Ga direct naar de content

Jrg. 32, editie 1556

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 5 1947

is

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

S

••_

•,,

E

r


Gnomisc–S

he

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL..NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

1
32E
JAARGANG

WOENSDAG
5
MAART 1947

No. 1556
1

COMMISSIE VAN REDACTIE:

H. W. – Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;

H. M. H. A. van der Volk; F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

Administratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).

Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.

Alle correspondentie betreffende advertenties te richten

aan de Firma H. A. M. Roelanis, Lange Haven 141,

Schiedam (Tel. 69300, toestel 6).

INhOUD: •

Blz

De artikelen van deze week ……….188

Uit

bui.tenlandsche

bron

…………
183

De opbouw der internationale statistiek door
Dr

Ph. J.

Idenburg

…………………………
184

De detailhandeismarge in de prijspolitiek door
C. D.

.fongman

:
………………………………
185

Vermogensheffing op afbetaling door
N. A. Bins
..
188

Kern of ondernemingsraad door
Jhr Mr R. A. Th.

Gevers Deynoot …………………………..
189

De berekeningen van het nationaal inkomen van

België door V. van Rompuy

………………..
191

Ingezonden

stukken:

Het karakter der huidige bedrijfsorganisatie door
Dr Th.
van Luytelaer
en
Mr /r A. W. Quint,
met naschrift van Mr J. van Wuiffien

Paithe

……………………
193

Aanteekening:

.


Engeland’s economische moeilijkheden
………………
194

Internationale

notities

Nogmaals

het Engelscho doliarprobleorn
……………..
los
De

handelsbalans

van

Palestina

………………….
190
Franscho belangstelling voor het RtJnvarkeer
…………

196
De
Turksehe export na de devaluatie
……………….
196

Geld- en kapitaalmarkt

……………………..
197

Statistieken

flankstaten
………………………………….
197
Stand

van

‘s
Rijks

Xas

………………………..
198
Overzicht der laatste vier verkorte balansen van
De
Nemler-
landscho

Bank

………………………………
190
In-
en uitvoer van Nederland
…………………….
.
199
Werk1ooheId

In

Nederland
……………………….
199

DEZËR DAGEN

deed’ de koude lidteekens scherper uitkomen. Degenen,
die in huis en bezit direct door den oorlog zijn getroffen,

werden in noodwoning en ontoereikende dekking opnieuw

tot slachtoffer Het beeld reikt verder, dan indivjdijeele
gevallen. De wederopbouw is vertraagd; de boomen

die Walcheren’s wonden zullen bedekken, moeten een jaar
later worden geplant. Doch in den geest staat de groei

r’iiet stil. Nederland heeft weer een volledigen minister

van.Wederopbouw, die heeft bewezen, dat hij een lijn kan

•doortrekken. En Rotterdam gaat, met het Comité 1950,
korter plannen: nu nog vlugger
.
bouwen.

,,There is a certain state of niind, unless perhaps it
is a state of health, which prefers its hopes forlorn”, aldus Philip Guedalla
ireen
essay over den Engelschen geest;
Groot-Brittannië heeft weer materiaal genoeg voor die

stemming; de lidteekenen, aan het front •verkregen,
schrijnen. Minister Bevin heeft in grommende zinnen de
situatie geschetst. Hij verweet President Truman de hoop
op een compromis in Palestina den bodem te hebben
ingeslagen. Zal deze wonde heelen door de economische
hulp, die de Vereenigde Staten aanbieden bij de Engelsche
verplichtingen in Griekenland? ,,Geen geld, geen Zwitsers”..
Doch harder dan geld heeft Engeland de manschappen
noudig. Deze immers moeten reëel de productie leveren,
waardoor het geld van buiten overbodig zal worden.

Als dit den overwinnaar teekent, wat dan den over-
wonnene? Ook hier stellen de Vereenigde Staten voor
om geld te geven, althans Floover wil hen, evenzeer met
redeisen van productie, daartoe vermurwen. De groote
besluiten moeten nog vallen te Moskou, doch de kleine
vier te Londen zijn gereed, zoover als het ging. De kleine
‘Staten mogen wellicht een weinig medespreken. Het is
koel in den schaduw der titanen.

Ondanks alle koelte groeit er iets. Engeland en Frank-
rijk hebben een bondgenootschap gesloten, dat qolgens hen, hoe nauw het ook is, open staat voor ruimer kring.
Is deze interpretatie bedoeld als pleister op een wonde
uit vrees voor koudecompressen? Begint van Duinkerken,
eens ,,romantic defeat”, de victorie?

,,Een zonnestraal speelt door het loover” De Russen
hebben, goedgekeurd, dat de Amerikanen de vroegere-
Japansche . mandaateilanden onder beheer houden. De

Amerikanen, gewend aan het kunstlicht der conferenties,
hadden eerst moeite in den zonneschijn te gelooven.

,Wanneer vertrouwen ontbreekt, blijft herstel van
krachten uit. Dit toont Frankrijk, dat in de telkenmale
afgekondigde prijsverlagingen geen vertrouwen heeft en
zoo tot staken en instorten komt. Het geldt. ook voor
de Nederlandsche groentenvoorziening, waar het bijleggen

van het conflict tusschen Minister en handel slechts
commentaren over nieuwe daardoor dreigende spanningen
opleverde. En in grooter verband: de juist door den
Economischen en Socialen Raad der Vereenigde Naties in-
gestelde Economische Commissie voor Europa wordt al-weer gehandicapt’door wantrouwen over de taaksteLing.
Een mensch lijdt vaak het meest, door het lijden, dat
hij vreest.

Elm


NZ

N.Y. KONINKLIJKE

N E D E R L A N D S C H E

ZOIJTINDUSTRIE

Boekelo – Hengelo –

ZOLJTZIEDERU

Fabriek van:

zoutzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

cbloorbleekloog

natronloog, raustic .roda.

qîspen

culemborg
amsterdam
rotterdam

Koninklijke

Nederlandsche

– Boekdrukkerij

H. A. M. Boelants

Schiedain

VERKLARISG

Ondergetekende stelt er prijs op aan allen, die be-lang stellen in

interne bedrijfsorgcznisütie

mede te delen, dat hij NIET de auteur is van het onder
bovengenoemde titel hij Schuyt N.V. te Baar ver-

schenen’boek. – – –
J. VAN DE KIEFT,
Directeur ,,Het Vrije Volk”
(NV. De Arbeiderspets) en
Lid van de Eerste Kamer.

Doctorandus in de economie.

tevens Mr in de Rechten

vergevorderd met academische accountantsstudie, met uitgebreide
binnenlandsche en internationale ervaring (ook in overheidsdienst),
in het bijzonder op organisatorisch, bedrijfseconomisch en finaë-
cieel gebied,
ZOEKT LEVENSPOSITIE

bij groote instelling of onderneming in bifinen- of buitenland, of op
accountantskantoor, waar hij na beëindiging der studfe als mede-
werker of firmant kan worden opgenomen: tJitstekênde referenties.
Brieven onder No. 845, Bur. v. d. blad, Postbus 42, Schiedam.

Mr in de Rechten
:
veelz. ontw., representatief, ongehuwd, wenscht werkkring bij
bedrijf, onderneming, organisatie of als Directie-secretaris Uitst.
ref. Br. onder No. 847, bur. v. d. bi., Postbus 42, Schiedam.


3
-1c &
zoone

–nno1720

ankier &

urantie=j11akeIaar

. . 3&otterbam

‘Srabenijage, eLtt, Otbiebam, Vtaarbinen

mtcrbam (aUeen Surantie)

• . AMSTERDAMSCHE

BANK N.V.

0

KATAAL t5101OLOOD. RESERVES 1

EERSTE N,EDERLANDSCH.E

Verzekering Mij. op het Leven
en tegen
Invaliditeit N.V.
Gevestigd te ‘s-Gravenhage

AOMINISTHATIEKANT006 00601ECHT – 8(LIIVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346

Pe rso n eel s- Pensioenverzekering
verschaft diiec1e fiscale besparing – afschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

r

Vacaturtt’

,

‘_- De

K. L. M.
vraagt ‘voor
=

spoedige indiensttreding

ZEER ERVAREN STATISTICUS

in staat om bedrijfsstatistiek op te bouwen en
te leiden. iheoretisch goed onderlegd, prac-
tische ervaring in statistiek voor groote be
drijven. Kennis van verkeersstatistiek en wis- kunde strekt tot aanbeveling. Sollicitaties uit-
sluitend

schriftelijk

met

pasfoto,

volledige
personalia, gegevens omtrent

opleiding

en
ervating.’ en relerentiei aan Personeelszaken
der KLM., Rceornweg 90, Den Haag.
Op envelop en brief vermelden: .,STATISTICUS”
Bijlagen worden niet geretourneerd.

INDUSTRIEELE ONDERNEMING.

IN LIMBURG

zoekt voor onmiddellijke indiensttreding een representa-
tieve, actieve en zelfstandige kracht, bij voorkeur
Ecn. Drs., voor de functie van:
-.

secretaris dér directie

Godsd. RK. Leeftijdsgrenzen 30 tot 40 jaar. Sollicita-
tanten moeten bereid zijn zich te onderwerpen aân een
Psychotechnisch onderzoek. Uitv eigenhandig ge-
schreven sollicitatie’s, onder opgave van verlangd salaris,
benevens 2 recente foto’s (van voren en opzij), te richten
aan het Bureau van dit blad onder No.- 844, Postbus
42, Schiedam. –

Uw toekomst
is
veilig

met een polis van de

Algem.Friesche Levensverzekering-Mij

of de

Groot-Noord hol landsch e

LEEUWARDEN
van 1845
AMSTERD&M
.Burmaniahnig

v. Brienenhuis

Voor vervolg rubriek ,,Vacatures” zie blz. 200

5 Maart 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

183

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Dr Pli. J.
Itlenburg,
De opbouw der internationale statistiek.

De door cle Economische en Sociale Raad der Vereenig-

de Naties in het leven geroepen Statistische Commissie

kwam onlangs te Lake Success bijeen.
Besproken werden o.a. de overdracht van de statisti-

sche werkzaamheden van den Volkenbond aan de Ver,-

eenigde Naties, de coördinatie van de statistische werk-

zaamheden van de dWerse orgaen der Vereenigde Naties

en het jlan tot het houden van een Statistisch Wereld-

congres in 1947.’
Het verdere programma van de Commissie richt zich
vÔÔr alles op de noodzaak van het vergelijkbaar maken

van de statistieken der verschillende landen.

C.
D. Jongrnan,
De detailhandelsmarges in de prijspolïtiek.

Bij de regeling van de detailhandelsprijzen werd niet een

prijsstop, mâar een bruto-winststop als uitgangspunt ge-
kozen. De 9 Mei-marge werd echter tot richtsnoer van de
later vastgestelde speciale kleinhandelsprijsregelingen.
Men ging dus niet uit van de kosten, daar dit zoowel bij
de methodevan artikelgewijze prijsregeling als bij branche-

regelingen op moeilijkheden stuit.
Een bevredigende methode van regeling ‘der detail-
handelsprijzen is dus nog niet gevonden.

S. A. Buis,
Vermogensheffing op afbetaling.

Verschillende vermogensbezitters zullen liii de heffing
‘ineens voor de moeilijkheid staan, dat zij noch over geld,
noch over geblokkeerd tegoed, noch over staatsfondsen,

beschikken.
Een eenvoudige oplossing is, dat de Staat een x pCt.
leening uitschrijft, waarin alle vermogensbezitters moeten

deelnemen; de vorderingen moeten op naam worden ge
steld . en vervallen aan den Staat, zoodra de houder is
overleden; de houder ontvangt alleen een recht op x pCt.
rente over liet• gestorte bedrag -gedurende zijn leyen.
De storting kan ,,op afbetaling” geschieden, doordat een

levensverzekeringmaatschappïj haar voor den belasting-
plichtige verricht; laatstgenoemde kan dan door regel-
matige premiehetaling aan zijn verplichtingen voldoen.

Jhr Mr
R. Â. Th. Gevers
Deynoot,
Kern of Ondernemings-
raad.
Onder kernen zijn te verstaan personeelcommissies, die
tegenover de leiding der onderneming het personeel ver-
tegenwoordigen; een onderne’minsrdâd is een orgaan,
waarin zoowel werknemers als leiding zitting hebben.

Terwijl vôôr 1939 het kernsysteem met namein Duitsch-
land, Oostenrijk en enkele Oost-Europeesche landen tot
ontwikkeling kwam, kwamen tijden’s den tweeden wer.4-

oorlog in de Angelsaksiche landen, Noorwegen, Zwden
en T’rankrijk de ondernemingsraden in zwang.
Dit laatste systeem bevordert het gezamenlijk overleg. liet verdient daarom ook voor Nederland, hoewel hier de
kernen opbouwend w’erk hebben verricht, aanbeveling.

Victor van Rompuy,
De berekeningen van het nationaal

inkomen in België.

De gegevens omtrent het nationaal inkomen van België

zijn het resultaat van onderzoekingen van particuliere
zijde; van officieele zijde is in dit opzicht weinig gedaan. Met name Prof. Baudhuin heeft zich met berekeningen
omtrent het nationaal inkomen van België bezig gehouden.
Zijn conclusie was, dat van 1913 tot 1938 het reëel natio-
naal inkomen met -32 pCt., het reëele nationaal inkomen

per hoofd met 12 pCt. is gestegen.
Aan het volledig maken de,r gegevens wordt momenteel

intensief gewerkt.

UIT BUITENLANDSCHE BRON.

Geboorten in de
Vercenigde Staten waren in 1946 twee

maal zoo groot in aantal als de sterfgevallen. ,,Time” van
24 Februari jl. gaf voor 1946 de volgende cijfers van den

Dienst van Openbare Gezondheid: 3.260.000 geboorten

tegenover 1.400.000 sterfgevallen. Per 1.000 inwoners

was het geboortecijfer 23,3, hetgeen overigens nog be-neden het cijfer van 1921, ni. 24,3 per 1.000 inwoners,

ligt. –

Rubberondernemingen in Malakka
zullen, naar ,,The.

Financial Times” van 27 Februari jl. meldt, bankcredieten
onder staatsgarantie ontvangen ter grootte van $ 60
millioen of £ 7,5 millioen. Doel: hulp bij de reconstructie.

Reeds eerder ontvingen tinmijnen een soortgelijke hulp

ten bedrage van £ 2,5 millioen.

Engelsehe aankoopen
in de
Vereenigde Staten bedroegen

in 1946, volgens officieele gegevens gepubliceerd, door de

,,Sunday Express” van 2 Maart ji., ruim £ 210 millioen.

Enkele posten: —

Tabak

……………………£ 50,7 millioen (11 mnd.)

Gedroogde eieren

…………..25,7

Zuivelproducten ………….. …14,1

11
Kauwgorn

………………,, 0,048

Machines voor de mijnen

….., 0,65

Industrieele machines ……….5,5

Voedsel .v. agrarischen oorsprong

•,

en drinkwaren

………….,, 20,9

(12 mnd.)

Niet eetbare ‘landbouwgewassen

(behalve hout)

…………..

. –
Eetbare dierlijke prpducten ……63,0

-Textiel

…………………….9,9

Een Russisëlt witboek over den economischen toestand
in Sovjet Rusland, is, volgens een specialen correspondent
van ,,Observer” van 2 Maart jl., verschenen. Het analy-

seert met groo.te openhartigheid den voedseltoestand en
dien der industrieele productie. Droogte en een gebrek

aan tractoren zijn_ongunstig geweest voor den landbouw.
1-Jet vijfjarenplan stelt zich tot doel in totaal 250.000
tractoren te maken. In 1946 werd de geraamde productie
daarvan niet gehaald. Voor 1947 verwacht men een aantal
van 34.000: De industrie wordt gehandicapt door een
gebrek aan steenkolen, dat niet ten volle door-import uit

Polen kan worde’n gecompenseerd.

Het indexeijfer van de intiustricele productie in België

•steeg, op basis 1936-1938 = 100, in de laatste maanden van 1946 van 80 op 90. De export echter bedroeg einde
1946 ondanks een voortdurende stijging in hoeveelheid, op basis 1936-1938 = 100 nog slechts 44. Tegenover de
groote importen beteekent dit voor België, aldus ,,L’Econo-
mie” van 27 Februari jl., een maandelijksch deficit van gemiddeld frs. 2 milliard.


Het Hongaarsch
3
jardnplan
bevat, met betrekking tot

den buitenlandschen
handel;

naar

de
,,Neue
Zürcher

Zeitung” van 26
Februari jl.

mededeelt,

de
volgende
doeleinden:

In millioen Pengö
Invoer

In pCt.
Q.
Uitvoer
In pCt. v.

1938
,
1938

1938

…………
411

100′

1

522
100

1947/1948 …….
380

92
379
73

1948/1949
461

112
492
.

96

1949/1950
547

133
580
111

184

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Maart 1947

DE OPBOUW DER INTERNATIONALE

STATISTIEK..

In de veelzijdige werkzaamheid van de Vereenigde
Naties leeft ook de statistiek haar plaats. In alle ver-

takkingen van dit wereldlichaam bestaat behoefte aan

statistisch materiaal. De verzameling, ontleding en ver-
breiding van quantitatieve gegevens omtrent de meest

uiteenloopende aspecten van het nationale en internatio-

nale leven zal daarom de secretariaten van dezen wereld-
bond, zijn raden en commissies, en de gespecialiseerde

lichamen, welke met de centrale organisatie door overeen-

komsten verbonden zijn, telkens weer bezighouden.

In verband hiermede heeff de Economische en Sociale
Raad een Statistische Commissie in het leven geroepen.

Haar taak is: a. de bevordering van de ontwikkeling van
nationale statistieken én de verbetering van haar -verge-

lijkbaarheid; b. de coördinatie van het statistisch werk

van de bovengenoernde gespecialiseerde lichamen (Men’
denke hier bijv. aan de Internationale Arbeidsorganisatie,

aan de Organisatie van de Vereenigde Naties voor Voeding
en Landbouw, aan de Internationale Organisatie van het

Burgerlijk Luchtverkeer en aan de Organisatie der Ver-
eenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur); c.

de ontwikkeling van de centrale statistische diensten

van het secretariaat van de Vereenigde Naties zelf, waar
een Statistisch Bureau is opgericht, dat o.a. onzen land-

genoot Prof. Dr J. B. D. Derksen tot zijn medewerkers

rekent; d. het adviseeren van de Vereenigde Naties om-

trent algemeene vragen met betrekking tot de verzameling,
interpretatie en verbreiding van statistische gegevens en
e. het bevorderen van de verbetering van statistische
gegevens en methoden in het algemeen.

