–
w”fFw
¶’
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Econo
–
mischmwS
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
31E
JAARGANG
WOENSDAG 9 OCTOBER 1946
No. 1535
COMMISSIE VAN REDACTIE:
H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;
H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Rèdacteu.r: A. de Wit.
Abonnementsprijs van het blad, waarin tijdelijk is opge-
nomen het Economisch-Statistisch Maandbericht, franco
p.p. in Nederland f 26* per jaar. Overzeesche gebieds-
deeleri en buitenland f28 per jaar. Abonnementen kun-
nen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd per ultirno van het kalendeijaar. Losse nummers 75 cent.
Administratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.)
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten
aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven 141,
Schiedam (Tel. 69300, toestel 6).
INHOUD:
Blz.
Oude tinproblemen opnieuw in bespreking door
J. Willems
.
…………………………… 643
Sociale attaché’s door
H. L. Zeetenberg ……….645
Een nieuw tijdvak in de industrialisatie der veen-
koloniën? door
Dr. H. J. Keuning …………646
Vrijheid van vereeniging en erkende bedrjfs-
organisaties door
Dr. J. Buter ……………649
Aanteekeningen:
De revaluatje van de Zweedsche kroon ……..
651
De wilde luchtvaart in Amerika …………..
652
Ontvangen boeken en brochures …………….
653
Geld- en kapitaalmarkt …………………..
653
S t a t i s t i e k e n :
Ban.kstaten
………………………….
654
Prijzen en indexcijfers van de kosten van levens-
onderhoud in Italië …………………….
654
DEZER DAGEN
snel vallende schemer, een grauwe horizon. Lag de
schemering van Nederland’s nabije economische toe-
komst voor den lezer reeds over het juist gepubliceerde
Centraal Economisch Plan voor
1947,
de regeerings-
verklaring betreffende bonen en prijzen, uitgesproken
door den Minister-President, heeft het duister per-
spectief expliciet gemaakt. Met Nederland’s armoede
als grondthema moet de Regeering afzien van verder
loonsverhoogingen, prjs’jerlagingen zullen worden be-vorderd; inmiddels worden brood, boter en melk duur-
der. Economisch was dein verklaring onontkoombaar;
de psychologische mérites zijn dubieus: waar bleef
een positieve noot over het te bereiken doel?
Regeeringen hebben het zwaar, getuige het verwijt,
tijdens het Congres van de Engelsche conservatieven
te Blackpool uitgesproken aan het adres der Engelsche
Regèering: ,,They talk planning, they practise con-fusion”. Heeft Âttlee daarom zijn team veranderd?
Of is het een aanwijzing voor zijn toekomstverwach-
tingen, dat de klemtoon der wijzigingen op de militaire
ministeries viel? Terwijl hij vorderingen maakt, ge-
tuige de ,,Empire Trade Conference”, waarbij op-
heffing van de iinperiale preferenties werd bepleit
ten gunste van de gedachten, vervat in de Amerikaan-
sche voorstellen ôver den internationalen handel,
bezorgen andere Amerikaansche ideeën, speciaal die
van President Truman over Palestina, hem grijze
haren. Een zekere geprikkeldheid wordt merkbaar;
Engelsche bladen beginnen President Truman reeds
,,Babbitt” te noemen.
Zal deze oogenblikkeijke verkoeling de samen-
werking tusschen de groote vier verbeteren? In Parijs
werd het tempo althans daadwerkelijk opgevoerd.
Zelfs / op het probleem Triëst werd wat gevonden;
misschien werd hierdoor Veldmaarschalk Smuts ge-
inspireerd tot zijn uitlating, dat de Vredesconferentie
een grooter succes was dan oorspronkelijk te verwachten
viel. Wel symptomatisch voor de stemming, waarin de
besprekingn zijn begonnen…. Welk lot wacht het
plan, om de ,,wachters” van Plato in modernen vorm•
te doen herleven: de oprichting van een internationaal
veiligheidsleger? Zullen ook hier de Russen, die het
Roode Leger herdoopten in Sovjet Leger, weigeren
kleur te bekennen?
Tempo wordt thans ook gezocht in de Indische
kwestie. Bij de eindelijk hervatte besprekingen te
Batavia is het parool: ,,Nu of nooit”. En dat zonder de door Prof. Schermerhorn bij voorbaat versperde
,,verborgen zijpaden”. Doelde hij hiermede ook op de min of meer clandestiene aan- en afvoerwegen, waar-
langs in den archipel de handelsbeweging plaatsvindt’?
Dat de Regeering de minderheden niet op dood spoor
wenscht te rangeeren, bewijst de Conferentie te Pangkal Pinang.
Dood spoor; het beeld wijst terug naar Europa.
Te Neurenberg werd de catastrophe van het Duitsche
leiderschap formeel-juridisch voltooid. Het Duitsche
volk zit en wacht. Op hulp van Zweden, zooals de
Engelschen en Amerikanen thans beocrgen? Het is de
vraag, of Zweden daarvoor nog productieve krachten
over heeft, nu het Russisch-Zweedsche handelsverdrag,
dat aan het volbezette Zweden ook voor de toekomst
een groote markt garandeert, önverwacht snel ge-
teekend is.
Volle bezetting en gegarandeerde markten. De Neder-
lander staart; voorloopig slechts in de lucht, waar de
herfsteijke stérrenregens het wenschen mogelijk makez.
DE BÂNK
VOORZIET HAAR
REKENINGHOUDERS
GRATIS VAN ZEGEL-
VRIJE CHEQUE-FOR-
MULIEREN IN BOEK’
,JES VAN HANDIG
FORMAAT
ROTTERDAMSCHE
BANKVEREENIGIWG
200 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
Naami. Venn.
Hall andsche
Belegging- en
Beheer-Mij.
Anno 1930
Heerengracht 320
–
Amsterdam
Beheer én Adviesgevin
roor
PENSIOENFONDSEN,
STICHTINGEN,
ONDERNEMINGEN
EN PARTICULIEREN
Commissarissen,
Prof, Ir. 1. P. de Vooys;
Drs. J. H. Gispen;
Mr. J.
E.
Scboltens.
Directie:
Gerlof Verwey;
Dr, F. Ph. Groeneveld;
A. C. Leeuw
,
enbargh.
PSYCHOLOGISCH
INSTITUUT
o.I.v. DI.J. L’uning Pra
DEN HAAG
Psychotechnisch onder-
zoek van sollicitanten
gispen
FTTITr1Ns1IE.II-.n.IuIJ
cul.mborg
–
amsterdam
rotterdam
N.V. DE PLAATWELLERIJ
gevestigd te Velsen.
UITGIFTE van
f 590.100.— aandeelen
aan
toon4er
of op naam,
1fl coupurés van t 1.050.— en t 350.— nominaal,
ten volle deelende in de winst over het
boekjaar 1946 en volgende jaren
Ondergeteekenden berichten, dat zij de inschrijving
op bovengenoemde aandeelen, u It s 1 u i t e n d
voor aandeelhouders, openstellen op
• MAANDAG, 21 OCTOBER 1946
9
van des voormiddags
9
tot des namiddags 4 uur,
te
Amsterdam, Rotterdam en’s-Gravenhage
bij
DE TWENTSCHE BANK N.V.,
te
Amsterdam en ‘s-Gravenhage
bij
de Heeren
VAN VLOTEN
&
DE GIJSELAAR,
tot den koers van 115 pCt.
en overigens op de voorwaarden van het prospectus d.d. 8 October 1946.
‘Prospectussen en inschrijvingsformulieren zijn bij
•de kantoren van inschrijving verkrijgbaar.
DE TWENTSOHE BANK N.V.
VAN VL.OTEN
&
DE GIJSELAAR.
.Amsterdam, 8 October 1946.
3&
;
fflero&,Zoollen,
anno 1720
•jnktet & ZWourantiemlMakelaars
aotttrbam
‘.rabenbage,
eltt,
‘tbiebam,
Vlaavbingen
mterbam (alleen
uvantte)
Zoojuist verschenen.:
CENTRAAL ECONOMISCH PLAN
1947
EERSTE NOTA (GLOBAAL PLAN)
Publicatie van het Centraal Planbureau i.o.
Verkrijgbaar bij de Rijksuitgeverij, Fluweelen Burg.
wal 18, Den Haag, en bij ‘den boekhandel. Prijs f250.
‘
–
s
DE NEDERLANDSCHE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ N.V.
OPENT
DOCUMENTAIRE CREDIETEN TER
FINANCIERING VAN
GOEDE REN-I M P0 RTE N
Hoofdkantoor: Amsterdam
Kantoren in binnen- en buitenland
Rap!ort binnen 3 dagen
Vraagt inlichtingen
Laan
Copes v. Cattenburch 8
Telefoon 113291
—
•—-____
Koninklijke
Nederlandsche
Boekdrukkerij
H.
A. M. Roehmts
Schiedam
N.V. LEVENSVERZEKERING-MIJ.
RN
IIHEM,
9 October 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
643
OUDE TINPROBLEMEN OPNIEUW IN
BESPREKING.
Inleiding.
Economisch bezien is tin een lastig metaal: Bij de
vele na-oorlogsche internationale conferenties is er weinig
fantasie noodig om ook over het tinvraagstuk de hoof-
den weer eens hij elkaar te steken. In Londen komt
men deze week, te beginnen op 8 October, dai ook bij
elkaar om de oude moeilijkheden, aangevuld met nog
eenige meer recente puzzles op dit gebied, i.c. de kartel-
bepalingen der zgn. ,,Trade Proposals”, nogmaals
onder de oogen te zien. De noodzaak daartoe dringt temeer, nu de laatste regeling van, deze problemen,
het zgn. vierde ,,tinagreement”, in 1942 gesloten,
begin 1947 afloopt. Deze in een oorlog opgebouwde
regeling eenvoudig voortzetten gaat niet, een onge-
bonden vrijheid daarna durft men, en m.i. terecht,
ook niet aan. En dus zal men, ôf de oude regeling wat moeten opknappen en aanpassen aan de velerlei wen-
schen op dit gebied, ôf in een geheel nieuwe regeling, de
vijfde dan sinds 1931, een eenigszins aanvaardbare
oplossing moeten vinden. De volgende belangen zijn
hierbij aanwezig: Engeland, Bolivia, België, Nederland,
Frankrijk en China, voornamelijk als vertegenwoordi-
gers der producentengroep, de Vereenigde Staten en de
Sovjet-Unie, in hoofdzaak als pleiters voor de verbrui-
kersbelangen. Dat ‘wil niet zeggen, dat men in groote
trekken maar met twee partijen heeft te maken: In de
producentengroep loopen de verschillende’ interessen
nog aanzienlijk uiteen, terwijl ook de consumenten-
vertegenwoordigers ongelijksoortige belangen beharti-
gen.
Welke zijn nu de belangrijkste problemen, waarvoor
men komt te staan? Wij zagen al: oude en nieuwe moei-
lijkheden!
Gecompliceerde overproductie.
Het fundamenteele kwaad hij tin zit in een sinds de
twintiger jaren bestaande overproductie, ontstaan door uitbreiding, mechaniseering en moderniseering van de
tinertsproductie in verschillende gebieden. In het
laatste en tegelijk hoogste topjaar 1941 bleek de pro.
ductiecapaciteit op ongeveer 250.000 long-tons te
komen, terwijl het hoogste vredesverbruik, in 1937,
waarin echter ongetwijfeld al speculatieve aankoop en
voorraadvorming zit, op bijna 200.000 long-tons wordt gesteld. Over eenige jaren denkt men weer op een pro.
ductiecapaciteit van 230 â 250.000 long-tons te
komen, ter’wijl het verbruik voor de naaste toekomst
door deskundigen op niet meer dan 150.000
A
160.000
ton wordt geschat. Dat beteekent dus in doorsnee een
productiebeperking van 40 pCt. Om het echter nog
wat gecompliceerder te maken, zijn er bepaalde pro-
ductielanden, die, hoewel zij geenszins tot de goed-
koopst produceerenden behooren (eerder is het tegen-
deel het geval; zij worden echter gesteund door
bepaalde consumenten- en smeltersbelangen), toch op
100 pCt. van hun productiecapaciteit willen blijven
werken. Daarmede wordt voor de rest de productie-
beperking nog veel meer dan 40 pCt. De grootste,
modernste en goedkoopst werkende .tinertsproducenten
komen, door deze gecompliceerde situatie het zwakst
te staan. Maar aangezien gevestigde belangen nu een-
maal een taai leven hebben, en er dus aan de funda-
menteele oorzaak van deze ongezonde situatie weinig
te veranderen valt, moet men thans een regeling be-
denken om deze belangen langs ,,geordende” wegen
in het maatschappelijk verkeer op te nemen. Ziehier
de groote opgave, waarvoor men thans in Londen staat.
Ter aanvulling van deze ruwe schets nog eenige
concrete feiten en statistische gegevens.
Smeltcapaciteit.
Tegenover een ertsproductiecapaciteit van maxi-
maal 250.000 ton staat een ertssmeltcapaciteit van
ongeveer 350.000 ton, waarbij bovendien een rendabele
exploitatie slechts mogelijk is bij verwerking of ver-menging van bepaalde soorten ertsen. Derhalve is er
een groote vraag naar erts door de verschillende smel-
tersbedrijven, die bovendien niet als afzonderlijke
economische grootheden zijn te beschouwen, maar
hetzij nauw met ertsproducenten-belangen, hetzij nauw
niet tinconsumenten-belangen zijn verbonden. De erts-
producent en -smelterscombinatie is al een oud ver-
schijnsel in de tinindustrie, de combinatie consument-
smelter is een begrijpelijk maar weinig gelukkig resul-
taat van den oorlog ‘).
