/
16 JULI 1941
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Economisch.-wStatistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD YOOR HANDEL, NÏJ VERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDÈRLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
26E JAARGANG
WOENSDAG [6 JULI 1941
”
No. 1330
WAARNEMEND HOOFDREDACTEUR:
J. H. M. Meijerinh (Schiebroek).
Redactie en Administratie: Pieter de Noochweg 122,R’dam-W
Aan geteekende stukken: Bijkantoor R uigeplaat weg.
Telefoon lVr. 35000. Postrehening 8408 (ten name van
Econo,nisch-Statisti.sche Berichten”).
• Abonnementsprijs voor het weekblad, waarin tijdelijk
is opgenomen het Economisch-Statistisch Maandbericht,
franco p. p. in Nederland f per jaar. Buitenland en
koloniën / 23.— per jaar. Abonnementen hunnen niet elk
nummer ingaan en slechts worden beëindigd per ultimo van
elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en
leden van het Nederlandsch Economisch Instituut ontvangen
het weekblad gratis en genieten een reductie op de verdere
publicaties. Adrescvijzigingen op te gePen aande Administratie.
Advertenties voorpagina / 0.50 per regel. Andere pagina’s
/ 0.40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.
INHOUD.
Blz.
Het vraagstuk van de dividendbeperking door Prof.
Dr. P. P. van Berkum .’
.
428
Oorlog
en distributie in
Japan door Mr. J. Barents 430
De
internationale beurssituatie en de oorlog door
J. C. Wolse ……………………………..433
Ontvangen boeken, brochures en
s t a t i s t
i e
k
e n …………………………
434
Overheidsmaatregelen
op
econo-
mich gebied………………………..
436
M a a n d cij f e r s.
Maand- en weekcijfers betreffende den economi-
schen toestand in Nederland ………………
437
S t a t i s t i e
k
e n.
Bankdisconto’s —Wisselkoersen – Bankstaten
437-438
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Ook in de afgeloopen week bleef de ruimte op de
geld-
markt
ten volle gehandhaafd, hetgeen, gezien de gestadige
uitbreiding van de buitenlandsche wisselportefeuilie van
De
Nederlandsche Bank, ook volkomen logisch is. Deze
verruiming wordt op het oogenblik immers val, door twee
factoren beheerscht, t.w. ben omvang, waarin dei Bank
buitenlandsch wisselmateriaal koopt en de mate, waarin
het Rijk het rechtseks ondergebracht
schatkistpapier
bij de Bank
aflost.
Blijkens den jongsten bankstaat heeft
deze
aflossing niet
minder dan
31 millioen gulden
be-
dragçn, waartegenoyerçt Rijk echter
15 millioen gulden
aan renteloos
voorschotpnam. Het papier op het
bui-
tenland vermeerderde dèe week met
17
millioen gulden.
Op de
obligatienzarht
maakte de
vaste stemming, welke
haar in
de afgeloopen t%v.èe’veken heeft gekenmerkt, plaats
voor een iets lusteloozi
stemming; wel
trokken enkele
koersen
nog
iets
aan,
doch procentueel bleef de
stijging
van
de
meest op den voorgrond tredede leeningen toch
bij die van de daaraan voorafgaande weken ten achter.
Klaarblijkelijk heeft het te
voren bereikte
koerspeil
van
obligatiën
en pandbrieven
de markt iets terughoudend
gemaakt.
Zoo stegen de
3-31 pCt. Nederland 1938
van
92
78
tot
3
/8
De
4 pCt.
leening Nederland
1941
bereikte
jl.
Woensdag den paristand,
om
daarna geleidelijk weer iets
terug te loopen tot
99
e
. De
3
pÇt.
Nederland
1937
steeg van
881
tot
90+,
op welken koers het rendement van dit
fonds
ruim 3f pCt. bedraagt. Ook voor de Indische
lee-
ningen bleef de vaste stemming in de afgeloopen week aan-
houden; zoo steeg de
3
pCt. Indische Conversieleening tot
951,
terwijl de
3
pCt. Indië
1937A
tot
94
pCt. aantrok. De
omzetten in deze leeningen, waarop het rendement thans
ook tot circa
31
pCt. is gedaald, zijn betrekkelijk gering.
De belangstelling voor deze waarden, mede wortelende in de valuta-optie, welke genoemde leeningen bezitten,
blijft echter groot, doch men is in het algemeen slechts
schoorvoetend tot afgifte geneigd.
Een feature voor de markt vormde de aankoidiging
van de eerste gemeentelijke emissie na 21 jaar,
t.w. een
4
pCt. emissie
van
de Gemeente
Hilversum, groot f 1.6
millioen,
waarvan
reeds f
1.050.000 op emissievoorwaar-den is geplaatst. Men zal mogen aannemen, dat
de
aanmer-
kelijk verbeterde constellatie op de
kapitaalmarkt de directe
aanleiding voor
deze gemeente is geworden, het met een
emissie, die gezien de zeker niet onaantrekkelijke voor-
waarden (looptijd
25
jaar en geen versterkte of algelieele
aflossing
binnen de eerste
5 jaar)
eens te
wagen. Moge-
lijk zal men
in deze ,,proefballon” wel een begin van op-
leving van de emissiemarkt kunnen zien.
Op de
aandeelenmarkt
bleef de opgewekte toon, hoewel
misschien iets minder geprönonceerd dan in -de
vooraf-
gaande week, gehandhaafd, met uitzondering
van
de
laatste twee beursdagen, toen de stemming lusteloos
was. H.V.A.
stegen van
420
tot boven 430, om daarna terug te
vallen tot 416-419. Amsterdam
Rubber opende de week
op 268, steeg voorts een tiental punten
en eindigde op
275.
Van
de binnenlandsche industrieelen stonden
vooral aan-
deelen Van Berkel’s
Patent e’n Calvé Delft
op den vobr-
grond; ook
in
deze fondsen bleven de omzetten echter
betrekkelijk gering.
INIL
–
–
428
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Jul! 1941
.HET NRAAGSTUK VAN DE DIVIDEND-
BEPERKING.
Sedert minister Funk in de algemeene vergadering van
de Duitsche Reichsbank zijn bekende rede heeft gehouden,
waarin hij een prohibitieve belasting op dividenduitkee-
ringen boven 6 pCt. aankondigde
1),
hebben velen in af-
wachting geleefd van de details der nieuwe regeling. Deze
zijn ook thdns• nog niet geheel bekend, doch cle op 21 Juniji.
verschenen richtlijnen aangaande deze materie, neergelegd
in de Dividendabgabeveroidnung (D.A.V.), schenken ons
ir hoofdzaak een inzicht in deze voor de vennootschaps-
financiering zoo ingrijpende belasting. Zooals onzerzijds
reeds in het bovenaangehaalde ai’tikel wei’d betoogd, staat
het wel vast, dat de Nederlandsche naamlooze vennoot-
schappen eerlang door een overeenkomstigen maatregel
zullen worden getroffen. De recente, door minister Fisch-
böck in een redevoering uitgesproken critiek op de te
vrijgevige dividendpolitiek van Nederlandsche onderne-
rhingen, welke zou meebrengen, dat meer belasting moet
wordn betaald, heeft den laatsten twijfel op dit, punt
weggenomen. Hierbij wijzen wij er terloops op, dat, wat
Nederland betreft, het op 27 Juni jl. uitgevaardigde Be-
sluit op de Dividendbelasting, waarin hij wijze van voor-
heffing op de inkomsten- en de ivinstbelasting een belasting
van 15 pCt..word.t geheven van de opbrengst van aandee-
leri, winstbewijzen en winstdeelende obligaties, geenerlei
beperking inhoudt met betrekking tot de geoorloofde
hoogte van het dividend. Het lijkt daarom juist, teneinde
verwarring met deze reeds bestaande dividendbelasting te
voorkomen, te spreken van de te verwachten super-divi-
dendbelasting.
De inhoud nan de Dinidendabgabeverordnung
Deze inhoud bestaat uit twee deelen, nl. de bepalingen
gericht op het beperken van het dividend tot een stan-
daardpercentage van 6, in sömmige gevallen van 8 pCt., en
vervolgens de bepalingen over de eventueele aanpassing van het nominaal gestorte aan het werkelijk in de onder-
neming werkzame kapitaal (herkapitalisatie). Voor een
goed begrip der volgende beschouwing volgen hier in kort
bestek de voornaamste punten.
De eerste groep maatregelen legt aan het dividend van
kapitaalsondernemingen, welke meer dan 300.000 mark
kapitaal hebben, drieërlei beperkingen op.
De eerste dezer beperkingen betreft. het te
declareeren
dividend. Kapitaalsondernemingen, welke onder de vigueur
van de Anleihestock-wet – U. dus in de voorafgegane
jaren – niet meer dan 6 pCt. dividend hebben gedeclareerd,
mogen het dividend ten hoogste op 6 pCt. bepalen. Kapi-
taalsondernemingen, welke in dien tijd een hooger dividend
dan 6 pCt. hebben gedeclareerd, zijn ten aanzien van het
percentage van het dividend beperkt tot ten hoogste het
tot dusverre gedeclareerde.
De tweede beperking geldt de
uitbetaling
van het divi-dend. Niet steeds mag het volle gedeclareerde dividend
worden uitbetaald. Voor zoover dit niet mag geschieden,
moet een fonds worden gevormd, dat aandeelhouders toe-
komt, zooiets als een onverdeeld dividend (geen onverdeeld winstsaldo). Nieuw is dit niet: reeds onder de Anleihestock-
wet geschiedde zulks. Evenals onder die wet het geval
was, zal de uitbetaling van het dividend mogen geschieden
tot den vollen omvang, wanneer niet meer dan 6 pCt. van
het kapitaal, zooals dit was vôôr ingang der regeling,
wordt gedeclareerd, terwijl voor hooger gedeclareerde
dividenden het maximum tot uitbetaling te brengen ge-
deelte is gesteld op 8 pCt 1-let gedeelte van het gedecla-
reei’de dividend, dat niet uitbetaald wordt, zal ten be-
hoeve van de aandeelhouders in Rijkschatkistwissels
Zie ons artikel over Kapitaalmarkt, dividend-contrôle
en herkapitalisatie in het nummer van 2 April jl. Vgl. het reeds eerder aangehaalde artikel.
moeten worden belegd. Ook dit punt – evenals de bepei’-
king van liet uit te betalen dividend tot 6 â 8 pCt. – her-
innert weer aan het procédé van de voorafgegane Anlei-
hestock-wet, met dit verschil, dat de belegging der divi-dend-excedenten thans in eigen beheer mag worden ge-.
houden en niet meer zal geschieden door de Golddiskont-
bank.
In de derde plaats is er een indirecte dividendbeperking,
die de nieuwe regeijng boven dè Anleihestock-wet .doet
uitgaan. T-Jet gedeclareerde dividend boven 6 pCt. wordt
nI. aan een zware belasting onderworpen, welke door de
vennootschap moet worden betaald. Het tarief van heffing
is sterk progressief en het bereikt snel een prohibitief punt.
Het bedraagt hij dividendpercentages op het kapitaal van
achtei’eenvolgens 7, 8, 9, 10, 11 en 12 pCt. en daarboven, resp. 50, 100, 250, 300, 350 en 400 pCt. van het meerdere
boven 6 pCt. Bij de zoo juist opgesomde dividenden be-
teekent dit in procenten van het kapitaal uitgedrukt der-
halve J, 2, 7, 12, 17. en 24 pCt. Na een helastingvi’ije
marge van 6 pCt. stijgt het tarief derhalve tot een plafond
van 24 pCt. In het geval, dat een onderneming een dividend van 15 pCt. zou declareeren, zou zij, inclusief de belasting,
in totaal een dividendoffer brengen van 51 ‘pCt., nl.
15 pCt. + 4 x (15 pCt. – 6 pCt.). Zij zou dit moeten
aanvaarden, tenzij zij een anderen weg volgt en bijv. tot
dividendverlaging of tot hei’kapitalisatie overgaat.
De beteekenis van een herkapitalisatie is, dat door ver-hooging van het nominale bedrag van het aandeelenkapi-
taal het
percentage
van het dividend lager wordt, zoodat
men zich aan de belastingheffing en aan de beperking
van de dividenduitbetaling zou kunnen onttrelcken. Er
zijn echter aan de herkapitalisatie richtlijnen gesteld, ten
einde ten deze misbruik te voorkomen. Voorts is ten aan-
zien van
dividenddeclareering
bepaald, dat de beperking,
welke vôér de herkapitalisatie van kracht zou zijn, haar
volle werking behoudt, in dier voege, dat op de oude en de
nieuwe, door herkapitalisatie gecreëerde, aandeelen teza-
men geen hooger
bedrag
aan dividend mag worden gedecla-
reerd dan het
bedrag
hetwelk krachtens de
percentage-
beperking ten hoogste over het oude kapitaal had mogen
worden gedeclareerd, indien de herkapitalisatie niet had
plaatsgevonden. Hieruit volgt, dat herlcapitalisatie niet
tot vergi’ooting van de totale dividendsom mag leiden.
