Ga direct naar de content

Jrg. 22, editie 1116

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 19 1937

19 MEI 1937

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economi”sch-Statistische

Ben*chten

ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN
EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN. VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

22E JAARGANG

WOENSDAG 19 MEI 1937

No. 1116

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P.
Lief tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

II. M. H. A. van der Valk (Redacteur-Becretaris).
Assistent-Redacteur: L. R. W. Soutendijk.

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Adoertentics voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh 8 van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Graven hage. Postchèque- en giro-rekenIng

No. 145192.

Abonnementsprjs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16
1
—. Abonnementsprijs Economisch-Btatis-

tisch- Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en laden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maand bericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD.

BIz.

Mededeelingen van de Centrale Commissie voor de Rijn-

vaart
…………………………………….366

DE rNTERATIONALE SUJKEROONVENTIE
door
Prof. J.

van Gelderen ………………………………
368
Het zevendejaarverslag van cle B.I.B. door
Prof. Mr.

Dr. G. M. Verrijn Stuart ……………………..
374

][et voorontwerp Landbouwordeningswet
1937
door

Ir. M. B. 8mits …………………………….
377

De techniek van dën strijd om vrijeren handel door

Dr. W. L. Valk …………………………….
379

‘Vetenschap breekt monopolies door
Mr. 0. Leyendekkers
380

I3UITENLANDSOHE MEDEWERKING:

De vooruitzichten van het Fransche economische
leven in het teeken van de ,,pauze” door
Dr. B.

Weichmann …………………………….
382

ENCEZONDEN STUKKEN:

Twee curatoren in één faillissement door
Mr. A. Blom

met naschrift door
Mr. F. J. Brevet …………
384

Statistieken:

Groothandelsprijzen
……………………………….
386-387
Geldkoerseri-Wisselkoerscn-Bankslaten
…………….
385, 388

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

Nog steeds is de Gulden internationaal gevraagd

en moet bij tussehenpoozen het Egalisatiefonds in-

grijpen om stijging van onze valuta te voorkomen.

Ook in het begin van deze week werd de aankoopkoers

van den Dollar nog verder verlaagd. Tegen het einde

der week vond echter in verband met den wensch om

nog v66r Pinksteren open staande posities af te wikke-

len een indekken van Dollars op groote schaal plaats,

zoodat de Dollar hier sprongsgewijze tot 1.82/i op-

trok. Reds zeer spoedig trad echter een reactie in

en momenteel is de Dollarkoers alweer tot 1.81
7
/8

teruggeloopen. Het is moeilijk te zeggen welke reëele

beteekenis de successieve, aankoopkoersverlagingen

van den laatsten tijd hebben. Alles bij elkaar zijn deze

verlagingen nog aanmerkelijk geringer dan vroeger

de fluctuaties van den koers onder den gouden stan-

daard uitmaakten. Op zichzelf is het logisch om, nu

de gouden standaard niet meer functionneert, toch de

koersschornmeling die zich onder de werking daarvan

zou voordoen, te -doen plaats vinden. Eenige werke-

lijke invloed op de verhouding van vraag en aanbod

zal daarvan echter nauwelijks uitgaan, eerder zal mis-

schien de vraag naar Guldens gestimuleerd worden

in veiband met de kans op verdere
koersstijging.
Toch

vraagt men zich af waarom thans deze politiek van

verlaging wordt toegepast en waarop men wil aan-

sturen. – Toen den eersten keer de Dollarkoers omlaag

ging, was dat op een moment dat internationaal de

Dollar flauw lag in verband met verkoopen van

Amerikaansche fondsen. De laatste verlagingen ech-

ter werden doorgevoerd toen de Dollar niet sterk

aangeboden was, maar de Gulden algemeen gevraagd.

Die vraag op zichzelf is geen aanleiding om den

Dollarkoers te verlagen, tenzij men van meening is,

dat de depreciatie van den Gulden geleidelijk moet

worden gereduceerd. En dan is de betekenis van deze

politiek natuurlijk veel verder strekkend. dan uit de

huidige incidenteele en kleine koersfluctuatie spreekt.

De geldmarkt is onder den druk van de laatste

goudaankoopen van de centrale bank nog ruimer ge-

worden en de saldi van anderen hebben een nieuwe

recordhoogte bereikt ondanks het feit, dat ook het

saldo van de schatkist weer is gestegen. Steeds meer

wordt voor het bankwezen de geldovervloed een pro-

bleem, dat des te moeilijker op te lossen is, omdat.

het geen nationaal verschijnsel is. Geen enkele afdee-

ling van de geldmarkt vertoont eenige beweging.

Ook de beleggingsmarkt geeft nog niet veel ver

andering te zien, de steeds ruimere geldmarkt heeft

nog weinig invloed. De vooruitzichten terzake van het

kapitaalrenteverloop op langen termijn worden nog

steeds als onzeker beschouwd.

366

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1937

MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE

VOOR DE RIJNVAART.

VERSLAG VAN DE WERKZA20fflEDEN OVER 1936.

Admii n.is’trattieve zaken.

S’amenstelling van de Commissie.

Daar cle Duitsuhe Regeering dan 14en November 1.936
verklaa.rcl ‘heeft, dat de volmachten der tegenwoord’ige
Duitsche Gedelegeerden ver vallen waren,
was
de sa.ineu-
stelling der Commissie aan het einde van het jaar 1936
als volgt:

Voorzitter: cle Heer Joan Gout.

Comniissar.issen:
Duitschiand ………
Be]igië: de EEeercn de Ruelle, ‘Woestijn.
Frankrijk: de Heeren Albert Mnh’ie.u, Silvain IDreyfus,
Basdevan,t, Herrensah.eui dt.
Engeland: de Heer Keane. htalië: de Heeren Graaf Mantin-Franklin, Sini:galia.
Nederland ‘de Hee ren Kröller, Schlingemann, Teljders.
Zwitserland: de Hoeren Herold, J. ‘aillotton.
Het Secretariaat
was
aan het eind van 1936 als volgt
samengesteld:
Secretaris-Generaal: de Heet Hostie (Be]g).
Adj. Secretaris-Generaal: de Heer Chargudraud Hartinaun
(Franschman).
Lid van het Secretariaat: de Heer de l’Espinasse (Ne-
derlander).
Secretaris-Archivaris: de Heer W’alther (Zwitser). De inspecteurs voor de scheepvaart zijn:
voor het Zwitsersche district: de Heer Moor, ,,Kanitons-
ingenieur” ‘te Banel;
voor het district JA, Zwitsersohe grens tot den mond van
de Lautter: ‘de Heer Callet, ,,]iisgén’ieur des Ponits e.t
Chau.ssées” te Straatsburg; voor thet district 113, rechteroever km 182.010 Ba,densche
telling (‘tegenover den nioiid van de Lauter) tot de
Badenséh-Hessische grens: de Heer Baer, ,,Oberregie-
rungsbaurat” te Mannîheim;
voor ‘het district II, linkeroejver: -van den mond van de
Lauter tot dien van de Nahe; reuh,tei-oever: van de Ba-
densch-Hessische grens tot km 27.4 Pruisisohe telling,
beneden Rüdesheim: de Heer Hhusel, ,,Oberbaurat”, te
Mainz;
voor het district III, van den mond van de Ntuhe tot de
Duitseh-Nederlandsche grens: de Heer Gelinsky, ,,O.ber

regierttngs- und 13’au rat”, ‘te Koblenz;
voor het district IV, de Nederlandsche wateren: Lr. Sohön-feld, Hoofdingenieur-Directeur van den Rijkswaterstaat,
‘te Arnhem.

Vergaderingen van de Commissie eis vms Comité’s.

De Commissie is in April/Mei en in November bijeen-
gekomen. Op 5 December 1936 heeft de Italiaansche Re-
geering laten weten, dat zij onder de ‘tegenwoordige Om-
standigheden besloten had niet meer aan cle werkzaam-
heden der Commissie deel te nemen.
Het Comité, belast met het voorbereiden van de her-
zielring van het politiereglement, is in Februari, in Juni,
in September en in Nove’iuber bijeengekomen (zie hier-
onder: nanitisehe zaken).
Het Comité van deskundigen op statistisch gebied, ‘be-
last met het voorbereiden van een nieuwe statistiek van
het goederenverkeer op den Rijn, is ‘in April bijeengekomen
(zie ‘hieronder: economische zaken).
Het Comité, ‘belast met ‘het ondernoek v’an verschillende
wijzigingen in het Reglement betreffende het vervoer van
bijtende en giftige stoffen op deii Rijn, is in November
bijeengekomen (zie hieronder: nautische zaken).

Verdrag van Mannheins.

De Commissie had in de zitting van April/Mei de werk-
zaamheden ‘betreffende de herziening van het Verdrag van
Mannheim hervat. Zij ‘was, n’a lange jaren van moeilijke
onderhandelingen, erin geslaagd een beilangrij’ken stap te
doen tot volbrenging van haar taak om de Akte van
Mannheim van 17 October 1868 te ‘herzien en deze in over-
eenstemming rte brengen met de huidige behoeften van de
Rijnvaart.
Met het oog 01) ze’kere verschillen, waaromtrent nog
geen overeenstemming kon worden bereikt en die een
onmiddellijke onderteekening van een nieuw verdrag in
den ‘weg stonden, werd door de Du’itsche en Fi-ansohe dele-
gaties een modus vivend’i voorgesteld. Dit had tot doel, binnen een kort tijdsbestek de toepassing te verzekeren
van ‘de bepalingen van bedoeld ‘verdrag, met uitzondering
van enkele aangelegenheden, welke igeregeld bleven vol-

gans dc thans geldende bepalingen. Dit modus vivendi,
ge.cltuteei’d op 4 Mei 1936, werd onderteekend door de Com-
missarissen, die Dnitschlassd, België, Frankrijk, Engeland, Italië en Zwitserland vertegenwoordigden.
In den ioop van de
01)
12 November ‘aangevangen herfst-
zitting heeft de Commissie op 14 November kennis geno-
men van het feit, dat de Dni’tsehe Regeeri ng het rnodus
vivendi
01)
dien datum had opgezegd; 13elgi6 en Frankrijk
hebben daarop eveneens het modus virvendi opgezegd.

Reglementaire bepalingen.

In 1936 zijn wijzigingen gebracht in den Fransehen
tekst van ihet Rijiivaa.rtpolitiereglement, in de Instructie betreffende de miniiuumbemanning, zoomede in het Re-
glement betreffende het vervoer van bijteude en giftige
stoffen op den Rijn (zie thieronder inautische zaken).

Jaarverslag van de Commissie.

Het jaarverslag van de Connii’issie over 1935 is bewerkt
onder ‘toezicht van het pei-iiianente Comité, aan het eind
‘van het jaar 1936 bestaande uit de Heeren Woestijn, Her-
renschinidt en Sehlingemann.

Tee’hnis e’he zaken.

Verhoo ging van de bruggen bij Straatsburg/Kelsi en op-
ruiming van cie brug bij R’dningev.

