzijdeproductie en werden uitbreidingen tege-
moet gezien-..van de hulpindusti’ieën als machinefabrie-
ken, gieterijen kistenfabrieken e.d.
Doch December 1941 bracht de oorlog met Japan en
daarmee tevens het einde dezer industrieplannen, waar-van een enkel onderdeel reeds ten uitvoer was gebracht.
Belangrijk is’ het echter op te merken, dat, al werd
er toen tenslotte niets. ‘getoverd, de wil tot toveren
in elk geval aanwezig was, zij het ook op beperkte schaal
en zij het ook, dat in deze plannen belangrijke in Neder-
lands-Indië aanwezige grondstoffen voorlopig braak
zouden blijven liggen.
Waarom was die wil tot -toveren toen aanwezig?
P. H. W. Sitsen-gaat hier in zijn,werk ,,Industrial De-.
velopment of the Netherlands Indies” vrij’ diep op’ in.
,,As is well known from the history of the development of
other lands, when the level of income is increasing,, the
demands for food-products becomes to a great degreé
‘)
Uit„The Saturday Evening Post”, Philadelphia, overgenomen
door ‘t Venster”, No. 4.
‘
,486.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 ,Juni 1947
inèlastic at the moment that self-sufficiency is reached.
At the same moment the demand for commodities begins
to expand. It may be said that all indicaions of con-
sumption in the N.E.I. make it dear, that between 1935
and 1939 this point was reached. During these years we
see an increasing stream of secondary products going
into the villages of the Javanese country-side and to
those of the outer-islands We see that gold, formerly
an investment in the Indonesian world for the purpose
of raising one’s social standing, is parted with freely
and used to provide the means of producing secondary
products. It is dear that the people, formérly satisfied
with a minimum of goods which they produced and
bought only when absolutely necessary, gradually de-
manded more and were therefore willing to exert thern-
selves more, although’their requirements were stili modest.
A new spirit has been born and its in/tuence has become
perceptible”.
Ook Ir F. J. H. Davis meent, dat sedert 1900 de psyche
van Indië’s landbouwersvolk haast onmerkbaar is gegaan
in de richting van welvaartsvermeerdering door in.
dustriële productie. Samenvattend komt hij tot de con-
clusie
2),
,,dat de opkômende industrie hier te lande een
essentieele factor is gaan worden van Indië’s economisch
bestel, met doelstelling: opheffing van de eenzijdige
economische structuur, schepping van grootere werk-
gelegenheid, bereiking van een hoogeren levensstandaard
der bevolking”.
Verhoging pan de lepenssta’ndaard.
En hiermede zijn vij tenslotte aangekomen bij het punt, waar het om gaat; waar het thans in de gehele
wereld om gaat. ,,Op dit oogënblik streeft de geheele
wereld naar een hoogeren levensstandaard. Streken, die
zich jarenlang geschikt hebben in armoede en ontbering,
vragen nu een kans om zich economisch te ontwikkelen”.
Aldus Edward R. Stettinius Jr. in zijn artikel ,,Ik geloof
in de ‘v’ereldvrede”
3).
Dit is het punt, waarop ook hier in Nederlands-Indië
elk politiek regiem zal worden beoordeeld: verhoging
van de levensstandaard door industrialisatie. Het po-
litiek regiem, dat hi9rin slaagt, zal door deze daad be-
wijzen het beste voor dit land te zijn; het politiek regiem,
dat hierin faalt, verdoemt daarmee zichzelf.
De Indonesische levensstandaard op te willen voeren
naar een wereldstandaard, waarbij het Amerikaans
levenspeil als richtsnoer dient, moge thans een hersen-
schim lijken, toch is dit het enige doel, dat, welk
politiek regiem dan ook, men hier te lande, voor ogen
mag hebben.
De vooroorlogse levensstandaard, waarbij een totaal
volksinkomen van 2,5 milliard gulden
4)
over 17,4 mil-
lioen werkers
4)
moest worden verdeeld – waarmede
aan iedere werker een gemiddeld jaarinkgmen van f144
werd verschaft -, ligt te ver beneden de genoemde wereld-
standaard dan dat een herstel van de vooroorlogse
economische verhoudingen ook maar een ogenblik mag
worden overwogen. De tijd, waarin de totale kapitaal-
investeringen hier te lande niet meer bedroegen dan
f 550 per arbeider, tegenover $ 4.500 in de U.S.A.
4),
waarin het totaal aan mechanische arbeidskracht neer-kwam op. een cijfer van 1,8 pk per arbeider, tegenover
40 pk in de U.S.A.
4),
mag voor de historicus zijn bete-kenis hebben, als richtsnoer voor toekomstige economi-
sche planning heeft hij zijn waarde voorgoed verloren.
Zelfs nu, op het, moment, dat de vooroorlogse levens-
standaard voor iedere bewoner van dit land een on-
bereikbaar dorado schijnt, moet dit worden gezegd.
‘) ,,Een nieuwe phase in, de industriaiisatie van Nederlaadsch-
jndi6″ door Ir
F. J. H.
Davis,(N.I.O.Y. van
Juli 1941).
‘) ,,Readers’ Digest”, Pleasantville, October
1946;
overgenomen
door ,,De Kern”, December
1946.
4)
P. H. W.
Sitsen, ,,Industrial Development
01
the Netherlands Indles”.
Alles, wat op dit ogenblik op het gebied van rehabilitatie
van vooroorlogse industrieën en im- ennexport wordt
gedaan, mag zijn betekenis hebben als ‘eèn middel tot
tijdelijke verlichting van een welhaast , :ondraaglijke
goederenschaarste, het einddoel van de economische werk-
zaamheid ligt elders.
Een ‘oorbeeld: de textiek’oorziening.
Het stillen van’ de huidige textielhonger kan in eerste
instantie geschieden door herstel van de vooroorlogse
import en door wederopbouw van de vooroorlogse
textielindustrie.
Beide rehabilitaties zijn thans aan de gang.
Voor
1
de invoer van textielgoederen richt men, evenals
vÔÔr de oorlog, wederom de blik naar Japan: thans
zijn het niet de lage prijzen, doch is het de korte leve-
ringstijd, die – overal elders 6 tot 8 maanden bedragend
– deze impbrten aantrekkelijk maakt. Zo prijkt dan
ook op de lijst van zichtbare aankoopmogelijkheden voor
het eerste halfjaar 1947 Japan als no. 1 en sleept dit
land voor zich niet minder dan 60 pCt. (60.440.000 yards)
van de zichtbare aankoopmogelijkheden in de wacht.
Ook voor de rehabilitatie .van het productie-apparaat,
met een vooroorlogse,capaciteit van 140 millioen yards
per jaar, tegenover een totale jaarbehoefte van 800 mil-
lioen yards
5),
is men, althans voor de ma6hine-onder-
delen’, eveneens op Japan aangewezen, uit’ welk land
binnen afzienbare termijn importen van deze onder-
delen te verwachten . zijn, zij het ook op bescheiden
schaal.
Doch naast dit tijdelijk stillen van de textielh’onger
door rehabilitatie van vooroorlogse industrieën en
import staat de voorziening met textielgoederen op lan-
gere termijn. Hoe daarbij te werk gegaan zal moeten
worden, wordt ten dele beantwoord in het Industrie-
plan 1941, om welke reden wij enkele punten uit dit plan
hier naar voren willen brengen,.
Volgens de opzet van dit plan zou een houtcellulose-
fabriek
6)
grondstof leveren voor de kunstzijde-industrie,
.terwijl de vrij gunstig uitgevallen proeven met de aan-
plant van katoen in Oost-Java (Banjoewangi) de ver-
wachting wekten, dat ook voor dit product de fijnspin-
nerijen in de toekomst een beroep zouden kunnen doen
op de inheemse markt. De reeds bestaande spinnerij
–
te Tegal mt een jaarproductie van 3 nillioen kg garens
zou drie nieuwe spinnerijen naast zich krijgen, t.w een
grfspinnerij in Demak voor de verspinnirig van de van
ouds te Demak gewonnen bevolkingskatoen, alsmede een
fijnspinnerij in Pasoeroean en een fijnspinnerij in Bod-
jonegoro. Tenslotte zou de vervaardiging van nieuw
ijzer en staal (zij het in 1941 slechts door omsmelting
en zuivering van scrap-iron) het mogelijk hebben gemaakt
aan de bestaande machinefabrieken uitbreiding te geven
en een textielmachinenijverheid in het leven’ te roepen. Op deze wijze zou zijn voorzien in de ‘vestiging ener
textielnijverheid, welke vaster in dit land zöii zijn ge-
worteld dan het vooroorlogs apparaat, ‘waarvan de
rehabilitatie thans als noodmaatregel ter h’nd’ is ge-
nomen.
Industrialisatie.
Wij-. menen met dit voorbeeld duidelijk’ te hebben
gemaakt, wat wij bedoelden mét onze opmerking, dat,
ondanks herstel van vooroorlogse indu’s’trieën en im-en export, het einddoel ‘van de economische activiteit’
elders moet liggen. Deze zal zich hebben te concentrereh
op een algehele industrialisatie van Nederlands-Indië, deze zal zich daarbij hebben te baseren op
alle
hier te
lande potentieel aanwezige grondstoffen en deze zal zich
6)
Dr
W. T.
Kroese, ,,Voorbereidende maatregelen
voor
de re-
habilitatie der Nederlandsch-Indische textielindustrie”, in ,,E.-S.B.”
,van
25
September
1946,
No.
1533.
‘) Vergelijk in dit verband het huidige plan Bruynzeel inzake
de vestiging van een houtpulpfabriek in Oost-Borneo,
l’ i’-V V!’
18 Juni 1947
–
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE. BERICHTEN
4
1,
487
hebben &’te oriënteren op een algemeen industrieel ont-
wikkelingsplan
Betekent dit economische afgeslotenheid van de rest
van de’wereld? Verre van dien. Wijlen.de heer Sitsen
merkt in zijn artikel ,,Iiidustrie in Nederlandsch-Indië”
7)
op, dat, hoewel sinds 1914 overal ter wereld industriali-
satie van de vroegere grondstoffenlanden heeft plaats-
gevonden, de uitvoer van de industrielanden naar die
vroegere grondstoffenlanden is toegenomen. Hij haalt
daarbij een artikel aan van Drs S. Korteweg, waarin
deze opmerkt: ,,Het is een bekend feit, dat vÔÔr den
wereldoorlog de opkomst van concurreerende industrieën in vroegere amnemerslanden wel verschuivingen teweeg-
bracht in de samenstelling van den industrieelen export
van de oude industrielanden, doch dat de omvang van
den export naar di&’ zich industrialiseerende landen niet-
temin bleef stijgen, o.a. door den gunstigen invloed, die de
industrialisatie van agrarische landen op hun welvaarts-
peil placht te hebben”
8).
De vraag rijst in dit verband, in hoeverre thans reefts
aan Nederlandse, zowel als aan Indonesische zijde,
een streven naar verwezenlijking van het hierboven-
gesTtelde einddoel van de economische activiteit hier te
lande tot uiting komt.
Aan Nederlandse zijde treffen wij in het voorontwerp
Nijverheidspolitieke Richtlijnen 1946
9)
o.a. het volgende
aan: ,,Als onderdeel van de afgemeene economische Po-
litiek heeft de nijverheidspolitiek ten doel:
het medewerken tot het bereiken van een rede-
lijken levensstandaard;
de verhooging van de volkswelvaart;
de versteviging van de economische weerbaarheid.
De Nijverheidspolitiek streeft naar:
voorziening in de onontbeerlijke artikelen voor
voeding, kleediig en behuizing;’
voorziening in die artikelen, waarvan de productie
economisch geboden is, en
–
in die artikelen, waarvan de productie economisch
verant*oord is”.
,,Gestreefd wordt naar een, geheel Indonesië omvatten-
den, industrieelen opbouw, welke is aangepast aan de
i
n de verschillende eilanden beschikbare productie
factoren”.
,,De industrieele ontwikkeling wordt door de Overheid
volgens jaarplannen opgezet en uitgevoerd; het her-opbouwpian van het door den oorlog ontwrichte in-
dustrieele apparaat zal een onderdeel uitmaken van het
jarenplan, waarbij vooropstaat, dat slechts die bedrijven
voor herstel in aanmerking komen, welke passen in het
industrieel ontwikkelingsplan”
10).
Uit de toelichting op dit ontwerp nemei wij het vol-
gendè over:
/
,,Véôr den oorlog
.
(dus voor het ,industrieplan 1941,
schr.) waren aard en omvang van de industrialisatie
ondergeschikt aan de Indische (agrarische) exporteco-
nomie.
/
De aanmaak van industrieele uitvoerartikelen, zoomede ,de vervaardiging van nijverheidsproducten,
welke den import in belangrijke mate zouden kunnen
schaden, diende zooveel mogelijk te worden vermeden…. Werden derhalve in 1987 (nijverheidspolitieke richtlijnen
1937) groepen., van industrieele artikelen aangegeven,
welker productie vermeden diende te worden, thans is
aan de orde, welke artikelen
wel
voor productie in aan-
merking komen. Primair is hier de groep van artikelen,
welke in de eerste levensbehoeften als voeding, klee-
ding en behuizing voorzien…. Als eerste groep zijn de
‘)
Industrienummer Economisch Weekblad, Mei 1941.
‘) Drs S. Korteweg, ,,Nederland en de toekomst van den Inter-
nationalen handel”. ‘) Nijverbeidspolitieke Richtlijnen voor Indonesie door Drs W.
van Varmelo en Jhr Mr E. R. D. Ellas; Uitgave Kolfr, Batavia.