De Commissie bestaat uit de vertegenwoordigers van
12 landen, die lid zijn van de’ Vereenigde Naties, telkens
door den Ecofiomischen en Socialen Raad
t
aan te wijzen.
Zij zullen voor 3 jaren zitting hebben, behalve voor de

•beginperiode. Thans zit een derde voor twee, een derde

voor di’ie en een derde voor vier jaar. Teneinde een even-

wichtige vertegenwoordiging te verkrijgen van de verschil-

lende terreinen, waarop de Commissie .zich zal bewegen,

geschiedt de aanwijzing na overleg tusschen den Secre-
taris-Generaal van de Vereenigde – Naties met de Regee-ringen der gekozen landen en onder goedkeuring van den
Raad. Voor het eerst zijn als leden benoemd: H. Marshall,

hoofd van de afdeeling Handeisstatistiek van het Cana-
deesche Bureau voor de Statistiek, die als Voorzitter op
trad; D. K. Lieu, Directeir-Generaal van de Statistiek

in China, Prof. Darmois, Hoogleeraar aan de Sorbonne
en Directeur van de studieafdeeling van ht Statistisch

Instituut van de Parijsche Universiteit, Prof. Ch. Mahala-
nobis, iioogleeraar in de Statistiek te Calcutta e6 Directeur
van het Statistisch Instituut van de Universiteit aldaar,
J. Saenz, Directeur-Generaal- vai de Statistiek in Mexico,

G. Jahn, Directeur-Generaal van de Bank van Noorwegen,
S. man, Economisch Adviseur van den Directeur-Generaal
van de Statistiek in Turkije, Prof. R. G. D. Allen, Hoog-
leeraar in de Statistiek aan de Universiteit van Londen,
V. A. Rabichko, hoofd van het Stdtistisch Bureau van de

Oekraïne, T. S. Malyshev, Onderdirecteur van het Satis-tisch Departement van de Unie van Sovjet-Republieken,
St. A. Rice, Assistent-Directeur van het Budget te Washing-

ton en schrijver dezes, Directeur-Generaal van de Statistiek
te ‘s-Gravenhage.

Deze commissie heeft van 27 Januari tot 7 Februari
van dit jaar in Lake Success vergaderd.

Hier volgen eenige mededeelingen omtrent haar werk.
Vooreerst- hield de Commissie zich bezig met de over-
dracht van de statistische werkzaamheden van den
Volkenbond aan de Vereenigde Naties. Zij verklaarde
zich genegen de functies van de Commissie van Statistische
Deskundigen, ingesteld onder de werking van de Inter-
nationale Conventie, betreffende de economische statis-

tieken van 1928, over te nemen. Daartoe zullen echter nog

eenige volkenrechtelijke problemen tot oplossing moeten worden gebracht. De Commissie heeft voorts kennis ge-
nomen van een drietal studies, welke door de zorgen van

de Commissie van Statistische Deskundigen werden voor-

bereid. Zij betreffen de berekening van het nationale in-

komen en de inrichting van de nationale boekhouding,
verder bankstatistieken en eindelijk statistieken van de
betalingsbalans. Deze rapporten, welke een belangrijke

bijdrage beteekenen vodr de statistische methodologie,

zullen thans worden gepubliceerd. Voorts zal het Maande-

lijksche Bulletin van den Volkenbond voortaan door de
zorgen van het Statistische Bureau van de Vereenigde

Naties verschijnen. De eerste aflevering is die van Januari
1947. Er zal een supplement bij dit Bulletin verschijnen,
t

waarin de statistische reeksen, welke in deze maande-

lijksche opgaven voorkomen, in bijzonderheden zullen

worden beschreven, zoodat de lezer de beteekenis van de
geboden cijfers naar waarde zal kunnen schatten. Moge-
lijk zal er

ook een Statistisch Jaarboek verschijnen.
Daarover zal later worden beslist. Men vergete niet, dat
het’ Statistisch Bureau ntg in opbouw is en eerst geleide-

lijk in de vele behoeftefi zal kunnen voorzien.

Vervolgens heeft de Commissie aandacht geschonken

aan de noodzaak van de coördinatie der statistische

werkzaamheden van de diverse organen der Vereenigde

Naties, de gespecialiseerde lichamen daaronder begrepen.
Tal van gegevens vallen binnen het arbeidsveld van meer

danS één dezer instellingen. Dubbel werk, verschillen in

opzet en interpretatie moeten, worden vermeden. Daartoe

zal er een samenvattend overzicht worden opgesteld van
de statistische verkaamheden en behoeften van al deze-
diverse organen en lichamen. In haar tweede vergadering

zal de Commissie dit rapport dan overwegen en zeker niet

nalaten de voorstellen te doen, welke voor een efficiënte

regeling van het werk bevorderlijk kuuinen zijn. Wat be-

treft den opzet van de betalingsbalansen heeft deze zaak
een bijzondere urgentie,- omdat hier het Internationale

Monetaire Foids binnenkort gegevens van de aangesloten
landen zal gaan vragen.

Ook de betrekkingen met .de niet-publiekrechtelijke
internationale organisaties vormden een punt van dis-

cussie. De belangstelling ging daarbij in ‘t bijzonder uit
naar het Internationaal Statistisch Instituut, waarmede
Nederland zich steeds bijzonder verbonden voelt, omdat
Prof. Dr H. W. Methorst daarvan Sécretaris-Generaal is

en het Permanente Bureau in Den Haag is gevestigd.
1-let Instituut, dat als internationale statistische acade-
mie nog steeds een goeden naam heeft op grond van de
qualiteit van zijn leden en het belangrijke werk, dat het
heeft erricht in het belang van de ontwikkeling van de
Statistiek en haar methoden, verkeert o.a. als gevolg van
een gedwongen rust gedurende cle oorlogsjaren in een
moeilijke positie. 1-let verloor bovendien leidende persoon-
lijkheden, o.a. Lord Stamp, door den dood; andere leden

zijn door hun houding ten aahzien vannationaal-socialisme
en fascisme onaanvaardbaar geworden. De Statistische
Commissie was echter van meening, dat er voor het In-
stituut ook in de toekomst nog een belangrijke taak is weg-

gelegd. De taakverdeehing van het werk, dat thans in het
kader van de Vereenigde Naties c.a. zal worden aangevat,

is als volgt gedacht. De Statistische Commissie en het *
Statistisch Bureau te Lake Success, alsmede de overeen-
komstige bureau’s der gespecialiseerde organisaties, heb-
ben verantwoordelijkheid voor het verzamelen-, analy

seeren en publiceer&n van de statistieken, welke voor het
volbrengen van de taken der, internationale lichamefi
noodig zijn en voor de ontwikkeling en

verbetering van
een doeltreffend en goed gecoördineerd internationaal
statistisch systeem. Het Instituut behoudt en ontwikkelt

daarnaast zijn karakter van wetenschappelijke instelling
en verbond van vakgenooten. 1-let zal zijn activiteit

richten op de ontwikkeling van de statistische methodolo-

5 Maart 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

185..

gie en van wetensciiappelijke normen, de uitwisseling, en

verbreiding van de kennis van de statistiek, de opleiding
van statistici – waaraan in de geheele wereld groote

behoefte bestaat – en de handhaving van een hooge

beroesbekvaamheid. Getracht zal worden. in dezen zin

met het Instituut tot een taakverdeeling te komen.

Intusschen heeft de Statistische Commissie zelf een

onderwerp ter hand gehomen, dat – waar het is ingçgeven.

door de behoefte van de Vereenigde Naties c.a. tot haar

werkterrein kan worden gerekend, terwij1 het evhnzeer
geacht kan worden tot het domein van het Instituut te

behooren, ni. een onderzoek naar de steekproefmethode.
Er wordt een Commissie ingesteld voor’ de studie van dit
punt, waarin benoemd werden Piof. Mahalanobis van

India als voorzitter, Prof. Darmois van Frankrijk, ‘W. E.

Deming van de Vereenigde Staten; F. Yates van het
Vereenigd Koninkrijk en een iiog aan te wijzen geleerde

uit de Unie van Sovjet-Republieken. Prof. R. A. Fisher

,zal als adviseur worden uitgenoodigd. Later zullen er nog

eenige leden kunnen worden
4
toegevoegd, die zich met

speciale toepassingen van de steekproefmethode hebben

bezig gehouden.
Na langdurige gedachtenwisseling heeft de Commissie

zich uitgesproken voor het houden van een Statistisch
Wereldcongres in 1947. Het is de bedoeling, dat dit zal
worden gehouden onder de auspiciën van den Economi-
schen en Socialen Raad en zal wbrden gecoördineerd met
de vergaderingen van het Internationaal Statistisch
Instituut, het Inter-Amerikaansche Statistisch Instituut,

het Econornetrisch Genootschap en een groep, welke een Internationale Conferentie betreffende de berekening van
het nationale inkomen wènscht bijeen te roepen. De plaats
al zijn Washington; de tijd: de tweede week van Septem-ber.’ De Statistische Commissie wenscht haar tweede 1rer
gadering aan deze manifestaties t doen voorafgaan,
zoodat liaai leden zonder extra tijd en kosten te spendeeren
aan het Congres kunnen deelnemen. De commissie hoopt
met de aldaar vergaderde vakgenooten dan ook contact.
op te nemen over haar,werk.

Alvorens over dit werk nog iets mede te deelen, zij nog

vermeld, dat de Commissie heeft doen blijken van haar
belangstelling voor de volkstellin’g, welke iii 1950 over
geheel Amerika zal worden gehouden. Op het oogenblik
werken 18 van de 22 landen van Amerika samen aan de
voorbereiding van dezen census. Elk land zal daarbij zelf

zijn formulieren opstellen, maar er zullen zekere minimum-eischen worden geformuleerd, waaraan allen zullen moeten

voldoen, terwijl bepaalde vragen en definities zullen
worden genormaliseerd en tabellen zullen worden vast-
gesteld, welke in elk geval ‘zullen worden geproduceerd.
De voorbereiding is in handen van het Inter-Amerikaansche
Statistisch Instituüt. In hetzelfde jaar zal ei’ onder de
auspiciën van de Organisatie der Vereeriigde Naties voor
Voeding en Landbouw een Wereld-landbouwcensus
worden gehouden. In. de voorbereiding daarvan heeft
onze landgenoot Ii Chr. P. G. J. Smit een werkzaam aan-deel. De Commissie heeft zich nog niet voor een wereld-

volkstelling in een later jaar uitgesproken, maar de aan-
dacht, welkezij aanhet Amerikaansche experiment heeft
besteed, hangt toch wel met plannen in deze richting
samen. De formulieren van den Amerikaanschen census
zullen aan alle leden van’ de Vereenigde Naties worden
toegezonden.

Tènslotte het verdere program van de Commissie.
Het houdt zich v66r alles bezig met de noodzaak van
het vergelijkbaar maken van de statistieken der verschil-
lende landen. Daarbij richt zich haar aandacht om te
beginnen op het terrein der economische activiteit. De
Commissie besloot o.a. een commissie in te stellen, welke
zich zal bezighouden met de classificatie van de bedrijven.
liet werk op het stuk van het iiationaal inkomen, zoo
gelukkig voorbereid door het bovengenoemde rapport,
zal zij voortzetten. De onderzoekingen zullen woi’den uit-

gebreid in de,
,
richting van de nationale boekhouding eii

op den duur ook het nationaal vermogen gaan omvatten.
Intusschen moet hier worden vastgesteld, dat de ont-

plooiing van deze verkzaamheid afhankelijk zal zijn van

de bezetting van het Statistisch Bureau. Als de’Veréenigde,

Naties al te zuinig worden, zal het werk ernstig worden

belemmerd
Voor de Volgend& vergadering der Commissie staan reeds

op de agenda: unificatie van de vervoersstatistieken,

methoden van-berekening van indexcijfers, methoden voor

het verkrijgen van uniformniteit in de fundamenteele

economisch-statistische reeksen, unificatie van gegevens
van de kosten van levensonderhoud en de methoden van bereking dezer gegevens in weinig ontwikkelde streken.

1-let is duidelijk, dat dit prôgram met vele onderwerpen

van niet minder gewicht kan worden aangevuld. –

Dr,Ph. J. IDENBURG.

DE DETAILHANDELSMARGE IN DE

PRIJSPOLITIEK.

De regeling van de detailhandelsmarge door de Over-
heid is voor het bestaan van ca. 150.000 winkelzaken en
voor de welvaart van naar schatting 900.000 personen van
de allergrootste beteekenis. 1-loewel de wijze van prijs-.’
contrôle in de achter ons liggende maanden de hoogte en

de handhaving van de winkeliersmarge op den voorgrond hoef t gebracht, zijn de vraagstukken, betreffende de me-
thode van prijsregeling zeker niet minder belangrijk.

Bruto-winststop.

Reeds in het uitgangspunt onderscheidde de regeling

van de detailhandelsverkoopprijzen zich van de prijsrege-
ling in de andere schakels in het productie- en distributie-‘
proces. Immers, terwijl de Prijzenbeschikking 1940
;
flo.
1,
een algemeene prijzenstop, inhield, werden de door den kleinlandel berekende prijzen hier direct aan onttrokken
door de gelijktijdige afkondiging van de Detailprijzen-

beschikking. Eerstgenoeiwde beschikking verbood het
zonder toestemming berekenen van hoogere prijzen dan
die op’9 Mei 1940 golden. Bezien van het oogpunt van

prijsvormingstechniek werden dus bedragsprijzen vast-
gelegd, evenwel zonder dat in de beschikking zelf geld-
bedragen werden genoemd. Volgens de Detailprijzenbe-

schikking -ëchter mocht elke detaillist zelfstandig zijn
verkoopprijs, die gold op 9-Mei, verhoogen met het bedrag
van de wettelijk toegestane stijging van zijn inkoopsprijs,

waardoor de door de detaillisten op 9 Mei 1940 getoucheerde
marge in geld werd bevroren. Voor de detailhandel is niet
een prijs- maar een bruto-winstmargestop basis van verdere
maatregelen geweest. Er werden dus voor alle artikelen
bedragsmarges vastgelegd, ook weer zonder dat in de-be-
schikking marges in geldbedragen werden genoemd.
De reden van dit verschil in methode is van technischen

aard. Men wilde voorkomen, dat de Overheid werd be-
dolven onder een vloed van verzoeken om prijsverhoogin-
gen door detaillisten.
Echter, misschien bij de uitvaardiging niet bedoeld,
heeft deze wijze van regeling later een andere betekenis
gekregen dan louteren alleen een middel om in eerste in-
stantie vat op de prijzen te kiijgen. Dit blijkt uit de verdere
ontwikkeling -van de prijsiegeling.

Artiheisgewijze, . ierticale prijsregelin gen. –

De Overheid stelde aanvankelijk vooral belang in de
prij.zen van artikelen, welke voor de kosten van levens-
onderhoud van de grootste beteekenis zijn. Voor de af

zonderlijke artikelen of groepen van productie’verwante
goede’ren heeft men voor de verschillende schakels in de keten van producent tot consument prijzen bepaald. Men
zou dit verticale prijsregelingen kunnen noemt en. Doel

186

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 iS’iaart 1947

was hierbij, behalve af te komen van de aan de prijzenstop

inhaerente vaagheid, vooral de kostenstijging in de indus-

trie tot uitdrukking te laten komen. Een zuivere prijs-

stelling in de industrie achtte men klaarblijkelijk voor-

waarde voor verdere regeling.

Dit maakt het begrijpelijk, dat men in deze prijsregelin-

geh betreffende de detailhandelsschakel soms het principe

van de Detâilprijzenbeschikking terugvindt in de formu-

leering, dat de kleinhandel de .geoorloofde inkoopsprijs

slechts met de op 9 Mei 1940 gebruikelijke winstmarge in
geld mag verhoogen.

Dit behoefde echtër nog niet meer te beteekenen dan
dat de Overheid de prijzen van de betreffende artikelen

eerder in den industrieelen sector van de situatie op 9 Mei

lostnaakte en op de kosten baseerde dan in den kleinhandel.

Er zou dan wellicht slechts sprake kunnen zijn van een

fse-verschil.

‘Wanneer men echter in speciale prijsroorschriften

detailhandelsinkoops- en verkoopsprijzen, opslagen in geld

of procenten dan wel kortingen gaat noemen en de hieruit resulteerende marge rechtstreeks ontleend is’ aan de stop-

marge, dan is deze laatste niet- meer een uitgangspunt,

dat zijn beteekenis verliest op het moment, dat de nadere
speciale regeling wordt getroffen, maar wordt de marge op

9 Mei meer dan de prijs op dien datum in industrieele

prijsregelingen mede een bepalenden factor voor de hoogte

van de marge in deze nadere regelingen.

Dat de marges, geldende op 9Mei, zoo langen tijd de hoog-

te van de marges in dedetaillistenprijsregelingen hebben be-
heerscht, is waarschijnlijk toe te schrijven aan de groote

moeilijkheid om in den kleinhandelssector de kosten per
artikel te bepalen. Ook al aanvaardde men, dat de distri-

hutiekosten waren gestegen, hij een artikelsgewijze prijs-

regling moesten, om de wettige marges aaii de toegenomen

kosten aan te passen, de detailhandelskosten van deze
artikelen bekend zijn. Nu zij,n hoogstens de gemiddelde

totale kosten van groepen van ondernemingen bekend..

Een splitsing van deze kosten over de verschillende door
deze oiidernemingen gevoerde artikelen is voor den detail-

handel, tengevolge van practische moeilijkheden, niet

te geven. Dat, wat men bij een systeem van artikels-

gewijze prijsregeling moet weten-, is niet bekend, zoodat
elke verwijdering van cle op 9 Mei geldende marges in
zekeren zin een sprong in het duister wordt:
De genoemde moeilijkheid voerde evenwel tot een niet
in alle opzichten bevredigende situatie. Indien men bij
handhaving van het stelsel van verticale prijsregeling per
artikel voor den detailhandel een afwijkende marge van
die van 9 Mei wilde vaststellen, ontstond het gevaar,

dat deze tot stand zou komen door loven en bieden van
Overheid en bedrijfsleven.
Het leeren kennen van de moeilijkheden is wellicht
oorzaak geweest, dat meii ook op andere wijzen de marges

isgaan regelen. Dit geschiedde niet meer per artikel,
maar men ontwiçrp voorschriften geldende voor alle arti-
kelen in een bepaalde-branche.

Bra ncheregelingen.

Het prihcipe ‘van de brancheregeling bestaat hierin, dat
de kosten van het verhandelen van het totale assortiment
in de betreffende branche basis zijn van de margevast-
stelling.
Op zichzelf lijkt deze basis reëelerdan die van de marges
op 9 Mei, temeer omdat.deze latste basis irreëeler wordt,
naarmate wij ons verder van 9 Mei 1940 verwijderen.

