—
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
II
E Conomisch
~
Statistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
32E
JAARGANG
WOENSDAG 22 JANUARI 1947
No.
1550
COMMISSIE VAN REDACTIE:
H. W. Lanibers; N. J. Polak; J. Tinbergen;
H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
–
Assistent- Redact eur: A. de Wit
:
Administratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten
aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven 141.
Schiedam (Tel. 69300, toestel6).
–
BERICHT.
Gaarne vestig ik de aandacht van de lezers op de mede-
deeling betreffende het N. J. Polak-fonds, op blz. 79 van
dit nummer. J. H. L.
INHOUD:
‘1
Blz.
De beteekenis van de industrie voor den Nederland-
schen export door
Dr. E. L. Kramer…………
63
De Belgisch-Luxemburgsche Unie, Nederland en de
handelsbetrekkingen met Duitschiand door
H. van
Praag-Sanders
…………………………..
65
De gemeentefinanciën door
J. Hasper
………….
67
De Fransche wet op de oorlogsschade door
Mr. W. F.
Lichtenaucr
…………………………….
71
A a n t e e k e n i n g e n:
Het economisch rapport van President
Truman
.
73
De toestand van de industrie in Duitschland..
74
Ontvangen boeken en brochures
…………….
76
Geld-
en
kapitaalmarkt ……………………..
76
Statistieken:
Bank8taten
………………………………….
76
Stand van
‘
EUkB Ka
…………………………
78
1Vis1koorsen
…………………………………
is
In-
en
uitvoor van
Nederland ……………………..
79
In- en uitvoer
van
Nederlandseh-Indiö …………….
79
Al e d e d e e Ii
n
g
Het
N.
J.
Polak-fonds
………………….
79
DEZER DAGEN
was het vijfentwintig jaar geleden, dat Dr. N. J. Polak
het hoogleeraarsambt in de bedrijfshuishoudkunde te
Rotterdam aanvaardde. Dat dit niet identiek is met een
vijfentwiitigjarige concentratie op de bedrijfshuishoud-
kunde puur, de lezers van dit blad, waarvan hij mede-
oprichter was, weten het. Het algemeen economisch beleid,
noodzakelijk tot herstel van Nederland, is thans vooral
onderwerp van zijn constructieve werkkracht; heb land
profiteert daarvan langs vele wegen. Ook onze lezers zullen,
met zijn medeleden der redactie, hopen, dat zijn in artikel-
vorm gepubliceerd inzicht nog vele jaren de ,,E.-S.B.”
mag sieren.
Een stapje verder naar, het herstel leidt de nieuwe rege-
ling voor de rijksbijdrage in de financiering van den par-
ticulieren woningbouw. Misschien helpt
–
het ook iets, dat
Nederland, eerste ter tafel met uitgewerkte gedachten,
mag spreken op de voorbereidende juniorenbijeenkomst
over het Duitsche en Oostenrijksche probleem, welke te
Londen wordt -gehoulen-. Over een belangrijk onderdeel,
den handel met Duitschland, wordt thans inderdaad met
Engelsch-Amerikaansche vertegenwoordigers in Den Haag
gesproken..
In het volle licht koestert zich deze’ week Frankrijk.
Zonder pijnlijke oneenigheden naar bu
j
ten werd ,Vincent
Auriol gekozen tot eersten President der Vierde Republiek.
Het aureool van den
‘
overwinnaar omgeef t. den auto-
matisch afgetreden premier Leon Blum. Binnenslands
heeft zijn kort bewind een omkeering in de gezindheid
aangaande de prijsheweging bereikt; internationaal resul-
teerde een bezoek aan de Engelsche Regeering in een
nieuwen opzet •van een Fransch-Britsche alliantie. In een
afschaduwing van dien glans was aan Ramadier zelfs
de vorming van een nieuw kabinet op breede basis
bijna vlot gelukt.
Het blijft een grijze luister: want over de meest acute
quaestie, Frankrijks verlangen naar Roerkolen, werd geen
uitspraak gedaan. De steenkool blijft een donker probleem,
ook voor vele andere landen. Oostenrijks Regeering heeft, financieel het vertrouwen in de Schilling zoover hersteld,
dat de sigaret daar als/betaalmiddel heeft afgedaan; de
Engelsche Regeering slaat de spaarzaamheid harer burgers
zoo hoog aan, dat zij de goedkoop-geld-politiek ook heeft
doorgevoerd vooi’ de ,,Savings-Certificates”, de belegging
voor den kleinen spaarder. Maar het ecônomisch leven in
Oostenrijk komt tot stilstand door gebrek aan steenkool:
de industrie ontvangt maximaal 30 pCt. der benoodigde
hoeveelheden. En in Engeland is er binnenslands slechts
één onderwerp, de ,,coal-shortage”; ook internationaal ver-
liest Engeland door den kolennood, zoowel aan export-
kansen als door gemis aan een vitaal onderhandelings-
object, bijv. tegenover de Scandïnavische landen. Zelfs
–
waar ze zijn, leveren de kolen moeilijkheden; in deVereenigde
Staten heeft de militante vakvereeniging, de ,,C.I.O.”, zich
achter Lewis geschaard. De arbeidsvrede is daar nog niet
geteekend.
,,Every cloud does have its silver lining”. Vijf interna-
tionale vredes zullen in elk geval worden geteekend. Oud-
minister Byrnes teekent zelfs viei daarvan op voorhand,
véôr de ratificafie door het Congres. Overigens een gevaar-
lijke methode, zooals Soekarno ondervond, die zijn gede-
creteerde pai’lementsuitbreiding door het parlementaire
werkcoinité zag verworpen.
gispen
rumm
culemborg
amsterdam
rotterdam
N.V. KONINKLIJKE
N ED Ë R 1 A N ‘DS C H E
‘ZOUT INTIE
Boekelo Hengelo
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
cbloorbleekloog
natronloog, caastic soda.
Koninklijke
Nederlandsche
Boekdrukkerij
H.A. M. Roelants
Schiedam –
koperdraad én koperd raad kabel
kabelgarniluren. vulmassa en olie
KABE
.
.LFABRIEK
DE.LFT
IL
Doctorandus economie
43 jaar, goed op de hoogt& van moderne talen. vlot typist, v. .g.
g, v., grondige ervaring hij grootbedrijven en op departement,
wenscht van werkkring te veranderen. Brieven ‘onder no, 807.
bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.
Annonces voor het volgend nummer
dienen uiterlijk Maandag 27 Januari a.s. in het bezit
te zijn van de administratie, Lange Haven 141, Schiedarn
Rapportomsiagen’
vansolide U S A carton op beperkte schaal weder
leverbaar. Bij aanvragen s.v.p. bestaand model in.
zenden. Fa. P. van den Bosch, Tel. 4323, Apeldoorn
Uw toekomst is veilig
met een polis van de
Algem.Friesche Levensverzekering-Mij,
of de’
.
Groot-NoordhoUandsche
LEhUWARDEN
van 1845
AMSTERDAM
Burmaniahuis
v. Brienenhuig
a.
AIrm & z0onen
itho
1720
anktev &
utantieJlakcEaat
ottcrbam
‘.grabrnage, 3neitt, sebieballn, Vlaarbingen
mterbam (alleen
urantie)
AMSTERDÂMSCH
BANK N.V.
K,APrTAAL ,’sa.elo.nn
RESE
AVeS S 31
EERSTE NEDERLA.NDSCHE
Verzekering Mij, op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’a’Grav.nhg.
AOMIKISTRATIEKANTOOR DORDRECHT
BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346
Per so neel s-Pen sioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afschrijving van te.-
komstige Ia,t.n – blijvende sociale voldoening
Vraagt
U een,
w.Igedocumenteerd advies aan
ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
NEDERLANDS EcoNoMIScH. HERSTEL
samengesteld onder leiding van M. ‘W’eisglas, Met een
voorwoord van Dr. G. W. M. Huysmans, Minister
van Economische Zaken.
De namen van de 15 medewerkers, welke het boek tot
den besten bundel van de huidige Nederlandsche- herstel-
periode
1
maken, zijn borg, dat dit boek het beste semi-
officieele geschrift is na de bevrijding. Het is een zake-
lijke behandeling van het herstel, vermeldende de meest
recente cijfers, ‘derhalve geen beschouwing over de al of
niet noddzakelijkheid van ordening. Een uitvoerg pro-
spectus wordt U gaarne door Elsevier, Spuistraat 11 8a-b
te Amsterdam of Uw boekhandelaar toeg’ezonden.
Verkrijgb. bij den erkenden boekhandel â
f
6,90 gebonden
1
Maakt gebruik van de rubriek ,,Vacatures” voor het
oproepen van sollicitanten voor leidende functies. Het
aantal reacties die deze annonces tengevolge hebben
is doorgaans uitermate beviedigendi; begrijpelijk: omdat
er bijna geen groote inslelling ja, die dit blad niet
regelmatig ontvangt en waar het niet circuleertl
mél japier geisoleerde kabels
voor zwakstroom en sterkstroom
Voor rubriek Yacatures zie b!z. /9′
22 Januari 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
63
DE BETEEKENIS VAN DE INDUSTRIE
VOOR DEN NEDERLANDSCHEN EXPORT.
Inleiding.
Men kan de beteekenis van de industrie voor de wel-
vaart van ons land van verschillende gezichtshoeken uit
beschouwen. Zoo kan men constateeren, dat onze industrie
tal van goederen vervaardigt, die in de behoeften van onze
bevolking voorzien. Men kan ook zijn blik richten op de
werkgelegenheid, die zij verschaft en op de mate, waarin
zij onze bevolking in staat stelt, zich de vereischte middelen
van bestaan te verzekeren. Voorts kan worden nagegaan,
in hoeverre de industrie voorziet in de middelen, die
noodig zijn om den invoer te betalen. Ons land beschikt
lang niet over alle voor de voorziening van onze bevolking
vereischte goederen. Wij leven in een land, dat arm is aan
grondstoffen en hoewel onze agrarische en industrieele
productie ongetwijfeld zeer gevarieerd is, ontbreken toch
tal van onmisbare goederen in ons pi’oductieprogramma.
Ons land is dus in aanzienlijke mate op invoer aangewezen
en om dien invoer te kunnen betalen moeten wij exportee-
ren. Dit is altijd zoo geweest en zal ook altijd zoo blijven.
De verliezen, die wij gedurende d&n oorlog hebben geleden,
hebben deze noodzaak alleen geaccentueerd.
Onderstaande beschouwingen zijn gewijd aan de rol, die een deel van onze industrie bij den export speelt. Ik
moet mij tot een deel van de industrie beperken. Buiten
beschouwing laat ik die takken van industrieele bedrijvig-
heid, die rechtstreeks in verband met de voedselvoorziening
staan. Deze beperking vindt geenszins haar ôorzaak in een
geringe appreciatie vpor dit deel der Nederlandsche in-
dustrie, doch in het feit, dat ik mij op dit gebied onvoldoen-
de deskundig acht.
De industrieele export in 1988.
VôÔr den oorlog was de export van industrieele goederen
aanzienlijk grooter dan die van agrarische producten. In
1938
bedroeg de waarde van den eerstgenoemden export rond f
600
millioen, die van den agrbrischen uitvoer rond
f
400
millioen. De verhouding was dus
3 :
2. In den in-
dustrieelen export vormden de metaalindustrie met f
245
millioen, de. textielindustrie met f100 millioen, de mijn-
bouw met f
65
millioen, de chemische nijverheid met
f
31,5
millioen, de papierindustrie
1)
met f
29
millioen
en de diamant-, de kunstmest- en de Ieder- en schoenen-industrie, ieder met een bedrag van f
23 â 24
millioen, de
voornaamste categorieën. Naast deze groepen bracht de
uitvoer van keramiek en bouwmaterialen, tabaksproducten,
genees- en verbandmiddelen, aardolieproducten, teer
producten, houtwaren en rubberfabrikaten tezamen met
de verzamelpost ,,Diversen” den totalen industrieelen
export op het genoemde bedrag van ca f
600 millioen.
Om dit bedrag te herleiden tot het huidige prijsniveau moet
het met
2,75
2)
worden vermenigvuldigd. De vooroorlog-
sche industrieele export vertegenwoordigde dus een waarde
van f 1,6 lt 1,7
milliard, omgerekend op het tegenwoor-
dige prijspeil.
Het oerloop pan den industrjeelen export sedert de beerijdizg.
hoewel de Nederlandsche industrie zich, dank zij de
plichtsbetrachting, die het personeel veelal sedert de be-
vrijding van ons land aan den dag heeft gelegd, en de be- –
wonderenswaardige energie van haar leiders, snel heeft
hersteld, behoeft het geen betoog, dat de vooroorlogsche.
export nog lang niet kon worden bereikt.
In September jl. meende het Centraal Planbureau i.o.
de exportwaarde voor den industrieelen sector voor
1946
op f
300
millioen te mogen ramen
3).
Dit cijfer was op
Ç
3,5
millioen na reeds eind Octobergeliaald. Over
1946
heeft
de totale industrieele export rond
f. 415 millioen bedragen.
‘) In1usief de stroocartonindustrje.
‘) Centraal Economisch Plan 1947, bijlagen hij de eerste nota,
blz. 22.
De ontwikkeling blijkt uit onderstaande tabel:
(in millioenen guldens)
Januari ……….
13,6
Juli
…………..
40,8
Februari ……..
15,7
Augustus ……….
34,6
Maart …………. 19,0
September
……..
42,2
April
………..
25,0
Octôber
……….
52,1
Mei
…………
24,3
November
……..
59,5
Juni …………
27,1
December , ……..
61,6
De export van den industrieelen sector bedroeg gedu-
rende het geheele jaar
1945,
dus van de bevrijding af tot
het einde van het jaar, nog niet ten volle f
29
millioen
4).
In het bereikte bedrag van
f415
millïoen namen de
volgende takken van industrie met de daarachter ge-
plaatste bedragen deel:
(in millioenen guldens)
metaal
……………………….
loo
textiel
……………………….
93
chemische
producten
…………….
41
diamant………………………..
29
kolen
…………………………
21
papier……………………….
20
keramische producten en bouwmaterialen
18
De overige bedrijfstakken bereikten nog slechts be-
dragen van f
7
millioen of lager.
Bij vergelijking met de bovenvermelde exporten van
1938
blijkt, dat de chemische industrie en de diamant-
industrie, althans in absolute cijfers, haar export van v66r
den oÖrlog hebben overschreden. Ofschoon men bij een
zoo speculatief product als diamant niet veel waarde mag
hechten aan een vergelijking, waarbij slechts twee jaren
zijn betrokken, is toch het door de Amsterdamsche in-
dustrie bereikte resultaat, gezien hetgeen zij speciaal ge-
durende de Duitsche bezetting heeft moeterm verduren,
hoopgevend voor de toekomst. De overige takken van in-
dustrie blijven nog ver beneden haar vooroorlogsche
buitenlandsche omzetten, ofschoon ook bij hen
5)
dezelfde
tot tevredenheid stemmende tendens tot stijgen aanwezig
is, die boven werd geconstateerd. –
Bij vergelijk.ing met den agrarischen sector is de indus-
trieele export in zijn prestaties ten achter. In totaal
bedroeg de agrarische export
1946 f 390
millioen. Het
blijkt dus, dat industrieele en agrarische export, in plaats
van, zooals in
1938,
in verhouding tot elkaar te staan
van
3 : 2,
in 1946
ten naaste bij in evenwicht zijn
gew’eest.
Dit is, dunkt mij, een tijdelijk verschijnsel. In het alge-
meen gesproken, was in het industrieele bedrijf de ver-
eischte aanlooptijd betrekkelijk lang. Niet alleen moesten
de fabrieken, na een veelal langdurige onderbreking der
productie, zoo goed en zoo kwaad als ht ging weer bedrijfs-
klaar worden gemaakt – en wat dat beteekende, weet een
ieder, die na de bevrijding onze leeggeroofde bedrijven be-
zocht – en kostte het hernieuwd bewerken der buiten-
landsche markten tijd, maar bovendien is vaak, nadat een
order is afgesloten, een lange periode van voorbereiding
en uitvoering vereischt, voordat een industrieel product
voor aflevering gereed is. En eerst dan komt het in de
uitvoercijfers tot uiting. Zoo beschouwd, kan van
1946
worden gezegd, dat het begin er is, doch dat in
1947
pas
de resultaten tot uiting zullen komen van het werk, dat
onze industrie in het afgeloopen jaar ten behoeve van
onzen export heeft verricht.
) Centraal Economisch Plan 1947, hlz. 52. Het Centraal Plan-
bureau volgt dezelfde interpretatie van het begrip industrieele
productie als waartoe ik mij genoodzaakt heb gezien. Wanneer in
het volgende wordt teruggegrepen op inededeelingen van het
Centraal Planbureau over de industrieele productie, dan kan et
van worden uit
–
gegaan, dat deze betrekking hebben op het beperkte
begrip.
‘) Dit cijfer is wellicht niet geheel betrouwbaar.
) Met uitzondering van de mijnindustrie.
64
‘
ECONOMISÔH-STATISTISCHE BE1ÇHTEN
.22 Januari 1947
Bij de beoordeeling der cijfers mag bovendien niet uit
het oog worden verloren,’ dat in 1946 eenige den export
belemmerende factoren zijn opgetreden, die, naar mag
worden verwacht, zich in 1947 minder zullen doen gevoelen.-
In dit verband moet in de eerste plaats de energievoor-
ziening worden genoemd. Gedurende de geheele eérste
helft van 1946 was de beschikbare hoeveelheid kolen voor
nagenoeg de geheele industrie onvoldoende. Behalve voor
de productie van bepaalde, als onmisbaar voor het binnèh-
land beschouwde goederen, ontving de industrie in die
dagen slechts kolen voor de vervaardiging van voor export
bestemde producten, indien de deviezenopbrengst per ton
kolen rriinstens een zeker bedrag – en wel een zeer hoog
bedrag – vertegenwoordigde. De kolenschaarschte heeft zich ongetwijfeld veel sterker bij de industrieele dan bij
de agrarische productie doen gevoelen en is één van de
factoren voor het achterblijven, van den industrieelen
uitvoer. Gedurende de tweede helft van het afgeloopen
jaar is de kolenschaarschte geleidelijk verminderd en nam
de bedrijvigheid in onze industrie toe. Afgezien van min
of meer incidenteele moeilijkheden, waarvan de recente
kolenstaking in Amerika en de stremming van het water-
vervoer in ons land, door vorst in December en Januari,
eenige voorbeelden zijn, vormen de kolen gelukkig in he
algemeen niet meer een onoverkomelijke moeilijkheid.
Onze eigen kolenproductie heeft zich echter nog niet zoo-
danig hersteld en zal zich in de naaste toekomst ook niet
zoover herstellen, dat ons land weder een aanzienlijken
export van kolen en cokes- in 1947 zal kuinen bereiken.
Het vooroorlogsche exportcijfer zal quantitatief zeker
lang niet worden gehaald, zelfs niet in waarde.
Ook heeft de grondstoffenvoorziening in menigen tak
van industrie ernstige moeilijkheden veroorzaakt. Zoo
hebben bijv. hout, walserijproducten, lijnolie en technische
vetten, sel de soude en caustische soda, kleurstoffen en ga-
rens door hun schaarschte ieder op hun beurt en op het
van hen afhankelijke terrein herhaaldelijk tot een- beper-
king van de industrieele productie geleid. Ofschoon ook
in de naaste toekomst moeilijkheden van dezen aard nog
wel onvermijdelijk zullen blijven, mag toch met het herstel
van het internationale handelsverkeer vooral indien
het mocht gelukken den Duitschen uitvoer weer eenigs-
zins op gang te brengen – een geleidelijke vermindering
van deze, onze productie belemmerende, fâctoren worden
verwacht.