10)
Dit laatste geldt uiteraard niet voor de huidige rehabilitatie;
immers, deze wordt thans aan Nederlandse en Indonesische zijde
uitgevoerd, zonder dat een industrieel ontwikkelingsplan daarbij
gelegenheid tot oriêntatle biedt. Schr.
artikelen genoemd, waarvan de productie economisch
geboden is. Hierbij is gedacht aan de groej van zgn.
basis- en hulpindustrieën, welke als ruggegraat van het
industrieële bedrijfsleven, zoomede voor de volkshuis-
houding van doorslaggevende beteekenis zijn. Tenslotte
komen alle overige artikelen als derde grdep op de rang
–
lijst voor vervaardiging, echter met dien verstande, dat
de productie daarvan economisch verantwoord dient te
zijn. Bij deze laatste groep zal mede moeten worden ge-
streefd naar het vervaardigen van die industrieeleexport-
artikelen, waarvoor Indonesië bij uitstek in aanmerking
komt …… . …….. Vanzelf leidt de sociaal-geogra-
fische structuur ertoe, dat op Java met zijn zeer dichte
bevolking (ongeveer 350 zielen per km
2
) en een aaneen-
gesloten afzetgebied van rond 47 millioen zielen, het
zwaartepunt van de verdere industrialisatie zal liggen,
terwijl de Buitengewesten (ongeveer 20 zielen per km
2
)
‘plaats kunnen geven aan die kapitaalintensieve bedrijven,
welke een sterke binding aan de grondstofvindplaatsen
vereischen”
11)
‘ 1
Aan Indonesische zijde (waarvan de gegevens slechts
sporadisch ter beschikking komen en dus geenszins op
volledigheid aanspraak kunnen maken) werd in enkele
artikelen in het Republikeins weekblad ,,Inzicht”, o.a.
de wens geuit, in de behoeften aan kleding, voedsel en
behuizing met inheemse grondstoffen en inheemse
industrie te voorzien. Tegelijkertijd werd een intensieve
industrialisatie als vereiste gesteld. Voorts maakte het
dagb’ad ,,Merdeka” melding van een plan van ‘de Repu-blikeinse autoriteiten om van de Preanger een industrie-
centrum te mâken, terwijl enige weken na de onderteke-
ning van Linggadjati door Dr Gani werd bekend gemaakt,
dat de Republikeinse Regering’ een tienjarenplan zal
opstellen voor de herbouw van de bestaande en de ves-
tiging van nieuwe productiemogelijkheden. Het plan
zal streven naar verhoging van de levensstandaard,
verhoging van de productie, internationale uitwisseling
van exportproducten en tevens naar geleide economie.
Uit bovenaangehaalde uitingen van’ Nederlandse en
Indonesische zijden mag worden geconcludeerd, dat bij
beide partijen het streven bestaat het economisch han-
delen hier te lande te richten op het hiervoren omschreven
einddoel. Indien op korte termijn een oplossing zou
kunnen worden gevonden, waarbij zowel hêt Neder-
landse als het ,,Indonesische streven in één en dezelfde
baan worden geleid, dan zou ook Indië, zij het laat, ten- –
slotte nog kunnen worden omgezet van een vrijwel
uitsluitend agrarisch land in een industrieel-agrarisch
gebied, en zouden ook hier arbeider en boer een levens-
standaard kunnen bereiken, die hun vÔôr de oorlog
slechts door visuele waarneming bekend, was. Doch
laten wij ons vooral goed realiseren, dat in Nederlands-
Indië op
dit,gebiedtêen
enorme achterstand bestaat, dat
elders reeds de schoorstenen roken, terwijl hier het
industrieel ontwikkelingsplan nog niet eens op papier
staat. De weg naar deze industrialisatie zal dan ook hard en moeilijk zijn en enige dwingende voorwaarden zullen
moeten worden vervuld, wil dit einddoel van de economi-
sche activiteit ooit worden bereikt.
Voor’waarden voor verwerkelijking.
1. De creatie /van een buitenlands valutabezit,
vereist voor—de aanschaf van de voor de primaire
industrieën benodigde productiemiddelen. Daar dit
valutabezit in eerste instantie slechts kan worden ver-
kregen uit de opbrengst van de agrarische exportproduc-
ten, is het diep te betreuren, dat Nederlands-Indië om
politieke redenen tot dusver niet bij machte was, de tijde-
“)
Interessant is In dit verband de mededeling van de minister
van Financi8n van de nieuwe staat Oost-Indonesi8, waarin de
mogelijkheid van een herleving van plannen, zoals die na de
eerste wereldoorlog bestonden, naar
,
voren wordt gebracht. .,,Een
Nederlandsch-bultenlandsch concern zou overwegen f 200 miflioen
in Oost-IndonesiO te investeeren voor de vestiging van staal-, nikkel-
e.a.bedrijven”.
/
,”–
488
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.1
18 Juni 1947
/
lijk ieer. hoge waarde harer agrarische exportproducten
in deviezer – en daardoor in productierhiddelen – te
realiseren. Van dit licht uit bezien, worden de kosten van
de politieke impasse niet zozeer gevormd door de drie
millioen Nederlands-Indische guldens, welke dagelijks
aan de instandhouding van het leger worden besteed,
als wel door de derving aan productiemiddelén en toe-
komstige welvaart, welke van de odmogelijkheid tot
export ?’ grote schaal het gevolg is.
Een enorme uitbreiding van de scholing van de
Indonesische bevolking, welke thans vermoedelijk nog
voor 84 pCt. uit anaiphabeten bestaat
12).
Een onafgebroken, doch in bestanddelen steeds
wisselendè stroom •van Nederlanders naar Nederlands-
Indië, waardoor dit land de beschikking krijgt over Ne-
derlandse krachten, die doorlopend ,,vers” zijn en
daardoor in staat, het nieuwste van het nieuwste op het
gebied van organisatie en techniek aan de Indonesische
bevolking over te dra’en.
– Worden deze voorwaarden vervuld ‘en wordt. de in-
dustrialisatie van Nederlands-Indië eenmaal een feit,
dan betekent dit, dat ook çlit land met zijn grote na-
tuurlijke rijkdommên en zijn arme bevolking de weg
haar een hogere levensstandaard zal kunnen vinden,
waardoor het eindelijk eens deel zal kunnen uitmaken
van een wereld, die Wendeli Wilkie als een en ondeelbaar
zag, doch die in werkelijkheid in even zovele delen
uiteenvalt als er verschillen in levensstandaard zijn.
‘
A
T
ij, Nederlanders, kunnen aan deze werkelijke een-
wording van de wereld bijdragen, door hier in Neder-
lands-Indië gedurende een korte periode van ons leven
onze beste krachten in te zetten voo de verheffing van
het levenspeil van een volj, waarmee ‘ij ondanks alles – meer dan drie eeuwen lang verbonden zijn geweest.
-MAKASSAR,. April
1947
/
R. H. HAENTJENS.
“) Bij de volkstelling in 1930 bleek hetaanta1 alphabeten –
d.w.z. menschen, die in een of ander letterschrift een eenvoudig
briefje kunnen lezen en schrijven – op Java 2,2 millioen of 5,4 pCt.,
in de Buitengewesten
1,5
millioen of 8 pCt. van het totaal aantal
inwoners te bedragen. Tevens bleek, dat het aantal alphabeten
in 1930 t.o.v. 1920 op Java met 238 ptt., in de 13uitengevesten
met 214 pCt., in geheel Nederlands-Indië met 228 pCt. was toe-
genomen. Aannemende, dat deze stijgende tendens zich sedert
1930 heeft kunnen handhaven, zo zou het ‘aantal alphabeten thans
16 pCt. van de totale bevolking moeten uitmaken. Juiste gegevens
ontbreken echter (de bovenstaande getallen werden ontleend
aan Volkstelling 1930, Deel VIII, overzicht voor Nederlands-
Indië, blz. 29 e.v.).
DE PRIJSPOLITIEK TEN AANZIEN VAN DE
CAFÉPRIJZEN VOOR BIER EN JENEvER:
De prijzen’ voor bier en jenever voor gebruik ter plaatse
van verkoop per glas van een bepaalde standaardinhoud
warenbij het uitbreken van de oorlog reeds geruime tijd
nagenoeg met elkaar in overeenstemming. Op 9 Mei
1940 bedroeg de prijs voor een glas jenever met ongeveer
40 cm
3
inhoud in een volkscafé circa’17 cent. De prijs
van een glas zwaar bier met een inhoud van 0,333 liter
bedroeg’ in dergelijke café’s ongeveer 17 â 18 cent. Door
het uitbreken van de oorlog en de gevolgen hiervan op
het gebied van d proçluctie en prjzen is een belangrijke verstoring opgetreden in de verhduding tussen de bier-
en jeneverprijzen en wel in deze zin, dat, uitgaande van
de vergelijkbare vooroorlogse standaardinhoudsmaat, bier
relatief -elangrijk duurder is geworden dan jenever.
De vraag rijst in dit verband, of en in hoeverre het verbruik van jenever ten opzihte van dat van’bier als
gevolg van dit gunstige prijsverschil zal worden gesti-
muleerd en welke maatregelen in dit geval zobden kunnen
worden genomen om de ongetwijfeld zeer bedenkelijke
consequenties hiervan uit een oogpunt van volksgezond-
heid tegen te gaan. Alvorens hierop in te gaan zal worden
ngègaan, hoe het huidige verschil in ‘prijs is ontstaan.
Het prijsverloop van bier sedert 9 Mei 1940. “”
Reeds in 1940 was een wijziging van d
oI
m
ne
1b
e
l
as
ti
ng
aanleiding tot een verhoging van de bierprijs,’ per glas
met ongeveer 1 cent. Op dit niveau kon,,da prijs worden
gehandhaafd tot 21 Mei 1943, toen Qen verhging der
accijns, alsmede de vaststelling van uniforme prijzen
voor alle bierbrouwerijen aanleiding waren tot verhoging
van de bierprijzen tot 23 cent. Op 11 Juli 1944 verscheen
een nieuw prijsvoorschrift, waarin wederom als gevolg
van accijnsverhoging (,,Kriegszuschlag”) een prijsver-
hoging werd afgekondigd, die neerkwam op ongeveer
3 cent per glas voor zwaar bier. ,
Na de Duitse capitulatie verkeerde Nederland pok op
het gebied van de prijzen in een chaotische toestand. Een
aanpassing der prijzen aan’ de verhoogde lonen en een
rekenihg houden ‘met de verhoogde kosten van onder-
houd en vernieuwing der bedrijven bleek noodzae1ijk,
alsmede een verhoging varvde prijzen der bierbi’ouwers.
Op grond van deze factoren is na de bevrijding een
prijs afgekondigd van 32 cent voor èen glas zwaar bier
van0,333 liter in de volkScafé’s.
Het prijs’erloop t.’an jeneaer bij verkoop
per glas sedert 9 Mèi 1940.
Ook hier was de wij ziging der ‘omzetbelasting aanleiding
tot een prijsverhoging van 1 cent pe”r, glas van 40 crn
3
inhoud. Op 22 December 1941 vormde een aöcijnsver-
hoging,’ alsmede een verhoging, toegestaan’ aan de café-
houders, aanleiding tot een verhoging van de glasprijzen
in de café’s, waardoor de prijs in de volkszaken van 18′
op 22 cent kwam te staan.’Op 15 Juni 1944 kwam wederom
een verhoging van deaccijns af; de doorberekening hier-
van echter in de prijs vond eerst plaats na de Duitse
capitulatie, aangézien reeds spoedig in het geheel geen jenever meer -werd afgeléverd. Na de bevrijding ‘heeft
het enige tijd geduurd, alvorens wederom tot aflevering
aan de bedrijv,ei is overgegaan. Met ingang van October
1945 is een rafitsoen verstrekt van 40 pCt. van het normale
gebruik,,in de jaren véér de oorlog. Teneinde de zwarte
handel in jenever, die te verwaèhten was, enige wind uit
de zeilen te nemen, is aanvankelijk, om de caféhouders,’
die hun rantsoen op normale wijze onder hun klanten
wilden verdelen, aan te moedigen, een zeer hoge prijs
toegestaan, nl. 35 ‘cent per glas van 40 cme. Deze prijs
is op 1 Januari 1946, toen het rantsoen werd verhoogd
tot 50 pCt., verlaagd tot 30 cent. Op 1 November 1946
bleek het mogelijk, in verband met de verhoging van het
rantsoen tot 100 pCt., opnieuw tot verlaging der prijs te
geraken. Deze verlaging in prijs is gepaard
j
gegaan met
de bepaliig, dat de glasinhoud ten minste’5
c111
3
moest
bedragen, als gevolg waarvan de borrelprijs per glas .op 22 cen.t kon worden gesteld, waarop zij tot op heden. is
gehandhaafd.
De laatstgenoemde maatregel heeft van ‘de zijde van
het bedrijfsleven veel critiek opgeleverd, terwijl ook van
andere zijden vragen zijn gerezen, welke o.a.
;
tot uiting
zijn ‘gekomen in de vragen, gesteld door he,,lid,yan de
Tweede Kamer, de heer Nederhorst. Voor eengoed begrip van de dodr de Overheid genomen ‘maatregelen, die voor-
namelijk de bestrijding van, de zwarte handel,in,jenever
beoogden, dient een beeld”-te wôrden gegeven van de
situatie, zoals deze zich had ontwikkeld.
De zwarte handel in jeneaer.
Sedert de, invoering der rantsoenering na de bevrijding
was’ op ruime schaal zwarte handel ontstaan. Het is nog
niet zo lang geleden, dat men in de café’s te Iust en te
keur borrels voor’f 2,50 tot f1,50 per stuk kon krijgon,
doch dat de borrels tegen de officiële prijs bij uitzondering
en dan nog alleen voor stamgasten waren te yerkrijgen.
Deze toestand behoort thans gelukkig tot het verleden
doch er is niettemin onzichtbaar voor het publiek toch”
18 Juni 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
489
een omvangrijke zwarte handel in jenever blijven bestaan.
Deze zwarte handel, die zich voornamelijk afspeelt in
de kringen ‘der café-exploitanten, is in eerste instantie
een gevolg van het feit, dat het aanbod ook bij 100 pCt.
rantsoeneringnog bif lange na niet in overeenstemming
kwam met de vraag.
Anderzijds echter is de zwarte handel een gevolg van
het systeem van rants’oenering; dit systeeni namelijk
vindt haar basis in de jaren v66r het uitbreken van de
oorlog en het is ‘ogisch, dat tengevolge van de sedertdien
gewijzigde omstandigheden thans een groot aantal bedrij-
ven te weinig en een ander aantal bedrijven relatier te
veel krijgt. Wat is namelijk het geval? VÔôr de oorlog
werd in luxe bars en avondbedrijven zeer weinig jenever
gedronken, aangezien door het publiek bijna uitsluitend
luxe dranken, zoals buitenlandse likeuren, whiskey en
cognac werden gevraagd. Deze bedrijven hebben dus geen
,,basis” en geen toewijzing. 1-let publiek, dat deze be-
drijven thans bezoekt, is bij gebfek aan beter genegen
om jenever te drinken en bereid hiervoor hoge prijzen
te betalen.
Verschillende volkscafé’s daarentegen, waarin véör de
oorlog veel jenever werd gedronken (bijv. aan de grenzen,
als gevolg van de mobilisatie), hebben thans -zeer ruime
toewijzingen. Vele volkscaféhouders nu gaven er de voor-
keur aan om hun rantsoen jenever tegen hogere prijzen
dan zij in eigen bedrijf mogen maken te verkopen aan
de luxe bars, waardoor een handel ontstond tussen exploi-,
tanten van
vo*ikscafés
en luxe bars.