In de November-zitting heeft de Commissie kennis ge-
nomen ‘van een verklaring der Fransche delegatie,
vol-
gens welke een
wt
van 13 Augustus 1936 den President
van de Republ’iek had gensaehtiigd genoemde overeenkomst
te bekrachtigen. De uitwisseling der bekrachti’gings-oor-
konden heeft op 4 November 1936 te Parijs plaats gehad
en de overeenkomst is ingevolge het bepaalde in artikel 7
‘denzelfden dag in kracht getreden.
Over het programma der werkzaamheden heeft de Fran-
sohe delegatie de volgende vooi-loopige inlichtingen ver-
strekt: Wat de brug voor gewoon ‘verkeer betreft, zal de aan-
besteding waarschijnlijk in December 1936, de ganni lig in
Maart 1937 kunnen geschieden. Alsdan zal, na overleg
met de Duitsehe administratie, in April 1937 het defini-
tieve ontwerp ‘kunnen worden vastgesteld. Indien over de
technische vraagstukken en over den datum van uitvoe-
ring der werkzaamheden overeenstemming wordt verkre-
gen, ‘zou het ontwerp in April 1937 bij de Commissie aan-
hangig kunnen worden gemaakt en zouden de werkzaam-
heden -in den loop van Mei 1937 kunnen beginnen. Zij
zullen ongeveer zes maanden duren en in dat geval dus
tegen het einde van 1937 ‘beëindigd zijn.
Wat de spoorbrug betreft, zijn de data der voorberei-
dingswerkzaa.mheden ongeveer dezelfde, maar de uitvoe-
ring zal ten minste ‘twee jaren vorderen.
Wat tenslotte ‘de oruiming van de spooi-brvg bij Hünin-
gen aangaat, verwacht men, dat de werkzaamheden in
1937 zullen kunnen worden uitgevoerd.
De Du’itsche delegatie heeft verklaard, dat van Duitsohe
zijde het voorbereidende onderzoek ‘ver genoeg gevorderd
was en dat de werkzaamheden der ophoogiisg van de
spoorbrug bij Straatsburg/Kehl op 1 Januari 1938 zouden
kunnen beginnen. De twee adminjis’traties der Oeverstaten
zullen onderling overleg plegen over de wijze van uit-
voering.

Verbetering van den Rijn tussehan Bazel en Straatsburg

In de No’vemberzittin’g heeft de Commissie kennis ge-
tiomele van een verklaring der Zwitsersehe delegatie be-
treffende de normalisatiewerken tussehen Isteinen Sti’aats-
Iburg/Kehl, blijkens welke op het be’heele te nornialiseeren
riviervak, van km 8 tot kin 125 (Badensehe telling), de
werken ‘in tweeden aanleg sinds 1 April 1936 in uitvoe-
ring zijn. De werkzaamheden zijn gedurende de maanden
Juli en Augustus door hooge waterstanden opgeschort.
Dit langdurige hoogwater ‘heeft evenwel het voordeel mede-
gebracht, dat het ri’vierbed zich snel vervormde en heeft
dientengevolge de vonniaig van de vaargeul in de hand
gewerkt. De ,,’bhalweg” heeft in ‘het geheele riviervsk KehI-
Istein de in het ontwerp beoogde ligging aangenomen. De
diepte van 2 in, welke men wilde bereiken, ‘is eveneens
verwezenlijkt, behalve op enkele plaatsen, want- ‘het tekort
echter onbeduideud is. De breedte van het vaarwater is
overal toegenomen De wijze van uitvoering der werken
heeft goede i-esultaten opgeleverd, zoodait men met de
beste vei-waohrtingen den ‘verderen gang van de normali-
satiewerken ‘tegemoet kan zien.

Werken uitgevoerd in den Rijn en in de havens.

Evenals in vorige jaren heeft de Commissie de opgaven
ontvangen betreffende de werken uitgevoerd in den Rijn

1 matroos 1 matroos o
2 scheeps-
jongens o
1 scheeps-
jongen
2)
ei
1 vrouw

1 matroos 1 rnatroos of
12 scheeps-
jongens of
1 scheeps-
jongens) en
1 vrouw

1 matroos of 1 matroos 1 matroos en
1 scheeps-

en

1 seheeps-
jongens of 1 seheeps- jongen of
1 scheeps-

jongen 1 matroos en
jongen
2
)en

1 vrouw 1 vrouw

1 matroos
1 matroos
2 matro-
en
zen
1 seheeps-
jongen

2 matro- 1 matroos en
2 matro-
zee
1 scheeps-
zen en
jongen
1 scheeps
jongen

2 matro- 12 matrozen 13 mnatro-
zen en
zen
1 scheeps-
jongen

3 matro-
Zmatrozenen
3 matro-
zen
1 scheeps-
zen en
jongen
1 scheeps’
jongen

boven
300 t/m.
500 ton

boven
500 t/in.
750 ton

boven
750 t/nl.
1000 ton

boven
1000 t’m.
1500 ton

boven
1500 t/m.
2500 ton

boven 2500 t/m.
3000 ton

2 inatrozen

2 matrozen en
1 scheeps-
jongen

3 matrozen

3 mnatrozeu en
i scheeps-jongen

19 Mei 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

367

en iin de havens; deze mededeeliiigen woxdeft in het jaar

verslag opgenomen.

Nautische zaken.

RijflveertJ)cliticrcfJlemcflt.

T[crzieninçj.

J)e verkzaanihcden van ht Comité, belast mt het voor-
l)creicleIi van de algenieene herziening vali het Rijnvaart-
politieregement, zijn
iii
1936 voortgezet; NvaarSohijnlijk
zal een onbwer’p-roglenl2nt in de April-zitting aan de Com-
missie kunnen worden voorgelegd.

Reglement
betreffende
het onderzoek van Rijnschepen.

De Commissie was van oordeel, dat het Reglement be-
treffende het onderzoek van Rij nsnhepen niet meer aan
de .tegenwoordige eis(.
,
hen van cle scheepvaart voldoet en
heeft aan het Comitd, dart de herziening van het Rijn-
vaar.tpolitieregdement vooribe r’eidt, opgedragen eveneens de
‘hei’.zieniztg .van eerstgenoemd reglement voor te bereiden.

Minimum-bemanning.

A.
Klacht van een schipper over een proces-verbaal betreffende de samenstelling van de bemanning aan
boord Ven zijn schip.

Op een kiaoht ‘van een schipper tegen wien ‘bij Duisbung-
Ruhrort door ide Du’i,tsnhe ri
ielTolitie Pr’oCes-verbaal was
opgemaakt, omdat de ‘bemanning ‘van zijn vaartuig, be-
staande uit hemzelf, zijn vrouw en zijn dochters, niet in
overeenstemming zon zijn met ‘het politiereglement, heeft
de Commissie na een ingesteld onderzoek, vastgesteld,
a)
dat de Duitsohe rivierpolitie het reeht heeft proces-
verbaal op te maken als zij meent, dat een bepaling van
het politiei’eglenient overtroden is,
b)
dat weliswaar de
voorschoiften omtrent de neiniinumn-beiitanning slechts
boven de brug van Duisburg-iiouhfeld van toepassing zijn,
doch dart artikel 1, lid 3 en artikel 3, lid 1 van het poli-
tiereglenrent, ‘welke artikelen bepalingen bevatten omtrent
de bemanning op den gebeden Rijn ‘van toepassing zijn.

B. 1’Vijzigin gen Van de instructies betreffende de
minimum,- bemanning.
De Commissie héef:t de volgende wijzigingen iii de in-
st.rncties ‘betreffende cle min iinum-bemaiiiring aangebracht:
Artikel 1:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: ,,De instructie is slechts van toepassing op vaantn’igen,
welke den Rijn bevaren beven het Spijkscrhe vgar (in
plaats van ‘boven de brug Du’isburg-Hoo.hfeld) en ‘is niet
van toepassing op vaartuigen met een laadverirrogen be-
jeden 15 ItOLI, geen sleepbooten zijnde”
Artikel 2:
Tussohen de eerste en tweede alinea wordt
cle volgende alinea toegevoegd:
,,I’njdien volgens ‘de tabel der vastgestelde minimum-
hemnan.n’i ng iin artikel 3 letter A, de.schcepsjongen de
een.ige rnar.I nelijke thulp van ‘dan schipper
i5, moet ‘hij’ ge-
durende ten minste 2 jaren als behoorende tot de dek-
bernarun’iisg de zee- of riviervaart hbben uitgeoefend.”
Een nieuw artikel 2 wordt toegevoegd:
,,Indien een vrouw op ‘het riviervak beneden de brug
‘van Duisbni’g-J]Iouhfeld een scheepsjorrigen vervangt vol-
gens de tabel der vastgestelde mriinnmumn’hem’nning van
artikel 3 letter A, dan moet zij
a.)
‘deel uitmaken van het gezin van ‘den schipper (echt-
genoote, zuster, dochter)
op de hoogte zijn van het s(:hee’pvaar’thedrijf;
ten minste 20 jaar oud ‘zijn art liohaielijk goed ont’
wi kkeld zijn.
Beu getuigschrift van cle bevoegde autoriteiten van het
land, waarvan de vrouw onderdaan ‘is, moet i’erkla.ren,
.dat de hierboven genoemde voorwrar’don zijn vervuld. Dit
getuigschrift moet zich steeds aan boord bevinden.
Aan boord van vaartuigen waarvan ht laadvermogen,
gemeten bij een diepgang van 1.90 m., 300 ton niet te
boven gaat, kan een vrouw steeds een soheepsjongen
vet-vangen.”
Artikel
6: Dc volgende alinea, wordt toegevoegd.:
Aan boord van vaartuigen, waarvan ‘liet laadvermogen,
gemeten ‘bij een diepiganig van 1.90 in, 300 ‘ton niet
te
boven gaat, kan, op het rivier’vak beneden de brug van
Dnisbung-iookfeld, ean nratr’oos vervangen ‘worden door een vrouw, die voldoet aan de ouder
a), b)
en
c)
‘in arti-
kel Za genoemde voorwaarden; .dat aan deze voorwaar-
dan is voldaan moet, overeenkomstig het bepaalde in ge-
noemd artikel, blijken uit een getuigschrift, ‘dat zich steeds
aan boord moet bevinden. ‘Bedoelde vrouw moet bovendien
voldoende
01)
.de hoogte zijn van de ‘bediening van den
motor om dezen zoo noodig te kunnen aanzetten en
stoppen.”
Tengevolge ‘anr ‘deze wijzigingen, is de ft,%bel van artikel 3
onder letter A al’s volgt gewijzigd:

Antikel 3.

De minimum-bemanning is vastgesteld als volgt:

A.
Vaartuigen niet voorzien van mechanische middelen
tot voortbeweging.

Vaartuigen voorzien van
Vaartuigen niet voorzien van mechanische hulpmiddelen
mechanische hulpmiddelen
voor de behandeling der voor de behandeling der
zware ankers, der sleep-
zware ankers, der sleep.
Laad-
trossen, alsmede voor het trossen, alsmede voor het
vermogen
verhalen verhalen
in tonnen
boven de

beneden de

boven de

beneden de
brug van

brug van

brug van

brug van
Duisburg—

Duisburg— Duisburg—

Duisburg-
1-1
och leid

l’lochfeld

Hochfeld

llochfeld

15 t/in.
1)
1 matroos 1 scheeps-

1 matroos 1 scheeps-
500 ton

jongen
2)
of

jongen
2)
of
1 vrouw

I

1 vrouw

boven3 matro- 3 matrozen 4 niatro- 4 niatrozen
3000 ton zen en

zen
1 seheeps-
jongen
1)
Met inibegrip van vaartuigen met een maxinnum laad-
ver’niogen boven 300 ton, maar waarvan het laadvermogen,
gemeten ‘bij een diepgang van 1.90 in, 300 ‘ton niet ‘te boven
gaat.
) Suheepsjomr.gen, d.ie gedurende tenminste 2 jaren a]s
behoorende tot de.delobemranning de zee- of i-iviervaar»t
heeft uitgeoefend.

Deze ‘wijzigingen-treden op 1 Maart 1937 in working.