Voorts moet worden gewezen op het feit, dat de binnen-
landsche behoefte aan sommige goederen zoo groot was,
– én gedeeltelijk nog is -, dat in het afgeloopen jaar
aan export nog maar nauwelijks kon worden gedacht.
Het’meest sprekend was dit het geval bij de textiel. Des-
ondanks heeft eenige export plaatsgevonden, waarbij in
verband met het streven naar de hoogst mogelijke dcvie-
zenopbiengst aai geconfectionneerde goederen de voor-
keur werd gegeveni De vroeger ii zoo belangrijke mate
aan den export deelnemende katoenindustrie heeft slechts
de gelegenheid gekregen, een klein percentage van haar
productie aan het buitenland te verkoopen. Zij heeft slechts
haar visitekaartje kunnen afgeven, in de hoop, haar af-
nemersin de toekomst weer in den van ouds gebruikelijken
ômvang met haar producten te voorzien. De papierindus-
trie verkeert in een soortgelijke positie. Ook zij heeft
slechts weinig zelf kunnen exporteeren, omdat het voor
uitvoer disponibele deel der productie zooveel mogelijk werd
bestemd voor de meer deviezenintensieve producten der
grafische en papierverwerkende industrieën.
Tenslotte mag het arbeidsprobleem niet geheel onbespro-
ken blijven. 1-let bezit echter zooveel facetten, dat een
behandeling daarvan niet in het kader van dit artikel past.
Ik moge daarom volstaan met slechts aan te stippen, dat
onze industrieele productie in het afgeloopen jaar zoowel
werd beperkt door een onvoldoende aanbod van arbeids-
krachten, en met name van geschoolde vaklieden, als door
de nog onvoldoende arbeidsproductiviteit. Een verbete-
ring ten goede, di in verchi1lende sectoren van het
bedrijfsleven zich gelukkig reeds heeft geopenbaard, mag
in 1947 worden verwacht, indiën althans de sociale vrede bewaard blijft. Opvoering der arbeidsproductiviteit en de
inschakeling in het productieproces van een grooter deel
van onze tot arbeiden in staat zijnde bevolkingsgroepen
blijven echter twee hoogst actueele vraagstukken, met
welker oplossing het herstel onzer welvaart in aanzienlijke mate zal zijn gemoeid.
Resumeerend kan worden vastgesteld, dat de industrie,
belemmerd als zij was door een aantal ongunstig werkende
factoren, weliswaar in 1946 nog lang niet het vooroorlog-
sche exportniveau, zelfs niet in absolute waardecijfers,
heeft bereikt en relatief bij de prestaties van den agrarischen
sector ten achter is gebleven, doch niettemin in staat is
gebleken, in een vrij scherp stijgende lijn opdrachten voor
buitenlandsche rekening uit te voeren en de voor 1946
door het Centraal Planbureau i.o. gemaakte raming te
Overschrijden.
Verwachtingen toor 1947.
Het is natuurlijk gevaarlijk, zich aan voorspellingen te
wagen. Wanneer men echter rekening houdt met het feit,
dat onze industrieele activiteit zich tenslotte nog pas aan
het herstellen is en de verschillende bovenvermelde ‘fac-
toren, die in het afgeloopen jaar een belemmerenden in-
vloed hebben uitgeoefend, waarschijnlijk geleidelijk aan
overwonnen zullen worden, dan is er mijns inziens, toch
alle aanleiding toe om te veronderstellen, dat de stijgende
tendens nog niet, tot staan zal komen. Daarvoor zijn overi-
gens ook enkele fneer concrete aanwijzingen. De industrie,
die verreweg de grootste post van onzen export voor haar
rekening neemt, is de metaalindustrie. Juist bij een deel
van dozen bedrijfstak – de scheepswerven en de machine-
fabrieken – is de levertijd aanzienlijk. Van de sedert de
bevrijding voor buitenlandsche rekening aanvaarde be-stellingen is tot dusverre nog slechts een klein gedeelte
geleverd. Daarentegen zijn aanzienlijke opdrachten in
uitvoering. Deze factor alleen mag reeds een aanzienlijk
accres van onen export uit dozen sector doen verwachten.
Vast staat, dat ook de export van de Hoogovens in 1947
grooter zal zijn, terwijl hetzelfde ‘mag worden veronder-
steld ten aanzien van hetgeen Philips zal kunnen bereiken.
Dat het vooroorlogsehe bedrag van f 245 millioen voor
den metaalsector zal worden gehaald, mag vrijwel als vast-
staand worden beschouwd. Serieuze ramingen overschrij-
den zelfs dit bedrag niet onaanzienlijk. De tweede in de
rij is de textielindustrie. Wordt het voorzichtig opgestelde
productieprogramma gerealiseerd, dan kan in 1947 een
grooter deel van de productie voor export worden vrijge-
geven dan in 1946 met het oog op ‘de binnenlandsche –
voorziening toelaatbaar werd geacht. Jn dit verband zij
nog vermeld, dat reeds in 1946 de kunstzijde-industrie
tot opmérkelijke prestaties, mede dank zij haar gerenom-‘ meerde kwaliteit, in staat is gebleken en dat ook het voor
export disponibele deel van haar productie in 1947 grooter
dan. in 1946 zal zijn. Het staat vrijwel vast, dat de textiel-
industrie in 1947 de in 1938 bereikte exportwaarde zal
overschrijden.
Dit zal ook het geval zijn hij de chemische industrie,
die reeds in 1946 het vooroorlogsche bedrag had gepasseerd.
Ten aanzien van de papierindustrie zij vermeld, dat in
ieder geval de stroocartonindustrie een aanzienlijke winst
zal boeken. Deze bedrijfstak kon, in verband met de voor-
diert heerschende kolenschaarschte, eerst bij den aanvang
van het vierde kwartaal in volle productie komen. Er blijkt
een groote vraag naar 9troocarton in het. buitenland te
bestaan, zoodat het voor export beschikbare quantum
grif afzet vindt.
De grootere exportmogelijkheid van onze industrie komt
ook tot uiting in de door Nederland aangegane export-
verplichtingen bij recent afgesloten handelsverdragen. In
1947 zullen wij aan Zwitserland ca. f 75 millioen industrieele
22 Januari 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
65
producten leveren, terwijl wij volgens het vorige handels-
verdrag, dat van 1 October 1945 tot 31 December 1946
liep, slechts op ons namen ca. f 40 millioen van deze pro-
ducten uit te voeren. 1-let nieuwe handelsverdrag met
Zweden vermeldt een industrieelen export van ca. f104
millioen tegenover ruim f 88,5 millioen in de 15 maanden,
waarvoor het vorige handelsverdrag van kracht was.
Voor Noorwegen.zijn de cijfers ruim 1 35 millioen voor 1947
en 1 18 millioen voor de periode vhn 1 November 1945 tot
31 Decembër 1946. Wij hebben ons dus verplicht – verge-
leken bij het afgeloopen jaar – in 1947 bijna voor de
dubbele waarde aan industrieele goederen fiaar deze drie
landen te exporteeren.
Op grond van bovenstaande overwegingen neig ik er
toe de stelling te poneeren, dat het door het Centraal
Planbureau i.o. als taakstelling genoemde bedrag voor
onzen export in 1947 van f 1 milliard, althans voor
het daarvan aan de industrie toegedachte deel van 1 %00
millioen.
6
), te pessimistisch is geraamd. Mijns inziens is
de mogelijkheid aanwezig een hooger bedrag te realiseeren
en het lijkt mij aanbevelenswaardig een hoôger bedrag,
waarbij mijn gedachten in de richting gaan vart f 900
millioen, als taakstelling vast te leggen
7).
‘Wanneer wij
er in 1947 niet in zouden slagen onzen export een
eind boven het milliard op te voeren, dan geloof ik er niet
in, dat wij de taakstelling van het Centraal Planbureau
i.o. ten aanzien van den export voor 1948 ad twee milliard
gulden zullen halen. En die taak zullen wij moeten vol-
brengen: een deficit op onze betalingsbalans van ruim
f 600 millioen voor 1948, om nog maar niet te spreken van
de f1,4 milliard voor 1947, is’ al erg genoeg ).
De aandacht van onze industrie en met name ook van onzen uitvoerharidel, blijve’ daarom bij voortduring ge-
vestigd op het bereiken van een zoo groot mogelijken
export.
‘) centraal Economisch Plan 1947, blz. 52.
‘) Dé Overheid zal van haar kant, alles moeten doen om het
bedrijfsleven bij het bevorderen van den export behulpzaam te
zijn. –
‘) Een kentering In dc conjunctuur, met name in Amerika, waar-
voor een aantal vooraanstaande economisten bevreesd is, zal het
volbrengen dezer taak wellicht bemoeilijken; dc noodzaak haar te
realiseeren wordt er echter niet minder om. De genoemde cijfers
der tekorten op de betaling3balans zijn ontleend aan het Centraal
Economisch Plan 1947, bijlagen bij de eerste nota, blz. 21.
Dr. E. L. KRAMER.
DE BELGISCH-LUXEMBURGSCHE UNIE,
NEDERLAND EN DE HANDELS-
BETREKKINGEN MET DUITSCHLAND,
Nu de Belgisch-Luxemburgsche Unie en Nederland
besloten hebben tot een tolunie, die op den duur zelfs
moet uitgroeien tot een economische unie, interesseert
het ons, na te gaan hoe de verhouding van de Belgisch-
Luxemburgsche Unie tot Duitschland is en in hoeverre
het economisch samengaan dr drie landen ook de onder-
linge betrekkingen – tot Duitschland zal beïnvloeden.
Laten wij vociropstellen, dat het vraagstuk der betrekkin-gen tot Duitschlai’id in België tot dusverre nog niet in die
mate in het centrum der openbare belangstelling stond als
dat in Nederland het geval was, wat er misschien op kan
wijzen, dat het hier niet zoo urgent is. De motiveering ligt voor de hand: 1. De oorlogsschade, door Duitschland toe
;
gebracht, is niet zoo groot als in Nederland; 2. Floewel
Duitschland ook voor België éen achterland van groote
beteekenis vormt, waren de economische banden met dit
land toch nog niet zoo nauw als tusschen Nederland en
Duitschland; 3. l)e economische positie van België is door dezen oorlog lang niet zoo sterk geschokt als die vah Ne-
derland en het land bevindt zich in dezen overgangstijd,
vergeleken met andere in den oorlog bezette landen, in
een economisch nog vrij gunstige positie.
Het feit, dat Nederland echter reeds zijn desiderata in
uitvoerig gedocumenteerde nota’s bij de Groote Vier
heeft ingediend, v65r België, heeft hier nogal wat stof doen
opwaaien. Nederland heeft, alvorens zijn wenschen in te
dinen, overleg gepleegd met zijn partners van de tolunie.
Een geste, die volkomèn vanzelf spreekt onder de huidige
omstandigheden, waar
4
van echter toch nog speciaal melding
dient te worden gemaakt, omdat sommige Amerikaansche
en Belgische bladen hierover andersluidende berichten
verspreidden. Inmiddel.s heeft de Belgische minister van
Buitenlandsche Zaken, de heer Spaak, bij de Groote Vier
te New-York een memorandum ingediend, waarin een
kleine grenscorrectie ‘wordt gevraagd. België behoudt zich
daarnaast het recht voor, aanvullende voorwaarden te
stellen, indien de omstandigheden dit zullen eischen. Op
economisch gebied wordt voorgesteld België vergoedingen
te verstrekken, die gelijk zijn aan de vdordeelefi, die ,an-‘
dere geallieerde landen zouden kunnen trekken uit een
definitief of tijdelijk genot van belangrijke elementen vaû
het Duitsch economisch bezit”. Tevens worden maatregelen
gevraagd tegen alle Duitsche discrimineerendebepalingen
betreffende het voor België zoo belangrijke transitover-
keer. De aangelegenheid is hier dus blijkbaar nog in het
principieele stadium.
Bij een beschouwing van de handelsbetrekkingen tus-
schen de Belgisch-Luxemburgsche Unie en Duitschland,
lijkt het gewenscht niet van de huidige abnormale verhou-
dingen uit te gaan, maar liever een vooroorlogsch jaar als
basis te nemen. Op het oogenblik is men ook hier verre
van tevreden over de betrekkingen met Duitschland –
er schijnt slechts een beperkt accoord met de Fransche
zône te bestaan -, zelfs wanneer men den huidigen abnor-
malen toestand in aanmerking neemt. Wel heeft België,
doordat het aan de bezetting deelneemt, iets meer gelegert-
heid tot persoonlijk contact dan Nederland.
Gaat men uit van den toestand in 1938, dan moet men er rekening mede houden, dat, evenals dat in Nederland
het geval was, ook de betrekkingen tusschen België en
Duitschland in de dertiger jaren door de Duitsche handels-
politiek ongunstig zijn beïnvloed. Na een periode van
stagnatie na den eersten wereldoorlog werd het statuut
van den buitenlandschen handel tusschen België en
Duitschiand in het accoord van 4 April 1925 vastgelegd.
Dit was vooral gebaseerd op de clausule van de meestbe-
gunstigde natie en wij zien dan ook, dat, dank zij de hier-
door ingevoerde tariefverlagingen, zoowel de in- als uitvoer
met Duitschland aanzienlijk toenamen. Maar sinds 1931
werden aan het verdrag zooveel uitzonderingsbepaïingen
toegevoegd, dat vele van de in 1925 toegestane voordeelei
weer verloren gingen. Bovendien kwam in de in 1935 en
1936 tusschen Duitschland en België afgesloten betalings-
verdragen duidelijk het streven van Duitschland tot
uiting de handelsbeweging over en weer in evenwicht te
brengen. Welk een belangrijke plaats Duitschland in den
buitenlandschen handel van België ook na deze beperkin-
gen nog innam, blijkt uit onderstaande tabellen
1):
(Zie boQenaan oolgencie kolom).
De naderende oorlog heeft voor de Nederlandsche han-
delsbetrekkingen met Duitschland een nadeeliger uitwer-
king gehad dan voor België, omdat in ons land het accent
op dure landbouwproducten viel, terwijl België voor de
oorlogvoering gewichtige producten aan Duitschland kon
leveren. Terwijl in Nederland de in- en uitvoer in 1930 nog
resp. 33 en 20 pCt. van de totale in- en uitvoerijfe’rs uit-
maakten, zien wij ook verhoudingsgewijze een teruggang
tot 21,3 pCt. van de totale waarde van den invoer en 14,9
pCt. van de totale waarde van den Nederlandschen uit-
voer in 1938. Maar zelfs na dezen achteruitgang ‘staat
Duitschland als leverancier van Nederland in 1938 nog
op de eerste plaats, terwijl de Duitsche afzetmarkt na die
‘)
Vgl. Jean Steels: La politique commerciale exttrieure de la
Belgtque’, Bruxelles 1945.
66
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Januari 1947
1938
Land van herkomst en
Invoer in de
Uitvoer uit de
van bestemming.
Belg.-Lux. Econ.
Belg.-Lux. Econ.
Unie.
Unie.
Frankrijk
………….
3.310.240
1
3.324.065
Puitschland
………….
2.599.152
2.648.374
Vereenigd Koninkrijk . .
1.833.122
2.972.690
Nederland
.2.074.848
i
2.609.770
Invoer in de Belg.-
Uitvoer uit de Belg.-
Lux. Econ. Unie
Lux. Econ. Unie Land van herkomst en
van bestemming.
1925
1
1929
1938
1925
1
1929
1
1938
pCt.
pCt.
pCt.
pCt.
pCt.
pCt.
Frankrijk
………
20,68
19,47
14,34
14,66
12,59
15,34
Duitschiand
…… ….
8,71
13,55
11,26
11,74
11,08
12,22
Vereenigd Koninkrijk
12,50 11,17
7,94 19,67 18,21 13,71
Nederland
………
10,49
11,60
1
8,99
10,75
12,68
12,04
van Groot-Brittannië voor ons de belangrijkste is. Voor
België staat Frankrijk vooraan.
Teneinde een duidelijk overzicht te verkrijgen van de
handelsbeweging tusschen Duitschland, Nederland en de
elgisch-Luxemburgsche Unie, lijkt het nuttig de Duit-
sche statistieken op te slaan. Op deze wijze komt men tot
de zuiverste vergelijkende maatstaf. Zelfs na den gevoeligen
achteruitgang van den Nederlahdschen uitvoer naar
Duitschiand in de dertiger jaren voerden België en Neder-
land in 1938 nog ongeveer viior dezelfde bedragen naar
Duitschland uit, ni. resp. 191 en 192 millioen R.M. Voor
beide landen gaat dus een even belangrijke afzetmarkt
verloren, al is de samenstelling van den im- en export ee.n
geheel andere, zooals uit onderstaande tabel blijkt:
1938
Invoer
j
Uitvoer
in Duitschiand
uit Duitschland
uit
naar
1 Neder-
. 1
Neder-
Belgie
land
e gi
land
(In duizenden R.M.)
Voedselvoorziening
……
.
18.155
104.720
2.780
6.138
Levende dieren
3.938
2.508
32
133
Voedingsmiddelen van
dierl. oorsprong
. . .
1
7.770
64.416
16
2.030
v. plant. oorsprong
….
6.039
37.516
1.085
2.566
Genotmiddelen
408
275
1.547 i
1.409
‘ijverheid
………….
1
73.
2
74
87.746
222.250
441.562
Grondstoffen
………..
50.647
24.441
54.890
80.358
Halffabrikaten
………
69.681
44.569
32.547
30.400
Afgewerkte producten
52.446
18.736
134.813 330.804
Bekijken wij allereerst den uitvder van de Belgisch-
Luxemburgsche Unie en Nederland naar Duïtschland. Op
een totalen export naar Duitschland van 192 millioen R.M.
bedroeg de uitvoer van Nederlandsche landbouwproduc-
ten naar Duitschiand 104 millioen R.M. Bij België valt
het accent geheel op industrieele producten: 173 R.M. op
een totaal van 191 millioen R.M. De Belgische uitvoer van
landbouwproducten, ad 18 millioen R.M., viel overigens
in het niet tegen het Nederlandsche cijfer van 104 millioen
R.M. Dit klopt met de algemeene tendens van den Belgi-
schen landbouw vôôr den oorlog, die vooral op voorziening
van de Belgische markt was gericht. Alleen voor paarden
(4 millioen R.M.), eieren (5,5 millioen R.M.) en fruit (1,3
millioen R..M.) vinden we exportposten ‘van eenige betee-kenis, artikelen dus, waarvoor de mogelijkheid van onder-
linge concurrentie tusschen Nederland en België niet
uitgesloten mag worden geacht.
Nederland wordt in zijn export van landbouwproducten
sterk getroffen; 20 k 25 pCt. van den vooroorlogschen
export ging naar Duitschiand. Wordt Duitschiand inder-
daad meer en meer op den weg van den landbouw geleid
en blijft het industrieel apparaat beperkt, dan zal België
daarvan als industrieel concurrent voordeel genieten, ter-
wijl Nedérland daarvan als landbouwexporteur vooral de
nadeelen ondervindt. Een toekomstige industrialisatie van
Nederland kan hier natuurlijk compensatie bieden, maar
dit is voorloopig nog een onberekenbare factor.