De productie van ,,Longhorn-tin” in de smelterij
van de Amerikaansche ,,Tin Processing Corporation” te Texas City bedroeg in 1945 bijna 40.600 long-tons
en over het eerste halfjaar 1946 23.200 long-tons.
Met deze smelterj hebben de grootste tinconsumenten,
de Vereenigde Staten, zich in den oorlog een plaats
veroverd op de tinmarkt, waarvan zij zich nu, na den
oorlog, niet gemakkelijk zullen laten verdringen. Toch
wordt deze plaats niet zonder zorgen behouden. Als
gevolg van de dure aankoopen van het Boliviaansche
erts, komt de binnenlandsche tinkostprijs ruim boven
den prijs, die thans aan de Amerikaansche verbruikers
wordt berekend. Men komt zoodoende tot een subsidie
‘aan den Amerikaanschen consument, terwijl bovendien
de smelterij in Texas niet rendabel is. Strategische en
economisch-politieke motieven hebben tot deze onge-
lukkige situatie geleid; eén situatie, die in de oorlogs-
en schaarschte-economie begrijpelijk was, maar mèt
den terugkeer van meer normale verhoudingen op den
duur toch onhoudbaar moet worden.
Priductieverschuiving.
De in den oorlog geforceerde ontwikkeling van de
tinertsproductie in Afrika en Zuid-Amerika en de
afbraak en vernieling in het – voornaamste tingebied,
het verre Oosten, zijn niet zonder gevolgen gebleven.
Vergelijkt men het gemiddelde van 1937/1938 met de
jaarproductie over 1945, dan komt men tot het volgen-
de resultaat:
Tinproductie der grootste producenten op het Westelijk
halfrond.
Gem.
1937/193
1945
In duizenden.long-tons
25,2
42,5
8,1
17,0
8,9
11,0
42,2
70,5
De productie in Bolivia wordt, zooals bekend, ge-
stimuleerd door de Vereenigde Staten ten behoeve van
hun smelterij in Texas. De Afrikaansche productie is
in den oorlog enorm opgevoerd en gezien de gedane
investeeringen en toezeggingen is het zeer waarsëhijnlijk,
dat men op dit hoogere productiepeil zal willen blijven
werken. Met deze productie op het Westelijk halfrond
zal ongeveer 40 â 45 pCt. van het toekomstige wereld-
verbruik gedekt kunnen worden, terwijl deze landen
vöér den oorlog in he.t verbruik een aandeel van nog
geen 25 pCt. hadden.
Stel daartegenover het Verre Oosten. Neemt men daar de drie grootste producenten en vergelijkt men de voor-
oorlogsche productie, alsmede hun hoogste productie
in 1940 of 1941, dan ziet men het volgende beeld (zie
staatje bovenaan blz. 644).
‘) Men zie ook mijn beschouwing hierover in ,,E.-S.B.” van
Juni 1.943, , De tinvoorziening der Vereenigde Staten”.
Bolivia
…………….
Belgische Congo
……..
Nigeria
……………
Totaal
…………….
644
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 October 1946
Tinproductie der grootste producenten in het Verre
Oosten.
Gem. 1387/1938
1940 of 1941
Malakka
……………. …
60,4
85,4 (1940)
Nederi. Oost-IncilO
30,4
.51,0 (1941)
Thailand
……………
15,0
17,4 (1940)
Totaal
…………
..f05,8
.
.
153,8
In 1937/38 dekten deze drie’landn ongeveer 60 pCt.
van het Verbruik, niet ee’n door de restrictie met 20
pCt. beperkte prôductie; in 1940/41 bleken zij geiog
te producèeren om öaagéveer 85 pCt. van het verbruik
te’ kurnen
–
dekken, en de geproduceerde’ hoeveelheid
ii die topj aren zou ongeveer geheel in hét geraamde toekomstige jiarvrbruik kunnen yöorzien.
Nu is deze productie in het Verre Oosten en’ daar-mede de overproductie nog toekomstmuzik. Dç vei-
nieliuigen én verlièzen, doör de Japanners veroorzaakt,
zijn enorm. Vooral het herstel ‘in Malakka gaat niet
vele moeilijkheden gepaard en de productie over het
eerste halfjaar 1946 in dit gebied bedroeg 3.000 tn,,
In Ned. Indië is ‘de pröductie weer gedeeltelijk op gang,
over Thailand öntbreken b’erichten,
maar,
indiën de
genoemde gebieden iii 1946 15 â 20.000 ton tin zullen
produceeren, zal dit al meevallç
n
.
Vôorloopig is tin dan
ôok nog een schaarsch metaal, wâarvan de distribijee-
ring geheel geregeld, is. Van ee’n eigesilijke tinmarkt kan
men dan ook niet srek&n en de prjsontwikkelii is
hierdoir zeer verward, waarbij de, prijzen varieeren,
al naar het aan- of verkdopende land.
Over drie â vier jaar echter’ denkt rnén dat de pro-
ductiè in het Verre Oosten wel weèr op peil’zal zijn en
daarmede komt mdn dan in een moeilijk parket te’zitten,
,waarbij de volende productiecapaciteit ontstait.
Deelnemers vierde ‘Westelijke producenten 70 A 75.000 Lton
Tinovereenkomst Verre Oosten ,
.
.130 Ii 145.000
Outsidersproductie
30.000
Totaal
230 s 250.000
Het verbruik, bedroeg in het topjaar 1937, zooals,
vermeld, bijna 200.000 long.tons, speculatieve aankoopen
e n strategische voorraadvorming inbegrepen. Het is
,echter geen pessimistische schatting, om dit voor meer
,
iiormale na-oorlogsche verhoudingen op ongeveer
.160.000 ton te stellen. De eiectrolytische blikfabricage,’
het gebruik van vervangingsmetalen en van ,,plastics”,
het toenemend gebruik van diepgevroren levens-
middelen zijn. alle factoren, die, het verbruik’ van tin
ongunstig zullen beïnvloeden. Daartegenover staat
misschien het grooter gebruik yan tin in enkele nieuwe
alliages, het wellicht nog hooge militaire verbruik voor
blik, de algemeene productieuitbreiding in Amerika,
de behoeften voor opbouw en herstel, het vormen van
strategische voorraden; maar over het algemeen ge-
nomei’ kan men op dit oogenblik weinig arguménten
aanvoeren om tot een veel optimistischer raming van
het verbruik te kome’n.’ Van ‘deze 160.000 ton zuilen de
outsiders en 4e Westelijke producenten toch vrij waar-
schijulijk 80 â 100.000 ton willen leveren ën zoodoende zou er voor het Verre Oosten slechts èfzet zijn voor een
productiecapaciteit’, die ongevéer de helft is van de.
.vooroorlogsche. Daarbij komt nog, dt deze Aziatiséhe
produ’ctie in de toekomst Vrij zeker ‘veei tot de meest
rendabele zal behooren, al zal de kostprijs onget’vij,-
feld hooger komen té’ liggen’ (hoogere arbeidskosten,
hoogere afschrijvingen vaft
de kostbare nieuwe investee-
ringen) dan v66r den oorlog het geval was.
Economisch-politieke 5moeilijkheden
–
Is de statistisché positie van’ dee.’giondstof voor de
toekonist al weinig rooskleurig té niemen, daarbij komt
nog, dat de tinmarkt een dankbar teriein vrmt om
tal van economisch-politieke conflicten op uit te
vechten. De groote tinproducenten vormden in de
dertiger jaren cen v,rij kleine aaneengesloten groep, die
op de tinmarkt door middel van aanbodregelingen
den prijs van hun product
op
een stabiel niveau pro.
beerde te houden. De Vereenigde Staten echter, de
grootste afnemers (in 1937 bijna 45 pCt.), ragen hierin,
m.i. ten onrechte, een monopolistische marktuitbui-
ting. Het tinrestrictieschema, waarbij de Engeisch.
Nederlandsche belangen den boventoon véerden, is
den Amerikanen 4an ook altijd een doorn
in
het oog
geweest. In den oorlog heeft men de kans gezien door
het vormen van strategische voorraden,, het stimjlee-
ren der Boliviaansche productie, de oprichting van het tinsmeltbedrijf in Texas, zelf 6en machtiger positie op de tinmarkt in te nemen, vooral toen het Verre Oosten onder de Japaissché bezetting yoor de wereldtiniisarkt
geheel was uitgeschakeld. Nu echter in de toekorhst deze
in den oorlog ver9verde positie economisch wel eens
zeer zwak zou kunn ft
en blijken te zijn, hee men in de
anti-kartelleuze der voorgestelde i3a-oorlogsche wereld-
handelspolitiek een krachtige versterking van zijn
invloed in dezen verkregen.
De zoogenaamde ,,Trade Proposals”, waarmede
Engeland, als voorwaarde voor de bekende leening,
I
n instemming heeft betuigd, sluiten in het algemeen
kartel- ,en restrictie.afspraken uit., Alleen ,is het
toegestaan om in bepaalde gevallen en bij erustige
maktverstoring tot een intersiationale regeling te
komen, mits daarbij de bevordering van het verbruik
en den internationalen handel voorop staat en
i
ook de
belangrijkste consumenten eea beslissende stem in het
geheel hebben.
Door deze bepalingen’ ziet het er nu in elk geval al
moeilijk uit om het tincontrôlesysteem op den ouden
voet voort te zetten. Niet enkel acht, men iii de Ver-
eenige Staten dit systeem niet in overeenstemming
met de beginselen van de ,,Trade Proposals”, maar
ook is de invloed van de Vereenigde Staten als grootste
consument en ook indirect, via Bolivia en de Texas-
smelterij, als producent thans te, belangrijk om te ver-
wachten, dat men onveranderd vQort kan gaan.
Trouwens een
ve!engde
of vernieuwde , tinovereen-
komst zonder, verdere wijziging zou op zichzelf a,l
vrijwel onmogelijk zijn, dat zal na bovenstaande analyse
wel duidelijk zijn geworden.
In eik geval zijn de ,,Trade Proposals” en. de Amen-
kaansche wenschen twee van- de hoofdfactoren, die bij
de besprekingen in ‘Londen naar voren zullen komen.
Men kan uiteraard . de vraag stellen, of het conflict tusschen de bepalingen’ van de ;,Trade-Proposals” en
dé Tinovereenkomst wel zoo principieel en onomstoote-
lijk vaststaat als algemeen wordt aangenomen. De
bepalingen van ‘Hoofdstuk V van de ,,,Proposals” over
,,Inter-Governmental Commodity . .Arrang.ements”
laten bijv. ruimte voor de redeneering, dat het voor
tin gaat om een stabiele productie uit bodemreserves,
die.vanwege het ‘feit, dat deze -relatief schaarsch zijn,
economisch en ‘zoo stabiel mogelijk . geëxploiteerd
moeten worden. Bij deze stabiele exploitatie ,is eenige
internationale regeling noodig, die als zoodanig geen
beperking van den internationalen handel of mono-
polistische praktijken beoogt. Voorts is deze regeling
door alle betrokkenen, zonder bepaalde – uitsluiting,
multilateraal tot stand gebracht,’ zoodat derhalve
als zoodanig een regeling van de tinmarkt geenszins in strijd moet worden geacht met de. bepalingen en geest
van de ,,Trade Proposals”.. Deze redeneering zal dan
ook’ wel van bepaalde producentenzijde naar voren
worden gebracht. Bovendien zal men, er, en m.i. terecht,
op wijzen, dat de tinrestrictie in de dertiger jaren in
‘het algemeen bevredigend heeft gewerkt en ernstige
en catastrophale marktverstoringen, ook voor de
consumenten, heeft weten te voorkomen.’ Een vrij sterk
argument is ook, dat, dank zij het feit van den prijs.
9 October 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
645
steun door de tincontrôle, Bolivia als producent niet
is uitgevallen, wat bij Vrije marktontwikkeling vrij
waarschijnlijk grootendeels het geval ou zijq@ geweest,
en waardoor dit gebied in staat was in de crit.ische
oorlogsj aren de Vereenigde Staten van het zoo nood-
zakelijke tinerts te vooizien. Tenslotte kan men zelfs-
tot den aanval overgaan en betoogen, dat het ge-
forceerd als tinproducent willen optreden der Vereenig-
de Staten, via Bolivia, niet minder in strijd is met den
geest en de bepalingen van de ,,Trade Proposals”.
Zoo zegt bijvoorbeeld Hoofdstuk V ondet paragraaf 3a,’
dat ,,inter-governmental commodity agreements” etc.
,,would be justified. . . .- to achieve -the following
objectives: – -.
To enable member Countries to sol’ve commodity
.
–
problems
without unilateral action that tends to’
shift the burden to other countries”.
Al deze op zichzelf min of meer juiste argumenten zullen echter weinig zin hebben, indien de wil om tot
samenwerking, en daarmede de wil om deze redenee-
ringen te aanvaarden, ontbreekt. En wat dat betreft
is er éen weerstand te overwinnen, die al lang aanwezig
is en niet gemakkelijk zal worden afgebroken. –
Slot beschouwing.
Het heeft geen zin, om zich hier aan voorspellingen
te wagen inzâke de resultaten van de Londensche
conferentie over de tincontrôle: fia afloop van d
conferentie hopen wij, indien daar tenminste aanleiding
toe bestaat, op de resultaten hiervan in dit blad terug
te komen. Men kan echter nu reeds het volgende con-
stateeren: –
Hoewel de economisch-politieke tegenstelling tin-
contrôle versus ,,Trade Proposals” in Londen wellicht
op den voorgrond zal worden geplaatst, is’ het eigen-
lijke probleem toch meer structureel van aard en
betreft dit de geschetste moeilijkheden ten aanzien
van den – omvang en de verdeeling der tinproductie.