De richtlijnen voor de herkapitalisatie komen voor in
het reeds genoemde tweede stuk van de verordening.
Kapitaalsonclernemingen, wordt daarin gezegd, kunnen
hun kapitaal verhoogen en wel ten beloope van de op de
balans over 1938 voorkomende open reserves, inclUsief
de ingehouden winst over dat jaar, voor zoover dit geheele
bedrag 10 pCt. van het kapitaal in genoemd jaar overtreft;
hierbij kan nog komen het kapitaalverschil tusschen de
zgn. conimercieele balans en de over die periode ingediende
fiscale
balans.
Door de fiscale balans als criterium aan te
nemen, komen derhalve ook de stille en geheime reserves
voor omzetting in dividenddragend kapitaal in aanmer-
king. De uiterste grens van de herkapitalisatie voi’mt de
stand van de vermogenswaarde volgens de fiscale balans. Dit beteekent nog geen integrale omzettingsmogelijkheid van alle reserves, immers ook in de fiscale balans kunnen nog stille reserves aanwezig zijn
3).
De herkapitalisatie moet door deskundigen worden on-
derzocht. Zij is alleen toegestaan zonder storting en uit-
betaling van bedragen. Herkapitaliseering door emissie
van nieuw kapitaal a pari of tegen een laag agio lijkt der-
halve niet toelaatbaar.
Sterker dan in Duitschland, waar men fiscaal een
objectieve waardeeringsmethode van activa toepast, is dit het geval met de Nederlaridsche fiscale balans. De winst-
belasting toch laat uitdrukkelijk subjectieve waardee-
ringsmethoden, die met goed koopmansgebruik te ver-
eenigen zijn, toe, mits men zich aan het eenmaal gekozen
systeem houdt.
Ten slotte volgt de bepaling, dat over de verhooging
van het bedrag der aandeelen – bij uitgifte van bonus-
aandeelen of bijstempeling – inkomstenbelasting verschul-
digd is en wel 10 pCt. bij een verhooging van het kapitaal
met 100 pCt., 15 pCt. bij een verhoogirig van 100-200
pCt., en 20 pCt. bij meer dan
1
2
2
00 pCt.
Beoordeeling.
hoewel uitdrukkelijk in de verordering wordt gezegd,
dat ook ondernemjngen, die tot dusver minder dan 6 pCt.
dividend uitkeerden, tot herwaardeering van het kapitaal kunnen overgaan, ligt het in de rede, dat practisch alleen
die ondernemingen, welke aan de belastingheffing op het
super-dividend bloot staan – dus zij, wier dividendpeil
boven 6 pCt. ligt – zich ernstig met de al dan niet wensche-
lijkheid eener herkapitalisatie hebben bezig te houden.
Immers door het dividendpercentage omgekeerd evenrédig
met de kapitaaisverhooging te verlagen, bespaart de ven-
nootschap, wanneer zij de operatie doorvoert tot op het
peil van het standaardpercentage van 6 pCt., zich de zware
dividendbelasting eil ontvangen aandeelhouders toch
ongeveer een gelijk dividendbedrag als voorheen. Bij wijze
van voorbeeld dus zoo: een onderneming brengt haar divi-
dendpeil’ omlaag van 8 op 6 pCt., derhalve tot 6/8 van het
vroegere peil, dan zou zij haar dividenddragende kapitaal
tot 8/6 van den vroegeren stand moeten verhoogen om het
gesteld(?, doel te bereiken. Oogenschijnlijk varen zoowel
ondernemin.g als aandeelhouders hier wel bij, alleen de onderneming moet over de door haar uitgereikte gratis-
aandeelen, resp. over de bijgestempelde nominale waarde
een ,,einmalig” bedrag aan inkomstenbelasting betalen
4).
Niet alle ondernemingen zullen echter, naar zich laat
aanzien, van de aangeboden gelegenheid gebruik maken
om hun nominaal kapitaal uit de reserves te vergrooten.
Welbeschouwd blijven er, mochten zij deze oplos&ng ver-
werpen, twee andere wegen openstaan.
De onderneming kan dividendsom en kapitaal laten
zooals zij zijn. In dat geval is beïastin.g verschuldigd, wan-
neer het peil van 6 pCt. dividend wordt overschreden.
Wentelt de onderneming de belasting op aandeelhouders af,
dan zal zij, bij handhaving van een gelijk bruto-dividend-bedrag, derhalve een geringer percentage dividend uitbe-
talen dan voorheen. Dit zal aandeelhouders treffen zoowel
in hun
inkomsten
als in den vorm van achteruitgang van,
de koerswaarde hunner aandeelen. Op de Berlijusche beurs daalde sedert de bekendmaking van de nieuwe belasting in-
middels de aandeelenkoers van ondernemingen, waarvan
bekend werd, dat zi, tegen ,,Aufstocla4ng” bezwaren hadden
en die dividendverlaging aanikondigden. Daarentegen
stegen de koersen van zgn. Aulstockungswerte, aandeelen,
die een herkapitdisatie zullen ondergaan. Deze koersstij-
ging is een merkwaardig geval, daar de verandering van
het nominale kapitaal niets aan de winstcapaciteit en de
ui tkeerbaarheidskansen veranid ert. Het komt ons der-
halve voor, dat deze stijging geen rationeelen grond heeft.
De onderneming kan het dividend verlagen en het
kapitaal onveranderd laten. Daar aangenomen moet wor-
den, dat de onderhavige groep ondernemingen reeds in
ond,er’gekapitaliseerden toestand verkeert, beteekent dit,
dat de discrepantie tusschen nominaal kapitaal en werke-
lijke vermogenswaarde door de alsdan optredende ver-
sterkte winstinhouding nog wordt vergroot. 1-let is de vraag,
of de Duitsche overheid deze handelwijze op den duur zal
tolereere, daar zij reeds sterk gekant is tegen de omvang-
rijke interne financiering uit ingehouden winsten. Deze
toch zou niet alleen middelen aan den fiscus onttrekken,
doch bovendien het inzicht in balans- en renitabiliteits-
verhoudingen van het bedrijfsleven dermate vertroebelen,
4)
Eigenlijk zou deze belasting, w’aarvan de percentages
hiervoor gegeven werden, ten laste van de aandeelhouders
moeten komen. Teneinde echter aandeelhouders niet in liquidatiemoeilijkheden en tot’ geforceerden verkoop te
brengen, is de belasting aan de onderneming opgelegd.
dat het om allerlei redenen gewenscht is, hierin verandering
te brengen’.
Tot welke van de drie bovengenoemde mogelijkheden of combinaties daarvan ondernemers zullen besluiten, is nog niet te overzien. FIet is belangrijk, dat zij voldoende
respijt krijgen om dit rustig te overleggen. Immers de
verordening laat het tot stand brengen van herkapitali-
saties toe tot 1 April 1942.
Intusschen zijn zij ook thans niet geheel vrij in hun be-
slissing. De verordening bepaalt namelijk, dat, bijaldien
een onderneming ija het in werking treden der regelipg
minder dan 9/10 declareert van het bedrag, dat gemiddeld
over de laatste drie jaar werd gedeclareerd, een minderheid
uit de aandeelhouders, ten minste 10 pCt. van het kapitaal
uitmakend, kan eischen, dat het gemiddelde dei’ laatste
drie jaar weer bereikt moet worden. ‘Wil het bestuur niet
toegeven, dan beslist de minister van Economische Zaken.
Sanctionnert hij den eisch van de kapitaalrninderheid, dan
zal gedwongen herkapitalisatie daarvan in de mees€e ge-
vallen het gevolg zijn.
1-hiermede heeft de minderheid der aandeelhouders een
wapen in handen gekregen tegen het bestuur der vennoot-schap en de het bestuur steunende groète aandeelhouders,
wanneer dezen de onder 2. opgesomde politiek van dividend-
verlaging al te rigoureus zouden gaan toepassen. Bedoeld is
hier natuurlijk dividend verl aging uit £icale overwegingen;
is de oorzaak der verlaging de achteruitgang van de bedrijfs-
resultaten, dan zal hiertegen wel niet kunnen worden geop-
poneerd. In de practijk zal moeten blijken, of het recht der
minderheid effectief zal zijn. Afgezien toch van het ‘feit, dat
deze groep in den regel weinig homogeen is en zij dus moeilijk
een bepaald standpunt kan innemen, ontbreekt het haar aan het noodige inzicht in den werkelijken vermogenstoestand.
Tegen herkapitalisatie verzet zich klaarblijkelijk het be-
lang van de bestuurders en de overige tentièrnisten. Im-
mers door vergrooting van het dividenddragende kapitaal
wordt het bedrag van de overwinst, waaruit zij hun uit-
keering moeten ontvangen, niet,
onaanzienlijk
verminderd,
en voor zoover dit het geval is, beteekent dit een vermin-
dering van hun inkomen.
Van, bedrijfseconomisch standpunt beschouwd blijft
herkapitalisatie naar boven steeds een delicate en gevaar-]ijke handelwijze. Meer dan ooit is elke ondernemer er in
deze oorlogstijden van doordrongen, dat voorzichtigheid in de waardeering van activa geboden is en dat derhalve,
in verband met de vele onzekerheden en waarschijnlijke
verrassingen, herkapitalisatie op basis van dén toestand
van de bestaande wisselvallige oorlogsi’entabiliteit nood-
lottig voor het voortbestaan der onderneming op vredes-
basis zou kunnen worden. Deze zal, wil men overkapitali-
satie tegengaan, slechts in het licht van de toekomstige
bedrijfs- en rentabiliteitssituatie tot een oplossing moeten worden gebracht. Doch hier zit men midden in de proble-
men, want over de toekomst kan men niets voorspelleni. Theoretisch zou men, de economische waarde van het
onderniemingskapitaal in beschouwing nemenide, van en
relativiteitstheorie van het kapitaal kunnen spreken. De
waarde van het productiemiddelencomplex en daarmede
die van het kap.itaalfonds wisselt van moment tot moment;
de herkapitalisatiegedache daarentegen gaat van een sta-
biliteit uit, die in het economische leven niet gegeven is.
Er pleit derhalve alles voor, de juridisch vaststaande groot-
heid van het aandeelenkapiteal omgeven te houden met
reserves van voldoenden omvang, die, in verband met de
starheid van het nominale kapitaal, te dien aanzien een
elastische bufferfunctie te vervullen hebben. ‘
Dat de Duitsche wetgever vooc overwegingen van deten
aard niet geheel ontoegankelijk is geweest, blijkt uit ver-
schillende punten van het onderhavige belastingplan. Zoo
komen de open reserves alleen in aanmrking voor toevoe-ging aan het kapitaal, voor zoover zij 10pCt. van het knipi-
taal overtreffen. Het gedeelte van deze reserves beneden
’10 pCt. blijft dus buiten geding. Voorts komen de na 1938
16 Juli 1941
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
42,9
1
•••_
–
.
7
–
–
•
ii
430
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juli 1941
geyormde open, stille en geheime reserves niet in aanmer-
king. Dit zijn uiteraard typische oorlogsreserves. Tenslotte
valt wellicht waarde te hechten aail het onderzoek vari
deskundigen, die ongetwijfeld aan redelijke argumenten
van bestuurders gehoor zullen schenken.
De toestand hier te lande.
Een van de opvallende punten in de Duitsche regeling
is het buiten beschouwing laten van de vennootschappen
met minder dan 300.000 mark kâpitaal, varonder de
categorie der besloten- of famil ievennoötschappen talrijk
vertegenwoordigd zal zijn. De toestand op dit punt in
Duitschland is anders danin Nederland. Onder invloed van
iscal en andersoortige maatrgelen is in de ageIoopen
jaren in Duitschlar’d een groote opruiming onder de in het
kleed eener A.G.
0r
G.m.b.H. gestoken persoonlijke onder-
nemingen gehouden en zijn vele ervan tot hun meer pas-
sende persoonlijke bedrijfsvormen teruggekeerd. Zoo ver-
minderde volgens Duitsche statistisçhe gegevens het aantal A.G.’s van 1 Jan. 1934 tot 31 Dec. 1939 van 9148 tot 5353,
dus met een derde. 1-let aantal G.m.b.H.’s liep in diezelfdè
periode van 55.219 tot op 23.505 of met meer dande helft
terug. Een beweging in gelijk’3richting, zij het op veel
geringer schaal, heeft onmiskenbaar ook hier te lande onder
invloed van de dubbele belastingheffing ingezet. Men zal
moeten afwachten hoe deze ontwikkeling verloopt. Juist
de familievennootschappen vertooner, daar zij veelal met
een klein kapitaal zijn opgezet emstelselmatig uit ingehou-
den winsten groote bedragen aan reserves hebben gevormd,
een sterke mate van onderkapital!isatie. Zouden zij hier te
lande onder een dividendbeper-king vallen als thans in
Duitschland voor de kapitaalsondernemingen van kracht
is
gewordeh, dan zou dit voor de betrokken groep aandeel-
houders acute moeilijkheden teweegbrengen, welke onge-
twijfeld een extra stimulans tot omzetting in andere onder-
nemingsvormen zouden inhouden.