Wel verliest België in Duitschland een belangrijk afzet-
gebied van industrieele producten. (Dit geldt met name
ook voor den Congo, waaruit Duitschiand in 1938 in totaal
voor ruim 33 millioen R.M. betrok). De Belgische grond-
stoffenuitvoer was in 1938 tweemaal .zoo groot als die van
Nederland (vooral ijzererts, ijzer, wol en vlas) tot een.totaal
van 50 millioen R.M. tegen 24 millioen R.M. Nederlandsche
uitvoer naar Duïtschland. Nederland exporteerde voor 12
millioen R.M. steenkool naar Duitschland (waartegenover
echter een 5 maal zoo groote import van Duitsche steen-
koolstond). Met betrekking tot halffabrikatew ziet men,
dat België voor 69, Nederland voor 44 millioen R.M. naar
Duitschland uitvoerde. Alleen bij kunstzijde zou de moge-
lijkheid van onderlinge concurrentie hebben bestaan,
maar hier zorgde het kunstzijdekartel voor een marktver-
deeling. België exporteerde vooral textiel, metalen en.
chemische producten. Belgi6 verliest in Duitschland een
belangrijke afzetmarkt voor eindproducten (52 millioen
R.M. tegen Nederland 18 millioen R.M.), o.a. leerwaren,
electro-technische en metaalproducten.
Bezien wij
flu
den
uitvoer van Duitschiand naar dezt
landen,
dan blijkt al aanstonds uit de totaalcijfers, dat
Nederland in veel sterker mate dan België voor zijn invoer
op Duitschland was aangewezen. Terwijl Nederland in
1938 voor 447 millioen R.M. importeerde, voerde België voor
227 millioen R.M. in. De totalen hebben grootendeels be-
trekking op industrieele producten, bij Nederland vooral
op afgewerkte producten (330 van de 447 millioen R.M.).
Het is bekend, dat ca. 50 pCt. van de Nederlandsche in-
dustrieele uitrusting van Duitschen oorsprong is en dat
thans vooral het gebrek aan onderdeelen van de door
Duitgchland geleverde machines en werktuigen remmend
op de Nederlandsche nijverheid werkt. In 1938 kwam 48
.pCt. van den netto-invoer aan werktuigen en toestellen in
Nederland uit Duitschland. Voor ijzer, .staal en producten
daarvan was het percentage 43 pCt. België was een be-
langrijke afnemer van Duitschland, vooral van zwaardere
machines, kleurstoffen en zwaarder electrisch materiaal.
Van den Duitschen uitvoer naar België van afgewerkte
producten kunnen wij hier slechts de allerbelangrijkste
vermelden – in millioenen R.M. – de cijfers tusschen
haakjes geven den Nederlandsche invoer uit Duitschland
weer: wol, zijden en katoenen weefsels 4 (12), papier enz.
3 (7), verfstoffen 5 (7), chemische hulpstoffen 6 (11), staaf-
en vormijzer, blik uit ijzer, ijzerdraad 6(40), gebreide en
geweven goederen en andere kleeding S (21), papierwaren
enz. 3 (10), ijzerproducten 13 (33), machines 21 (34),
vaar- en motorvoertuigen 13 (26), electrotechnische pro-
ducten (ook electrische machines) 12 (31).
België rekent erop vele artikelen, die het tot dusverre
uit Duitschiand betrok, zelf te kunnen produceeren. De
officieele planiien voor de wederuitrusting en de heroriën-
teering van de Belgisôhe industrie verkeeren echter nog
in het stadium van studie. Voorts hoopt men op de Neder-
landsche en andere markten Duitschiand te kunnen ver-
vangen. De Belgische groepeering Fabrimetal noemde,
wat Nederland betreft, o.a. de draadtrekkerij, de metaal-
trekkerij, smederij, pers- en drijfwerk, huishoudelijke
gegalvaniseerde artikelen, ijzerwaren, metalen toebehoo-
ren van het bouwbedrijf, werktuigmachines, toestellen en
installaties voor diverse nijverheden, electrisch nijverheids-
materiaal, fijne mechanische constructie
2).
Verder kunnen
hier bij wijze van voorbeeld nog worden genoemd: stalen
balken, ijzer en staal in staven, plaatijzer, slakkenmeel,
sommige textielproducten en cement.
‘) Alen zie hiervoor het ,,Bulletiri hebdomadaired’information
etde liaison”, dd. 2September 1946 van de ,,F6d6ration des Entre-
prises de l’Industrie des fabrications métalliques”. In bedoeld
artikel wordt tenslotte op het aangaan van onderlinge accoorden
tusschen de industrieelen der verschillende branches en nauwe
samenwerking met name bij den export aangedrongen.
22 Januari 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
67
De moeilijkheid is echter: hoe kan Nederland dezen ver-
hoogden invoer uit België betalen? Nederland kon véér
den oorlog zijn invoer uit Duitschland zoo hoog opvoeren,
omdat hiertegenover niet alleen de opbrengst stond van
den Nederlandschen uitvoer naar Duitschiand, maar ook de
opbrengst van de Nederlandsche irivesteeringen in Duitsch-
land (ca. f. 1,5 milliard). Het deficit van f.150 millioen werd
voor ca. 2/8 gedékt door den opbrengst van het verkeer en de
havendiensten voor Duitsche rekening. Voor België loopen,
zooals men uit de vermelde cijfers kan opmaken, de in- en
uitvoercijfers lang niet in die mate uiteen, al vallen met
het verminctérde transitoverkeer ook voor België zeer
groote baten weg, die het land moeilijk kan missen .
Wanneer de industrieele export van België voor een deel
die van Duitschland op de Nederlandsche markt wil ver-
vangen, zullen voor Nederland naar nieuwe afzetmogelijk-
heden in België moeten worden gezocht, aangezien reeds
yôér den oorlog België meer naar Nederland uitvoerde dn
invoerde, een tendens, die in de huidige overgangsperiode
nog veel sterker is geworden
4).
Men ziet niet goed, hoe de
kleine Belgische markt, die zich bovendien in toenemend.,e.
mate zelf voorzag, den Nederlandschen landbouw compen-
satie kan verschaffen voor het verlies van den Duitschen
afzet, tenzij de koopkracht van de Belgische markt in de
toekomst sterk toeneemt, o.a. door uitbreiding van den
industrieelen afzet naar Nederland ten gevolge van de tol-unie. Er moeten dus vooral naar mogelijkheden op indus-
trieel gebied worden gezocht, waarbij het’ weliswaar be-
perkte maar op sommige gebieden moderner Nederlandsche
industrieele appaaat een welkome aanvulling van het
Belgische zou kunnen vormen. Het is te hopen, dat men hij
de opstelling van de plannen tot uitbreiding van de Neder-landsche ijzer- en staalindustrie, de kunststoffen- en auto-
mobielnijverheid enz., rekening houdt met de wenschen
en behoeften van den Belgischen partner in de tolunie en
diens door het wegvallen van Duitschiand gewijzigde posi-
tie. Het is jammer, dat ook België met financieringsmoei-
lijkheden te kampen heeft, maar wellicht behoort kapitaal-
participatie der Belgische industrie in cle Nederlandsche
nijverheid door middel ‘van levering van machines en werk-
tuigen niet tot de onmogelijkheden. Dit zou tegelijkertijd de
toluniegedachte en het evenwicht in de betalingsbalans
tusschen Nederland. en de Belgisch-Luxemburgsche Unie
bevorderen. Wij hebben het voorbeeld van de Belgisch-
Luxemburgsche Unie, waarin na jaren van scherpe tegen-
stellingen de samenwerking evëneens veel hechter werd,
nadat de Belgische metaalindustrie zich bij de Luxemburg-
sche interesseerde en zelfs gemeenschappelijke verkoop-
kantoren tot stand kwamen.
Men kan op deze suggesties natuurlijk antwoorden, dat
men door verwezenlijking van de toluniegedachte, door
een rationeelere arbeidsverdeeling op de vergroote binnen-
landsche markt en een sterker onderhandelingspositie op
de internationale markt maar zeer gedeeltelijk compen-
satie kan vinden voor den achteruitgang van Duitschland,
die voor Nederland, zooals wij zagen, de voornaamste, .voor
België op één na de voornaamste handelsrelatie vormde.
Men kan ook tegenwerpen, dat de kleinen wikken en de
grooten beschikken en dat alle plannen afhangen van wat
er met Duitschland gebeuren gaat.
Lord Beveridge heeft één dezer dagen tijdens een rede-
voering in Brussel gezegd, dat men van de kleinen de
medewerking verwacht, vooral voor oplossing van de tech-
nische problemen, die zich hij internationale samenwerking
‘)
Op (le havenkwestie kan binnen het bestek van dit artikel
overigens hiet.worden ingegaan De aspecten hiervan zijn voldoende
belicht in dit tijdschrift.
Vgl.
,,De positie van dc Nederlandsche
havens in verband met de vernietigipg van het achterland” door
Job. llrautigain in E.-S.B.” van 23 Januari 1946. Niettegenstaande
Belgische ingenieurs deelnamen aan de industrialisatie van Uuitsch-
land in de negentiende eeuw, schijnen de Belgische kapitaalsinves-teeringen jaar te lande geen.grooten omvang te hebben. De belang-
stell.ng
ging meer naar de richting van het Fransche achterland.
Juiste. cijfers zijn echter niet bekend.
‘) 1-let defictt ten laste van Nederland bedroeg in 193,8 t. 57 mii-
liocn.
voordoen. Welnu, de nederlaag van Duitschland, het
economisch samengaan van drie kleine- landen, die het
zwaarst getroffen worden door den achteruitgang van het
achterland en de structuurveranderingen, die hiervan in
West-Europa het gevolg tnoeten zijn, stellen zulk een tech-
nisch probleem. De uitvoering van het gemeenschappelijk
tarief tegenover derde landen is slechts een eerste etappe
op den weg van de Nederlandsch-Belgisch-Luxemburgsche
tolunie en het., ontwerpen en uitvoeren van een gemeen-
schappelijk economisch programma is zeker niet minder
dringend, nu het probleem Duitschland binnenkort op de
internationale conferentietafel komt. Hij, die zelf weet
wat hij wil en een duidelijk plan kan voorleggen, leef t de
meeste kans te worden gehoord. Bovendien is dit de eenige
weg om de fouten van na 1918 te vermijden en overin-
vesteering in West-Europa te voorkomen.
Brussel, December 1946.,
H. VAN PRAAG-SANDERS..
DE GEMEENTEFINANCIËN:
Van de begrootingsdrukte, die elk najaar zulk een fleur
‘aan het gemeentelijke leven placht te geven, is de laatste
jaren niets meer te bespeuren. Dat was tijdens de bezet-
ting met gemeenteraden in ruste geen wonder. Maar nu,
anderhalf jaar. na
de bevrijding, had men al wat meer
levendigheid mogen verwachten. Eigenlijk moest ‘men
hierover klagen. Maar men klaagt niet. Men berust, hoe-
wel men weet, dat de zaken niet goed gaan. Men laat
het over aan deskundigen. Maar ieder ingezetene van
Nederland is tenslotte tevens inwoner van cpn gemeente,
waarmede hij iederen dag heeft te maken. Het lijkt de meest
natuurlijke zaak van de wereld, dat hij zich voor het wel
en wee van de gemeente, waar hij woont of waar hij werkt,
interesseert en het moet mogQlijk zijn den belangstellenden
burger te vertellen, waar het om gaat. Ik zal daartoe een poging wagen, w’aarbij voor meer
technische details naar vorige publicaties zal worden ver-
wezen.
Het Gemeent’e/onds.
Tot 1930 hadden de gemeenten een betrekkelijk zelf-
standig leven. Ze hadden ieder haar eigenaardigheden;
ze hadden haar bijzondere zorgen voor het onderwijs, de
wegen, de openbare orde, de openbare gezondheid, de
markten, de middelen van vei’keer, de levering van gas,
water, electriciteit, radiodistributie enz., en voor de
armlastigen. De uitgaven konden worden gedekt door de
‘inkomsten uit weg- en tolgelden, tarieven voor gas, water
enz., huren, pachten en diverse belastingen, waarvan de
voornaamste was de hoofdelijke omslag. Deze laatste was
een locale inkomstenbelasting, die in gemeenten met een arbeidersbevolking hoog en in rijke gemeenten laag was.
Zij was in villaplaatsen zelfs niet.overal ingevoerd. Toen de
middelen van verkeer zich ontwikkelden, gingen de meest-
gegoeden in de gemeenten met lage belastingen wonen;
daardoor werd de belastingopbrengst in çle werkgemeenten
nog lager, zoodat zij weer hoogere tarieven moesten vast-
stellen, waarop een nieuwe uittocht volgde. De forensen betaalden in beide gemeenten, doch in de werkgemeente
slechts één derde van den normalen aanslag. De ver-
schillen in belastingdruk waren zoo groot, dat de volle
aanslag in de woongemeente plus het derde deel van den
aanslag in de wei’kgerieente (de forensenbelasting) als
regel lager w’as dan de volle aanslag in de plaats, waar de
arbeid werd verricht.
Als middel tot verbetering werd bij de Wet van 1929
ingesteld het Gemeentefonds, een door het Rijk bhheerde
kas, waarin, te beginnen met 1931, diverse belasting-
opbrengsten werden gestort, waaronder die van de Ge-
meentefo’ndsbelasting, welkê in alle gemeenten de eigen inkomstenbelasting vei’ving. Deze belastingpot, waaraan
liet Rijk nog een bedrag toevoegde, werd naar, het toen
bekende uitgavenpeil.. en naar draagkracht
onder
de ge-
meenten verdeeld; de eene kreeg meer, de andere minder
68
–
—
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Januari 1947
dan de inwoners door middel van de Gemeentefondsbe-
lasting aan ihet fonds afdroegen, waardoor de verschillen
tusschen werk- en woongemeenten voor een groot deel
werden opgeheven. Gemeenten, die aan deze uitkeering
niet genoeg hadden, konden opcenten op de Gemeente-
fondsbelasting heffen, waarvan de opbrengst haar recht-
streeks en geheel ten goede kwam)). Het kwam slechts
sporadisch voor, dat gemeenten haar budget niet met
eigen middelen sluitend konden maken.
Onooldoende regeling.
– Deze nieuwe regeling bleek niet bestand tegen de ‘ge-
volgen. van de wereldcrisis, die in 1932 steeds scherper
vormen ging aannemen. De regeeringspolitiek was er op
gericht de bonen te drukken en de prijzen te verlagen.
Maar met opzettelijke prijsverlagingen voor dogen konden
de ondernemers bezwaarlijk prodiceeren, waarvan het
gevolg was ontslag op groote schaal van arbeiders, die
ni ten laste van de Overheid kwamen, met het resultaat,
dat de kosten terzake van de werkloosheid voor de ge-
meenten enorm stegen. Wel steunde het Rijk door het
toekennen van subsidies, speciaal in de werkboosheids-
•uitkeeringen, maar deze subsidies waren onvoldoende en – hielpen bovendien niet voor die gemeenten, welke nog op
andere wijze de gevolgen van de crisis ondervonden.
• In 1932 vas het aantal noodlijdende gemeenten van 7
tot 14 gestegen, terwijl nog 19 nieuwe gevallen in behande-
ling kwamen. Maar de Vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten deelde reeds mede, dat in 788 onderzochte
gevallen (er. waren toen ongeveer 1.050 gemeenten) was
gebleken, dat in 1935 vermoedelijk 341- onder rijkstoezicht
zouden staan, waarvan er 203 noodlijdend zouden zijn.
Er is in die jaren onderzocht, of de gemeenten niet veel
– te royaal waren. De begrootingen werden naar de pro-
1 vinciale griffies overgebracht, om te worden bestraald,
geopereerd en gemasseerd. Ongeneeslijke patienten werden
t naar ‘s Rijks sanatorium doorgezonden. Op 22 December
193,3 verscheen een wet tot steun aan noodlijdende gemeen-
ten,- waardoor de mogelijkheid werd geopnd, zeer speciale
voorwaarden aan het gemeentelijk beheer te stellen.
De bezuinigingscommissie-Welter publiceerde een rapport
met suggestieve hoofdjes als: ,,Wantrouwen in het ge-
meentelijk financieel beleid” en ,,Stijging der gemeente-
” schuld”. Maar in de berekening van die onrustbarende
stijging van de schuld bleek een fout van bijna 100 pCt.
te zijn geslopen, en onder het hoofdje ,,Wantrouwen” werd
geenszins wanbeleid aan de kaak gesteld. En de Wet tot
steun aan noodlijdende gemeenten, mitsgaders de daarop
rustende algemeene maatregel van bestuur, kwam met
– allerlei onpractische regelen en met nrmen, die zelfs on-
bruikbaar waren
2).
en dan ook niet werden toegepast.
Deze wet had practisch geen ander effect dan dat de Re-
geering exorbitante rechten van medezeggenschap ver-
kreeg en tegelijk daarmede medeverantwoordelijkheid.
We zullen straks zien, met welk resultaat.
Het Werkloshidssubsidietonds.
Na een tijdperk van uitkeeringen va’n rijksbijdragen in
de werkboosheidslasten, die de gémeenten moesten dragen,
is..in 1935 het Werkloosheidssubsidiefonds ingesteld. In
dit fonds werd jaarlijks gestort een rijksbijdrage van
pl.m. f. 50.000.000 en 25 pct. van de belastingcapaci-
teit
3)
van – alle gemeenten, hetgeen neerkwam op een
‘) Zie
hierover: ,,Gewijzigde gemeentefinanciën” in
van
26
Maart
1941,
blz.
208.
‘) Zie: ,,De gemeenten en de openbare meening in
,,L.-S.B.
van
10
October
1934,
blz.
882.
3)
Onder ditbegrip wordt verstaan de berekende opbrengst over
op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting
–
le klasse;
b 50
opcenten op de hoofdsorn der vermogensbelasting;
c
80
opcenten op de hoofdsom der grondbelasting-gebouwd;
d
25
opcenten
op
de hoofdsom der grondbelasting-ongebouwd;
e. de hoofdsom der personeele belasting, vermeerderd met
180
opcenten;
t. 75
pCt. van de hoofdsom der grondbelasting.
storting vaneen ongeveer even groot bedrag. De gemeenten
kregen uit dit fonds naar bepaalde maatstaven maximaal
85 pCt. van de werkloosheidsuitgavén vergoed. Zij, dié
daarmode niet konden uitkomen, konden zelfs 99 pCt.
ontvafigen en hadden zij dan nog een tekort, dan zou de
aan het fonds afgedragen belastingcapaciteit geheel
1
of
ten deele kunnen worden teruggegeven. Nu kwam het
voor, dat ‘s Rijks financiën niet in staat werden geacht –
om aan deze toezegging. gevolg te geven. In dat geval
bleven de gemeenten – waaronder de grootste – met een
tekort zitten, zonder dat zij in den technischen zin van
het woord noodlijdend waren. Want het deficit was geheel –
of te,n deele het gevolg van de omstandigheid, dat ‘s Rijks
kas niet in staat was het aan de gemeenten blijkbaar te
veel afgenomen belastingbedrag terug te geven.