C.
Afwijkingen in 1935 toegestaan.

De Commissie ‘heeft in de’ zitting ‘vara April/Mei kennis
genomen van ‘de’door de verschillende commissies van
deskundigen toegestane efrwijkingen van de voorschriften
betreffende ‘de mniiniimum-‘bemnanninig.
Volgens de ‘ingekomen snededeelingen liebben de oom-
mrr.iss’ies van Mau,nrhe’irni en Main’z de
‘bemntanninig van 37
schepen niet ddn machiujist verminderd, omdat ‘de motor
gemakkelijk van de ‘s’tuurstoel uit kon worden ‘bestuurd.
De commissies in België, Nederland en Zwitserland heb-ben geen afwijkingen toegestaan.
De commissie van Straatsburg heeft een vermeerdering
met ddn scheopsjoizgen gevorderd van de bemanning van
20 vaartuigeb, omdat deze waren kanaalschepen van anas-
s’ieven vorm en weinig doelmatig uitgerust.

chipperspatenten.
De Conimnissie beeft in de zitting van April[Mci kennis
ig
,
enomen van de aantallen der in 1935 afgegeven schip-
perspatenten, te Iveten: 579 ‘in Du’i’tscrh.iand, 45 in België,
254’n Frankrijk, 592 in Nederland en 1 in Zwitserland.

368

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19
Mei
1937

Reglement
betreffende
het vervoer van bijtend.e en gif-
tige stoffen op den Rijn.

De Commissie had in April 1934 enkele wijzIgingen in
het Reglement betreffende het, vervoer van hijtende en
giftige stoffen op den Rijn aangebracht, welke wijzigingen
op 1 Augustus 1934 in werking zijn getreden;’terzelfder-
tijd had de Commissie besloten, dat de
gewijzigde
bepalin-
gen na twee jaren opnieuw zouden worden onderzocht in
het -licht van cle ‘inmiddels verkregen ervaring.
De Nederlandsehe delegatie had, in verband met dit
beslvit, verschillende wijzigingen ‘der in 1934 aangenomen
bepalingen, voorgesteld; een Comité, onder Voorzitterschap van den Heer Sohlingemanu, Commissaris voor ‘Nederland,
heeft een rapport uitgebracht, waarna cle Commissie be-
sloten heeft het -tweede en zesde lid van No. IV van arti-
•kel 2 als volgt te wijz.igen:

Artikel 2.

De hieronder genoemde stoffen mogen op den Rijn
slechts worden vervoerd, wanneer aan de volgende voor-
waarden is voldaan:
lo………..
ho………..
hllo………..
IVo. Ferro-siliciuin en inanigaan-silicinni niet een s’ili-
nium-gehalte van meer dan 30 pOt. en minder dan 90 pOt.
Bovendien
de
verbindingen van ferro-sil:icium, welke bij-
voegi’n.gen van andere elementen bevatten, waarvan ‘het
totale gehalte met inbegrip van silicium (uitgezonderd
ij’zr) meer is dan 30 pOt. en minder ‘dan 90 pCt.
10
………
Zo. De verpakkingen moeten voorzien zijn van dutde-
lijk leesbare en duurzame opsehrif’ten:,,Ferro-silioium”
of ,,Msingaan-si’licium” of ,,Verbindingen van ferrosili-
cium”, gevolgd door de woorden: ,,Vergif. Voor vocht te
bewaren. Nit kantelen”. Deze opschrif’ten moeten gesteld -zijn in de talen van de landen w’aarin het schip vaart. De
opsohriften kunnen het gehalte sil-icium vermelden, ter-
wijl bovendien de toevoeging van een handelsnaam is toe-
gestaan.
3o………
40………
5o………
6o. De schepen, w’elke stoffen onder IV vervoeren, moe-
ten
doeltreffende middelen aan boord hebben on op een-
voudige wijze vast te stellen of er geen i’ndrilkging van
plios-piiorwa’terstof in de woonr’u’iintcn -plaats vindt en of
de kofferdainmen geheel dicht -zijn. Een gebru’iksaanwij-
aiug moet zich aan boord bevinden.”
i)eze bepalingen treden 1 April 1937 in werking.

E
CO 110
mis ch
e
zaken.

Klacht van enkele reederijen betrekking hebbende 07)
cwt
premie verleend in België voor ertstrans7)orten.
i)e Commissie heeft op de zitting van April/Mei kennis
genomen van een klacht van eenige reederijen betreffende
maatregelen, genomen ‘door het ,,Comi’té spécial des rela-
tions fluviales Belgique-Rhin”, door welke maatregelen voor ertstrausporten een premie van 3 Belgische Franes
ier ton -wordt verleend, onder voorwaarde dat de bevraoh-
ters tenminste voor 50 pOt. van Belgische laadruimte ge-
iiru’ik maken. De Commissie heeft vastgesteld, dat, blij-
ke’ns ‘de verklaringen van dc 13e.]gisohe delegatie, de aan-
gevochten overeenkomsten zonder ‘dwang tot stand zijn
gekomen, dat zij slechts ‘bindend zijn voor hen, clie de
ovci-eeiekomsten hebben gesloten, en dat dc vastgestelde
premie door icderen anderen belanghebbende ken worden
verkregen.
Van deze verklaring ‘heet-t dc Commissie als een een-
voudige niededeeling kennis genomen, zonder dat deze
verklaring een erkenning inhoudt valt dc territoriale be-
voegdheid van de Commissie voor dit bijzondere geval.

Unificatie van verkeerss tatistieken.

Zooals -in ‘het vorige verslag vermeld, -had de Commissie
het rapport van het Oomitk, -belast met voorbereiden van een nieuwe naamlijst voor de statistiek van het goederen-
verkeer op den Rijn, aan een eerste onderzoek onder-
worpen.
Op 19 October 1936 iheeft de Commissie langs schalt-te-
lijken weg de nieuwe naamlijst, welke met ingang van
1 Januari 1937 is ingevoei

d, ‘aangenomen.

Juridische zaken.

Beroepen op de Commissie.

De Commissie heeft in haar hoedanigheid van ‘tweede
en laatste beroepsinstantie in vonnissen van Rijnvaart-
rechtbanken 13 vonnissen gewezen in burgerlijke zaken

betreffende ‘aanvaringen op den Rijn en één vonnis in
een strafzaak.

TERSLAG VAN DE ZITTING VAN APRIL 1937.

i)e Centrale Comnissie voor de Rijavaart heeft te
Straatsburg van 6 ‘tot 8 April 1937 haar voorjaarszibtiin’g
gehouden, ondei voorzitterschap van den Heer Jea.n Gout,
-buiten-gewoon gezant; de Duitsohe Regeerinig was,
over-
eenkonistig haar nota van 14 November 1936, niet meer
vertegenwoordigd, terwijl de Ita.liaansche Delegatie ken.
nis had gegeven van ‘het besluit der Ital’iaan’sche Regee-
ring om in de tegenvoordige omstandigheden niet meer
aan de werkzaamheden van de Commissie deel te ‘nemen.
De Commissie -heeft er kennis van genomen, dat in
1936 werden verleend: 58 sohippers-paitenten in België, 19
in Frankrijk, 453 in Nederland en 2 -in Zwitserland; in
1936 -zijn 8 afwijkingen van de voorschriften betreffende
de minimum-bemanning van Rijnschepen in Frankrijk
aang’evraagd; geen enkele afwijking van de voorschriften
-is aangevraagd of toegestaan in België, in Nederland en
in Zwitser-land.
Zooa.ls in vorige verslagen vermeld, was een Comité,
onder -voorzitterschap van den Heer Heroid, Commissaris
voor Zwitserland, belast met de herziening van het, Rijn-
vaar

tpolitieu’eglenient,-de Commissie heeft van het ‘door
het Comité samengestelde ontwerp kennis genomen en de beslissing over de aannerniug ervan naar ‘de volgende ait-
ting verwezen.
Besloten iis om, evenals tot dusver, het Jaarverslag over
1936 ‘te bewerken op den -grondslag van de of ticieele door
‘de belanghebbende ndministraties aan de Commissie te
verschaffen gegevens.
De -datum van dc volgende zitting -is bepaald op Don-
der-dag 11 November 1937.

DE INTERNATIONALE SUIKER-

CON VENTIE.

Inleiding en voorgeschiedenis.

Aan de internationale overeenkomsten, welke ten
doel hebben het aanbod op de wereldmarkt te regelen
van een stapelartikel, is thans een voor de suiker toe-
gevoegd.
01)
6 Mei jl. werd namelijk de vijfweeksc.he
internationale suikerconferentie beëindigd met liet
teekenen van een suikerconventie door 20 van de 22
aanwezige regeeringen, waaronder die van Nederland.
Hiermede is na de tin-, de rubber- en de thee-over-
eenicomst
een
zeer belangrijke niéuwe conventie aan
het langzaam groeiend lijstje toegevoegd. In vele op-
zichten is de thans tot stand gekomen internationale suikerconventie van grooter heteekenis dan de zoo-
even genoemde overeenkomsten. Niet alleen wegens
den aard van het artikel, waarvan het internationale
aanbod thans voor een vijftal jaren vrijw’el geheel

is geregeld, doch evenzeer

wegens de politieke betee-
kenis, die gehecht moet worden aan het thans tot
stand komen van zulk een overeenkomst tusschen een
zoo groot aantal landen.
De groote moeilijkheden, welke hierbij te overwin-
nen waren, vinden voor een belangrijk deel hun grond
in het feit, dat suiker, wat zijn productie betreft,
noch aan bepaalde vindplaatsen, zooals tin, noch aan het tropisch klimaat, zooals rubber en thee, is gebon-
den. Integendeel, met uitzondering van enkele uiter-
ste gebieden, zooals de Poolstreken en de droge woes-
tijnen, blijkt practisch de geheele aarde voor het telen
van suikerbiet of suikerriet, de beide concurreerende
grondstoffen voor dit artikel, geschikt te zijn of al-
thans geschikt te kunnen worden gemaakt. Hierdoor
is het veld, dat door een internationale conventie he-
streken moet worden, om niet aanstonds tot misluk-
king te
zijn
gedoemd vanwege
de
aanwezigheid van
vele outsiders, grooter dan bij schier welk ander arti-
kel van gelijke beteekenis voor de voeding der mensch-
heid. Levert aldus de territoriale verspreiding van
de suikerproductie al een groote moeilijkheid op,
hierbij komt nog dat de interne positie der verschil-
lende produceerende landen zeer sterk uiteenloopt.
Terwijl rubber, tin en thee (afgezien van de ,,empire preference” voor ,,British growu tea’,’) practisch on-
beschermde artikelen zijn, is de suiker sinds jaar en

19 Mei 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

369

dag &n uiterst geliefd object van vèr doorgevoerd
protectionisme. Een scherpe tegenstelling is daardoor
ilati ook ontstaan tusschen die landen, welke geheel
of overwegend op eigen kracht moeten steunen en de
andere, wier Productie alleen in stand gehouden dan
wel sterk uitgebreid kon vorclëu, doordat zij in de
meest uteenioopende vormen, wisselend van invoer-
rechten en meer of min openlijke premies tot recht-streeksehe subsidies toe, regeeringssteuu geniet. Al
deze verschillen, welke ook afwijkende belangen en een uiteenloopende waardeering voor den inhoud en
de werking van een suikerconventie meebrachten,
dienden te worden overbrugd of verzoend alvorens
een conventie mogelijk was.