Wat de Nederlandsche, publieke naamlooze vennoot-
schappen betreft, betwijfelen wij, of het verschijSel der
onderkapitalisatie in gelijke mate als bij Duitsche onderne-
mingen bestaat. Wel hebben de Nederlandsche naamlooze
vennootschappen steeds een ruime reserveeringspolitiek
gevolgd, doch een groot d.eel der vroeger gemaakte reserves
zijn in de langdurige depressieperiode opgeteerd, terwijl nadien onvoldoende gelegenheid tot aanvulling bestond.
In Duitschland daarentegen heeft de sinds 1933 ingezette
gunstige conjunctuur de rentabiiteitspositie van het be-
drijfsleven krachtigverbeterd. De gelijktijdiggenomen maat-
regelen tot beperking van dividenduitbetaling (Anleihe-
stock), de afsluiting van de kapitaalmarkt voor particulieie
emissies en de groote verplichte investeeringen in verband
met oorlogsopdrachten hebben daar bewerkt, dat ‘t leeuwen-
deel van de winst voor interne financiering werd gebezigd.
FIet gevölg van deze afwijkende positie zal waar-
schijnlijk zijn, dat herkapitalisatie uit de gevormde
reserves, teneinde op de gecorrigeerde kapitalen een als
normaal te beschouwen dividend van 6 pCt. uit te keeren,
bij behoud van de dividendsom, zooals die gemiddeld over
de laatste 5 of 6 jaar door Nederlandsche ondernemingen
werd uitgekeerd, wegens ontoereikendheid der reserves en
zeker van de open reserves in vele gevallen niet ten uit-
voer zal kunnen worden gelegd. Uitdrukkelijk spreken wij
van- het gemiddelde dividend over de laatste 5-6 jaar.
Zou men het hooge dividend van 1940
5),
dat door allerlei
oorzaken een incidenteel en dus abnormaal karakter droeg,
tot uitgangspunt. van een kapitalisatie op basis van 6 pCt.
nemen, dan zou het deficit aan de zijde der aanwezige
reserves nog sterker de aandacht trekken.
Onder deze omstandigheden is het niet moeilijk te voor-
spellen, dat men hier te lande zeer gereserveerd zal Staan
tegenover kapitaaisverhooging uit eigen middelen. Daarbij
komt nog, dat de fiscale druk bij kapitaalsreconstructie
door toevoeging van reserves voor Nederlandsche onder-
nemingen sterker is dan in Duitschiand, aangezien in
laatstgenoemd land de reserves zijn opgebouwd uit reeds
,,versteuerte” winsten, terwijl in Nederland bij vrijmaking
van de reserves, dateernd uit de periode véôr invoering
van de winstbelasting, winstbelasting verschuldigd zou .zijn.
Het tarief dezer ,,heffing ineens” is nog niet bekend. Ver-
moedelijk zal dit het midden houden tusschen het tarief der oude dividend- en tantièmehelasting en de thans vi-
geerende winstbelasting, derhalve tusschen 12,05 en 31,5
pGt. 1-Jet is daardoor ook een vraagstuk van liquiditeit, of een onderneming ten onzent tot herkapitalisatie kan over-
gaan. Bovendien zullen, overeenkomstig het Nederlandsche
fiscale recht, aandeelhouders bij ontvangst van gratis-
aandeelen daarvoor in de inkomstenbelasting worden
aangeslagen, tenzij, analoog met de hiervoor besproken
Duitsche heffingsregeling, deze ,,heffing ineens” op de
onderneming wordt afgewenteld. In laatstbedoeld geval
zou de onderneming een dubbele kapitaalsheffing hebben
op te brengen, hetgeen een zeer ernstig gevaar voor liqui-
diteitsmoeilijkheden schept.
1-Toe ook de regeling op de dividendheperking eruit zal zien, welke in Nederland kan worden verwacht, zeker lijkt
het, dat ook bij ons het dividendpercentage zich naar een peil van om en nabij 6 pCt. zal gaan oriënteeren, waarbij
de nadeelen voor aandeelhoüders al dan niet door het ver-
krijgen van gratis-aandeelen of bijstempeliiig van bestaande
nominale aandeelenwaarde zullen worden verzacht.
Prof.
Dr.
P. P. VAN ISERKUM.
5)
Aan een interessante vergelijking van Mdhlerg Bank
N.V., weekbericht van 10 Mei jl., ontleenen wij de volgende
verhoudingscijfers van dividenden, tot dien datum op in-dustrieele aandeelen over 1940 in Duitschiand en Neder-
land uitgekeerd:
Dieidendgroep
Duitschland Nederland
geen dividend
……….8 pCt.
9 pCt.
minder dan 6 pCt.
……
21 pCt.
6 pCt.
6 pCt. dividend ……….29 pCt.
9 pCt.
meer dan 6 pCt. t/rn 8 pCt.
27 pCt.
21 pCt. –
meer dan 8 pCt.
……..
15 pCt.
55 pCt.
100 pct.
100 pct.
OORLOG EN DISTRIBUTIE IN JAPAN.
De economische en financieele kracht van Japan is de
laatste tien jaren wel zeer op de proef gesteld. Inwendige
moeilijkheden mogen daaraan niet vreemd zijn geweest,
de oorlogsomstandigheden, waarin het land sinds 1981
leeft, hebben den toestand toch eigenlijk het huidige nij-
pende karakter gegeven.
Japan is een land, dat lijdt onder overbevolking, een
verschijnsl, dat in den letterlijken zin van het woord
met den dag ernstiger afmetingen aanneemt. Dit beteekent,
dat het land in normale• omstandighèden de benoodigd-
heden van de zeventig millioen menschen, die het eilanden-
rijk telt – en in de eerste plaats de voedingsmiddelen –
voor een belangrijk gedeelte van overzee moet aanvoeren… of in honger en armoede verzinken. Dat is het onontkoom-
bare dilemma.
De oorlog voegt aan deze natuurlijke moeilijkheden een
en ander toe. FIet meest voor de hand liggende verschijnsel
vormen wel de hooge financieele lasten, die de oorlog op
het vasteland op het Japansche volk legt. Men doet er
verkeerd aan, financieele lasten spoedig als ondragelijk te kenschetsen. De economische en financieele geschiedenis
van verscheidene moderne oorlogen heeft ons geleerd,
financieele buitensporigheden niet zoo een-twee-drie als
onmogelijkheden te bestempelen. Hoe vaak werd in de
jaren na 1931 ook niét de profetie vernomen, dat de gelde-
lijke lasten van den oorlog op het vasteland van Azië
Japan weldra zouden doen bezwijken! Inmiddels zijn reeds
tien jaren verstreken – en Japan leeft nog, ook financieel.
7
1
16 Juli 1941
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
431
Dat de toestand echter ernstig is, zal geen ter zake kundige
willen betwisten.
Dat blijkt ook uit andere symptomen. Als er sprake van
is, dat de klokken van Boeddhistische, Shintoïstische en
Christelijke bedehuizen zullen worden omgesmolten in
kanonnen
3),
moet de nood vrij hoog gesjegen zijn! Het
feit is trouwens typeerend voor de positie van Japan, dat
voor betrekkelijk veel grondstoffen op het buitenland is
aartgewezen en daardoor bv. door een embargo bijzonder
kwetsbaar is.
De oorlog maakt een economische mobilisatie op groote
schaal noodzakelijk. Alle krachten worden gericht op de
oorlogsindustrie, zoodat de voortbrenging voor vredes-
gebruik er aanzienlijk onder lijdt. De krachtbedrijven
moeten meer produceeren en doen dat ook, zoodat de elec-
triciteitsproductie over 1940-1941 b.v. op 10 pCt. hooger
dan het vorig jaar wordt geraamd; de oorlogsindustrie
echter slokt zooveel’ op, dat het normale vredesverbruik
nog moet worden beperkt.
Tot in Mantsjoekwo toe doen de economische gevolgen
van den oorlog zich gevoelen.
Zelfs
de Zuid-Mantsjoerijsche
spoorweg moet eraan gelooven en zijn begrooting drastisch
verlagen, de Mantsjoerijsche nijverheid draait op volle
toeren…. voor de behoeften vn den oorlog.
En dan moeten wij nog bedenken, dat Japan thans door
twee
oorlogen economalch in de klem dreigt te geraken.
De oorlog in China knauwt de inwendige krachten van het
land, de oorlog in Europa doet echter, al is het op grooten
afstand, eveneens zijn invloed gelden. Moeilijkheden met
den aanvoer van grondstoffen, moeilijkj1eden met de
levensmiddelenvoorziening en tenslotte het de bevolking
drukkende besef ,,hoe lang kan deze toestand nog duren?”
verduisteren den hemel van het Land van de Rijzende Zon.
Deze korte aanduiding is wel voldoende om aan te geven,
dât ei’ voor Japan groote economische en financieele moei-
lijkheden bestaan.
Maatregelen ter bestrijding run de moeilijkheden.
In welken vorm nu vertoonen die moeilijkheden zich
aan den beschouwer? In groote trekken lijkt het beeld
in Japan op het beeld, dat ook Europeesche landen in den
oorlog vertoonen; er is een uitgebreide, veelomvattende disiributieregeling van kracht, de prijzen zijn aanvanke-
lijk door een ,,prijsstop” gefixeerd en worden thans ,,ge-
leid”, ,,beheerscht”; tenslotte worden het geheele ver-
bruik en de levenswijze der bevolking geregeld door een
,,weeldewet” en door een propaga’nda voor een sobere
levenswijze, die het met die wet beoogde beleid voortzet.
In de uitwerking echter wijken de Japansche bepalingen
– dat vloeit uit den anderen, aard vaii het leven aldaar
vooit – sterk af van de Europeesche prijs- en distributie-
regelingen. De kracht ook, waarmede de bepalingen daar
in het leven ingrijpen, zal in onze gewesten niet licht over-
troffen worden.
De dist,’ibu.tie.
De distributie begon in Japan in den zomer van 1940
met een beperking van het lucifers- en suikergebruik. Bij
het vaststellen van een nieuw lucifersrantsoen wisten de
immer vindingrijke autoriteiten het rantsoen nog wat te beperken, door de stokjes dunner te maken…..zoodat er
meer in een doosje gingen!
Aanvankelijk kon men nog wel eens aan iets extra’s
komen, door buitenshuis een of ander te gebruiken, maar
weldra werd ook deze zijdeur gesloten. Bep’d werd, dat
vaantiegangers in het vervolg ook hun eigen rijst, suiker
en lucifers moesten meebrengen en restaurateurs en hotel-
houders onderwierpen, vrijwillig of gedwongen, hun klanten
1)
Deze en verscheidene andere bijzonderheden werden
ontleend aan de ,,Japan Weekly Chronicle”, een te Kobe
verschijnend blad, waarvan nog een reeks afleveringen uit
den oorlogstijd Nederland bereikte.
spoedig ook aan de noodige beperkingen. Voor de vacantie-
gangers werd het leven trouwens extra zwaar gemaakt:
immers niet alleen ontbraken hun de genoemde artikelen,
als zij ze niet zelf meenamen, maar zij moesten ook zelf
voor de kleinste uitrustingsstukken zorgen; zelfs de
yulcata,
een soort pyjama, die vroeger in de treinen aan de reizigers
werd verstrekt, bleek van het wasschen te spoedig te slijten,
zoodat de reizigers voortaan ook voor een eigen pyjama of badgewaad moeten zorgen.
Verminderd is. het aantal treinreizigers zeker niet, nu
de benzine uiterst schaarsch is geworden. Het aantal auto-
mobielen is grootendeels van de straten en wegen verdwe-
nen, en alleen wagens van dokters en dergelijke personen en de auto’s van de oorlogsindustrie snorren nog langs de
straten.
Men doet trouwens alle moQite, in Japan zelf aarflolie
voort te brengen en wij lezen reeds van subsidies, die aan de ondernemers van petroleumexploitatiemaatschappijen
zullen worden toegekend. 1
–
letzeifde geldt van een andere in
Japan schâarsche stof, rubber, waarvoor men uit boo-
men, die op Formose en de Luchu-eilanden voorkomen, een
veryangingsstof wil gaan bereiden, waarvan naar de be-
rekeningen der deskun4g, een 20.000 ‘kg per dag kan
worden gewonnen.
Het oraagstuk der o9e4sel000rziening.
1-let meest dadelijkeiaijpend is hel distributievraagstuk
echter ten aanzien van.dé
ooedsel000rziening.
In de eerste
plaats geldt dat voor rjjs.t, het volkvoedsel bij uitstek,
waarvan Japan elk ‘jaakmstreeks 70 millioen.
kokis
2)
verbruikt. Dat is mogelijk, wanneer het land zelf een be-hoorlijke hoeveelheid rijst voortbrerigt; aaiïgezien de op-
brengst van de eigen rijst’velden echter soms de 70 miljoen
koku
nadert, maar in andere jaren tot bij de 50 mill)oen
daalt, moet het resteerende gedeelte van de vraag dan
gedekt worden ‘door een voorraad, die van het vorig jaar is
overgebleven, en door een zekeren invoer (die zich jaarlijks
om de 10′ millioen
koku
beweegt) van het onontbeerlijke
volksvoedsel..