– De vraag .rijst evenwel, of met de margeregeling per
branche de moeilijkheden zijn opgelost. Dit ‘zou inder-
daad het geval zijn, wanneer:
er niet alleen branches zijn te onderscheiden, maar de

samenvoeging van artikelen in bedrijven, welke tot een-zelfde branche worden gerekend, ook overal dezelfde is;
de verhandeling van de tot een bepaalde branche be-hoorende artikelen met dezelfde kosten gepaard gaat;’

er gen kostenverschillen zijn tusschen de tot eenzelfde

branche behoorende handelaren, samenhangend met om-

standigheden als vestigingsplaats, functie e.d. Zou aan deze voorwaarden zijn vôldaan en zouden de

kosten in een bepaalde branche. bijv. 25 pCt. van den

omzet bedragen, dan zou een marge van 25 pCt. voor alle
artikelen voor alle handelaren de kosten dekken. Wenscht

men geen procentuele marge
t
vast te stellen, maar be-

drags-detaillisteninkoops- en ‘ionsumentenprijzen, resp.
opslagen in geld, dan kunnen, wanneer de detaillisten-

inkoopsprijzen bekend zijn, deze prijzen en opslagen worden

berekend.
‘Wij zullen ‘thans hebben te onderzoeken, of deze voor-

waarden in de werkelijkheid worden vervuld en, mocht dit

niet het geval zijn, of hierdoor de methode van de branche-

regeling onbruikbaar wordt.

BranchezuiQerheid.

De eerste voorwaarde betreft de zuiverheid van de.

branchevorming. Worden steeds dezelfde soorten goederen

samengevat? Dit is niet het geval. In dè eerste plaats zijn
er tallooze gemengde bedrijven, welke artikelen voeren,

die tot afzonderlijke branches behooren (kruidenier,

manufacturier, boekhandel-kantoorboekhandel e tc.).

Voorts zijn er geerj scherpe grenslijnen te trekken. 1e

branches vloeien in elkaar over. Er zijn artikelen, welke in
twee of meer branches voorkomen, bijv. poetsartikelen bij

kruidenier, drogist en waterstoker, vleeschwaren bij kruide-

nier en slager. –
Een derde complicatie is, dat detailhandel en ambacht

vaak g’ëcomb’lneerd worden beoefend, bijv.- detaillist in
electrotechnische artikelen met reparatie- en installatie-
bedrijf, rijwielhandel met rijwielstallinig en reparatie.

De vraag, of door deze bontheid de brancheregeling on-

ruikhaar wordt, is moeilijk te beantwoorden, omdat er

vrijwel .geen cijfers beschikbaar zijn.
Voorloopig zal men alleen op grond van hetgeen. eigen

aanschouwing heeft geleerd conclusies kunnen trekken.
Wij hebben nu den indruk, dat bij groote groepen van arti-

kelen tamelijk scherpe branchegrenzen zijn te trekken,
bijv: groenten en fruit, kruidenierswaren, visch, drogisterij-

artikelen, kântoorbenoodigdheden, hoeken. Wel neemt
ook hier de branchevervaging toe, maar het aantal branche-
zuivere bedrijven is toch in vele branches overwegend. In andere bedrijfstakken ligt het echter anders, bijv. bij
ijzerwaren, kleine en groote huishoudelijke artikelen,

verwarmingsartikelen, porcelein’ en aardewerk. Hier levert
het aangeven van branchegrenzen zeker moeilijkheden op.
Het verdient echter ongetwijfeld aanbeveling, ingeval men

voor een bepaalde groep hdrïjven een brancheregeling
zou willen treffen, hieraan een structuiironderzoek te
laten voorafgaan.

Kosten oerschillen.

Met de tweede
11
ierboven genoemdevoorwaarde bedoel-
den wij, dat per f 1 omzet de kosteti.van elk artikel in
een branche gelijk moeten zijn, waarbij wij uitsluitend het

oog hebben op de kosten, verband houdend met den aard
van liet artikel. Brengt dus bijv. ïnhet levensmiddelen-
bedrijf, de verkoop van f 1 losse stroop dezelfde kosten
mee als van f1 pakjes thee?
Dit is niet het geval. Er ‘zijn kostenverschillen, o.a.

doordat de omzetsnelheid en ede verkoopmoeite van de
– artikelen niet gelijk zijn, het ‘ene artikel meer aan mode-

wisseling onderhevi’s dan het andere, de bederflijkheid
verschilt en de aanvullende noodzakelijke service ongelijk

is.
Dit zou van minder heteekenis zijn, wanneer het assorti-
ment van alle bedrijven in een branche hetzelfde zou zijn.
‘Ook dit is niet het geval. Een ,,branche-zuivere” kruide-
niér in Groningen heeft een ander bedrijf dan zijn branche-
zuivere” collega in Limburg. Men kan dan ook eigenlijk
niet spreken van
.,,de kikiidenier,
de
drogist etc.”. Het

5 Maart 1947


ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

187

gevolg hiervan is dat er, wanneer binnen dezelfde branche
de eene onderneming bijv. vooral artikelen voert met

hooge, een andere met lage omzetsnelheid, kostenver-

schillen aanwezig zijn.
In dit geval is het nuttig, tevens op te merken, dat het

niet juist zou zijn uit te gaan van de speciaalzaak. Alleen

wanneer (leze zou overheerschen, kan men dit doen. Is

deze speciaalzaak uitzondering en worden de in zoo’n

zaak vérkochte artikelen overwegend tezamen met andbre

artikèlen gecombineerd, dan geeft een speciaalzaak geen
juist beeld van de verhoudingen van de distributiek6s
ten.

Wat dc derde voorwaarde aangaat het volgende. Oôk
wanneer twee handelaren dezelfde goederen zouden – ver-
koopen en hun omzetsamenstelling gelijk zou zijn, kunnen

er kostenverschillen optreden. Dit als gevolg van verschil

in efficiency, in functie en in vestigingsplaats.
De een zal zijn winkel doelmatiger hebben georganiseerd

dan de ander. Scherper contrôle op de lekkage, grootere

omzet per arbeidskracht en per m
2
verkoopruimte, hoogere

omzetsneïheid, leiden tot kostenverschillen.
Verschil in functie komt in den detailhandel voor, om-

dat bijv. onderscheid is te maken in voorraadhoudende

en niet voorraadhoudende detaillisten (haarden, meubelen).
Voorts, omdat sommige handelaren in coöperatie met
anderen de grossiersfunctie voor een min of meer groot
gedeelte vervullen en in een bepaalde branche sommige

winkeliers thuis bezorgen, andere niet.
De vestigingsplaats leidt tot kostenverschillen, omdat
huur, loon etc. in de diverse gemeenten niet gelijk zijn.
– Tenslotte moet aandacht worden besteed aan de standing
van de zaak. In verschillende branches kent men luxe zaken
en volkszaken. Dit karakter van de zaak houdt verband
met de ligging in een bepaalde straat met hoogere huren,
met meer service, met betere artikelen, met een kostbaar-
der inrichting, met grootere ruimte e.d. Gedeeltelijk zijn
deze factoren in wezen dezelfde als die, welke wij hierboven
noemden, nl. aard van het artikel, functie, vestigings-
plaats. Voor een deel hebben wij hier te maken met zelf-
standige factoren.

Belangrijk is thans vast te .ste1len dat er van artikel
tot artikel en van handelaar tot handelaar kostenverschil-
len zijn.

De vraag is, of dit een branchereeling onmogelijk maak.t.
Het principe van de brancheregeling is, dat de marges worden vastgesteld op basis van de kosten, verbonden aan het verhandelen van een groep artikelen, welke in
den regel gezamenlijk in een bedrijf worden aangetroffen.
Zijn er dus binnen dé branche kostenverschillen, dan zullen
deze moeten worden vastgesteld. Slechts wanneer zou
blijken, dat deze kostenverschillen ônbelangrïjk zijn, zou
men kunnen overwegen er geen rekening mede te houden.
Zou dit wel het geval zijn, dan zou men per branche niet
een uniforme marge, geldend voor alle artikelen en alle’ handelaren, moeten vaststellen, maar gedifferentieerde
marges voor groepen artikelen en groepen handelaren. Noodig zal dan echter zijn, dat de kostenverschillen ok. met nauwkeurigheid moeten kunnen worden vastgesteld.
Dit zal uitermate moeilijk blijken. Het is natuurlijk moge-
lijk te constateeron, dat de kosten in totaal van het eene
bedrijf afwijken van die van een ander. Maar dit is niet,
voldoende. Men zou moeten kunnen vaststellén, welke’
Qorzaken aan deze verschillen ten grondslag liggen en voorts
deze verschillen moeten kunnen meten.
Hoe moeilijk dit is, ziet men al direct voor de kosten,
samenhangend met den aard van het artikel. Reeds de
totale kosten per artikel zijn in den detailhandel niet

bekend. In geen geval kan men de kosten per artikel in
verband met den aard van de goederen isoleeren. Zou dit
wel te meten zijn, dan waren de moeilijkheden, welke wij
hirhoven bespraken ten aanzien van de verticale rege-
lingen per artikel niet gerezen. De hrancheregelingstuit

dus op dezelfdé vraagstukken als welke bij de artikels-

gewijze regelingen naar voren kwamen.

Misschien vormt déze omstandigheid wel de verklaring
voor het feit, dat, wanneer in een bepaalde branche de

methode van de artikelsgewijze regeling reedsingang vond,

men zelden ziet, dat men later tot een brancheregeling is
.

overgegaan.

Wat de kostenverschillen aangaat, rwelke wij in de

tweede plaats noemden, lijkt de situatie iets gunstiger.

Kostenverschillen door efficiencyverschillen behoeven

geen relen tot differentiatie te zijn, mits door aanvullend

overheidsingrijpen de zekerheid bestaat, dat het de minder
doelmatig beheerde bedrïjyen zijn, welke eventueel het

veld ruimen
1).

Kostenverschillen tengevolge van functieverschillen

zijn vast te stellen in die gevallen, waar deze laatste zeer

duidelijk aan den dag treden, zooals bijv. bij den voor-

raadhoudenden en niet-voorraadhoudenden detailhandel.

Bij het onderzoek zal men echter moeten zorgen de te

onderzoeken bedrijven zoodanig te kiezen, dat deze wat

betreft assortiment, vestigingsplaats e.d. vergelijkbaar

zijn.

Voorzoover functieverschillen betrekking hebben op het

geheel of gedeeltélijk overnemen van de grossiersfunctie,
kan men redeneeren, dat men zich moet instellen op de
zuivere detaillistenfuncties, zoodat, mochten er hoogere
kosten zijn, wanneer men ook groothandelsfuncties ver-
vult, de detailhandeismargeregeling hierin niet behoeft
te voorzien.

Ten aanzien van het al of niet bezorgen kan het volgende
worden opgemerkt.. Inbepaaïde branches is thuisbezorgen
regel, o.a. omdat de artikelen door omvang en gewicht

nièt door den klant kunnen worden meegenomen. Zooals
vanzelf spreekt zal dit de kosten van alle detaillisten

beïnvloeden, zoodat een brancheregeling, zich bseerend
op de kosten, automatisch hierin zal voorzien. Anders
is het in die branches, waar een deel van de winkeliers de goederen bezorgt, andern een zgn. loopzaak exploiteeren.

Wanneer men zich op het standpunt kan stellen, dat
bezorgen een luxe is, zou men de prijsregeling kunnen
baseeren op de loopzaken. Winkeliers, die toch wenschen
te bezorgen, zullen dit dan als een door hen gegeven niet
betaalde service moeten beschouwen. Niet in alle gevallen
kan men zich op dit standpunt stellen. O het platteland bijv. is bezorging voor het levensmiddelenbedrijf geen
luxe, maar noodzaak. In principe lijkt een differentiatie
hier dan ook gewenscht. 1-loewel moeilijk, is het mogelijk bij benadering na te gaan, wolken invlôed bezorging op de
kosten heeft.
Aanwijzi’ngen ten aanzien van kostenverschillen len-
gevolge van verschillen in vestigingsplaats zijn eveneens te
verkrijgen. Men dient bij het onderzoek in de verschil-
lende deelen van het land er wel op te letten, dat men
bedrijven kiest, welke ten aanzien van assortiment, functie
etc. vergelijkbaar zijn.
De kwestie yan de uit de Standing van de zaak voort-
vloeiende kostenverschillen is weer veel moeilijker. Zooal
opgemerkt, bestaat er een complex van factoren, dat
deze verschillen veroorzaakt. Exacte gégevens hierover
te verzamelen lijkt ons zeer moeilijk.

SamenQatting en conclusie.

.

.

Onze analyse van de regeling van de detailhandeismarge
in de prijspolitiek bracht naar voren, dat om technische redenen niet een. prijsstop, maar een bruto-vinststoj als

uitgangspunt van de detailhandelsprijsregeling werd ge-
kozen. De op 9 Mei geldende marge is echtergeworden tot
richtsnoer van de later vastgestelde speciale pnijsregelingen
voor den kleinhandel. De oorzaak, dat men dezen factoren
niet de kosten als maatstaf aannam, ligt waarschijnlijk in de
moeilijkheid hij de methode van artikelsgewijze prijsrege-

Zie ook: De prijspolitlek en de detailhandel’ door Ë. A. V.
Vermaas in ,,E.-S.B.” van 6_November 1946.

.

188

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Maart 1947

ling de detailhandeiskosten per artikel te bepalen. Bij een

brancheregeling zou men de meer reëele basis van de

kosten kunnen gebruiken.- In zijn uitwerking stuit deze
methode, behalve op de bezwaren, die zich bij de artikels-
gewijze regelingen voordoen, ook nog op andere moeilijk-

heden. De analyse geeft dus het negatieve resultaat, dat

een in alle opzichten bevredigende methode voor den klein-

handelssector ndg niet is gevonden. Verdere bestudeering

van de structuur van de branches en van de kostenstructuur

in elke branche zal kunnen aangeven, in welke geal1en de
in zijn uitgangspunt ongetwijfeld reëelere brancheregeling

toepassing kan vinden. Een op grootere schaal inschake-

len van de terzake deskundige vakgroepen bij de voor-

bereiding van margeregelingen kan hierbij, naar het mij

voorkomt, groot nut hebben.
Drs C. D. JONGMAN.

VERMOGENSHEFFING OP AFBETALING.

De problemen, samenhangende met de vermogens-

aanwasbelasting en de vermogensheffing ineens, heb-
ben al heel watpennen in beweging gebracht. Prof. Polak

heeft in ,,E.-S.B.” van 3 Juli 1948
1)
verschillende meeningèn

besproken en daarbij één enkel, naar zijn meening door-

slaggevend, argument inhet licht gesteld voor een

heffing ineens zonder uitstel. Dit argument heeft in breeden

kring volledige instemming gevonden. Wij zijn verarhid;

onze staatsschuld wordt niet gedekt door gelijkwaardige

activa en moet daarom zoo,snel. mogelijk vrdwijnen.

Zooals een koopman, die veel meer schulden heeft dan

bezittingen, verstandig doet om ‘zijn schuldeischers een
accoord aan te bieden, zoo is het ook voor den Staat aan
te bevelen zich te ontdon van aflossingsverplichtingen,-

welke een ondraaglijken last vormén. Er is alleen dit ver-
schil, datde Staat geen accoord kan aanbieden aan de

toevallige houders van staatsfondsen, doch op alle burgers,

die er voor in aafimerking komen, een beroep moet doen.

In dit geval dus op degenen, dï een vermogen bezitten.
En, .zooals Prof. Polak terecht opmerkt, daaronder zullen

er zijn, die noch over geld, noch- over geblokkeerd tegoed,
noch over staatsfondsen beschikken, en het lijkt hem niet

eenvoudig, maar zeker mogelijk om hiervoor een oplossing

te vinden. 1-lij doet daarom’ het voorstel om vermogens-
waarden aan den Staat over te dragen of te verpanden..
Dit is inderdaad een oplossing, doch het komt mij

voor, dat er, een eenvoudiger en dus betere regeling is te

vinden. –
De Staat schrijve een gedwongen x pCt. leening uit,
waarin moet worden deelgenomen door alles natuurlijke
personen, die een bepaald vermogen bezitten en tot een
bedrag,dat de Regeering zich als opbrengst van de heffing
had voorgesteld. De nieuwe leening moet niet worden
afgelost op de gewone wijze, doch de obligaties of de in-
schrijving op een grootbôek moeten op naam worden

gesteld en deze vervallen aan den Staat,.zoodra de houder
is overleden. Met andere woorden, de houder ontvangt
door de stbrting van het nominale bedrag geen vordering’
op d-en Staat, doch alleen een recht op x pCt. rente over
het door hem gestorte bedrag gedurende zijn leven. Deze vorm is door mij gekozen, omdat er, met mede-

werking van den Staat, voor den coutribuahele een zeer
eenvoudige mogelijkheid bestaat om de storting voor deze
leening door een ander te laten verrichten. Bij vi’oegere

• uitgiften was het nogal eens gebruikelijk om beleenings-
faciliteiten te verleenen bij •De Nederlandsche Bank.
Deze faciliteit zal bij de onderhavige le’ening niet kunnen
wordentoegestaan, omdat de obligaties of de inschrijvingen
op het grootboek door het overlijden van den houder
plotseling waardeloos kunjien worden. De instellingen die
in dit geval hulp kunnen bieden, zijn de levensverzekering-
– maatschappijen. Zij zijn houdster van enorme bedragen

) ,Vermognsbeffing” door Prof. Dr N. J. Polak in ,,E.-S.B.”
van 3 Juli 1946, no. 1591, 11z. 4-19 e.v.-

aan schatkistproressen en staatsleeningen,’ die aflosbaar

zullen worden.gesteld uit de opbrengst van de nieuwe

leening,en zij zullen dus in staat zijn om haar bestaande

en toekomstige -verzekerden op ruime schaal hulp te ver-

leenen bij het financieren van de aan deze verzekerden

opgelegde aanslagen in de nieuwe leening. –

Indien de aangeslagene reeds over een polis hij één der

bedoelde instellingen beschikt tot een verzekerd bedrag,

dat niet lager is dan zijn aanslag in de nieuwe leening,

is de manipulatie al zeer eenvoudig. 1-Jij verzoekt de be-

trokken instelling de storting van zijn aandeel in de ge-

dwongen leening voor hem te verrichten, terwijl op de

lolis wordt ‘aangeteekend, dat bij overlijden het aldus ge-

storte bedrag in mindering zal worden gebracht op de

uitkeering, terwijl bij uitkeering gedurende het leven de
maatschappij aan haar verplichting zal voldoen door de

betrokken obligaties of inschrijving op het grootboek tot

de daarvoor indertijd gestorte nominale waardein betaling
te geven.

Degenen, die niet of onvoldoende verzekerd zijn en
geen voldoende beschikbare middelen hebben om aan
den stortingsplicht te voldoen, kunnen de beno6digde

verzekering sluiten op dezelfde condities als hiervoiun

omschreven. Mede dit laatste geval bracht mij er toe

om boven dit artikel te plaatsen ,,vermogensheffing
op afbetaling”. Door regelmatige betaling der premie
kan de belastingplichtige aan zijn verplichtingen vol-

doen, zonder dat hij zijn vermogensbestanddeelen behoeft
te realiseeren of te verpanden en zonder het inkomen hier-

uit te moeten derven.