1-Jet verscherpte toezicht van de prijscontrôle op de
zwarte borrel had tot gevolg, dat deze verdwten, doch nu
gingen vele caféhouders trachten op andere wijze hun ver-
diensten te vergroten en wel door kunstmatige ,,uit-
rekking” van hun rantsoen. Dit gebeurde- op twee ma-
nieren, enerzijds door versnijding van het rantsoen,
anderzijds door het schenken van ,,ondermaatse” borrels
van 30 h 32 cm
3
voor de volle prijs. Tengevolge van deze
practijken en een druk bezoek aan de café’s als gevolg
van een grote behoefte van het publiek aan verstrooiïng
en ontspanning na de bevrijding, werden algemeen on-
toelaatbaar hoge winsten gemaakt, welke o.a. tot uiting
kwamen in abnormaal hoge lonen van artisten en musici,
-.. zwarte lonen aan het bedienend personeel, de vestiging
van nieuwe bedrijven, verbouwingen, verfraaiïngen en
nieuwe inrichtingen in bestaande bedrijven, een en ander
grotendeels illegaal en met gebruikmaking van zwart
gekocht mate!’iaal. –
1-let streven van de Overheid nu is geweest om door een verdere verruiming der toewijzing tot 115 pCt. ten
opzichte van 1939 en door lage prijzen de zwarte handel
tegen te gaan en de te grote winsten tot een redelijk peil
terug te brengen. De verlaging van de glasinhoud
tot
35 cm
3
moet in verband met dit streven worden gezien
1-let betreft hier dus een tijdelijke maatregel, als gevolg
waarvan, het verschil tussen de ‘werkelijk geschonken
hoeveelheid jenever en de glasinhoud, waarop de prijs is
afgestemd, tot een minimum wordt teruggebracht. Bor-
rels met een geringere la.ere inhoud dan 35 cm
3
worden door het publiek in het algemeen thans niet meer geac-
cepteerd; – voor een versneden borrel geldt 1etzelfde.
Het maken van ongemotiveerde extrawinsten wordt
hierdoor tot een minimum beperkt.
Critiek.
Deze laatste maatregel heeft nogal critiek opgeleverd,
Onder de vele argumenten, die hiertegen werden aan-
gevoerd, verdient een tweetal de aandacht:
de genomen maatregel doorkruist het streven van het
georganiseerde bedrijfsleven om in de naaste toekomst
te geraken tot een genormaliseei’de glasinhoud vah
40cm;
de inhoudsmaat van 35 cm
3
verscherpt ‘de incon-
gruentie tussen bier- en jeneverprijzen, die reeds
thans tijdens de bezetting is ontstaan. Het feit, dat de
borrel belangrijk goedkoper is dan het hiermede te ver-
gelijken glas bier, zou een verschuiving van de con- –
sumptie van bier naar jenever tot gevolg kunnen
hebben, een verschuiving, die – uit sociaal-hygiënisch
oogpunt bezien – zeer bedenkelijk moet worden
geacht.
ad a. Het is niet de bedoeling der Overheid om onder
normale omstandigheden een glasinhoud van 35 cm
3
voor te schrijven. De aanmaak van borrelglazen met de
maatstreep op 35 cm
3
inhoud is door het Ministerie van
Economische Zaken tegengegaan.
Er bestaat dan ook- geen enkel bezwaar tegen het
streven van het georganiseerde bedrijfsleven naar de
ge,,normaliseerde glasinhoud van 40 cm
3
. Geconstateerd
‘w’ordt echter, dat dit streven onder de huidige omstan-
digheden verder dan ooit’ van haar verwezenlijking afstaat.
Algemeen werden borrels geschonken met een geringere –
inhoud dan 40 cm
3
en het georganiseei’de bedrijfsleven
was blijkbaar niet bij machte om het schenken van borrels
met 40 cm
3
inhoudsmaat in de practijk af te dwingen.
1-let afstemmen van de prijs op dewerkelijk in de practijk
geschonken inhoudsmaat was onder de huidige abnormale omstandigheden een logische en noodzakelijke maatregel.
ad b. Wij komen hiermede aan het in de inleiding
gestelde probleem. 1-let verschil in prijs is een gevolg
van tweeërlei factoren, ni. prijsstijgingen en fiscale maat-
regelen. Zowel de eerste als de laatste factoren brachten
voor het bier belangrijk grotere verhogingen met zich
dan voor de jenever. ‘De bieraccijns bijv. is ten op-
zichte van de vooroorlogse gestegen tot bijna 250 ‘pCt.,
die van jenever tot slechts 125 pCt. In de vergelijkbare
prijs per glas komt dit weliswaar in centen uitgedrukt
niet zo tot uitdrukking, maar toch is ook dan de ver-
hoging bij bier groter dan bij jenever. De prijsstijgings-
factor is bij het bier ruim
4x
zo hoog als voor jenever.
Een inzicht hierin geeft het volgende staatje:
Prijs
Verge-
Totale
Omzet- – Prijs-
op
lijkbare prijsver-
helas-
stij-
9 Mei prijs op hoging
ting en
ging
1940
heden
ACC.
Bier 0,333 It.
18 ct.
32 ct.
14 et.
4.6 ct.
9.4 et.
Jenever 40 gram 17 ct.
25 ct..
18
CL
2 ct.
6 ct.
Zoals bekend, heeft de minister van Financiën een
wetsontwerp aanhangig gemaakt, op grond waar’vaneen
verdere stijging yan de accijns op gedistilleerd’ in de
naaste toekomst kan worden verwacht. De accijns stijgt
dan tot ruim 145 pCt. van de vooroorlogse. De verhoging
als gevolg hiervan komt neer op i’uim 1 cent per glas.
Indien, toestemming wordt gegeven tot doorberekening
hiervan, kan de prijs voor een glas jenever met een inhoud
van ten minste 35 cm
3
in de volkscafé’s worden gesteld
op 23 cent. Anderzijds is het ook ten aanzien van het
bier in de café’s gebruikelijk geworden om een kleinere
inhoudsmat te schenken, nl. 0,3 1, waarvan de prijs
29 ct. bedraagt. /
Er blijft dus nog een belangrijk verschil in prijs tussen
een glas zwaar bier en de borrel en het is de vraag, hoe
de invloed hiervan op de consumptie zal zijn! Wij willen
hierbij onderscheid maken tussen de huidige omstandig-
heden en de situatie in de toekomst, wanneer de ver-
schillende’ beperkende bepalingen zijn opgeheven.
Het prijs oerschit tussen bier en jene oer
onder de huidige omstandigheden.
Is nq op grond hiervan een stijging van het verbruik
van jenever ten opzichte van dat van bier te verwachten?
Ondei’ de huidige omstandigheden kan deze vraag zonder
meer ontkennend worden beantwoord; immers, de pro-
ductie en rantsoenering der jenever zijn gebonden aan een maximum van 115 pCt. van het vooroorlogse ver-
bruik. In de practijk is bovendien gebleken, dat de vraag
490
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Juni 1947
naar jenever tenminste zo groot,zo niet belangrijk grote
is. De schattingen hieromtrent op grond van ervaringen
in België en Luxemburg lopen tot200 pCt. van het voor-
oorlogse verbruik. Bij de beoordeling van dit laatste
cijfer wordt ervan uitgegaan, dat jenever thans algemeen
word4 gedronken in plaats van buitenlandse likeuren,
whiskeys etc., waarvan de import op het ogenblik nog
zeer gering is, terwijl voorts het bevolkingsaccres en de
huidige abnormale omstandigheden in aanmerking worden
genomen. Zo moet bijvoorbeeld het aantal dergenen, dat
jenever koopt alleen maar omdat het schaars is, ook thans
nog niet worden onderschat. Zelfs al zou tengevolge van
de prijsverlaging een grotere vraag naar jenever ontstaan,
dan moet – aangezien dit niet tot uiting kan komen
in een grotere consutiptie – de reactie slechts te vinden
zijn in een stijging van de zwarte prijs. De invloed hier-
van is echterniet apart na te gaan, omdat de prijsver-
laging tegelijk is ingegaan met de verhoging van de rant
soenering, welke, zoals vanzelf spreekt, een ver-
lagende irrvloel op de zwarte prijzen had. Wel kan echter
worden vastgesteld, dat de z*artè jeneverprijs zeer
aanzienlijk is gedaald en thans – na aanvankelijk om-
streeks f 65 per liter te hebben bedragen – varieert
tussen f 11 en f 12 per liter. Deze prijs zou waarschijnlijk
lager en de zwarte handel in – eventueel clandestiene
productie van – jenever aanzienlijk minder zijn,indien
niet tengevolge van het systeem van rantsoenering, dat
zichzelf thans eigenlijk heeft, overleefd, de luxe bars
voor’ de verkrijging van de jenever waren aangewezen
op aankoop op de zwarte markt. Door een toewijzing
aan dergelijke bedrijven, desnoods ten koste van dé
volkscafé’s mei ruime’toewijzingen, zou reeds een ver-
betering in deze op zichzelf bedenkelijke situatie zijn
te verkrijgen. De oplossing van het probleem is echter
pas mogelijk door de rantsoenering geheel op te heffen.
Het laat zich aanzien, dat dit laatste voorlopig nog niet
mogelijk zal zijn en zolang kan het
/
huidige prijsverschil
tussen bier en enever dus zeker geen gevaar opleveren
van een consumptieerschuiving naar jenever.
Het nemen van maatr’egelen ter basering van de prijs
op d6 oude (theoretisöhe) glasinhoud van 40
cm,
3
heeft
thans dan ook geen enkele zin en betekent – zolang de
jene’er schaars blijft – slechts een uit een oogpunt van
prijspolitiek ontoelaatbare extra winst voor de café-
houder. Het feit, dat er een zwarte handel in jenever is
•
en dat de zvarte prijs 3 â 4 maal zo hoogis als de officiële,
is overrgens het meest sprkende bewijs, dat een ver-
hoging van de glasprijs met enkele centen geen enkele invloed op de consumptie zal uitoefenen.
Het prijserschil tussen bier
en jenever in de toekomst.
Eerst wanneer de productie van jenever zich gehel
kan aanpassn aan de vraag, komt dus het probleem van
de incongruentie tussen de bier- en jeneverprijzen aan
de orde. Het is zeer waarschijnlijk, dat de consumptie
van het bier door de reldtief hoge prijs nadelig zal wor-
den beïnvloed. De stelling, dat de mindere consumptie
van het bier tot uiting zal komen in een naar verhouding
hogerê consumptie van jenever, gaat thans echter zeer
zeker niet meer op.’ De toestand, dat de arbeider Zondags
zijn vermaak zocht in de kroeg om zich te bedrinken en
daarbij de keuze had tussen bier en jenever, behoort
gelukkig bijna een halve eeuw tot het verleden. Niet de
prijsverhouding, doch de sociale verheffingvan de arbei-
der, de opvoeding eh de sport waren de factoren, die,
mede dank zij de actieve bestrijding van deze want
9
estan-
den dooverschi1lende groepen, de oorzaak werden van
het afgënomen alcoholisme. Overigens heeft de ervaring in de vorige eeuw reeds geleerd, dat een hogere jenever-•
prijs (door een hogere accijns) een stijging van het verbruik
niet vermocht tegen te houden. Het is een bekend feit
– en dit geldt speciaal onder de. huidige omstandigheden –
dat voor de alcoholist de prijs een kwestie van onder-
geschikt belang vormt. Voor de gelegenheidsdrinker is
en prijsverschil van enkele centen eveneens van weinig
belang. Voor diegenen, voor’wie enkele centen weer een
rol gaan spelen bij de consumptie, bestaat l’rouwens thans
reeds cle mogelijkheid om een glas lager bier te’ bestellen
voor 25 cent, ofwel een klein
(f
liter) glas zwaar bier te
nemen voor 24 cent.
Aannemende, dat de bieromzet in de toekomst bij de
huidige kwaliteit en prijs steeds meer terrein zal verliezen
aan concurrerende dranken, kan worden gesteld, dat het
‘eer waarschijnlijk in de eerste plaats de niet-alcoholische
dranken (vruchtendranken en limonades) en de licht-
alcoholische dranken zouden zijn, die dan terrein zouden
winnen, en dat eerst in de laatste plaats jenever en soort-
gelijke dranken een grotere afzet zouden vinden.
Het is echter zeer de vraag, of het zover zal komen.
Het is immers waarschijnlijk, dat te zijner tijd de kwa.
liteit van het bier kan worden verbeterd, terwijl ook het
uitzicht op een verlaging van de prijs bestaat, o.a. indien
na het totstandkomen van de Tolunie met BeIgië/Luxem
burg de accijns in overeenstemming met de Belgische
wordt verlaagd. Bovendien zal het bedrijfsleven zelf een
teruggang in de consumptie van het bier, voor haar een’
kwestie van primair belang, niet lijdelijk blijven aanzien
en zelf elke mogelijke verlaging van eigen prijzen – des-
noods ten koste van een tijdelijk verlies – aangrijpen
om deze gang vn zaken te voorkomen.,
Samenvatting.
Het verschil in prijs tussen bier en jenever kan onder
de huidige omstandigheden geen consumptieverschuiving
ten gunste van de jenever tot gevolg hebben De ver-
groting van het oorspronkelijke verschil in prijs ten-
gevolge van de vaststelling van de jeneverprijs op basis
van ten minste 35 cm
3
glasinhoud moet worden gezien
als een uit prijspolitieke overwegingen noodzakelijke
tijdelijke maatregel. De oplossing van het probleem van
de incongruentie tussen de bier- en jeneverprijs moet
worden gezdcht in een verlaging van de bierprijs en niet
in een verhoging der jeneverprijs. In de toekomst zal het
bedrijfsleven zelf, dat in eerste instantie is geïiteresseerd
bij een eventuele co(umptieverschuiving, indien, het
hiertoe van de Overheid enige medewerking . ontvangt,
waarschijnlijk in staat zijn de oude prijsverhouding te
herstellen.
Drs J. H. D. v. d. KWAST.
EEN BIJZONDERASPECT IN DE
GEMEENTEFINANCIËN.
Zoals bekend, wacht de regeling van de financiële ver-
houding tussen het Rijk en de gemeenten op het rapport
van de Commissie-Oud. Het is een publiek geheim, dat
deze Commissie met een noodoplossing hoopt te kunnen
komen. Intussen heeft de Regering zelf al enige noodver-
banden gelegd, waarvan kunnen worden genoemd de
regeling terzake van de politie-uitgaven en de compensa-ties wegens belastingderving ‘in bijzonder geteisterde ge-
bieden.