Het Werkboosheidssubsidiefonds is bij een op 30Augustus
1943 in werking getreden besluit van 15 Juli 1943, gerekend
met ingang van 1 Januari 1942, opgeheven. De werkloos-
heidszorg is, eveneens met terugwerkende kracht, rijks-
taak geworden, d.w.z. de gemeenten bleven met de werk-
zaamheden belast en financieren ook thans nog de uit-
gaven, doch ontvangen de kosten van steunverleening,
van wachtgeidregelingen, van verstrekking van kleeding,
dekking en schoeisel en van de spaarregeling teri.ig, voor-
zoover zij de aanwijzingen van het Rijk hebben gevolgd
4).
Deze bezettingsmaatregel is bij ‘ het ‘Buitengewoon
Besluit Werkloozenzorg van 22 Augustus 1944 practisch
bestendigd.
BljQende noodlijdendheid.
Men zou na deze overheveling van
dé
werkloosheids-
lasten – die intusschen sterk waren verminderd — naar het Rijk géneigd zijn te verwachten, dat de financieele
toestand van de gemeenten aanzienlijk zou zijn verbeterd.
Vergaand toezicht en medebestuur van provinciale griffies
en de Departementen van Bihnenlandsche Zaken en van
Financiën hadden mede tot saneeriog moeten leiden.
Maar dat is geenszins het geval. Van de thans ruim 1.000
gemeenten zijn er ongeveer 800 ,,armlastig”. Het spôok
van de noodlijdendheid, aanvankelijk met schrik aange-zien, wordt thans met een zucht van verlichting binnen-
gehaald.’ De verantwoordélijkheid voor de financiën is
naar het Rijk verlegd. Rijksambtenaren besturen aan de
hand van normen met mogelijkheden van modulaties en
mitigaties al naar gelang van de plaatselijke omstandig-
heden. Reeds v66r den oorlog was het zoo, dat onder
speciaal toezicht staande gemeenten weer eens iets konden
aai’ischaffen en zelfs een nieuw gemeentehuis koiden
laten bouwen, waar andere gemeenten zich nog allerlei
dingen ontzegden om vooral maar zoo lang mogelijk
zelfstandig •te blijven. –
Reorganisatie pan het Gemeentefonds.
–
Er moet voor deze toenemende noödlijdendheid natuur-
lijk een algemeene verklaring zijn. Deze ligt hierin, dat
de inkomsten op een véér 1940 ligehd peil zijn gefixeerd,
terwijl ieder begrijpt, dat de uitgaven sedertdien zijn ge-
stegen. –
1-Toe is datin zijn werk gegaan? Tijdens de bezetting
is een nieuwe Rijksinkomstenbelasting, met de loonbelasting
als vééiheffing, in het leven geroepen, waarvoor de ge-meentelijke belasting, naar het inkomen, de Gemeente-
fondshelasting, moest wijken. 1-let Rijk heeft toen beloofd
de derving van inkomsten, als gevolg van deze afschaffing,
in het Gemeentefonds te zullèn storten: zoodat het fonds
zijn oude betalingén zou. kunnen voortzetten. Bij ‘die ge-
legenheid werden- nog andere wijzigingen aangebracht,
zelfs van ingrijpenden aasd
5),
maar de strekking is deze,
dat de gemeenten als geheel en dooreen genomen op het peil van vroeger bleven staan. Het ouçle’Gemeentefonds
‘) Zie hieromtrent: ,,Nieuw bestek van de gemeentefinanciën”
in
„E.-S.B.”
van
27
October
1943,
blz.
308.
) Zie:
,,E.-S.B.”
van
27
October
1943,
tap.
22 Januari 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
69
zette nu, met ongeveer hetzelfde bedrag aan middelen,
onder den naam van afdeeling 1 zijn bestaan voort,
zuiver als een verdeelpot’ op oude basis, terwijl aan het
fonds werd toegevoegd een afdeeling II, de bedeelpot,
waarin het Rijk gelden stort – ten deele als compensatie
van het afgenomen vierde deel van de belastingcapaciteit
– welke gelden de Regeering naar subjectief inzicht
onder de noodlijdende gemeenten verdeelt. Deze bedeeling
heeft eerst plaats, nadat de Departementen hebben na-
gegaan, tot welke som alle geméentelijke tekorten van
één bepaald jaar oploopen. Eerst dan is het mogelijk uit
den bedeelpot (afdeeling II yan het Gemeentefonds)
bepaalde giften toe te wijzen.
De voornaamste oorzaken van het groote aantal en
van de grootte van de gemeentelijke tekorten schuilen
in deze fixatie van de uitkeering uit de Ie afdeeling en het
niet kunnen ramen, bij het opmaken van de begrooting,
van de uitkeering van de Iie afdeeling van het Gemeente-
fonds.
De Commissie-Oud.
Op 13 Februari 1945 heeft de minister van Binnen-
landsche Zaken mede namens zijn ambtgenoot van
Financiën de ,,Commissie herstel financieele zelfstandig-
heid gemeenten en provinciën”; onder voorzitterschap van
Mr. P. J. Oud, oud-minister van Financiën, Voorzitter van
de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten en Burge-
meester van Rotterdam, geïnstalleerd. Zij heeft tot taak,
maatregelen te beramen tot herstel van de financiëele
zelfstandigheid van de gemeeiiten en van de provinciën
en hierbij in het bijzonder aandacht te schenken aan de
vragen:
of bij de bestaandë taakverdeeling tusscben het
Rijk, de provinciën en de gemeenten wellicht wijziging
wenschelijk en mogelijk is in de vèrdeeling van de financieele
lasten, dan wel of, terwille van een betere financieele ver-
houding, wijziging in die taakverdeeling noodig is;
of het gewenscht is, te streven naar inkrimping van
het gemeentelijk budget door uitgaven van de gemeenten
naar het Rijk over te hevelen
6).
Nu is het opvallend, dat van de oorzaken der gerezen
moeilijkheden niet wordt gesproken. De Minister memo-
reert slechts de voorloopig getroffen maatregelen en con-
stateert dan, dat ,,deze niet konden voorkomen, dat een
vrij groot aantal gemeenten noodlijdend bleef en nog meer
gemeenten aangewezen waren op bijzondere uitkeeringen
uit het Werkloos,heidssubsidi’efonds, welke haar weliswaar
niet noodlijdend maakten, maar toch wel van het Rijk
financieel afhankelijk met de daaraan verbonden, zij het
eenigszins gematigde, curateele”.
• ,,Het is deze curateele, welke zoo fnuikend werkt. Het
is begrijpelijk, dat het Rijk toezicht wil uitoefenen opp, de
besteding van gelden door gemeenten, welke als sluitpost
op haar begrooting hebben een bijdrage van het Rijk.
Begrijpelijk ook, dat dit toezicht zich niet kan beperken
tot de vraag of de gelden doelmatig worden besteed,
maar verder moet gaan en zich op het standpunt van de
onvermijdelijkheid van de uitgaven moet plaatsen”.
,,Maar even begrijpelijk en’ duidelijk is ook, dat zulk
een toezicht funest is voor de ontplooiing van het gemeente-
lijke leven, voor haar zelfwerkzaamheid en voor het ver-
antwoordelijkheidsbesef van haar bestuurders. Met hoe
goede bedoelingen partijen ook bezield mogen zijn, zulk
een systeem leidt te gemakkelijk tot een overvraging door
de eene en een onderbieding van de andere partij, in plaats
van afweging – in eigen kring – van de financieele
tegen de andere belangen”.
Taukoerdeeling tusschen Rijk en gemeenten.
Is het juist, datde taakverdeeling in het raam van de
‘)
Installatlerede van Minister Beel en antwoord van Mr. P. J.
Oud, opgenomen in ,,Weekblad voor Gemeentebelangen” van 15
Maart 1946.
financieele verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten
aan de orde wordt gesteld? Moeten de gemeeiitën ter her-
krijging van haar zelfstandigheid – ook weer tijdelijk? –
de politie aan het Rijk uitleveren, de brandweer tot rijks-
taak verklaren, het onderwijs afstooten, de armenzorg
o’rhevelen en van de openbare nutsbedrijven voor een
schotel linzen het erstgeboorterecht verkoopen? Dat
mag men niet verwachten. Zeker, er is al het een en ander
overgegaan, waarbij de gemeenten heusch niet altijd
â tort et ii travers aan de bestaande indeeling hebben
vastgehouden. Ik herinner aan de gemeentelijke arbeids-
bureaux, die nu rijksdiensten zijn geworden, omdat zulks
doelmatiger werd geacht. De gemeenten hebben hier inder-
tijd initiatief getoond en het Rijk heeft het werk over-
genomen. Een anderen keer hebben de gemeenten zich
tegen de centralisatie verzet, zooals bijv. bij de naasting
van de gemeentelijke telefoonbedrijven, hetgeen technisch
niet noodig was, maar voor den P.T.T. een kluitje betee-
kende, omdat S
a
6 millioen gulden per jaar aan winst
vordt ingeslikt. En nu nog doet men aanslagen op ge-
meente gas-, waterleiding- en electi’iciteitsbedrijven. De
gemeenten erkennen, dat dwergondernemingen, die bijv.
voor de gasopwekking nog bestaan, veelal beter kunnen
worden samengevoegd, maar overigens willen zij zelf de
belangen van de ingezetenen behartigen, omdkt op deze
wijze door haar beter, meer en intensiëver voor die be-
langen wordt gewaakt dan door een rijksdient, wiens
contact met de bevolking minder innig is en wiens ambte-
naren aan overplaatsing onderhevig zijn. Men vergete
niet, dat er éen zeker optimum in de grootte van onder
nemingen is en dat verdere centralisatie tot stroefheid
moet leiden. De voorbeelden liggen voor het grijpenr
Maar wat zou een andere taakverdeeling voor de over-
heidsfinanciën’ heteek’enen? Het overhevèlen van uit-
gaven naar het Rijk brengt geen oplossing. Zou men dan
wèl geld hebben om de, uitgaven te bestrijden? Dat zou
beteekenen, dat de Regeering de financiën wel heefi;,
maar niet wil afstaan, alleen maar omdat de gemeenten
‘de leiding hebben. Mag p’ien aannemen, dat het Rijk goed-
kooper, efficiënter werkt? Het tegendeel is waar. Men zie,
wat de goedkoopte betreft, naar de politie, waarvan in de
•pas gepuhliceerde gemeentebegrooting van Rotterdam
wordt gezegd, dat het Rijk van de geraamde t. 10.500.000
niet minder dan f. 6.000.000 per jaar voorzijn rekening
neemt, omdat dit de meerdere kosten zijn tengevolge van
‘s Rijks bemoeiingen. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor
de brandweer; het enkele feit, dat de geriieente deze taak
overneemt en een beroep kan doen op den burgerzin, leidt
tot een besparing in het ëerste jaar van t. 400000 cp een
bedrag van t. 1.600.000. En nog heeft het gemeentebestuur
er voor moeten vechten om de brandweer terug te krijgen.
Wil mn andere voorbeelden van voor, tijdens en na den oor-
log, men kan ze krijgen. Men vrage eens rond in de prak tijk. Ik ken een dienst, waarop door rijksambtenaren veel –
aanmerkingen werden gemaakt, voöral op de kosten van
vervoer. Nog geen drie weken, nadat men in arren moede
van gemeentewege had gezegd: ,,Doe het zelf maar”, waren de. prijzen, die betaald moesten worden, reeds
tweemaal verhoogd! En dit geldt niet alleen voor het be-
heer van diensten en bedrijYen, maar ook voor liet bestuur
in zijn vollen omvang. Decentralisatie van het bestuur
verlaagt de kosten en is een voorwaarde voor een goed
en efficiënt beheer.
I”Jieuwe inho,nstenoerdeeling.
Wanneer de gemeentelijke bemoeiingen noch voor een betere behartiging, noch wegens mindere kosten naar het
Rijk overgaan, zal er niets anders opzitten dan te erkennen,
dat het Rijk, zelf belasting innende en zelfs belasting-
gebied van de gemeenten atnemende, een deel van zijn ontvangsten aan de gemeenten behoort af te staan.
Hoe staat het met de rijks en gemeentelijke belasting-
opbrengsten?
tp-
–
70
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22
Januari
1947
Bekopt operzicht van de rijks- en gemeentelijke belasting-
opbrengsten.
•
.
Opbrengst in millioenen guldens.
•
Rijk
‘II
Gemeente’)
1930
1938
(ii.’
1930
1938
1947
–
–
ining)
Belastingen
naar het inkomen
.
111
85
a 660
165
122
–
__________________
–
b340
Omzetbelasting
–
77
330
– –
–
Ondernemingsbe-
lasting ……..
..
–
-.
–
-.
–
96
Tntle
nnhrenest
1
‘
van clebelastin-
gen
……….583 j
600
2.205
11
240 . ‘290
2571)
‘) Met inbegrip van de belastingen geheven tenhate van de fondsen.
‘) Globale schatting:
A.
Inkomstenbelasting;
. b. Loonbelasting.
Opmerking:
Na 1930 zijn de jaarlijksclse opbrengsten der belastingen
aanvankelijk door den teruggang van de conjunctuur minder
• ‘ geworden. Na 1936 zijn deze weer gestegen. De hoog geraamde
opbrengst van de inkomstenbelasting en loonbelasting voor
1947 is eensdeels een gevolg van het invoeren sedert 1941 van
een nieuwe .rijksinkomstenbelasting met hoogere tarieven en
gelijktijdige opheffing van de gemeentefondsbelasting en ander-
zijds van de sterke stijging van de individueele inkomens na
de bevrijding. Door de yoorgçnomen wijziging van het tarief der
inkomstenbelasting en de invoering van onbelaste reserveerin-
gen zal de opbrengst dezer belasting met tientallen millioenen
verminderen. Daarentegen zal door de voorgestelde wijziging der omzetbelasting de opbrengst van deze belasting met meer
dan 100 millioen gulden toenemen. Uit de rijksmiddelen zijn sommen beschikbaar gesteld voor de
• . fondsen – than9 nog het Gemeentefonds ,- welke over de
gemeenten worden verdee’d. Voorts zijn de werkloosheids-
kosten voor rekening van het Rijk genomen.
De splitsing is als v’olgt
Obrengst der
Rijksbelastingen
in duizenden guldens.
•
.
.
,
1930
1938
1
1947
(Raming)
10.465
–
Dividend- en
tantiêmebelas-
ting ….
…………….
.
02.479
4.624
–
Grondbelasting
…………..26.439
Couponbelasting
–
.
4.997
Belasting doode hand.
. . .
–
.26.918
2.110
‘
–
Inkomstenbelasting
…… …
84.836 660.000
–
–
340.000
Verdecligingsbelasting II
. . .
9.495
–
Vermogensbelasting
(natuur-
”lijke personen)
23.918
21.418 90.000
Idem (rechtspersonen)
– –
36.000
Verdecligingsbelasting
1
. . .
18.264 11.286
–
43.945
50.322
60.000 35.546
–
–
Loonbelasting
…………….
Suceessierechten
…………
67.126
.
99.152
120.000
Personeele belasting ………..
4.030
2.460
1.300
156.113
142.077 213.250
Gouden en zilveren.werken
.
1.081
577
609
Invoerrechten
…………..
8.189
Statistiekrecht
……………
Accijnzen
……………..
Wegenbelasting
……….
10.887
–
–
Rijwielen
……………..6.885
Motorrijtuigenbelasting
. . .
–
22.998 20.000
Omzetbelasting
77.132
330.000
R’echtsverkeerbel sting
49.924
.
37.718
30.000
Dividendbelasting
11.000
Voorlieffing pp in het buiten-
-‘ land
‘
graccuniuleerde
in-
komsten
2.000
Vennootschapsbelasting
. . .
140.000
Commissarissenbelasting
…
1.000
Vereveningsieltitig
150.000
–
583.050
1
610.361
1
2.205.150
Zie ook nerenstaande tabel).
Men begrijpt, dat .het Rijk bijzondere uitgaven heeft
te doen’ voor defensie, den waters’taat, den diplomatieken
dien’st ë.d. Maar het is.zeker, dat het Rijk uit de belastingen
iiaa’r het inkomen middelen haalt,’ die aan de gemeenten
werden onttrokken. Uit de inkomsten(loon-)belasting
trekt het Rijk 1 milliard gulden, tegen ruim
f. 111.000.000
in
1930.
In
1930
waren de opbrengsten van de Rijks- en
gemeentelijke inkomstenbelastingen tezamen
276
millioen
-guldér, in de verhouding
111 : 165.
In dezelfde verhouding
iou ht. Rijk, uit dezen hoofdê thans f.
402.174.000
moètën ontvangen e& de gemeenten tezamen f.
597.826.000.
‘Om de orde van gr6otte van de getallen, waar het hier om
gaat,. aah te geveii, zij vermeld, .çlat de Ie afdeeling van
het Gemeentefonds ruim f. 100.000.000 en de Iie af-
Opbrengst der
G
emeentel. belastingen
in duizenden guldens
–
1930
1938.
1947′)
Grondbelating, hoofdsom en
12.919
.
36.517
.4-
70.000
Straatbelasting ed. op onge-
bouwde eigendommen
. . .
11.102 21.640
± 22.000
Opcentcn dividend-
en tan-
8.961
7.869
–.
Zakelijke belasting op het be-
–
3.561
2.409
–
–
1.159
1.550
•
±
1.500
titmebelasting
……………
Verzekering
tegen
brand-
opcenten
………………..
drijf
…………………..
1
1.459
±
1.500
Vergunningsrecht
……………
Recht op de mijnen
779
947
±
1.000
Gemeentelijke
inkomstenbe-‘
lasting
en
opcenten klijks-
schade
…………………..
inkomstenbelasting
165.073
.
5.167
–
Gemeentefondsbelasting
–
63.826
–
Idem
opcenten …. ……
–
58.754
–
Opcenten vermogensbelasting
5.668
12.945
Personeele
belasting
.
•
hoofdsom …..
………..
–
…..
25.535
4
–
21.000
23.009
44.056
± 32.000
•
hoofdsom ……………
Idem
opcenten ………….
1.370 1.589
1.500
Hondenbelasting
………….
Vermakelijkhedenbelasting .
6.100
6.054
± 10.000
Openbare aankondigingen
12
13
•
13
Woonforensenbelasting
–
18
18
1
96.000
Ondernerningsbelasting
.
.
.
–
,
–
239.718
290.341
1
256.531
‘) De voor 1947 opgegeven cijfers zijn zeer globaal gescha
deeling na, speciale versterking f.
85.000.000
beloopt.
Ieder weet, dat het Rijk de f.
600
millioen, die toereikend
zouden zijn om alle gemeentelijke tekorten te dekken,00jal
zou het verminderd worden met nog enkele verrekeningen
in verband met de reorganisatie van het fonds en zelfs
het vervallen Werkloosheidssubsidiefonds, niet kan mis-
sen. Doch het staat evenzeer vast, dat het Rijk de heffing
van een gemeentelijke inkomstenbelasting onmogelijk –
heeft gemaakt. Rijk en gemeenten bearbeiden voor, een
groot deel hetzelfde terrein, hetgeen ‘niet alleen geldt voor
de inkomsten, maar ook voor
de
uitgaven. Het is niet juIst
te achten, dat de gemeenten moeten bedelen om hetgeen
de sterkere broer zich te veel, dus ten onrechte, heeft toe-
geëigend. Het gaat nog niet .eeïis om de vraag, of ‘het
nu precies
300
of
600
millioen gulden is, dat de gemeenten
zelf of via een gemeenschappelijke
..
inkomstenbelasting
te weinig kunnen heffen. ‘Maar wel om aan te toonen, dat
de noodlijdendheid geen wezenlijken grondslag heeft.