Om ieder misverstand te voorkomen, vestig ik er de
aandacht op, dat bij een aanslag in de gedwongen leening de belastingplichtige dus de keuze heeft tusschen:

dezen aanlag te voldoen uit zijn bezit aan stats-

leeningen, zijn vrij en geblokkeerd tegoed of een deel van
zijn vermogen, hiervoor te realiseeren, waardoor hij – dus
het inkomen hieruit derft, doch daarvoor een levens-

lange rente ontvangt oer het’bedrag van zijn deelneming

in de leening, en

den aanslag te laten voldoen door een levens-

verzekeringmaatschappij, waardoor zijn vermogen in-
tact blijft en hij het inkomen hieruit blijft behouden,
doch waartegenover hij een premie aan de levens-
verzekeringmaatschappij schuldig wordt. Dee laatste
ihcasseert de rente op de verkregen leening en vindt

hierin haar vergoeding voor het ten be

h9eve van den ver-
zekerde aan •den Staat betaalde bedrag. Uit den aard
der zaak kan de belastingplichtige, ook in het onder 1.
genoemde geval zich bij een levensverzekeringmaatschappij
dekken tegen het risico, dat door zijn ‘overlijden de door
hem verkregen leening waârdeloös wordt.

Daar de belastingplichtige voor zijn storting slechts

een levenslange lijfrente ontvangt, zal de reëele waarde,’
van de door hem te verkrijgen obligatie of grootboek-
inschrijving niet hooger zijn dan de.waarde vandie lijf’
rente en lager zijn dan de door hem gestorte nominale

.waarde. Ingeval van financiering door de verzekering-
maatschappijen worden dus de door hen voor verzekerden
gestorte bedragen pas volwaardig bij uitkeering van dén
eindtermijn of bij overlijden en moeten zij daarom van

geregelde premiebetaling verzekerd kunnen zijn. Er zal
dan ook een staatsgarantie moeten zijn, dat in geval
van staking der premiebetaling het verschil tusschen de
nominale en reëele waarde, verminderd met de afkoop-waarde der polis, door den Staat aan de maatschappijen
woidt vergoed, die op zijn beurt hiervoor een aanslag aan

den betrokkene oplegt. – –
Daar de verzekeringmaatschappijen alleen gekeurde
levens verzekeren, zal de Staat aan hen, die om gezond-
heidsredenen worden afgewezen, moeten toestaan om den
hun opgelegden stortingsplicht te voldoen, door betaling
vanhet-verschiltusschen de nominale en reëele waarde

5 Maart 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

van de door hen te verkrijgen obligaties of grootboek-

inschrijving.
Theoretisch is het nog denkbaar, dat de maatschappijen

niet over voldoende middelen beschikken, om aan alle

aanvragen van verzekerden te voldoen. In diV geval kan

door beleeningsfaciliteiten van De Nederlandsche Bank

worden voorzien.
1-let zou niet billijk zijn om aan iederen belasting

plichtige een gelijken aanslag in de gedwongen leening

op te leggen. Een gelijke storting zou immers den jongeren
een langer rente,genot in het vooruitzicht stellen dan aan

de ouderen en deze laatsten zouden dus een zwaardere
heffing ondergaan, omdat in beide gevallen pas bij over-
lijden het gestorte bedrag aan den Staat vervalt. Ik heb

daarom een schaal ontworpen, waarin Voor de leeftijden
van 26 tot 85 jaar is- aangegeven in welke verhouding

ieder aan de leening -zal moeten deelnemen. Daarbij is

uitgegaan van een rentevoet van 3 pCt. en gebruik ge-

maakt van de sterftetafel G.B.M. 1931’40.

26 tot 27
jaar…….
f 4000

42 tot
44
jaar……
f 2.500
27

,,

28

……….
3
.
900

44

,,. 46

……….
‘2.400
28

,,

29

,,..:…,,
3.800

46

,,

48

……….
2
.
300

29

30

…………
3
.
700

48

,,

50

……….
2.200
30

,,

31

,, – ……..3.600

50

,,

52

……….
2.100
31

,,

32

,, ‘;
…….
3.500

52

,,

54

……….
•2.000
32

33

……….3.400

54

,,

56

……….
1.900
33

,; 34

……….
3.300

56

,,

58

……….
1.800
3/,

,,

35

……….
3.
2
00

58

,,

60

……….

1.700
35

,,

313

……….
3
.
100

60

,,

62

……….
1.600
36

,,

37

……….
3.000

62

,,

64

……….
1.500
37

,,

38

……….
2.900

64

,,

67

………..
1.400
38

,,

39

……….
2
.
800

67

,,

71

……….
1.300
39

40

……..

2.700 –

7

1

77

………..
1.200
40

,,

…………..
26
1
30

77

85

– – – – – –
— 1.100
85
jaar
en ouder ..,, 1.000

1-let is natuurlijk bij dit systeem geen bezwaar om de
vrijstellingen en de progressie, welke de Minister zich had

voorgesteld, toe te passen. Ik heb evenwel den indruk,
dat zij bij dit ontwerp geheel of gedeeltelijk overbodig en
ongewenseht zijn. Zelfs bij een zeer gering heffingsper-
centage zal de Staat, reeds het gestelde doel bereiken.
1-let volle profijt van deze leening zal evenwel ge-

leidelijk en eerst na verloop van jaren tot zijn

recht

komen, omdat de rentelast aanvankelijk blijft bestaan

en geleidelijk minder wordt, naarmate de houders van de

leening komen te overlijden. De Staat ontvangt dus zijn
vermogonsheffink voor een deel ineens (de aflossingen

staan onmiddellijk stil) en voor een deel op afbetaling

(de geleidelijk minder wordende rentelast).
Voor den belastingplichtige verloopt de heffing al
bijzonder geruischloos. Afgezien van de moeilijkheid om
vodr de leening het benoodigde bedrag vrij te maken
(welke moeilijkheid hierboven op een elegante wijze is
opgelost), bemerkt hij van de geheele vermogehsheffing
.vrijw’el niets; hij blijft zijn rente-inkomen behouden en
eerst hij zijn overlijden wordt het pijnlijke van de heffing
opehbaar. In werkelijkheid bestaat zijn storting uit twee
deelen, nl. een koopsom voor een levenslange rente en een
vermogensheffing. In de hierboven afgedrukte schaal is

het gedeelte vermogensheffing steeds f1.000 en het
restant: koopsom voor de lijfre’hte..
Bij de uitbetaling der coupons of het uitbetalen der groot-
boekrente zal de betrokken beambte zich ervan moeten
vergewissen, dat de houder nog in leven is. Dit kan voor
obligaties worden bereikt door aan de achterzijde der

coupons een verklaring te laten drukken van nog in leven
zijn; de rechthebbende dient deze verklaring te laten onder-

teekenen door een

ambtenaar van den burgerlijken stand,

alvorens de coiq3on bij een bankinstelling te kunnen ver-
zilveren. V66r remise van de grootboekrente kan inlevering
van een attestatie de vita als eisch worden gesteld. In geval
van overdracht aan vrzekeringmaatschappijen kan van

genoemde eischen worden afgeweken. –
Daar de aflossing dezer leening niet op de normale wijze
plaatsvindt (dooi’ terugbetaling van het geleende bedrag),
dient de Staat kennis te krijgen van het teniet gaan zijner

verplichtingen door -overlijden. Dit zal men bereiken door

-te bepalen: dat de na het overlijden vervallen coupon.of
vervallen grootboekrente slechts wordt uitbetaald (geheel

of gedeeltelijk) tegen overlegging van de obligatie, het
couponblad of het bewij§ van inschrijving. Indien coupons


eenige jaren niet worden aangeboden, kan een onderzoek
worden ingesteld hij het bevolkingsregister, of de betrokken

houder wellicht is overleden. Indien het recht op loo-
pende rente na overlijden op het betrokken stuk staat

aangegeven, zullen de erfgenamen of de behandelende

nQtaris wel voor incasseering en inlevering van de ver-

eischte stukken zorgdragen.
1-let zij mij ten slotte vergund de voordeelen van de
hierboven ontwikkelde heffingsmethode als volgt samen

te vatten:
‘de vermogensheffing kan plaats hebben, zonder dat

– de belastingplichtige in noemenswaardige betalings-

moeilijkheden geraakt;
zij kan snel gëschieden en zonder perceptiekosten

vân .eenige beteekenis, in tegenstelling tot de door

Pof. Polak aanbevolen methode yan uitbesteding
– bij – deskundigen der inlevering of verpanding van

diverse (incourante) vermogenswaarden;
– 8. zij kost den belastingplichtige, die zelf het bedrag van
de leening fourneert, voor zijn gevoel geen direct
offer, daar pas hij zijn ovei’lijden de vermogens

-vermindering realiteit wordt; –
zij geeft den belastingplichtige het voordeel, dat hij zijn rente-inkomen blijft behouden en hij het
betrokken bezit voor de vermogensbelasting ieder
jaar lager kan waardeeren; succesierechten zijn in
het geheel niet verschuldigd;


zij geeft den Staat het voordeel, dat over het rente-

inkomen inkomstenbelasting kan worden blijven
geheven en dat de geheele aflossing der staatsschuld

onmiddellijk uit de begrooting kan verdwijnen;
vooi’zoover van de tusschenkomst der levensverzeke-
ringmaatschappijen gebruik wordt gemaakt, geeft zij
het voordeel, dat de belastingplichtige niet met den
Staat behoeft te onderhandelen over het afstooten
– of verpanden van bezit en dat hij door premiebetaling

de heffing in zeer draaglijke payementen kan voldoen,
waardoor tevens de spaarzaamheid wordt’ bevorderd;

zij geeft de verzekeringmaatschappijen het voordeel,
dat het voor haar verzekerden te financieren bezit
steeds op nominale waarde kan worden. gewaardeerd, omdat koersverlies op deze belegging uitgesloten – is;

zij geeft het voordeel, dat belastingplichtigen, die
op het momeit van heffing wel in staat zijn de ge-
vraagde som te fourneeren, te allen tijde nog in de
gelegenheid zijn om hun leening aan een verzekering-
maatschappij over te dragen, zoodat zonder bezwaar
– andere mogelijkheid .van verkoop of beleening kan

worden uitgesloten.


N. A. BINS.

KERN OF ONDERNEMINGSRAAD.

Wanneer men tot organisatie van het ove’leg in de
onderneming wil geraken, dan doet zich de vraag voor,
of men moet hebben: een college van vertegenwoordigers
van het personeel, dat namens dit personeel bijde leiding

van de onderneming optreedt, dan wel of het gaat om een
orgaan, waarin allen vertegenwoordigd zijn, die in de –
onderneming hun werk vinden, dus alle groepen ‘van

werknemers en de leiding.
De commissie uit de Stichting van den Arbeid, die een
rapport heeft uitgebracht aan deze Stichting omtrent de

samenwerking in de onderneming, heeft deze twe vormen
duidelijk onderscheiden en den naam ,,ke’rn” gebruikt.
voor personeelcommïssies, terwijl zij ondernemingsorganen,
waarin opk de leiding der onderneming zitting heeft, heeft
aangeduid met den naam ;,ondernemingsraad”. Deze nomen-

clatuur wordt hier aangehouden. –

190

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Maart
1947

.Ie ontwikkeling in het buitenland.

Voor het verkrijgen van een juist oordeel omtrent het

hier bedoelde alternatief is het nuttig na te gaan, wat wij

ten deze,uit verschillende landen kunnen leeren.
In- Duitschland werd bij de wet van
1920
voorgeschreven,

dat er in elke onderneming een kern moest zijn. Inde

practijk van het werk dezer . kernen, was de aandacht

geheel gericht op behartiging van de directe materieele

belangen van de arbeiders in de onderneming en van de

arbeidersklasse in het algemeen. Daarbij stond de kern
tegenover de directie, veelal met het grootste wantrouwen

en met een zekere vijandigheid. Hier werd klassestrijd

bedreven.-.-

Hetnazi-régime heeft het kernensysteem gehandhaafd

en ook de niêuwe’wet van de Geallieerden geeft een rege-ling van kernen, dus commissies, waarin uitsluitend werk-
nemersvertegenwoordigers zitting hebben.

De nabuurstaten van Duitschiand: Oostenrijk, Tsjecho-

slowakije,

hongarije en Polen volgen hetzelfde systeem.

De-vorm van ondernemingsraden, waarvan ook deleiding

deel uitmaakt, schijnt daar -niet bekend te zijn. In de democratische landen van West-Europa is dat

andei’s.

In- Engeland werd in
1918
door de Whitley-commissie

de -instelling aanbevolen van ondernemingsraden, waarin

dus werknemersvertegenwoordigers zitting zouden hebben

tezamen met vertegenwoordigers van de leiding. Men was met deze gedachte verre zijn -tijd vooruit. Waar in Engel-
sche ondernemingen een orgaan voor het overleg bestond,

had dit toen nog overal den -kernvorm. En indien in de

jaren na

den vorigen oorlog deze zaak werd aangepakt in
ondernemingen, waar dit tevoren nog niet het geval was,
koos men bok nog bijna steeds den kernvorm

Tijdens den tweeden wereldoorlog echter is de gedachte
van de Whitley-commissie weer met volle kracht naar

voren gekomen.en heeft zij het pleit gewonnen. De doel-

stelling der ,,joint committees”, die in deze jaren een
groote vlucht namen, was in de eerste plaats, om doorge-
zamenlijke inspanning en het op juiste wijze inschakelen
van aller krachten te komen tot een zoo groot mogelijke
bijdrage tot het winnen van den oorlog. Het is duidelijk,

dat hier geen controverse op den voorgrond stond, zooals
in Duitschland, maar integendeel de zin voor samenwerking.
Niet alleen in Engeland is de ,,joint committee” (onder-
nemingsraadvorm) geheel op den voorgrond gekomen,
doch het Engelsche voorbeeld is tijdens dei oorlog en ook
daarna, gevolgd in de dominions, in de Vereenigde Staten
en7 in Noorwegen en -Zweden. En zelfs in Frankrijk,waar

krachtens-de wetten van
1936
en
1941
kernen algemeen
voorgeschreven waren, is men overgegaan tot het systeem der ondernemingsraden, ‘die bij de wet van
1945
verplicht

zijn voorgeschreven. –

Doelstelling bepalend yoor den Qor,n ,der samenwerking

De keuze tusschen het alternatief kern of ondernemings-
raad, wordt in sterke mate bepaald door de doelstelling.
De vraag, wat men met het overleg wil bereiken en

hoe men dat denkt te kunnen bereiken, is hier van
groot belang.
In vroeger jaren stond de eisch van medezeggenschap
der arbeiders voorop. Men wilde hpt vrije beschikkingsrecht
der ondernemers doorbréken door aac de arbeiders in de
onderneming macht te geven tegenover den ondernemer.
Men hoopte uiteraard

, dat de werkgever eieren voor hun geld zouden kiezen, maar ‘deden ze dat niet, dan zouden de kernen hun taak verrichten dwars tegeri de wenschen
van de leiding in. In het bijzonder in Duitchland-vas dan
ook de controverse tusschen kern en leiding dikwijls zeer

scherp.

Van deze medezeggenschap is in de vooroorlogsche jaren
in het algemeen maar weinig terecht gekomen. Het werd
duidelijk, – dat het verleenen van ,,medezeggenschap”

aan de wei’knemers in de onderneming niet het geschikte

middel was ter beperking van de vrijheid der ondernemers.

Het probleem der medezeggenschap in de onderneming

had daardoor in de dertiger jaren veel van zijn actualiteit

verloren; de aandacht werd weeleer gericht op medezeggen-

schap in grooter verband, bedrijfstakgewijze, gelijk dit

ook thans, en terecht, in ons land het geval is.

Doch ook om andere redenen werd veelal een orgaan
van de werknemers in de ondernemingen gewenscht nl.
voor het toezicht op de juiste naleving van de coltectieve

contracten betreffende de bonen en andere -arbeidsvoor-

waarden, welke door. de vakorganisaties waren afgesloten.

Indien de werkgever het met deze C.A.O.’s niet al te
nauw nam, dan zou dat orgaan kunnen opkomen voor de
rechten der arbeiders, en wanneer de interpretaties en de

wijz
.
e van toepassing van de gestelde regels door den werk-

gever niet in het belang waren van de arbeiders, dan zou

dat orgaan daarover met den werkgever in onderhande-

ling kunnen treen.

Ook deze functie kon echter de kernen niet tot bloeien-
de organen in de ondernemingen maken, want hier gaf

steeds weer de verhouding van de kernen tot de vak-
organisaties moeilijkheden. De kernen hadden telkens de

neiging geheel onafhankelijk te zijn van de ‘vakorgani-

saties, hetgeen den werkgevers veelal zeer aangenaam was.

De vakorganisatids wenschten dit echter allerminst,

daar immers de kernen toezagen op de uitvoering van de
door hen overeengekomen bepalingen en zij uiteraard

overde wijze van toepassing daarvan mee wilden praten.

De op deze wijze geschapen toestand b’evredigde dan ook

meestal niet en veelal werden de commissies van ver-
tegenwoordigers van de werknemers in de onderneming
vervangen door vertegenwoordigers van de vakorgani-

saties, die in plaats van de kernen werden belast met het

toezicht op de naleving van de collectieve contracten.

Deze organisatievorm heeft vooral in Engeland algemeen
ingang gevonden: iedere onderneming heeft zijn ,,,shop-

stewards”, de vertegenwoordigers

der vakbonden in de
onderneming.

Wa’nneer het directe doel is,.het verleenen van het’recht

van medezeggenschap en macht aan de arbeiders, waar-

door het orgaan tegenover den ondernemer komt te staan
;

of wanneer slechts toezicht op de naleving der contracten
beoogd wordt, vaai’door het orgaan alleen een passieve
critische functie héeft, dan ligt het voor de hand, dat men
den kernvorm kiest. 1-her zou eeri ondernemingsraad zin-
loos zijn.

– Indien er geen andere doeleinden waren in dit verband,
dan zou het geheele probleem van het overleg in de onder-
– neming van zeer gering belang zijn. Bij de keuze tusschen
– kern en ondernemingsraad zou dan de kernvorm ge-
nomen behooren te worden, maar deze kernen zouden
toch, blijkens het bovenstaande, wel ween’ een mislukking

blijken te zijn.
Er is echter een ander doel. Het uitgangspunt daarbij is,
dat een zeer belangrijk deel van het leven van den mensch
‘in beslag wordt genomen door’zijn werk —waarmeehij in
het levensonderhoud van zichzelf en de zijnen voorziet,
maar waardoor hij ook goederen en waarden helpt tot stand
brengen, die nuttig zijn voor anderen—zijn werk, dat hij in

een bepaalde, vaste omgeving, tezamen met, anderen
verricht. Eén derde van het leven van bijna ieder van ons
– bestaat, uit dat werk. Het gaat er nu niet alleen om, dat de verdiensten zoo zullen’ zijn, dat de menschen in

die

andere twee derde van hun leven het redelijk goed zullen hebben, maar evenzeer is van belang, dat het deel van het • leven, waarin wordt gewerkt, zoo goed mogelijk zal zijn.