Ten aanzien van de politie komt de regeling hierop neer,
dat het Rijk aan de gemeenten de sedert 1939 verhoogde
uitgavn vergoedt. Dit is natuurlijk gemakkelijk te bere-
kenen. –
Moeilijkheden geven de belastingsuppleties, vooral die
van de personele belasting, wanneer de tarieven sedert
1939 werden gewijzigd dan wel in de classificatie verande-
ring is gekomen, grondslagen van heffing zijn vervallen,
of het gebied door annexatie is uitgebreid. Te Rot-
terdam bijv. hebben deze omstandigheden zich alle
vier voorgedaan, waardoor de compensatie niet exact
18 Juni 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
491
kan woden berekend. Daarvoor zal dus nog een oplossing moeten worden gevonden.
In gemeentekringen wordt de hoop gekoesterd, dat ook
ten aanzien van de gestegen uitgaven voor armenzorg een
bijzondere regeling zal worden getroffen. De gedachten-
gang is deze, dat d&last van deze sociale zorg één van de
factoren was, waarnaar de uitkering uit het Gemeente-
fonds werd berekend en dat, nu enerzijds deze uitkering
werd gefixeerd en anderzijds aanzienlijke verschillen zijn
waar te nemen, een rectificatie in enigerlei vorm op haar
plaats zou zijn.
Het is interessant om bij deze verschillen even stil te
staan.
In dp Mededelingen 2052 van Maart 1947 van het
Centraal Bureau voor de Statistiek, afdeling Economische
en Sociale Statistiek; is een hoeveelheid cijfermateriaal
opgenomen inzake de aantallen ondersteunden in ver-
schillende gemeentn van ons land en de daarmede verband
houdende financiële lasten dier gemeenten.
Bepaalt men zich overzichtelijkheidshalve tot onze drie
grootste steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag,
met een bevolkingsgetal op 1 Januari 1946 van resp.
775.144, 616.626 en 476.980, dan blijkt, dat zij in het
vierde kwartaal van 1946 een gemiddeld aantal wekelijks
ondersteunde partijen van resp. rond 13.600, 20.600 en
6.400 moesten onderhouden. In percentages van de be-
volking uitgedrukt, is in deze drie steden resp, 1,76 pCt.,
3,35 pCt. en 1,34 pCt. armlastig.
Deze uiteenlopende cijfers en percentages krijgen nog
meer reliëf, wanneer onderstaande staat wordt geraad-
pleegd, waarin werden opgenomen voor de jaren 1938/1944
en 1946 (van 1945 zijn de gegevens niet voldoende betrouw-
baar) de bevolkingssterkte op 1 Januari dier jaren en het
gemiddelde totale aantal wekelijks gesteunde partijen in
elk dier jaren.
dam, daarna een daling, eerst met betrekkelijk kleine aan-
tallen, in de latere oorlogsjaren echter met enige duizenden
per jaar. Na de oorlog zet deze daling zich nog voort.
Behalve factoren van geringere betekenis moet dit o.i. in
hoofdzaak worden verklaard uit
de maatregelen van de be-
zetter tegen de Joodse beoelkingsgroep, welke maatregelen
met het voortschrijden der oorlogsjaren in hevigheid toe-
namen en tenslotte tot bijna volledige uitroeiing hebben
geleid.
In het bevolkingsverloop is dit uiteraard merkbaar,
maar meer spreekt dit nog bij de aantallen ondersteunden.
In Rotterdam toch was het aantal ondersteunde partijen
in 1938 en 1944 vrijwel gelijk; in Amsterdam zien we
een
‘erchil van niet mtnder dan rond 10.500 partijen. En het
gaat nog verder. Want de niet-ondersteunde Joodse be-
volkingsgroep vond vÔÔr de oorlog goeddeels haar brood-
winning in de kleinhandel, een tak van nijverheid, welke
bovendien in Amsterdam altijd veel groter is geweest dan
in Rotterdam. Deze bevolkingsgroep is thans weggevallen
en aangenomen mag worden, dat de daardoor opengevallen plaatsen in de kleinhandel niet zeiden door anderen werden
vervuld, waaronder vanzelfsprekend ook ondersteunden.
De grote terugloop van de aantallen ondersteunden in
Amsterdam moet hieruit worden verklaard.
Ook
Den Haag
vertoont, evenals Amsterdam, een merk-
waardig verloop van de bevolkingssterkte en het aantal
ondersteunden. De bevolkingssterkte en het aantal onder-
steunden blijven tot 1942 regelmatig oplopen, daarna zet
een daling in, welke vooral in d6 aantallen ondersteunden
zeer groot is. Was in 1941 dit aantal
12.182,
in 1944 bedroeg
hét nog slechts
5.389.
De verklaring van dit verschijnsel
moet wel worden gezocht in de ontruiming van gehele
Haagse stadsdelen (Schevehingen, Bloemenkwartier, Sta-
tenkwartier, de zgn. vesting Clingendael, enz.) en de
eyacuatie yan alle niet werkenden
uit geheel Den Haag.
Bevolkingssterkte
Gem. totaal aantal ondersteunden
Amsterdam
(1)
Jaren
–
1
Rotterdam
Den Haag
Amsterdam
1
1fl pCt.
Rotterdam
_______________________________________
‘
1fl
pCt.
‘
Den Haag
1fl
pCt.
(3)
van (1)
van (2)
van (3)
788.373 605.733
4901185
24.835
3,15
17.639
2,91
10.706
2,18
793.526
1
612.372
495:518 25.096
3,16
19.090
312
11.381
2,30
800.594
1
619.686
504.262
24.419
3,05
–
48.517 2,99 12.103
2,40
1938
………..
803.073
1
588.999
514.553
23.236
2,89
18.084 3,07
12.182
2,37
1939
………..
1940
………..
801.004
1
624.024
.
520.875
22.205 2,77 19.041..
3,05
11.097
2,43
1941
………..
1942
………..
790.900
1
616.910 507.353
17.552
2,20 18.366 2,98
7.058
1,39 1943
………..
1944
………..
771.543 614.645 451.898
14.299
1,85
17.750
2,89
5.389
1,19
1946
………..
775.144
616.676 476.980
13.619
1,76
20.646
3,35
6.376
1,34
4
Uit deze staat blijkt duidelijk, dat het verloop in de bë-
volkingssterkte in
.
de drie steden geen gelijke tred houdt met het aantal ondersteunden.
Rotterdam
vertoont, naar
de Directeur van, de Dienst van Sociale Zaken, de heer J.
van Mill, mij verzekerde, nog het meest normale beeld, zij het ook, dat de invloed van de brand in Mei 1940 en
de vlucht uit de stad naar het platteland in de latere oor-
logsjaren zichtbaar is. Houdt nen rekening met de an-
nexatie van de randgebieden, dan is de aanwas in onder-
steunden vergeleken bij 1939 niet onrustbarend fe achten,
en zeker niet, wann?er in aanmerking wordt genomen,,
dat velen met kleine pensioentjes wegens de’waardeyer-
mindering.van de gulden in de armen van het ondersteu-
nende overheidsorgaan zijn gedreven. Weliswaar begint
de werkloosheid meer en meer een einde te nemen, doch
het laatst – en dan nog slechts in geringe mate – is dit
naar aard en samenstelling merkbaar in_de groep armlas-
tigen.
Amsterdam
daarentegen geeft een zeer merkwaardig
verloop te zien. De bevolkingssterkte loopt op tot 1941,
zakt daarna, eerst geleidelijk, later sneller, tot in 1944
de bevolkingssterkte niet minder dan 30.000 personen
lager is dan in 1940/42. Op 1 Januari 1946 is, vergeleken
bij 1 Januari 1944, de bevolking slechts zeer weinig ge-
stegen. De aantallen ondersteunden in de onderscheidene
jaren geven vÔôr de oorlog een stijging te zien als in Rotter-
Deze niet werkenden toch bestonden, behalve uit r?nte-
niers en gepensionneerden, uiteraard voor een niet onbe-langrijk deel uit ondersteunden. Na de oorlog stelde Den
Haag als voorwaarde voor vetiging het hebben van werk,
als gevolg waarvan in het algemeen de ondersteunden niet
konden terugkeren. Voor het overige is er na de oorlog een aanwas in ondersteunden in Den Haag te constate-
ren, hetgeen vermoedelijk verklaard tan worden uit het
feit, dat onderduikers weer opdoken.
Het vorenstaande maakt het duidelijk, dat grcte ver-
schuivingen hebben plaats gehad. Afwijkingen hebben zich
ook in andere gemeenten voorgedaan. Te meer reden om
dit punt nader onder het oog te zien en bijv. extra-uit-
keringen toe te kennen, waar de kosten boven het gemid-
delde uitgaan. Wil de Regering, in afwachting van de ver-
beide oplossing, naar behoefte helpen – en dat behoefte-
element was in het Gemeentefonds waar te nemen, omdat
de verdeling plaats had naar normen van draagkracht en
behoefte -, dan zal ook ten deze een aanvullende regeling
naar objectieve normen niet kunnen uitblijven.
J. HASPER.
r
1.
492
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Juni 1947
VERPLICHTE AANSLUITING
VAN OPENBARE DIENSTEN EN BEDRIJVEN
BIJ DE PUBLIEKRECHTELIJKE
BEDRIJFSORGANISATIES.
De Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten heeft
aan de minister van Economische Zaken een brief gericht,
waarin stelling wordt genomen tegen de verplichte aan-
sluiting. van’ gemeentelijke diensten en bedrijven bij de
bedrijfsorganisaties
1).
Met name wordt de Minister
gevraagd om de door de, organisaties op de gemeentelijke
diensten’
2
) uitgeoefende drang tot aansluiting te dpen’
ophouden. De Vereeniging baseert zich vooral op het
argument, dat de motieven, die in het algemeen voor publiek-
rechtelijke bedrijfsorganisatie zijn aan te voeren, niet gelden
voor openbare lichamen, vier streven ipso facto reeds uit-
sluitend op de behartiging van het openbaar belang is ge-
richt; dit geldt in het bijzonder voorzover hun activiteit
niet met wintstreven gepaard gaat.
Is dit, argum,nt, dat uiteraard evenzeer voor de pro-
vinciale en staatsbedrijven kan worden aangevoerd,
steekhoudend?
Coördinatie: en ordening zijn ‘nodi, omdat het ,,spel
der Vrije krachten” vaak tot resultaten leidt, die uit het
oogpunt van algemeen belang onaanvaardbaar zijn.
Dit laatste komt niet alleen doordat hët individuele
bedrijf het eigen belang laat praevaleren boven het alge-
meen belang, maar,00k omdat het lagere.orgaan de tota-
lieit niet overziet, en dus in onzekerheid verkeert omtrent
‘wat het algemeen’belang eist. De tweede overweging, die in
de practijk misschien nog zwaarder weegt dan de eerste,
geldt uiteraard voor het overheidsbedrijf even goed als
voor het particuliere, bedrijf. Maar ook wat de eerste
overweging betreft, is het onderscheid tussen particulier
en overheidsbedrijf niet zo groot als men zou kunnen
denken. Zeker, dé territoriale gemeenschappen behar-
tigen het openbaar belang. Echter, het
openbaar
belang,
zoals dit wordt gezien door de gemeente of provincie’
is niet steeds gelijk aan het
algemeen
belang. Vernietiging
van gemeentelijkè’ besluiten op grond van strijd met het
algemeen belang is, gelijk bekend, gëen zeldzaamheid.
Het is trouwens evenzeer bekend, dat een zekere concur-
rentiegeest ‘tussen al of niet naar winst strevende publieke
bedrijven en particuliere
–
bedrijven en zelfs tussen ove?
heidsbedrijven onderling (kookt electrisch – gas is voor.
deliger) -niet ongewoon is. Dit is voor de vitaliteit van
/ onze overheidsbedrijven zeker geen ongunstig symptoom.
Dat in – deiglijke gevallen echter steeds, het algemeen
belang boven het belang van het eigen bedrijf wordt
gesteld, is niet vol te houden.
De grondgedachte van de publiekrechtelijke bedrijfs-
Organisatie is, dat de niei’we organen een groot deel
van de ordenende en coördinerende taak kunnen uitvoeren,
die anders door de centrale Overheid ter hand genomen
zou moeten worden. Coördinatie en ordening missen
echter hun doel, wanneer belangrijke, groepen van het
productie- en distributie-apparaat daarbuiten blijven
staan. Het maken van prioriteitenschalen, grondstoffen-
verdeling, loon-, prijs- en productieregelingen, normali-
satievoorschriften, dit alles kan in de tegenwoordige
maatschappij alleen maar doelmatig gebeuren, wanneer
de regelende’ instantie over een totaaloverzicht van het
betreffenle gebied beschikt en wanneer zij alle onderdelen
1)
Gepubliceerd in ,,De Nederlandsche Gemeente” van 14 Maart
‘947•
.
.
‘) Uit het adres blijkt niet duidelijk, f
–
men in deze een onder
–
scheid maakt tussen diensten en bedrijven. Dit onderscheid is voor
de gemeente ook niet belangrijk i.v.m. de practijk om elke tak
van dienst, die op basis van art. 122 der Gemeentewet zelfstandig
financieel beheer bezit, bedrijf te noemen. Voor mijn betoog is het
onderscheid evenmin belangrijk, zodat ik op de overigens wel essen-
– tiele verschilpunten hier niet verder behoef in te gaan,’
met een gelijksoortige functie in de regeling kan betrekken.
Een regeling van het spaarbankwezen zonder de gemeen-
telijke spaarbanken mist zijn doel; een energieverdelings-
plan zonder staatsmijnen, electriciteits- en gasfabrieken
is zelfs volkomen zinloos.
/
De conclusie uit het voorgaande moet m.i. zijn, dat
de motieven, die gelden voor de publiekrechtelijke be-
drijfsorganisatie van particuliere ondernemingen, even-
zeer gelden voor al die door de Overheid beheerde takken
van productie, die economisch nauw bij het particuliere
bedrijfsleven zijn betrokken, als leverancier, als afnemer
of als concurrent. Daaronder vallen dus de openbarè
nutsbedrijven, tram- en busdiensten, de rijkspostspaar-
bank, de gemeentelijke spaarbanken eq banken van lening,
de. gemeentelijke havenbedrijven, de diensten van ge-
meentewerken, de Overheid als uitvoerder van publieke
werken in eigen beheer, enz.