In 1940 nu was de rijstsituatie verre van fraai. Voor op-
timisme over den oogst was, zoo verklaarde de miniser
van landbouw en visscherij in October, geen enkele reden, terwijl in het bijzonder door gebrek aan kunstmest de ver-
bouw ook van andere producten groote moeilijkheden
ondervond. De droogte had er ook niet toe bijgedragen, de
opbrengst boven het normale peil te brengen of haar zelfs
maar op het vroegere, niveau te handhaven. De Regeering
beijvert zich daarôm, de verdeeling op sobere, maar eer-
lijke, wijze te doen geschieden. Zij koopt flinke hoeveel-
heden op, om een plotselingen rijstnood te vermijden en’
wil ook de niet toereikende binnenlandsche productie door
invoer aanvullen. De’boeren komen dan echter klagen, dat ‘zulks hun kan-
sen op een loonende productie vermindert en voeren boven-
dien het voor Japan zoo zwaarwegende argument aan, dat
invoer van rijst uityoer van (schaarsche) deviezen betee-
kent. Wat moet dan een Regeering doen, die geklemd
wordt tusschen de eischen van den nationalen landbouw
en van de nationale financiën eenerzijds en de verlangens
van zeventig millioehongerige magen anderzijds?
Voorts heeft de Regeering een ,,Tien-jaren-plan” voor
de rijstproductie opgesteld, waartoe een ontginningsmaat-
schappij met een kapitaal van 30 fr 50 mi.11ioen Yen wordt
opgericht. Deze wil 1 tot 3 millioen
cho
3)
aan bouwgrond
verbeteren, wat zeem’ aanzienlijk lijkt, als wij bedenken, dat
de met rijst bebouwde gm’ond omstreeks 3,2 millioen
.cho
bedraagt. Dat de rijst niet in al te groote hoeveelheden kan worden
gedistribueerd, blijkt lfwhalve uit deze grootscheepsche
plannen ook uit den trek naar vervangingsmiddelen: kort
1 koku = 4.9629 bushels
1 cho = 2,45 acres:
432
ECcNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juli 1941
na het begin van de rijstdistributie merkte men in de steden allerwegen groote drukte bij de
bakkers
op, aldus lezen wij.
Maar.,. .. ook de bakkers moeten hun grondstoffen heb-
ben, en al vernemen wij, dat de tarweproductie van 1940
met 12 millioen
koku
2 millioen bovenhet gemiddelde van
de laatste vijf jaren ligt, – de stijging ten opzichte van 1939
is heel wat bescheidener (43.000
koku)
en de andere granen
houden een bijna constante productie. De bakkers mogen
dus een oogenblik soelaas hebben gegeven, toen de rijst
gedistribueerd werd, blijvende uitkomst valt hier niet te
verwachten.
Als wij dan nog vermelden, dat de versche melk tekort-
schiet, en door de in zulke gevallen gebruikelijke verschui-ving ook de blikjesmelk, moeten we ons nog afvragen, hoe
de twee millioen babies, die Japan er elk jaar bij krijgt, ge-
regeld aan hun voornaamste voedsel moeten komen.
De prijsbeheersching.
Een tweede symptoom van economischen nood is de
prijsregelirig, die ook in Japan ingang heeft gevonden. De
ontwikkeling was daar in groote trekken gelijk aan die te
onzent en begon met een ,,prijsstop”, in werking getreden
op 18 September 1939, die een eind maakte aan verdere
prijsverhoogingen. De prijsstop werkte tot 15 October 1940,
toen – men kan de ontwikkeling vergelijken met die naar
een
prijsbeheersching
te onzent – een iets gevarieerder,
maar ook meer omvattende regeling tot stand kwam.
De ervaring leerde namelijk, dat, evenals de distributie,
ook het verbod van prijsverhooging voor bepaalde
goederen de prijzen van andere waren sterk deed
stijgen. Zooals de vleeschdistributïe de vraag naar
visch vergrootte, liepen né het afkondigen van den
prijsstop van Sëptember 1939 dé prijzen van daarbuiten
vallende waren, zooals pluimvee, boonen, hout, zijde, met
30 tot 50 pCt. op. Voedingsmiddelen als fruit en groente
waren in den zomer van 1940 zelfs tweemaal zoo duur als een jaar tevoren. Allerlei prijzen, die van September 1939
tot October 1940 niet onder de prijsregeling vielen, werden
er daarom met ingang van den lsden van deze
,
laatste
maand wel onder gëbracht. De belangrijkste prijzen, die
thans ook worden bestreken, belangrijker nog dan die van
de zooev.en genoemde vervangingsartikelen, zijn wel de
huren en pachten, een categorie, die wij in verband met
de straks te noemen grondprijzen aloeten zien. Verder
werden de piijzen nu niet op het oude peil vastgelegd met een verbod van verhooging, maar
geregeld,
d.w.z. (in ver-
schillende klassen) op een redelijken prijs (eventueel iets
hooger dan de oude) vastgesteld. Zoo lezen wij, dat voor
kuikens drie klassen met verschillende prijzen werden in-
gesteld; de eerSte was kuikenvleesclj, de tweede ge-
sneden vleesch, en de derde huid, lever en dergelijke!
Van een ,,dienst voor de prijsbeheersching” of een bij-
zondere berechting van prijsovertredingen lezen wij nog
niets in de gegevens, die ons bereikten. Dat het aantal
overtredingen echter bijzonder groot is, blijkt wel uit een
enkel cijfer. Alleen in het district •an Kobe bv. werden
tusschen Januari en Ju0i van het vorig jaar 45.000 gevallen
van prijsovertreding door de politie behandeld, al waren
die lang niet allemaal belangrijk genoeg, om tot een ver-
volging in rechte aanleiding te geven.
Terloops mag nog worden opgemerkt, dat de
handel
door distributie en prijsregeling uiteraard zwaar wordt getroffen. Wanneer de omgezette hoeveelheid door de
distributie steeds vermindert, en de handelsmarges door
de prijsrgeling zeker niet kunnen worden vergroot, is dat
een natuurlijk verschijnsel.
Erger zou het nog worden, als er een overheidsbeleid
kwam; dat de taak van den handel zooveel mogelijk zou
trachten te beperken. Zulk een beleid is er nog niet, maar
èr zijnteekenen, die eenigszins in die richting wijzen. Zoo
kwam een boerenorganisatie in Dairen in Augustus van het
vorige jaar met een driedaagsche propaganda-actie: rect van producent naar consument”; zij wilde gedurende
die drie dagen de voedingswaren direct aan de markt bren-
gen en ze zoo goedkobper aan de verbruikers afleveren dan
de winkels dat kunnen doen. Dat dit
mogelijk
is, lijdt
weinig twijfel. Maar zou het ook
cvenschelijk
zijn? Ik waag
het, dit te betwijfelen.
De n’eeldeoet.
Door een distiibutieregeling tracht men in Japan het
verbruik, dat gering moet zijn, zoo billijk mogelijk te S’er-
deelen. Door het vaststellen van maximumprijzen streeft
men er naar, de beschikbare waren zooveel mogelijk gelij-
kelijk voor allen verkrijgbaar te stellen.
Het bleek echter noodig, het levenspeil van de bevolking
nog verder te verlagen en een algemeene versobering na te
streven. Zoo heeft een commissie een plan opgesteld, om eet-
en drinkpartijen te beperken, amusementsgelegenheden
slechts op bepaalde tijden open te doen zijn, het gebruik
van auto’s voor pleizierdoeleinden te verminderen (het is
inmiddels door de benzinedistributie onmogelijk gewor-den) en dure rookartikelen te verbieden. Dure sigaren en
cigaretten zijn thans alleen voor den uitvoer beschikbaar.
Een Weeldewet van 7 Juli 19.40 (den derden verjaardag van het ,,China-incident”!) werd op 10 October van kracht
en verbood van een aantal artikelen de productie en/of
den handel. Ook hier werd de
uitooer
echter vrijgelaten,
om .het land nog zooveel mogelijk aan de noodzakelijke
deviezen te helpen.
Als doeleinden van de wet werden vermeld: het richten van alle productieve krachten op de oorlogsindustrie, een
punt, dat wij zooeven al noemden; het beperken van
het verbruik, teneinde het sparen en den aankoop van
staatspapieren aan te moedigen; en tenslotte het bevor-
deren van een sober leven, dat bij de ernstige omstandig-
heden past
4).
Als industrieën zich wilden omschakelen, beloofde de
Regeering hun terwille te zullen zijn, door nog een groot
deel van het véér den eindtermijn geproduceerde voor den
uitvoer vrij te geven. Eenige welwillendheid was echter
wel noodig, als men bedenkt, dat er geen schadevergoe-
ding werd gegeven en de schade zoo aanzienlijk dreigde te
worden, dat sommige warenhuizen (die ,,het publiek
moesten voorgaan”, zooals gezegd werd) een groot deel
van hun voorraad benevens een aantal employé’s naar
Hawaii zonden, om daar in een filiaal de verkoopen tot
stand te brengen, die weldra in Japan onmogelijk zouden
zijn!
Want vele, zeer vele waren vielen onder het begrip
,,weeldeartikelen”. Aanvankelijk had nien daar alle dingen
onder willen begrijpen, die buiten de gewone kwaliteit of
boven den gewonen prijs vLelen. De wet echter beschouwt als weeldezaken alle voorwerpen, die niet behooren tot een
zeker levenspeil, *aarbij men met een standaard-maand-
loon van 100 Yen schijnt te werken. Dit spreekt voor ons
nog niet duidelijk; het gevolg blijkt echter te zijn, dat niet
minder dan 80 pCt. van de artikelen, die in warenhuizen,
bij maatkleermakei’s, juweliers,
enz.
verkrijgbaar waren,
,,weelde” zijn geworden. Geen wonder, dat zulke zaken
een schade lijden, die niet door een kortstondigeii ,,rush”
gedurende de laatste dagen véér den fatalen termijn kon
worden goedgemaakt.
En de arbeiders? De Regeering beloofde voor mogelijke
werkloozen uit de ,,weeldebedrijven” een voorziening te
treffen in dien zi0, dat de industrieën, die voor gewone
gebruiksartikelen zorgen, gestimuleerd zouden worden.
4)
Het laatste ligt ook geheel in de lijn van Japans
traditiën; van de zeventiende eeuw lezen wij al in een
recente studie (F. Dekker, De betrekkingen tusschen de
Oost-Indische Compagnie en Japan
)
1941, blz. 68):
,,De invoer van weeldeartikelen werd door enkele sho-
guns zelfs tegengegaan omdat men die schadelijk achtte voor de volkskracht, welke door een sobere levenswijze
meer gediend werd.”
16 Juli 1941
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
43
Of dat in een tijd van economischen teruggang. en sterk
verminderd en beperkt verbruik gemakkelijk is, is wederom
een groote vraag. –
Men richt zich bij de actie, die aan de Weeldewet ten
grondslag ligt, op een soberder levenswijze. Vele en kostbare
maaltijden en drinkgelagen wil men beperkt hebben (de
distributie, inzonderheid van alcoholica, werkt ook in die
-richting). Zoo moeten ook in de restaurants, in de treinen
en op de schepen ,,eenheidsmaaltijden” worden opgediend,
van welke beperking men op de schepen slechts is vrijge-
steld, als zij de laatste haven van Japan verlaten hebben
en den koers naar het buitenland wenden.
Ook in de kleeding zal men moeten versoberen. Voor-
zoover de textieldistributie hier al niet een handje meehelpt,
zijn er gewillige- vereenigingdn genoeg, die bij hun propa-
ganda voor een sober nationaal leven de kleeding van
mannen en vrouwen met kritischen blik bezien, of zij soms
geen teveel aan ,,weelde” verraadt, en ook niet te spreken
zijn over ,,permanenLwave” en ,,make-up” van vrouwen
en meisjes. – –
– Wij doen er bij dit alles wèl aan te bedenken, dat een
vrij sterke reglementeering van het leven – en waarlijk
niet alleen van het
openbare
leven! – den Japanners sinds
eeuwen in het bloed en in de wetten zit. Maar ook als
wij deze reserve in rekening brengen, blijven er nog genoeg
feiten over om onze conclusie te rechtvaardigen, dat Japan met economische moeilijkheden te kampen heeft, die over
het geheele land hun invloed doen gelden. Aan de schets, die
hier van die feiten werd gegeven, valt reeds een en ander
te zien van wat de huidige toestand voor de’innerlijke
structuur van Japan beteekent.
Mr.
J.
BARENTS.
DE INTERNATIONALE BEURSSITUATIE
EN DE OORLOG.