Reeds tien jaar geleden werd gezegd: ,,Gij zult gee.n leem
meer krijgen, maar toch evenveel steenen bakken”.
Het gevolg van het systeem van bedeeling is, dat de
Rijks- en gemeentelijke Overheid twee partijen gaan
vormen, die elkaar de hitterste vevijten kunnen maken,
wanneer omtrent bepaalde punten verschil van .meening
zou ontstaan, Het Rijk kan zeggen: ,,Ge werkt tenslotte
met mijn geld, ik geef niets meer”. En de gemeenten mogen.
volhouden: ,,Mijn armoede is ontstaan, doordat Gij mijn
bronnen in beslag hebt genomen en mij verhindert, nieuwe
te slaan”.- Dit geforceerde pauperisme plaatst beide-par-
tijen in een toestand, waarii tenslotte geen van beiden
zich
geheel, dus niet verantwoordelijk kan achten. Dat
is wel een hoogst ondoelmatige situatie om bestuur te
voeren, • – ,
Voorloopige 000rziening.
De Commissie-Oud heeft de bevoegdheid. tusschentijds
voorstellen in te dienen, welke tot -verbetering van de
situatie kunnen leidefl. Allereerst ware te verlangen, dat
de Ie afdeeling van het Geuieentefonds door ruimere
middelen wordt gevoed. In de tweede plaats zullen aan de Iie afdeeling bedragen moeten toevloeien om de ge-meenten in staat te stellen hoogere uitgaven, welke on-
vermijdelijk zijn, te kunnen financieren, zooals bijv. de
hoogere kosten wegens armenzorg.’ De uitkeering uit-de
Ie afdeelingis, voorzoover deze met de armenzorg verband
houdt, in enkele gevallen gebaseerd op een zesde deel
van de tegenwoordige uitgaven. Dit zijn dan voorloopige
maatregelen om de tekorten niet verder te doen. oploopen.
22 Januari 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
71
Voor de geaccumuleerde crisis- en oorlogsuitgaven zal nog
een afzonderlijke regeling moeten worden getroffen.
Uiteindelijk zullen de gemeenten een eigen belastingge-
bied moeten hebben om zelfstandig te kunnen optreden
en zich bij het nemen van maatregelen van de financieele
consequenties bewust te zijn.
liet Rijk wil nog geen belastinggebied toestaan, omdat,
indien het een zoodanig gebied vrij gaf, dit niet geheel
zou worden bewerkt, daar niet alle gemeenten evenveel
noodig hebben en de belastingen dus hier en daar zouden.
worden verlaagd. Het Rijk acht dit onder de tegenwoordige
omstandigheden verkeerd. Men kan zich hierbij neerleggen,
maar dan moet de consequentie zijn, dat de gemeenten
daarvan niet langer de dupe worden en dat haar het eigen
leven mogelijk wordt gemaakt, door bijv. aan elke gemeente
een vast percentage uit te keeren van bepaalde rijksbe-
lastingen, welke in de betrokken gemeente worden ont-vangen, dus ook vn de omzetbelasting en dê accijnzen.
Steden als Amsterdam en Rotterdam getroosten zich
rnillioenen voor de havens, voor welker gebruik de ge-
meenten slechts tegemoetkomingen in de kosten kunnen
vragén, maar die het Rijk bronnen van inkomsten ver-
schaffen. Daarnaast zullen nog middelen moeten worden
gevonden tot overbrugging van de oude tekorten en te
zijnertijd zal een eigen gemeentelijk belastinggebied,
voorwaarde voor het dragen van verantwoordelijkheid,
moeten worden aangewezen.
Dit zijn zaken van latere zorg. Hoe spoediger het inzicht
verkregen wordt, dat het onbillijk is, dat het Rijk, met
gebruikmaking van gemeentelijk belastinggebied, zelf
meer int doch de gemeenten met hoogere uitgaven
–
laat
zitten, hoe eerder de geesten rijp zullen zijn om een voor-
loopige oplossing tot stand te brengen. –
Eerst dan zullen de gevoelvolle woorden over zelf-
werkzaamheid, functioneele decentralisatie, subsidiariteit.
e.d., inhoud krijgen. De stein is wel Jacobs stem, maar de
handen zijn Ezaus handen.
J. IJASPER.
DE FRANSCHE WET OP DE
OORLOGSSCHADE.
Een Fransche wet van 28 October 1946, bekend gemaakt in het Staatsblad van 29 October 1946, bevat de algemedne
regeling voor de vergoeding van oorlogsschade in Frankrijk.
Nu ook in Nederland een wettelijke regeling voor de deur
staat, kan het van belang zijn, in korte trekken den alge-
meenen inhhud van de Fransche regeling mede te deelen
1).
De wet is ingedeeld in acht titels en bevat 78 artike’en.
De t1’eede titel handelt over het recht op
schadeloos-
stelling.
Volgens artikel .6 zullen als onder deze wet begrepen
oorlogsschaden worden beschouwd:.
de schaden, welke het gevolg zijn van de vijandelijke bezetting;
de schaden, welke zijn veroorzaakt door de werk-
zaamheden, verbonden aan het opruimen van mijnen ed.;
de schaden, welke sedert de mobilisatie of de opening
van de vijandelijkheden zijn veroorzaakt door ontploffing,
verbranding, uitvloeiïng en uitstrooming van oorlogswerk-
tuigen of ontplofbare, ontvlambare, bijtende of vergiftige
stoffen, welke hetzij zijn achtergelaten, hetzij zich bevinden
onder de hoede van den Staat, de geallieerde legers, Open-
bare lichamen of een voor deze werkende onderneming,
hetzij voor hun rekening worden vervoerd;
de schaden, welke zijn geleden door Fransche sche-pen of aan boord daarvan; –
de schaden aan visschersschepen.
Voor verdere oorlogsschaden wordt nog een nadere wet
in het vooruitzicht gesteld.
–
Volgens artikel 10 geldt de regeling voor Franschen en
daarmede gelijk te stellen personen.’
Krachtens artikel 11 zijn vreemdelingen uitgésloten
onder voorbehoud van regelingen bij internationale ver-
dragen. Evenwel kunnen zij volgens artikel 12 voorschotten ontvangen, wanneer het gaat om dringende gevallen, waarin
het herstel noodzakelijk is in het belang van de Fm:ansche
economie.
De derde titel handelt over de
iitkeering.
Artikel 15 ‘bevat het belangrijke voorschrift, dat het
recht op een uitkeering voor wederopbouw slechts wordt
toegekend aan degenen, die werkelijk opbouwen. Zij wordt
gegeven ter hoogte van de vervangingswaarde in den vorm,
waarin het verlorene zich bevond ten tijde van het verlies,
met aftrek ter zake van nieuw voor oud tot een maximum
van 20 pCt. Luxe wordt niet medegerekend. Onder de
aftrekposten komt voor het bedrag van uitbetaalde ver-
zekeringen, verminderd met de daarvoor gestorte bedragen.
De vervangingswaarde wordt volgens artikel 20 berekend
naar prijzen, welke de minister van Wederopbouw en
Ruimtelijke Ordening (le Ministre de la Reconstruction et
de l’Urbanisme) vaststelt, daarbij geadviseerd door een
comniissie, waarvan de Minister den voorzitter zal aan-
wijzen en die voor gelijke deelen vertegenwoordigers van
den Staat en van de gedupeerden zal bevatten. In elk
departement zullen voor deze prijzen vermenigvuldigings-
coëfficiënten worden toegepast, die de Minister vn tijd tot
tijd zal vaststellen op voorstel van de departementale
wederopbouwcommissie.
Indien de gedupeerde afziet van den herbouw of deze
niet volbrengt binnen het tijdvak, dat wordt bepaald door
den Minister, dan ontvangt hij, zoo bepaalt artikel 19,
slechts 30 pCt. van de vervangingswaarde.. De Staat be-
taalt in dat geval .met een rentedragend waardepapier.
Op verzoek van den gedupeerde kan dit worden vervangen
.door een lijfrente, welke, wanneer de gedupeerde ouder
is dan 65 jaar, kan worden berekend op een bedrag van
50 pCt. van de ‘
–
vervangingswaarde, mits dezq waarde niet
hooger is dan 2 millioen francs.
Artikel 21 bepaalt met betrekking tot artikelen voor
dagelijksch gebruik of huisraad, dat cle vervangingswaarde
als volgt wordt bepaald:
wanneer de gedupeerde de waarde van het verlorené kan bewijzen, ontvangt hij de.vervangingswaarde ten tijde
van de toekenning van de schadeloosstelling;
wanneer de gedupeerde, zonder de waarde te kunnen
bewijzen, toch de samenstelling van het verlorene aanne-
melijk kan maken, wordt de vervanginsgwaarde berekend
volgens prijzen, welke de bovenvermelde commissie vast-
stelt voor soortgelijke voorwerpen’;
wanneer de gedupeerde noch de warde noch de
• De eerste titel geeft de
algemeene beginselen.
Het eerste
artikel bevat een plechtige verklaring: ,,La République
proclame l’égalité et la solidarité de tous les Français
devant les charges de la guerre”. Met een tikje overdrijving
kan worden geconstateerd, dat de andere 77 artikelen de
uitzonderingen op dit beginsel bevatten.
Volgens artikel 2 geven alle vastgestelde materieele
schaden, die dooi oorlogshandelingen in alle Fransche
departementen en in de overzeesche gebieden, welke af-
hangen van het Fransche Ministerie voor Overzeesche
Gebiedsdeelen, rechtstreeks zijn veroorzaakt aan onroe-
rende en roerende goederen, recht op algeheele schadeloos-
stelling.
Volgens artikel 4 zal deze schadeloosstelling worden
uitgekeerd naar volgorde van de urgentie in het kader van
een vijfjarenplan en van het algehoele plan tot uitrusting
en moderniseering. De wijze van financiering is voorbe-
• houden aan een nadere. wet. Daartoe zal een autonome
kas worden ingesteld. –
1)
Voor dengene, die van de bijzonderheden kennis wil nemen,
worde medegedeeld, ‘dat de tekst ook is gepubliceerd in den ,,iÏo-
• niteur QfÎiciel du Conimerce et de lIndustrie” No. 1216 van 7
November 1946. –
72
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Januari 1947
samenstelling van de. verloren gegane goederen kan be-
wijzen, dan v’ordt deze gesteld op 90.000 francs per woning,
wanneer ‘Fiet meubilair geheel verloren is gegaan. Dit
bedrag ‘wôrdt verhoogd met 30 pCt. voor elkôn inwonenden
persoon inde rechte lijn en met 15 pCt. voor eiken anderei-
persoon, die in den regel deel uitmaakte van hetzelfde
huisgezin.
Volgens artikel 22 worden voor agrarische bedrijven
eveneens waardetabellen opesteld.
Artikel 23 geeft voor bosschen en wouden, wijngaarden,
boomgaarden, kweekerijen, tuinbouwbedrijven e.d. nog
een afzth’derlijk voorschrift.
Artikel 25 bepaalt, dat de schadeloosstelling voor den
inventaris van industrieele en handelsbedrijven, ambachts-
bedrijven en voor beroepsuitoefening eveneens volgens be-
paalde tabellen wordt berekend. Voorraden worden over
het algemeen vergoed op een basis van een, gebruik gedu-
rende drie maanden in de betrokken onderneming.
Aftrek van nieuw voor oud vindt volgens artikel 27
niet plaats:
voor onroerend goed in hoofdzaak bewoond door
den eigenaar of door een familielid in de ro€hte lijn, mits
de eigenaar. niet is aangeslagen in de inkomstenbelasting
voor neer dan 500.000 francs en de kadastrale huurwaarde
van het onroerend goed niet een zekere nader te bepalen som te boven gaat;
voor visschersschepen van minder dan 5 ton;.
voor openbare gebouwen e.d., die het eigendom zijn
van gemeenten, departementen, diensten of daarmede
verbonden administratieve instellingen.
In de tweede afdeeling van den derden titel ‘worden
enkele voorschriften gegeven met betrekking tot de be-
steding van de schadeloosstelling.
‘De vierde titel geeft voorschriften omtrènt de
aanvraag
pan schadeloosstelling.
De vijfde titel behandelt de
uitbetaling pan de schadeloos-
stelling en de toekenning pan leeningen.
–
Volgens artikel 41 wordt d& schadeloosstelling voor
goederen voor dagelijksch en huishoudelijk gebruik in
gedeelten betaald. Dit artikel en artikel 4 uit de afdeeling
Algemdene Bepalingen geven daaromtrent nadere voor-
schriften.
Artikel 42 behandelt de betaling voor..andere schaden.
Hierop kunnen voorloopige voorschotten worden gegeven.
Wanneer aan de vergoeding yoor den herbouw een subsidie
of eenige andere geldelijke faciliteit is verbonden, welke
krachtens eenige andere wet wordt gegeven ten behoeve
van uitbreiding of verbetering, dan worden deze gelden op, dezelfde tijdstippen en onder dezelfde voorwaarden
verstrekt. –
Artikel 43 schrijft voor, dat de uitkeeringen niet vatbaar
zijn voor beslagdan van de zijde van de schuldeischers,
wier vordering voortkomt uit de herbouwwerkzaamheden. Volgens artikel 44 stelt de Staat financieele instellingen
in 9taat om leeningen toe te kennen, teneinde het verschil
tusschen ,werkelijk6 herbouwkosten en de uitkeering
(bijvoorbeeld ontstaan door den aftrek voor verbetering van oud tot nieuw) te overbruggen.
Artikel 45 houdt in, dat voor deze vordering en de daarop
vallefide rente en andere bijkomstige vorderingen aan den
geidgever eeif speciaal voorrecht wordt verleend op de be-
treffende, onroerende goederen, waartoe hij een inschrij-
ving op het hypotheekbureau krijgt,. Het is mogelijk hét
onderpand contractueel te’beperken. Dit voorrecht geeft
den -uitleener voorrang boven alle andere voorrechten en hypotheken, behalve dat voor gerechtskosten.
De zésde titel handelt over
de contrôleen de rechtspraak.
Volgend artikel 48 worden in elk departement één of
meer departementale en kantonnaie oorlogsschadecom-
missies ingesteld, teneinde de beslissingen, waarbij ‘de
rechten van de gedupeerden worden bepaald, te contro-
leeren, in het bijzonder wat betreft oorzaak, aard en be-
teekenis van de schaden, alsmede om in de geschillen, welke
daartoe betrekking hebben, jte arbitreeren.
Volgens artikel 49 zijn de kantonnale commissies samen-
gesteld uit -een magistraat als voorzitter, een ambtenaar
of een oud-ambtenaar, aangewezen doör den minister van
Financiën, en eengedupeerde, die-door de rechtbank van
dezelfde streek wordt benoemd uit candidaten, die -zijn
voorgesteld doâr de voornaamste organisaties van oorlogs-
slachtoffers in het district van de commissie. De departe-
mentale commissies hebben een soortgelijke samenstelling.
Artikel 51 machtigt den minister voor den Wederop-
bouw en de Ruimtelijke- Ordening tot de benoeming van
een regeel-ingscommissaris bij elke commissie..
De artikelen 53 e.v. regelen dan de procedure. Elke
beslissing van den Minister of een door hem gemachtigde,
waarbij een schadeloosstelling wordt toegekend tot en
–
met
10 millioen francs, moet binnen 8 dagen worden kenbaar
gemaakt aan, de betrokken kantonnale commissie, die
haar bevestigt of, na behoorlijke oproeping ian de partijen,
wijzigt. Voor vergoedingen boven de 10 millioen francs
wordt dezelfde werkzaamheid verricht door de departe- –
mentale commissie. Wanneer binnen twee maanden na de –
kennisgeving de betrokken commissie geen uitspraak heeft
gedaan, wordt de beslissing geacht te zijn bevestigd. Van
de beslissingen van de kantonnale commissies bestaat be-
roep op de departementale commissie van hetzelfde depar-
tement. Van beslissingen van de departementale commis-
sies staat voor beide partijen de mogelijkheid open tot een
beroep op de Nationale Commissie vooi- de Oorlogsschade,
waarvan de samenstelling nader zal worden geregeld. De ver-schillende commissies werken en beslissen als commissies van
schêidslieden. Zij beslissen bij meerderheid van stemmen,
‘vaarbij de voorzitter eventueel’ de beslissende stém heeft.:
Deze arbitrale vonnissen kunnen slechts worden aange-
vochten voor de Hoofdcommissie van Cassatie in Oorlogs-
schaden (Commission Supérieure de Cassation de Domma-
ges de Guerre) wegens machtsoverschrijding, incompeten-tie, schending of onjuiste toepassing van de wet.
Artikel 59 regelt de samenstelling van de Hoofdcommis-
sie van Cassatie in Oorlogsschaden. Zij bestaat uit 16 leden
van de magistratuur. Zij is verdeeld in ,vijf kamers; welke
elk, voor zich in hoogste ressort kunnen beslissen. Elke
kamer bestaat uit één van de vice-presidenten van de
Hoofdcommissie en twee andere leden. Het is mogelijk een
uitspraak in een zitting van de geheele commissie uit te
lokken, waartoe de bevoegdheid berust bij haar voorzitter,
bij 2en kamer of bij den regeeriigscommissaris. De behan-
deling van de zaken en de uitspraken geschieden op de-
zelfde wijze als het geval is bij voorzieningen in cassatie
voor den Raad van State.
Deze procesrechtelijke voorschriften worden voortgezet
in den zevenden titel, welke handelt over
de oertegenwoor-
diging pan de gedupeerden.
Deze titel bevat niet slechts
procesr’echtelijke voorschriften, doch regelt ook den ge-
meensch’appelijken bouw.
Artikel 63 schrijft immers voor, dat personen, die aan-
spraak hebben op een schadeloosstelling tot herbduw, de
vrijheid hebben om zich samen ‘te voegen in coöperatieve
herbouwmaatschappijen. Van belang is ook nog artikel 66
uit dezen titel, dat voorschrijft, dat voor een eigenaar,
die om de een of andere reden in gebreke blijft, door den
minister voor den Wederopbouw en de Ruimtelijke Orde- –
ning aan den president van een rechtbank kan wirden
gevraagd, een voorloopigen vertegenwoordiger van den
betrokkene aan te wijzen, die dan voor de uitvoering van
de wet in zijn plaats treedt’. –
– Tenslotte bevat de achtste titel
oerschillende 000rschrijtez;
de eerste afdeeling geeft bepalingen van fiscalen aard, de
tweede strafbepalingen. De ierde afdeeling ‘ tenslotte
22 Januari 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
73
bevat nog eenige algemeene voorschriften en bepalingen
van overgangsrecht.
Volgens artikel 78 is de wet in werking getreden op 1
Januari 1947.
**
*
lIet heeft ‘einig zin, zich in dit stadium van de zaak
te begeven in een critische of rechtsvergelijkende bespre-king van deze voorschriften. In de eerste plaats moet nog
een en ander bij naderewettelijke maatregelen worden uitge-
werkt, terwijl voorts de wijze van toepassing waarschijnlijk
van overwegende beteekenis zal worden voor de beoordee-
liig van de waarde van dit stuk wetgevenden arbeid. Wel-
licht kan intusschen deze en gene, die zich thans bezig houdt met dezelfde materie in ons land, zich spiegelen
aan een of ander onderdeel van de in het bovenstaande in groote lijnen beschreven Fransche regeling.
–
Mr. W. F. LICHTENAUER.