Daartoe is noodig, dat de mensch-weet samen te werken
met de anderen, dat hij zijn functie in de gemeenschap,

die de onderneming vormt, op juiste wijze veryult. Daar-
toe is ook noodig, dat hij weet, waarvoor hij werkt; dat
hij inzicht heeft in de betnekenis van zijn vek; dat hij
,
zich mede-verantwoordelijk weet voor het ‘gezamenlijk

5 Maart 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

191

product en dat hij ook inderdaad zooveel mogelijk ver-

antwoordelijkheid draagt.
Stellig ligt in de lijn dezer gedachtengang,’ dat liet ge-

wenscht is, dat ieder meeleeft en meedenkt hij het geza-

menlijk werk en dat liet star autoritaire régime, dat nog in sterke mate in het bedrijfsleven bes1aat in democra-

tischen zin wordt gewijzigd; voorzoover dit mogelijk is;

hierbij past zeer zeke’r een grooVe mate van .medezeggen

schap. Maar deze medezeggenschap past in dezen gedachten-

gang alléén, indien zij gebaseerd is op den wiltot samen-

werken en op onderling begrip en vertrouwen.
Indien men dit laatste fundamenteel acht, dan is daar-
mee een nieuw doèl gesteld vôor het orgaan in de onder-
neming: het bevorderen van onderling begrip en ver-

trouwen hij allen, die in de onderneming hun werk vinden,

ter verhooging van de arbeidsvreugde en het resultaat
van het gezan’ienlijk werk. Dan gaat het hier dus vooral
om geiamenlijk overleg.’ In dat geval ligt het voor de

hand, dat de keuze valt, niet op den kernvrm, doch ôp
den o’ndernemingsraad, waarin allen vertegenwooi’digd

zijn: de directie’ der onderneming dn het peroone’el,

afdeelitgchefs en’ employé’s, bazen en arbeiders. –

De onuvikkeling in Nederland.

Bezin wij tenslotte’ nog in dit verband de historische
ontwikkeling in Nederland

De vorm der ondernemingsraden is in Nederland in
de practijk hog nauwelijks bekend, doch het instituut der
kernen, die regelmatig contact hebben met de directie, is
hier vrij algemeen verbreid. Reeds in 1878 zijn in Neder-land de eerste kernen opgericht door van Marken in Delft
en Stork in Ilengelo. 1-Jet initiatief hiertôe ging geheel uit
van de werkgevers; er was toen in Nederland nog nauwe-
lijks sprake van een arbeidersbeweging; de arbeiders
hadden nog geen eigen leiders, geen eigen program, zij
hadden als arbeiders nog geen duidelijke eigen verlangens.
De bedoeling van deze werkgevers was, hen op te trekken
tot een hooger plan en daartoe wilden zij overleg. Deze
oorspronkelijke hoogstaande doelstelling heeft op het
kernwezen van ‘ater jaren in Nederland een goeden in-
vloed uitgeoefend, zij het ook, dat stellig ook vele motieven
van minddre kwaliteit zich hebberi doen gelden.
Doordat de vakorganisaties in Nederland nimmer op

praegnante wijze den eisch van medezeggenschap in de
onderneming hebben gesteld, is de strijd tusschen de
maatschappelijkeklassen, die in deze eeuw heeft gewoed,
in veel geringere matebepalend geweet voor het karakter
van de kernen, dan dit .bijv. in Duitschland het geval is
gev’eest..

– Deze twee factoren – de goede oorsprong en het ont-
breken van een scherpe machtsstrijd – hebben er toe bij-
gedragen, dat in Nederland, tus’schen kern en directie in
het verleden in vele gevallen een overleg heeft plaats. gehad, dat – al was- het ‘meestal weinig omvattend en
niet al te belangrijk -. toch gekenmerkt werd door weder-
zijdschen goeden wil en opbouwend genoemd kon worden.
En dit is thans stellig ook ht geval.
Hierdooi’ wordt ten volle verklaard, dat zij, die het
kernwerk in den goeden zin.des woords in de practijk in
Nederland kennen, soms van oordeel zijn, dat het onder-
scheid tusschen kern en . ondernemingsraad niet van
veel beteekenis is.’ ‘Wat betreft de ondernemingen, waar
geleidelijk het o?erleg tussehen kern en leiding op boven-
bedoelde wijze is gegi’oeid, is dat niet gehèel onjuist.
liet is stellig ook op die manier mogelijk, Jets goeds te,
bereiken.
– –

Maar het.wezen en het doel van het overleg in de onder-neming, het wezen ook van de onderneming zelf als werk-
gemeenschap, komen beslist veel beter tot uitdrukking
in denvorm van overleg, die hier aangeduid is met het
woord ondernemingsraad. Wanneer het overleg ‘in dien
vorm wordt gegoten, dan zal de vorm niet nalaten een ‘oede,i invloed uit te’ oefénen op dt overlég zelf. Niet

voor niets hebben de Angelsaksische en de Scandinavische

landen een duidelijke keuze gemaakt.

GEVERS DEYNOOT.

DE BEREKENINGEN VAN HET NATIONAAL

INKOMEN VAN BELGIË,

De economische literatuur van de afgeloopen tien jaren

deed het belang uitkomen van de berekening van het

nationaal inkomen van een land voor al de vertakkingen
van de economische wetenschap. Zoowel de historische,
de theoretische (economische dynamica) als de normatieve
branche (fiscale en financieele politiek) maakten gretig

gebruik van de bestaande gegevens. Nieuwe uitgebreide

‘reeksen werden door de statistici volgens uniforme en ver-
fijnde riîethodés opgesteld en regelmatig aangevuld. Ook

het zakenleven en de Overheid begrepen liet nut van ‘de

in kwestie zijnde statistieken. In verschillende landen

werden speciale onderzoekcommissies met berekeningen
in dien zin belast. , –

Tot een uitgebreide officieele publicatie kwam het in

België nog niet: Al hetgeen hier aan gegevens over het nationaal inkomen bestaat, is te danken aan het privaat
initiatief. Schatters waren er in den beginne niet tekort.

L.

Hubert schatte het nationaal inkomen van België in
1906 op 5 milliard goudfrank
1),
Van de Vorst in 1911 op
6 milliard gfr., Gini in 1914 op 7 4 7,5 milliard gfr. en P.
Wauwermans opG miljard gfr., voor hetzelfde jaar. De
aanhaling van deze cijfers geschiedt nochtans ‘onder’ ruim

voorbehoud, want de berekening geschiedde ieer oper-
vlakkig. Meestal werd het nationaal inkomen door een

eenvoudige bewerking van de schatting van het nationaal
vermogen afgeleid. ‘1-let eerste, ietwat ernstig gefundeerd
bedrag leverde Ch. Clavier. In 1919 schatte hij het natio-
naal inkomen voor 1913 op 5,8 milliard gfr. Prof. Baudhuin

vond dit cijfer nog ,te laag. hij kwam in 1924 tot het be-sluit, dat het nationaal inkomen voor 1913 ongeveer 6,5
milliard gfr. zou hebben bedragen.

De aangehaalde cijfers onderling vergelijken en er eenige
conclusie aan vastknoopenlijkt zeer gewaagd. De techniek
van de berekening was in dien tijd nog te weinig gevorderd
om uit de resultaten ernstige deducties te kunnen maken.
+ Daarbij maakt de verscheidenheid van de schatters en de
door hen ge’olgde methode iedere vergelijking haast on-
mogelijk.

Volledigheidshalve’ zij nog vermeld, dat Prof. Baucihuin
• in 1926 het nationaal inkomen berekende voor 1846 en
1895. I’Iij yerkreeg respectievelijk 1,16 en 3,28 milliard gfr.
De aangehaalde bronnen zijn nochtans zoo schaarsch, dat
• genoemde bedragenslechts op eenig historisch belang aan-
spraakkunnen maken. Maar hiermedewerd de voornaamste,
zoo niet de eenige, auteur genoemd, die zich na den oorlog
1914-18 met de berekening van het nationaal inkomen
van België zou bezighouden.
Inderdaad, buiten de schattingen van E. Mahaim vci’or
920 (17 milliard gfr.) en 1922 (20 milliard gfr.) en die
– ‘an C. Gini voor 1923 (7 a 7,5 milliard gfr.), bestaat er niets
• anders dan de gegevens van Prof. Baudhuin. De reeks’,

die hieronder is afgedrukt en, die uit de. publicaties van ge-
noemden auteur w&d samengesteld, is weliswaar onvolledig.
Prof. Baudhuin levei’de van 1913 tot 1939 slechts negen
volledige resultaten. Verder moest wegens gebrek aan sta-
tistisch materiaal dikwijls tot bloote ramingen worden over-
gegaan en werd enkel gepoogd het nationaal inkomen te
meten in de phase van de verdeeling. Van de totale produc– tie en het verbruik, laat staan van hun thans zoo belangrijke
componenten (productie van duurzame, semi- en niet-
duurzame verbruiksgoederen, de totale investeeringen met
hun componenten, enz.) wordt geen melding gemaakt.
Alleen de totale besparingén worden van tijd tot tijd

‘)-
1 goudfr, = 0,290323 g’r. fijn.

r

192

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Maart 1947

aangegeven. De gegevens hebben ‘nochtans het voordeel

steeds volgens dezelfde methode (de directe) te zijn samen-
gesteld, hetgeen hun ierge1ijkbaarheid aanzienlijk verhoogt

en tevens toelaat met de noodige zekerheid verder te rede-
neeren. De ambitie van Prof. Baudhuin reikte niet verder

dan af en toe het inkomen te berekenen, dat gedurende

een jaar aan elk van de in Belgisch bezit zijnde productie-
factoren was te beurt gevallen. 1-Jij streefde er naar,
na een verloop van jaren, een statistische reeks op te

bouwen, waaruit enkele gevolgtrekkingen voor het econo-
misch gebeuran van dit land zouden kunnen worden

gemaakt. 1-let dient te worden gezegd, dat dit resultaat
werkelijk werd bereikt: –

hier volgen dan de gegevens voör het totale inkomen.

TABEL
1.

Nationaal inkomen aan België aolgens Prof. Baudhuin.

(in milliarden francs) ‘)

1846

………………….
1,2
1895

…………………..
33
1913

…………………..
6,5
1924

…………………..
31,0
-4927

………………….
48,6
1930

………………….
68,5
1932

………………….
50,0
1934

………………….
49,7
1936
:
………..
……….
59,8
1937

………………….
65,3
1938

…………..
. ……..

65,2

‘) De cijfers voor 1846, P1895 en 1913 geven goudfrancs aan;
voor 1924 en verder: papierfrancs.

Uit deze reeks alléén kan, g’zien de sterke schommelin-

gen van de waarde van de Belgische munteenheid t
ussch
en
r

de twee oorlogen, geèn enkele ernstige gevolgtrekking
voor het reëele inkomen noch voor een eventueele verge-

lijking met het volksinkomen van andere landen worden
gemaakt.

Om de gegevens internationaal vergelijkbaar te maken,
-wordt het nationaal inkomen van een land dikwijls uit-

gedrukt in goudprijzen. Hoe weinig steekhoudend deze

omzetting voor België uitvalt, moge blijken uit onder-
staande tabel.

TABEL
II.

.

Nationaal inkomen aan België in goudfrancs aan
1913.

in milliarden
index
per hoofd in
1913
=
100
goudfrancs

1913

..
6,5
100 850
1924

.
7,4
114
907
.
1927

….
7,0
108
/

883
1930
9,9

152

.
1.219
1932


7,2
1’11
877
1934

. . . .
7,2
110
865 1936

….
6,2
96
746
1937

. . .
6,8
104 812 1938

t

6,8
104
808

nationale vergelijking van het Belgisch nationaal inkomen

zou kunnen worden gebruikt. De cijfers voor 1927 (na
de stabilisatie van 1925) en voor 1936 (juist na de deva-
luatie van Maart 1985) leveren hiervan het beste bewijs.

Een meer aannemelijke basis lijkt, zoowel a priori als

door het naslaan van de verkrégen uitslagen, de index
van de kleinhandeisprijzen of van de levensduurte te zijn.

TABEL
III.

Reëel nationaal inkomen aan België op basis aan den index
aaJn de kleinhandelsprijzen(1913 = 100).

in milliarden

index

per hoofd in
1)

1913 = 100

francs

1918

. . . .
6,5
100
850 1924

….
6,0 92
‘783
1927

..
. .
6,2
.

95
779
1930

.
..
.
7,8
.

120
968 1932

.
..
.
6,9
107 845
1934

….
7,4
115 902 1936

….
8,7
134 1.049

1937

. . . .
8,9
136
1.062
1938-
….
8,6′
132
1.021

‘)
Dc
aangegeven bedragen werden bekomen door cle cijfers van
tabel
1
te vermenigvuldigen met 10
0
en te deden door den offi-
deden index van de kleinhandclsprijzen.

Op 25 jaar valt aldus een stijging van 32 pCt. te notee-

ren. Het cijfer van 1938 is nog 8 pCt. hooger dan dit van

1930 (laatste bloeijaar). De resultaten van na 1935 (deva-
luatie) zijn overigens allen hooger dan die voor 1930. Het
reëel nationaal inkomen per hoofd steeg op een kwart

eeuw met ongeveer 12 pCt., nadat het in 1924 aanzienlijk
was gedaald en nog in 1927 lager lag dan in 1913. Met
de voorspoedjaren (1928-’30) werd voor hel eerst weer
t

het peil van 1913 bereikt en in 1980 met 14 pCt. overschre-

den. De crisis (1931-’34) bracht het inkomen per hoofd

terug op zijn vooroorlogsch niveau. Na de devaluatie van
1935 bereikte het zijn hoogtepunt in 1937. Op het resultaat

van 1938 is de weerslag van den onzekeren internationalen
toestand reeds waar te nemen.

Sinds 1938 bestaat er geen enkele berekening ‘van het
nationaal inkomen meer. Prof. Baudhuin geaagde . nog

wel van enkele cijfers (1939 : 65,2 milliard frcs.; 1941 : 46
milliard frcs.; 1943 : 55 milliard frcs.), maar veel belang
hechtte hij er blijkbaar zelf niet aan. Voor het jaar 1946

werd in het Parlement en in de pers een nationaal inko-

men genoemd, gaande van 150 naar 160 milliard frcs. De
simplistische redeneering, ‘waardoor die bedragen werden
verkregen, springt in het oog. Het nationaal inkomen 1938

is 65 milliard frcs. Op basis 1938 = 100 bedroeg de index

van de productie voor 1946 ongeveer 80 en vân de prijzen
ongeveer 800. Een eenvoudige vermnigvuldiging 65
x
“3 x 0,8 geeft ongeveer het aangehaalde resultaat. –

Op dit oogenblik wordt er npchtans ernstig gewerkt om
onze statistische gegevens in zake het nationaal inkomen

volledig bij te werken. Het tijdschrift van het Nationaal
Instituut voor de Statistiek
2)
deelt hieromtrent interes-
sante bijzonderheden mede.

Reeds in 1943 werd door den Centralen Dienst voôr de

Statistiek, thans Natioliaal Instituut voor de Statistiek,
het plan opgevat een gedetailleerde en betrouwbare statis-
tiek van de inkomstenbelastingen op te zetten, deels met
het oog op de berekening van het nationaal inkomen vol-gens de subjectieve methode. De oorlogsomstandigheden

hadden er schuld aan, dat het werk tijdelijk moest worden
stopgezet. Na de bevrijding werd het weer opgenomen.
De afdeeling ,,Statistieken der openbare financiën” van
het Nationaal Instituut voor de Statistiek werkt thans
aan een verslag over de berekening van het nationaal in-
komen van België in het a1emeeS en voert een brekening

2)
,,Stuclie over het opzetten eener statistiek der in de mobili6n-
belasting, de bedrijfshelasting, de nationale crisisbelasting en in de
aanvullende personeele belasting aangeslagen inkomsten en van
rendement dezer belastingen” door E.
R.
van der Aain,,,Statistisch
Bulletin”, 32e jaargang, September/October 1946, blz. 835-857.

Op een kwarteeuv – tuschen’1913 en 1938 – zou
het dus met 4 pCt. zijn gestegen, na in 1936 met 4 pCt. te zijn gedaald. Het inkomen per hoofd zou aanzienlijk
zijn verminderd!

Volgens indexcijfers op basis 1924 = 100 zou het

nationaal inkomen, uitgedrukt in goudprijzen, respectieve-
lijk hebben bedragen:

1918

… ………….. ….’.

88
1930

………………….134
1938

………………….92

Voor deze rnathematische bewerkingen’ dient een ruim
voorbehoud te worden gemaakt. De waarde van de Bel-
gisch munt was, zooals gezegd, tegenover .het goud tus-
schen d6 twee oorlogen aan al .te hevige schommelingen
onderhevig, dan dat de goudbasis als middel vobr inter-

5 Maart 1947

I
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

193

uit voor het jaar 1944 volgens de subjectieve methode.
Anderzijds leverde steller van het aangehaalde artikel

een verslag in bij den Secretaris-Generaal van het Ministerie

van Econpmische Zaken, dat o.a. handelde over het op-

stellen van een periodieke statistiek van het Belgisch

nationaal inkomen. Positieve resultaten werden tot hier-

toe nbg niet gepubliceerd, maar worden beloofd voor de

eerstvolgende nummers van het Statistisch Bulletin. Zij

worden zoowel door het bedrijfsleven als door de politieke

en wetenschappelijke wereld met gewettigde belangstel-

ling tegemoet gezien
3).

VICTOR VAN ROMPUY.
Leuven,
1
Januari 1947.

Lic. Econ. Wetensch.

) Voor bibliografische nota’s, nadere gegevens nopens cle samen-
stelling van liet nationaal inkomen van Belgil volgens enkele aan-
gehaalde auteurs-de statistische methode en bronnen door hen
gebruikt, raadplege men een studie in liet Statistisch Bulletin, ver-
schenen na de voltooiing van dit artikel onder den titel ,,Studies
over het nationaal inkomen”, December
1966, hlz. 1113-1127.

INEONDEN STUKKEN.

lIET IIARAI.(TER DER HUIDIGE BI6DRIJF80RGAMSATIE.