Gelijk bekend heeft de suikerproductie vooral de
laatste jaren een zeer bewogen geschiedenis doorge-
maakt. Tijdens en …a den oorlog had een zeer sterke
uitbreiding der productie plaats in de voornaamste
rietlanden, waaronder Ouba en Java voorop stonden,
om te voorzien in het tekort dat ontstaan was door
de tijdelijke vernietiging van zeer vele bietproducen-
ten. Enkele jaren na den oorlog werd echter reeds
duidelijk, dat in en buiten Europa de bietsuiker-
productie sterke en succesvolle pogingen dcccl om
haar vroegere plaats in cle wereldproductie te her-
nemen. Een toenemend verbruik, dat tot het jaar
1930/31 onafgebroken bleef stijgen, prikkelde de in-
ternationale voortbrenging, welke in een al te snel
tempo werd uitgezet, zoodat de latente dreiging van
ccii overproductie werkelijkheid werd toen de in-
ternationale crisis het verbruik reinde en zelfs ee.ni-
gen tijd deed terugloopen. Een groote stockvorming
had in een aantal der voornaamste landen plaats.
Inkrimping van afzet, prijsval en hevige verliezen
voor de producenten gingen ermede gepaard Een
natuurlijke aanpassing aan het verbruik was uitge-
sloten, juist omdat in dezelfde jaren, dat liet ver-
bruik terugliep, de drang naar protectie sterk toenam
en vooral de hietcultuur, doch in een enkel land, zoo-
als India, ook de rietcultuur met behulp van staats-
steun onafgebroken zich verder ontwikkelde. Hierdoor
werd veroorzaakt, dat er een scherpe tegenstelling
ontstorid tusschen de verhouding van vraag en aan-
bod van suiker voor de wereldvoorziening in haar
geheel en die op de vrije markt. Terwijl de wereld-
vraag naar suiker weliswaar stagneerde, doch geens-
zins catastrophaa] afnam, schrompeicle de vrije markt
iii tot ongeveer de helft van den omvang, welken zij nog in de jaren 1930/31 had bezeten. Zij vormde het
kleiner wordende restant van hetgeen van de inter-
nationale suikervoorzieni ng overbleef, nadat daarvan
zijn afgetrokken alle beschermde bi.nenlandsche
markten en de z.g. preferentieele markten – zooals
(Ie Britsche gebieden in Engeland en Canada, de
Amerikaansche kolonies en Cuba iii de Vereenigde
Staten vinden. Alleen voor dit laatste kleine gedeelte
van de wereldvoorziening, op een totaal van om-
streeks 24. millioen ton niet meer beloopende dan
ruim 5 millioen ton in 1930 en ruim 3 millioen ton
in 1936, bestond de mogelijkheid en noodzakelijkheid
doo.r samenwerking van belanghebbende landen een
aanpassing tusschen vraag en aanbod te bereiken.

Het was om deze reden, dat een aantal der op de
vrije markt exporteerencle landen zich in 1931 ii.an-
censloten tot het z.g. Chacihourne-agreement, dat ge-
durende 5 jaar heeft bestaan. Meermalen.is
er ook in
dit tijdschrift op gewezen, dat dit arrangement niet
alleen den teruggang van de vrije markt niet heeft
kunnen stuiten, doch dat het feitelijk een hezegeling
werd van een vrijwillige terug-tocht van een aantal
exportgehieden, waaronder de zeer goedkoope riet-
suikerproducenten Java en Cuba. Niet slechts door
de internationale malaise, doch vooral door de steeds
snellere uitbreiding, aan de geprotegeerde suiker-
productie juist in die jaren gegeven, zijn de verhou-
dingen zoozeer ten nadeele van de deelnemers aan
het Chadbourne-agreement gewijzigd. Een enkel cijfer
kan dit proces illustreeren. Tellen wij voor het Brit-

sche Rijk de Engelsche bietsuikerproductie en de aan-voeren in Engeland van de Britsehe kolonies en domi-
nions tencmen, dan vinden wij aan ,,empire supply”
van suiker de som van niet minder dan 2.155.000 ton
voor 1936137, terwijl het gemiddelde over de 5 laatste
jaren 1.834.000 ton bedroeg; een stijging dus met
rond 300.000 ton. Voor Britsch-Indië zijn de cijfers in
de 2 overeenkomstige tijdvakken resp. 1.330.000 to.n
tegen 981.000 ton; een stijging met 350.000 ton. Tel-len wij op overeenkomstige wijze .hijeen wat van dle
totale consumptie in de Vereenigde staten werd voor-
zien door de eigen productie en invoeren uit Aîne-
rikaansche kolonies, dan vinden wij dat voor aanvoer
van anderen in 1936 nog beschikbaar bleef 1.648.000
ton, tegen 3.030.000 ton in 1929, een daling dus van
niet minder dan 1.382.000 ton, terwijl, aangezien de consumptie slechts in dien tijd met 289.000 ton was
teruggeloopen, de eigen en insulaire productie met
rond 1.100.000 ton in 7 jaar tijds toenamen.

Het is duidelijk, dat een overeenkomst tusschen
exporteurs op de vrije markt hoegenaamd geen kracht
kon ontwikkelen tegenover dit proces, dat zonder in-ternationaal ingrijpen zou moeten leiden tot een vol-
ledige vernietiging van wat er aan vrije markt was
overgebleven. Daarmede ware tevens het lot bezegeld
van een aantal producenten, die, wat natuurlijke ge-
schiktheid en ontwikkelingspeil van hun suikerin-
clustrie betreft, juist zijn aangewezen om in een eco-
nomisehe voorziening van de suikerbehoef te een over-
heerschende positie te blijven innemen. Een poging
oni dit noodlottig proces te stuiten zou echter nimmer
zijn geslaagd, ware het niet, dat ook anderen dan de
exportlanden de ernstige nadeelen daarvan zouden
hebben ondervonden. De consumenten hadden een
toenemenden last van de geprotegeerde productie te
dragen do6r een kunstmatig hoog gehouden prijs-
niveau en niet minder de schatkist van vele landen,
hetzij door derving van inkomsten uit invoerrechten
van van elders afkomstige suiker, hetzij door recht-
streeksche bijdragen.

Tijdens de Economische en Monetaire Wereldcon-
ferentie van 1933 hadden dan ook onder leiding van den toenmaligen Engelschen Minister van Koloniën
besprekingen plaats om na te gaan of een internatio-
nale samenwerking op dit gebied mogelijk was. Het
resultaat was negatief. De overtuiging, dat de export-
landen alleen op dit gebied niets heilzaams zouden kunnen uitrichten, leidde ertoe, dat vooral op aan-
drang van de Engelsche Regeering, in Maart 1934
nogmaals een conferentie bijeenkwam van de Chad-
bourne-landen, aangevuld met vertegenwoordigers van
de Vereenigde Staten en Engeland, om hetzel:Ede
vraagstuk opnieuw te bestudeeren. Ook toen was de
uitkomst negatief. Vooral de onzekerheid omtrent de
voortzetting van dle suikerwetgeving in de Vereenigde
Staten verhinderde, het tot standkomen van eenige
overeenkomst. Niettemin staakte de E ngelsche Regee-
ring, met name de heer Ranisa.y MacDonald, die als
voorzitter van de Wereldconferentie van 1933 zich
hiervoor bijzonder bleef interesseeren, deaangevan-
gen pogingen niet. Een correspondentie met Minister
Coljn als voorzitter van de economische sectie dier
Werelcleonferentie, later gevolgd door informeele be-
sprekingen met de Chadbourne-landen, die, niet uit-
zondering van Java, ook na het afloopen dier over-
eenkomst in een internationaal suikercoinité georga-
niseerd waren gebleven, bereidde langzaam het bijeen-
roepen van de onlangs gehouden conferentie voor.
Een groeiende overtuiging viel waar te nemen, dat
thans met meer kans van slagen een krachtige poging
moest worden gewaagd. De daling in het wereldver-
bruik van suiker was tot staan gekomen en zelfs
teekende zich een herstel van het vroeger vrij nor-
male accres af sinds het derde kwartaal van 1936.
Stockvorrning in den handel had opnieuw plaats en
leidde tot een versnelde daling van de zichtbare on-
verkochte voorraden in handen van producenten. De
prijs begon langzaam te stijgen. Dit opende een pers-

370

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1937

pectief, dat tot eenig optimisme aanleiding gaf, om
dat in een zich herstellende markt de atmospheer om
tot overeenstemming te geraken zeer veel gunstiger
is dan die, welke jarenlang had geheerscht. Tezeifder-

tijd was de critiek binnen de grenzen van het Britsche
Rijk tegen de gevoerde suikerpolitiek allengs scher-
per geworden. De eischen van de kolonies zoowel als
van de dominions werden steeds hooger, doch het En-
gelsche publiek zag met toenemenden tegenzin deze
ontwikkeling aan. Ook voor de Vereenigde Staten
naderde een critiek punt. De dichtbij komende onaf-
hankelijkheid van de Philippijnen kan vèrgaande ge-
volgen hebben voor het economisch verkeer tusschen
dit land en de Vereenigde Staten, vooral op het ge
bied van suikerproduëtie en afzet, aangezien thans de
geheele productie, na aftrek van een geringe eigen
consumptie, rechtenvrij in de Vereenigde Staten af-
zet vindt. Ook de sfeer der algemeene politiek deed
het velen raadzaam voorkomen een poging te wagen
om op dit strikt economisch terrein een groot aantal
staten om de groene tafel te vereenigen.

De conferentie.

De inzet der te voeren besprekingen, waartoe de
Engelsche Regeering enkele maanden geleden besloot,
kon uit de voorafgaande ontwikkeling der feiten aan-
stonds worden afgeleid. Aan het tot standhrengen
van een nieuwe Brusselsche conventie, welke tot da-
delijk ingaande afschaffing van een of meer vormen van protectie zou overgaan, viel niet te denken. Zich
op den bodem van de feiten stellende formuleerde
de Engelsche Regeering, welke hij deze conferentie,
hoewel onder de auspiciën van den Volkenhond en
als sequel van de Wereldconferentie van 1933 bijeen-
geroepen, een leidinggevende rol speelde, een pro-
gram: ten eerste om vraag cii aanbod
01)
de Vrije
markt te regelen, zoodat deze zooveel mogelijk
01)
haar tegenwoordigen omvang zou blijven of zelfs nog
zou stijgen en ten tweede, om binnen het raam van
(leze vrije markt tusschen die landen, welke aanspra-
ken konden doen gelden op het verkrijgen van expor-ten naar de vrije markt, een passende quotaverdeeling
tot stand te brengen. Teneinde echter liet voor de
hand liggeude gevaar te ontgaan, dat door de ver-
hetering van de situatie op de suikermarkt nieuwe
impulsen voor proteetie zouden worden geschapen, dic het doel zeif van de conventie zouden verstoren
door een vernieuwde ongemotiveerde uitbreiding van
liet aanbod, werd als derde oogmerk geformuleerd het aanbevelen van een gedragslijn waarbij de pro-
tectie althans zou worden gestabiliseerd, in dien zin,
dat zij zou worden aangepast aan een mogelijke ver-
beterng van den suikerprijs, welke tengevolge van
een conventie zou optreden.
Van 5 April tot 6 Mei ji. waren vertegenwoordi-

gers van
22
staten te Londen bijeen. Een bont aller-lei. Naast staten, die overwegend een plaats als im-
porteurs of althans consumenten innamen, zooais
Engeland en de Vereenigde Staten van Noord-Ame-rika, zaten daar de ,,politieke” machten, Frankrijk en
Duitschland, welke in cijfers uitgedrukt een zeer on-
dergeschikte rol hij de regeling van de vrije markt
behoorden te spelen, maar die in werkelijkheid van
den aanvang af naast cle twee eerstgenoemde landen een zeer vooraanstaande plaats innamen. Verder was
daar de groep van ongeprotegeerde rietlanden, zooals
Java, San Domingo, Peru en llaïti, naast een aantal
over het geheel genomen sterk geprotegeerde Europee-

sche hietlauden als Tsjecho-Slowakije, Polen, ilon-garije, België en Joego-Slavië, welke alle een plaats
op de vrije markt opeischten. Tenslotte de Britsche
dominions Zuid-Afrika en Australië, die een be-
shermde markt in Engeland genieten, terwijl Indië
tengevolge van sterk doorgevoerde protectie prac-
tisch een gesloten markt geworden was. Vermelden
wij verder als zuivere invoerlanden nog Canada en
China, dan is het beeld van een bonte verscheiden-
heid compleet.