Van udsher gelden de beurzen als de barometers
van het economische leven en eveneens als die van
de politiek. Men kan zelfs zeggen, dat de beurzen op
politieke feiten -van eenig gewicht in zulk een mate rea-
geeren, dat de economische factoren sterk op den achter-
grond treden en zelfs dikwijls in het geheel niet in aan-
merking worden genomen. Deze oude ervaring wordt
ook in den tegenwoordigen oorlôg weer bevestigd, want
in de – voornaamste beurscentra bepalen de politieke
en militaire gebeurtenissen in hooge mate de hoofd-
tendens der koersontwikkeling, terwijl de zuiver econo-
nomische factoren slechts een zeer bescheiden invloed
op het koersbeeld uitoefenen.
In het onderstaande zullen wij trachten de koersont-
wikkeling op de voornaamste wereldbeurzen, in verband
met de politieke en economische situatie, aan een korte
beschouwing te onderwerpen. Tot dit doel onderscheiden
wij de beurzen in drie hoofdgroepen en wel die der
neutrale en non-belligerente staten, die der oorlogvoerende
landen en die der bezette gebieden, van welke laatste
groep Amsterdam en Brussel de voornaamste beurs-
centra zijn. –
De volgende tabel toont de ontwikkeling van den inter-
nationalen beursindex, die uit de’ noteeringen op de negen
toonaangevende effectenbeurzen wordt berekend. De
eerste drie kolommen geven een koersstand weer aan het
begin van den oorlog (Augustus 1939), aan het begin
vn het groote Duitsche offensief in het Westen (Mei
1940) en per midden Juni 1941. De drie laatste kolommen
geven de procentueele veranderingen te zien ged-urende
deze tijdvakken, alsmede tijdens den geheelen duur
van den oorlog. – –
Koersontwikkeling in de Vereeni
g
de Staten.
– Dë groote invloed van de politieke factoren en de uit-
werking van de economische reglèmenteering door de
Amerikaansche regeering op het koersbeeld van New-York
Internationale beiersinde
r.
(Einde 1927
=
100)
26
, 11
1
14
Veranderingen in pCt.
Aug.
Mei
juni Aug. 39-lMei 40-IAug39-
1939
1940
1941
Mei 40 1Juni41 1juni41
New-York
75.4
79.7
70.0
+
6
–
12
–
7
Stockholm
23.7 18.7
22.3
–
21
+
19
–
6
Zürich
50.4 46.3
58.6
— 8
+
27
±
16
Berlijn
47.9
5+0
–
757
+
19
±
33
+
58
Milaan
140.4
1
161.9
–
226:3 ±
17
+
38
+
61
Londen
–
57.2
–
58.8
47.5
+
3
–
19
–
17
Parijs
48.2
58.6 83.3
+
22
+
42
+
73
Amsterdam
45.0
34.5
49.1
–
23
+
42
+
9
Brussel
29.8 26.5
73.4
–
11
+
176
+
146
Totaal
1
60.3
1
60.5
1
78.5
1+
0.3 1
+ 301 + 30
vallen zeer duidelijk waar te nemen. Het ontstaan van een
enorme goederenconjunctuur, die in de eerste plaats ge-
baseerd is op de bewapening, was tot dusver in geen
enkel opzicht in staat de effectenkoersen te stimuleern.
Wel hebben daarentegen de politieke gebeurtenissen
vooral buiten Amerika dikwijls onmiddellijk haar stem-
pel op de ontwikkeling van Wall Street gedrukt.
In de volgende tabel hebbn wij den Dov-Jones index der drie aandeelengroepen, alsmede Moodys’ index der
goederenprijzen en den door den Federal Reservd Board
berekenden index inzake den industrieele activiteit voor
-de markantste tijdstippen der laatste twee jaar opgenomen.
Dow-Jones
1
MOOdYS
1
eu.
Res
r
Bo
.
ard
Public.1
Util.
1
md ustr.
Goede-
1
renpr.
Iactiv. Inciustr.
(rnnd.
30 Aug.’39
26.48
25.04 136.16
140.3
102
9Mei1940
31.17
24.85-
148.17
162.0
105
10 Juni ’40
22.79
18.03
111.84
154.4
121
–
7 Nov. ’40
29.94 22.12
137.75
166.9
135
–
14 Juni ’41
28.31 17.50
122.04
199.0
148 (Mei)
verand.
–
Aug. 39-
Juni ’41
n pCt.
+
7
–
30
–
10
+
42
+
45
De bovenstaande cijfers wijzen op de enorme verschil-
len tusschen de ontwikkeling in het Amerikaansche be-
drijfsleven en aan de beurzen. De industrieele bedrijvig
–
heid is met 45 pCt. gestegen, terwijl het gemiddelde prijs-
niveau in dènzelfden tijd 42 pCt. is aangetrokken. De
beurs heeft hiei’op in negatieven zin gereageerd, waarbij
de belangrijkste groep, die der industrieelen 10 pCt.,
en de groep der public-utilities zelfs met 30 pCt. is, ge-
daald. Alleen het gemiddelde der spoorwegen toont een
s.tijging van 7 pCt. Een dergelijke uiteenloopende ontwik-
keling tusscheh het bedrijfsleven en de beurs komt hoogst
zelden voor. De verklaring hiervoor is in hoofdzaak ge-legên in de wereldpolitieke gebeurtenissen en de in ver-
band hiermede door de Amerikaansche regeering genomen
economisch-politieke maatregelen. Van de laatste dient de rigoreuze belasting der winsten te worden genoemd,
waardoor’ de dividenddeclaraties der Amerikaansche
ondernemingen in geen enkel opzicht in overeenstemming
zijn met de bereikte bi’uto-winsten. Verder houden over-
wegingen, wat na den oorlog aangevangen moet worden
met de ten deêle geforceerde uitbreiding der industrieele
capaciteit, de koersen voortdurend onder druk.
Ook de op zichzelf staande fluctuaties aan de New
–
Yorksche beurs houden dikwijls verband met politieke gebeurtenissen. Zoo beleefde Wall Street in Mei 1940,
toen de Europeesche oorlog in volle hevigheid begon,
een buitengewoon groote koersdaling, waarbij de notee-
ringen met 25 pCt. terugliepen. Deze koersdaling is tot
dusver, nog geenszins ingehaald. Aan den anderen kant
434
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juli 1941
viel de eenige groote koersstijging ter gelegenheid van een gebeurtenis op binnenlandsch politiek terrein waar te nemen in November 1940, toen president Roosevelt
voor een derden ambtstermijn werd herkozen. Flierdoor
kon men een voortzetting en interisiveering van de be-
wapening verwachten.
Koersontwikkeling op de beurzen van neutrale landen.
In Stockholm is het koersniveau in de eerste oorlogsphase
tot Mei 1940 met 21 pCt. gedaald en daarna weer met
19 pCt. gestegen. De daling stond ongetwijfeld onder
invloed van den oorlog tusschen Rusland en Finland, die voor Zweden dreigingen van verschil]ende zij4en
inhield. Bij de koersstijging, die daarna volgde, speelde
ongetwijfeld de psychologische factor een belangrijke
rol, dat de richting, die de oorlog in het voorjaar van
1940 nam, den druk wegnam, dat Zweden actief bij het
conflict betrokken zou kunnen worden. Tegelijkertijd is
economisch van belang geweest, dat Zweden zijn vroeger
voornamelijk op Engeland en overzee gerichten buiten-landschen handel steeds meer kon heroriënteeren op het
Europeesche continent. Tenslotte oefenden ook de geld-
overvloed in Zweden en de verhooging van het prijs-
niveau, met 51 pCt. een zekeren stimulans op de beurs uit.
De voornaamste Zwitsersche beurs in Zürich toont in
groote trekken eenzelfde beeld als Stockholm. FIet koers-
niveau:daalde in dé eerste oorlogsperiode met 8.pCt. en
steeg sindsdien weer met 27 pCt., zoodat de koersen per
saldo aanzienlijk zijn opgeloopen. Ij politiek en psycho-
]ogisch opzicht waren en zijn in Zwitserland dezelfde facto-
ren werkzaam als in Zweden; de aanvankelijke koersdaling
bleef echter van meër beperkten omvang dan in Stockholm,
omdat Zwitserland niet zoo gevaarlijk lag als Zweden.
Economisch staat Zwitserland als grondstofl’enarm lafld
er onder de heerschende omstandigheden geenszins beter
voor dan Zweden. De economische positie van Zweden is juist door den ertsrijkdom gunstiger. 1-let feit, dat de
koersen te Zürich desondanks toch sterker zijn aan-
getrokken, moet voornamelijk worden toegeschreven
aan den buitengewoon grooten overvloed aan middelen
op de Zwitsersche ge]dmarkt, waartegenover, als gevolg
van d»n stilstand in het internationale kapitaalverkeer,
slechts weinig beleggingsmogelijkheden staan. Ook hier
werkte h’ aantrekken der goederenprijzen, die, wat betreft
den groothandel, tot dusver met niet minder dan 58 pCt.
zijn gestegen, stimuleerend op de effectennoteeringen.
Opwaartsche beveging te Berlijn en Milaan.
De Berlijtische beurs toonde een zeer aanzienlijke op-
waartsche beweging, waardoor het gerniddelçle koerspeil
met 58 pet. is gestegen. Tegelijkertijd zijn de Duitsche
groothandelsprijzen – in tegenstelling met de reeds
genoemde landen – slechts met 4 pCt. gestegen. Wij hebben hier dus te maken met een in principe tegen-
gestelde ontwikkeling als in Amerika, namelijk een hausse
op de effectenbeurs bij practisch onveranderde goederen-
prijzen. De stijging moet onget’ijfeld voor een aanzien-
lijk deel worden toegeschreven aan den psychologischen
indruk, dien de succesvolle politieke en militaire activiteit
heeft gemaakt. Daarnaast en ten deele ook als gevolg
daarvan, spelen de toekomstverwachtingen dei Duitsche
industrie, alsmede de groote liquiditeit der geidmarkt
en het gebrek aan beleggingsmateriaal, een niet onbe-
langrijke rol bij de opwaartsche beweging.
Op de belangrijkste beurs van Italië, Milaan, valt een
bijna overeenkomstige koersbeweging als in Berlijn waar te
nemen. Alleen was de stijging hier nog meer geaccentueerd,
daar zij 61 pCt. bedroeg. Ook de motieven zijn voor het
grootste deel identiek aan die te Berlijn.
Koersverloop te Londen en Parijs.
Een geheel andere ontwikkeling toonen de beurten
van Londen en Parijs. Londen toont in totaal een ter’ug-
gang van 17 pCt. In de tweede oorlogsphase bedroeg de
daling 19 pCt., nadat het koersniveau tot Mei 1940 met 3 pGt. was gestegen. De oorzaken van deze daling zijn
niet moeilijk te vinden. Behalve de psychologische druk,
als gevolg van het ongunstige verloop van den oorlog,
dient nog genoemd te worden de hooge belastingheffing.
Reageerde Londen in zekeren zin natuurlijk op de
politieke en economische situatie, Parijs toonde juist een
tegenovergesteld beeld. Aan de beurs te Parijs en Lyon zijn de koersen sinds het begin van den oorlog met niet
minder dan 73 pCt. gestegen, waarvan meer dan twee-
derde gedeelte gedurende de periode na de nederlaag
en de bezetting van Frankrijk. Deze ontwikkeling kan
zeer eigenaardig worden genoemd en het is wel een uni-
cum in de geschiedenis, dat de beurzen van een land,
dat een enorme nederlaag hef t geleden en waarin de
toestand nog geenszins is opgehelderd, bijna verdub-
belde koersen te zien geven. Een nauwkeurig onderzoek
naar de economische situatie in Frankrijk en de werkelijk op de beurs van invloed zijnde factoren is in verband met
het ontbreken van statistische gegevens moeilijk. Men
zal evenwel niet ver van de waarheid af zijn, wanneer
men de opvatting is toegedaan, dat de sterke uitbreiding
van den geldomloop in Frankrijk en de met het oog op het gevaar van inflatie waar te nemen vlucht in ,,Sach-
werte” niet vreemd zijn geweest aan de ongebruikelijke
ontwikkeling van het koersniveau.
De beurzen van Amsterdam en Brussel.
Tenslotte willen wij nog enkele woorden wijden aan de
beide belangrijke beurzen in het bezette gebied, namelijk
Amsterdam en Brussel. Aan beide beurzen voltrok zich
in de tweede helft van het vorige jaar een sterke koers-
stijging, nadat tot Mei van dat jaar de koersen belangrijk
waren teruggeloopen. In de eerste phase van den oorlog
liepen de koersen aan de Amsterdamsche beurs met
23 pCt. terug, terwijl sindsdien veer een stijgiig intrad
met 42 pCt. Aan de Brusselsche beurs was deze beweging
veel heftiger. Hier bedroeg de daling 11 pCt. en de stijging
176 pCt. in Nederland was de koersstijging voor een
groot deel gebaseerd op hoopvolle verwachtingen ten
aanzien van de bedrijvigheid in industrie, handel, scheep-
vaart en koloniale bedrijven na den oorlog. .Verdeç speelt
het feit, dat het technische apparaat van bedrijfsleven
en verkeer grootendeels gespaard bleven voor groote
verwoestiigen een groote rol. In België is deze situatie
niet zoo gunstig als in Nederland. Desondanks is het
koersniveau te Brussel veel sterker gestegen, aan welke
stijging waarschijnlijk wel dezelfde factoren en over-wegingen ten grondslag zullen liggen als in Frankrijk.