Dr Th. van Luytelaer schrijft ons:
In ,,E.-S.B.” van 27 No.’emher 1946 houdt Mr J: van
Wulfften Palthe een betoog ten gunste der Woltersomsche
hedrijfsorganisatie die, door de na de bevrijding toegepaste
zuiveringsmaatregelen, weer zou zijn geworden ,,éen

belangenorganisatie van privaatrechtelijken aard, welis-
w’aar overgoten met een publiekrechtelijk tintje in den vorm
van een voor iedere onderneming verplichte aanmelding
.voor het lidmaatschap, maar voor het overige meer de

kenmei’ken vertoonende van een privaatrechtelijke ver-

eeniging dan van een publiekrechtelijk lichaam van beroep
of bedrijf, gelijk dit in de Grondwet was voorzien”.
De ‘schrijver rri’aakt zelf toch ook melding van haar
vitium originis: het feit, dat zij niet ontstaan is uit den
vrijen wil van het bedrijfsleven, maar van bovenaf is op-
gelegd. Het is misschien mede een kwestiê van sentiment,

hoe men d’e bedrijforganisatie in haar huidigen vorm wil
bezien. Zij moe dan in sommige opzichten nu wel wat
lijken
op eeA belangenorganisatie van privaatrechtelijken
aard, er is toch al dadelijk het feit, dat zij nog steeds door
de Overheid verplicht is voorgeschreven en dat het ver-
plicht lidmaatschap strijdig is met Nederlandschen aard
en democratie.
Ditzelfde is evenzeer het geval met de vereischte goed-
keui’ing der begrootingen van de hoofdgroepen en de be-
noeming van haar voorzitters en die der bedrijfsgroepen
door de Overheid, de goedkeuring van de begrootingen
der lagere organisaties en de bendeming van haar voor-
zitters door de voorzitters derhoogere organisaties. Het
dagelijksch bestuur moge dan in de plaats van den voor-
zitter zijn gekomen en er moge zijn nagegaan, of de bestu-
i’en het vertrouwen der leden genoten, en representatief
waren – waal’bij het misschien wel,eens moeilijk is ge-
weest ,,neen.’ te zeggen -‘ gelukkig is de schrijver zelf
ook van meening, dat, althans ten aanzien van benoeming. en berooting, het beginsel van hiërarchie kan verdwijnen.
Wij
,
zouden zeggen: moet verdwijnen, evenals het verplicIt
lidmaatschap, waarvan w’ij de door den schrijver genoemde
rechtvaardigheidsgrond (steeds inwinnen van advies door
de Ovei’heid, waarin deze trouwens, ook volgens den schrij-ver, tekort schiet) principiëel onvoldoende achten. Vereeni-
gingsvrijheid is een grondwettelijk recht.
Wat de begrootingen betreft, kan niet alleen bezwaar.
worden gemaakt tegen de hiërarchische goedkeuring, doch
ook tegen het feit, dat er, althans buiten den kring der
eigen groep en haar rand van bijstand, in feite ook geen
openbaarheid van begrooting en rekening is, maar wel de
hoogere organisaities de lagere jaarlijks een verplichte
bijdrage opleggen.
• De schrijver vermeldt, dat er wordt geklaagd, minder

over de groepeering bij de totstpndkoming dan over het

feit, dat de organisatie topzwaar moet worden geacht.
1-let lijkt ons, dat zij niet alleèn zeer topzWaar maar ook

verstard is. Er zullen inderdaad vel groepen zijn, die
alleen een voortzetting vormen van de vroeger bestaande

vereenigingen; maar er zijn er ook, die daarvan een nutte-

boze doublure zijn,,.die slechts tijd en geld kst, en anderen,

die door de verplichte aanmelding hun ledental met hon-
derdtallen niet-gelïjkwaardigen zagen toenemen. Een

goede aansporing tot verbetering en vereenvoudiging zou

zijn het Nederlandsche bedrijfsleven opgave te verschaffen

van den zeker niet geringen financieelen last, die het ge-
heele omvangrijke apparaat jaarlijks ,op zijn schoudei’s
legt, van de dikwijls hooge kosten van vaak veelvuldig
lidmaatschap met problematiek nut en van Aiet aantal

functionarissen der organisaties. Ook’om vereenvoudiging

en versobering te kunnen nastreven zou opheffing van het

verplicht lidmaatschap en de indertijd voorgeschreven

groe’peering ,,â outrance” gewenscht zijn. Met andere
woorden: terugkeer naar vrije organisaties, ap welke niet,

zooals op de huidige hedrijfsorganisatie, de vloek van
haar geboorte rust. –

Mr Ir A. W. Quint schrijft ons:

In ,,E.S.B.” van 27 November 1946 teekent Mr van
Wulfften Palthe de Woltersomorganen in hun huidigen
vorm als belangenorganisaties van privaatrechtelijken

aard, overgoten met een publiekrechtelijk tintje in den
vorrh van het verplichte lidmaatschap. 1-Jij is met dezen toestand blijkbaar zeer ingenomen en acht de groepen in
staat op doeltreffende wijze
,
de voorkomende belangen van
het bedrijfsleven te behartigen, zelfs beter. . . . dan een
vrije organisatie”.

De dooi’ den schrijver ei’kende belangrijke beperking van de vereenigingsvrijheid acht hij aanvaardbaar, mits
de Overheid dan ook de groepen als haar uitsluitende
adviseurs van het bedrijfsleven beschouwt ..Bovendien,

zoo argumenteert hij, zijn vele, groepen een voortzetting
van de vroeger bestaande vereenigingen, dus waar maken deze laatste zich eigenlijk di’uk over?

Mi. wordt hier een beeld geteekend, dat in de praktijk
niet bestaat. Er is een algemeen streven der vroegere
vereenigingen waar te nemen om weer haar plaats in te

nemen. Dit streve,n is zeer begrijpelijk. Men beschouwt
de in den bezettingstijd plaatsgegrepen liquidatie van prac-

tisch alle werkgevers- en werknemersvereenigingen als
onrecht en vraagt dus om rechtshei’stel. Slechts in bepaalde
kringen van middenstand en ambacht schijnt men aan-
vankelijk anders te hebben gedacht en mde Woltersom-
Organisatie te hebben willen berusten; dit laatste houdt

verband friet het dikwijls w’einig representatieve karakter
dier vereenigingen. Doch ook dan zijn duidelijk symptomen
van een wil tot herrijzing waar te nemen. En niet alleen
.dat dit geschiedt als maatregel van rechtsherstel, ook in

verband met de komende bedrijfsorganisatie, die immers
•gebaseerdzal zijn op vrije vereenigingen als onderbouw, is
,

het bestaan dezer vereenigingen ‘dringend noodzakelijk.

En, zoo ontstaat hier een eenigszins merkwaardig
schouwspel, doordat in menigen bedrijfstak naast de groe-
pen weder de vereenigingen getreden zijn. Men krijgt aldus
onvermijdelijk doublures. Men kan nu wel betoogen, dat die vereenigingen op sociaal gebied moeten blijven (een
gebied, dat voor de Woltersom-organen steeds taboe is ‘geweest) en dat de groepen daarnaast hun economische
taak kunnen voortzetten, doch de natuur blijkt sterker
‘dan de leer. Met andere woorden de ,,vrije” vereenigingen
willen zich veelvuldig ook weer op economisch gebied gaan
bwegen. In vele gevallen weet de practijk zich te redden,
met name indien de secretariatep zijn gecombineerd. Er
kan dan intei’n een zekere werkverdeelïng worden toege-past, waarbij in het algémeen het contact met de Overheid en de uitvoering van de door haar opgedragen taken (men

194

ECÖNOMISCH-STATISTISCHE. BERICHTEN

5 Maart 1947

denke aan distributiemaatregelen) hij de groepen blijft
berusten.

Bevredigeird is deze oplossing in tussclien. ongetwijfeld

niet,’al was het alleen maar, dat de leden nu dubbel con

trihutié moeten betalen. Buitendien zijn ei gevallen, waar

de verhouding tusschen vereenigingen en groepen yan

minder aangenamen aard is en waar dan ook geschillen
voorkomen, die tot bij den rechter moeten worden uitg&

vochten. Het is mede to te schrijven aan dQn moeizamen

weg nar de uiteindelijke bedrijfsorgaiiisatie, dat de over-
gangstijd met zijn halfslachtigen toestand langer duurt dan
algeneen werd aangenomen. Van vele kanten is reeds

aangedrongen op liquidatie der Woltersom-organen. De

Overheid is hier echter niet in willen treden, omdat zij ook

thans nog prijs stelt op organen, die representatief zijn voor

een bepaalden sector van het bedrijfsleven. Men zou hier-

mede kunnen instemmen, mits dan ook in de gevalleh,
dat representatievevereenigingen herrezen zijn, de corres-

pondeerende groep zou worden opgeheven, terwijl voor het
overige het streven zal moeten zijn, om de oude vereënigin-

gen zooveel mogelijk in te schakelen, liet is wel zeer onge-

wenscht, dat groepen thans nog gebruik (lees: misbruik)
zoudeh maken ‘an monopolistische bevoegdheden, hun op

instigatie van den bezetter toegekend. Dit gaat. in tegen onze vaderlandsche denkwijzen en gewoonten. De door

schrijver naar voren gebrachte voordeelen van het ver-
plichte lidmaatschap wegen m.i. niet op tegen de bezwaren,

die hij gelukkig ook zelf inziet. Bovendien realiseere men
zich, dat het al omvattende van de groep thuis behoort

in de publiekrechtelijke sfeer, d.w.z. de sfeer van de

publiekrechtelijke hedrijfsorganisatie. De’ te scheppen

bedrijfsorganen omvatten èo ipso alle bedrijfsgenooten,
evenals provinciën en gemeènten alle inwoners, watèr.
schappen alle ingelanden omvatten.

De publiekrechtelijke saus, die schrijver over privaat-

rechtelijke vereenigingen wil gieten, denatureert dus die
vereenigingen in zulk een mate, dat zij ophouden vereeni-

gingen te zijn. Zijn betoog bewijst eens te meer, dat de
huidige toesthnd niet houdbaar is. Moge er dujs spoedig
wijiiging in komen!
1).

Na.ichi’ifi.

Gaarne maak ik gebruik van de aan mij door de redactie
van de ,,E.-S.B.” geboden gelegenheid, bovenstaande in-
gezonden stukken van een kort nawoord te voorzien.
Ten aanzien van het artikel van Dr ‘van Luytelaer
kan ik. kort zijn. Inzender gaat grootendeels met mijn be-‘
toog mede; slechts ten aanzien van de door inzender in
het laatste deel van zijn betoog geponeerde stelling, zou
ik eenige bezwaren willen maken. Naar mijn meening
worden de lasten van het bedrijfsleven, voortvloeiend
uit een opheffing van het verplichte lidmaatschap, niet
verminderd. Integendeel, bij een opheffing van het vei-
plichte lidmaatschap zou zich hetzelfde verschijnsel open-

baren, dat ook vôôr den oorlog bestond, te weten, dat
een klein gedeelte van de ondernemers de lasten droeg,
terwijl de overigen wel van de bereikte resultaten profi-
teerden, zonder evenwel in de lasten’mede te dragen.

Mr Ir Q.uint heeft bezwaren tegèn de sloteonclusie
van mijn betoog, dat onder de
huidige bijzonder omstandig-
heden
de vakgroepen beter in staat zijn de. belangen van het bedrijfsleven té behartigen dan een vrije organisatie.
Ook mij is het bekeisd, dat er in vele gevallen, naast de

bekende vakgroepen weder’vrije vereenigingen zijn opge
richt. Daar staat evenwel tegenover., dat in tallooze andere
groepen de vensch voortieeft de tegenwoordige constel-
latie te handhaven. . –

In de controverse vrije veieeniging/vâkgi’oep is rn.i. be-
slissend het antwoord op de vraag, welke organisatie in

‘)Op verschil!ende door schrijver aangevoerde detailpunten ga
ik hier niet in. Met name zou nog wel wat op te merken 7,ijn over
zijn visie, dat vakgroepen geen ,,elosecl shop” politiek kunnen voe
i’en. De ervaring in den voedselvoorzieningssector leert wel anders!

staat is, op dit moment de diepgaande overheidsbemoeiing

met het bedrijfsleven, welke nu eenmaal een realiteit is,

zoodanig op te vangen, dat deze èn voorde Overheid èn

voor het bedrijfsleven op de meest efficiënte wijze wordt
aangewend. Het antwoord bp die vraag kan mi. voor

iemand, die do huidige groepen van nabij kent, niet moei-
lijk zijn.

Ongetwijfeld zullen wij straks weder tot vrije vereeni-
gingen moeten komen. Indien men echter op dit moment

reds tot opheffing der groepen
zou
overgaan, zou er mi.

een chaos op vereenigingsgebied ontstaan, die slechts ten

detriment’e van het bedrijfsleven kan zijn. FIet mag toch

wel als een veelzeggend feit worden beschouwd, dat de

commissie van Leeuwen, in haar voorstellen om te komen

tot een vije. organisatie, het denkbeeld heeft geopperd.

eeh verplicht lidmaatschap nog gedurende een zekere

periode te handhaven.

Tenslotte nog deze opmerking:

Ik. heb stellig niet willen zegen, gelijk inzender uit

mijn betoog schijnt te hebben opgemaakt, dat de vroegere
vereenigingen daarom geen redenen, van bestaan meer

hadden, omdatde huidige groepen in vele gevallen een

voortzetting van déze’ vereenigingen zijn. Met de desbe-

treffende zinsnede heb ik enkel, nog eens willen onder-

strepen, dat ondanks het féit, dat de huidige bedrijfs-
organisatie van bovenaf is opgelegd, toch in vele gevallen

is voortgebouwd op het hitorisch fundament van een
vrije’ vereeniging. En het is in dit verband opvallend te

kunnen constateeren, dat, uitzonderingen’ natuurlijk
daargelaten, diè vakgroepen het neest intens leven, die

op eenyoôrtzetting van een Vrije vereenigingzijngebaseerd.

Mr J. VAN WULFFTEN PALTHE.

AANTEEKENING.

ENOELANI)’S ECON01USCHE MOEILIJKHEDEN.

Wel zelden in zijn lange geschiedenis ziet Engeland zich

geplaatst voor zulk6 ernstige economische moeilijkheden

als na den laatsten oorlog. Het verloor tn dezen oorlog

minder manschappen dan sommige van zijn bondgenooten;

het had ook niet den last te dragen van een bezetting.
Zijn economische ‘structuur echter werd ontwricht.
Engeland bezat een hoog ontwikkelde industrie, een
groote koopvaardijvloot, omvangrijke beleggingen in het

buitenland. Wat deerde het, dat het levensmiddelen voor
zijn bevolking, grondstoffen voor zijn industrie moest
importeeren? Met de opbrengst van zijn efport, zijn
diensten, zijn beleggingen, kon het zijn import ruimschoots
financieren.

De oorlog echter deed de industrie achteruit gaan;

ook de koopvaardijvloot ên ‘buitenlandsche beleggingen
slonken. Toen de vrede kwam, was Engéland arm ge-
worden, arm aan goederen, arm aan diensten, aan geld.
Het moest echter blijven importeeren, levensmiddelen
om zijn hongerige bevolking te voeden, grondstoffen en

machines om zijn gehavend en verouderd industrieel

apparaat te vernieuwen en op vollen gang te brengen.
,Fer financiering daarvan zag het zich genoodzaakt in
het buitenland te .leenen. ,
Dit is de
achter&rônd
van het op den 21sten Februari gepubliceerde nieuwe Engelsche witboek: ,,Economic
Survey.for’1947″
1
). Het noemt den huidigen toestand in
E’ngeland niet ,;extremely serious”
2),
zooals in een vorig
witboek, maar ,,a critical moment in our. aff,airs”.
Engeland moet importeeren om te kunnen, leven’ en
zijn productie-appaaat te herstellen; om te importeeren
is het noodig, dat het exporteert; om te exporteeren,
moet zijn. productie worden ‘opgevoerd.
,,Imports and exports ‘ are of fundamental importance,

‘)
Zie: ,,Times” van 22 Februari; verder ook: ,,Bulletin no. 313″
van 24 Februari van de ,,British Emasy”.
‘) Zie: ,,Economisch-StatistischeBerichten” van 29 Januari ji.

WA

-«—

-«—-

5 Maart 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

195

now aid for some years to come. Failure to build up our

export trade in the next two or three years so that we can
afford to buy enough imports would mean continued

food rationing, much less smoking and private motoring,
videspread unemployment for lack of raw materials

and inability to re-equip industry with the most modern

machinery”.
Engeland moet exporteeren, in toenemende mate,

ook omdat het niet altijd kan blijven leenen.
In het derde kwartaal van 1945 bedroeg de export naar

volume 46 pCt. van 1938; in het eerste kwartaal van 1946

84 pCt., in het laatste 111 pCt. De import steeg.in dezelfde
perioden in 1946 van 62 pCt. tot 72 pCt. van het volume
van 1938. 1-let deficit over 1946 bedroeg £ 450 millioen,

dat hoofdzakelijk voldaan werd met disposities over de

leeningen van de Vereenigde Staten en Canada.
Wat de productie betreft, waarop tenslotte de export

steunt, zij is ten opzichte van 1938 gestegen voor gas,
electriciteit, tractoren, granen, voertuigen; iij is echter

gedaald in de steenkolenmijnen (18 pCt.), in de textiel-
industrie, waar de productie van katoenen dralen 40 pCt.
beneden het vooroorlogsche peil bleef. Ten aanzien van

deze als niet ongunstig beschouwde resultaten in 1946

moet worden opgemerkt, dat de vraag veel grooter was.
Meer steenkolen, meer gas en electriciteit, meer transport-
middelen, meer staal waren noodig .,, By the end of 1946
we had reached a stage at which further expansion of

our productive effort was vitally necessary but was
extremely difficult unless industry could obtain more

coal and power”.
Het sjaar 1947 is slecht begonnen met de kolencrisis.
Een deel van het Engelsche industrieéle apparaat werd verlamd. Bijna 2 millioen menschen werden werkloos. Toch moet de achterstand worden ingehaald. 1-let wit-
boek heeft voor 1947 de volgende doeleinden gesteld:

Import, 80-85 pCt. van 1938 en wel:
voedsel en voorraden voor
landbouw ……..£ 725 millioen
industrie ……..

525

machines ……….60
petroleum

,,
55

tabak

………….50
andere goederen . . ,, 35

,,1.450

bezettingskosten . . ,, 175

,,1.625

Hiertegenover heeft men een export geprojecteerd van
140 pCt. van 1938, waarvan men een opbrengtverwacht van £ 1.200 millioen. Hierbij kunnen nog £ 75- millioen
worden gevoegd uit hoofde van bewezen diensten aan het

buitenland
Aangezien geen steenkolen, noch textiel én slechts weinig
staal zullen kunren worden uitgevoerd, zal de export
van indijstrieele artikelen moeten worden gesteld op 165

pCt. van 1938. Het uiteindelijke doel van de Regeering
blijft gericht op het bereiken van een export, die 175 pCt. bedraagt van 1938. hiervoor is noodig, dat 25 pCt. van de

industrieele capaciteit voor den export werkt.
Conform het boven ontwikkelde plan zal het nadeelig

saldo in 1947 bedragen £1.625— £1.275 = £350 millioen.
Dit tekort moet worden betaald met leeningen. En
hier ligt voor Engeland een moeilijk probleem. De leeningen
van Canada (E 312 millioen) en de Verenigde Staten
( 937,5 millioen) waren bedoeld om Engeland in staat

te stellen in den overgangstijd te leven en zijn productie-apparaat te herstellen. Tot groote ongerustheid van velen
echter werd de $-leening in 1946 voor ongeveer 40 pCt.
besteed voor den import van •consumptiegoederen als
tabak en films. Indien dit zoo voortgaat, zal van herstel
en vernieuwing van het productie-apparaat weinig sprake

zijn. 1-let is hierotii, dat voor 1947 een importschema is

vastgesteld .en, contrôle op den import noodig wordt ge-

acht. Op 15 Februari jI.
3)
bedroeg het saldo van de Cana-

deesche en Amerikaansche leening respectievelijk £ 170
en £ 750 millioen.
Ten einde zooveel mogelijk op dollars te besparen,

dient de export naar het Westelijk halfrond en naar som:

mige landen in Europa als Zweden, Zwitserland en Portu-
gal te worden èstimuleerd, omdat deze gebieden dollars

opleveren.
De leeningen uit Canada en de Vereenigde Staten
moeten kunnen reiken, niet alleen totdat een evenwichtige
betalingsbalans, maar ook een dollarevens’icht is verkregen.
Een eerste voorwaarde voor de Engelsche productie en
dus voor het bereiken van de gestelde doeleinden ten op-
zichte van export, import, leeningen en dollarsaldi; is

voldoende productie van steenkolen en energie. In 1946 werden 189 millioen ton steenkolen geprodu-

ceerd. Voor 1947 zijn minstens 200 millioen ton.noodig.

liet aantal arbeiders in de mijnen moet met 100.000 worden vermeerderd. Het witboek heeft een beroep

gedaan op vrouwen, op ouden van dagen voor de aanvul-
ling van het algemeen arbeidstekort in Engeland. Voor
de mijnen zullen vreemde arbeidskrachten moeten worden
gebruikt. Niet alleen het aantal echter, maar .00k
de arbeidsproductiviteit dient te worden opgevoerd.