De meeste van deze bedrijfstakken zijn opgenomen in
de organisaties-Woltersom. Dat daarbij de grenzen niet
steeds juist zijn getrokken, is natuurlijk mogelijk. Daarin
kan en moet spoedig worden voorzien. Belangrijker is
echter, dat in de nog te-ontwerpen indeling van de ko-
mende publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties voor het
overheidsbedrijf de juiste plaats zal moeten worden ge-
vonden. Het overleg hieromtrent zal onder rustiger om-
standigheden en meer in het openbaar kunnen ‘worden
gevoerd dan destijds in de commissie-Woltersom mogelijk
was. Hopelijk zal dan het overheidsbedrijf zich op een
ruimer standpunt stellen dan waarvan thans de Ver-
eeniging van Nederlandsche Gemeenten blijk geeft.
Nog een laatste opmerking. Door de aansluiting bij de
bedrijfsorganisaties rkomen een groot aantal overheids-
bedrijven onder een dubbel gezag te staan. van deterri-
toriale politieke verbanden enerzijds en de publiekrech-
telijke bedrijfsorganisaties anderzijds. De – Vereeniging
wijst er op, dat hieruit gecompliceerde staatsrechtelijke
verhoudingen kunnen ontstaan. Zij ziet op dit punt onge-
twijfeld juist
3
)..De wetgever zal wijs doen er alle aandacht
aan te wijden. Echter,f nieuwe en vaak zéér gecompli-
ceerde verhoudingen ontstonden ook, toen in het midden
van de vorige eeuw aan de gemeenten en provinciën
autonomie en zelfbestuur werden toegekend. De geschiedenis
van het staatsrecht van de laatste honderd jaar toont
ons talloze problemen over dergelijke kwesties. Dat deze
moeilijkheden niet zouden zijn voorzien , door de ont-
werper van de Gemeente- en Provinciale Wet, lijkt zeer
onwaarschijnlijk. Zij hebben hem er echter niet van weer-
houden deze beginselen, die thans niet meer uit ons staats-
recht weg te denken zijn, in te voeren. Laten thans de
gemeenten niet, uit vrees voor onvermijdelijke compli-
caties, zich onttrekken aan een samenwerking, die door
de economische en -politieke ontwikkeling wordt geboden.
–
.
Mr H. A. FOYER..
‘) Men zie hierover het lezenswaardige boekje van Dr Cbr. Plomp
(Mr J: in ‘t Veld): ,,De gemeenten en de organisatie van het be-
drijfsleven”, 1943, waarin de noodzaak van samenwerking tussen
gemeenten en bedrijfsorganisaties, in en buiten organisatorisch
verband, wordt erkend. –
BOEKBESREKING.
Drs F. A. van den Hout,
Over rvezen en doel der arbeids-
bemiddeling.
Uitgave van G. Msmans Zn., ‘s-Her-
togenbosch 1947.
Een brochure van 60 bladzijden, waarin de schrijver
zich ten doel stelt dé lezer ,,middenin het gebied van het
probleem derarbeidsbemiddeling binnen te voeren”.
Om dit doel te bereiken heeft de schrijver getracht aan
de behandeling van dit vraagstuk een philosophische
grondslag te geven, hier en daar onderbroken door meer
economische beschouwingen.
/
,–‘-
-‘-.-.-,
.r,,.r..
18 Juni 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
493
6
ntegenzeggelijk worden interessante bijzonderheden naar voren gebracht, in liet bijzonder voorkomend in het
hoofdstuk: ,,De arbeidsvoorziening in de middeleeuwen”.
Evenwel maakt het geheel een onduidelijke indruk, dat
naar onze mening wordt veroorzaakt door de M te beknopte
‘behandeling van zeer belangrijke vraagtukken en het
feig dat aan het economisch aspect te weinig aandacht
is ‘besteed. Aan dit laatste is het dan ook te wijten, dat
te vaag is gewerkt met de begrippen arbeidsvoorziening
en arbeidsbemiddeling. Dit is oorzaak, dat de schrijver
niet komt vaar hij in verband met de tijdsomstandig
–
heden beh6ort te komen, ni: de regulering van de arbeids-
markt. Zijn definitie van arbeidsbemiddeling “…. dat
zoveel mogelijk personen op de voor hen meest geëigende
plaats in het productiepr,oces ingeschakeld worden of
blijven” loopt dan ook achter de feiten aan. Daar had,
mede op grond van het na-oorlogs verschijnsel, dat dè
staatkundige .9yerheden zich meer met het economisch
leven moeten inlaten, aan deze omschrijving moeten
worden toegevoegd de woorden: en wel op die plaats,
waar zij in het algemeen belang het grootste nut preste-
ren. (Attentie voor de geallieerde oôrlogseconomiel).
De in de aanhef der brochure voorkomende opmerking, dat ,,de arbeidsbemiddeling een probleem is, dat ‘in iedere
,,eeuw” haar eigen en wel een met de haar kenmerkende
geestesstromingen overeenkomende oplossing zal blijven
zoeken en ook vinden” is niet uitgewerkt voor de periode
na 1940 en daaraan is op dit moment zo’n grote behoefte.
1-lieraan moet het dan ook naar onze mening worden
toegeschreven, dat de shrijver als het ware in één hand-
omdraaien een totaal nieuwe organisatie, nl. de bedrijfs-
organisatorische, in het leven roept. Wij stellen de vraag,
of deze Organisatie in staat is de taak te verrichten, welke
op dit moment reeds aan het Rijksarbeidsbureau is op-
gedragen, zonder dat belangenbotsingen zullen voor-
komen.
Voorts is merkwaardig de opmerking, dat ,,de arbeids-
bemiddeling tot taak, dus tot doel heeft, die wanver-
houdingen (bedoeld zijn die, tengevolge van conjunctuur-
schommelingen) te redresseren, bijv. door indusLralisatie-
pôlitiek en dergelijke”. 1-her wordt zonder nadere ver-
klaring vel een zeer grôte uitbreiding gegeven aan het
begrip arbeidsbemiddeling, dan welke taak intussen geen
yerdere aandacht meer wordt geschonken, zelfs niet bij
de aan het slot van de brochure – zie boven opgeno-
men. conclusie.
Moglijk, dat een bredere behandeling van het door de
schrijver aangesneden.onderwerp tot een meer bevredigend
resultaat leidt, evenwel mehen wij voor het moment de
laatste zinsnede van de heer van den Hout ,,Eii hiermede
meen ik de lezer helemaal in het gebied der arbeidsbe-
middeling
,
t& hebben binnengeleid” niet te kunnen, be-
amen.
Drs W. v. d. MAST
AANTEKENING.
DE ECONOMISCHE POSITIE VAN JAPAN.
De huidige ecQnomische problemen in Japan liggen in hoofdzaak op het terrein van de industrie en de bui-
tenlandse handel. Evenals voor de West-Europese
landen bestaat voor Japan de dringende noodzaak de pro-
ductie zo hoog mogelijk op te voeren en de export van
industriële producten zoveel mogelijk te stimuleren.
De industrie.
• De industriële productie bedraagt thans 30
6L
35 pCt.
van die van v,ÔÔr.de oorlog. Vergelekén met het lage peil
tijdens het eerste stadium van de Amerikaanse bezetting
(15 pCt. t.o.v. vÔôr,de oorlog) kan dit, aldus ,,The Finan-
cial Times” van 9 en 10 Juni jl. iiî een tweetal artikelen
over ,,The Japanese future”, reeds een aardige verbetering
worden genoemd, doch men dient niet te vergeten, dat
een groot deel van de productie geschiedt in opdracht
van het Amerikaanse leger, zodat er weinig overblijft
voor export of voor binnenlands verbruik.
Wat zijn de oorzaken van dit lage productiepeil? In de
eerst’ëplaats is de dmschakeling van de Japanse industrie
van de oorlogs- op de vredesproductie door een reeks
factoren ongunstig beïnvloed. Hierop hebb’èh wij reeds
eerder gewezen
I).
De diepere oorzaken .van het trage
economische herstel moeten, naar ,,The Finanéial Times”
meent, worden gezocht in
a.
het gebrek aan grondstof-
fen,
b.
da kwestie van de herstelbetalingen en
c.
het sto-
rend effect vaii de inflatie. –
ad a.
De import van grondstoffen vindt in hoogst
onvoldoende mate plaats; bevredigende resultaten zijn
alleen bereikt met betrekking tot katoen. Eind 1946
was voor $ 150 millioenaan katoengeleverd van de voor-
raden van de ,,Commodity Credit Corporation”; de Ja-
panse voorraden bedroegen ongeveer 500.000 balen, d:w.z.
voldoende vöor een verbruik voor zes maanden. Wat betreft de overige takken der textielindustrie valt een
veel geringere vooruitgang waar te nemen. Ook de import
van grondstoffen voor metalen en andere fabrikaten
heeft nog weinig betekenis, zolang nog geen definitief
‘besluit,is genomen t.a.v. het toekomstig peil van de Ja-
panse productie.
ad b.
De kwestie van de herstelbetalingen beïnvloedt
uiteraard mede de vooruitgang van de industriële produc-
tie. Zoals de zaken thans staan,
zitn
een duizendtal in-
stallaties (minimumtoewij zingen) aangewezen om te dienen
als herstelbetaling aan vier landen, t.w. 15 pCt. voor
China en 5 pCt. elk voor het Britse Empire, Nederland
en de Philippijnen,
a’d c.
De inflatie in Japan is ontstaan tijdens de oorlog
•wegens d& hoge overheidsuitgaveii voor militaire doel-
einden én bevorderd door de schaarste aan goederen; zij
neemt thans een nog grotere omvang aan door de aan-zienlijke overheidsuitgaven voor hersteldoeleinden. In
Maart 1946 werden de saldi bij de banken geblokkeerd;
deblokkering werd slechts tot beperkte bedragen toe-
gestaan: Tegelijkertijd werd de bankbiljettencirculatie,
die een hoogte van 60 milliard yen had bereikt, terug-
gebracht tot 16 milliard yen. De circulatie bedraagt thans
echter weer meer dan 100 milliard yen. Ook dé uitgaven
van het bezettingsleger, die 25 pCt. van de Japanse be-
groting bedragen, zijn in dit verband van grote betekenis.
Maatregelen ter beteugeling van de inflatie zijn tot nu
toe zonder succes gebleven. Belastingen worden op grote
schaal ontdoken; nieuwe belastingen, zoals de voor-
gestelde vermogensbelasting en de oorlogswinstbelasting,
blijken zoveel mazen te bevatten, dat het anti-inflatie-
effect geheel verloren, gaat. Zo werd onlangs bijv. besloten,
dat de vermogensbelasting ,,could be paid oit ‘of bank
borrowings—which, of course, is likely to give the measure
precisely the opposite result to the one intended”.
Tot nu toe is Japan niet in staat gebleken het econo-
misch leven in voldoende mate te leiden. Ondanks her-
haalde aansp’oringen van de ,,Supreme Control for the
Allied Powers” (S.C.A.P.) heeft de Japanse Regering er
niet ernstig naar gestreefd de stijgende prijzen te beheer-seri; bovendien is zij er niet in geslaagd een toewijzings-
stelsel te ontwerpen voor schaarse materialen. De in
Augustus van vorig jaar voor dit doel ingestelde ‘,,Eco-
nomic Stabilisation Board” heeft tot op heden geen noe-menswaardige resultaten geboekt.
De buitenlandse handel.
Gewezen’ werd reeds op de noodzaak voor Japan om
de export zo hoog mogelijk op te voeren, teneinde een
1)
Vgl. ,,De toestand van de industrie in Japan” in ,,E.-S.B.”
van 31 Juli’
1946,
blz. 495.
494
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
18 Juni 1947
zo evenwichtig mogelijke handels- en betalingsbalan te
verkrijgen en zo weinig mogelijk afhankelijk te zijn van
buitenlandse credieten. Japan bezit ni. geen enkele reserve
aan buitenlandse valuta om haar nadelige handelsbalans
te financieren. Mac ‘Arthur’s plan voor 1946 beoogde een
export ter waarde van 25 pCt. van het gemiddelde over
de jaren 194—’39. Het schijnt; dat dit bedrag lang niet
is bereikt. De enige natuurlijke.producten, waarvan Japan
onder n9rmale!omstandigheden een exporteerbaar over-
schot had, zijn zijde, thee en vis. Hiervan is thee het
minst belangrijk, hoewel thans kleine hoeveelheden naar
Amerika en andere landen worden geëxporteerd. De
visserij begint weer enigszins op te leven maar met het
oog op het voedseltekort in Japan zeif is het onwaar-
schijnlijk, dat binnen afzienbare tijd export van vis op
grote schaal zal plaatsvinden.
VÔôr de oorlog bestond de totale Japanse export voor
11 pCt. uit onbewerkte zijde;
I
hiervan ging naar Amerika.
Door het in gebruik komen van nylon en andere kunst-
vezels is ongetwijfeld een groot deel van deze markt voor
Japan verloren gegaan. Verwacht w6rdt, dat de export
van zijde per jaar in totaal 60
6L
75.000 balen
z1
kunnen
bedragen – aangenomen, dat dit product in andere l.nden
dan de Verenigde Staten populair blijft -, vergeleken
met 300.000 vÔÔr de oorlog.
Japan is derhalie meer dan ooit afhankelijk ‘van de export vanabrikaten. De ijzer- en staalindustrie werd
vÔôr de oorlog in sterke mate gesteund door de Staat.
Men kan veilig aannemen, zo gaat ,,The Financial Times”
verder, dat de capaciteit van deze tak van industrie in
de toekomst sterk zal worden beknot.
In verband met hun exportdrive verwachten de Japan-
ners nog het niest van een uitbreiding der textielindustrie.
De Amerikaanse autôriteiten schatten, dat 80 pCt. van
de totale Japanse export in de eerstkomende jaren zal
bestaan uit textielproducten. De productie van katoenen
garens bereiktê in December 1946 een vooroorlogse top
van bijna 27 millioen lbs. Nadien daalde de productie,
maar volgens de laatste gegevens – van Maart jl. w9s’
het niveau van December bijna weer bereikt. Het knel-
punt voor de textilindustrie ligt nièt bij-de grondstoffen,
maar bij de beperkte spindelcapaciteit. Het toegestane aantal spindels, t.w. 4 millioen – d. i. nog altijd minder
dan 1/3 van dè vooroorlogse Japanse spindelcapaciteit –
zalvoorlopi’nièt kunnen worden bereikt. Momenteel zijn
2,5 milliorisi3indels in bedrijf; hiernaast bezit Japan nog
1.350.000 spindels, die, na te zijn gerepareerd, in gebruik kunnen worden genomen. De resterende 150.000 spindels
zouden moeten worden vervaardigd en dit biedt de meeste
moeilijkheden, daar over de toekomst van de Japanse
textielmachine-industrie nog niet is beslist.