Naast al deze tegenstellingen liep door de beraad-
slagingen op tal van punten nog een andere tegen-
stelling heen, welke zich duidelijk deed gevoelen, ni. die tusschen goedkoop en duur produceerende gebie-
den. Onder de eerste zijn er, die reeds hij het huidig
prijsniveau vrijwel op hun kosten komen en van een
verdere prijsstijging slechts een versterking van de
geprotegeerde concurrenten hebben te verwachten.
Voor deze laatste echter zou de aantrekkelijkheid van
een quotum op de vrije markt in hooge mate verloren
gaan, indien het prijsniveau op het voor hen niet
loonende peil van vandaag zou blijven gehandhaafd.
Het is duidelijk, dat veel geduld en beleid werden vereischt evenals het inzicht, dat een mislukken van
deze conferentie ernstige gevolgen voor alle deel-
nemers niet zich zou brengen, om zooveel vogels van
diverse pluimage tenslotte in één kooi onder te bren-
gen. Het is niettemin gelukt en 6 Mei kwam de
conventie tot stand. Zij zal op 1 September 1937 voor
5 jaar in werking treden. Alle aanwezigen verklaar-
den zich tot teekenen bereid met uitzondering van de
Regeering van Canada, die tot ieders verrassing op
het allerlaatste oogenhlik bedenktijd vroeg en ivier
toetreden dubieus moet worden geacht. Ook Indië
teekende dien dag nog niet, doch de toetreding van dit land staat wel vast.

De conventie. Verplichtingen dier landen zonder
export quotum.

Wat zijn nu de hoofdinhoud en strekking van de
gesloten conventie? Allereerst dient dan te worden
nagegaan, welke verplichtingen de deelnemende sta-ten op zich hebben genomen. Zij vallen in 2 groepen
uiteen, ten eerste zij die verplichtingen aanvaardden
strekkende tot behoud van den omvang van de vrije markt zonder dat zij zelf naar die vrije
.
markt expor-
teeren. Zij zijn in Hoofdstuk III der conventie te
vinden. Tot deze groep hehooren Engeland met zijn
koloniën en een tweetal dominions, de Vereenigde
Staten en de Philippijnen, Indië, China en het Ne-
derlandsche Rijk (met uitzondering van Neder-
landsch-Ind ië). De verplichtingen van Engeland en
zijn koloniën komen, evenals die van cle dominions,
neer op een stabilisatie van het aanbod van suiker
voor den tijd van 5 jaar, in Engeland door handha-
ving van de bestaande wetgeving op de gesubsidieer-
de standaarciprocluctie, voor de andere genoemde ge-
bieden door rechtstreeksche limiteering van hun
exporten, welke practisch alle naar Engeland (en
Canada) plaats hebben. Een verruiming van cle we-
reldmarkt werd door toedoen van (le Britsche gebie-
den niet verkregen. De eenige concessie in deze rich-
ting, waartoe Engeland bereid bleek, was, dat de som
der exporten der Britsche koloniën ongeveer 50.000
ton bleef beneden het maximum der exporten in dp
laatste jaren
1)

Bijzondere zorg vereischte de omschrijving van dc
verplichtingen (ier Vereenigde Staten. Ernstige con-stitutioneele bezwaren beletten de Regeering van dit
land in een conventie de eigen productie en die van
de koloniën vast te leggen en evenzeer een duidelijke
bepaling, dat het geheele complex van de Vereenigde
Staten en koloniën en de op preferentieele basis ge-
i triporteerde hoeveelheid Cuhasuiker tezamen niet tot
exporten naar de vrije markt zou leiden. Niet-
ternin kon reclelijkerwijs van de Regeering van de Vereenigde Staten niet minder dan dit als bijdrage tot het slagen van een conventie worden verlangd.
In artikel 9 is dan ook deze verplichting neergelegd.
In een vrij duistere omschrijving, welke zegt, dat de
Vereenigde Staten een netto-invoer garandeeren uit
een aantal landen die thans niet betaling van het
maximum invoerrecht tot een klein totaal van ca.
26.000 ton in de mark-t worden toegelaten, welke
netto-import procentueel in verhouding tot het totale

1)
i)aareiitm
g
en hebben de Britsehe gebieden een pro-
poitioneel aandeel in een mogelijk accres van de con-
sumptie binnen ht Britsehe Rijk bedongen.

19 Mei 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

371

verbruik van de Vereenigde Staten voor den duur
van de conventie niet zal dalen. Daarnaast behielden
zij zich het recht voor om van enkele niet met name
genoemde landen – bedoeld zijn San Dorningo, Peru
n haïti – nog suiker te betrekken boven de be-
staande quota, doch deze mag, zoolang deze invoeren
niet ten laste komen van het quotum, dat aan deze
landen naar cle vrije markt is toegestaan, niet weder
ten uitvoer worden gebracht uit de Vereeuigde Sta-
ten. M.a.w. de vrije markt vermindert door dit voor-
behoud niet, hetgeen alleen mogelijk is indien de
Tereenigde Staten zelf dit extra toegelaten quotum

01)
nemen.

De Philippijnen hebben afgezien van een netto
exportquotum, zoolang zij het bestaande quotum in
de Vereenigde Staten behouden, ook al zou dit geheel
of ten deele niet langer vrij van invoerrechten in
de Vereenigde Staten kunnen worden ingevoerd.
Daalt dit quotum echter in omvang, dan zullen de
Philippijneu een dien overeenkomstig groot quotum
naar de vrije markt mogen uitvoeren. Echter staan
dan de Vereenigde Staten voor deze zelfde hoeveel-
heid meer invoer toe aan de landen met exportquota
naar de Vrije markt, zoodat ook hierdoor het totaal
van de vrije markt niet vermindert. In het voorbij-
gaan zij erop gewezen, dat niettemin het tot stand-komen van deze verschuiving in de uitvoerverhou-
dingen voor Java niet onhedenkelijk zou zijn, aan-
gezien is te verwachten, dat een zooclanig Philip-
pijnsch quotum in de eerste plaats op de Oostersche
markten afzet zou trachten te vinden. Of zij hiertoe
in staat zijn, hangt echter van de ontwikkeling van
den kostprijs der Philippijnen af.
Indië ziet voor den duur van het agreement van
overzeesche uitvoeren, met uitzondering van die naar
Burma, af. Hiermede is het verlies van een afzetge-
bied voor Java, dat in de goede jaren meer dan een
millioen ton heeft heloopen, min of meer bezegeld. Anderzijds is echter een nog erger bezwaar, en wel
(lat deze door een sterke nationale beweging gesteun-
de suikerindustrie binnen afzienbaren tijd zelf als
exporteur zou optreden, bezworen. Artikel 16, dat de
verplichtingen van Indië regelt, voorziet tevens in
het geval dat de Britsch-Indische suiker, welke naar
Burma wordt uitgevoerd (gelijk bekend vormt dit
land sinds 1 April van dit jaar een afzonderlijk be-
stuurd gebied), tegen de strekking van de verplich-
ting van Indië in, van daaruit geherexporteerd zal
kunnen worden. Een lacune is het ontbreken van
cenige bepaling voor den uitvoer over de landgren-
ze.n (Nepal, Afghanistan, Perzië). Of dit een ernstig
bezwaar zal opleveren, dient te worden afgewacht.
Voorshands worden deze gebieden, voor zoover zij
niet vanuit het noorden door Rusland worden be-
cliend, hoofdzakelijk met vreemde suiker voorzien,
welke rechtenvrij door Britsch-Iadië daarheen wordt
ingevoerd.

De verplichtingen van China (artikel 17) zijn, ge-
lijk van dit land moeilijk anders te verwachten was,
vrij vaag. Het zal ernaar streven de importen niet
te vermitacleren. In cle slotzitting werd door de Chi-neesche Regeering nog verklaard, dat deze verplich-
ting niet ten nadeele van de ontwikkeling van de
eigen productie kon worden geïnterpreteerd. Of, met
behulp van buitenlandsch kapitaal, de Chineesche in-
dustrie zich in een belangrijke mate verder zal ont-wikkelen en daarbij een eventueele uitbreiding van
de opname-capaciteit van dit land zal overtreffen,
valt niet te voorspellen. De geheele ontwikkeling van
deze markt, welke ook tot de voornaamste van Java
behoort, blijf t onzeker. De cijfers van de afgeloopen
aren vertoonen schommelingén, welke honderddui-
zenden tonnen per jaar beloopen. De interne poli-
tieke en economische ontwikkeling is ten deze be-
slissend en kan evenzeer tot een snel herstel van de
vroegere importen leiden als tot een verder veg
kw’ijnen van deze kolossale markt. Reden tot bijzon-
der pessimisme is er echter te dien aanzien niet.

Over de Nederlandsche verplichtingen, in dit
hoofdstuk geregeld, hieronder nader in een ander
verband.
Verplichtingen, der landen met een export quotum.
Een afzonderlijk hoofdstuk wordt gevormd door
de exportquota voor de vrije markt (hoofdstuk IV).
Artikel 19 bevat te dien aanzien de beslissende be-
paling omtren,t de verdeeling der markt op basis
van de navolgende quota:

basisquotum in
metr. tonnen
België (inclusief .BeLgisnh Congo) ………..
20.000.
J3razili6 ……………………………..
60.000
Cuba
………………………………..940.000
Tsjeclio-Slow-a.kijc *) ………..
250.000
i)oniinicaansohe Republiek ………………
400.000
IDuit&jhland ………………………….
120.000
Raiti
………………………………..32.500
Hongarije ……………………………
40.000
Nederland (inclusief overzeeschegeb. deden) .
1.050.000
Portugal (inclusief overzeesche geb. deden) ..

30.000
Peru

………………………………..
330000
Polen

………………………………..
120000
Rusland (exclusief cxporten naar Mongolië,
Tanuu Tuva en Sin-K3an.g) …………..
230.000

Totaal ……
3.622.500

) Tsjeoho-Slowakije zaJ cle volgende extra toewijzingen
0
irbv.angen:
voor het jaar aanvaugende
September
1, 1937 ……..90.000
metr.
tonnen.
September
1, 1938 ……..60.000
September
1, 1939 ……..25.000
niet dien verstande, dat Tsjeeho-Slowakijc stappen zal on-
clernemen tot vermindering van zijn accres in overeen-
ssteinming met deee cijfers.
De quota zijn niet overdraagbaar
01)
andere landen.

De totstandkoming van deze quota-verdeeling, ecn
der essentialia van de nieuwe conventie, heeft meer
dan 3 van de 5 conferentie-weken gevorderd. De
hierboven afgedrukte tabel bevat het resultaat, dat de
onderhandelingscommissie der conferentie (be-
staande uit vertegenwoordigers der ,,big powers”:
Engeland, Vereenigde Staten, Frankrijk en Duitsch-
land) heeft weten te bereiken. Een waardeering der
afzonderlijke quota moge hier achterwege blijven.
Over het geheel genomen zijn de quota van de Euro-
peesche bietlanden niet onbelangrijk hooger clan hun
werkelijke exporten gedurende de laatste jaren. Ech-
ter mag hierbij niet uit het oog worden verloren, dat
de meeste dier landen zich in de jaren van de zeer
slechte prijzen op de vrije markt vrijwillig of nood-
gedwongen van export hebben onthouden en van hen
niet was te verkrijgen, dat zij, in het vooruitzicht van
een verbetering dier markt, consolidatie van dien toe-
stand zouden aanvaarden. Inzonderheid moest aan Duitsehland een belangrijk quotum worden toege-
kend, hoewel dit land reeds verscheidene jaren prac-
tisch niet meer exporteert. Sovjet-Rusland verkreeg
een exportquotum en hiermede de erkenning, dat het
tot de regelmatig naar de vrije markt exporteerende
landen werd gerekend.

Een bijzondere voorziening moest worden getrof-
fen voor Tsjecho-Slowakije, dat zich voor zijn hoogen
exporteisch beriep op ernstige interne landbouw-
moeilijkheden met haar tarwe en een plotseling
terugbrengen van den juist dit jaar aanzienlijk uit-
gebreiden hietenoogst onaanvaardbaar verklaarde. De
geleidelijke reductie, waartoe het thans vol.gens de
conventie verplicht is, schijnt niet onredelijk.