En juist – vanwege deze structuurproblemen zal men,
enkel uit zakelijk en practisch belang, tot een regeling
moeten komen. Het alternatief: geen regeling on
Vrije marktontwikkeling, is hier, gezien de- ontwikke-
ling, niet meer mogelijk; Economische machtsfactoren
zullen wel voor een deel uitmaken, hoe het accent bij een dergelijkë regeling komt te liggen. Wijziging van
de bestaande contrôle, hetzij nu, hetzij over twee if
drie jaar, is daarom ook zeer waarschijnlijk. Een voor
alle partijen geheel bevredigende overeenkomst is
wellicht onmogelijk te bereiken; daarvoor zijn sommige
tegenstellingen wel zëer’ diepgaand! Men zal echter
met geven en nemen wel tot een resultaat moeten
komen. Dit resultaat zal verre van volmaakt zijn:als,
het dan maar practisch bruikbaar is en zooveel
mogelijk rekening houdt met de groote maatschappe-
lijke belangen, die bij de tinindustrie in de meeste
landen zijn betrokken, kan men tin, hoewel econo-misch een lastig metaal, toch ook als een nuttige en
belangrijke grondstof blijven beschbuwen.
t. WILLEMS..
SOCIALE ATTACHÉ’S.
In het artikel ,,Sociale Voorlichting”, opgeno-
men in Nr. 1530′ van ,,Economisch-Statistische Be-
richten”, dd. 4 September 1946, wordt op bladzijdé
567 in een voetnoot gewag gemaakt van een nieuwe:
figuur op het’ gebied der buitenlandsche betrekkingen,
de – Sociale Attaché. De beteekenis, die er blijkens het.
stijgend aantal benôemingen in het buitenland aan het
werk van deze attaché’s wordt toegekend, doet het de
moeite waard schijnen aan hun taak enkele beschou-
wingen te wijden.
De sociale attaché’s, die naast de militaire, en corn-
mercieele attaché’s aan de gezantschappen worden
verbonden hebben een dubbele functie. Zij hebben als
specialisten op sociaal gebied in de allereerste plaats
tot taak in het land, waar zij zijn geaccrediteerd, de
sociale ontwikkeling te bestudeeren én hierover perio-
diek rapport uit te – brengen aan hun Regeering. Door
persoonlijk contact met figuren uit het bedrijfsleven,
uit de arbeiderswereld en met sociaal-wetenschappelijke
centra, uiteraard aangevuld met nauwgezette ‘kennis-
neming van publicaties in vakbladen en in de algemeene
pers, zullen zij zich voortdurend van de sociale situatie
op de hoogte moeten houden. Hieraan ligt ten grondslag
de gedachte, dat een gezonde, op de werkelijkheid gefun-
-deerde, buitenlandsche politiek slechts kan worden ge-
voerd, wanneer deze mede steunt op een gedegen kennis van de sociale structuür, op het waarnemen van ontwik-
kelingstendenzen en op hetgeên er onder het volk aan
wenschen en gevoelens leeft. De buitenlandsche betrek-
kingen hebben steeds meer ‘een ‘economisch karakter
gekregen. Doch de economische verhoudingen worden in
belangrijke mate bepaald door sociale omstandigheden.
De eeiste sociale attaché van dé Vereenigde Staten
werd benoemd in December 1943. Sindsdien is’ de ont-
wikkeling met rassche schreden voortgegain. Amerika
heeft momenteel sociale attaché’s
in:
Groot-Brittannië,
Frankrijk, China, België, Zwitserland, Nederland, Polen,
Noorwegen, Denemarken, Zweden, Italië, Egypte,
Australië, Zuid-Afrika, Canada, Mexico, Columbia, Ve-
nezuela; Cuba, Bolivia, Chili, Brazilië, Argentinië, terwijl
bovendien speciale attaché’s zijn toegevoegd •aan de
Arnerikaansche- missies in Duitschiand en Oostenrijk.
Een Zwitsersch blad merkte onlangs droogjes ôp, dat de
sociale attaché• eigenlijk eén’ Duitsche uitvinding is,
omdat dit land reeds vöör den oorlog in Italië een
attaché voor soôiale zâken had. Dit üeemt echter niet
weg, dat in Amerika deze ontwikkeling de grootste
vlucht heeft genomen;
• In Washington is voor het verwerken van de rappor-ten der sociale attaché’s bij het ‘,,Department of State”
een speciale instantie in het leven geroepen, de .,Division
of International Labor, Social and Health Affairs”.
Hier worden alle binnengekomen gegevens geanalyseerd
en verwerkt. Voorzoover de inhoud van belang is voor
het ,,Department of Labor” worden de gegevens ook
aan dit’ Departement doorgegeven en naderhand even-
tueel gepubliceerd in de ,,Monthly Labor Review”. Men
verkrjgt op deze wijze een schat van waardevolle
gegevens over bonen, werkgelegenheid, werkloosheid,
kosten van levensonderhoud, arbeidsconflicten, pro-gramma’s der vakorganisaties, arbeidsvoorwaarden,,
woningtoestanden, hygiëne, sociale verzorging, sociale
verzekering, kortom over alle onderwerpen, die voor het
beoordeelen van de’ sociale situatie in de verschillende landen van belang zijn. De genoemde afdeeling bij het
,,Department of State”, die een innig contact met de
– sociale attaché’s in het buitenland onderhoudt, heeft
ook tot taak deze functionarissen te voorzien van Amen-
kaansche gegevens in den vorm van kranten, periodieken
en rapporten, waarin van arbeidszaken sprake is. Aan
‘de hand van deze hen ‘regelmatig toevboeiende weten-
schap kunnen de attaché’s in het buitenland betrouw-
bare en up-to-date informaties ovêr de sociale ontwik-
keling in de Vereenigde Staten verstrekken…
De hier beschieven organisatie vertoont, een groote
gelijkenis met het reeds jaren bestaande commercieele
infoimatieapparaat der Vereenigde Staten.. Zooals de
uitstekende overzichten en studies, uitgegeven door het
,,Bureau of Foreign and Domestic Commerce” van het
,,Department of Commerce”, beustend op de informa-
ties van de commercieele attaché’s in het buitenland,
een slechts zelden falende vraagbaak waren, zoo mag
worden aangenomen, dat het werk der Amerikaansche
sociale attaché’s niet alleen een belangrijke onder-
646
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 October 1946
steuning vormt voor de buitenlandsche politiek der
Vereenigde Staten, doch mag tevens worden verwacht,
dat dit arsenaal van sociale kennis van eminent belang
zal worden voor allen, die gegevens van socialen aard
noodig hebben.
De belangstelling, die elders voor het instituut der
sociale attaché’s bestaat, heeft verschillende andere
landen reeds tot navolging gebracht. Ook in Engeland
wordt de waarde van direct contact op sociaal gebied
erkend, doch Groot-Brittannië heeft het tot dusverre
tot niet meer dan tien sociale attaché’s kunnen brengen,
te weten: Washington, Parijs, Rome, Stockholm, Brus-
sel, Athene, Kairo, Helsinki, Buenos Aires, Rio de
Janeiro. Er staan evenwel nog meer benoemingen op
het programma. Blijkens een mededeeling in de ,,Mi-
nistry of Labor Gazette” worden de Engelsche sociale
attaché’s door het ministerie van buitenlandsche zaken
en het ministerie van arbeid gezamenlijk aangesteld.
Hun functie komt overeen met die der Amerikaansche attaché’s. Zij hebben dus zoowel tot taak het verschaf-
fen van inlichtingen aan de Engelsche Regeering, als
ook het verstrekken van inlichtingen over Engelsche
omstandigheden aan geïnteresseerden in het land, waar
zij werkzaam zijn.
Van de kleinere landen is onlangs Zwitserland over-
gegaan tot het instellen van een socialen attaché in
Parijs, terwijl benoemingen in Londen en Washington
spoedig kunnen worden tegemoet gezien. Te oordeelen
naar een beschouwing over deze benoemingen in het
gezaghebbende ,,Journal des Associations Patronales
Suisses” wordt in Zwitsersche werkgeverskringen aan
deze benoemingen veel waarde gehecht. Dit blad
acht de sociale attaché’s, beter dan welke andere in-
stantie, de aangewezen figuren om niet alleen de leemten
in de kennis van de sociale ontwikkeling gedurende de
oorlogsjaren aan te vullen, maar bovendien blijkt men
hen in de toekomst nog een ruimere taak toebedacht te hebben. Analoog aan de rol, die de commercieele
attaché’s spelen bij het afsluiten van handeisverdragen,
ziet men in de sociale attaché’s de figuren, die hun mede-
werking zullen hebben te verleenen bij het afsluiten
van internationale verdragen, waarin sociale onder-
werpen geregeld worden. Men denke in dit verband
slechts aan de uitwisseling van arbeidskrachten en aan
reciprociteitsregelingen op het gebied der sociale ver-
zekeringen.
In het licht van deze ontwikkeling is het ook voor
ons land met het oog op de reorganisatie van den
buitenlandschen dienst van het grootste belang, ter
zake diligent, te blijven. Aan de voorlichting over Ne-
derland in het buitenland wordt hard gewerkt. Door
de aan de belangrijkste diplomatieke posten verbonden
persattaché’s is reeds veel bijgedragen tot een beter
begrip van de omstandigheden, waaronder Nederland
aan den opbouw van zijn toekomst werkt. De op handen
zijnde benoeming van cultureele attaché’s in Londen
en Parijs bewijst, dat ook aan het cultureele element in onze internationale betrekkingen de noodige aan-
dacht geschonken wordt.
Wij zullen dus zeker niet verwonderd behoeven te
zijn, wanneer eerlang aan onze buitenlandsche verte-
genwoordigingen eveneens sociale attaché’s worden
toegevoegd ‘).
Drs. H. L. ZEELENBERG.
‘) Bij het ter perse gaan van dit artikel vernemen Wij, dat in-
middels bij het Nederlandsch Gezantschap In Bern de post van
sociaal attaché is gecreëerd.
EEN NIEUW TIJDVAK IN DE
INDUSTRIALISATIE DER VEENKOLONIËN?
Ongever drie jaren geleden heeft de tegenwoordige
Wageningsche hoogleeraar, Prof. Dr. E. W. Hofstee,
op uitnoodiging van het Departement Veendam-
Wildervank van de Maatschappij van Nijverheid en
Handel, in een drietal zeer gedocumenteerde lezingen ‘)
voor eèn aantal vertegenwoordigers van het bedrijfs-
leven van de Groninger veenkoloniën een uiteenzetting
gegeven van de moeilijkheden, welke dit gebied feitelijk
reeds eenige decenniën lang doormaakt. Deze moeilijk-
heden manifesteerden zich in het feit, dat reeds gedu-
rende de laatste 70 jaren de veenkoloniën niet meer in
staat waren hun bevolkingsoverschot iii het bedrijfs-
leven van dit gebied onder te brengen, met het gevolg,
dat een decl van de bevolking (consequentie van het
geboorte-overschot) naar andere deelen van ons land
uittrok om daar een bestaan te vinden, en dat de
veenkoloniale gemeenten een betrekkelijk hoog werk-
loosheidscijfer te zien gaven. Niet alleen een groeiende
bevolking, doch vooral ook een afnemende werkgele-
genheid in landbouw en industrie werden als oorzaak
van deze ongunstige ontwikkeling aangegeven.
Hoewel schrijver dezes het niet op alle punten met Hofstee eens kon zijn
2),
beitond er toch wel in één
opzicht volkomen overeenstemming, nl. dat er in de
Groninger veenkoloniën nieuwe werkgelegenheid moest
worden geschapen, welke in hoofdzaak op het gebied
van de industrie zou moeten worden gezocht.
Wanneer nu in het onderstaande melding zal worden
gemaakt van eenige nieuwe industrieën, die op het
oogenblik in de veenkoloniën bezig zijn te ontstaan,
‘dan wil niet worden getracht nogmaals de gunstige
omstandigheden te bepleiten, die hier voor de vestiging
van nieuwe bedrijven aanwezig zijn. Hofstee heeft dit
destijds op uitmuntende wijze gedaan en het is niet
onwaarschijnlijk, dat de vestiging van nieuwe industri-
eele bedrijven ten deele aan zijn pleidooi en aan het
werk van zijn Instituut (de N.E.T.O.) te danken is
Veeleer wil ik hier de vestiging van deze nieuwe be-
drijven trachten te schetsen als een volgend stadium
in de industrieele gesch,iedenis, welke de veenkoloniën
nu een eeuw lang hebben beleefd. Daarbij wil ik dan
aanknoopen aan de opmerking, welke Hofstee op blz.
51 van zijn bovengenoemde publicatie maakt, waar
hij aan de onderneming een
sociale
functie oplegt, nI.
het scheppen van werkgelegenheid en het voortbrengen
van producten, zonder welke een volk niet kan voort-
bestaan. Bij een dergelijk uitgangspunt wordt bij het
scheppen van werkgelegenheid wel zeer sterk de na-
druk op de activiteit en het initiatief van de onder-
nemingen gelegd, en het is vanuit dezen gezichtshoek,
dat in dit artikel getracht zal worden de industrieele
ontwikkeling van de veenkoloniën gedurende ongeveer
de laatste halve eeuw te schetsen.
De veenkoloniale industrie in haar geheel.
Ruw gesproken kan men de Groninger veenkoloniën
kenschetsen als een in hoofdzaak agrarisch gebied
met concentratie van enkele industrieën op bepaalde punten. Deze concentratiecentra zijn Veendam-Wil-
dervank, Hoogezand-Sappemeer en Oude-Pekela. De industrieën, die men in den vorm van aardappelmeel-
of stroocartonfabrieken over andere veenkoloniale
nederzettingen verspreid vindt, doen aan het agrarische
karakter van deze landbouw-veenkoloniën weinig of
geen afbreuk.