AANTEEKENINGEN.
lIET ECONOMISCH RAPPORT VAN PRESII)ENT TEUMN.
Op 8 Januari jl. heeft President Truman aan het Con-
gres een economisch rapport aangeboden, waarin een over-
zicht wordt gegeven van de économische ontwikkeling
der Vereenigde Staten gedurende 1946. Tevens geeft het
rapport een samenvatting van de economische perspec-
tieven voor 1947, terwijl tenslotte richtlijnen voor de toe-
komst worden uitgestippeld. Gezien de economische be-
teekenis van de Vereenigde Staten voor de wereldhuis-
houding is er alle aanleiding enkele punten uit dit rapport
naar voren te brengen.
De President wijst in de eerste plaats op het feit, dat
de werkloosheid in 1946 minimaal was; het aantal werk-
zame personen bedroeg ongeveer 58 millioen, het aantal
werkzoekenden ongeveer 2 millioen (d.i. ruim 3 pCt.).
Voorts lag ook de totale productie op een hoog peil, en wel
O pCt. boven het ,,predefense level” van 1939 en slechts
15 pCt. beneden het maximum, dat in den o.rlog werd
bereikt. Verdere verhooging is mogelijk, wanneer ,,bottle
necks”, materiaaltekorten, arbeidsconflicten e.d. zijn ge-
elimineerd. Eén belangrijk probleem bleef echter in 1946
onopgelost: het combineeren van het maximum aan koop-
kracht met het maximum aan werkgelegenheid. Dit was
een gevolg van de prijsstijging, die in de tweede helft van,
1946 na het opheffen van de prijsbeheersching intrad;
verreweg de meeste inkomens bleven bij deze prijsstijging
ten achter. De winsten van het bedrijfsleven evenwel vet-
toondea na de afschaffing van de prijsbeheerchingsmaat.
regelen over het algemeen een aanmerkelijke stijging. In
deze scheeftrekking van de inkomensstructuur ligt het
belangrijkste probleem, .dat bedrijfsleven en Overheid in
de naaste toekomst hebben op te lossen.
Teneinde een indruk te geven van ,,the size of the job
ahead”, gaat de President vervolgens in op het in het rapport
opgenomen ,nationale budget”. Dit budget geeft een over-
zicht van de vèrdêeling van inkomsten en uitgaven over
consumenten, bedrijfsleven, Overheid en buitenland (im-
porten en exporten). Het is een middel voor hetmëtèn van
de economische activiteit. ,,Use of this device”, zoo wordt
uitdrukkelijk opgemerkt,, ,,is not wedded to any particu-
lar economic theory”.
Onderaan deze bladzijde volgt een vergelijkend overzicht
van het budget voor de jaren 1939, 1944 en 1946.
• Dit overzicht, zoo zegt de President, toont enkele be-
langrijke verschuivingen. De stijging van het bruto natio-
naal product wijst, zelfs na correctie voor veranderingen
van het prijsniveau, op een ontwikkeling in de, richting
van ,,an economy of uniiaralleled employment and pro-
duction”.
Vl
T
at
de onderlinge verhouding der verschillende posten betreft, moet worden opgemerkt, dat de overheids-
uitgaven in 1944 meer dan de helft van het totale budget
uitmaakten, terwijl in 1946 consumenten en bedrijfsleven weer de leiding namen. Men dient echter niet te vergeten, dat de stijging in de uitgaven van deze groepen met name
in de
ti,eede
helft van 1946 in belangrijke mate werd
veroorzaakt door de sterke prijsstijging.
Vandaar, dat het probleem van de koopkracht den Pre-
sident de meeste zorgen baart. Onder de gegeven omstan-
digheden – spanning tusschen bonen en prijzen – zijn
voor 1947 ernstige moeilijkheden in dit opzicht te ver-
wachten. Verhooging van de consumptieve koopkracht
door middel van consumptieve credieten zou slechts een
zeer tijdelijke oplossing beteekenen. Een andere m.ogelijk-
heid is het verhoogen van de geldinkomens der getroffen
bevolkingsgroepen. Dit zou echter het bedrijfsleven weer
in moeilijkheden kunnen brengen en bovendien de beruchte
spiraalbeweging van bonen en prijzen in het leven kunnen
roepen. De eenige oplossing is daarom gelegen in het door-
voeren van prijsverlagingen; daarnaast blijft ongetwijfeld
verhooging van bonen in bepaalde, speciaal getroffen secto-
ren, overweging waard.
Een exacte voorspelling van den gang van zaken in
,,The .Nation’s Economie Budget”,
1939, 1944
en
1946 i).
(in milliarden dollars, tegen de telkenjare geldende prijzen)
1939
–
o
,
4.’
‘.
.
0
Groep
.
.
‘4.
k
–
Consumenten
68
133
142
.
62
99
17
Inkomen
na
aftrek
van
belastingen
…………………….
+
6
+34
+15
J3edrijfslecen
8
11
it
10
4
27
Ontvangstenoverschot (+) of kapitaalvorming
(—)
–
2
–
+
7
—16
Uitgaven
…………………………………………….
Buitenland
Netto importen
Besparingen
(+)
……………………………………………
1
–
.2
5
–
1
+
2
Onverdeelde ‘winsten
en
reserves
…………………………..
Orcrheid
Bruto
kapitaalvorming
‘)
…………………………………….
(Federaal, afzonderlijke Staten, locaal)
Netto
exporten
…………………………………………….
15 59
57
Netto
uitgaven
aan het buitenland
……………………………..
18
104
55
Saldo
…………………………………………….
–
-‘
±
2
Ontvangsten van het publiek, andere dan leeningen
…………
Betalingen
aan
het
publiek
……………………………….
Correcties
…….
2
–
2
0
—
5.
–
5
0
—16
—16
–
0
Overheid
aan
het
publiek
‘)
…………………………..
Overheid aan het buitenland *)
— 2
+
2
4
+
4
rotaal,
bruto
nationaal
product
……………………….
89
‘
89
0
198
1
198
0
•194
194
j.o
‘) Het materiaal, waaruit dit overzicht is samengesteld, is in een appendix vap het rapport nader uitgewerkt.
)
Voorloopige cijfers.
mcl.
bouwnijverheid, .excl. netto exporten.
4)
Werkloosheidsuitkeeringen, uitkeeringen aan veteranen, etc. ‘) Leeningen aan het
buitenland, bijdragen aan internationale organisaties, ,,reimbursable lend-lease’, etc.
74
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Januari 1947
1947 is
i
zoo.zegt het rapport, niet te geven. Daarom wordt
volstaan rt- de volgende opsomming van gunstige en
ongunstige factorén:
Inkomsten en uitgaven der consumenten.
Gunstige factoren:
de sterke vraag naar allerlei nog schaar-
sche goederen zal in 1947 blijvén bestaan. Aan te nemen
valt, dat deze vraag zich met name ôp duurzame goederen
zal richten, die thans ruimer beschikbaar komen; de prijzen
van niet duurzame goederen, in 1946 bijzonder hoog ge-
stegen, zullen daardoor kunnen dalen.
– Onnstige factoren:
de koopkracht van verreweg de
meesteinkomenstrekkers is gedaald. In verband daarmede
zijn ook hun besparingen in omvang âfgenomen: terwijl
de consumenten in 1944 van hun totaal beschikbare iii-
komen 28 pCt, bespaarden (ten deele komt hierin de
zwevende k6opkracht, tijdens den oorlog ontstaan, tot
uiting), was dit cijfer aan het einde van 1946 tot iets minder
dan 10 pCt. gedaald (gemiddeldeoverl935-1939: 8,6pCt.).
Een verdere verlaging komt den President niet’ gewenscht
voor. Van belang is in dit verband, dat in het verleden
gevormde besparingen in het afgeloopen jaar zijn gebruikt
ter versterking van het loopende inkomen. Bovendien is
het koopen op crediet en op afbetaling in de laatste maan-den sterk in omvang toegenomen.
Inkomsten en uitgaven van het bedrijf steven. Gunstige factoren:
het bedrijfsleven beschikt in ruime
mate o iet
ver middelen; bankcreden zijn ruimschoots ver-
kregen. De winsten zijn gedurende 1946 over het geheel
genomen voortdurend gestegen. In vele sectoren bestaat
nog een achterstand in het investeeringsprogramma, die
een sterke vraag naar grondstoffen en haiffabrikaten doet
verwachten. Ongunstige factoren:
in de naaste toekomst is een daling
van de vraag van de zijde van de consumenten niet uitge-
sloten. Voorts moet rekening worden gehouden met ar-
beidsconflicten, terwijl op verschillende punten ook in 1947
materiaalschaarschte niet te vermijden zal zijn.
Internationale transacties.
Van de zijde van het buitenland zal in 1947 een sterke
vraag naar Amerikaansche producten blijven bestaan, hoe-
wel de prijsstijging sommige landen zal afschrikken. Voor
credietverleening aan het buitenland zijn voldoende mid-
delen beschikbaar. Daling van de binnenlandsche vraag kan
worden opgevangen door stijging van deexporten’). Zou in
het buitenland echter onzekerheid ontstaan over de bereid-
heid en het vermogen van de Vereenigde Staten om te
importeeren en credieteri te verleenen, dan zullen de be-
treffende landen wellicht met de dollars, waarover zij be-
schikken, gaan woekeren, waarvan een daling van de Ame-,
rikaansche exporten het gevolg zal zijn.
Overheid.
De politiek van de Regeering is er op gericht
de begrooting in evenwicht te brengen. De uitgaven-
politiek beoogt de kosten van de nationale verdediging
en de liquidatie van den oorlog te dekken, te voldoen aan
de internationale verplichtingen en aan die aan oorlogs-veteranen, de maatregelen, die het Congres wenscht, uit
te voeren en tenslotte ,,to take some small but essential
further steps toward fulfilling the duties of alert and
progressive government”. De Regeering is zich ervan
bewust, dat het feit, dat de transacties van de Overheid
meer dan een vierde deel van het nationale product be-
slaan, van groote beteekenis is voor het geheele economisch
levenvan het land.
Het rapport vat vervolgens dit overzicht samen in de
conclusie, dat ,,during this year, the underlying favorable
factors are strong enough to maintain high prosperity.
But this year brings us face to face with maladjustments
‘)
Volgens recente berichten bedroeg de Arnerikaansche uitvoer
ver 1946 $ 11 mrd.
and unfavorable possibilities, which, if not corrected or
prevented, could cause a recession in production and
employment”.
Met een aantal aanbevelingen wordt het rapport beslo-
ten. Deze betreffen maatregelen op korten termijn en een
prôgramma op langen termijn. De aanbevelingen op korten
ternfijn zijn, zooals vanzelf spreekt, geheel gebaseerd op
bovenstaande analyse; zij houden in – behalve uitbreiding
vhn het systeem van sociale zekerheid, een programma
voor den aanbouw van woonhuizen, enkele opmerkingen
over belastingen en over de verhouding tusschen werk-
gevers en werknemers -, een aantal stappen ter verklei-
ning van de spanning tusschen bonen en prijzen. Daarbij
valt, zooals reeds is vermeld, de nadruk op prijsverlaging,
waarvoor de verantwoordelijkheid bij de betrokken groepen
ligt. ,,Removal of emergency price and wage controls has
restored the main responsibility for prices and wages to
business, labor, farmers, and consumers. The Government•
can point out dangers seen from the perspective of the
whole economy, but the correctives must largely be applied
by others”.
Het programma op langen termijn tenslotte omvat de
volgende punten: efficiënte benutting van alle arbeids-
krachten, maximum benutting van productieve hulp-
bronnen, aanmoediging van ,,free competitive enterprise”,
bevordering van ,,welfare”, gezondheid en zekerheid,
samenwerking in internationale economische betrekkingen
en bestrijding van economische fluctuaties.
DE TOESTAND VAN DE INDUSTRIE IN DUITSCHLAND.
Gebruik makende van gegevens yan de Industrie- und
Handelskammer” te Düsseldorf, publiceert de ,,Neue
Zürcher Zeitung” van 16 Januari jl. een uitgebreid over-
zicht van de situatie in de Duitsche industrie.
Voor alle zônes geldt, zoo wordt in dit overzicht opge-
merkt, dat de industrieele productie sinds het einde van
den oorlog geen noemenswaardige vooruitgang heeft ge:
toond. In e Russische zône zijn hiervoor in hoofdzaak de demontages aansprakelijk, in de Westelijke zônes kolen-
schaarschte en bureaucratie. De grondstoffenvoorraden,
in Mei 1945 nog vrij omvangrijk, zijn thans verbrutkt,
zonder dat vervanging mogelijk is geweest; de steenkool-
productie blijft ver bij de oorspronkelijke ramingen ten
achter.
Het spreekt vanzelf, dat de bezettingsautoriteiten zich
na de capitulatie voor een zware taak zagen gesteld. Een
speciale moeilijkheid vormde het gebrek aan leidend per-
soneel, ontstaan door de elimineering van nationaal-socia-
listen. ‘Wellicht ware het beter geweest, aldus het blad,
dat de geallieerden zich hadden beperkt tot een vèrgaande
contrôle in plaats. van zèlf de leiding van het industrieele
apparaat op zich te nemen. Aan de samenwerking tusschen
de bezettende macht en de Duitschers hapert daardoor
het een en ander: de geallieerden zijn ontstemd over het
feit, dat het Duitsche volk de schuld voor den slechten
gang van zaken op de bezettérs schuift, de Duitschers zijn
niet te spreken over de geallieerde bureaucratie. Diegenen,
die begrip hebben voor de wederzijdsche moeilijkheden en
die tot boyale samenwerking bereid zijn, zijn aan beide
zijden in de minderheid.
De Britsche zône.
Terwijl door de luchtaanvallen 50 k 70 pCt. van de be-
schikbare woonruimte werd vernield of beschadigd, ging
van de vooroorlogsche productiecapaciteit slechts 25 pCt.
verloren. Het is daarom verwonderlijk, dat de productie
zich momenteel op een zeer laag niveau bevindt, temeer,
daar tijdens den oorlog verbeteringen in de productie-
methoden zijn ingevoerd, die het thans mogelijk
–
zouden
maken het vooroorlogsche productievolume zelfs te over-
treffen.
Naar waarde gerekend bedroeg de productie in 1946
22 Januari 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
75
20 pCt. van die van 1939 en hoogstens 30 pCt. van die
van 1936. De volgende cijfers zijn beschikbaar:
Productie-index
(naar waarde)
le.kwartaal 1946
………………..
100
2e
1946
………………..
108
3e
1946
………………..
122
Werkgelegen-
heidsindex
Einde 1945
……………………..
100
Einde Juni 1946
………………..
.
104
Einde September 1946
…………….
110
Rekening houdende met de stijging van het prijs-
niveau kan worden berekend, dat het productievolume in
1946 hoogstens de helft van dat in het crisisjaar 1932 uit-
maakte. De waarde van de productie bedroeg in 1946
R.M. 500 millioen, tegen R.M. 2 milliard tijdens den oorlog.
Na de capitulatie vond een structuurwijziging in de
industrie plaats, waarvan de volgende cijfers een beeld
geven:
Aandeel in de totale waarde der productie.
Productie- Verbruiks
–
middelen-
goederen-
– ‘
industrie
industrie
Mei
1939
…………..
62 pCt.
38 pCt.
October 1945
…………..
44 pCt.
56 pCt.
Deze tendens heeft zich in de laatste niaânden van 1946
verder versterkt, doordat talrijke firma’s uit verbruiks-
goederenbranches trachten de Sovjet-zône en Berlijn,
waar zij zich in hun bestaan bedreigd gevoelen, te verlaten
en zich in hun belangrijksle afzetgebied, het Rijnland en
Westfalen, te vestigen. De Duitsche bestuursinstanties
selecteeren uit dezen toevloed die bedrijven, waaraan de
meeste behoefte bestaat.
De werkgelegenheid verschilt naar gelang van de diverse
bedrijfstakken; zij is het laagst in de constructienijverheid
(10 pCt.) en het hoogst in de chemische industrie (77 pCt.),
in de bouwnijverheid is het cijfer slechts 37 pCt. Er heerscht
een groot gebrek aan geschoolde en gezonde arbeidskrach-
ten, terwijl de arbeidsproductiviteit is gedaald tot 50jL 60
pCt. van het vooroorlogsche niveau.
Samenvattend worden de moeilijkheden in de Britsche
zône door de volgende factoren bepaald:
Gebrek aan voedingsmiddelen.
Gebrek aan steenkolen en grondstoffen.
Gebrek aan geschoolde arbeiders.
Een groote mate van bureaucratie. – De moeilijkheden, die het laatste punt veroorzaakt,
komen o.a. tot uiting in het feit, dat t.a.v. de verbruiks-
goederen de ftoductie en de voorraden niet zoo gering zijn
als de handelsomzetten en de étalages zouden doen ver-
onderstellen. De bezettingsautoriteiten echter geven slechts
een zeer gering gedeelte van de productie voor den ver-
koop vrij.
De Anierikaansche zône.
De industrieele capaciteit wordt hier slechts voor ge-
middeld 20 pCt. benut, wel het laagste cijfer van alle zônes.
Wél beloopt de steenkoolproductie weer 90 pCt. van het
vooroorlogsche cijfer (tegenover slechts 40 pCt. in het
Roergebied), maar de kolen-, ijzer- en staalleveranties uit de Britsche zône zijn onvoldoende. De bruinkoolwinning
heeft, met maandelijks 341.000 ton, ongeveer den stand
van 1936 bereikt, de productie van ruw ijzer en ruw staal
bedraagt resp. 68 pCt. en 65 pCt. van het toenmalig cijfer.
De textielnijverheid haalt slechts 35 pCt. Een gezamenlijk
overzicht van de situatie in deze zôie is echter tot nu toe
niet beschikbaar; wel bestaan er gegevens over afzon-
derlijke districten, die overigens geen duidelijk beeld van
het totaal geven.
mde Amerikaansche zône is het vluchtelingenprobleem
speciaal van belang; in verband hierméde zijn industria-
liseeringsplannen opgesteld.
De Fransche zône.
‘Terwijl de industrieele ontwikkeling sinds Mei 1945
betrekkelijk gunstig is geweest, levert hier het voedsel-
probleem dë grootste moeilijkheden. Ook in deze zône is
een totaal overzicht moeilijk te verkrijgen. In Baden
werkt de industrie op 35 pCt. van zijn capaciteit; de toe-
wijzingen van bouwmateriaal voor den wederopbouw zijn
betrekkelijk hoog. Ondanks kolen- en grondstbffen-
schaarschte tracht het Fransche bestuur de productie
krachtig te bevorderen, vooral ook met het oog op de
goederenschaarschte in Frankrijk. Belemmerend werkt
daarbij de omstandigheid, dat de productie van steenkolen,
ijzer en staal in het Saargebied voor de Fransche en Duit-
sche behoeften nog niet voldoende is.
Berlijn.
De industrie in Berlijn ondervindt moeilijkheden door
de viervoudige bezetting, de verdeeling van het land in
vier zônes en tenslotte de partijpolitieke verhoudingen.
Kolen- en grondstoffenaanvoer uit de westelijke zônes is
gecompliceerd en duur, de Russische zône levert deze ma-
terialen slechts aan den Russischen sector van den stad,
een gevolg van de nederlaag van de Socialistih.e Een-
heidspartij. De waarde van de productie is sinds he voor-
jaar van 1946 eenigszins gestegen, doch de situatie blijft
onbevredigend, zoolang de grenzen van de zônes niet
opengaan.