Uit bovenstaande beschouwing blijkt duidelijk, dat
politieke en economische factoren, doch in de eerste
plaats de politieke, het spel der koersen beheerschen.
De oiïstandigheid, dat in bijna alle landen der aarde de
economische gebeurtenissen en maatregelen, welke van
invloed zijn op de beurs, meestal in verband staan met de
politieke ontwikkeling, accentueert deze tendens nog
meer.
J. C. WOLSE.
ONTVANGEN BOEKEN, BROCHURES
EN STATISTIEKEN,
BOEKEN.
Handleiding voor de toepassing der Kinderbijslagvet
door
Dr. W. F. “le Gaay Fortman en Mr. A. C. M. van de
Ven. (Alp en aan den Rijn 1941; N. Samsom N.V.
Prijs f 4.25. 224 blz.).
Deze Handleiding wil niet anders zijn dan een practische
leidraad voor hen, die in eenigerlei functie bijdeuitvoering’
van de Kinderbijsiagwet betrokken zijn. Daarom is de vorm
16 Juli 1941
ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN
485
gekozen.van een artikeisgewijze behandeling, waardoor het
naslaan wordt vergemakkelijkt. Vooraf gaat een inleiding,
waarin de geschiedenis van de totstandkoming der wet
wordt behandeld.
De Nederlandsche Mijnwetgeoing,
wetten, besluiten, be-
schikkingen, regelingen betreffende het mijnwezen,
verzameld door Mr. N. C. Couvée en Mr. P. 1-1. Rita
ter Jr. (Haarlem 1941; H. D. Tjeenk Willink en
Zoon N.V. Prijs geb. t 4.90. 457 blz.).
In dezen derden nieuwen druk, bewerkt door Mr. N.
C. Couvée, werden ook de sedert 1928 (tweede druk)
nieuw verschenen of gewijzigde wetten, besluiten, enz.
opgeiomen.
Het sierteeltcentrum Boskoop
door Jan van Wijk. (Utrecht 1941; Kemink en Zoon. 119 blz.).
In deze studie, waarop de schrijver aan de Universiteit
te Utrecht is gepromoveerd tot doctor in de letteren en
wijsbegeerte, wordt getracht, vanuit den gezichtshoek
van den sociaal-geograaf, een inzicht te verkrijgen in de
problemen, welke zich in het sierteeltcentrum Boskoop
voordoen.
Sociale Opbouw
door Dr. P. J. Bouman (Amsterdam 1941′;
H. J. Paj-is. Prijs ing. t 1.25*,geb. 1 1.75. 88 blz.).
Dit boekje, als No. 3 in de serie ,,Bouwstenen voor een nieuwe samenleving” onder leiding van Dr. P. J. Bouman
verschenen, wil de vraagstukken van sociâlen opbouw
benaderen:
10. door een historisch-gefundeerd betoog in dien zin,
dat het wil aantoonen, hoe wij door de erfenis van het
verleden en tengevolge daarvan ook door de tegenwoordige
situatie, een bepaalde richting zullen
moeten
volgen;
2o. door het sociale vraagstuk, meer dan meestal ge-schiedt, in verband met cultureele en staatkundige ver-
schijnselen te behandelen en daarbij met klem op te komen
tegen de misvatting, dat sociale opbouw slechts een orga-
nisatorisch probleem zou zijn.
Enkele arbeidsproblenien van de Wieringernieer
door J.
Godefroy. No. 8 Sociografische sectie van de publi-
caties van de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek
in de drooggelegde Zuiderzeepolders. (Alphen aan den
Rijn 1941; N. Samsom N.V. Prijs voor inteekenaren
t
1.50*,
afzonderlijk besteld f
1.90*.
74 iblz.).
In deze studie is een onderzoek ingesteld naar de oor-
zaken van de moeilijkheden, welke zich in de eerste Zui-
derzeedroogmakerij, de Wieringermeer, hebben voorge-
daan bij den overgang van arbeiders uit den dienst der
overheid in dien van particulieren. Aan enkele hiermede
samenhangende vraagstukken, zooals om. de bevolkings-
concentratie in landbouwgebieden, werd eveneens aan-
dacht besteed.
De cultureele beteekenis der psychotechniek
door Dr. Ph.
M. van der ileijden. (Groningen—Batavia 1941;
J. B. VTolters’ Uitgevers-Maatschappij N.V. Prijs
t
7.85*,
347 blz.).
Naast eenige algemeene beschouwingen over de psycho-
technische methoden, waarbij o.a. de onvolkomenheden
van de bekende legertests worden in. het licht gesteld
en wegen worden aangegeven om aanleg en aangeleerde
kennis zuiverder te onderscheiden, worden in dit boek
resultaten vërmeld van talrijke eigen psychotechnische
onderzoekingen van don schrijver, welke op menig
punt tot verrassende uitkomsten leiden.
Handelingen in strijd met de wet of de goede zeden in het
belastingrecht,
door Mr. Dr. L. M. M. Nijst. (Roer-
mond 1941; 1-1. van der Marck’s Uitgevers-Mij. N.V.
Prijs f3,—. 172 blz.).
Toelichting tot de besluiten Nos.
30/1941
en
31/1941,
be-
treffende de poor de pro Qinciën , de gemeenten, het gemeente-
fonds en het werkloosheidssubsidiefonds 000r het jaar
1941
getroffen Qoorzieningen
door Mr. G. W. Todbes.
(Alphen aan den Rijn 1941; N. Samsom N.V. Prijs
fl.40. 72 blz.).
Deel T van de Reeks van toelichtingen onder ]eiding
yan Mr. H. W. J. Mulder en A. Vogel, verschenen
in de serie De voorzieningen van het rijk met be-
trekking tot de gemeente-financiën.
De .’oorzieningen oan het Rijk met betrekking tot de gemeente-
financiën, Deel II. Toelichting Besluit No.
18/1941
door N. A. Nap. (Alphen aan den Rijn 1941; N. Sam-
som N.V. Prijs t 1.90. 92 blz.).
hoofdzaken uit de organisatie en techniek van de handel
door W. Speerstra. (Groningen—Batavia 1941; J. B.
Wolters’ Uitgevers-Maatschappij N.V. Prijs ing.
f 5•75*,
geb. t
6.20*.
419 blz.).
Van dit voor het handelsonderwijs nuttige boek is
thans de vijfde druk verschenen. Enkele acueele onder-
werpen werden uitvoeriger behandeld.
Beginselen yan de handeiskennis
door W. Speerstra en J.
van Manen. (Groningen—Batavia 1940; J. B. Wolters’
Uitgevers-Maatschappij N.V. Prijs geb. t 2.35, ingen.
t 2.—. 212 blz.).
Welke deurwaarder?
door de heeren K. Droog en G. G. M.
Verhagen. Vierde, herziene druk. Uitgave van den
Bond van Procureurs en Deurwaarderskierken en Candidaat-Notarissen. (Assen 1940; van Gorcum en Comp. N.V. (G. A. Hak en H. J. Prakke). Prijs
t 2.—. 65 blz.).
Opbergen.
Kantoortechnisch Handboek over opbergmetho-
den en -hulpmiddelen door Ing. G. Schuurmans
Stekhoven. (Amsterdam z.j.; N.V. Wed. J. Ahrend
en Zoon. Prijs t 1.50. 104 blz.).
Etude critique de l’interention de l’Etat dans la politique
de crédit des banqies de dépôts
door Eugène Smits.
(Brussel 1940; Imprimerie Cools. 290 blz.).
BROCHURES.
Vijf maal Qijfentwintig jaar wetenschap in Nederland
Deze brochure bevat de rede.voeringen door Dr. J.
Huizinga: ,,De wetenschappen in het algemeen en die
der afdeeling letterkunde”, en Dr. J. van der Hoeve: ,,De wetenschappen der afdeeling natuurkunde” ge-
houden in de vereenigde vergadering der Nederlandsche
Akademie van Wetenschappen op 7 April 1941, ter
herdenking van hare oprichting op 6 April 1816.
Zakenman en prijs politiek.
Een wegwijzer voor het Neder-
landsche Bedrijfsleven. Uitgegeven door den dienst
van den Gemachtigde voor de Prijzen. (Den Haag
1941. Verkrijgbaar op schriftelijke aanvrage tij den
Dienst van den Gemachtigde voor de Prijzen. 83 blz.).
Rond het betaalzegelstelsel
door Ir. A. van Ouwel. (Am-
sterdam 1941; Uitgave van de Amsterdamsche
Vereeniging van Betaalzegelkassen. 32 blz.).
IT
e
d
er
l
an
d en Indonesië
door Raden Mas Noto Soeroto.
(Deventer 1941; Uitgeverij W. van Hoeve. 42 blz.).
STATISTIEK.
Distributiekosten-statistiek Pan de Crossierderj in koloniale
waren en aanterwante artikelen
1939, uitgegeven door
het Centraal Bureau voor de Statistiek. (Den Haag
1941; Rijksuitgeverij. Prijs f 0.50. 49 blz.).
,
T
436
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juli 1941
OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.
hANDEL EN NIJVERHEID.
Arbeid op Zondag.
De geldende voorschriften van het Nederlandsche recht, waarbij aan leden van kerkgenoot-
schappen, die een anderen dag dan den Zondag als rustdag
hebben, de mogelijkheid wordt verleend om op Zondag te
werken, resp. winkels open te houden, wordt afgeschaft.
(E. V. 4/7/’41, pag. 980; V. B. No. 26).
Non-ferrometalen.
Vastste
1
ling van de vergoeding
voor de in te leveren metalen voorwerpen. (E.V.
4/7!’41,
pag. 975; Stct. No. 123).
Oliën en vetten.
Verplichte opgave bij het Rij ksbureau
voor Aardolieproducten van voorraden van oliën en
vetten. (E. V. 4/7/’41, pag. 978; Stct. No. 125).
Prijsregeling. Nadere prijsregelingen inzake melk en
zuivelproducten, vervoerprijzen en geslagen schrot. (E. V.
4/7/’41, pag. 971/72; Stct. No. 124). Prijsvoorschriften
met betrekking tot de tapijtindustrie, zeep, inlandsche
scheerwol, vroege aardappelen en beenderen. (E. V.
27/6/’41, pag. 937/38; Stct. Nos. 116 en 118).
Surrogaten.
Nadere bepalingen inzake het vervaar-
digen en in den handel brengen onder bepaalden naam
van koffie- en theesurrogaten in verband met de in dezen
zin gewijzigde betreffende bepalingen van de Warenwet.
(E.V.
27/6/’41, pag. 940; Stct. No. 118).
Wol. Regeling voor het inzamelen van inlandsche
scheerwol. (E.V. 27/6/’41, pag. 939).
Zeilen. Sinds 21 Juni j.l. zuller zeilen bestemd voor
binnen- en zeescheepvaart alleen op een afleveringsver-
gunning mogen worden afgeleverd. (BV. 27/6/’41, pag.
940).
Zuidvruehten.
Nadere regeling met betrekking tot im-
porteurs van gedroogde zuidvruchter.; hierbij wordt onder
meer een wekelijksche opgave van den afzet in die periode
bij de Groenten- en Fruitcentrale verpliclit gesteld. (E. V.
4/7/’41, pag. 978; Stct. No. 122).
LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.
Aardappelen.
Opheffing van het rooiverbod voor vroege
aardappelen met ingang van 20 Juni 1941. Nadere voor-
schriften inzake den aanvoer van deze aardappelen op
de veilingen, onthePing van het vervoer en allevering’-
verbod, gegrond op Koninklijk Besluit van 28 Augustus
1939, Staatsbiad 6797, ten aanzien’van aardappelwezels.
(E.V. 27/6/’41, pag. 940/61); Stct. No. 118). In verband
met de poterregeling 1941 wordt er den handelaren in
pootaardappelen op gewezen, dat het vdôrkoopen van
poters niet zal worden toegestaan. (E. V. 4/7/’41,
pag. 978).
A.kkerbouwprodueten.
Nadere reg&ing inzake het in-
leveren van granen, zaden en peulvruchten. (E. V. 4/7/’41,
pag. 979).
Boter.
Nadere voorschriften inzake het bereiden van
boter (E.V. 27/6/’41, pag. 941; Stct. No. 119). Nadere omschrijving in een aanvulling van het Crisis-Zuivel-
besluit 1940 (Regeling boterhandel) van het begrip
,,het fabriekmatig produceeren van boter”, zulks o. m.
met het oog op de afgifte van karnvergunningen, als-
mede ten aanzien van de indeeling van de boter in prijs-
klassen. (E. V. 4/7/’41, pag. 978; Stct. No. 122).
Groenten. Het verduurzamen van warmoezerijgewassen
wordt bij het Groentenconservenbesluit 1941 1 aan ver-
gunning van de Groenten- en Fruitcentrale onderworpen.
(E. V. 4/7/’41, pag. 976; Stct. No. 122).
Hooi en stroo.