In het midden van de 19e eeuw waren de drie ge-
noemde agglomeraties de centra van den veenkolonialen
1)
Gepubliceerd onder den titel, ,,Sociaal-economiscbe problemen
der Groninger veenkoloniën”, Assen (van Gorcum en Co.), 1943.
‘) Zie de beschouwingen dlenaangaande In dit tijdschrift In het
nummer van 8 Maart 1944.
9 October 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
647
scheepsbouw. In 1860 telde de agglomeratie Hoogezand-
Sappemeer 34 scheepswerven, de agglomeratie Veendam-
Wildervank 18, Oude- en Nieuwe Pekela 16 werven,
zoowel voor binnen- als voor zeeschepen. Twintig jaar
latér was deze nijverheid, voorzoover zij den bouw van
zeeschepen betrof, feitelijk geheel te gronde gegaan,
deels tengevolge van een zeker conservatisme van de
scheepsbouwers, deels ook als gevolg van de onvol-doende capaciteit van kanalen en bruggen. Alleen in
Hoogezand herleefde de scheepsbouw op den duur en
bereikte, door de specialiseering op den bouw van kust-
vaarders, •in de dertiger jaren van de .20e eeuw een
nieuwe bloeiperiode.
Ondertusschen had zich in de veenkoloniën de aard-
appelmeelindustrie ontwikkeld, waarvoor aanvankelijk Veendam hei voornaamste concentratiecentrum vorm-de. In 1880 telden de Groninger veenkoloniën 19 aard-
appelmeelfabrieken; daarvan bevonden er zich 13 in Veen-
dam-Wildervank, 2 in Hoogezand-Sappemeer en 4 in
andere plaatsen. Omstreeks 1899 begon de deglomera-
tietendentie in deze industrie merkbaar te worden, als gevolg van de oprichting der coöperatieve aardappel-
meelfabrieken door de veenkoloniale boeren, die aldus
de industrieele verwerking hunner bodemopbrengsten
zelf ter hand namen. In haar plaats van vestiging
nauwer aangepast aan het leverantiegebied der grond-
stoffen, ‘ersprejd4e zich de aardappelmeelindustrie
over het geheele veenkoloniale akkerbouwgebied. In
1930 telde het geheele veenkoloniale gebied van Z.O.
Groningen en Z.O. Drenthe 30 aardappelmeelfabrieken,
coöperatieve en speculatieve tezamen genomen, waar-
van echter slechts 10 in de oud-veenkoloniale bevol-
kingsaggiomeraties, ni. 7 in Veendam-Wildervank en
3 in Hoogezand (Foxhol). Hierbij moge nog worden
opgemerkt, dat
in
de laatste jaren v66r 1940 ongeveer
.85 pCt. van den aardappeloogst door de coöperatieve
fabrieken werd vermalen.
Niettemin bleef Veendam (in verminderde mate) een
concentratiecentrum van de aardappelmeelindustrie;
deze droeg echter geheel een speculatief karaktr. . Deze
speculatieve industrie was zich voornamelijk op de
verwerking van aardappelmeel op derivaten gaan toe-
leggen, waarbij zij voor een deel reeds de grondstoffen
van de coöperatieve
fabrieken
betrok. Van de 7 in 1930
.in Veendam-Wildervank gevestigde fabrieken was in 3
daarvan de bereiding van aardappelmeel met die van
sago, stroop of dextrine daaruit, verbonden; daarnaast
zijn 3 speciale dextrinefabrieken verrezen.
Hiermede echter was de ontwikkeling niet ten einde.
In de jaren 1930-1945 verdween, mede als gevolg van de inkrimping van het areaal fabrieksaardappelen, op-nieuw een aantal a.ardappelmeelfabrieken uit de oude
veenkoloniën, die, hetzij werden afgebroken, hetzij in
andere, verwante bedrijven werden omgezet. Afge-
broken werden de coöperatieve aardappelmeelfabrieken
te Kielwindeweer, Borgercompagnie en Wildervank-
Bareveld; de coöperatieve fabriek te Nieuwe Corn-
pagnie krëeg een andere bestemming. Bovendien ver-
dween een aantal speculatieve fabrieken, w.o. alleen in
Veendam reeds een viertal. In 1945 telde Veendarn nog
slechts één aardappehneelfabriek en 4 fabrieken voor
•
dextrine en andere aardappelmeelderivaten, als pud-
ding.poeder, sago, enz. .
Bij de stroocartonindustrie is een soortgelijke ont-
wikkelingsgang veel minder merkbaar. Nog steeds
vindt zij haar voornaamste concentratie in Oude-Pekela,
doch ook Hoogezand-Sapperneer en Veendam tellen
ieder een aantal ondernemingen vaû deze categorie,
die in de werkgelegenheid van genoemde plaatsen een belangrjken factor vormen. Met opzet wordt dit laatste
feit hier vermeld, dmdat wij
in
het onderstaande het
industriecentrum Oude-Pekela verder buiten beschou-
wing willen laten en ons tot een vergelijking van de
industrieele ontwikkeling van de agglomeraties Hooge-
zand-Sapperneer en Veendarn-Wildervank willen be-
perken.
Uit de bovenvermelde feiten blijkt wel, dat er in de laatste halve eeuw regelmatig een verminderiig
van de inlustrieele bedrijvigheid heeft plaats gevonden,
althans wanneer men deze aan het aantal bedrijven
zou willen afmeten. Echter zou het onjuist zijn te
meenen, dat de plaats der verdwenen bedrijven in het geheel niet door andere zou zijn ingenomen. Behalve
een aantal bedrijven van verzorgend karakter, zijn
verschillende andere., nieuwe bedrijven in de veen-
koloniën ontstaan, die aan de industrie van de veen-koloniën een veelzijdiger karakter hebben verleend.
Wat het ontstaan dezer bedrijven betreft, bestaan
er echter groote verschillen tusschen de agglomeraties.
Veendam—Wildervank en Hoogezand—Sapp emeer.
De agglomeratie Veendam— Wildervank.
In Veendarn—Wildervank draagt de industriali-
satie sedert de tweede helft van de 19e eeuw sterk het
karakter van een farniliegeschieden.is. In de tegen-
woordige veenkoloniën wordt het industrieele leven
voor een belangrijk deel beheerscht door de families Duintjer, Wilkens, Meihuizen, van Linge en Meijer,
waarvan vooral de eerste drie door familie-
banden nauw met elkaar zijn verbonden. De namen
Duintjer en Wilkens komen in de 2e helft der 18e eeuw reeds in Veeudam voor; de naam van Linge
hooren we het eerst in den Franschen tijd. Begonnen als landbouwer of neringdoende (kastelein), zien wij
een aantal leden dezer families het landbouwbedrijf
trouw blijven. Een ander deel echter maakt alle stadia
van de economische industrieele ontwikkeling der veen-
koloniën mee. In het midden van de 19e eeuw vinden
we verschillende leden uit deze families, vooral uit
de eerste vier, als zeeschippers, scheepsbouwers
en houtzagers. In de 80-90er jaren der vorige eeuw
hebben zij een groot deel van de aardappelmeelindustrie
in handen. Omstreeks 1930 zijn zij de bezitters der
dextrinefabrieken, doch daarnaast hebben zij in den
tusschengelegen tijd tal van andere industrieën ge-
sticht. Omstreeks 1930 omvat het industrieele bezit
der families Duintjer, Wilkens en Meihuizen o.a.
aardappelmeelfabri eken, dextrinefabrieken, houtzage-
rijen, een stroostoffabriek, een machinefabriek, een
pannenbakkerij. Ook de. familie van Linge heeft de
houtzagerij uit de aanvangsperiode ‘overgehouden en
bezit in 1930 behalve deze een aardappelmeelfabriek,
een dextrinefabriek, een metaalhandel en een carton-
nagefabriek.
Ongetwijfeld zou het zeer de moeite bonen de ge-
schiedenis van de activiteit van de verschillende leden
dezer farnilies meer in details te vervolgen, waarin
men, zoowel economisch als sociologisch, de verande-
ringen van het gebied gedurende de laatste eeuw zoo
goed weerspiegeld vindt, te meer omdat het hier een aantal ondernernersfamilies betreft, die uit de streek
zelf zijn voortgekomen en er tot op den huidigen dag zeer nauw mee verbonden zijn gebleven. De omvang
van dit artikel laat echter zujk een overzicht niet
toe, zoodat wij ons tot enkele opmerkingen zullen
moeten beperken. .
In de eerste plaats moge er dan op worden gewezen,
dat . deze uitingen van activiteit niet op het credit
komen van enkele personen, doch dat zij het werk
zijn van verschillende takken van de genoemde fa-
milies en van nauw daaraan geparenteerde personen,
zoodat men bijna geneigd zou zijn van een ,,clan” te
spreken. Voorts is het begrijpelijk, dat in de activiteit
en het initiatief van deze Veendarn—Wildervanksche
industrie-clan zekere tendenties tot exclusivisme merk-
baar zijn ten aanzien van vreemden, die zich hier op
648
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN!
9 October 1946
industrieel gebied zouden willen vestigen. Geenszins behoeft ‘dit een bezwaar te beteekenen, zoolang deze
clan, in een zeker locaal patriottisme, zich duidelijk
ten doel stelt met den eigen vooruitgang ook den econo-
mischen bloei van de streek te bevorderen. In dit op-
zicht kunnen de veenkoloniën geenszins qver haar
industrieelen klagen. Uit de streek voortgekomen,
hebben zij steeds intensief aan het ecônomische en cultu-
reele levén van de streek deelgenomen, en voöral de
oudere generatie, die de stichters der Veendammer
industrie bevatte, is nog geenszins vergeten. Het ge-
vaar is échter niet denkbeeldig, dat, wanneer jongere
generaties vân deze industrieele families in andere
deelen van het land groote financieele interessen ver-
werven (een verschijnsel, dat men ook in het algemeen
hij de meeste gevallen van maatschappelijke stijging
kan opmerken), de interesse voor het stamgebied ver-
zwakt, en dan kan de economische overheersching van
enkele families voôr een streek in plaats van een
zegen tot een vloek worden.’ Dat zulk een -gevaar geen
herseüsMm is, zal des te meer duidelijk worden,
wanneer bo’Vendien in de bestaande industrieën –
overigens zeer begrijpelijk – naar rationalisatie ge-
streefd wrdt, waardoor de werkgelegenheid vermin-
dert. ‘De modern ingerichte dextrinefabrieken werken
met een, naar verhouding, slechts zeer geringe per-
soneelsterkte.
De agglomeratie Hoogezand—Sappemeer.
In Hôogezand-Sappemeer, een tweede gebied met
öude industrieën, die eenzelfde geschiedenis als die te
Veendam-Wildervaiik hebben doorgemaakt, was de
industrie in veel mindere mate in enkele families ge-
concentrèerd. In de eerste plaats gold dit wel voor
den scheepsbou’v, die een groot aantal kleinere onder-
nemingen telde en ook nu nog in een aantal afzonder-
lijke ondernemingen wordt uitgeoefend. Doch bovenal
was W. A. Scholten, de stichter der tegenwoordige
industrieën van deze ,agglomeratie, geen volbioed
veenkoloniaal. Weliswaar waren omstreeks – 1880 een
groot aantal aardappelmeelfabrieken (w.o. ook te
Veendam en Stadskanaal) in zijn hand vereenigd,
doch in de latere Jaren is zijn industrieel bezit in de
Groninger veenkoloniën tot een drietal fabrieken (Fox-
hol en Zuidbroek) beperkt geworden, alsmede tot een
stroocartonfabriek te Sappemeer. Teekenend is ook,
dat W. A. Schçdten zich al vroeg uit de veenkoloniën
zelve terugtroken zich in het paleisachtige huis op de
Groote Markt in Groningen vestigde, dat in den be-
zettingstijd zulk een treurige vermaardheid heeft
verkregen. Zonder verder op de geschiedenis van de
industrieën van Scholten in te gaan, moge nog worden
opgemerkt, dat deze al spoedig in een N.V. zijn ge.
goten, terwijl in de Veendammer industrieën het ka-rakter van familiebezit, o.a. door den ondernemings-
vorm der firma, veel sterker is bewaard gebleven.
De recente ontwikkeling.
Het is nu wel merkwaardig, dat de nieuwe industHeën,
die thans in de Groninger veenkoloniën worden ge-
vestigd, nauw hij deze historische ontwikkeling aan-
sluiten. De voornaamste industrie, welke te Hoogezand
wordt gevestigd, is de N.V. Noordelijke Indutrié voor
Vezelverwerking. Zij stelt zich ten doel, de vervaar-
diging van vezelplaten voor de bouwnijverheid, waar-‘
voor de grondstof in de onmiddellijke nabijheid aan-
wezig is en vermoedelijk – gezien •de afzetmoeilijk-
heden , van stroo, waarmede de veenkoloniale akker.
bouw v66r den oorlog had te kaMpen – tegen niet
te hooge prijzen beschikbaar is. In verband met het
liovenopgemerkte is het wel teekenend, dat deze onder.
neming een naamlooze vennootschap op aandeelen is,
waarvan voor een bedrag v’an 22. millioen gulden dé
inschrijving onlangs werd opeigesteld. Dit beteekent
dus, dat deze fabriek geen familie-onderneming is,
terwijl ook de vestigingsplaats der N.V., »1. de stad
Groningen, in dit verband ‘veelzeggend is. –
Daarentegen is het opmerk’elijk, dat twee der drie
nieuw op te richten industrieën in Veendam.Wilder-
vank weer uit het’ milieu der aldaar gevestigde fa-
milies stammen. Zoo is de’N.V. van Linge’s Chemische Fabrieken
,
reeds eenigen tijd bezig met de vervaar-
diging van kunsthoorn uit aardappelmeel, welké
als grondstof voor de knoopenindustrie eei’i geréeden
afzet heeft gvondeu; de vervaardiging van ,,prefabri-
cated”-woningen vormt een tweeden, nieuwen’ vorm
van de activiteit van deze N.V. ‘De tweedé groote
onderneming, de -N.V. Hdutindustrie De Driehoek, welke uit dezen industrieelen familiekring is voort-
gekomen en ‘die thans reeds in een proefbedrjf’ te
Valthermond werkt; kan men wellicht het beste ken’.
schetsen als een combinatie van timmerfabriek en fa-
briek van houtwaren voor huishoudelijk gebuik. De
loonfactör en de beschikbaarheid van arbeidskrachten gaven den doorslag bij de keuze van vestigingsplaats.