In 1937 bedroeg de productie per man in de mijnen 308 ton, in 1946: 259 ton. Bij de verdeeling van de beschik-

bare arbeidskrachten zullen de mijnen eerste prioriteit
genieten, daarna volgen landbouw en textiel.
Ook de energielevering heeft de aandacht van het
witboek. In 1938 werden 24 milliöen eenheden electrici-

teit geproduceerd, in 1946 41 millioen, maar de vraag is

begin 1947 nog steeds stijgende.
Andere belangrijke factoren voor de productie zijn:

staal en het transportwezen. Aan staal is gebrek door te
weinig kolen en onvoldoenden import. Het plan is, op den
duur een jaarlijksche productie te bereiken van 16 millioen
ton per jaar, w’aarbij dan export mogelijk zal zijn van 2

millioen ton afgewerkt staal.
De spoorwegen hebben dringend vernieuwing noodig. De koopvaardijvloot omvat slechts 13,9 millioen B.R.T.

tegen 17,4 millioen B.R.T. in 1939. Voor 1947 is een

bouwprogramma opgesteld van If millioen B.R.T.
In laatste instantie komt het welslagen van de plannen

van de Regeering neer op de verhooging van de productie pel’ man. Noch verhooging van loon, noch verkorting van
arbeidsuren kunnen worden toegestaan zonder productie-

vermeerdering. –

In de beschouwingen, die intniddels in Engeland over

het nieuwe witboek zijn verschenen, valt één ding op.
Men verwijt de Regeering, dat zij niet met een nationaal
plan tevoorschijn is gekomen. Reeds voor de publicatie
van het witboek wees ,,The Economist” van 15 Februari
jl. op het ontbreken van een dergelijk plan. Het wit-

boek heeft een diagnose gegeven van den huidigen toe-
stand en verder enkele – belangrijke – desideiata voor
1947 genoemd; een algemeen plan op langeii termijn
echter is daarin niet te vinden…….a comprehensive plan……, aldus in ,,The Times” van 25 Februari jl.,
,,showing the production targets of all major industries,

their man-power, fuel, and raw material requirements,
should b,,e worked out and published. How many more
crises are needed before it is recognised that ït is not
possible to run a ,.planned economy” without a plan?”.

Zic: ,,The Financial Times” van 21 Februari, waarin ,,Tbe
Economisi” is opgenomen in verband niet liet tijdelijk verschijnings-
bod voor weekbladen. –

196

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Maart 1947

INTERNATIONALE NOTITIES.

NOGMAALS BET ENGELSCILE DOLLARPROELEEM.

‘Engeland’s bezorgdheid over het snelle tempo waarin

ovex de door de Vereenigde Staten en Canada verstrekte

dollarcredieten wordt gedisponeerd, hangt, zooals bekend,

grootendeels samen met het feit, dat de exporten naar de

,,hard currenc5′ area” verre van bevredigend verloopen.

De ,,Finncïa1 Times” van 26 ‘Februari
ii.
geeft in dit
verband de volgende cijfers:

Buitenlandsche handel aan het Vereenigd Koninkrijk.

– Eerste drie kwartalen pan

1938
1946

Waarde in
in pCt.
Waarde in
in pCt.
millioenen
£
milli(
enen
£

Invoer
/
689,6
100
925,7
100
,,H ard currency”-
gebied
‘)
207,2
30
405,7.

.
44
Sterling-gebied

.
228,8
33
325,2
35

Totaal

……..
…..

Europeesch

,,soft
currency”-ge
bied

)
185,1
27
92,9
10
Rest van de we-
reld

……..

..
68,5
10
101,9
11

Uitvoer.
Totaal

………..
399,2
100
679,5
100
,,Hard currency”-
gebied
64,8
16
87,7
.
13
Sterling-gebied

.
175,1
44
328,7
48
Europeescb

soft
currency”-gc-
bied
125,3
31
207,2
31
Rest van de we-
reld
34,0
9
55,9
8

:

Saldo.
Totaal

………..

290,4

246,2
,,Hard currency”-

142,4

318,0
Sterling-gebied

.

53,7
+

3,5
Europeesch

,
soft

gebied

………

Cui’rcncy’-ge-
bied


59,8
+
114,3
Rest van de we-
reld

………

34,5

46,0

‘)
Dit omvat: de Vereenigde Staten, Cana(U, Newtoundland, Cuba, San Domingo, Argentinie, Zweden en Zwitserland.
2)
Alle Europeesche landen exel. Zweden en Zwitserland.

Wanneer de landen buiteh het dollargebied over vol-

doende dollars komen te beschikken, zoo zegt het blad,
zal Engeland deze, dank zij zijn gunstige handelsbalans
met die landen, gemakkelijk tot zich . kunnen trekken,

De oplossing van de moeilijkheid ligt dus grootendeels in

Amerikaansche handen.

I)E IIANDELSJ1ALANS VAN PALESTINA

De’ handelsbalans van Palestina vertoonde in 1946 een
passief saldo. De invoer bedroeg £ 69 millioen, de uitvoer
slechts £ 23 millioen. Het saldo ad £ 46 millioen werd, volgens een schatting, vermeld in ,,The Times” van 27

Februari ‘jl., als volgt overbrugd:

Valuta en tegoeden bij banken in het buiten-
land

………………………….
£ 7

millioen

Aankoopen van het Engelsche leger
….
£ 25

oliemaatschappijen

. .. . £ 3
Remises van Joodsche instellingen en parti-

1
culieren

………………………..
£

8

Invoer zonder betalingsverplichting

….
£ 3

£ 46 millioen

Het passief saldo werd dus, zoo zegt ,,The Times”,
grootendeels door een kunstmatig aandoender steun van
Engeland en de Vereenigde Staten gedekt. Wat Engeland
betreft, de aankoopen door het Britsche leger ad £ 25
millioen betreffen goederen, die tegen de Engelsche prijzen

slechts £ 10 millioen. zouden kosten. ‘In het algemeen

importeert Engeland uit Palestina tegen een prijs, die

ruim driemaal zoo hoog is als vôôr den oorlog. De Amen-kaansche bijdrage betreft vnl. giften aan Zionistische fond-

sen, ten bedrage van ongeveer £ 13 millioen (d.i. $ 65
millioen).

Dit laatste bedrag aan dollars, dat Palestina inbrengt
in de ,,stenlingpool”, is bijna even groot als de dollar-

opbrengst van Engeland’s export naar de Vereenigde

Staten. Palestina’s dollartoewijzing uit de sterlingpool is

echter kleiner dan haar inbreng, daar het sterlinggebied

goederen en diensten aan Palestina levert, welke anders

zouden worden gebruikt om dollars te verdienen.
Palestina stelt dus Engeland in staat de importCn uit de

Vereenigde Staten te vei’grooten. In ruil daarvoor ontvangt

het goederen uit het sterlinggebied,of Ayel het Palestïjnsche

sterlingtegoed ondergaat een stijging. –

FRANSCIIE J3ELANGSTELLING VOOR lIET RIJNVERKEER.

Flet verkeer langs den Rijn bedroeg in 1937 het dubbele

van de totale binnenlandsche scheepvaartin Franki’ijk.
In totaal werden 85 millioen ton vervoerd, waarvan via

Duisburg-Ruhrort 34 millioen, Rotterdam 30 millioen,,

Antwerpen 8 millioen en Straatsburg 5 millioen ton. 1-let

hoogste cijfer voor Straatsburg was 5,7 millioen ton in

1930, waarbij nog moet 3vorden gevoegd 1,6 miljoen

ton, afkomstig uit het kanaalverkeer tusschen Rhône-
Rijn en Marne-Rijn. i

Op het oogenblik » Straatsburg in staat 8 h 10 mil-
lioen ton te verwerken. Het bereikte cijfer voor 1946 is
1,7 millioen ton of
1/3
van dè vooioorlogsche capaciteit.
Volgens
M.
Lucius, secretaris van de Kamer van Koop’-

handel te Straatsburg – zie ,,L’Economie” van 27 Febru-

ari jl. – is de oorzaak van dit onbevredigend cijfer het

algemeen gebrek aan goederen, speciaal steenkolen uit
het Ruhrgebied, waarvan de. productie, naar bekend,

nog niet op peil is en in elk geval achter staat bij die uit

het door de Franschen zelf beheerde Saargebied.

Toch is Straatsburg bijzondei’ belangrijk, juist voor het
steenkolenvervoer. Deze zijn noodig voor de reconstructie

van het economisch leven in Frankrijk conform het plan-

Monnet. Voor het gebied ten Westen van den Rijn, be-
grensd door Lyon,, Dyon, Epinal, Nancy en Bar-le-Duc,
is het Rijnverkéer’goedkooper dan via andere Fransche.

havens. Enkele cijfers:
Steenkolen: ‘Antwerpen/Straatsburg 535 frs ; ‘Le Hâvre/

Straatsburg 886 frs. 55; Rijn/Dyon 844 frs. 90; Le I-Iâvre/

Dyon 907 frs. 65.
Granen: Antverpen/Straatsburg 622,fi’s. 50; Lg Hâvre/
Straatsburg 1.186 frs. 90.
Dit geldt ook ten aanzien van hout, cellulose en andere
producten. Bovendien is de zeevracht voor Antwerpen
1 It 2 dollar lager dan voor Le Hâvre;
ookde
overlaad-
kosten zijn lager. Verder zijn geen overligglden in Ant-
werpen verschuldigd, die in Fransche havens voor een
Liberty-ship J millioen frs. per dag bedragen. Dit betee-
kent, dat vervoer via Rotterdam/Antwerpen langs den

Rijn een besparing van vreemde valuta medebrengt.
In dit kader bezien
is
het begi’ijpelijk, dat op het oogen-

blik in Frahkrijk veel aandacht wordt besteed aan het
Rijnverkeer naar Straatsburg, een belangstelling, die
belangrijke consequenties kan hebben voor Rotterdam

en Antwerpen.

DE TURI(SCBE
EXPORT
NA
DE
DEVALUATIE.

Op den 7en September 1946 devalueerde het Turksche

pond. De verhouding tot den

Amerikaanschen dollar

w’ijzigde zich van 1,71 tot 2,80.
•De Turksche prmier ]edjeb Pelcer heeft, volgens de
• ,,New York Herald Tribüne” van 2 Maart jl., de gevölgen
van de devaluatie voor den export openbaar gemkakL
Turkije is altijd een land geweest, dat sterk afhankelijk

5 Maart 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

197

was van den uitvoer. Deze werd véÔr de devaluatie door

het hooge hinnenlandsche prijsniveau geremd.
In de maanden September, October, November 1945
bedroeg de export 80.000 ton naar gewicht en 50 millioen

Turksche ponden naar waarde. In September, October,

November 1946 waren de cijfers respectievelijk 376.000
ton en 190 millioen Turksche ponden.

Behalve de devaluatie heeft de Turksche Regeering
nog andere maatregelen genomen ter stimuleering van den

export, ni. afschaffing van belastingen op agrarische
producten en van uitvoerrechten.
Op
deze wije onderging
de concurrentiepositie van de Turksche exportproducten
een verdere ”erbetering.
De.Turksche handelsbalans ziet er als volgt uit:

1945

£946
In millioenen T £ Gewicht Waaide Gewicht

Waarde

Export ……309.500 ton 218,9 905.000.ton .432,1

Import ……324.500 ton 126,2 402.700 ton” 223,9

Saldo

+ 92,7

+208,2

Uit deze cijfers blijkt, dat de export vergeleken met 1945

naar gewicht ongeveer driemaal zoo groot is geworden;
naar waarde is hij verdubbeld, liet actieve saldo van de
handelsbalans verschaft het land buitenlandsche valuta.
Een andre interessante bijzonderheid is, dat sinds de devaluatie de inwisselbaarheid van papiergeld in goud
is opengesteld. 1-liervan is niet veel gebruik gemaakt.
Slechts 15 inillioen Turksche ponden werden ter inwisse-
ling aangeboden en de goudvoorraad van de circulatie-
bank is op het oogenblik grooter dan vôSr de devaluatie.
De Turksche fremier constateerde dan ook aan het

slot van zijn verslag met tevredenheid, dat ,,the country
made rapid progress toward normal trading”.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Hoewel de geidmarkt jn de afgeloopen week nog krap
bleef en de marktdisconto’s voor alle termijnen bij geringe
omzetten op 1
11
/
15
».1/
4
pCt. bleven, trad in het laatsté
deel van de week een geringe verruiming in. De beleeningen
bij De Nederlandsche Bank zijn na de jongste daling met

f 5 millioen ongeveer op het noi’male peil gekomen. De
banken bleven echter met het oog op den maandultimo
voorzichtig en gingen over tot het verstrekken van cailgeld-
leeningen, waarvan de rente na aanvankelijk 1
1
/
2
pCt. te
zijn geweest aan het einde der week op
11/4
pCt. kwam.
Het koerspe1 ter beurze van Amsterdam vertoonde
in de afgeloopen week voor alle groepen van fondsen
weinig veranderingen. De omzetten waren ‘gering maar
men hoopt, dat bij de nieuwe verhandelingswijze, die op
3 Maart a.s. zal worden toegepast, meer belangstelling
van de zijde van het publiek zal komen. In ieder geval
is de daghahdel, welke tot verlevendiging van de beurs
kan bijdragen, thans weer mogelijk hij de verhandeling
in drie tijdvakken, naddt om 14 uur een hoofdkoers is
vastgesteld.

Ter oriënteering vermelden wij de koersen van eenigé
fondsen op 21 Fëbruari en 28 Februari 1947.

21 Febr.’47

28 Febr.’47

A.K.U.

………………
142
138k
va’n Berkel’s Patent
1141
113GB v.k.
Lever Bros. Unilever C.v.A
233
.

229e,
Philips

G.b.v.A .

……….
331
328
Koninklijke Petroleum

…..’
364
358e
H.A.L.

…………..

.
…..
158k
157k
N.S.0.

………………..
140GB
138
H.V.A
.

………………..
194
190
Deli

Mij.

C.v.A.

……….
131
126
Amsterdam Rubber

……..
,.f32
1291

155.150.309,80
Op

effecten,

en?
.
.

………….
154.715.561,75′)
Op goederen en ceelen
434.748,05
155.150.309,80 ‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet

1937)

………………………….

Munt en muntmateriaal:

Gouden

munt

en

gouden
muntmateriaal t
_466.207.858,04
Zilveren munt,

enz ………

1.340.165.46
467.548.023,50
Papier op het buitenland
f4.468.251.430,03
Tegoed bij correspondenten in
het buitenland ……..
…..85.081.865,75
Buitenlancische

hetaalmid-
delen

……………… ..16.182.084,88
4.569.5 15.380,66
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds

……………………………..70.899.547,40
Gebouwen en inventaris ………………..
..3.000.000,-
Divei’se rekeningen

……………………
..49.046.501,95

5.315.160.763,31
Passiva.
Kapitaal ., ……………………………t

20.000.000-
Reservefonds …………………………..42.377.412,28
Bijzondere reserve (winst herwaardeering goud-
voorraad per 2 Juli 1945) ……………..
..209.277.096,67
Andere bijzondere reserves

………………76.798.079,95
Pensioenfonds ,

……………………..
15,527
.
865,67

Bankb!ljetten in omloop (oude uitgifte) ……..236.611.730,-‘
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte) …… 2.740.095.000,-
Bankassignaties in omloop ………………..145.527,84
Rekening-courant saldo’s: –
‘s Rijks Schatkut’

……t

903.639.196,83
‘s Rijks Schatkist
specialerekening ……..110.565.000,-
Geblokkeerde saldo’s van
banken………………60.011.907,05
Geblokkeerde saldo’s van
anderen

…………..46.051.750,34
Vrije saldo’s

…………697.858.426,56
• •

, 1.818.126.280,78
Diverse rekeningen

…. . …… ……………
..•186.201.770,12

t 5.315.160.763,31

‘) Waarvan schatkistpapier
rechtstreeks door de Bank in disconto ge- .
nomen

……
…………………….. f


‘) Waarvan aan Nederlandsch-Indië
(Vet van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99) ,,

42.165.200,-
Circulatie der door de Bank namens den Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten …… 153.429.947,-

•IJANK VAN ENGELAND..
(Voornaamste posten in inillioenen ponden).


‘0.

”n,,
d.,
t n
e”
,
“es
.5 .,.
.S
.C50
.

0
0
0


,

5 Febr.’47
0,2
1.449,2
1.450
T

1.371,1
79,2 12 Fe,»r.’17
0,2
1.449,2
1.450
1

1.374,6
75,6
19 Febr.’47
0,2 1.449,3 1.450
1

1,374,8
75,5
26 Febr. ’47

0,2
1.449,3
1.450
J

1.375,6
1

74,7

ouiersecuritiesT

Deposits

low
.5
.
,.;
..-
,
5

.)
,

.-.
,
o
55′-‘
‘”
‘.’
o
c
55

E

5 Febr.’47
1,1 247,8
23,7 26,7
360,1 22,9.
280,7
12 Febr.’47
1,1
259,7 21,3
19,2
358,5
26,2
274,1
19 Febr.’47
1,0
283,8
13,8
18,1
373,7
11,4
306,3
26 Febr.’47
0,9
279,4
16
1
0
15,2
367,8 22,4
285,2

STATISTIEKEN.

DE NEDi1tLANDSCHE BANK
Verkorte balans op 3 Maart 1947.

Wissels, pro-
Activa.

messen en
Hoofdbank

1

lO
<
Bijbank


.schulclbrieven
in disconto


,,
Agentsch.,,


100 ‘)
Wissels, schatkistpapjer
en schuldbrieven, door
de Bank gekocht
(art. II, Ie lid, sub 3 van de
Bankwet 1937 1′ art. 4 van het Koninklijk
besluit van

1
October 1945, Staatsblad No,
F204)

…………………………..

Beleeningen.

1
Hoofdbank

f

143.638.789,87
1
.1
(mcl.

voor-

‘¼
.
schotten in re-
Bijbank

783.833,51
ken ing-courant/
op onderpand)
,
A’gentsch

,,

10.727.686,42

0

‘S

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.