De Russische zône.
Daar exacte cijfers over de ontmanteling van de in-
dustrie hier ontbreken, is de situatie tamelijk onoverzich-
telijk. Er is in deze zône ongetwijfeld sprake van ,,des-
industrialiseering”. Op te merken valt, dat de waarde
van de productie der ,,gesovjetiseerde” bedrijven uit de productiemiddelenindustrie in het derde kwartaal 1946
op R.M. 110 millioen wordt geraamd, tegen R.M. 163 mii-
lioen voor -de overeenkomstige Duitsche bedrijven; deze laatste produceeren grootendeels ten bate van de herstel-
betalingen.
Voor de verschillende bedrijfstakken zijn ,,plancijfers”
opgesteld. De houtbewerkingsindustrie benadert het ge-
‘stelde doel, de machinebouw- en de metallurgische industrie
‘halen slechts 50 pCt. van het plancijfer, de bouwmaterialen-
industrie bereikte daarentegen zelfs 110 pCt. De herstelprestaties in goederen uit de provincie Saksen
bedragen maandelijks R.M. 200 millioen.
Economische vereeniging der zônes?
Economisch wordt iedere zône autonoom bestuurd. De
betrekkingen tusschen de zônes gelijken op die tusschen zelfstandige staten: handels-, betalings- en compensatie-
overeenkomsten worden gesloten; de heele procedure is gecompliceerd, bureaucratisch, tijdroovend en kostbaar.
Het contact tusschen de drie Westelijke zôné i overigens
intensiever dan dat tusschen deze drie en de Russiche
zône.
De per 1 Januari jl. ingegane economische fusie van de
Engelsche en Amerikaansche zône beteekent in administra-
tief opzicht een verbtering, terwijl het ook van belang is,
dat op basis 1939 deze combinatie een even sterk blok
vormt als de Russische zône. Of de productie in de Engelsch-
Amerikaansche zône inderdaad zal stijgen, hangt af van
de vraag, of de bezettingsautoriteiten de methode van
direct
ingrijpen in het Duitsche economisch leven .zullen
opgeven, zich tot contrôle zullen beperken en de Duitsche
ondernemers de noodige speelruimte zullen laten.
Er blijft echter een gevaar bestaan, dat men niet
mag veronachtzamen. Hoe gewenscht, aldus de N.Z.Z.,
in politiek opzicht een federatieve opbouw van den
76
ECPNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Januari 1947
nieuwen Duitschen staat en een zekere autonomie
der onderdeelen ook mogen zijn, economisch moet
autarkie der deelen worden vermeden. De onderlinge
samenwerking der verschillende zônes wordt ten zeerste
bemoeilijkt, als in één ervan een planeconomie wordt door-
gevoerd, in een andere eèn socialiseering van een deel
der industrie en in een derde tenslotte een liberale Orga-
nisatie van het economisch leven. Daarom is reeds voorge-
steld een officieel, interzonaal ,,forum” in het- leven te
roepen, dat de gemeenschappelijke economische problemen
deskundig zou nioeten oplossen en de èconomisch-politieke
belangen op elkaar zou moeten afstemmen.
ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES.
ROEREN.
–
Hoofdstukken der Economie 1
door J. van Zwijndregt.
J. B. Wolters, Groningen 1946, 234 blz., nfet 36 blz.
aanteekeningen, vierde druk, ingen. f 4, geb. f 4,50
Grondslagen van de ad,ninistratieç’e organisatie
door J. van
Nimwegen. Bedrijfseconomische vakstudies, Deel III.
Serie-uitgaaf onder leiding van Drs. M. J.. van der
Ploeg. Uitgever:. N. Samsom N.V., Atphen aan den
Rijn 1946, 240 blz., f 8,75 geb., bij aankoop van 20
of meer ex. f 7,75.
Uiteenzettingen en studies oc’er De JVet op de Vermogens-
aanwasbelasting,
voorzien van den wettekst m.m.v.
Drs. H. L. Drost, Drs. E. E. Harmsen, Drs. H. Kroes,
J. G. P. Roël, Mr. Drs. P. D. Sanderse, D. W. Sonne-
veldt, L. Stil en Tj. S. Visser. Overdruk van het 116e
supplement der FED-uitgave, 184 blz.
Inleiding tot het bel astingrecht.
Deel T door J. P. H. Smits.
N.V. – Uitgeversrriij. v/h G. Delwel, Wassenaar 1946,
derde druk, 135 blz.
Nederlands Economisch Herstel,
samengesteld onder leiding
van M. Weisglas. Uitgeversmij. Elsevier, Amsterdam 1946, 258 blz.
Marktonderzoek
door H. Th. Vreede. Uitgave J. Muusses,
Purmerend ‘1946, 212 blz., geb. f 9,50.
Leenserzekeringsrekenkunde
door A. Visser. Uitgever
1-1. J. Paris, Amsterdam 1946, 128 blz., geb. f 3,50.
BROChURES.
Oorlogsot’erzicht en toekomstplannen van de Nederlandsch-
Ameri/caansche Kamer oan Koophandel.
Amsterdam, –
Einde December 1946, 7 blz.
Het Keerpunt.
Internationaal personalistisch tijdschrift. Hoofdredacteur Dr. H. Brugmans, Redacteur Mr. I.
Opstelten. Openingsnummer December 1946. D. A.
Daamen’s Uitgeversmaatschappij NV., ‘s-Graven-
hage 1946, 128 blz., f 3,90, voor abonné’s f 2,50.
Komt er inflatie en hoe kunnen wij dit gevaar bestrijden?
Stichting tot daadwerkelijke bestrijding van het
– inflatiegevaar. Voorburg 1946, 24 blz.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De handel in schatkistpapier, welke aan het begin van
de maand eenige opleving vertoonde, is thans grootendeels
weder tot stilstand gekomen. De banken hebben voor vrij
belangrijke bedragen aan schatkistpapier van den Agent
afgenomen, en blijkbaar is de liquiditeit der bezitters van
schatkistpapier over het algemeen zoo ruim, dat tot ver-
koop niet gemakkelijk wordt overgegaan. De geringe rente-verschillen tusschen de diverse termijnen geven ook vrijwel
geen aanleiding tot ruiltransacties. Driemaandspromessen
werden tegen 1
3
/
8
pCt. verhandeld, halfjaarspapier no-
teerde slechts J pÇt. hooger, terwijl Octoberpapier tegen
l
hh
/
16
pCt. werd aangeboden. –
De aanmeldingsterrnijn voor de effectenregistratie is
thans voor de laatste maal met 14 dagen verlengd en sluit
onherroepelijk op 1 Februari a.s. Volgens ministerieele toe-
zegging zal twee maanden na het sluiten van den aanmel-
dingstermijn, dus op 1 April a.s., de effectenhandel geheél
in vrij geld plaatsvinden. De aantrekkelijkheid om te ver-
koopen wordt hierdoor dus vergroot, zoodat in eerste in-
stantie hiervan een koersdrukkende werking mag worden
verwacht.
Het koerspeil voor aandeelen ter beurze van Amsterdam
vertdbnde aan het begin van de week een vrij scherpe
daling, waarop in de laatste twee beursdagen een vrij
krachtig herstel volgde. Alleen bankaandeeleiï handhaaf-
den zich de geheele week op vrijwel hetzelfde niveau. Uit
de Vrij scherSe koersbewegingen van de laatste twee weken
krijgt men den indruk, dat de koershausse niet zoo sterk
meer is, en haar hoogtepunt wellicht spoedig zal bereiken
of misschien reeds heeft bereikt. De speciale factoren, welke
haar in het leven riepen (nl. vlucht uit obligaties wegens de
conversie, herbeleggingsvraag van het geblokkeerde deel
der in Amerika verkochte fondsen, en de gunstige indruk,
(Voor het t’ert.’olg zie blz. 77).
STATISTIEKEN.
DE
NEDERLANDSCHE
BANK.
Verkorte balans op
20
Januari
1947. –
Activa.
Wisels, pro-
messen en
Hoofdbank r
–
1)
schuldbrieven
Bijbank
,,
–
in disconto
Agentsch.
5.000,-
5.000,—
‘)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art.
II,
le lid, sub
3
van de
Bankwet
1937 °
art.
4
van het Koninklijk
besluit van
1
October
1945,
Staatsblad
No.
F204)
…………………………..
–
l3eleeningen:
Hoofdbank
1
144.797.896,83 ‘)
(mci. voor-
schotten in re-
Bijbank
1.342.224,07
kening-courant)
op onderpand)
Agentsch.,,
7.078.143,77
t
153.178.284,67
Op
etfecten,
enz.
…………
152.209.182,78′)
Op
goederen en ceelen
969.081,89
153.178.264,67
1)
Voorschotten aan het Rijk (art.
16
van de Bank-
wet
1937)
…………………………
–
Munt en muntmateriaal:
Gouden
munt en
gouden
muntmateriaal
……
t
699.727.96750
Zill’eren munt,
enz
…….
..
1.147.380,20
,,
700.875.347,70
Papier op het buitenland
f
4.459.990.630,03
Tegoed bij correspondenten in
het
buitenland
…………
131.857.114,-
Buitenlandsche
hetaalmici-
delen
……………….
..
15.799.671,54
–
4.607.647.415,57
Belegging van
kapitaal,
reserves
en
pensioen- fonds
……………………………..
70.71 5.558,46
Gebouwen en inventaris
………..
.
……..
..
3.000.000,-
Diverse
rekeningen
……………………..
30.654.392,43
f5.566.075.978,83
Passva.
–
Kapitaal
…………………………….
.
20.000.000,-
Reservefonds
…………………………..
12.377.412,28
Bijzondere reserve (winst herwaardeering goud-
voorraad
per
2
Juli
1945)
………………
209.277.096,67
Andere
bijzondere reserves
………………
76.798.079.95
Pensioenfonds
…………………………..
15.4 97.723,03
Bankbiljetten in omloop (oude uitgifte)
……..
236.9f2.000,–.
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
……
2.674.196.495,-
Bankassignaties in
omloop
………………
..
154.361,62
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist.
…… t
1.244.821.440,32
‘5
Rijks Schatkist
speciale rekening
……..
110.552.500,-
Geblokkeerde
saldo’s
van
banken
………………
61.828.556,81
Geblokkeerde
saldo’s
van
anderen
………….
..
46.598.210,12
Vrije
saldo’s
…………
643.787.591,01
2.107.588.298,26
Diverse
rekeningen
…………………….,
213.274.506,02
5.566.075.978,83
‘)
Waarvan schatkistpapier
rechtstreeks
door de Bank in
disconto ge-
nomen
‘) Vaarvan aan Nederlandsch-Indi6
(Wet van
15 Maart
1933
Staatsblad no.
99) ,,
42.165.200,-
Circulatie der door de Bank namens den Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten
……
152.845.100,50
22 Januari 1947
ECONOMISCH-STATIS
welke verschillende jaarverslagen hebbn geriaakL) zijn
waarschijnlijk grootend’eels uitgewerkt.
Ter kenschetsing van het koersverloop moge onder-
staande tabel dienen.
10 Jan.
15 Jan.
17 Jan.
1947
1947
-1947
A.K.0.
…………
148G.B.
1401
145
v. Bérkel’s Patent
….
122
G.B.
119
G.B.
125
Kon.’Ned. Hoogovens.
.
–
..
1231
181
Lever Bros.’ Unil. C.v.A. 253
239k
240
Philips G.b.v.A
……
324k
320
823
Koninklijke Olie
.
.’…
.
369
353 357
H.A.L
…………….
157k
150k
156
N.S.0.
…………..
144-G.B.
139
142
H.V.A.
…………..
207
196
202k
Deli Maâtschappij C.v.A. 134
127
1301
Amsterdam Rubber
.. 147
187
144k
DE NEDERLANDSCHE BANK.
‘Voornaamste Oosten in d nizenden uu!dens.
1
1
5)
Cd
50
Q)
e
5,
u
5)
cd
Cd
–
50
s
15
‘-
–
.Q
0)
–
2 Dec. ’46
700.613
4.430.806
7.973
6
171.72.4
9
’46
700.841
4.430.806
81.770
6
153.819
16
,,
’46
700.863
4.430.806
88.615
6
152.574
23
,,
’46
700.875
4.434.786
84.103
5
155.552
30
,,
’46
700.876
4.434.786
100.816
5
153.109
6 Jan.
‘117
700.879
4.434.786
125.126
5
152.235
13
.,,
’47
700.880
4.434.786
174.970
5
154.095
20
.,,
’47
700.875
4.459.991
147.657
5
153.178
Sildi
in
rekening-courant
Q
G
.
Cl
4-
‘5
5.
,
0
0
C
d
1
A
0)
2 Dec.
1
46
2.668.391
1.233.458
50.655
46.352
578.003
9
1
46
2.655.096
1.216.671
89.883 63.798
558.023
16
,,
1
46
2.646.081
1.188.320
105.593
44.449
569.540
23
,,
’46
2.711.418
1.099.241
127.053
43.165
585.156
30
,,
’46
2.744.151
1.099.855
90.071
43.706
590.158
6 Jan. ’47
2.736.834
1.071.526
115.467
46.490
623.780
13
,,
’47
2.701.167
1.305.562 84.475 45.950
633.673
20
,,
1
47
2.674.196
1.244.821 61.829 46.598
643.788
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste oosten in millioenen francs).
Q)G)
12
15
Data
00
.200
.
.
.
4
23 Dec. 1946
4.952.3
144,0 138,8
54,9
4.022,91
984
1
6
31 Dcc. 1946
4.949,9
158,0
238,7
52,7
4.090,7
4.163,7
7 Jan. 1947
4.938,8
158,7
150,5 52,7
3.964,7
1.156,4
15
,,
1947
4931,1
(1
155,9
119,1
52,7
3.834,7
1.246,9
BANK VAN ENOELAND.
(Vnnrnamste oosten in miIIioenn oonden).
33
.
•
,,d
,s,
553..
.3)
25 Dc. ’46
0,2
1.449,1
5.,
1.450
1.428,2
22,1
1
Jan. ’47
0,2
1.449,1 1.450
1.421,6
28,7
8 Jan. ’47
0,2
1.449,1
1.450
1.402,0 48,2
15 Jan. ’47
0,2
1.449,3
1.450
1.385,6
64,7
Othersecurities
Deposits
‘5
55Ç)
–
.•,
5.)
o
a
—
‘
5
-5.,
Id
(5
50
1i
0′
5
rn
25Dec. ’46
1,3
311,8
13,6
15,8
346,5
10,3
278,9
1
Jan. ’47
1,3
344,7
13,9
19,1
389,5
8,9
320,4
8 Jan. ’47
1,1
321,2
17,7
18,1
388,2
13,9
314,5
15 Jan. ’47
1,0
297,2
18,6 18,0
381,1
25,2
2987
TISCFIE BERICHTEN
. 77
FEDERAL RESEItVE BANKS.
(Voornaamste posten in millioenen ddllS)f
MetapIvoorrad
Other
U.S. Govt.
,1,Daf.a
Totaal
Goudcer-
–
cash
securities
tificatets
3
Dec.
1941
0.805 20.553
236
2.184
7 Juni
1945
.18.357
17.412
247
20.896
12 Dec. .1946
18.296
17.504
258
24.128
19 Dec.
1946
18.382
17.589
250
23.210
FR-bil-
Dep’sito’s
ru,
Member-
Data
jetten in
circulatie Totaal
j
Govt.
banks
3 Dec.
1941
7.7301
15.108
320
13.178
7
Juni- 1945
22860
1
17.350
1
352
15.432
12 Dec.
1946
24.896
1
17.979
1
626
16.479
19 Dec.
1946
24.963
[.523j
237
.
16.517
NATIONALE BANK VAN BELI1.
(Voornaapste posten in millioenen francs).
–
T:
—
:-
io0d
O,
u0)
Data
.._.
–
,c
.
–
00
Pl
0
5 Dec.
1946
31.953
5.212
5.131
216
807′
49.872
12
1946
31.969 4.974
4.851
223
790.
49.797
19
,,
1946
31.980
5.199
4.823
206
719
49.597
26
,,
1946
32.226 5.648 4.953
244 698
49.158
2 Jan.
1947
32.241
5.633
5.559
213
795
.
49.888
9
,,
1947
32.256
6.320 5.303
177
.861
49.138
16
1947
32.047 6.708 5.406
209
903
48.473
Rekening-
1
3,
-.
•1
–
courant
saldi
–
‘OP
G.
Data
..-
o
.
3,
O
00
55
r.
Cd
,5
5,
0
Pq
0)
‘5
‘
‘
5 Dec.
1946
.
641
159.114
72.502
3
4.131 626
12
1946
641
158.643
72.052
•2
4.111
623
19
,,
1946
641
158.617
71.769
3
4:374
616
26
1946 637
159.377
72.165
1
4.482
614
2 Jan.
1947 637
161.002
73.891
4
5.979
613
9
1947
637
160.412 73.858
2
5.374
611
16
1947
637
160.144
73.480
5
5.443
.
608
‘) Waarvan 10.493 millioen frc. onbeschikbaar goudsaldo na
herwaardeering van den goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van
1-5-194 4).
!) Vaaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
3)
Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven oude biljetten.
ZWEEDSCHE RIJKSJ1ANK.
( oornaalaste posten in millioenen kronen).
Metaal
Staatsfondsen
,
55
Data
0
o
es
p.U,,,,
O,
0
Çs
0-0
31
Dec. 1946
839 532
1.544
504
284
‘.
94
182
7 Jan. 1947
839 532
1.549
509
261 94
182
15 Jan. 1947
806
511
1.438
504 177
94
182
Deposito
S
(
1
6
p3)
cd
.
Direct opvraagbaar
. ,
Data
40
.
1
–
31
Dec. 1946
2.877
875
706
.
84
230
7
7
Jan. 1947
2.750
934
679
173
230
5
15 Jan.
1947
2.642
929 654
180
230
d
-170
4
‘) De rekening ,,Regularisatierekeningen goud en diversen” is
gesplitst in: ,,Overwaarde goud” en ,,ltegularisatierekening”.
2 Jan.
’47
-f79,78
f80,58
2 Jan.
’47
f
2,631
t
2,659
2 Jan.
’47
f
1,40
f
1,414
2 Jan.
’47
f
1,18
t’
1,20
2Jan.’47
t
0,991
t’
1,004
2Jan.
’47
It
1,40
f
1,415
2 Jan. ’47 1f
–
10,624
f10,70
:–
Ir
‘Is
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 Januari 1947
BANK VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste oosten in millioenen francs).
Voorschotten
aai
den Staat
Data
-a
”’
-,
0
.°
”
°
0)C)
Q
,,
–
0
.
(5
19 Dec.
1946
94.817
1113.624
59.449
62.5O0
426.000
26 Dec.
1946
.
94.817
1118.302
1
59.449
67.900
426.000
2 Jan.
1947
94.817
1117.324
59.449
72.100
426.000
9 Jan.
1947
94.817
1
124.61
j
59.419
63.100 426.000
Bankbil-
Deposilo’s
Data
jetien in
Totaal
Staal
Diversen
circulatie
19 Dec.
1946
711.813
63.555
826
1
62.729
26 Dec.
1946
721.865
63.458
1
75
1
62.693
2 Jan.
1947
733.797
60.027
705
1
59.d02
9 Jan.
1947
732.057
59.922
766
59.156
STAND VAN ‘s
RIJKS
KAS.