De definitieve’ fabriek i& thans in Wildervank in aan-
bouw
3).
Met de genoemde bedrijven is de nieuwe fase in de
industrialiseering- der veenkoloniën niet ten einde7.
Ook een ander deel der venkoloniën, ni. in Z.-O.
Drenthe waar, afgezien vaia ‘de enkele turfstrooisel.
fabrieken en de aardappelmeelfabriek te Nieuw-Am-
sterdam, de industrieele bedrijvigheid tot dusverre
ontbrak, staat aan het begin van een nieuwe industrieele
ontwikkeling. Hierbij heb ik dan niet het oog op
I
de
petroleumwinning’ in Otid-Schooneheek e.o., welk
ongetwijfeld ook zijn invloed op het veenkoloniale gebied zal doen geldén, doch op . de vestiging ,vân
nieuwe bedrijven, die zich baseeren op het ârbeiders-
overschot, dat èn door de stagneering èn door gelei-
delijke liquidatie van het veeubedrijf ozitstaan is ).
O.a. hebben bemoeiingen van de Centrale Vereeniging
Opbouw van Drenthe er toe geleid, dat verschillende
reeds bestaande groot-industrieën uit andere deelen
des lands afdeelingen van hun bedrijf in de veenstreken
van Z.-O. Drenthe zullen vestigen of reeds hebben
gevestigd, zooals de N.V. Fabriek van Electrische
Apparaten v.h. Hazemeijer en Co. (Hengelo) te Emmer-
Compascum, de Heemaf (eveneens Hengelo) te Zwar-
temeer, de Gerofabrieken (Zeist) te Nieuw We’erdinge,
de inkt- en verffabrieken van’ Talend (Apeldoorn) te
Valthermond, Confectiefabriek Bendien (Alimelo) te
Emmen. Voorts zal hèt dorp Emmen de vestigings-
plaats worden van een rubberfabriek (uit Harderwijk)
en een rondcartonnagefahriek, terwijl Nieuw-Amster-
dam als nieuw bedrijf een groentenzouterij heeft
gekregen.
Zoo beloven dus, zoowel de oude als de nieuwe
veenkoloniën een nieuw tijdvak an hun economische
ontwikkeling in te gaan. Wat in een vroegere beschou-
wing als wenschelijkheid wérd gesteld voor den voor-
uitgang der veenkoloniën, ni. de aantrekking van
nieuwe induitriéën van buiten het veenkoloniale ge-
bied, schijnt’ te worden verwezenlijkt. Doch ook de
autochtone ‘industrieelen der veenkoloniën blijken hun
bijdrage tot den wederopbloei van dit gebied te willen
leveren.
Door déze industrialiseeringsplannen krijgen ôok
de plannen op verkeersgebied nieuw reliëf. De vergroo.
ting van hét kanalens.telsel’ in de oude veenkoloniën,
wanneer dit voor’kustvaarders geschikt wordt gemaakt,
3)
Het derde industrieele ‘bedrijf in opri’chting is een fabriek
van natuursteenbewerking in wezen een uitbreiding van een be staand bedrijf van kieineren omvang.
) Zie hiervoor: ,,Rapport over de. toekomstige economische ont-
wikkeling van de gemeente ‘Emmen”. (Uitgebracht door de N,ET,O,; z. j,).
=
il
9 October 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
649
kan ongetwijfeld van bet6ekenis zijn, hij v.voor de hôut-
industrie te Wildeivank,’ die haar grondstoffen uit
het buitenland moet aarivoerén. De fabriek te Hooge’-
zand heeft voor haar vestigingsplaats reeds het ruimere vaarwater van het voltooide deel van het nieuwe kanaal
opgezocht. Ook de verbetering van het net van land-
wegen dient nu ter hand te worden genomen. Doch
vooral is van beteekenis een snelle verbinding van deze
gebieden, die thans, meer nog dan. voorhëen, met de
overige deelen van ons land eenS nauw contact zullen
behoeven, door middel van de spoorwegen. Daarvoor
zal de lijn Assen-Stadskanaal-Zuidbroek tot een snel-lere verbinding moeten worden ontwikkeld, met stop-
plaatsen alleen in Stadskanaal en Veendam. Wil mèn
ook de industrieën in Z.-O. Drenthe, eèn goede ver-
binding met Twente en het overige deel van ons land
verschaffen, dan rijst zelfs de vraag, of niet een re-
organisatie van de lijn Zwolle-Coevörden-Stadskanaal
dient’ te worden overwogen. Het is ‘dan’ ook alleszins
gewenscht,» dat. de Nederlandsche Spoorwegen hij hun
plannen tot wederopbouw en reorganisatie van het
spoorwegnet met deze veranderde economische si-
tuatie in het N.-O. des lands terdege rekening houden.
Dr. H. J. KEUNING.
.’
VRIJHEID VAN VEREENIGÎNG EN ERKENDE
BEDRIJFSORGANISATES.’
Inleiding.
‘
Het proble’ei vandtekornstigenvorni van bedrjfs-orgamsatles op sociaal economisch terrein heeft in
het laatst van het voorgaaiede en den aanvang van
dit jaar he’el wat pénnen en ‘ tonged in beweging e-bra’cht. Eerst toen het duidelijk werd, dat dit onder-
”erp niet meer door het afgétreden kabinet’ zou ‘ivor-
den afgehandeld, is in de discussies hierover een zekere
&tilstnd ingetreden.
Op het voorontwezp van Wet op de ‘bedrijfschappen
is naar onze me’ening terecht
–
t
—
zoowel van werk-
‘gevers- als werknemerszijde zooveel critiek uitgeoefend,
dat het ondenkbaar is, dat het – ook niet in ,gewij-
zigden vorm weer zal worden opgediend. Hiervoor
moet een ontwerp in de plaats komen, dat geheèl
anders is opgezet. Een ontwerp, dat met name meer
aandacht schenkt aan den onderbouw van een even-
tueelen verticalen, organisatievorm, d.w.z. aan de hori-
i6tale organisatie van werkgevers en werknemers”).
Een krachtige organisatie van bedrijfsgenooten is
zeer’ zeker gewenscht Door ee,n goede samenwerkhg
tusschen zoowel ondernemers, en arbeiders onderling,
als ttisschen’ werkgeversorganisaties eenerzijds en werk-
nemersorganisaties anderzijds, kunnen vele moeilijk-
heden en conflicten worden voorkornen. Ook kan hier-
‘door worden voorkomen, dat’ de taakverdeeling tus-
schen ariaatschappij ‘en Overheid steeds meer naar de
Overheid wordt verschoven, totdat wij definitief ver-zeild zouden raken in een staatssocialistisch systeem,
met alle daaraan verbonden gevaren yoor een ge-
zonde democratie en werkelijke vrijh,eid.
Wil men echt’er krachtige orgânisat,ies .van werk-
gevers en werknemers tot stand zien knmen, dan moe-
ten deze organisaties kunnen rekenen op het vèrtrou-
wen en
desi
moreelen, steun vn ,hu leden. en niet
ontaarden in voor het geoe1 der leden opgelegde dwang-
organisaties. Dat laatste gevaar is ‘zeker niet denk-
beeldig. Vooral niet, als men let op’ de scheneil
suggesties, die ‘dienaangaande zoowel yan de zijde der
‘)
Inmiddels is gepubliceerd, dat’een ‘nieuv ontwerp rekening zal
houden met’de critiek op het voorontwerp yos.en met’ het concept van het Centrum voor Staatkundige Vorming. Dit laatste ontwerp
is zeker’.anzienhiJk beter dan’het voorontwerp Vos. Echterhoudt
ook dit ontwerp geen rgkening met den.onderbow van werkgg-
‘ers- en ‘werknemersorganisaties
……
,
. –
Ov’erheid, als van de zijde ‘van bepaalde’ groepenvan werkgevers en werknemers naar voren zijn gekomen.
Wij denken hierbij aan suggesties, als het, met voorbij-
gaan van andere, erkennen van één bepaalde organi-
satie per bedrijfstak als officieel erkende bedrjfs-
organisatie. Of ook aan het denkbeeld, dat, voor-
zoover voor een bepaalden bedrijfstak geen represen-
tatieve Organisatie mocht’ bestaan, deze door de Re-
geering zçu kunnen worden ingesteld.
Het instellen door de Regeeriiig van een organisatie,
welke zou’ moeten optreden als de vertegenwoordiging
van bepaalde groepen van werkgevers en’werknemers,
is een contradictio in terminis. Immérs, zoodra de
Overheid organen instelt, zullen deze organen reeds
daardoor den cachet krijgen, dat onvereenigbaar is
met de gedachte van een uit het bedrijfsleven zelf
voortkomende organisatie.
Wij achten het daarom wenschèlijk uiteen te zet-
ten, hoe naar onze meening een Organisatie’ van het
bedrijfsleven tot stand kan kome’n, welke
kan rek*nen op het vertrouwen en den moreelen
steun van haar leden (werkgevers of werknemers);
epresentatief is voor den betrokken bedrijfstak.
Vrije organisaties basis voor een goede bedrijfsorganisatie.
Morele steun en vertrouwen van leden in’ hm orga-
nisatie veronderstellen ,een zekere vrijwilligheid. Ver-
trouwen kan niet worden opgelegd. Het meeste ver-
trouwen zullen leden hebben in een organisatie, waar-
toe zij vrijwillig toetreden. Reeds daarom moet er
een vofledige vrijheid van Organisatie blijven. Alleen
dan kan men bereiken, dat de leden een Organisatie
zien al& hui Organisatie. Vrijheid van Organisatie
met een – onder inachtueming van zekere regels –
vij lidmaatschap. Deze vrije organisaties van werk-
gevers ‘en wrknemers,’ zooals wij die ook voor den
oorlog kenden, moeten de basis vormen voor een
systeeni van bedrjfsorganisaties van de eenvoudigste
organisatie af tot de meest omvattende toe.
De inrichting van deze organisaties kan in hoofd-
zaak blijven, zooals deze in het verleden is geweest.
Vrije democratische bestuursverkiezingen, enz.
Wij zeggen met nadruk, dat deze vrije organisaties
in het algemeen de basis moeten vormen voor een
gôed werkende bedrijfiorgénisatie. Voorkomen moe-
;
ten derhalve worden verhoudingen, welke hier en
daar bestaan, namelijk, dat, er wel vrijheid van ver-
eeniging bestaat, doch dat deze in de practijk zinledig
is, aangezien een’ officieele erkende organiiatie zich
niets van de vrije vereenigingen aantrekt en haar
eigen gang gaat ‘en daarbij een’ stndpunt inneemt,
hetwelk veelal ‘in. strijd is met het standpunt van de
vrije ‘vereenigingen.
Indien ‘een bedrijfsorganisatie tot stand kont,
welke min of meer los staat van de op haar
‘
gebied
bestaande vrije vereenigingen, dan wôrdt het gévaar,
naarmate deze toestand langer duurt, grooter, dat
de bedrijfso’rgariisatie wordt tot een steeds meer los
vazi de bedrjfsgenöoten, staand orgaan, dat op den
duur in het’ geheel niet meer representatief is voor den
betrokken tak van bedrijf. Eén der bezwaren, waar
door ook de’ gilden’ in vroeger tijd mede zijn geworden
tot dwanginstituten, welke de vrijheid van het be-‘
drjfsieven aantastten ten gunste van kleine groepen
van invloedrjkè’ bedrijven.
Een andete reden, waarom de vrije organisaties
haar ‘one meening de bouwsteenen moeten iijn voor
een goede ‘bedrijfsorganisatie, is deze, dat hierdoor
wordt hevorderd, dat de onderscheiden groepeeringen,
welke binnen ‘den bedrijfstak bestaan, tot hun recht
komen in dé erkende bedrijfsorganisaties.
Wie den gang van zakèn kent in de bestaande be-
drjfsorganisaties, weet, ‘dat ,in sommige organisaties
650
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 October 1946
bepaalde groepen van bedrijven de touwtjes in handen
hebben, terwijl de belangen van andere groepen in
het geheel niet tot hun recht komen. Dat gevaar be-
staat niet alleen bij bed.rijfsorganisaties, welke een be-
stuur hebben, dat niet op democratische wijze is ver-
kozen, doch komt juist ook naar voren in bedrijfs-.
organisaties, waar een mathematisch zuivere demo-
cratische, verkiezing heeft plaats gevonden. In som-
mige organisaties zijn het de kleine bedrijven, die
door de grootere in het gedrang geraken, in andere
is juist het omgekeerde het geval Juist door een ma-
thematisch doorgevoerde democratie komen groepen,
welke het kleinst aantal stemmen kunnen uitbrengen,
in het gedrang. Is het aantal grootere bedrijven over-
wegend, dan komen de kleinere in het gedrang en om-
gekeerd.
Voor erkenning van een Organisatie als represen-
tatief orgaan voor een tak van bedrijf zullen bepaalde
voorwaarden moeten worden gesteld. Eén van deze
voorwaarden zal kunnen zijn, dat de belangrijkste
vrije vereenigingen op het terrein van deze bedrijfs-
organisaties de bouwsteenen hiervan moeten vormen.