De voornaamste ri.etlanden zagen hun uitvoeren
ongeveer op het huidige peil gestabiliseerd.
Afzonderlijke vermelding verdient de positie van
Frankrijk, dat met zijn koloniën sinds eenige jaren
de productie stabiliseerde, zoodat het of in eigen
behoefte kon voorzien, of nog slechts een zeer klein
invoeroverschot vertoonde. Met het oog op de moge-

lijkheid van vrijwel onvermijdelijke overschotten,
welke het gevolg kunnen zijn, van onverwacht gun-
stige oogsten, verlangde en verkreeg het een quotum

372

ECONOMISCH-ST-AflSTISCHÉ BERICHTEN

19 Mei 197

voor bijzondere gevallen uit een daartoe ingestelde
reserve van 47.500 ton, welke het echter met Joego-
.s]av.të moet deden. Aangezien dit laatste land zich
12.500 ton (hoogstens stijgend tot een maximum van
15.000) toegewezen zag, kan Frankrijk uit dien hoof-
de op ruim 32.000 tot 35.000 ton rekenen.

Toe- en afneming der quota; voorraden.
Zooals uit bovenstaande cijfers blijkt, is het totaal
der toegestane quota tenslotte een getal geworden,
dat een zelfs optimistisch geraamde opname-capaci-
teit van de vrije markt zeer aanzienlijk overtreft.
Weliswaar hebben volgens art. 24 een aantal biet-landen een deel van hun quotum voor het eerstko-
mencie jaar aanstonds vrijgegeven tot een gezamenlijk
totaal van 126.500 ton, doch ook dan zal het totaal,
(lat tot uitvoer gebracht kan worden, met ca. 150.000
ton de op 3.300.000 geschatte vrije markt voor het
eerste conventiejaar overtreffen. Dit bracht aanstonds
het vraagstuk mede, of de toegestane quota bewege-
lijk moesten zijn, d.w.z. door vermeerd.er:ing of door
vermindering aan de te verwachten vraag zouden
kunnen worden aangepast. De conventie onderscheidt
zich in dit opzicht van de andere restrictie-schema’s,
welke deze ,,flexibility” alle kennen. Volgens art. 20
kunnen proportioneele verhooingen van de basis-
quota worden toegestaan.
1)
Hiertoe kan de later te
benoemen Council friet een meerderheid van % der
uitgebrachte stemmen besluiten. Ten aanzien van ver-

mindering van de toegestane basisquota is echter een
andere regeling opgenomen. Voor het eerste en
tweede jaar dezer conventie heeft de Council de be-
voegdheid om tot een maximum van 5 pOt. een pro-
portioneele vermindering der quota voor te schrijven.
Voor de latere jaren echter mist de Council deze be-
voegdheid. Hij kan slechts aanbevelingen aan de be-
trokken r.egeeringen doen, indien een reductie der
basisquota wenschelijk geacht wordt. Doch zoodanige
vermindering zal alleen van kracht worden, indien
alle aangesloten regeeringen daarmede instemmen.
1-let is duidelijk, dat de schaduw van de Chadbourne-
overeenkomst hier over de conventie hangt. Een
herhaling van den voor de deelnemers noodiottigen
gang van zaken, waarbij de conventie voortduurde on-
danks de ineenschrompelende markt, welke een vol
benutten van de quota, die de deelnemers elkander
hadden toegestaan, onmogelijk maakte, wilde de con-
ferentie blijkbaar niet. Doordat het aantal Qutsiders zooveel geringer is dan destijds, is het gevaar hier-
voor zeer gering, doch blijkbaar wilden diegenen, die
het grootste belang hadden bij een handhaving van
hun afzet, ook indien de markt zich in ongunstige
richting ontwikkelt, zich niet tot een vermindering
van hun quotum laten dwingen. Een gunstige zijde
van dit gebrek aan soepelheid – in aanpassing naar
beneden is zeer zeker, dat de conventie niet kan
worden gehanteerd om de prijzen van suiker op te
zetten. Als de markt zich uitbreidt is een errumn1g
van het aanbod, dat voor de eerste 2 jaren in elk
geval reeds de mogelijkheden van cle markt aanzien-
lijk overtreft, aanstonds mogelijk. Andere bepalingen
wijzen in dezelfde richting, zon de bijzondere 1)-ivoegd-
heid, aan het uitvoerend bureau der conventie in
artikel 41 verleend, telegrafisch de deelnemende re-
geeringen tot vergrooting van hun quotum uit te
noodigen in geval de behoefte van de markt dit z.o. zou ei.scheu en l:ij het uitblijven van een vereischte
meerderheid op staanden voet een vergadering van
den Council bijeen te roepen. Een andere bepaling
in dezelfde richting vinden wij in art. 51, waarhi,j
de Regeering van een importland op grond van een
acuut tekort aan beschikbare suiker of een abnor-
male stijging in. den- wereldprijs, den Council mag
uitnoodigen hiertegen afdoende maatregelen te nemen
en in geval van, weigering zich uit de conventie mag
terugtrekken. Geen zinledige bepaling is het dan
ook, dat in Hoofdstuk II (algemeene verplichtingen)

als eerste artikel de navolgende tekst is opgenomen:

1) De Ph•ilippij’nen zullen hierin voor
4
pCt. deelen

The Courtractinig Goveranieuts agrec that it is .thcir
1)OliCY
so to direct the arrangements made under the
present Agreemeut as alwuys to assure coiisumcrs of
nu
adequate
supply of
sugar on the world niarket at a reason-
able price not to exeeed the eest
ef
produetion, ineluding
a reasonable Irofit,
of
efficie.nt producers.

De mentaliteit, die uit al deze bepalingen spreekt,
is voor de cons u mentenwereld alleszins geruststel-
lend. De deelnemende regeeringen, welke een con-
ventie tot stand brengen om een noodlijdende, dan wel met zware offers op de been gehouden, indus-trie eenigermate te saneeren, haasten zich om alle
verzekeringen te geven, die noodig zijn, dat deze con-
ventie niet zal leiden tot een onredelijke opdrjving
der prijzen of een verwaarloozing van de belangen
van de consumente. Geen wonder dan ook dat met
deze cijfers en feiten voor oogen de markt op
het totstandkomen van de conventie niet of nauwe-
lijks heeft gereageerd. Een sterke prijsstijging en een
daarmede gepaard gaande overmatige rentalibitei t
van de suikerindustrie zijn niet ‘te verwachten. ‘De
vrije markt zal in het te ruime kleed der conventie
moeten ingroeien. ‘Bevred;igende verhoudingen voor
de alcIul georganiseerde industrie zullen eerst ge-
leidelijk kunnen intreden.
Ik ga thans enkele bepalingen voor het toekennen
op beperkte schaal van extra quota in gevallen van
hardheid, die zich anders zouden kunnen voordoen,
voorbij en vernield nog, dat bijzondere bepalingen
getroffen zijn ten aanzien van de voorraden, welke
mogen worden aangehouden. In Hoofdstuk V wordt
door de deelnemende regeeringen weliswaar ver-
klaard, dat het onwenschelijk is, dat overmatige voor-
raden van suiker op de markt zouden drukken, doch

voor de meeste deelnemers blijft het dan ook bij
deze min of meer platonische verklaring. Alleen
i’oor de landen, aan wie exportquota voor de vrije
markt zijn toegekend, zijn bepalingen getroffen. 1.:i
den regel zullen zij slechts 25 pOt. van hun product
(1-Tongarije 30 pOt.) mogen bezitten. Voor Cuba geldt
een afzonderlijke regeling. Teekenen’d voor dezelfde
mentaliteit als hierboven geschetst is dan echter art.
27, waarbij speciaal voor de rietsuiker produceereucle
landen is voorgeschreven een minimum voorraad van
ten minste 10 pOt. van hun exportquotum; een be-
paling, ingegeven door de vrees, dat deze landen an-
ders niet in staat zouden zijn aan plotseling opko-
mende vraag naar suiker te voldoen. Is met het bovenstaande kort samengevat wat de
conventie bevat aan rechten en verplichtingen, welke
daarvan de kern uitmaken, daarnaast verdient nog
vermelding een aantal algemeen gehouden verphch-
tingen, alsmede de kentrekken van de tot stand ge-
komen organisatie tot uitvoering der conventie.

Algemeene verplichtingen.

De algemeene verplichtingen, welke in hoofdzaak
de uitkomst zijn van een hieromtrent in een afzon-
derlijk comité gevoerd overleg, behelzen een aantal
verklaringen en aanbevelingen van algemeen karak-
ter, welke met de suikerproductie in haar geheel
samenhangen. In artikelen 4 en 6 is een voorzichtig
geformuleerde poging gewaagd om het monster der
protectie, dat zulke funeste gevolgen voor de ont-

wikkeling van de suikerindustrie heeft gehad, te lijf
te gaan. Tot meer dan het uitspreken van enkele
beginselen en een opdracht aan den Council tot een
nadere bestudeering van de mogelijkheden tot het
in uitvoering brengen van deze beginselen kon men
thans nog niet komen. Nemen de regeeringen de ver-
klaringen thans afgelegd ernstig, dan is in elk geval
een nuttig begin gemaakt. Het hierbedoelde begin-
sel behelst het verband gelegd tusschen een prijs-
stijging van de suiker en den huidigen graad van
bescherming om te voorkomen, dat nieuwe prikkeis
tot het uitbreiden van productie of het belemmeren van
het verbruik zouden ontstaan. De Council heeft tot
taak de protectie in al haar vormen te hestudeeren en
voorstellen aan de deelnemende regeeringen op te stel-

19. Mei 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

373

len om dit beginsel te verwezenlijken. Niet oninteres-
sant is in dit verband, dat als afzonderlijke studieob-jecten in artikel 6 sub b en c zijn genoemd het effect
van directe en indirecte premies aan suikerproduee-
rende industrieën in het algemeen verleend en de
md-gelijkheid, dat witsdiker exporteerende landen onder-
ling afspraken maken om elkanders nationale markt
te ontzien. Beide gevallen wijzen zeer duidelijk in de
richting van een vorm, van protectie, welke in ver-
schillende landen, naast den- rechtstreekschen steun
aan landbouw en verwerkende industrieën, nog wordt
verleend aan raffinagebedrijven. Door middel van
drawbacks wordt een storende invloed op de markt
mi itgeoefend, doordat de marge tussehen ruw en wit-
suiker abnorrnaal klein is geworden, zoodat zij de
zelfkosten van het witmaken der suiker niet meer
dekt.

Verder wordt in art. 5 een welwillende behancle-
ling toegezegd van alle voorstellen, welke van den
Council zullen uitgaan om de positie van de suiker-
industrie in het algemeen op verschillende wijzen te
bevorderen. Zoo wordt afzonderlijk melding gemaakt
van verlaging van onevenredig zware fiscale lastén
op de suiker (wien de schoen past -trekke hem aan),
aanmoediging en bevordering van het verbruik van
suiker, vooral in landen met lage consumptie,- het
tegengaan van misbruiken ontstaan door den handel
in suikervervangende surrogateu en de studie van
nieuwen afzet van suiker, zooals in veevoeder, alco-
hol, e.d. Indien de Council het in te stellen bureau
in staat stelt op dit gebied op behoorlijke schaal zijn arbeid te ondernemen, kan hiervan zeer zeker nuttig
resultaat worden verwacht.