In de andere takken van industrie valt nog slechts
geringe vooruitgang te constateren. ,,The overall-impres-
sion left by any survey of Japan’s position to-day is that
administrafive failures, as much as the purely material
consequences of defeat are responsible for the poor showing
that has been made so far”.
INTERNATIONALE NOTITIES.
EET GOEDKOPE METAAL.
De prijsbeheersing in verschillende landen heeft niet
kunnen voorkomen, dat het prijsniveau, hier meer, elders
minder, is gestegen. Eén,artikel maakt daarop een uit-
zondering. De officiële goudprijs is nog altijd die van
1939, t.w. $ 35 per ons fijn. Tegen deze prijs zijn de Ver-
enigde Staten bereid goud te kopen. Niet te verkopen,
want dit laatste doen zij slecht aan de ciculatiebanken.
Er is derhalve tegen de officiële prijs geen vrije markt.
De straffe beheersing van de goudprijs heeft, naar ,,The Times” van 9 Juni jl. meldt —- het goud wèrd
door het ‘blad in dit verband treffend ,,cheap metal”
genoemd -, geleid tot een daling van de productie.
In ons nummer van 7 Mei jl. kan men daarover enkele
cijfers vinden. In 139 bedroeg de wereldgoudproductie
– exclusief Sovjet-Rusland – $ 1.020 millioen; in 1946
ongeveer $ 650 millioen.
Er is een tijd geweest, dat het goud in de geldsystemen
van de belangrijkste landen een overheersende plaats
innam. ,,Under the old gold standard, the output of the
gold mines directly affected business activity. . . . Unless
their yield could keep pace with the increase of production,
a fall of prices and a general depression ensued. This
was one of the fact’rs which led to the great depression
of 1930″, aldus ,,The Times”. Zo erg is het op het ogen-
blik niet gesteld, maar nog altijd heeft het goud betekenis
voor het credietsysteem; verminderde productie zou
kunnen leiden tot credietrestrictie en prijsdaling. Met
deze potentiële mogelijkheid moet rekening w’orden ge-
houden. Reeds moet, ondanks een lichte stijging van de
goudvoorraden, de verhouding goudhoèveelheid enerzijds
en geldcirculatie anderzijds in de belangrijkste landen
zijn gehalveerd.
Met het oog op het bovenstaande bepleit ,,The Times”
een herwaardering van het goud via een geleidelijk te
scheppeft vrije markt, liefst met behulp van de Interna-
tionale Bank. /
• Op de zwarte markten in het Midden-Oosten en India
noteert het goud momenteel tussen de $ 60 en $ 90 per
ons fijn. –
NOG GROTER SOBEREID IN ENGELAND.
Ter besparing op de steeds kleiner wordende ddllar-
saldi ziet de Engelse Regering zich genoodzaakt de invoer
van voedingsmiddelen nog meer te beperken. Naar verschei-
denheid zowel als naar omvang zal het Engelse menu
moeten worden ingekrompen. Welk een teleurstelling dit
voor het Engelse volk betekent, laat zich niet moeilijk
raden, voorâl wanneer men bedenkt, dat 1947 genoemd
werd als het jaar, waarin de ,,slow trickle of supplies in 1945-
1946 would become a fast flowing stream”. Compensatie voor deze teleurstelling, die tenslotte niet
zonder betekenis is voor de arbeidsproductiviteit, meent
,,The Economist” van 7 Juni jl. te vinden in een beschik-
baar stellen van andere consumptieniddelen’
……
a
better How”, aldus het blad, ,,even of relatively in essential
goods would be psychologically valuable”. Helaas zijn de
kansen daarop ook al niet bijster groot, zoals de productie
van enkele dier gebruiksartikelen aantoont:
3e kwartaal
V66r
Tijdens 4e kwar- le kwar-
1946 = 100
de
de
taal .
taal
oorlog
oorlog
1946
1947
Herensokken
142
,
102 80
Dameskousen
153
91
70 Schoenen
.- …..
‘119
–
81
107
91
Wollen goederen
67
97
94
Andere geweven
goederen
….
76
107
91
Handdoeken
.:
101
95
Linoleum
……
312
46
‘105
101
Utility meubels
101
87
Serviesgoed
….
110
•
80
Radiotoestellen
193
6
155 133
Ongetyijfeld zal de productie van deze artikelen, nu de
kolencrisit voorbij is, zich herstellen. Maar de mate, waarin
dat herstel pla.tsvindt, hangt weer af van de mate van
beschikbaarheid van steenkolen in deze industrieën, die
tenslotte niet altijd de hoogste prioriteit bij de toewijzing zullen krijgen. Bovendien is er nog een andere factor, de
noodzaak nI. om de export, die ddor de kolencrisis ongun-
stig werd beïnvloed, zo snel mogelijk de geleden verliezen te
laten inhalen. Dit betekent, dat de export aan de binnen-
t
18 Juni 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN –
495
1
landse consument de door hem werlangde goederen ont-
trekt.
Het is zaak, dat de Engelse Regering de teleurgestelde
consumenten goed inlicht, zo zegt het blad, omdat anders
de noodzaak van hard werken ,,for smaller immediate
returns” niet zal worden ingezien. /
ÈNQEAND’S NIEUWE INDEXOIJFER VAN DE KOSTEN VAN
LEVENSONDERHOÛD.
Op 17 Juni jl. is in Engeland het nieuwe voorlopige
indexcijfer van de kosten van levensonderhoud in ge-
bruik genomen Dit dient ter vervanging van het tot nu
toe gebezigde cijfer, dat op het jaar 1914 was gebaseerd en daarom als volkomen verouderd was te beschouwen.
,,The basis of the old cost-of-living index”, zo zegt ,,The
Times” van 13 Juni jl., ,,represented the spending of
an earlier generation. The pattern of spending has chan-
ged”.
Het voorlopige karakter van het, nieuwe cijfer ligt
echter o.a. hierin, dat deze ‘verschuivingen in de gebruiks-
gewoonten er niet in tot uitdrukking komen. Het rapport
van de ,,Cost of Living Advisory Committee”, dat de
Regeriiig in deze van advies heeft gediend, spreekt dan
ookvan ,,a niw and temporary index of retail prices’.
Gebaseerd op het budgetonderzoek van 19371’38 zal de
nieuwe index per 17 Juni ji. op 100 worden gesteld. Aldus
kunnen, met ingang van deze datum de veranderingen in de kleinhandelsprijzen van diegoederen, welke genoemd
budgetonderzoek omvatte, worden geregistreerd. Publi-
catie van deze index zal voortaan plaatsvinden’op die
Dinsdag, die het dichtst bij tle 15e van iedere maand ligt.
,,It is no secret”, aldus ,,The Times”, ,,that the intro-
duction of the new index was prompted not merely by
an objective desire for greater statistical accuracy but
also. by the tangle brought into the national finances by
the stabilization of the old index by subsidies at an ever-
increasing cost”. De weging van de verschillende goederen,
op grond waarvan het nieuwe indexcijfer wordt berekend,
heeft thans enige veranderingen ondergaan; de component
,,voeding” bijv. wordt minder zwaâr gewogen dan voor-
heen. Door deze omstandigheid zal de nieuwe index
door een toekomstige verandering in de overhéidssubsidies
minder worden beïnvloed. ,,The principapractica1 result
is that the way is now open to a reduction of the subsidies,
when it is practicable and desirable, without the handicap
of an official index which exaggerates and distorts their
effect – though the prices of imported foodstuffs, which by any known standards are far higher than they should
be in the long run, will have to fall substantially before
– the greater part f the subsidies can ho removed”.
ET NATIONAAL INKOM)SN IN FIL&NKRJJK.
Ten behoeve van het plan Monnet zijn in Frankrijk be-
rekeningen gemaakt ovér het nationaal inkomen, waar-
van de resultaten, naar uit de ,,Neue Zürcher Zeitung”
van 12 Juni jI. blijkt, zijn gepubliceerd in een ,,Estima-
tion du rèvenu national francais”.
Schattingen van vÔÔr. de oorlog gaven de volgende
cijfers: –
–
1913 ‘ 1936
1938
In milliarden frs
Nationaal inkomen
86
199
260′-
Jlierbij dient te worden aangetekend, dat 1 franc in 1913
is gelijk te stellen met 4 5 francs in 1936 en 6 â 7 francs
in, 1988. –
Het nieuwe in de methode van de ,,Estimation” is,
dat zij een opstelling geeft van het nationad inkomen in
natura (Zie staatje rechterkolom), –
De cijfers voor 1947 en 1950 zijn doeleinden,, door het
plan Monnet gesteld. Uit het onderzoek blijkt, dat de
oorlog hoofdzakelijk• de voedingsmiddelenpositie heeft
aangetast, die van 160 milliard francs in .1938 op 117 milliard francs in 1946 is gekomen. Conform het plan
1988 1946 1947 1950
In milliarden frs van 1988
Voedingsmiddelen
160 117 132 170
Andere, niet duurzame goe-
/
deren
………………..86 / 84
90
102
Woningen
…….. .. … ..
25
22
22
24
Kleding, textiel, ieder
41
32
36
46
Andere duurzame gebruiks-
1
L
goederen
……………28
2128
42
Consumptiemiddelen ……..84& 276
808
384
Machines, enz . …………
21
23 ” 27
82
Transportmiddelen
12
18
18
27
Aanleg van werken ……..25
24
29
63
Uitrusting
…………….10
5
7
7
Productiemiddelen
……../ 68
70″
1
81
129
Diensten (Staat) ………….25
36
83
28
Totaal ………………..483
382
422
541
Monnet wordt verbetering op vooroorigs peil eerst ver-
wacht in 1950. Daarnaast valt op te merken, dat het in
de bedoeling ligt de hoeveelheid productiemiddelen in
1950 op ongeveer het dubbele van 1938 te brengen. Dè vermeerdering van het nationaal inkomén in 1950
is miodzakelijk mede t’er aflossing van de buitenlandse
schulden, zoals uit onderstaande’in-‘ en -uitvoercijfers
blijkt:
‘L
‘1J)
1988 .1946 1947 1950
In milliiklên fiancs van 1938
Invoer
……………….46
39
50
58
Uitvoer
………………88
16
30
71
Uitvoersaldo …………..
– 8 r— 23 – 20 + 18
ONTVANGEN BROCHURES.
Onderzoek naar de bruto-vinstmarges in den detailhandel in
parfumerieën, cosnietische en toiletartihelen
1939-1942
ingesteld doorhct Economisch
Institujdvoor
den
Middenstand ten behoeve van de Vakgiep Detail-
handel in Parfumerieën en Cosmetische artikelen.
Uitg. Vakgroep Detailhandel in Parfumerieën en Cos-
metische artikelen, ‘s-Gravenhage 1947, 66b1z., 1 2,25.
Economische eh technische differentiatie in ‘c3 erkeers wegen
en eerkeersmiddelen
door Dr H. C. Kuiler. Openbare
les, gehouden bij de aanvaarding van het privaat-
docentschap voor de leer van het verkeerswezen aan
• de Nederlandsche Econdmische Hoogeschool te Rot-
terdam op 22 April 1947. N.V. A. Oosthoek’s Uitg.
Mij., Utrecht 1947, 23 blz.
Distribuciôn racional del factor humano ‘en la industria
y en el comercio
door F. Bernard. Barcelonâ 1946,
25 blz. •.
Adaptacic$n racional del medio ambiente al factor humano
en las ’empresas industriales y comerciales, II
door
F. Bernard. Prôlogo del Dr P. Portabella Durân.
Barcelona 1946, 29 blz.
El departa”mento psicotécnico de – ,,la Seda de Barcelona,
S.A.”
door F. Bernard. Pubi. ,,Instituto Psicotécnico
Barcelona”, 1946,
48
blz. ..’
De,r’raag naar consumptiegoederen in
1947. Een onderzoek
naar de preferenties der consumenten bij een gegeven
omvang der totale consumptie. Centraal Plan-
bureau i.o. Uitg. W. de Haan N.V., ,Utrecht.
1
.
496
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE. BERICHTEN
18 Juni 1947
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De,galdmarkt onderging in de afgelopen week een ver-
dere verruiming, waardoor het disçpnto ‘oor 3 t/m 6
maandspromessen daalde tot
1/8
p(ft., terwijl negen- en
tienmaandspromessen slechts
4
pCt. hoger noteerden.
Ooka1lge1d was ruim en wërd tegen
4
pCt. aangeboden,
zonde nochtans steeds plaatsing. te kunnen vinden. De
omzetten bleven beperkt, hetgeen bij de zeergeringe
rentemarges tussen de verschillende termijnen alleszins
verklaarbaar is.
Hoewel de verkoop van Amerikaanse fondsen niet
onbevredigend schijnt te verlopen, al wordt niet meer
het peil van voor enige weken bereikt, schijnt de Regering
toch vordering van bepaalde categorieën Amerikaanse
effecten te overwegen. Aan de houders van 3 pCt. Kansas
City Southern R. Company werd door De Nederlandsche
Bank in pverweging gegeven, om het aanbod dezer maat-
schappij tot inkoop tegen een kers van 1044 pCt., te
aanvaarden. Dit vooral met het oog op toekomstige vor-
dering, waarbij wellicht een dergelijke gunstige koers niet
bereikt zal kunnén worden. Bovendien schijnt De Neder-
landsche Bank certificatie-aanyragen voor de vernieuwing
van couponbladen van Amerikaanse obligaties thans niet
in behandeling te nemen: Kans op vordering van met
name doilarôbligaties is er dus zeker wel.
Overigens werd deze week ook bekend, dat een tweetal
Amerikaanse industrieën van daadwerkelijke belang-
stelling voor het Nederlandse bedrijfsleven blijk hebben
gegeven. Enerzijds zal in samenwerking met een Neder-
lands bedrijf een nieuwe fabriek worden gesticht op het
gebied der meaalnijverheid, anderzijds zal een Neder-
landse chemische industrie.een licentie verkrijgen van een
Amerikaans chemisch bedrijf. Een en ander zal onze de-
viezenpositie kunnen verbetere.n, maar uiteraard slechts
op enigszins langere termijn. Op de korte termijn blijft
onze dollarpositie zorgelijk, zodat de waarschijnlijkheid
der boven aangegeven vordering van dollarobligaties
hierdoor niet wordt verkleind. –
De aandelenmarkt gaf in de afgelopen week weinig
veranderingen te zien. Over het algemeen kan worden
gezegd, dat voor alle’groepen van fondsen’-het niveau
van de vorige week iets kon worden overschreden. In-
dische fondsen vertoonden een vaste stemming, zonder
dat dit aanleiding gaf tot omvangrijke koersverbeteringen.
6 Juni 18 Juni
1947 1947
A.K.U.
1
.
…………………….