Zij zullen het recht hebben al naar hun beteekenis
één of meer vertegenwoordigers te benoemen in het
bestuur van de bedrijfsorganisaties. Op deze wijze
verkrijgt men een harmonischen opbouw, waarbij alle
in voldoende mate belangrijke groepeeringen binnen
een bedrijfstak tot hun recht komen. Het vaststellen,
welke vrije vereenigingen één of meer bestuursleden
van de erkende bedrijfsorganisaties kunnen aanwijzen,
moet dan van tijd tot tijd voor wijziging vatbaar zijn,
opdat eventueele structureele verschuivingen in de groepeeringen binnen een bedrijfstak tot hun recht
komen.
Wij gaan er hierbij van uit, dat er voor eiken tak
van bedrijf tenslotte één representatieve Organisatie
tot stand komt, opgebouwd uit de vrije vereenigingen
binnen dien bedrijfstak, welke door de Overheid als
representatief wordt erkend.
Bezwaren en voordeelen.
Als bezwaar tegen dit systeem is wel naar voren
gebracht, dat hierdoor het ontstaan van een groot
aantal kleine en groote vrije organisaties zonder eenig
systeem zou worden bevorderd. In beperkte mate bestaat deze mogelijkheid zeer zeker. In beperkte
mate, aangezien vrije miniatuurvereenigingen, –
hetzij qua aantal leden, hetzij qua belangrijkheid –
zeer zeker niet in aanmerking komen voor het afvaar-
digen van vertegenwoordigers in het bestuur van de
erkende Organisatie. Voorzoover deze mogelijkheid
echter wel aanwezig is, moeten wij deze welbewust
aanvaarden. Binnen zekere grenzen ‘is het juist een
teeken van gezonde activiteit, dat er op het gebied
van een bedrijfstak een zekere differentiatie bestaat,
welke tot uiting komt in het vormen van verschil-
lende vrije vereenigingen.
Uniformiteit in het bedrijfsleven schaadt de activi-
teit! Het gevaar moet welbewust worden bestreden,
dat in verband met de ordening de bedrijfsvormen
in een keurslijf worden gewrongen, niet aansluitende
bij de veelsoortige eischen, welke in de praktijk aan
de bedrijfsvoering worden gesteld.
Door nu. deze groepeeringen als zoodanig op te rie-
men in de besturen der te erkennen organisaties heeft
men de garantie, dat deze besturen een afspiegeling
zijn van de werkelijke ver
,
houdingen op het gebied van een bedrijfstak. Daardoor wordt bevorderd, dat
in deze besturen niet maar een enkele overwegende
groep van bedrijven haar wenschen naar voren kan brengen, doch dat ook de wenschen van eventueele
kleinere groepen en„minderheclen” worden gehoord.
Het is danook in hooge mate ongewenscht, dat het
oprichten vai vrije verèenigingen, niet alleen direct,
maar ook
indirect
aan banden wordt gelegd, bijv. door-
dat de Overheid aan bepaalde vereenigingen meer
rechten schenkt dan aan andere. Dit is bijv. het geval,
indien één Vrije vereeniging voor een bedrijfstak, niet
het passeeren van andere, als representatief wordt
erkend.
Deze Vrije vereenigingen kunnen een uiteenloopen.
den grondslag hebben. Het kunnçn belangengroepee-
ringen zijn (groote en kleine bedrijven; particuliere
en coöperatieve bedrijven; internationaal ingestelde
en voor de binnenlandsche markt werkende bedrijven). Zij kunnen berusten op geografische verschillen (plaat.
seijke, gewestelijke en landelijke vereenigingen) of
ook op verschillen in godsdienstige overtuiging (zgn.
confessioneele organisaties). Het geven van bijzon-
dere voorschriften hiervoor is in’ strijd met het karakter
der vrije vereenigingen en met de grondslagen van een
gezonde democratie, welke niet mag leiden tot een
onderdrukking van minder belangrijke groepen van
bedrijven en bevoorrechting van andere groepen.
Het karakter van de erkende organisaties.
Een goede Organisatie van het bedrijfsleven moet van onderen op tot stand komen en niet van bovenaf
worden opgelegd. Daarom hechten wij zooveel waar-
de, ondanks schijnbare’ ondoelmatigheid,’ aan de
spontaan tot stand komende vrije vereenigingen. De
grootste bezwaren tegen het’ vakgroepensysteem be-
stonden niet hierin, dat er voor elken. bedrijfstak
een vakgroep bestond; ook niet tegen de wijze, waarop
deze vakgroepen voor de belangen van den bedrijfstak opkwamen. De bezwaren kwamen hoofdzakelijk voort
uit het van boven af instellen der vakgroepen, de be-
noeming der besturen van bovenaf en het hiermede
samenhangende leidersbeginsel en de hiërarchie. De
bedrijfsgeûooten waren niet in de gelegenheid mee
te praten over de instelling van eèn vakgroep en haar
faits en gestes. Daarom yoelden de bedrijfsgenooten
de vakgroepen niet aan als hun eigen. organisaties
en gaven zij veelal daarboven de voorkeur aan hun
ouden bond, waarin zij zich thuis voelden, ook al
was de invloed van een dergelijken bond krachtens
zijn aard veel geritiger dan van de vakgroep.
Geef de bedrjfsgenooten opnieuw de gelegenheid
zich te organiseeren, zooals zij dit wenschen, maar
zorg daarnaast door samenwerking van de vrije ver-
eenigingen voor één Organisatie per bedrjfstak, waar-
in de voordeelen van vrije Organisatie ei één centrale
Organisatie zijn gecombineerd met vermij ding van de
gebreken van beide. Gelukkige voorbeelden hiervan
vindt men thans reeds in de Stichting van den Arbeid
en de Stichting van den Landbouw.
De erkenning door de Overheid van één Organisatie
per bedrijfstak zal o.a. afhankelijk moeten worden
gemaakt van de vraag, of de diverse groepeeringen
binnen dien bedrijfstak hierin op voldoende wijze
tot haar recht komen.
Als de erkende organisaties op deze wijze tot stand
zijn gekomen, kunnen, zij krachtig opkomen voor de
belangen van den bedrijfstak, waarvan zij de uitdruk-
king zijn. De taak, die aan deze organisaties elk voor
zich moet worden overgelaten, is, kort gezegd, alles
te doen, hetgeen tot de competentie van den bedrijfs-
tak zelf behoort. Dit moet ruim worden gemterpre-
teerd. Hierin ligt een voor de hand liggend middel
om het groote gevaar te voorkomen, dat wij willens
of onwillens steeds dieper verward en gevangen raken
in een tot in details ingrijpende overheidsbemoeiing,
welke onvermijdelijk leidt tot een elke gezonde activi-
teit versiikkend staatssocialistisch systeem. Of dit
ons nu overkomt door direct ingrijpen van de Over-
heid, of door zgn. bedrijfschappen, waarin de Over’
9 October 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
651
heid een overheerschenden invloed uitoefent, maakt
ten opzichte van het uiteindelijk resultaat, bitter
weinig uit.
Het gevaar van verambtelijking is ook bij erkende
bedrijfsorganisaties niet denkbeeldig. Doch juist door
deze op te bouwen uit volkomen Vrije organisaties,
wordt deze tendens in groote mate beperkt. De van
onder op uitgeoefende invloed door Vrije organisaties
in de erkende organisaties zal o.i. veel effectiever
zijn dan de eveneens noodzakelijke côntrôle door of vanwege de Overheid op deze erkende organisaties.
Dr. J. BIJTER.
AANTEEKENINGEN.
DE REVALUATIII
VAN
DE ZVEJ)SCHE KROON
Nadat de Canadeesche
dollar
op den 6en Juli van
dit jaar was gerevalueerd, volgde, een week daarna,
de Zweedsche kroon. Op den l3en Juli werd haar
waarde in vergelijking met de toen geldende koersen
door de Zweedsche circulatiehank met 16,7 pCt.
verhoogd. Noteerde zij voordien tegenover den Amen-
kaanschen dollar en het Engelsche pond resp. 4,20 en
16,92, voortaan zou de verhouding zijn 3,60 Kr. =
1 Amerik. $ en 14,50 Kr. = 1 Eng.
£
1
).
Wat bewoog de Zweedsche Régeering om het Cana-
deesche voorbeeld te volgen?
Door den Zweedschen minister van Handel, Mvrdal,
zijn daarover, blijkens de ,.Neue Zürcher Zeitung”
van 14 Juli jl., enkele verklaringen afgelegd.
Evenals in Canada was ook hier het verlangen om het binnenlandsche prijsniveau zoo ‘stabiel mogelijk
te houden, of althans voor verdere stijgingen te be-
hoeden, doorslaggevend. Want, ofsçhoon Zweden buiten
den oorlog was gebleven, vertoonden ook de Zweedsche
prijzen, gelijk elders, een opwaartsche beweging
2).
Het algemeen indexcijfer groothandelsprjzen lag in
Mei 1946 op 189,5 (basis 1935 = 100).
Dit verschijnsel dreigde een verdere stimulans te
vinden in de gebeurtenissen in het buitenland, in het
bijzonder in de Vereenigde Staten, waar, tengevolge
van moeilijkheden en onzekerheid inzake de prijs-
contrôle, de prijzen van verschillende artikelen gestadig
oni.hoog gingen. Zweden nu voorzag in een en ander betrokken te zullen worden door zijn groote afhanke-
lijkheid van het . buitenland, waarvan de volgende
cijfers getuigen
3).
In mijl. kr
.
1939
1940
1941
1942
Export
.
1.888,6
1.327,5
1.345,2
1.318,8
Import . .
2.498,7
2.004,5
1.674,1
1.780,2
Saldo . . . .
-610,1
-677,0
— 328,9
-461,4
Via deze importen vreesde Zweden de buitenlandsche
prijsstijging te zullen volgen, vooral die der Vereenigde
Staten, vanwege het belangrijke aandeel van dit land in den Zweedschen handeli):
Invoer
Uitvoer
In pOt. van de waarde
1938
1945
1938 1945
Gr.-Brittannië
…………..
12,2
5,2
23,7
16,1
Ver. Staten
…………….
16,2
16,2
9,0
13,2
Zwitserland
…………….
1,7
11,4
0,7
3,1
Noorwegen
…………….
3,5
4,8
6,6
18,6
Denemarken
…………..
3
:
3
6,2
4,7
7,5
Argentinië
…………….
2,6
9,8
1,9
5,2
Duitschiand
…………..
21,8
8,2
18,2
–
Nederland
………. . …..
3,9
1,7
• 3,5
4,0
Een voortdurende stijging van het prijspeil in Amerika
moest te eeniger tijd, indien geen maatregelen werdn
genomen, den invoer, uit dat land duurder maken,
hetgeen tengevolge zou hebben vermeerdering van
productiekosten en verhooging van de kosten van
levensonderhoud. Het was om Zweden zooveel mogelijk
1)
,,Neue Zürcher Zeitung”, 13 Juli 1946.
,,Svenska Handelsbanken”, Index, Juni 1946.
‘) ,,Economisclie Voorlichting”, 6 Augustus 1946.
buiten de xntwikkeling in het buitenland te houden,
dat de Regeering op den l3en Juli besloot om tot
revaluatie van de kroon over te gaan. Daardoor kwam
met één slag verbetering in de Zweedsche import-
positie.
Naast en ter ondersteuning van de revaluatie kon-digde Minister Myrdal gelijktijdig een drietal andere
maatregelen aan, t.w. een verscherping van de prijs-
contrôle, een strenger toezicht op de investeeningen
en het doen aannemen van een wet teneinde concur-
rentiebeperkingen tegen te gaan.
Wat de
prijscontrôle
aangaat, deze zou vooral ge-
richt zijn op de geïmporteerde artikelen, waarvan
verschillende maximumpnijzen verlaagd moesten
worden. Zoo ook de in dollars of ponden genoteerde
scheepsvrachten.
De beheersching van het. binnenlandsche prijspeil
was te noodzakelijker, omdat het indexcijfer van de
kosten van levensonderhoud in Juni 243 (1914 = 100)
bedroeg, hetgeen angstig nabij het cijfer 248 kwam,
bij welken stand een automatische algemeene ver-
hooging van de Zweedsche bonen zou moeten plaats-
vinden
4).
Ook het vraagstuk der
investeeringen
baarde de
Regeering vele zorgen. Ondanks de bestaande contrôle
toch nam de bouwbedrjvigheid voortdurend toe;
eeû en ander tengevolge van den woningnood en de
belastingpolitiek, die vele bedrijven voor hun overtol-
lige middelen een uitweg deed zoeken in investeeringen.
Om welke bedragen’het hier gaat, blijkt uit de volgende
cijfers. In het recordjaar 1939 bedroegen de in-
vesteeringen circa 2 milliard kronen; in 1945: 2,7 mil-
liard
5).
De uitgaven voor investeeringen voor het eerste
halfjaar 1946 werden geraamd op 1,2 milhiard tegen
098 in dè overeeukomstige periode van 1945. De
industrieele investeeringen zouden dit jaar 80 pCt.
meer bedragen dan in 1945, hetgeen het vooroorlog-
sche cijfer overtreft
6).
Geen wonder, dat de Regeering beducht was – en
is – voor dezen gang van zaken. Zij wilde daarom
scherper toezien bij het verleenen van bouwvergun-ningen en overwoog daarvoor een stelsel van priori-
teiten, krachtens hetwelk alleen noodzakelijk geachte
werken, zooals woon- en ziekenhuizen en fabrieken,
noodig voor de volksverzorging, zouden mogen worden
uitgevoerd
5).
Op deze wijze hoopte de Regeering de
1943
1944
1945
Jan. ’46
Mei ’46
1.172,3
853,4
1.756,9
199,3
237,0
1.814,2
1.677,4
1.087,8
219,4
298,9
-641,9
-824,0
+ 669,1
-20,1
– 61,9
inflationistische werking van investeeringen, gepaard
gaande met verhoogde vraag naar arbeid en materialen,
zooveel mogelijk te kunnen beperken..