De organen der conventie. –

ik kom thans aan de organisatie der uitvoerende
organen van de conventie, welke in hoofdstuk VI
zijn geregeld. Het totstandhreugen van een accoord

01)
dit gebied heeft zeer veel moeite gekost, maar
is dan ook niet het minst waardevolle resultaat van
den oriderhandelingsarbeid. De conventie zal worden
uitgevoerd door 2 lichamen, t.w. de Algemeene Ver-
gadering (General Council), samengesteld uit gedele-
geercien van alle deelnemende staten, en een Ijitvoe-
zend Comité (Executive Committee) van 9 leden,
beide zetelende in Londen. De voornaamste bepa-
lingen betreffen liet stemrecht en de bevoegdheden
dezer lichamen. Art. 37 behelst een verdeeling van
het stemrecht, welke op toepassing van een formule,
gebaseerd op exporten en producties afzonderlijk, is
gebaseerd. De exportlanden bezitten tezamen 55 stem-
men, de importlanden (of die er voor doorgaan) te-
zamen 45.
1)
Als regel wordt met eenvoudige meer-derheid van stemmen beslist. Alleen de toewijzing van additioneele quota v.ereisôht % van liet aantal
stemmen en de beslissing omtrent maatregelen tegen
overtreding van het Agreement (art. – 44), alsmede
zulke beslissingen in verband met uittreding van een
of meer leden (art. 51) vereischen een % meerder-
heid.
Nog grootere moeilijkheden wellicht clan het sa-
menstellen van den Council leverde – die van het
kleine uitvoerende comité op, aangezien daar slechts
9 plaatsen te verdeelen waren. Art. 39 behelst het re-
suFtaat van lange onderhandelingen. Drie plaatsen
worden bezet door vertégenwoordigers van import-
landen, waarvan Engeland en Amerika een perma-
nenten zetel verkrijgen, en de andere leden van deze
groep over de bezetting van den derden zetel jaar-
lijks zullen stemmen. Drie – plaatsen -verkregen de
rietsuiker produceerende landen, waarvan Cuha en

t)
De navolgende stemmen wenden toegekend:
ea3portla?lclen:
Cuba 10, Nederland 9, Rusland 5, Duitsoh-
land
4,
Australië, Tsjeoho-Slovakije, San Domingo, Frank-
rijk en Peru eik 3, Zuid-Arfnika, Braallië, Polen elk 2 en
België, Haïti, Hongarije-, Philippijnen, Portugal- en Joego-
Slavië elk
1;
iniportlanden:
Engeland en cle Vereenigde Starten
17,
In-
dia 6 en Oh-na
5.

Nederland een permanenten zetel; terwijl de derde
hij toerbeurt door 5 andere landen wordt bezet. i)e
resteerende 3 zetels voor de bietlanden worden ôl-
gens een ingewikkelde toerbeurtregeling bezet, waar-
bij geeu staat langer dan 3 jaren lid van het comité
kan zijn. Een aantal artikelen regelen de verschil-
lende bevoegdheden der be:ide lichamen en de taak-
verdeeling tussdhen beide.

De kosten worden gedragen naar rato van het aan-
tal stemmen, dat iedere regeering in den Council
lieef t. De begrooting zal, behoudens bijzondere goed-
keuring der betrokken regeeringen, £ 12.500 per jaar
niet overschrijcler. Voor Nederland komt dit neer
0
1)
een- jaarlijksehe maximum contributie van rond

.f
10.000. –

Diverse bepalingen.

Enkele zeer belangrijke bepalingen voor het lot
der conventie zijn nog opgenomen in hoofdstuk VII.
Art. 44 opent de mogelijkheid, dat de Council besluit tot het nemen van maatregelen tegen een deelnemen-
den staat, die zijn verplichtingen niet nakomt. De in-
voer van suiker uit zulk een land kan worden ver-
boden of beperkt en aldus luidt dit merkwaardige
voorschrift: ,,the taking of such measuresshall not be
deemed to he contrary to any most-favoured-nation
right’ which the offending Government may enjoy”.
Voor lederen kenner van de handelspolitiek en van
de rol, die de clausule van de meestbegunstigde natie
daarin heeft gespeeld, is het duidelijk, dat deze plu-
rilaterale afspraak een beteekenis heeft, welke ver
buiten, de grenzen der suikerovereenkomst reikt. 1

let
is naar mijn weten de eerste bres, die met mede-
werking van de Vereenigde Staten en Engeland i
geschoten in ‘de heeischappij van de meestbegunsti-
gingsclausule, door middel van een conventie.
Artikel 45 bepaalt, dat een speciale bijeenkomst
van den Council kan worden bijeengeroepen om maat-
regelen te beramen, welke aanbevolen zouden – kun-
nen worden aan de deelnemende regeeringen tegen
landen, die geen deel uitmaken van het Agreement en
doör hun actie het doel der overeenkomst schaden.
Vervolgéns bevat art. 51 eenige belangwekkende
bepalingen omtrent de voorwaarden, waaronder de
overeenkomst door de deelnemende ‘staten kan wor-
den opgezegd. Boven vermeldde ik reeds zulk een
recht voor een importeerenden staat. Daarnaast ver-
krijgt een exporteerende staat, die door een ongun-
stige wijziging in vraag en aanbod op de vrije markt,
onverschillig of die vel dan niet door een land dat
deelneemt aan de conventie is veroorzaakt, zijn ‘ver-
koopmogelijkheden , aanmerkelijk ziet verminderen, het recht hieromtrent een klacht bij den Council in te
dienen. Erkend de Council de gegrondheid van dlie
klacht,’ clan kan bedoelde staat uittreden. Ontkent dc
Council die, dan wordt dezelfde klacht nogmaals
voorgelegd aan 3 arbiters. De betrokken staat kak
dan alsnog uittreden, indien de arbiters hem in het
gelijk stellen.
Hetzelfde hoofdstuk, alsmede het op den dag van
de onderteelcening daaraan toegevoegde protocol, be-
vatten nog eenige bepalingen betreffende de ratifi-
catie. Binnen 40 dagen zullen de deelnemende statan
aan de Engelsche Regeering mededeelen, hoever zij
met de ratificatie van deze conventie zijn gevorderd.
liet verdrag zal op 1 September in werking treden,
indien het op dien datum door alle onderteekenaars
is geratificeerd. Zoo niet, dan kunnen de regeerin-
gen, die geratificeerd hebben, alsnog beslissen het

onder elkander in werking te doen treden. Indien op 1 Januari 1938 er nog ratificaties ontbreken, hebben de andere deelnemende regeeringen het recht te be-
slissen of de conventie van kracht zal blijven of
niet. –

Het Nederla,ndsche Rijk.

Tot het slot bewaarde ik een korte beschouwing
over de’ rechten en verplichtingen, welke vor het
Nederlandsche Rijk in d,eze conventie zijn vastgelegd.

374

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1937

in artikel 19 komt Nederland, niet inbegrip van zijn
overzeesche gebiedsdeelen, voor met een basisquotum
van 1.050.000 ton (practisch heteekeat dit uit den
aard (ter zaak een quotum voor Java). Volgens de
definities van art. 1 is dit z.g. tel quel, d.w.z. suiker
volgens de typen, welke tot nog toe door Java zijn
voortgebracht. Omgerekend op ruwsuiker beteekent
dit bij de huidige verhouding tusschen ruw en wit-
suiker ruim 1.100.000 ton. In art. 18 is bepaald, dat
het Rijk in Europa van netto uitvoeren van suiker
zal afzien en het recht heeft zijn behoef te aan suiker
geheel te dekken uit de eigen voorthrenging en uit
:importen uit andere deelen van het Rijk. Hetzelfde
artikel bepaalt, dat ook Suriname van netto uitvoeren
naar landen buiten het Koninkrijk der Nederlanden
afziet. Het quotum is dus, evenals voor den Congo
en voor de Portugeesche bezittingen, niet aan de af-zonderlijk genoemde koloniën, maar aan het Rijk in
zijn geheel, waartoe zij behooren, toegekend. Dit is
niet alleen staatsrechtelijk juister, doch heeft ook
eenige practische beteekenis. indien nl. het Konink-rijk uit de vrije markt invoert, wordt voor een gelijk
kwantum de uitvoer van suiker uit het Koninkrijk
niet ten laste van het quotum gebracht. Uitvoer be-
teekent immers in den zin van deze conventie netto
uitvoer. De levering van suiker binnen de grenzen
van het Koninkrijk valt buiten de bepalingen der
conventie. Zoo kan Suriname aan Curaçao suiker
leveren, mits deze niet weer ten uitvoer wordt ge-
bracht. Het leeuwendeel der Surinaamsche productie
zal echter door Nederland moeten worden opgenomen,
hetgeen ook ingevoige de bekende suikersteunrege-
ling het geval is. Hetzelfde geldt voor de bekende
80.000 ton, welké sinds het begin van dit jaar met
medewerking en steun van het Landbouwcrisisfonds
door Java aan de Nederlandsche industrie worden
geleverd. Mochten de beide partijen het echter eens
worden, dat deze levering geheel of ten deele beter
achterwege kan blijven, zoodat een overeenkomstig
kwantum suiker uit de vrije markt gekocht moet
worden, dan is tot hetzelfde kwantum export uit het
Koninkrijk boven het bovengenoemd quotum van
1.050.000 ton toegestaan, aangezien hierdoor in to-
taal de omvang van de vrije markt niet wordt ver-
minderd. De hierdoor ontstane bewegingsvrijheid is
in alle opzichten een voordeel.
Het effect van het verkregen quotum op de
.Javaproductie is niet met volstrekte stelligheid to
voorspellen. Voor de eerste 2 jaren zal denkijk wel
een korting van 4 5 pOt. op het quotum worden
toegepast, dat hiermede rond 1.000.000 tel quel wordt.
Totten wij hierbij de behoefte van de Indische markt
en de 80.000 ton naar Nederland, dan zou zelfs zon-
der de vorming van de voorraden, waartoe Java vol-
gens art. 26 tot een maximum van 500.000 ton op
1 April van elk jaar is gerechtigd, de afzet voor een
productie van ruim 1.4 millioen ton gewaarborgd zijn.
Voor de latere jaren. wordt dit zonder verdere toe-
kenning van verhoogde quota 1.450.000. Zonder dat
zulks tot groote verheugenis aanleiding behoeft te
geven, brengt dit resultaat toch mede, dat een heil-
zame vastheid is verkregen, welke de Java-suiker-
industrie in de laatste jaren al te zeer heeft out-
beerd. liet welslagen van de doorgevoerde reorgani-
satie (de saneering-Hart) hing met de mogelijkheid
de productie ongeveer op de helft van de normale
capaciteit van de jaren 19301’31 te handhaven, ten
nauwste samen. Menschelijkerwijs gesproken is dezo
zekerheid thans voor den tijd van 5 jaar verkregen.
Voor dienzelfden tijd is Java van de obsessie eener
gestadige uitbreiding van de protectie en een dien-
overeenkomstige verdere inschrompeling van de vrije

markt bevrijd.
Geheel waterdicht is de conventie zeer zeker niet,
maar de meest tastbare en voor de hand liggende ge-
varen zijn toch bezworen. Steunend op zijn hooge or-
ganisati en lagen kostprijs zal de Java-suikerinclus-
trie in haar tegenwoordigen omvang een periode van
rustige voortzetting van het bedrijf kunnen door-

maken. in liet licht van cie bewogen geschiedenis,
welke deze industrie sinds 15 jaren heeft gekenmerkt, is dit een onvermengd voordeel, dat de toetreding van
Nederland tot deze conventie ten volle wettigt.
Den Haag, 13 Mei 1937.