172
174
van
Berkél’s Patent
…………..
1244 1244
Lever Bros. Unilever t.v.A.
……
2744
276
Philips
G,b.v.A
…………….
3874 3934
Koninklijke Petroleum
…………
4004 4094
H.A.L
.
……………………..
208 208
N.S.0
.
……………………..
186
18a4
H.V.A.
………………………
226
,
2274
Deli
Mij.
C.v.A.
–
…………….
1814
1354
Amsterdam Rubber
…………..
1324 1334
STATISTIEKEN.
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
1)
.2
•
Data.
4-1
S
0
0o
Q
,
.,
14 Mei 1947
5.035,5
141,5
65,1
1
52,3
3.817,6
1.263,0
23 Mei
1947
1
5.035,2
133,8
67,0
I’52,3
3.830,5
1.228,8
31 Mei
1947
1
5.037,4
138,2
63,8
1
52,3
3.907,8
1.178,5
7 Juni 1947
5.040,8
134,3
80,7 j
52,3
3.862,2
1.160,3
DE NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte balans op 16 Juni 1947.
Activa.
Wissels, prol
Hoofdbank t
–
1
messen en
schuldbrieven
ij an
1
Agentsch.,,
100.900,-
100.900.-
1)
Wissels, schatkistpaiier en siuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937 j
1
art. ‘4 van het Koninklijk.
besluit van 1 October 1945, Staatsbiad No.
F204) …………………….
–
Schatkistpapler, door de Bank overgenomen van de Staat der Nederlande.n ingevolge Overeen-
komst van 26 Februari 1947 …………….2.100.000.000,-
Beleningen:rBijbank
oofdbank
146.376.893,12
2
)
(mci.
voor-
schotten in re-
,,
359.003,90
kening-courant
op onderpand)gentsrh.,,
9.027.359,75
t
155.763.256,77
Op .etfecten, enz………….155.593.774,22 ‘)
Op goederen en celen
169.482,55
155.763.256,77
1
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet
1937)
………………….
………
–
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 ,, 1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
–
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……..t
527.660676.1 S
Zilveren munt, enz.
…. ..1.452.183,09
529.112.859,25
t 4.680.580.664,64
Passiva.
Kapitaal
…………………………….t
20.000.000,-
Reservefonds
…………………………..
Bijzondere
reserves
……………………
..’
12.452.579,46 32.247.868,69
Pensioenfonds
.
…………………………
16.902.726.45
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ……..
126.199.055.-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgitten) .-
..2.719.235.640,-
Bankassignaties
in
omloop …………….
…..
46.693,81
Rekening-courant
saldo’s:
‘s Rijks Schatkist:
……t
946.969.410,23
Geblokkeerde saldo’s
van
banken
…………..
..
59.782.951,02
Geblokkeerde
saldo’s’ van
anderen
…………..
..
37.809.276,05
Vrije saldo’s
…………
..
582.307.367,82 1.626.869.005,12
Diverse
rekeningen
……………………..
..
126.627.096,11
t 4.680.580.664,64
1)
Waarvan schatkistpapler
rechtstreeks door de Bank In disconto ge-
nomen…………………………..t
–
‘)
Waarvan, aan Nederlandsch-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad no. 99) ,, 42.165.200,-
Circulatie der dâor de Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten
……
148.443.552,50
BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).
1)
0
0
0
‘
0
21 Mei ’47
0,2
1.449,3
1.450
1.390,6
.
59.6
28 Mei ’47
0,2
1.449,2
1.450
1.394,1
‘
56,1
4 Juni’47
0,2.
1.449,3
.
1.450
1.396,2
54,1
11
Juni’47
,
0,2
1.449,2
1.450
1.395,5
54,8
Other securities Deposits
P
r
J,
‘
Io
‘
cd
P
.
‘0
21 Mei
’47
329,8
11,5
17,8
39,9
13.7
292,6
28 ‘Mei
’47
1,3
329,6
8.7
24,4
402,0
.5,0
301,9
4 Juni’47
[A.3
1,4
342,4
11,0
16,7
407,6
8,0
293,8
11
Juni’47
1,4
324,3
16,4
17.2
396,6
7,3
295,8
Papier op het buitenland
.; t
125.832.800,-
Tegoed bij correspondenten in
het buitenland ……….
..
150.102.146,52
Buitenlandse betaal-
middelen …………….
.,
5.383.287,64
281.318 .2
4
,
16
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds
.
.
.
.
,
………………………….
67.143.146,48
Gebouwen
en
inventaris
………………….
Diverse
rekeningen
……………………….
3.500.000,-
43.6.42.267,98
18 Juni 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
497
DE NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste Oosten In duizenden u1dens).’
1
_c
ci
1
cd
.’0o’0I
Cd
1
0
I’0
’01
c
cd
0
cd
cE’
j
-:
idII
cd
1
Q.0
I
28April’47
520.380
140.377
128.729
101
__
155.355
6 I)(ei
1
47
522.409
426.894
122.728
101
157.176
12
,,
47
520.685
131.755
175.487
101
154.825
49
,,
’47
520.237
130 168
167.224
101
456.399
27
,,
’47
519.882
145.179
166.437
102
155.270
2 Juni’47
522.983
144.121
147.729
101
454.406
9
.,,
’47
523.754 134.591
146.813
101
155.359
46
,,
’47
529.413
125.833 155.485
101
155.763
0
Saldi in rekening-courant
*0
‘
0
cc)
‘0
Cd
cd
.,9
en
rb
d)e
cd
Pq
28April ’47
2.736.968
789.631
65.457
37.141
724.235
6
Mei ’47
2.754.097
780.167
54.693
35.635
721.301
42,,
”47
2.736.901
807.929
46.270
36.670 715.076
1947
2.721.059
831.434
53.082
40.471
686.701
27
,,
47
2.729.913
935.214 64.256
38.382
591.068
2
’47
2.764.130
889.826
53.456 37.619
595.335
9 Juni47
2.746.711 938.096 54.533 37.563 559.478
16
,,
’47
2.719.236
1
946.969
,59.783
37.809
582.307
NATIONALE BA1’K VAN
BELGIË.
(voornaamste oosten In millinenen frcnccc
‘0
”0
cd)
00
cd
cd
Data
cd
0a’
aj’flt4
+’00)
cc)
5)0)
*’
5
)0
,
30 April 4947
27.792
10.516
4.361
319
806
52.47
8
Mei
1947
27.794 10.723
‘4.505
321
828
52.432
44
1947
27.961
10.276
4.636
306
852
52.082
21
1947
27.982
10.249
3.790
322
870
52.317
29
1947
27.998
10.255
4.227
302
754
52.382
5 Juni
1947
28.013
10.831
4.056
346
754
52.372
12
1947
28.039 11.303
3.613
g94
778
59.852
Data
cci)
00
0
-.
c
d
0
0.
00
cd
1eiiiiïg-
courant saldi
0
o
cda)
–
–
0cd
30 April
1947
.
637
163.319
75.996
1′
5.596
567
8 Mei
1947 637
163.769
76.243
4
5.638
566
14
,,
1947 637
162.963
75.755
2
5.501
559
21
1947 637
162.549 75.369
5
5.542
553
29
,,
1947 637
162.928
75.446
2
5.840 552
5 Juni
1947
637
163.291
76.555
4
5.224
549
1947
637
162.732 26.174
3
5.049
544
1)
Waarvan 10.493 millioen frcs. onbeschikbaar goudsaldo na her-
waardering van de godvoorraad (Besluitwet no. 5 van 1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de Post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
‘) Deze Post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeercie rekeningen en niet aangegeven oude biljetten.
‘BANK
VAN FRANKRIaK.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
Voorschotten
aan
de Staat
Data
.
)0
..
.
Cc’)
14 Mei
1947
82.81r7
133.414 99.449 56.600
426.000
22
,,
1947
82.817
432.669
99.449
56.700
426.000
29,,
1967
82.817
434.885
99.449
63.700
‘426.000
5 Juni
4947
82.817
130.359
1
99.449
76.700 426.000
Bankbil-
Deposito’s
Data
jetten in
Totaal
J
Staat
–
Diversen
circulatie
14 Mei
1947
770.235 62.857 752
61.198
22
1947
765.601
65.798
733
63.910
29
,,
1947
775.053
,
67.190
745
65.649
5 Juni
1947
788.003
64.532
792 62.751
ZWEEDSE RIJKS BANK.
(Voornaamste posten in millioenen kronen.
Metaal
Staatsfondsen
_jc
0
‘0
Data
–
0)0
5)0)
.0
0
•:,;0)
0
cb
cd0
0
Ccc
0)
‘
.-
05)5)
p,ccd
50’0
14 Mei
1947
1
44l
279
4867
291
.175
1
94
1
182
3 Mei
1947
1
4401
278
1.971
1
288
136
1
94
182
31
Mei
1947
1
418
1
265
2.046
1
288
128’I
941
182
7 Juni 1947
251
2.051
269
148
04
182
Deposito
s
bD
en
–
Direct opvraagbaar
c
,
00)0
Data
.
0
‘
cd
•
cd
cd
0
c.”0.
c0
•’.cd
Pa.
0
cd
”
cd
cd
Ooc.,
14 Mei
1947
2.453
848
702
51
.
195 ,171
,
3
23 Mei
147
2.423
870
609
475 195
.164
3
31 Mei
1947
2.556
772
581
106
191
167
3
7 Juni 1947
2.476
780 573
124
190 166
3
FEIIERAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste posten in miilioenen dollars).
Metaalvoorraad
Data
Other
U.S.
Govt.
Totaal
Goudcer-
cash
securitles
tificaten
23 April 1947
49.384
1
18.660
277
21.829
30 April 1947
49.537
18.845
276
21.857
7 Mei
1947
t
19.569
48.850
256
21.852
15 Mei
1947
J
49.628
48.910′ ‘259
1
21.762
FR-bil–
Deposito’s
Data
jetten in
.
–
.1
circulatie
Totaal
Member-
banks
23 April 1947
24.025
1′
17.322
1
482
15.820
30 April 1947
26.022
47.470
1
649
15.826
7
Mei
1947
7.4.071
t
17.648
1
654
15.877
15 Mei
1947
24.013
1
17.571-
566
15.949
WERKLOOSHEID IN NEDERLAND 5)
Maand
Werklozen ) IWachtgeIders,)
1
(ramin)
30 Juni
1945 ….. . …………
.412.622201.400
29 Juni
1946 ……………….45.953
. 7.800
30 Sept. 1946 ……………….38.743
6.000
31 Oct.
1946 ………………
.
.37.578
5.200
30 Nov. 1946 ……………….30.041
4.800
34 Dec.
1946 ……………….47.090 ‘)
7.600
31 Jan.
1947 ……………….51.500)
7.100
28 Febr. 4947 ……………….55.800
5)
6.200
31 Mrt
1947 ……………….48.300 ‘)
5.200
30 April 1947′ ……………….31.000
,. , .
3.400
1) Bron: ,,Statistisch Bulletin van het CBS.”.
‘) Gegevens van de arbeidsbureaux. ‘) Bovendien 105.000 vorstwerkiozen uit het Vrije bedrijf.
‘) Bovendien 121.000 vorstwerklozen uit het vrije bedrijf.
5)
Bovendien 161.000 vorstwe.rklozen uit het Vrije bedrijf.
) Bovendien 28.900 vorstwerklozen uit het vrije bedrijf.
ENIGE INDEXCIJFERS VAN DE INDUSTRIËLE PRODUCTIE
IN NEDERLAND 1),
1938 = 100
1 Dec.
1
1 Oct. 1 Nov.l Dec. Jan. Febr.I Mrt 1April
Ii
1946
1
1946 194611947
1
1947
1
1947
11947
Waisproclucten
van ijzerenstaal’)
57
102
105
125
104
116
146
129′
Metselstenen
.
33
70
73
76
81
68
66
56
Deuren
.
44
39
33
56
38
48
41
Katoen-, en
un-
,
-.
Cement
……….85
408
96
73
24
9
)
46
67
435
nenweverijen
.
21
50
52
48
53
’52
58
55
Schoenen
57
97
100
77
80
77
88
Sigaren ……….
36
65
-69
54
66
53
60
S)garetten
. . .
65
104
97
74
119
113
136
Boter ………..27
58
49
35′
27
21
28
43
Kaas
………..1
63
35
23
15
6
31
63
1)
Bron. ,,Statistisch Bulletin Van het C.B.s.”;
–
betekent 0;
betekent de gegevens ontbreken.
‘) 1940
=
100.
8)
Lagere cementproductie
Lv.m.
het, tengevolge van de vorst,
stilleggen 4’an de bouwnijverheid.
.
fl1
1
498
ECONOMISCH-STATISTISCHE’ BERICHTEN
–
18 Juni’1947
STAAT 1a
OVERZICHT VAN DE STAND DER RIJKSMIDDELEN
1),
BoekingstlJdvak 1946/
1
47.
Directe Belastingen.
x
11.000
1 Jan.
,
Benaming der
Jan.
Febr.
Mrt
April
1946
Raming
middelen
1947
y
1947
1947 1947
t/mult.
4946
1946
–
1947
Voor het Rijk:
Inkomstenbelas-
–
/
sting
. ”
164.910 72.365
77.392
69.905
61.340
445.912
890.000
Vermogensbelas-
ting
24.322
8.969
9.83&
8.133 5.245
53.505
100.000
Wlnstbelasting
3.586
–
18
–
6
–
7
–
102
3.453
–
Vennootschaps-
belasting ….
55.609
343
-191
-318
–
605
54.838 115.000
Vermog.bel.voor
lichamen
..
.
10.374
18
-18
–
19
–
10
.40.345
33.000
Totalen
..
255.801
81.677
87.013
77.694
65.868 568.053 1.138.000
Voor ht Ge-
meentefonds: Grondbelasting
25.164
510
86
676
–
16
26.420 23.000
Personele bel.
4.504 3.493
2.531
2.813 2.145
15.486
15.000
Ondernemings-
belasting
. .
23.074
5.523
6.931
5.677
1
5.820
47.025
30.000
Totalen
. .
52.742 9.526
1
9.548
9.166 7.949
1
88.931
68.000
1).
Zie voor toelichting
de aantekening:
,,Opbrengst der Rijksmiddelen” In ,,E.-S.B.” van 28 Mei 1947, blz. 432. Deze statistiek sluit aan
bij dle, opgenomen in
,,L-S.B.”
van 4 Juni 1947, blz. 458.
STAAT 1h.
BoakingsttJdvak
19471
1
48.
Directe Belastingen.
x
f 1:000
Totaal
1Jan.
Jan. Febr.