Tenslotte
.
kondigde Minister Myrdal nog een wet
aan met de strekking om
concurrentiebeperkingen
tegen te gaan. Alle afspraken, gemaakt met de be-
‘doeling om een partieele dan wel een algeheele mono-
poliepositie te verkrijgen, zouden worden opgespoord
en verboden.
Revaluatie van de munt, scherper contrôle op prij-zen en investeeringen en het bestrijden van monopo-
listische tendenties – ziedaar de maatregelen, waar-
mede de Zweedsche Regeering dacht het binnenlandsche
prijspeil binnen de door haar gewenschte perken te
houden.
Hoe staat het intusschen met den export? De revalu-
atje van de munt werkt hier belemmerend. Teneinde
de moeilijkheden met het buitenland niet nog meen te
) ,,Neue Zürcher Zeitung”, 14 Juli 1946.
5)
,,Neue Zürcher Zeitung”, 22 Juli 1946.
5)
,,The Economist”, 7 September 1946.
652
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 October 1946
verzwaren, wilde de Regeering erop toezien, dat de
exporteurs niet tot prijsverhoogingen zouden over-
gaan. Zij besefte, dat de herziening van de waarde van
de munt hier een ongunstigen factor vormt, maar zij
meende in het algemeen belang dit bezwaar te moeten
aanvaarden. Ook hoopte zij, dat in een wereld van
schaarschte de vraag naar Zweedsche productèn nog
wel krachtig genoeg zou zijn om
•
over den hooger
liggenden drempel van de wisselkoersen heen te stappen.
De Regeering heeft zich dan ook niet laten weer-
houden om, ondanks de belemmering van de waarde-
stijging van de kroon, met Rusland te onderhandelen
over een accoord, dat neerkomt op een groote export-
expansie. Een milliard kronen, in S jaar af te nemen,
zou aan Rusland worden geleend; daarnaast komt
nog een ander crediet van 100 millioen kronen per jaar
voor den duur van de komende 5 jaren. ,,Full employ-
ment” in Zweden vormde het doel der Regeering; zij
meende dit doel te kunnen bereiken, ondanks de door
de revaluatie van haar munt geschapen moeilijkheid
met betrekking tot haar export.
DE WILDE LUCHTVAART IN AMERII(A.
Aan een artikel over bovengenoemd onderwerp in
,,The Saturday Evening Post” van 31 Augustus 1946
1)
ontleenen wij het volgende.
Als gevolg van een dreigende spoorwegstaking
werden in Mei jl. door de Regeering de vertegenwoor-
digers van alle commercieele en militaire luchtvaart-
lijnen opgeroepen om een nood-luchttransportdienst
pp te richten, teneinde op alle ëventualiteiten voor-
bereid te zijn en zoodoende onmiddellijk te kunnen
voorzien
in
de meest dringende behoefte aan vervoer
van passagiers en goederen.
Naast de bekende commercieele luchtvaartlijnen met
vaste routes en dienstregelingen, heschikkende over
525 vliegtuigen, de ,,Air Transport Command” en de ,,Naval Air Transport Service”, bood een stroom van ,,free-lance air lines” haar diensten aan.
Uit elken Staat in Amerika kwamen’berichten binnen
van nieuwe maatschappijen – waarvan de meesten
niet eens of ternauwernood bekend waren -, die zich
bereid verklaarden tijdens de spoorwegstaking de
noodzakelijke vrachten te vervoeren. •Na deze eerste
officieele telling bleken 194 nieuwe maatschappijen
2)
met 529 vliegtuigen te bestaan – nog meer dus dan de geregelde luchtlijnen in dienst hadden.
Aldus ontstond het voor noodgevallen opgerichte
,,Air Transport Department”. Ofschoon deze dienst
slechts enkele dagen als zoodanig behoefde te fimgeeren,
zijn er toch drie dingen door tot stand gebracht, t.w.:
le. een Organisatie, die aan alle toekomstige noodge-
vallen kan tegemoetkomen; 2e. de eerste officieele
lijst van een nieuwe klasse van ,,commercial carriers”;
en 3e. is de aandacht gevestigd op dezen nieuwen
vorm van luchtvaart.
Thans, enkele maanden na hun oprichting, zijn de
nieuwe maatschappijen reeds begonnen met scherp te
couclirreeren op de Iuchtvrachtenmarkt. Zij vervoeren alle mogelijke goederen: costuums, laarzen, schoenen,
cosmetische artikelen, aardbeien, tomaten, zeekreeften,
chimpansee’s, orchideeën, stieren enz. Zelfs verzorgen
zij het vervoer van begrafenissen.
Ook met betrekking tot het vervoer van passagiers ondervinden de bestaande luchtvaartmaatschappijen
met vaste lijndiensten veel concurrentie van de nieuw
opgerichte ondernemingen. De laatsten bieden vele
speciale diensten: zij brengen groepen vaçantiegangers
door het heele land, vervoeren sportclubs, orkesten en
‘)
,,Tramp Ships of the Air” door Phulip Gustafson in ,,The Sa-
turday Evening Post” van 31 Augustus 1946, blz. 12.
1)
Dit aantal is thans al weer ver overschreden.
tooneelezelschappen gedurende hun .geheele tournée
enz.
Deze maatschappijen vliegen, evenals de vaste
lijndiensten, met DC-3’s en met een groeiend aantal
DC-4 Douglas Skymasters, wat tot gevolg heeft, dat
slechts weinigen zich realiseeren, hoeveel ,,wilde”
vliegtuigen
,
er nu in werkelijkheid over het land vliegen. Zelfs voor de Regeering was het moeilijk dit na te gaan;
registratieplicht bestond niet. Deze vorm van lucht-
vaart hield er geen uitgestippelde routes op na, geen
vaste vertrektijden, geen vaste tarieven. In tegenstel-
ling hiermede zijn – zooals bekend – de vaste lucht-
lijnen onderworpen aan een licentie – of certificaat -,
welke, naast tal van vei1igheidsbealigen, de routes,
tijden en tarieven scherp heeft vastgelegd.
De gelukkige situatie, waarin de nieuwe onderne-
mingen zich bevonden, valt te verklaren uit het be-
staan van de ,,Civil Aeronautics Act” van 1938, die de
,,non-scheduled operators” van v66r den oorlo bevrijdde
van den zwaar drukkenden last van de ,,scheduled-
airllne”-bepalingen.
Het lag in de lijn dezer wel dergelijke kinderen van
het vliegwezen te steunen, maar nu de kinderen plotse-ling uit de kluiten zijn gewassen, is de tijd yan bescher-
ming voorbij. De ,,Civil Aeronautics Board” is begon-
nen met verschillende bepalingen vast te stellen, waar-
van zij echter beseft, dat deze voor den nieuwen vorm
van luchtvaart te laat komen. Aan concurrentie onder-
hevig en aan bepalingen onderworpen, moeten. thans tal van ,,wilde” ondernemingen, vooral gedurende de
eerste maanden van haar bestaan, vechten voor haar
behoud.
De wilde luchtvaart is
in
Amerika met sproigen
vooruitgegaan, dank zij drie na den oorlog plotseling
aanwezige factoren. In de eerste plaats waren er massa’s
militaire vliegers, die getraind waren in het vliegen
met twee en viermotorige bommenwerpers. In de
tweede plaats kwamen er duizenden militaire vlieg-
tuigen op de markt tegen ongeveer een vijfde van den
normalen prijs, waarbij veteranen bij het koopen voor-
rang kregen en ten derde was er veel kapitaal beschik-
baar, dat zich waagde in nieuwe ondernemingen.
De wilde luchtvaart is voor een groot deel gebaseerd
op het ruime initiatief van de oud-oorlogsvliegers, die
individueel of vereend nieuwe maatschappijen op-
richtten. Vele en velerlei moeilijkheden doen zich daarbij
voor, alvorens de weg naar succes is afgelegd. De
,,non-scheduled operators” klagen over hooge benzine-
prijzen, hooge landingsgelden en hooge pachten voor
landingsplaateen. De nieuwe lijnen werken hun plannen
op vernuftige wijze uit. Zij zoeken ruimte op afgelegen vliegvelden en bouwen hun eigen bases, zij drukken de
hooge onderhoudskosten van vliegtuigen door het
onderhoud uit te besteden aan nieuwe voor dat doel
opgerichte ondernemingen; indien zij niet deskundig zijn op het gebied van de vrachtenmarkt, dan maken
zij gebruik van experts. Aldus zijn weer tal van gespe-
cialiseerde ondernemingen, neestal ook onder ‘leiding
van veteranen, in het leven geroepen.
De meeste nieuwe maatschappijen vervoeren goede-
ren voor de ‘wilde markt, hoewel er ook zijn, die een
verzoek indienen ter verkrjging van een certificaat
om een vaste luchtlijn te mogen exploiteeren. In den
aanvang boden de nieuwe diensten zich aan voor
het vervoer van goederen naar elke plaats, op eIken tijd;
al te vaak echter moest er geld hij, daar zij dikwijls
geen retourlading konden vinden. Meer en meer hebben
deze ondernemingen thans een vaste luchthaven,
waar zij hun bedrijfsvoering hebben geconcentreerd.
In hoofdzaak bewegen zich de haiffabrikaten en grond-
stoffen van het agrarische Zuiden en Westen naar het
industrieele Oosten en Midden, de eindproducten
daarentegen gaan in tegenovergestelde richting. Als
9
October
1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
653
voorbeeld kan dienen de gestadige stroom van blôemen,
vruchten en groenten van Florida èn Californië naar de
Oostelijke Staten, met als gevolg: afstomping van de
prijsspitsen in tijden van extra vraag naar deze waren,
door den snellen toevoer.
Betrokkenen bij de wilde luchtvaart voorspellen,
dat het goederenvervoer door de lucht groote verande-
ringen teweeg zal brengen in den handel en in de pro-
ductiemethoden. Handelaren zouden kleinere voorraden
behoeven aan te houden, fabrikanten brengen hun half-
fabrikaten door de lucht naar plaatsen met een over-
vloed van gespecialiseerde arbeidskrachten, alwâar de
goederen worden voltooid, waarna zij voor den ver-
koop worden teruggevlogen.
Door dezen vorm van luchtvaart komen er’artikelen
in handen van den consument, welke hij anders nooit
zou hebben verkregen. Wil dit echter in voldoende
mate plaatsvinden en tegen redelijke prijzen, dan
zullen de’vrachtprijzen nog sterk moeten dalén. Dit
bewerkstelligt de concurrentie. Reeds een half jaar
na oprichting vervoeren de nieuwe diensten goederen
tegen prijzen, die volgens deskundigen beneden het
minimum liggen om nog winst te kunnen maken.
Toen kwamen de vaste lijndiensten op het tooneel met
groote toestellen en halveerden dat minimum nog. Be-
halve over de groeiende concurrentie van deze zijde, kla-
gen vele nieuwe ondernemers over de bepalingen inzake
veiligheidsmaatregelen é.d., welke de ,,Civil Aeronautics
Board” de wilde luchtvaart oplegt. Anderen echter
juichen dergelijke bepalingen toe, o.a. het ,,Institute
of Air Transportation” te New York, dat een klein
doch groeiend aantal nieuwe ondernemers vertegen-
woordigt.
De wilde luchtvaart wordt den laatsten tijd meer en
meer aan economische bepalingen onderworpen, die de
vrachtprjzen willen voorschrijven en de routes willen
vastieggen. De eerste , ,C.A. B .”-voorstellen hieromtrent,
die dezen zomer aan de nieuwe diensten werden voor-
gelegd, verwekten bij verschillende nieuwe ondernemers hevige protesteü.
Welken vorm overigens de wilde luchtvaart in Ameri-
ka uiteindelijk ook zal aannemen, ,,the public will be
the ‘winner”.
ONTVANGEN BOEKEN ‘EN BROCHURES.
BOEKEN.
Voortgezet elementair leerboek der economie
door Prof. Dr.
H. M. H. A. v. d. Valk. G. W. van der Wiel en Co.,
Uitgevers, A1’nhem,
1946, 221
blz.
Inleiding tot het marktonderzoek
door Dr. J. van Rees.
N.V. Uitg.-Mij. v.h. G. Delwel, Wassenaar,
1946.
210
blz.
De vrijheid van beroep en bedrijf
door Mr. Dr. W. K. J. J.
van Ommen Kloeke. N.V. Martinus Nijhoff, Den
Haag,
1946.
Prijs t
6,50. 223
blz.
Bedrj/shuishoudkunde 1, De leer run de organisatie
door
Dr. A. M. Lucas. Uitgeverij Waitman, Deift,
190
blz.
Kameraalstiji en overheidsadministratie
door G. H.
Rigter. Ned. Uitg.-Mij. N.V., Leiden, 262 blz.
Prijs
f.
7,25. geb.
De Schadeverzekeringmaatschappij, haar bedrijf, Orga-
nisatie,
administratie en boekhouding
door J. v. d.
Plas. Nederlandsche Uitgeversmij. N.V., Leiden,
377 blz., prijs
f
5.90 geb.
Science and scientists in
the Netherlands Ihdies,
edited
by Pieter Honig and Frans Verdoorn, price S 4,00
(f 1.1.0), 491 blz., 1945, Board for the Netherlands
Indies, Surinam and Curaçao. New York City.
BROCHURES.
Het r’erbruik run groente, fruit en oroege aardappelen in
.lVederland in de jaren 1934 t/m 1939,
door Ir. J. G. W.
Ignatius en J. L. Boogaard. (Mededeelingen No.
41
van den Tuinbouwvoorlichtingsdienst). 27 blz. Rijks-
uitgeverij, Den Haag, prijs t 0,32.