Voorschriften inzake de oraganisatie
van den handel in hooi en stroo. (E. V. 4/7/’41, pag. 979).
Landbouwwerkzaamheden.
Regeling voor het aan-
vragen van motorbrandstof en vaste brandstof voor land-
bouwwerkzaamheden. (E. V. 4/7/’41, pag. 979/80).
Margarine en Vetten.
Grossiers en kleinhandelaren, die
nog over voorraden margarine en zetten beschikken, en
deze thans – in verband met het feit, dat ook op de vet-
kaart uitsluitend boter wordt geleverd – niet aar, hun
klanten kunnen verkoopen, kunnen zich resp. tot de Ne-
derladsche Zuivelcentrale en de plaatselijke districbutie-
dienst wenden teneinde te vernemen hoe en waar zij deze
voorraden van de hand kunnen doen. (E.V. 27/6/’41,
pag. 941). Wijziging van het Zuivelbesluit 1941 (Spijs-
vetten, spijsoliën, en vëtzuren), waarbij de Zuivelcentrale
thans ook voorschriften kan geven met betrekking tot de
fabricage van en den handel in margarine. (E. V. 4/7/’41,
pag. 977/78; Stct. No. 122).
Tuinhouwproduotcn.
1-leffing van pCt. van de factuur-
waarde (bij uitvoer) voor door de Nederlandsche Groenten-
en Fruitcentrale verleende uitvoermachtigingen voor tuin-
bouwgewassen naar andere landen dan Duitschland.
(E.V. 27/6/’41, pag. 940; Stct. No. 120).
Vee. Voorschriften inzake het verhandelen of voorhanden
hebben van stierkalveren. (E.V. 27/6/’41, pag. 942; Stct.
No. 119).
Vissoherij.
Van overheidswege kunnen credieten worden verleend voor het uitrusten van stoomvisschersvaartuigen,
indien de eigenaar zelf niet over voldoende middelen be-
schikt. In verband met de gasoliepositie zullen uitsluitend
credieten worden verleend ten behoeve van stoomvisschers-
vaartuigen (E. V. 4/7/’41, pag. 976).
Vogelzaad.
Regeling voor het afleveren van vogelzaad
aan houders van zang-, sier- of volièrevogels. (E. V.
4/7/’41, pag. 979; Stct. No. 124).
Vruchtenpulp.
Voorschriften inzake het voorhanden
hebben van vruchtenpulp van oogst 1940 of vroegere jaren.
(E. V. 4/7/’41, pag. 976).
Zuivelproducten.
Vaststelling hij het Zuivelbesluit
1941 (1-leffingen) van de bedragen, welke bij aflevering
en bereiding van consumptiemelk, kaas, melkpoeder en
gecondenseerde melk zullen woiden geheven. (E. V.
4/7/’41, pag. 976/77). –
GELD., CREDIET. EN BANKWEZEN EN BELASTINGEN.
Betalingsverkeer met het buitenland.
Nadere regelingen
inzake het betalingsverkeer met
Finland
en het
Protec-
toraal ]ohe,nen en MoraQië.
(E. V. 9/7/’41, pag. 973/74).
Betaalmiddelen.
Aanvulling op het besluit betreffende
den invoer van binnen- en buitenlandsche betaalmiddelen
met betrekking tot in Dinar uitgedrukte betaalmiddelen,
welke in het oorspronkelijke Zuid-Slavië in omloop waren.
(E.V. 27/6/’41, pag. 942).
IDividendbelasting.
Als voorheffing op de inkomsten-
en winstbelasting wordt thans een dividendbelasting ad 15 pCt. van de bruto-opbrengst uit aandeelen en derge-
lijke stukken geheven. (E.V. 4/7/’41, pag. 975; V. B. No. 26)
Effecten.
Voorschriften inzake de verplichte aanbieding,
van buitenlaridsche effecten door ingezetenen. (E. V.
4/7/’41, pag. 975; V. B. No. 26).
S
16 Juli 1941
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
437
MAANDCIJFERS.
Maandcijfers en weekeijfers betreffende den economisehen toestand van Nederland.
(Centraal Bureau voor cle Statistiek)
1940
1941
Omschrijving maandcijfers
Eenheid i
Mei
I
Juni
1
Juli 1Aug.
1
Sept. Oct.
1
Nov.
I
Dec.
I
Jan.
1
Febr.
1
Mrt.
I
Apr.
1
Mei
1
Juni
Giroverkeer.
Nederlandsche Bank ……
61.000.000
988 948
1026
1282
1536
1804
1653
1549
1691
2672
1951
1883
1978
Postchèque-
en Girodienst
61.000.000
895 1220
1326
1365
1247
1447 1517
1394
1380
1345
1445 1435 1615
1437
Rentestanden.
isseldisconto
Nederl. Bank
%
3,00
3,00 3,00 3,00
3,00 3,00
3,00 3,00
3,00
3,00
3,00
3,00
3,00 2,93
Prolongatierente, A’dam .
%
.
3,21
3
)
•
2,92
4
)
3,00
2,82
2,75 2,75
2,75 2,75
2,75
2,75
2,75 2,67
2,25
Callgeldndteeringen,,,
%
0,92
1,15 1,25 1,25 1,25
1,25
1,25
1,25
1,25
1,64
1,25
1,25 1,25
1,25
Rendement oblig.
‘)
,,
. .
%
•
*
*
*
*
4,20
4,24 4,25 4,23
4,56 4,63
4,32
4,13
4,13
Hypotheekrente onroerende
goederen
…………
%
4,83 4,43
4,51
4,46 4,48 4,43 4,33
4,24
4,23
4,29
4,24
4,19
§4,18
Hypotheekrente schepen
%
5,53 5,46
4,90
5,07
5,62
5,26
5,26 5,47
5,33
5,44
5,37
5,43
§5,17
[Coersen van Aandeelen.
Algemeen indexcijfer ……
1930=100
*
*
* *
94,3
104,1
112,7
116,1
120,0 113,4
115,1
126,5
121,6
117,1
Nijverheid
…………..
1930=100
….
* *
104,6 115,6 120,7
125,1
131,8
126,2
128,5 141,8
137,2
133,1
wo. procl.middelen industr.
1930=100
*
* *
99,3
109,6
113,1
118,0
126,2 120,8 123,0
134,3 130,3
127,1
cons. goederen industr.
1930=100
*
*
*
111,6
123,6
130,6
134,5 139,2 133,4 135,8
151,7
146,2
141,1
Spaarbanhe.’n.
..
Rijkspostspaarbank, inlagen
61.000.000
..
6,62
5,07
9,06 10,26
8,96
10,02
9,68
7,52
8,04
8,64
8,74
7,99
10,86
9,25
Rijkspostspaarbank, terug-
61.000.000
26,25
32,01
36,78 30,43
19,51
27,59 34,68
27,13
20,86 18,75
13,91
17,62
13,04
9,50
Bijzondere spaarb., inlagen
61.000.000
8,52
8,11
10,81
11,88 10,09 12,09
13,25
9,14
13,24
11,16
11,37
11,15 15,44
Bijzondere spaarbanken, te-
61.000.000
18,29 20,00 21,99 18,07
15,22
18,57
20,96
18,36
18,62
20,35
12,89 15,65
14,61
Uypotheken.(flw9 iflschrijv.)’)
61.000.000
25,89
15,81
29,25 22,72
25,13 34,86 34,67
38,26
22,29
22,06
23,34 32,63 §38,76
f1.000.000
17,59 11,21
18,65 17,96
20,54
28,81
27,95 31,59 18,53
18,96
19,10
25,05
§29,46
61.000.000
8,10
3,19
3,55
3,54
4,18
5,48
6,41
5,96
3,49
2,88
3,85
5,00
§
8,59
betalingen
…………..
61.000.000
0,20
1,41
7,05
1,22
0,41
0,52
0,31 0,71
0,27
0,22
0,38
2,58
§ 0,73
Werkloosheid.
rugbetalingen ………..
Totaal
……………….
Werkloosheiclsd.(excl. landb.)
%
24,3 25,0
20,0
16,8 15,3
14,6
1479
17,3
23,6
21,1
15,4
13,2
w.v.
op gebouwen
…….
Aantal werki. einde maand in-,
op
landerijen
…….
op
schepen
………
geschr.
hij
Arheidsbeurzen
6
1.000 270,9
232,3
190,3
157,2 142,7
150,8
143,2
253,1
265,9
183,0 119,5 108,9
Werkverruiming en werhloozenz.
Aantal twerlcgest(lden
bij
werkverruimingen .. ….
.f
1.000
54,3
60,9
54,7
54,0
56,2 53,2
50.9
0,7
2,6
33,1
52,8
56,1
61
1941
Omschrijving weekcijfers
.
‘
CQ
2
zi
2
2
2
22
Percentage werkloosheids-
dagen (excl. landbouw) . .
%
–
§16,4
–
–
§ 14,5
–
§ 13,7
–
§ 13,5
•
§ 12,9 § 12,5
Totaal
aantal
werkzoeken-
den’) (einde van de week)
1.000
226
213
196
187 183
181
179
179
175
‘
178
177
179
177 176
w.
o.
geheel werkloos
(excl.
werkverruiming)
1.000
182
162 138
125
119
116
113
112
108
113
112
111
108 108
&an tal
personen
geplaatst
1.000
31
37
48
52
53
54
55
56
55
•
58 57 58
59
59
A.antal
personen
geplaatsl
bij
werkverruiming’) ……
1.000
103 104
106 107
107
108
109
110
-111
•
114 115
116
117 118
in
Duitschland’)
……….
Idem
in Frankrijk’)’
……..
1.000
–
9
10
11
1
12
1
14 15
1
16
•
18
20
1
21
21 21
= voorloopig cijfer.
* = onbekend.
i)
Volgens opgave van De Ned. Bank. Berekend van 2 Staatsleeningen,
1
gemeenteleening,
t
provinciale leening, 2 industrieele leeningen,
1
tramwegobligatie,
1
pandbrief.
‘)
Hieronder
niet
begrepen
enkele
hypotheken,
waarvan de geldschieter niet bekend is.
‘)
1-9 Mei.
‘)
15-31 Juli.
)Volgens opgave van het Rijksarbeidsbureau.
‘)
Volgens opgave
van het Bureau Loononderzoek van het Departement van Sociale Zaken.
‘)
Onder aftrek van de teruggekeerden, voor zoover bekend
bij de organen der
arbeidsbem.
Gegevens van
het Rijksarbeidsbureau.
Omzetbelasting. Bij resoluties d.d. 17 Juni 1941 worden
nadere richtlijnen gegeven betreffende de anawij zing van
goederen, welke niet onderworpen zijn aan het tarief van
5 pCt. (E.V. 27/6/’41, pag. 942).
Wijzigiig en aanvulling van het Besluit op de Omzet-
belasting 1940. (E.
V
. 4/7/’41,pag. 974/75; V. B. No. 26).
VERKEER.
Postverkeer. 1-let postverkeer met de vrQegere Zuid-
Slavische gebieden is thans weei- opengesteld. (E. V. 4/7/’41,
pag. 975).
STATISTIEKEN.
ZILVERPRIJS
OOUDPRIJS
Londen
‘)
N. York’)
A’dam’)
Londen’)
8
Juli
1941..
23’/,
34’/
4
8
Juli
1941..
2125
168/-
9
1941..
23’1,
34
3
/
9
1941..
2125
1681-
10
,,
1941..
23’/,
34
3
/
10
,,
1941..
2125
168/-
11
1941..
23’/,
34’/,
11
,,
1941..
2125
168/-
12
1941..
–
–
12
,,
1941..
2125
168/-
14
1941..
23’/,
34
3
/,
14
1941..
2125
168/-
15
Juli1940. .
22′,
6
34’/
4
15
Juli
1940..
–
168/-
23 Aug. 1939..
18’/,,
37
1
j, 23 Aug. 1939..
2110
148/6
1
/,
1)
In pence p.
oz.
stand.
) Forelgn silver in
8e.
p. oz. fine.
s) In guldens per kg 1000/1000. ‘) In sh. p. oz.
line.
BANKrnsc0NTO’s.
Disc. Wiss. 2428 Juni ’41
Lissabon
. . . . 4 Ii Aug. ’37
Bk.
e . Bel.Bi.Eff. 34 28 Aug. ’39
Londen ……..2 26 Oct. ’39
Vrsch.inRC 3428 Aug. ’39
Madrid
……4 28 Nov. ’38
Athene
……6 4 Jan. ’37
N.-York F.R.B.1 27 Aug. ’37
Batavia
……3 14 Jan. ’37
Oslo ………. 4421 Sept. ’39
Belgrado ……5 1 Febr. ’35
Parijs
……..14 17 Mrt. ’41
Berlijn
.