Mrt
April
1947
Raming
Benaming der middeleni
April
4947
Voor het Rijk:
/
Inkomstenbelasting
–
–
–
6 6
660.000
Vermogensbelasting
–
–
–
1 4
90.000
Winstbelasting
–
5
45
1
27 77
–
Vennootschapsbelast
7.264 8.028 9.070
13.497
37.859
140.000
Vermog.bel. voor
lichamen
654
402
479
1.274 2.809 36.000
Totalen
7.918 8.435
9.594
14.805
40.752 926.000
Voor het Gemeente-
fonds:
Grondbelasting
1
– ,
186
7.415
7.601
23.000
Personele belasting
–
– – –
–
21.000
Ondernemlngsbelast
–
9
12
495
516
40.000
Totalen
–
1
9
1
198
1
7.910
1
8
:
117
1
84.000
STAAT II.
Kalenderjaar
1947.
Overige middelen.
.
x
11000
Benaming der Jan.
Febr.
Maart
April
Raming
middelen
1947
4947 1947 1947 1947
Loonbelasting
. .
52.280
–
38.057
‘
20.013 58.278
340.000
Dividendbelasting
2.602
543
932
•
/
1.314 11.000
belasting
….
Commissarissen-
350
/
220
96
222
,
1.000
fing
Vereveningsbf-
20.960 13.960
8.774 21.476
150.000
Voorheffing op l.h.
buitenland geac-
cumuleerde
in- komsten
. . . .
25
123
83 139
‘2.000
Superdividendbe-lasting
23
–
20
–
memorie
Herkapitalisatle-
memorie
belasting
–
–
–
–
Rechten op de In-
voer
.-
5.435 3.074 4:186
7.774 120.000
Statistiekrecht
.
/
274
170
423
635
1.300
Bijzondere wijnbe-
lasting
28
17
52
68
400
Accijns op zout
133
140
1.128
454
7,000
Accijns op gedes-
tilleerd
4.422
4:866
4.415
4.542
30.000
Accijns op bier
..
1.646
2.232
1.264
‘
1.435 32.000
Accijns op suiker
4.960
8.550
,
5.153 4.479 23.000
Accijns op tabak
11.513
i
8.355
12.637
‘ /
8.634 120.000
Accijnsopwijni..
40
51
186 50
•
850
Belasting op gou-
den en zilveren
werken
70
74
79
–
74
1
600
Omzetbelasting
. .
45.656
,
40.283
25.631
47.047 330.000
Rechten v. zegel)
964
605
1.298 1.223 10.000
Rechtefi van regi-
stratie
2.191 1.051
,
1.455
1.533
20.000
Rechten van suc-
cessie enz.
. .
/
5.304
6.515 5.916
5.993
60.000
Motorrijtuigenbe-
belasting
. . .
‘i
‘
1.777
1.657
2.236
4.095 20.000
T’otalen’
..
160.351
‘
130.543 95.977
–
168.865 1.279.150
)
Hieronder
be-
1
grepen
zegelrecht,
nota’s van make-
laars en commis-‘
sionnairsineffecten
150
104
150 229
18 Juni 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
499
/
Opbrengst van de buitengewone middein
x f1.000
Benaming der
1
Ramiig
1
¼1
Jan.
1
Febr.
t
Maart
1
April
middelen
1947 1947
1
1
1
.
1947
1
4947
Vermogensaanwas-
t
.
belasting
t
memorie)
,
–
t
–
1
35
–
3137
Vermogensbeffing
1
.
1
.
ineens
………
….niemorie’)
‘) De totale opbrengst is geraamd op f3.500 millioen; een afzonderlijke raming voor 1947. heeft
niet plaats gehad.
‘)
De totale opbrengst is geraamd op f2.000 millioen; een afzonderlijke raming voor 1947 heeft
niet plaats gehad.
S’rkAT III.
Kalenderjaar 1947.
‘
.
STAND VAN
‘S RIJKS KAS.
Zekerheldsstelllngon.
x
f1 millioen.
’31 Mei 4947
{
Juni 1947
Vorderingen
4iY
1 c
W
r
.
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
ie
c4.”4
hij De Nederlandsehe Bank
1
t’
,.,
.
–
c
n
‘4
44
.
–
f
904.491.482,60
f
920.093.852,84
1
‘°t’t’
+E’
Saldo van ‘s
Rijks
Schatkist
BE
bij de Bank voor Neder-
1
z
t’t’
t’
landsche Gemeenten ……
33.610,22
,,
189.517,64
.
Kasvorderingen
wegens
cre-
T/m Dec.
dietverstrekking
aan
het
1
……..
–
–
Jan. t/m.
1
1
Dgge1dleiiitig
tegen
onder-
9
–
600
576
–
1.176..
15
buitenland
………………….
Dec. 1946
953
1.553
1
729
1
112
2.282
127
pand
Jan. 1947
47
1.600
675
9
2.275
136
–
Saldo der postrekeningen van
–
375.943.183,80
,,
358.798.145,07
Mrt
1947
1.675
1
635
1
11
.
2.310
156
Voorschotten
op
tilt.
April
1947
de
.,tpril 1947
3
1.706
–
619
t
17
2.325
173
aan
gemeenten
wegens
aan
haar
int
te
keren belastingen
……..
81.455.028,42
,,
81.455.028,42
Vordering in rek-courant op:
….
IN- EN
UITVOER VAN
NEDERLAND
‘).
,
N,ederlands-Indi0
………..
668.375.373,24
,
665.730.864,74
Febr. 1947
45
4.645 1
643 1
9
2.288
145
Rljkscomptabelen …………
Iii’voer
Uitvoer
‘
Saldo
Curaçao
…………….
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
‘
37.263.197,52
144.748,28
,,
37.742.671,22
,,
144.748,28
Suriname
………………
GeiIcht
Waarde
Gewicht
Waarde
Waarue
sioenfonds
…………..
Maand
in diii-
In iil-
In dui-
In mil-
in mil-
Het
staatsbedrijf der P., T.
…….
–
–
zenden
lioenen
zenden
Iloenen
(benen
en T.
………………
……..
–
–
tonnen
guldens
tonnen
guldens
guldens
Andere staatsbedrijven en in-
……..
stellingen
…………..
…
590.987.145,54
,,
596.341.904,68
Tot.
’39
24.306
1
1.517
12.708
966
–
551
Verplichtingen
Tot.
’46
11.764
2.305′)
3.919
785
-1.520
Jan.
’47
762
201
280
108
–
93
Voorschot door De Nederland-
’47
Febr.
1.312
3
)
313′)
178
97
–
216
sche Bank N.V. verstrekt.
.
–
–
Mrt
’47
1.023
256
234
138
–
118
Voorschot door De Nederland-
April ’47
1.353
1
.
339
466
143
–
196
sche Bank N.V. in rekening-
– –
‘)
Bron: ,,Centraal Bureau voor de Statistiek”.
Schuld
aan
de
Bank
voor
‘)
Gecorrigeerde waarde.
.
Nederlandsche Gemeenten
– –
,
courant verstrekt
………….
‘)
Door het Inhalen van de achterstand in’de toezending
van
het
Schatkistbiljetten in omloop
694.222.600,-
f
694.222.600,-
grondmateriaal zijn in dezemaand yeel goederen opgenomen,
Schatklstpromessen bij De Ne-
welke.vdör
4
Februari ten Invoer werden aangegeven.
derlandsche Bank N.V. Inge-
volge overeenkomst van 26
2100.000.000,-
,,2100.000.000,-
•
Schatkistpromessen
in
om-
,
..
IN-
EN UITVOER VAN NEDERLANDS-INDrI’).
loop
(rechtstreeks bij De
Nederlandsche Bank N.V.
is
Invoer
Uitvoer
Saldo
geplaatst nihil)
……….
•
6372.600.000,-
,,6416.100.000,-
Februari
1947
…………..
Daggeldleningn
–
–
Maand
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde
Waarde
Muntbiljetten In omloop
….
147.982.961,50
,,
147.406.033,50
,
In
In
1.000
in
in
1.000
In 4000
Schuld
op
ultlmo April 1947
…
tonnen
guldens
tonnen
guldens
guldens
aan de gemeenten
wegens
aan haar uit te keren be-
….
– –
lastingen
…………….
– –
1939
.
.
1
478.000
174.000
296.000
Schuld ‘in
rek.,-eourant ‘aan:
1940
444.000
931.000
487.000
Nederlands-Indiê
–
–
le halfjaar
1
,
Suriname
…………..
–
,
–
1946
20.000
66.345
27.359
7.359
Curaçao
…………….
………
– –
Juli
1946
10.644
17.825,
28.363
15.046
–
2.779
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
Aug.
1946
20.791
22.827.
42.580
18.028
–
4.199
sioenfonds
…………..
………
………
14.852.120,20
,,
7.805.437,27
Sept. 4946
57.559
48.620
55.095
23.098
-25.322
Het
staatsbedrijf der
1′., T.
…..
Oct.
1946
29.628
27.614
–
43.954
‘17.554
– 9.860
en
T…………………
,
414.440.300,39
,,
409.576.215,25
Nov. 1946
77.510
24.731
66.326
29.382
+
4.651
Andere staatsbedrijven
.. .
1.
Schuld aan diverse instellingen
1
4.027.768,15
,,
6.027.768,15
‘)
Bion: ,;centraal Kantoor voor de Statistiek”, ard. Handeis-
in
rekening
met
‘s
Rijks
statistiek.
.
Schatkist
…………..1
,,3230.397.338,98
,,3232.830.84 1,23
RAVENBEWEOINO.
–
Te
Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen angekoiun zeeschepen
‘).
Rotterdam
1
Amsterdain
Antwerpen
Tijdvak
aantal
netto register
1
t
aantal
i
netto register
n
1
etto reglster
tonnen tonnen
aantal
tonnen
1939
……………..12.026
19.392.128
3.110
4.024.738
9.524
15.888.710
Februari
….
…………….
329
635.622
149
209.969
503
1.050.345
1945
……………..1.344
2.063.622
470
458.800
3.585
41.129.932
1946
…………….4.464
5.911.539
.
1.706
1.833.381
5.284
9.311.899
Januari
1947
…………….364
628.527
191
223.086
422
855.334
…
Maart
……………………441
742.747
146
215.633
611
1.272.384
April
…………………….463
.729.734
,
.
642
1.265.483
4
t/m.
10
Mei
…………….109
199.875
62
65.339
11
t/m.
17
Mei
…………….109
147.047
46
– 53.029
18
t/m
24′ Mei
…………..
120
207.617
42
.
50.046
.
25
t/m.
31
Mei
…………….127
.
220.727
.
50
47.654
‘)
Bronnen: ,,Mededelingen Kamer van Koophandel en Fâbrlekn voor Zuid-Holland”; Dienst Gemeente Handelsinrichtingen, A.mster
–
dam; Bureau van Statistiek der-Gemeente Amsterdam; Economische dienst van de haven, Antwerpen.
N.V. LANKHORST
TOUWFABRIEKEN
•SNEEK TEL. 3041 – 3042
SPINNERIJ—TOUWSLAGERIJ SÉDERT 1803
Op groot
Randelskantoor te Rotterdam
wordt gevraagd
chef de bureau
voor zo spoedig mogelijke indiensttreding.
Candidaten, bij voorkeur juristen, moeten rui-me algemene ontwikkeling bezitten, in staat zijn
leiding te geven aan groter personeel, de mo-
derne talen beheersen in woord en geschrift en
bereid zijn zich aan een psychotechnisch onder-
zoek te onderwerpen. E varing in een soortgelij-
ke functie strekt tot aanbeveling.
Sollicitaties, eigenhandig geschreven, dienen
nadere inlichtingen te verstrekken omtrent le-
vensloop, godsdienst, ven. salaris, etc. en gericht
te worden aan Adv. Bur. BRAUN, Schiekade
121, Rotterdam-C., onder no. 11728.
Ondernemingen, dle het beste leidende personeel zoeken,
speciaal met economische scholing, roepen sollicitanten op
door middel van een annonce in de rubriek ,.Vacatures”.
Het aantal reacties, die dezo annonces tengevolge hebben
Is doorgaans uitermate bevredigend: begrijpelijk, omdat er
bijna geen grote instelling is, dle dit blad niet regelmatig
ontvangt en waar het niet circuleert. Opdrachten voor, liet
volgend nummer dienen 23 Juni a.s. In one bezit te
zijn.
NV.’ Lôuis Dobbelmann
–
Waddinxveen
KOFFIE
THEE
D
NHEM
LEVENSVERZEKERING-
MAATSÇ,
j
HAPPIJ
PERSONEELS VERZEKERINGEN
HOOFDKANTOOR TE
1
VLAARDINGEN
OiNoRnim
Orde
VON
Nederlandse Raudgevende Ingenieurs
Onafhankelijke adviezen, ont-
werpen, toezicht op uitvoering
Waurhorg voor deskundigheid en integriteit
VAKGEBIEDEN:
Bouw- en waterbouwkunde, verwarmingstech.
niek, electrotechniek, bedrijfsorganisatie, werk-
tuigkunde, scheepsbouw, koeltechniek
Vraagt ledenhijst aan bij
Secretariaat: Prinsessegracht 23, Den Haag
.,,HOLLANDIA”
HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN Ç’OEDINGSMIDDELEN N.V
DE TWENTSCHE BANK .v.
MAAN
DSTAAT, OP
31 Mei 1947
Kas, Kasslers en Daggeldieningen
…………f.
15.621.153,17
Nederlands Schatkistpapier
………………
..
606.652.965,27
Ander
Overheidspapier
………………….
..
1.055.830,57 Wissels
………………………………
..
1.208.938,03
Bankiers in Binnen- en Buitenland
……….
..
21.429.188,84
Effecten
en
Syndicaten
………………..
..
2.088.307,10
Prolongatl8n en Voorschotten tegen Effecten ..,,
11.346.647,89
Debiteuren
…………………………..
..
79.355:684,77
Deelnemingen
(mcl.
Voorscho’tten) ……. …….
8.531.400,9
Gebouwen
…………………………..
..
3.500.000,—
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen
..,,
1.035.943,28
t.
751.827.059,61
Kapitaal
…………………………….1.
40.000.000,-
Reserve
………………………………;,
12.000.000,-
Bouwreserve
…………………………
..
2.000.000,—
Deposito’s op
Termijn
………………..
..
62.993.849,45
Crediteuren
…………………………….
617.484.083,35
Geaccepteerd
door Derden
………………,,
177.334,96
Overlopende Saldi en Andere Rekeningen …… ..
16.135.848,57
Reserve voor Verleende Pensioenen
…….. ..
1.035.943,28
t. 751.827.059,61
Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel
6)
Druk Roelanta. Schiedam