L’efjèt de
l’enregistrement international d’une marque
par J. W. van der Zânden. Tirage â part de ,,La
Proprité industrielle”, 62e année, no. 7. pag. 94
ii 96, Berne (Suisse), 31 juillet 1946, 9 blz.
Centraal Economisch Plan. Eerste Nota (Globaal Plan)
1947. Centraal Planbureau i.o., ‘s-Gravenhage.
September 1946, 64 blz., met bijlagen bij de eerste
Nota (31 blz.). Te verkrijgen bij Rijksuitgeverij,
Fluw. Burgwal 18, ‘s-Gravenhage. Prijs f. 2,50.
A la recherche d’une doctrine économique
door Henri de
Lovinfosse. Aux éditions pax; 12, Place Saint-
Jacques, Liége, 1945. 61 blz.
Ontwikkelingsfactoren van het belastingrecht,
rede bij de
aanvaarding van het ambt van buitengewoon
hoogleeraar aan de Nederlandsche Economische
Hoogeschool te Rotterdam, uitgesproken op 16
Mei 1946 door Prof. Dr. B. Schendstok. N. Sam-
som N.V., .Alphen aan den Rijn, 1946, 19 blz.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De maandultimo stelde aan de banken thans wel
bijzonder zware eischen, waarbij de normale ultimo-
invloeden nog werden versterkt door het opnemen van gelden, welke als gevolg van de jongste veranderingen
in de geldzuiveringsbepalingen gedeblokkeerd werden. De bankbiljettencirculatie nam tusschen 23. September
en 30 September jl. dan ook met niet minder dan
f. 61 millioen toe, hetgeen voor een belangrijk deel
werd opgevangen door een toeneming der beleeningen,
maar overigens de saldi der banken bij De Nederland-sche Bank met f. 12 milhioen tot het wel zeer lage peil
van f. 52 millioen deed dalen.
In verband hiermee was de geidmarkt aan het begin der week zeer krap, hetgeen tot uiting kwam in hooge
disconto’s voor de zeer korte termijnen, maar in den
loop der week kwam hierin door het geheel of ten deele
niet verlengen van vervallen schatkistpapier een aan-
zienlijke verbetering. Aan het einde der week werd
driemaandspapier tegen
1/16
pCt. gezocht, halfjaars-
promessen werden tegen 1
1
/
2
pCt. verhandeld en negen-
maandspapier tegen 1
5
/
s
pCt. De veranderingen zijn
dus per saldo maar zeer gering t.o.v. de in het voor-
gaande overzicht vermelde rentestanden.
Het koersverloop van aandeelen ter beurze van Am-
sterdam vertoonde in de afgeloopen week eenige schom-
melingen, maar per saldo’ werd voor bixinenlandsche
industrieele aandeelen het niveau van de voorafgaande
week ongeveer bereikt. Aandeelen Koninklijke moesten
echter vooral in de laatste helft der afgeloopen week
een aanzienlijk koersverlies boeken, zoodat zij op 4
October jl. slechts 367 noteerden tegen 387 een week
tevoren.
Ook scheepvaartfondsen wisten na eenige schomme-
lingen het niveau van de voorafgaande week ongeveer te handhaven. De Indische suikerondernemingen daar-
entegen moesten koersverliezen boeken, vooral de
H.V.A., welker aandeelen op 4 October ji. 265
1
/
2
noteerden tegen 280 een week tevoren. Bij de overige
Indische fondsen waren de koersmutaties van geringeren
omvang.
Op de obligatiemarkt, waar de koersveranderingen
zeer gering waren, namen de omzetten vrij sterk af.
De jongste wijziging in de geidsaneeringsvoorschriften,
waarbij lossingen in vrij geld kunnen worden geïncas-
seerd en niet uitsluitend voor herbelegging meer
behoeven te worden gebruikt, heeft waarschijnlijk
aan de belangstelling op de obligatiemarkt een –
overigens kunstmatigen – stimulans ontnomen.
654
ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN
9 October 1946
t,
STATISTIEKEN.
DE NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste posten
In
duIzenden guldens)
TABEL 2.
KOSTEN VAN LEVENSONDERHOUD (STANDAARD GOEDEREN-
PAKKET VAN FEBRUARI 1927).
Prijzon on Indoxcljfors van de post ,,Levensnilddolen”. –
Data
1
Munt, muntmate-
1
noot en
1
deviezen
Wissels, prom. enz.,
open
marktpapier,
beleeningen,
voor-
schotten a/h Rijk en
diverse
rekeningen
Totaal
actsva
Totaal
opeischb.
schulden
7 Oct. ’46
5.268.469
181.772
5.523.641
4.979.566
30 Sept. ’46
5.301.353
214.962
5.591.008
5.065.272
23,,
’46
5.244.806
185.572
5.511.271
4.980.246
16
’46
5.251.692
188.547
5.525.955 5.002.357
9
’46
5.219.254
200.071
5.505.041
4.982.320
2
,,
’46
5.232.544
193.190
5.511.456 4.988.820
26 Aug. ’46
5.244.443
197.597
5.514.865
5.004.791
19
,,
’46 5.218.274 190.926
5.482.025 4.972.043
4 Bel ’40
1.175.319
248256
1.474.504
1
1,24
,ftl
4
Bankhil1et-T
Gebto!e-
Bonhassi-
J
Saldi
keerde
natiën en
Dota
ten in om-! in
saldi
RIO (DIC)
–
diverse loop
RIO
van
rekeningen
,
7
O”t.”46I 2.866.541
1
)!
2.162.8821 01.378.3431
55.297
1
2
–
10.320
30Sept.’46! 2.816.072
2
)!
2.249.0691 01.388.7481
52.073
1
191.893
23
‘461 2.755.788
,,
2.224.2881 01.378.1141
64.209
197.223
16
‘461 2.765.997
1
,,
2.236.3301 01.422.543!
51.677
189.656
fl
‘4612.776.246
1
2
.
2
05.
929
1
01.373.8951
100.077
1
188.896
2
‘461 2.785.876
1
2.202.936! 01.226.4001 108.391
1
188.676
26 Aug. ‘461 2.740.335
1
2.264.202! 01.433.3771
78.115
1
176.382
19
‘461 2.722.639
1
2.249.272! C1.462.9351
63.414
1
176.168
,,
6
Mei
1
401 1.158.613
1
255.1741
22.9621
t
10.230
‘) waarvan nieuwe uitgifte
f2.554.978.
t
)
,,
,,
f2.554.418.
NATIONALE
BANK
VAN
BELOIË.
(Voornaamste posten lnmllhloenenfrancs)
0
01
.
.
b(
Data
0,5
•(!
0
P
c.,
0
;.oi
.._.o
0
.0
Officieele prijzen
Werkelijke prijzen
Wekelij k-
sche
Indexcij f er
Wekelij k-
md excijfer
uitgaven uitgaven
100
Lire
–
Lire
1938
…………
125,15
100
125,15
100
1939
Januari . . .
134,30
107,3
–
–
11
Juni
137,30
109,7
– –
1940
Januari . . .
142,50
113,8
–
–
11
Augustus
.
148,20
118,4
–
–
1945
Mei,
15 . . .
1.003,54
804,9
4.395,40
3.528,7
11
Juni,
4
1.214,40
950,3
4.701,40
3.773,3
3.7,35,6
Juli,
11
10
.
11
Augustus,
1′
1.195,25
1.480,00
935,3
1.158,1
4,665,90 4.545,95
5.230,00 3.639,4 4.187,5
September, 7
11
October,
10
2.375,40 3.045,30 1.858,8
2.433,1
5.355,50
4.287,6 4.593,3
Novemb., 10
December10
3.184,80 2.931,10 2.536,3
2.334,2
5.737,50
4.989,00
3.993,9
1946 Januari,
10
3.300,90 2.628,5 5.403,00
4.325,4
Februari, 40
3.257,90
2.594,3
5.378,00.
4.305,5
11
20 10
3.549,10 2.835,9
5.292,50
4.228,9
4.257,3
Maart,
20
3.643,-
3.690,-
2.910,9 2.948,5
5.328,00 6.018,00
4.808,6
11
31
April,
10
3.837,50 3.729,50 3.066,3 2.980,0 5.807,50
5.680,50 4.640,4 4.539,0
11
20 30
3.714,50
2.968,0 5.950,50 5.774,00
4.754,7
4,61
–
1,3
Mei,
10
3.669,00 3.494,00
2.931,7
2.79-1.8
5.596,00 4.471,4
20
31
3.437,50
2.746,7
5.589,50 5.602,00 4.468,2
4.476,2
Juni,
10
3.417,50
3.387,-
2.730,7
2.706,4
5.564,00
4.445,9
ZO
3.371,50
2.694,0
5.508,50
4.401,5
11
30
3.29650
2.634,0 5.403,50
4.317.6
TABEL 3.
Indoxeijfers
gruothandelsprljzon.
Basis 1938
= 100.
Indexcijfers Juli 1946
Vegings
Officieele
Werkelijke
Gemid-
.cO.fft
prijzen
prijzen
delcie
Grondstoffen
30,05 2.489,4
3.802,4
3.145,9
Ilaiffabrikaten
16,55
2.124,9
2.995,4
2.560,15
Eindproducten
53,40
2.342,4 5.226,9 3.784,65
3 Oct.
1946
31.789
3.709 3.747
27
–
1
1.038 50.477
26 Sept. 1946
31.655
3.720 2.928
196
1.036
49.887
19
,,
1946
3-1.952
3.726 2.860
237
997
50.132
12
1946
32.212
3.820
2.572
213 926
50.507
5
,,
1946
32.177
3.903
2.952
186
930
50.487
29 Aug.
1946
32.852
3.660
3.025
246
926
49.382
22
.,
1946
33.048
3.707
2.741
216 908
49.042
Itekening-
–
courant
saldi
cd
.-
–
s
Data
n
•..
°
n
.
01
n
s
0
cl
0
,
3 Oct.
1946
642
157.009
72.395
3
4.395
718
26 Sept. 1946
642
155.403
71.292
2
3.886
723
19
”
1946
642
655.881
71.580
5
4.063
725
12
1946
642
156.261
72.011
6
4.006
727
5
,,
1946
642
156.666
72.254
2
4.167
730
29 Aug.
1946
643
156.052
71.284
4
4.5
–
13
736 22
,,
1946
643
155.438
71.245
5
3.929
738
‘) Waarvan
10.493
millioen
fres.
onbeschikbaar
goudsaldo
na
herwaardeering van den goudvoorraad. (Besluitwet no. 5 van
1-5-1 94 4).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbescbikbarê of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.
PRIJZEN EN INDEXCIJFERS
VAN
DE KOST
TABEL 1.
Prijzen
en
ludoxeljfers VOil
cle
Wekelijksche pemiddelden
Omschrijving
Februari
Maart
1
April
1938 1946
1
1946
1946
Alsmeeen
index-
cijfer
………
100, –
2.350,6 4.429,5 3.390,05
IndoxclJfors_grondstoffen(JulI
1946).
Alle
grond-
S
k
te
?
n
0 e
Katoen
Graan
stoffen
Officieel
……..
2.489,4
1.586,6 1.410,7
1.568,8
Vrije markt
3.802,4
.
5.535,9
1.410,7
3.486,3
Indoxeijfers lialfîahrlkaten (JulI 1940).
Alle
half-‘
Benzine
Cement
Kunstzijde
fabrikaten
Officieel
………
2.124,9
630,8
2.678,0
–
Vrije markt
. . . .
2.995,4
2.702,7 3.841,8 2.820,5
Indexeijfors oluiulproducten (JulI 1946).
Alle
Ban-
.
Suiker
3’1j1
tris
°
che
Wijn
ri-
ducten
500)
a es
neerd)
Officieel
2.342,4
3.902,5
–
3.675,4
..
2.276,3
Vrije markt
5.226,9
16.666,7
1.532,8 6.404,7 3.684,2
13.343.8
EN
VAN
LEVENSONDERHOUD IN ITALIË
‘).
Icoston van levensonderhoud.
(Lire)
Indexeijfers
basis 1938
‘=
100
Mei
Juni
1
Februari
Maart
1
1April
1
Mei
1
Juni
1946 1946
1946
1946
1946
4946
1946
Levensmiddelen 1)
.
125.15
4.369,37
4.720,75 4.752,00
4.522,75
4.421,83 3.491,3
–
1
3.772,07
3.797,52 3.613,86
3.533,22
40,87
1.475,88
1.327,79
1.303,37
1.261,65
1.270,21
3.611,16
3.248,81
3.181,06
3.086,76
3.107,93
38,69
73,41
73,41 73,44
73,41 73,41
189,74
189,74
189,74
189,74
189,74
Kleeding
1
)
………..
14,03
337,-
313,94 290,86 267,78 267,78
2.402,-
2.237,63
2.073,13 1.908,62
1.908,62 H
–
uishuur
1
)
…………
Verwarming
……….
en verlichting’) (electr.)
(2,-)
(6,12) (6,12)
(6,12)
(6,12)
(6,12)
(306,-)
(306,-)
(306,-) (306,-)
(306,-)
Diversen
1
)
………..
24,60
323,83
3-15,02
320,17
3
–
19,71
321,15
1.316,38
1.280,57 1.301,50 1.299,63
1.305,49
Totaal
……………
243,34
6.579,49 j
6.750,91 6.740,41
1
6.445,30
1
6.354,38 11
2.703,83
2.774,27
2.769,96
2.648,64 2.611,32
1) Enkele Italiaansche statistieken, ontleend aan publicaties van de ,,Giunta tecnica de! gruppo Edison” van 29 Augustus 1946.
‘) gemiddelde van officieele en vrije prijzen (zie tabel 2)
‘) vrije prijzen
1
1 officieele prijzen
1
1 vrije prijzen, behalve electriciteit
Ii