V o r d e r i n g e n
7Jan. 1947
31
Dec.
1946
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij De Nederlandsche Bank
1 1138.070.68697
1 1056.654.434,04
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
.
hij
de Bank voor Neder-
17.274,80
,,
362.223,45
Kasvorderingen
wegens cre-
dietverstrekking
aan
het
buitenland
…………..
16.012.028,-
16.012. 028,-
Daggeldleening tegen
onder-
….
Saldo der postrekeningen van
Rijkscomptabelen
……..
285.918.988,88
,,
287.050.748,04
Voorschotten op ultimo No-
vember 1946
aan
de
ge-
meenten wegens aan haar
landsche Gemeenten……………
uit te keeren belastingen
Tordering in rek-courant op
pand
………………..
567.856.534,49
572.223.826,32
…
,,
4.828.116,69
,,
4.334.185,29 Curaçao
…………….
‘7.410.419,47
7.410.419,47
1-let Algemeen Burgêrlijk Pen-
Nederlandsch-Indiê
……….
sioenfonds
…………..
–
–
Suriname
…………….
Het
staatsbedrijf der P.. T.
…..
enT
.
………………
……..
–
–
Ândere staatsbedrijven en in-
……..
stellingen
……………..
458.615.432,24
,,
455.368.347,20
Verplichtingen
Voorschot
door
.
De
Neder-
landsche Bank verstrekt
Voorschot
door
De
Necler-
–
landsche
Bank in rekening-
courant verstrekt
–
Schuld
aan
de
Bank
voor
Neclerlandsche Gemeenten
– –
Schatkistbiljetten
in
omloop
1′
511.174.800,-
1
510.374.800,-
Schatkistpromessen
in
Om-
loop
(rechtstreeks
hij
De
Nederlandsche Bank is ge-
plaatst nihil)
…………
,,5545.800.000,-
.5453.000.000.-
Daggeldleeningen
–
–
1′,Iuntbiljettéfl in Omloop
….
154.535.103.-
..
155.095.056,50
Schuld op ultimo
November
1946
aan
de
gemeenten
wegens
aan
haar
uit
te
keeren belastingen
……
9.363.602,08
,,
9.363.602,08
Schuld
in rek.-courant
aan:
Nederlandsch-Indië
–
–
Suriname
…………..
–
–
….
–
–
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds
…………..
…….
24.564.187,22
,,
30.712.927,57
Het
staatsbedrijf der P., T.
Cucaçao
………. …………….
en
T.
………………
………
341.294.922,51
,,
351.409.841,52
Andere staatsbeclri,jven
….
…..
3.534.821,95
,,
3.487.411,69
Schuld aan diverse instellingen
….
……
in
rekening
met
‘s
Rijks
Schatkist
:
………….
…3160.627.445,57
.3167.553.445,57
OFFICIEELE WISSELKOERSEN
v. d.
NEDERLANDSCHE
BANK.
Land
Guldens per
Datum
Aankoop
Verkoop
Telegrafiselie
en
schriftelijke overmaking.
Belgie-Luxemb.
100 francs
2 Jan. ’47
f
6,038
f
6,068
Denemarken
100 kronen
2 Jan.’47
f55,13 f55,43
Frankrijk
100 f.rancs
.
2 Jan. ’47
f
2,22
1
2,23’/
Gr.-Brititannië
en N.-Ierland
pond sterling
2 Jan. ’47 f10,68
110,70
Noorwegen
100 kronen 2 Jan. ’47
f53,30
f53,60
Portugal
100 escudos
2 Jan. ’47
f10,64
f10,74
–
Tsj.-Slowakije
100 kronen
2 Jan. ’47
f
5,29
t
5,32
Ver. Staten
dollar
.
2 Jan. ’47
t’
2,64 9TT
1
2,66 TT
–
.
f
2,64zicbt
f
2,66zieht
Zweden
–
100
–
kronen
2 Jan. ’47 f73,58
1
f73,99
Zwitserland
100 fraocs
2 Jan.
1
47
f 61,50
f61,75
Baukpapler.
Valuta
’47
2 Jan.
Belgische franes
100 francs
f 6,-
f
6,10
en
Deschekr.
Fransche francs 100 kronen
100 francs
’47
2 Jan. 2 Jan. ’47
f54,73
t
2,20
f55,83
f
2,25
Oostenc. schili.
100
schiJI.
2 Jan. ’47
t 26,-
127,-
Pondeis sterling
pond sterling
2 Jan. ’47
f10,64 f10,74 Noorsche kr. 100 kronen
2Jan.’47
f52,92
f53,98
Eseudos
–
100 escudos
2 Jan. ’47
f10,58
f10,80
Dollars
dollar
2 Jan. ’47 t
2,624
f
2,674
–
Zuidslav. dinars
100 dinars
2 Jan. ’47
5,20
.
f
t
5,36
Zweedsehe kr. 100 kronen
2 Jan. ’47
f73,17
f74,45
Zwitsei’sche fres
100 francs
2 Jan. ’47
f61,-
f62,25
NIET OFFICIEELE WISSELKOERSEN TE AMSTERDAM.
Land
Guldens per
I
Datum
Aankoop
I
Verkoop
Britseli-Indië
100 rupees
Canada
dollar
Curaçao
gulden
Italië
100
Jires
–
Ned.-Indië
gulden
Suriname
gulden
Unie van Zuid-
Afrika
pond
WISSELKOERSEN VOOR IHNNENLANDSCHE VERREKENINGEN.
Land
Guldens per
1
Datum
I
Koers
Land
‘
Guldens per
–
Datum
Koers
Europa:
Ierland
pond
2Januari1947
f10,69
Griekenland
.
10.000drachmen
2Januari1947
f
5,345
Hongarije
. . .
–
forint
2 Januari 1947
t
0,224
Oostenrijk schilling
2 Januari 1947
f
0,265
zlot
–
y
2 Januari 1947
t
2,625
Rusland
. . .
roebel
2 Januari 1947
t’
0,50
Polen
………100
Zuid-Slavië
‘.
100 dinar
2 Januari 1947
t’
5,30
A?nerika:
–
Argentinië
. . .
peso
.
2 Januari 1947
f
0,66
Bolivia
100 bolivianos
2 Januari 1947
f
6,88
Brazilië
100 cruzelros 2 Januari 1947
f14,25
100 pesos
2 Januari 1947
f
8,50
voor priori-
teitsgoede ren
t’ 10,60
1
–
Iexico
dollar 2 Januari 1947
t’
0,55
Peruaansehpond 2 Januari 1947
f
4,08
Uruguay
–
– – –
– .
–
peso
2 Januari 1947
t
1,395
4zi6 cn overige
vereldcleelen:
Chili
……….
Ceylon
rupee
2Januari1947
t
0,804′
China
——–
–
1.000 dollars
2Januari1947
t’
0,79
Palestina
. . .
pond
2 Januari 1947 110,69
Peru
………
Phulippijnen
.
peso
2 Januari 1947
1
1,324
Siam
ticai 2 Januari 1947
1
0,261
Straits Settle-
ments
.
. .
dollar
2Januari1947
t
1,25
Turkije
pond
2 Januari 1947
t
0,94
Belgische Congo
100 tranes
2 Januari 1947
t
6,053
Egypte
pond
2 Januari 1947
t
10,97
–
Australiê
. . .
pond
–
2 Januari 1947
f
8,555
Nieuw-Zeeland
pond
2 Januari 1947
t
8,60
)
Verkoopkoers.
België en Lux.
.
100 franes
2 Januari 1947
f
6,05327
Britscli-Indië
– . . –
100 rupees
2 Januari 1947
t’ 80,1825
dollar
2 Januari 1917
t
2,644
Canada
………
Curaçao
………
100 gulden
2 Januari 1947
t 140,67
Denemarken
100 kronen
2 Januari 1947
f
55,28
100 mark
2 Januari 1947
f
1,96
Finland
………
Frankrijk
100 franes 2 Januari 1947
f
2,227
Gr.-Brittannië
–
en
–
ioord-Ierland
pond sterling
2 Januari 1947
.
f
10,691
Italië
100
lires
–
.Tanuari 1947
t
1,19
Nederl.-Indlë ….
100 gulden
2 Januari 6947
f100,-
–
Noorwegen
100 kronen
2 Januari 1947
t’
53,454
100 schiltingen 2 Januari 1947
f
28,53
100 escudos
–
2 Januari 1947
t’
10,691
Spanje
100 peseta’s
2 Januari 1947
t
24,2115
Oosteni’ijk
.
–
……..
Suriname
100 gulden
–
2 Januari 1947
f140,67
Tsjecho-Slowakije
100 kronen
2 Januari 1947
f
5,304
Portugal
.- ……..
Unie v. Z.-Afrika
Z.-Afr. pond
2 Januam’i 1947
f
10,664.
Vereen. Staten
.
dollar
2 Januari 1947
f
2,653
Zuid-Slavië.,
100 dinars
2 Januari 1947
t
–
5,305
Zweden
100 kronen
2Januari1947
t
73,81
Zwitserland
100 francs 2 Januari 1947
t
61,624
OVERIGE UIT BUITENLANDSCHE
NOTEERINOEN
AFGELEIDE
WISSELKOERSEN.
22 Januari 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERRHTEN
79j
IN- EN UIT
II VAN NEDF31LAN1)
1
1.
Invoer
Uitvoer
1
Saldo
1
Gewicht
1
Waarde 1 Gewicht 1 Waarde
I
Waarde
Maand
in dui-
1
in
mi-
tin dui-
t
in mii-
In mil-
zenden
1
lioenen
1
zenden t lioenen
lioenen
tonnen
1
guldens’)
1
tonnen
guidns
guldens
Aug. ’39
2.317
• 127
1.206 –
92
–
35
Ieh.j.’46
gemidd.
819
.
212
p. maand
Juli
’46
1.055
210
340
64
– 146
Aug. ’66
1.337
207
389
60
–
147
Sept. ’46
1.194
199
314
92
– 107
Oct.
’46
1.131
211
1
484
110
– 101
Nov. ’46
1.091
239
613
196
– 113
Dec. ’46
1.022
223
504
128
– 95
‘1 Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.”; . beteekent
niet beschikbaar.
‘) De prijzen, gebruikt bij de waardeberekening van den in-
voer, zijn in een aantal gevallen fictief, waardoor het hier ver-
melde waardecijfer te laag.
is.
Door het C. B. S. worden correcties
berekend, welke berekeningen nog niet gereed zijn.
iN- EN UJTVOEE VAN NEDERLANDSCH-INflill.
Invoer ‘)
1
Uitvoer ‘)
1
Saldo
Maand
Gewicht Waarde Gewicht Waarde Waarde
In
in 1.000
in
in 1.000
in 1.000
tonnen guldens
tonnen guldens
I
guldens
1939
‘
478.000
774.000
296.000
1940
444.000 .
931.000
487.000
Juli 1946
10.644
17.825
28.363
15.046
—2.779
Aug. 1946
26.791′)
22.827
3
)
42.580
18.628
—4.199
‘) Via: Javatolkantoren enNigieo. In deNigieo-administratiezijn niet
opgenomen: a. totaalladingen te Makasser; b. rechtstreeksclle
toewijzingen aan particuliere maatschappijen;
c.
de invoer uit
bases,niet aan de Nigio toegewezen; d. de invoer bestemd voor
leger, vloot, Roode Kruis, verder ook petroleum en aardolie-
producten.
) Via: Dienst In- en uitvoerrecht, Nigieo, Nirub, Verkoopkantoor.
‘s
Lands mijnbouwproduCtefl, B.P.M. Niet opgenomen zijn:
uitvoeren uit de onbezette gebieden.
2)
Inclusief invoer via de tolkantoren in de.Buitengewesten.
–
. MEDEDEELING.
lIET
N.
J. POLAK-FONDS
Het 25-jarig ambtsjubileum van Professor Dr. N. J.
Polak geeft het comité tot voorbereiding van de huldiging
van Z.H. Geleerde de gelegenheid een denkbeeld van Pro-
fessorPolak te verwezenlijken. De jubilaris heeft namelijk
reeds lang geleden den wensch geuit, dat op de een of
andere manier een som gelds zou worden bijeengebracht
om daaruit de studie te bekostigen van oorlogsslachtoffers
of kinderen – dan wel weezen – van oorlogsslachtoffers, wier aanleg en karakter het gewenscht maken, dat zij in
de gelegenheid worden gesteld de studie aan ae Neder-
landsche Economische Hoogeschool te volgen of te vol-
brengen, terwijl het door den oorlog op een of andere wijze
veroorzaakt gebrek aan geldmiddelen dit anders onmoge-
gelijk zou maken. De bedoeling is uit deze gelden de studie
van dergelijke jongelui geheel te betalen, dan wel de eigen daarvoor beschikbare middelen te dien einde aan te vullen,
zoodanig, dât de betrokkenen niet slechts de colleges aan
de Hoogeschool kunnen volgen en het vereischte studie-
materiaal kunnen aanschaffen, maar bovendien, ter vor–
ming van hun karakter, op normale wijze aan het studen-
tenleven kunnen deelnemen.
Het comité wekt gaarne een iegelijk, die op de een of
andere wijze den jubileerenden hoogleeraar van zijn waar-
deering wil doen blijken, op om een bedrag te storten op
een daartoe geopende rekening bij R. Mees & Zoonen
(postgiro No. 6400) te Rotterdam onder den naam N. J.
Polak-fonds.
Het ligt in de bedoeling deze rekening over circa een
half jaar af te sluiten en het saldo over te dragen aan het
Bestuur van liet Hoogeschoolfonds, welk ‘Bestuur zich
bereid verklaarde de hiervoor bijeengebrachte gelden
onder beheer .te nemen en deze op de iangegeven wijze te
besteden. , –
wij wekken gaarne alle oud-leerlingen van Professor
Polak, zoowel van de Nederlandsche Economische Hooge-
school als van andere instellingen, en voorts een ieder,
die met deze gedachte kan instemmen, op, een bedrag voor
dit sympathieke doel te bestemmen.
VAN VOEDINGSMIDDELEN
Amsterdam vraagt
it
voor de, afdeeling Kostprijsadministratie. Sollicitanten
moeten in het bezit zijn van het diploma M.O. boek.
houden of het Staatspraktijkdiploma voor Handel en
Adm,nistratie. Bezitters of studeerenden voor het di-
ploma Moderne Bedrijfsadministratie en zij die practi.
sche etvaring op dit gebied hebben, hebben dc voor-
keur. –
II: Een
voor bovengenoemde afdeeling. Deze moet in het bezit
zijn van het Praktijkdiploma Boekhouden en interesse
hebben voor de moderne bedrijfsadministratit.
Eigenhandig geschreven sollicitatiebrieven met uitv.
inlichtingen in te zenden onder no. 804 bureau van dit
blad, postbus 42. Schiedam.
Instelling op het gebied van onroerende goederen te
Amsterdam, zoekt zoo spoedig mogelijk een
candidaat•notczris
miii. of vr.
Ook 2/3 candidaten komen in aanmerking. Eigenhandig
geschreven brieven onder opgave van verlangd salâris,
referenties en van vroegeren werkkring sedert 1940,
onder letters M K L aan Nijgh & Van Ditmar, Am-
sterdam C.
BIJ INDUSTRIEEL CONCERN kunnen enkele jon-
gelui geplaatst worden voor
‘opleiding tot verkooper
en plaatsing t. z. t. in de verkooporganisatie in het
buitenland. Leeftijd 22 tot 24 jaar, Einddiploma Mid. delbarc l-Iandclsschool of soortgelijke opleiding ver-
eischt. Eigenhandig geschreven brieven met volledige
bijzonderheden Omtrent opleiding en praktijkervaring te
richten onder letters R H’H aan Nijgh en van Ditmar.
Rotterdam. –
Door dc Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te
Eindhoven wordt gevraagd een
accountant
(lid NIVA of VAGA) te belasten met werkzaamheden
op het gebied van administratie en efficency-contrôlc
en met rcsearchwerk. Voorkeur hebben zij die in het
nezit zijn van diploma doctoraal examen economie.
Brieven me, volledige inlichtingen omtrcnt, persoon,
opleiding en wcrk te richten aan de Coöperatieve
Centrale Bocrenleenbank te Eindhoven.
De l3cdrijfsgroep Chemische Industrie, Javastraat 2 te Den haag vraagt:
economen
oor de functies van adjunct-secretaris van eenige be-
drijfs.organisaties en chef van de afdeeling In- en
uitvoer. Werkzaamheden op organisatorisch
–
en admi-
nistratief gebied. Kennis van chemie geeft voorkeur.
Uitvoerige schriftelijke sollicitaties aan bovenstaand
adres.
HAV BANK -. SCHEDAM
Levensverzekerzng en Ljfrente
.Nederlandsch Indische Handelsbank, H.V.
Amsterdam – Rotterdam – ‘s•Gravenhage
Alle Bank- en Effectenzaken
BESCHOUWINGEN OVER
–
– .-
EEN TOLUNIE TUSSCHEN NEDERLAND EN
BELGIÏ
–
LUXEMBURG
..door D. C.. RENOOY
.
Publiatie No. 3
‘van het Nederlandsch Economisch Instituut
PRIJS F 8.40*
(Prijs voor
leden en donateurs van het N. E. 1. f 6.—;
• bestellen bij het N. E. 1)
–
Verkrijgbaar in den boèkhandel
Uitgave: De Erven F. BOHN N.V. .- Haarlem
• VAN DIJK & Co.:
• EENDRACHTSWEG 11
ROTTÉRDAM
Makelaars en Conimissionncxirs in Effecten
Effecten – Coupons – Vermogensbeheer
Teféfoon 20845 – 21889 — 40631
Beurs Nis 6
–
Telefoon 24178
–
24378
N.V. LANKHORST
TOUWFABR1EKEN
SNEEK TEL. 3041 -3042
‘SPINNERIJ—TOUVVSLAOERIJ SEDERT 1803
Egalisatiefondsen en.
door
monetaire politiek
Dr. H. M. A. VAN
in Engeland, Nederland
DER VALK
en de Vereenigde’
PRIJS;
—
Staten
f2_*
Publicatie No. 30 van het N.E.I.
(Prijs voor donateurs en leden van
het Nederlandsch Economisch In-
stituut
;f
1.50, te bestellen bij het
N.E.L) Van dit boek zijn nog
eenige exemplarenvan den eersten
en tweeden druk beschikbaar
UITGAVE:
De Erven F. BOHN N.V. – HAARLEM
Verliesposten Voorkomend Systeem
bestaande uit 4 Diensten
Het VV.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande credieten. Aan-
vaard als onderdeel der debiteuren-administra-
tie, zal het van groote practische waarde blijken
•
te zijn.
Onze V.V.S.-brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden
Van der Graaf I Co’s hureaux voor den kandel N.V.
Anstelstraat 14-18, Amsterdam-C, Telefoon -38631 (6 lijnen)
VAN GEND & LOOS
expedieert van huis tot huis
van dorp naar slad
–
van land naar land
Werkverruiming
en haar gevolgen voor volkshuishôuding
–
en overheidsfinanciën
door
HENRI REUCHLIN m.a.
Publicatie No. 12 van het Nederi. Economisch Instituut
–
Prijs
f
1
9
05*
(Prijs voor donateurs en leden van “het Nederlandsch
Economisch Instituut t 0,75, te bestellen bij het N. E. 1.)
Uitgave: De Erven F. Bohn N.V.
–
Haarlem
Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)
Druk Roelants. Schiedam