…….. 34 9 Apr. ’40
Praag……….3
1 Jan. ’36
Boekarest
. . . . 3 12 Sept.’40 . Pretoria …….. 3415 Mei ’33
Brussel
……2′) 25 Jan. ’40
Rome ………. 44 18 Mei ’36
Boedapest . . . . 3 22 Oct. ’40
Stockholm …… 34 17 Mei ’40
Calcutta ……3 28Nov.’36
Tokio
……..3,46 11 Mrt’38
Helsingfors . . . . 4
3 Dec. ’34
Warschau ……44 18 Dec. ’37
Kopenhagen .. 4 15 Oct. ’40
Zwits. Nat. Bk 14 25 Nov.’36
1) 3% voor wissels. promessen en leenlngen met een looptijd
van meer dan 120 dagen.
KOERSEN VASTGESTELD DOOR HET
NEDERLANDSCHE CLEARINGINSTITUUT.
(met data van vaststelling)
Belga’s . . . . 30.14 7 Aug. ’40 Turkscbe
Zw. Francs 43.56 11 Oct. ’40 Ponden
1.45429 Dec. ’39
Fr. Francs. . 3.77 6 Mrt. ’41 Lewa(Bulgarije)2.3025 Nov. ’40
Lires ……9,91 3 Juli
’41 Pengoe (Hongarije)
Deensche Kr.36.37 17 Febr. ’41 (Oude schuld) 36.52 20 Dec. ’40
Noorsche Kr.42:82 21 Dec. ’40 Pengoe
ZweedscheKr 44.85 13 Aug. ’40 (nwe. schuld) 45.89 20 Dec. ’40
Finsche Mark 3.82 2 Juli ’41 Zioty (Polen)
Dinar (Joego-Slavie)
(oude schuld) 35.00 28 Jan. ’41
(oude schuld)’3.43 16 Aug. ’40 (nwe. schuld) 37.68 11 Febr. ’41
Dinar
–
. Lel
1.28 24 April ’41
(nwe. schuld) 3.77 1 Juli
’41 510w. Kr.
6.48 10 Juli ’41
0
t
488
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juli 1941
OFFICIEELE WISSELKOERSEN NEDERLANDSOJIE BANK.
Valuta’s (schriftelijk en t.t.)
N.-York
I Brussel
I
Zürich I Stoc
kh.
1
Flelsinki
8 Juli
1941
1.88/.
30.14 43.67
44.854 3.814
9
,,
1941
1.88/,
30.14
43.67
44.854
3.814
10
1941
1
.88/
30.14 43.67
46.854
3.814
11
,,
1941
1.88’/
30.14
43.67
44.854
3.814
12
,,
1941
1.88/,
30.14
43.67
44.858
–
14
,,
1941
1.88/
30.14
63.67
44.854
–
Laagste d.w.
1
30.11
43.63
44.81
3.81
Hoogste d.w.
1.88
9
/
t
,
30.17
43.71
44.90
3.82
lluntpariteit
1.469
24.906 48.003
66.671
6.266
KOERSEN TE NEW-YORK. (Cablo).
Data
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterdam
($
per £)
(S
per
100
Ir.)
($ p.
100
Mk.) (5 p.
/100)
8 Juli
1941
4.03
1
/1
2.35
40.05
–
9
,,
1941
4.031/.
2.35
40.05
–
10
,,
1941
4.03
1
/.
2.35 40.05
–
11
,,
1941
4.03
1
/.
2.36 40.05
–
12
,,
1941
4.03
1
/,
2.36 40.03
–
14
,,
1941
–
– –
–
15
Juli 1940
3.86°/
s
–
40.05 ‘)
–
Muntpariteit
4.86
3.90′!.
23.8 1
1
/
4
40
1
/,,
1)
Nominaal.
KOERSEN TE LONI)EN.
Plaatsen en
landen
ÏÏt
I
eenli.
7-12
Juli
’41
i
Laagste
l
Hoogstel
1
12Juli
1941
30/6-5/7 ’41
I
Laagstel
Hoogstel
5Juli
1941
Officieel:
New York
S p. £
4.024 4.034
4.03
4.024 4.034
4.03
Parijs
Fr.p.
–
–
–
– –
–
Stockholm
Kr.pi
16.85 16.95
16.90 16.85
16.95
16.90
Montreal
$ p. £
4.43 4.47 4.45
4.43
4.47
4.45
Buenos Aires
Pes.pi
16.954
17.13
17.044
16.954
17.13
17.044
Niet-Officieel:
Alexandrie
P. p. £
17.50
97.50
97.50
97.50
97.50 97.50
Athene
Dr.p.f
– –
–
-,
–
–
Bangkok
Sh.
p.lical
–
– –
–
–
–
Bombay d. p. r.
17.96
17.96
17.96 17.96 17.96 17.96
Budapest
d. p. £
Hongkong
P.p. $
15.-
15.-
15.- 15.-
15.-
15.-
Istanbul
ICobe
d.
p. yen
14.25 14.25
14.25
14.25 14.25 14.25
Lissabon
Escu.p.g
99.80
100.20
100.-
99.80
100.20
loo.-
Madrid
Pt.p. £
40.50 40.50 40.50 40.50
40.50
40.50
Montevideo
d.p. p.
–
–
–
–
–
–
Rio de Janeiro
d. p.
mii.
–
–
–
–
–
–
Sjanghai
d. p. $
3.18
3.22
3.18
3.31 3.31
.
3.31
Singapore
d. p. $
28.16
28.16
28.16 28.16 28.16
28.16
STANI) VAN ‘s
RIJKS KAS.
V
0
r d erin g e n
1
30 Juni 1941
1
7 Juli 1941
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Nederlanndsche Bank
t
11.950.101,08
t
577.787,20
Saldo 0. d. Bank voor Ned.
Gemeenten
…………..
1.799.493,05
,,
673.899,49
Voorschotten
op
ultimo
Mei
1941
aan
de
gemeenten
verstrekt
op
aan
haar
uit te keeren hoofdsom der
pers, bel., aand. in de hoofd-
……
som
der grondbel.
en
der
gem.fondsbel., alsmede opc.
op die belastingen en op de
6.1 20.928,81
,,
6.120.928,81
Voorschotten aan Ned,-Indiê’)
,,
144.451.494,35
144.371.916,25
Idem voor Suriname
1)
10.306.160,94
10.321.048,44
1(1cm
aan
Curaçao
‘)
279.788,71
319.788,71
Kasvord. wegens credietver-
strekking a. 0. buitenland
,,
69.201.350,42
69.494.388,-
vermogensbelasting
………….
Daggeldleeningen tegen onder-
–
–
–
…..
62.681.967,92
70.090.100,33
pand
……………………..
Saldo der postrek. van Rijks-
Vordering op het Alg. Burg.
comptabelen
………………
–
”
–
Pensioenfonds
‘)
…………….
Vordering op andere Staats-
bedr.
en
instellingen
1)
.
26.814.958,42
,,
23.176.889,07
Verolichtingen
1
Voorscflot
door
cle
Ned. Bank
Ingevolge art. 16 van haar
–
–
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt
octrooi
verstrekt
………..
Schuld
aan
de
Bank
voor
Ned. Gemeenten
–
–
Schatkistblljetten
in
omloop
140.416.000,-
t
136.244.000,-
Schatkistpromessen in omloop
.1446.300.000,-‘)
,,
1456.100.000,-‘) Daggeldleeningen
–
–
85.891.143,50
,.
86.686.000,-
Schulcj
op
ultimo
Mei 1941
aan
de
gemeenten
weg.
a. h. uic te lceeren hoofds. d.
pers. bel., aand.
I.
d. hoofds.
Zilverbons in omloop
……
….
grondb. e. d. gem. fondsb. d
.
alsm. opa. op die bel, en op de vermogensbelasting
Schuld
aan het Alg.
Burg.
Pensioenfonds
1)
13.574.199,50
,,
1.087.121,03
Id. aan het Staatsbedr. der P.
T.
en
T.
‘)……………
154.947.931,36
,,
171.783.181,63
Id.
aan andere
Staatsbedrij-
….
ven
‘)
………………
….
,,
33.357.185,68
Id. aan dlv. instellingen
1)
•
.
…33.477.185,68
233.033.438,79
,,
235.965.656,62
‘)
In
rekg. crt.
met ‘s Rijks
Schatkist
‘) Rechtstreeks
bij
De
Nederlandsche Bank. f 88.000.000,-
‘) Idem
t 85.000.000,-.
DE NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte balans op 14 Juli 1941.
Activa.
llinnenl. Wissels,
Hfdbank.
t
60.500.000
Promessen, enz.
Bijbank.,,
Agentsch.
,,
76.100
60.576.100
Papier op het Buitenland
. .
t
356.971.344
Af: Verkocht maar voor de
bank nog niet
afgeloopen
–
356.971.344
Beleeningen mcl.
(
I{fdbank. t
142.403.525
1)
vöorschiotten in
llijbank.,,
2.975.370
rekening-courant( Agentsch.
,,
29.268.834
op onderpand
1.74.647.729
Op Effecten enz.
……..
t
174.479.568 ‘)
Op Goederen en Ceelen ….
..
168.161
174.647.729 ‘)
Voorschotten
aan het Rijk
………………
15.000.000
Munt
en muntmaterlaal: Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……….t 1.022.610.397
Zilveren munt, enz.
……
..
12.966.402
1.035
.
57 6.799
Belegging van kapitaal, reserves en
pensioenfonds
,,
53.622.195
Gebouwen en meubelen der Bank
…………..
4.000.000
Diverse rekeningen
………………………..
212986.689
1.913.380.856
Passlva.
Kapitaal
……………………………..t
20.000.000
Reservefonds
…………………………..
5.368.354
Bijzondere
reserves ……………………….
16.583.835
Pensioenfonds
…………………………..
11.723.412
Bankbiljetten
in
omloop
………………….. 1.684.525.150
Bankassignatiën
in
omloop
.
………………..
11.544
Rek.-Courant
Van het Rijk
t
–
saldo’s
Van anderen’
,,
172.780.243 172.780.243
Diverse
rekeningen
……………………..
2.388.318
t 1.913.380.856
Beschikbaar
metaalsaldo
………………..t
295.867.135
Minder bedrag aan bankbiljetten fti omloop dan
waartoe de bank gerechtigd
Is
…………..
739.667.838
Schatkistpapiei, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht
…………………………….
54.000.000
Waarvan aan Neclerlandsch-Indië (Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) t
55.341.825
Voornaamste posten In duIzenden guldens.
1
Gouden
. Andere
Beschikb.
Dek-
Data
1
muni en’)
opeischb.
Metaal-
7cings-
Imuntraater.
schulden
I
saldo
perc.
14
Juli
‘411
1.022.610 1.684.525
t
172.792 295.867
55,7
7
,,
‘411
1.022.590
1.682.505
t
170.268
298.62
55,4
30 Juni ‘411
1.022.583 1.686.375
t
166.456
299.119
56
6
Met
‘401
1.160.287 1.158.613
1
255.183′
607.042
–
83
Totaal
Schatkist-
Belee-
1
Papier
Div.
Data
bedrag
prom.
op het
reken. disconto’s
rechtstr.
buitent.
I
(act.)
14
.TuIi’411
60.576
54.000
174.648
1
356.971′
12
87
1
7,,
‘411
91.576 85.000
175.468
1
340.166
207.902
30 Juni
‘411
94.579
88.000
194.079
307.761
1
218.698
6 Mei
‘401
9.853
–
217.756
1
750
20.648
‘) Per
1 April 1940 herwaardeering van den goudvoorrad op basis van een depreciatle-percentage van 18 pCt.
GEZAMENLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BANK
VAN
BELGI1 EN VAN DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL.
(in milI. Îrancs)
– –
C) 0)
°
a,a,0°’
,0
…
0
bil
,l2
0
.21).0 ‘o.n
a.e
0
.h
00
00)
0)
0)
1.,
1)
0
0
0
On
3Juli’41
09
1
6
1
1
26 Juni’41
28.887
549
15.049
1.704
39.935
3.545
2.073
19
,,
’41
28.434
542
1.651
39.779
3.472
2.424
12
,
’41
28.473
562
14814
1.676
39.666
3.461
1.766
5
,,
’41
28.384
1
560.
1.
15~283
15.114 1.719 39.669
3.656
1.822
8 Mei
1
40
23.606
5.394
695
1.480
29.806
–
909
DTJITSCJIE RIJKSUANK.
Goud
Renten-
Andere wissels
l3elee-
Data
en
bank-
chèques en
deviezen
scheine
schatkistpapier
nzn
gen
7
Juli
1941
77,4
362,2
16.102,1
22,7
30 Juni 1941
77,7
321,2
16.258,1
20,5
23
,,
1941
77,8
328,2
15.508,7
20,4
23 Aug.
1939
77,0 27,2 8.140,0
22,2
Data
1
E//ec-
‘T5verse
1
Circu-
1
Rek te.-
1
Diverse
ten,
Activa
t
latie
1
Cr1.
1
Passiva
7
Juli
’41
1
42,5
1.582,3
1
15,.441,4
1
2.080,0
1
399,6
30
Juni ’41
t
45,1
1.879,4
15.565,0
2,373,2
t
395,8
23
,,
’41
1
29,3 1.123,3
1
14.522,7
t
1.935,7
1
378,3
23 Aug.
‘391
982,6
1.380,5
1
8.709,8
1
1.195,4
454,8