V o r d e r i n g e n

22 Febr. 1947 1 15 Febr. 1947

Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij De Nederlandsche Bank

t 1190.461.064,15

t 1220.941.318,06
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Bank voor Neder-

J(asvordermgen

wegens

cre-
dietverstrekkuig

aan

het

Daggeldleening tegen

onder-

landsche Gemeenten ……
……1.512.845,98

,,

687.633,05

buitenland

…………..

……..-

Saldo der postrekeningen van
pand

………………

……..-

Voorschotten

op

ulrno
Rijkscomptabe1en

……..
…418.716.910,27

413.138.146,78

Januari 1947

aan

de

ge-
nieenten wegens aan haar
uit te keerenbelstingen

Vordering in rek-courant op:
Nederlandsch-Indië

………631.778.050,83

629.678.864,47

Het Algemeen Burgerlijk Pen- sioenfonds

…………..
Het

staatsbedrijf der P., T.

Suriname

………….. ….35.804.022,98

,,

35.652.751,21
Curaçao


………………5.196.337,89

5.196.337,86

……..-

Andere staatsbedrijven en in-
enT.

……………….

……..-

stellingen

…………..

…501.436.036.80

497.1-13.082,98

Verplichtingen

Voorschot

door

De

Neder-
landsche Bank verstrekt


Voorschot

doorDe

Neder-
landsche

Bank

in rekening-
courant verstrekt


Schuld

aan

de

Bank

voor
Nederlandsche Gemeenten


Schatkistbiljetten

in

omloop

t

603.352.600,-

t

603.352.600,-
Schatkistpromessen

in

om-
loop

(rechtstreeks

hij

De
Nederlandsche Bank is ge-

Daggeldleeningen


plaatst nihil)

…………
…5632.200.000,–.

,,5625.500.000,-

Schuld

op

ullimo

Januari
1947

aan

de

gemeenten
wegens

aan

haar

uit

te

Schuld

in

rek-courant

aan:
Nederlandsch-Indie


Suriname

…….. ……
Cucaçao

…………….

Muntbiljetten in omloop …. ….152.474.694,-

,,

152.745.043,-

Het Algemeen Burgerlijk Pen-

keeren belastingen

……
……19.377.558,07

19.377.558,07

Het

staatsbedrijf der P., T.

……….-


……….-

sioenfonds

…………..

……18.298.584,50

,,

30.597.922,62

Schuld aan diverse instellingen

en

T.

………………

….446.456.342,21

,,

647.927.8I5,9/

in

rekening met

‘s Rijks

Andere staatsbedriJven

………. 3.540.123,39

3.540.123,39

Schatkist

…………..

…3193.960.170,16

,,3186.591.17016

198

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Maart 1947

DE NEDERLANDSCIIE BANK.
‘Voornaamste posten in duizenden guldens).
04)0

4
0.04)
Eo-

0
’40
.00
0
44
‘4

0′
4)
,_.-‘
.,s’
0
•_

t

4)

Cd
4

)3

.e
0
EE
0.0.0.0
)

13Jan. ’47
700.880
4.434.786 174.970
5
154.095
20

,,

’47
700.875
4.459.991
147.657
5
153.178
27

,,

’47 700.909
4.459.991
140.115
5
151.700
3Febr.’47
647.705
4.465.174
135.299
5
185.428
10,,,

’47 647.738
4.470.574
.89.450,
5
164.879
17

,;

1
47
647.916
4.462.320
65.753
5
156.047
24Febr.’47
647,938 4.449.931
61.837

151.317
3 MrL ’47
467.548 4.468.251
101.264
1
155.150

0
Sa di

in

rekening-courant

.4-
.
)0
0
‘O

74
CIS
:
4)

13 Jan. ’47
2.701.167
1.305.562 84.475
45 950 633.673
20

,,

’47
2.674.196
1.244.821 61.829
46.598 643.788
27

,,

’47
2.681.281
1.276.605 55.488
50.103
598.065
3Febr.’47
2.718.430 1.260.428
35.396
44.165 617.466
10,,

’47 2.693.389
1.250.121
41.323
43.717
586.745
17

,,

’47
2.684.435 1.193.260 37.270 41.115
615.360
26Febr.’47
2.694.844
1.159.861
54.194 41.191
618.475
3 Mrt ’67
2.740.095
903.639
60.012 46.052
697.858

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen francs).

u
Data

,.0
c0,9
Q))E
b’
4

‘4

‘,,
.’0o
4
4)

0
2
0

04)0
….’O
0

16

Jan.

1947
32.047 6.708
5.406
209 903
48.473
23,,

1947
31.677
7.542
4.561
211
777
48.81f
30

1947
,,
31.684
7.578 4.613
229
760
48.823
6 Febr. 1947
31.172 7.802
4.788
234
716
49.648
13

,,

1947
31.035
7.833
5.007
237
738
49.228
20

1047
30.518
8.266 4.383
272
611
49.533
27

,,

1947 30.281
8.470 4.165
318
650
50.808

iei
.9
courant
saldi

.9
0
cd
Data
.00
.0
.
0.
,44)
bio
,
.
0,4
cz

0
,8

0
4)

16

Jan. 1947
637
160.144
73.480
5
5.443
608
23

,,

1947
637
159.543 73.077
3
5.219
604
30

1947
637
160.179
73.334
5
5.574
604
6 Febr. 1947
631
160.860
74.417
4
5.105
601
13

1947
637
•19054
74.089
5
5.210
600
20

1947
637
16(297
73.876
2
4.945
599
27

,,

1947 637
161.630
74.452
5
5.508
595

) Tj.yj
10.493 millioen fres. onbeschikbaar goudsaldo na
herwaardeering van den goudvoorraad (]3esluitwet no. 5 van
1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen fres.
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.

FEDERAL RESERVE BANI6S.
(Voornaamste posten in millioenen dollars).

Metaalvoorraad

r

Data

Other

1
U.S. Govt.

Totaal

tificaten
Goudcer-

Cash

securities

24 Dec.

1946

18.381

17.587

237

23.722
31

Dec.

1946

1

18.381

17.587

268

23.350
8

Jan.

1947

1

18.378

17.565

304

23.733
15

Jan.

1947

18.411

17.605

342

23.327

FR-bil-

Deposito’s

Data

jetten in

Member-
circulatje

Totaal

Govt.

banks

24 Dec. 1946

0
4610E
117

547

1

16.530
31

Dec.

1946

1

393

1

16.139
8 Jan.

1947

401

16.457
15

Jan.

‘1947

409

16.431

BANK VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste posten in millioenen francs).

Voorschotten aan den Staat
,

4)

4,
Data

.

.

30

Jan.

1947

94.817

122.349

59.449

55.200

426.000
6 Febr.

1947

94.817

122.374

59.449

58.200

426.000.
13 Febr.

1947

94.817

126.835

59.449

51.300

426.000
20 FObr. 1947

94.817

127.507

59.449

74.200

426.000

Bankbil-

.

. Deposito’s
Data

jetten in
circulatie

Totaal

Staat

Diversen

30 Jan.

1947

730.253

53.970

789

53.181
6 Febr.

1947

735.330

53.947

833

53.114
13 Febr. 1947

729.718

50.730

732

49.998
23 Fekr. 1947

723.963

51.768

793

50.975

NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen francs).

pata

o

_;
J3

4)4)

),

4)0

0′

.0

,’

0′,,
.

‘tb

7 Febr. 1947

4.924,9

171,7

81,8

52,8

3.822,2

1.216,0
15 Febr. 1947

4.924,7

166,7

75,7

52,8

3.777,2

1.251,1
22 Febr. 1967

4.948,6

164,0

73,9

52,8

3.771,5

1.273.4
28 Febr. 1947

4.951,4

162,1

76,5

52,8

3.384,6

1.163,2

5 Maart 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

199

OVER ZIChT DER LAATSTE VIER VERKORTE BALANSEN VAN DE NEDERLANDSCRE BANK
(in_millioenen_guldens).

Actief

data

40-2247

17-2-’67

24-2-47

3-3247 J

Passief

Iatâ

10-2-’47

17_2_’471 24-2-’47

3-3-’47

Wissels,

promessen

en

Kapitaal……………20,0

201

20,0

20,0
schuldbrieven in disconto

-‘)

Reservefonds

………..12,4

12,4

12,4

12,4
Wissels, schatkistpapier en

Bijzondere reserve (winst-
scbuldbrieven

door

de

herwaardeering

goud-
bank gekocht

voorraad per 2Juli 1945)

2
.09,3

209,3

209,3

209,3

Munt .en muntmateriaal:

Bankbiljetten

in

omloop
Gouden munt en gouden

(oude uitgifte). ……..
..236,8

236,7

236,6

236,6

Papier op

hel

buitenland 4.470,6

4.462,3

6.462,9

4.468,3

Bankassignaties in Ömloop

0,1

0,2

0,2

0,2
Tegoed bi) correspondenten

Rekening-courant

saldo’s:

Beleeningen

………. ….164,9′)

156,0′)

151,31)

155,21)

Andere bijzondere reserves

76,8

76,8

76,8

76,8

Buitenlandsche betaalmid-

‘s Rijks Schatkist:specia-

Voorschotten aan liet Rijk

Pensioenfonds

……….
..15,5

15,5

15,5

15,5

muntmateriaal ……
..646,6

666.7

646,7 .

466,2

Bankbiljetten

in

omloop
Zilveren munt, en7

1,2

1,3

1,3

1,3

(nieuwe uitgifte)

……..2.693,4

2.684,4

2.694,8

2.740,1

Beleggingvan kapitaal, re-

Geblokkeerde saldo’s van

Gebouwen en inventaris

3,0

3,0

3,0

3,0

Geblokkeerde saldo’s van

delen

…………….

..16,3

.16,4

16,2

16,2

le rekening ……….
..110,6

110,6

1.10,6

110,5

serves en

pensioenfonds

70,9

70,9

70,9

70,9

banken

…………
..41,3

37,3

54,2

60,0

Diverse rekeningen

36,9

.32,8

38,3

49,0

anderen …………..43,7

41,1

41,2

46,1
Vrije saldo’s

……….

In het buitenland

. . .

72,1

49,4

45,6

85,1

‘s Rijks Schatkist …… ..1.250,1

1.193,2

1.159.8

903,6

Diverse rekeningen ……
..105,8

185,9

186,3

186,2
..586,7

615,4

618,5

697,9
5.482,5

15.638,8

15.436,2

5.315,2

5.482,5

5.48,8

5.436,2

5.315,2
‘) Waarvan schatklstpapier

rechtstreeksdoorile Bank
in disconto genomen….

‘)

‘)

‘)

‘)

Circulatie

der

door

de
Waarvan aan Ned.-Indië

Bank namens den Staat
(Wet van 15-3-’33Staats-

.

In

het verkeer gebrachte
blad no. 99)

………..’) 42,2

•) 42,2

‘) 42,2

‘) 42,2

muntbiljetten

………..153,4

152,8

152,8

153,4

Medodoellng: De vermindering van den goudvoorraad werd,
behoudens een kleine terugvloeiing uit anderen hoofde, veroor-
zaakt door overdracht van goud in de Vereenigde Staten ter
betaling van de Nederlandsche’ dee!neming in het kapitaal van
he.t.Intcrnationale Monetaire Fonds, voorzoover die in goud moest
worden voldaan. Een aanzienlijk gecelte van het voor dit doel
beschikbaar gestelde goud zal cerlang worden terugontvangen van
de Overzeesche Gebiedsdeelen.

ZVEEDSCtIE RIJKSI3ANIC.
(Voornaamste posten in millioenen kronen).

Metaal

Staatsfondsen

– ‘5
0)

‘n
Data


E
‘s

.0.0

be

0)

CI)”
0)

0)
n
,

31

Jan. 19/7

768
t

486

1.446
t

502

236

1

94

182
7 Febr. 1947

7681

486

1.448 t

482

228
1

94

182
1f,
Febr. 1947

743 t

470

1.575

412

203

94

182
22 Febr. 1947

737[

467

1.693

440

207j94

182

Deposito
S
0
‘5
Direct opvraagbaar

o

,
Data


cd
‘5

1

,

.,

.

..
00
t;

1

‘S

n’s
0

se
t

+

,

11)

_a___L_
31

Jan. 1947

2.693

731

560

t

99

230

194
1

4
7 Febr. 1947

2.599

796

563

1

153

230

197 t

4
15 Febr. 1047

2.572

902

614

1

201

230

207
1

3
22 Febr. 1947

2.519

976

556

369

230

205

3

IN- EN UITVOER VAN NEDERLAND
‘).

Invoer

Uitvoer

Saldo
Gewicht

Waarde

Gewicht

Vaarde

Waarde
Maand

in dui-
1

in Inil-

.

In dui-

in mil-

in mii-
zenden

1

lioenen

zenden

lioejten

linenen
tonnen

1
guldens’)

tonnen

guld,ms

guldens

Aug.

’39

2.317

127

1.206

92

35
le h.j. ’46 gemidd.

819

.

212
p. maand
Juli

’46

1.055

210

340

.64- 146
Aug.

’46

1.337

207

389

60

– 147
Sept. ’46

1.194

199

314

92

– 107
Oct.

’46

1.131

211

484

110

– 101
Nov. ’46

1.091

259

613

196

– 113
Dec.

’46

1.022

223

504

128

95
Jan.

’47

756

201

284

108

93

‘) Bron: ,,Centraal Bureau voor da Statistiek”. ‘) De prijzen, gebruikt hij de waardeberekening van den invoer,
zijn in een aantal gevallen fictief, waardoor het hier vermelde
waardecijfer te laag is. Door het C.B.S. worden correcties bere-
kend, welke berekeningen nog niet gereed zijn.

WJORKLOOSREID IN NEDERLAND
1).

Maand

1
Werkloozen ) jVachtgelders’)
1

(raming)

30

Juni

1945


……………
.112.622

201.400
29

Juni

1946

………………
..45.953

7.800
30

Sept.

1946

………………
.’38.763

6.000
31

Oct.

1946

……………….37.578

5.200
30

Nov.

1946

……………….39.041

4.800
31

Dec.

1946

……………….47.030 ‘)

7.600
81

Jan.

1947

………………
.51.500 ‘)

7.100

‘)
Bron:
,,Statistisch Bulletin van het CBS.”.
‘) Gegevens van de arbeidsbureaux. ‘) Bovendien 105.000 vorstwerkloozen uit het Vrije bedrijf.
‘) Bovendien 121.800 vbrstwerkioozen uit het vrije bedrijf.

Naamlooze Vennootschap

,,THOMSEN’S HAVENBEDRIJF”

gevestigd te Rotterdam

Uitgifte van

t
2.000.000
9
– 3
1/ O/
OBLIGATIËN

in stukken van f 1000
9


waarvan een
bedrag van
t 500.000,-
op
Inschrj vingavoorwaarden is geplaatst –

tot den koers van 100
1
/2
0
/0
De INSCH RIJ VING
op bovengenoemde uit-
gifte zal op

WOENSDAG 12 MAART 1947

van 9 uur voormiddag tot 4 uur namiddag zijn

opengesteld bij onze kantoren te Rotterdam,

Amsterdam en ‘s-Gravenhage. Prospectussen en
0

inschrij vingsbiljeuen zijn aldaar verkrijgbaar.

ROTTERDAMSCHE BANK VEREENIGNG N.V.

Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer van
dezelfde week worden opgenomen.

De Vakgr6ep ,,Groothandel in Glat, Porselein en Aarde-werk” zoekt voor de…behancleling van. handelspolitieke
en prijzenkwesties, alsmede voor de verzorging van
haar mededeelingenbiad

èen tweeden assistent

met commercieelen aanleg en over een goeden stijl be-
schikkende. Eenige bekendheid met eenvoudig econo-
misch-statistisch researchwerk strekt tot aanbeveling.
A-anvangssalaris ca. t 2.500,—. Bij gebleken geschikt-
heid gunstige vooruitzichten. Uitvoerige sollicitaties
met recente foto aan het secretariaat: v. d. Spiegel-
straat 18, ‘s-Gravenhage. Bezoek uitsluitend na oproep.

Groot Accountantskantoor te ‘s-Gravenhage

zoekt medewerker

LId N.I.v.A. of V..O.A.

en eenige gevorderde en beginnende

assistent-accountants

Brieven met uitvoerige inlichtingen aan: Boekhandel
W. 1. van Hoogstraten, ioordeinde 98, ‘s-Gravenhage,
onder No. 2.

Annonces voor het volgend nummer

dienen uiterlijk Maandag 10 Maart a.s. In het bezit

te zijn van de administratie, Lange Haven 141, Schiedam

LANDADMINISTRATIE

Beheer en administratie over’ landelijke eigen-

dammen; taxaties; pachtzoken.

L. C. ROEKX

beëedigd-rentmeester te Barendrechtl

Kantoor: Minervahuls II Meent 94, Rotterdam

Telefoon: Barendrecht 576;

Rotterdam 29590

ONTWIKKELING EN ORGANISATIE. –

DER NEDERLANDSCHE BROUWINDUSTRIE

door Dr. G.
z JOL
6e Publicatie van het Nederlandsch Economisch Instituut

PRIJS
f
4.20*
.

(Prijs voor donateurs en leden van het Nederlandsch.
Economisch Instituut
f
3.—; te bestellen bij het N.E.l.)

UITGAVE: DE ERVEN F. BOHN N.V. – HAARLEM

HAV BANK – SCHIEDAM –

Levensverze4eringen L/ene

•VAN DIJK & Co.

EENDRACHTSWEG 11 – ROTTERDAM

.Makelaars en Commissionnairs in Effecten

Effecten – Coi.ipons – Vermogensbeheer

Tefefoon20845
— 21889 – 40631

Beurs Nis 6

Telefoon 24178 –

24378

Nederlandsch Indische ilandeishank, N.Y.

Amsterdam – Rotterdam – ‘s-Cravenhage

Alle Bank- en Effectenzaken

Verliesposten Voorkomend Systeem

bestaande uit 4 Diensten

Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande credieten. Aan-
vaard als onderdeel der debiteuren-adjnjnistra-
tie, zal het van groote practische waarde blijken
S

te zijn.

Onze
V.V.S.bsochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden

Yan der Graaf I Co’s bnreallx voor den handel N.V.

Amstelstraat 114-18, Amsterdam-C, Telefoon 38631 (6 lijnen)

,,HOLLANDIA”

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-

PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V

HOOFDKANTOOR TE

VLAARDINGEN

N.V. A.T.O. – VAN GEND & LOOS

Geregelde vrachtauto-dienst

Nederland – Tsjecho-Slowakijë

Vraagt inlichtingen bij onze 80 kantoren of bij van

Uden’s Transport Bureau – Veerhaven 15 – Rotterdam

N.V. LANICHORST

TOUWFABR1EKEN

SNEEK TEL. 3041 -3042

SPlNNER1J—TOUV SLAGERIJ SEDERT 1803

Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,

Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)

Druk Roelants. Schiedam

Auteur