J. VAN GELDEREN.

HET ZEVENDE JAARVERSLAG VAN DE B.I.B.

liet op 3 Mei j.l. gepubliceerde zevende verslag
van de B.i.B is een belangrijk document, Dat het dat
is, komt niet vanwege den grooten omvang van de
zaken (Ier Bazelsche instelling; deze zaken zijn, het
zal zoo aanstonds blijken, eer afgenomen dan ge-
stegen. liet verslag behelst echter een aantal beschou-
wingen van den J.’resident Mr. L. J. A. Trip over
de ontwikkeling der conjunctuur in het algemeen en
over het goudvraagstuk in het
bijzonder,
welke be-
schouwingen ons bijzonder belangwekkend voorkomen.
Alvorens daarop nader in te gaan doen wij eerst
enkele mededeelingen over liet bedrijf van de B.I.B.
in het laatste verslagjaar. Wij laten te dien einde
hieronder een staat van balansposten en bijbehoorende
percentageberekeningen volgen, die van de ontwik-keling van het bedrijf een overzicht geeft.
Uit de cijfers, die in goudfranken luiden, blijkt,
dat de omvang der zaken, op goudbasis berekend, in
het laatste jaar een weinig is achteruit gegaan. Dit is een gevolg van de devaluaties in het najaar van
1936, waardoor in debet en credit een aantal posten
in goudwaarde afnamen.
Overigens vallen er enkele verschuivingen te con-
stateeren. Zoo zijn de kasmiddelen en het goud eenigs-
zins gestegen, hetgeen verband houdt met den wensch
om bepaalde valutarisico’s te beperken; voorts zijn
ter versterking van de rente-inkomsten der B.I.B.
die in verband met de algemeene geldruimte vaak
aan vermindering onderhevig ivaren, in sommige
perioden de uitzettingen voor een tijdsduur van ver-
scheiden maanden hooger opgevoerd dan in vorige
jaren.
Bijzonder
belangrijk zijn deze verschuivingen
intusschen niet.
Het goudclearingbedrijf en de eigen goudzaken der
B.I.B. hebben in het laatste boekjaar eenige uitbrei-
ding ondergaan. Het ter clearing beschikbaar gestelde
goud beliep ultimo Maart 1936 268 millioen Zw.
goudfrancs en steeg per saldo tot 433 millioen per
ultimo Maart 1937. In verhouding tot de totale goud-
voorraden der circulatiebanken en tot de internatio-
nale goudverplaatsing blijven deze bedragen intus-
schen nog zeer gering, ook al vertoonen zij dan eenige
stijging.
De huidige tijdsomstandigheden en de structuur
van de B.I.B. zelve hebben een voorspoedige ontwik-
keling van deze instelling niet toegelaten. De B.I.B.
toch is door haar statuten zeer in haar bewegings-
vrijheid beperkt, daar zij slechts gelden mag uitzet-
ten in landén, die voldoen aan de eischen van den
gouden of goudwisselstandaard. De bank moet het
hebben van het internationale credietverkeer, waar-
bij zij krachtens structuur en bestemming kan op-
treden als deviezencentrale voor de onderscheiden
circulatiebanken in landen met gouden of goudwissel-
standaard. Nu is echter het credietverkeer gering en
tot een herstel van de vroegere deviezenpolitiek komt
het thans al evenmin. Daarom blijven ook de zaken
van de B.I.B. beperkt. Zij maakt nog genoeg winst
om na dotatie der reserves 6 pOt. dividend uit te
keeren en een kleine rentevergoeding te geven aan
cle Staten, die geld
oii
langen termijn bij haar hebben
gedeponeerd. Maar daarbij blijft het dan ook.

* *
*

Veel belangrijker dan de mededeelingen over het
bedrijf van de B.I.B. zijn de beschouwingen, door
President Trip gewijd aan de conjunctuur en aan
de geidpolitiek.
Wat ons wel in de eerste plaats opvalt, is de
ingenomeuheid, waarmee Mr. Trip ii.ch over de ver-
schillende devaluaties in de goudlanden uitlaat. Iii

19 Mei 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

375

den aanvang van het verslag (bis. 5 van de Duitschu
uitgave) lezen wij al aanstonds, ,,dasz die Wertver-
ïtnderungeu der verschiedenen Wii.hrungen für die aus-
liindischen
Waren-
und Kapitalmiirkte völlig rei-
bungsios vor sich gingen and dasz in der Aufwiirts-
entwickliing der Weltwirtschaft kein Ri’ickschlag em-
trat.” En na behandeling van de verschillende mo-
netaire maatregelen, die in het afgeloopen jaar ver-
den getroffen heet het clan verder bij de bespre-

king van de prijsbeweging der goederen (zie blz. 30 der Duitsche editie):
,,Es ist bezeiohneud, dasz die Angleichung der Wiijhrun-
gen
iu
Herbst
1936
keinen Riickschlag -in ‘der Weibpreis-
hewegung vrursac,.hrt. hat. Sie erfolg’te ze einer Ze.it, als
die WeItpi’eise i
ni
Steigen -begriffen o’areu (utid nicht wie
die i.utwei-tuug des Pfundes mitte-ii in einer ausserge-
wöhulieh hefbigen Ki-ise’), ‘und
wurde eligernein als Mittel
l?0(J9SChCfl, cin ‘Viihrungsgleichguwicht sojederherzustellen,
das voreusstchilw/t geeignet ist, die Belebung des We/t-
ii wndels za erleic/bterlv” (Cu es
iveeri
ug
van ons).

Wij hebben v66r het verlaten van de vroegere
goudbasis hier te lande wel eens andere klanken van
Mr.
Trip vernomen! 1

let stemt intusschen tot ver-
heugenis, dat over de voorloopige gevo1ge, die de
devaluatie der goudianden voor den wereldhandei
heeft gehad, tusschen den President van N.B. en
B.I.B. en cle devaluïsten thans geen verschil van mee-

ning meer bestaat.
De overeenstemming der meeningen strekt trooi-
wens nog verder. Reeds v66r de devaluatie in cle
goudiand en is door verschillende voorstanders van
een rationeele geldcorrectie ter verkrijging van een
betere verhouding- tusschen opbrengst en kosten de
aandacht gevestigd op de problemen, die zich terstond

Activa (in 1000 Zw. goud fre.

Goud. kas

Herdiscontabel pap
en tegoed Cail-gelden

Handels- en
I
Schat
Datum

bij banken

bankacceptenj

pa
1000

1000
1
0

1000

,

1000
Zw. frs.

Zw. frs.

0
Zw. frs.

0
Zw.
frs.

na dc devaluatie zouden voordoen. Een devaluatie
toch is niet meer dan een eerste stap, een maatregel,
waarmee zekere ontwrichtingen van de monetaire
deflatie weder worden hersteld, maar als zoodanig
noch een panacee noch een definitief fundament voor
het geidwezen. Wat de ‘wereld noodig heeft, is een
stabiel ruilmiddel, waarbij inflatie en deflatie ver-
meden worden. Daartoe kan een devaluatie, volgende
op een tijdvak van hevige deflatie, stellig het terrein
effenen; men kan zelfs zeggen, dat een stabiel -geld-
wezen in de goudlanden zonder devaluatie ,,iiber-haupt” onbereikbaar zou zijn gebleven. Maar men
realiseere zich terdege, dat devaluatie niet anders is
dan een eerste stap en dat zij door een definitieve
stabilisatie van het geidwezen moet worden gevolgd.

De President van de B.I.B. blijkt van dezelfde op-
vatting. Vroeger meenden wij zijn uitlatingen i.n dezen
zin te moeten interpreteeren: herstel den internatio-
naden gouden standaard, hef de handelsbelemme-
ringen op, zorg voor interne aanpassing der kosten
en voor budgetair evenwicht en de zaak is in orde.

Thans echter erkent de President, dat met herstel
van den gouden standaard en met het treffen van de
andere genoemde maatregelen de zaak nog heelemaal
niet in orde is, en wel om de eenvoudige reden, dat
juist in den gouden standaard als zoodanig factoren
schuilen, die gemakkelijk tot nieuwe evenwichtsver-
storingen aanleiding kunnen geven en met welker
beteekenis juist in onze dagen terdege rekening moet
worden gehouden.

De conjunctuur toch heeft zich het laatste jaar
ontwikkeld in de richting eener snel stijgende pros-
periteit. De verruiming van cle goudproductie en

en in
/0
van het balanstotaal).

r

Andere uitzettingen

1
Andere

Balans-
st-
tot
3
mnd.

3-6
mnd.

6
maanden
en langer 1 Activa

totaal
1

010

1000

1000

,

1000

0

1000
Zw.
frs.

1
Zw.
frs.

Zw.
Irs.

/0

Zw.
fr.

Zw.
frs.

VI

1930 ……

5.120
0.5
23.046
2.1
239.295 22.0 261.352 24.1
486.943
44.9
68.352′)
6.3
1.612
0.1
1.085.721
III

1931

….

7.239
31. III

.
0.4
186.281
9.8
471.424 24.8 138.103

7.3
850.694
44.7 12.788
0.7
222.652 11.7
11.967
0.6
1.901.149
1932

….

4.212
1.3
74.385
6.6
473.560 42.0 136.738 12.1
380.814
33.8
35.852
3.2
7891 0.1
9.661
0.9
1.126.011
31. III

1933

…. 11.396
1.2
52.543
5.6
275.172 29.2 257.461 27.4
270.888
28.8
58.782
6.3
6.456

0.7
7.876
0.8
940.575
31. III

1934

…. 30.934
4.6
14.447
2.2
157.7f9 23.6 192.103 28.8
124.485
18.7
70.756
10.6
68.014 10.2
9.067
1.3
667.526
31. III

1935

…. 13.647
2.1
15.465
2.3
148.451 22.5 213.976 32.4
133.417
19.2
59.829
9.1
64.584

9.8
10.461
1.6
659.829
5.1
15.297
2.3
136.198 20.6 212.776 32.2
124.668 18.9 217.449132.9 94.266
14.3
93.483
14.1
65.034

9.9
59.869! 9.0
10.176
1.5
661.015
VI.

…….33.783
4.2
17.049
2.6
140.088 21.3
62.892
9.5
10.854
1.6
660.873
XII

27.533
4.2
15.422
2.3
131.695 20.1 205.654 31.3
111.666
17.0
84.745
13.-
67.833 10.3
11.856
1.8
656.405
5.1
12.960 2.0
150.250 22.7 188.279

28.5
134.035
20.4
44.019
6.6
84.822 12.8
12619
1.9
660.783

30.

IX

,
……28015

6.9
16.867
2.6
151.925 23.0 180.92227.4
91.999
13.9
117.941
17.8
47.711

7.2
8.205
1.2
661.468

…….

6.2
14.806
2.2
110.934 16.6 211.751 31.7
147.323
22.-
55.250
8.3
77.689 11.6
9.373
1.4
668.312

31.111.

1936

……3.799
VI

,……45.899

XII

56.491
9.2
5.253
0.9
134.022 21.7 147.67124.0
80.328
13.1
91.143
14.7
99.900 16.2
1.474
0.2
616.284
IX……..41.085
…….
III

1937

…. 70.723
11.4
26.538
4.3
101.347 16.4 130.69621.1
121.911
18.7
76.538
12.4
89.663i14.5

1.425
0.2
618.842
30.1V

,
……64.930
10.4
25.234
4.1
106.654 17.1 133.379 21.4
147.194
23.7
60.4291
9.7
83.22913.3 1.7010.3
622.750
1)
])eze post omvat alle
uitzettingen
van meer dan
90
dagen.

Passiva
(in
1000 Zw. frs

en
in
0
/0
van
het balanstotaal).

Kapitaal
Lang loopende deposito’s
Dad. opvraagb. gelden en deposito’s t. Omnd. Andere
(gestort) Reserves
Reparatie-
Duitsche
Fransche
Circ.bankenv.
Idemvoorrek.
Andere
Paisiva
Datum
annuïteiten
Reg.
Reg.
eig. rekening van derden Deposanten
1000
0
/0
1000
,
1000
1000
0
Io
1000
,,
1000

0
/0
1000
,,
1000
,,
1000

Zw.frs
Zw.frs.
Zw. frs. Zw. frs.
Zw.
frs. Zw.
frs.
Zw.
frs.
Zw.
frs.
Zw.
frs.

30.VI. 1930
102.500
9,4


151.231
1
13,9
123.534
11,4
– –
111.107
10,2
153.677
14,2
3.642
0,3
1.832
0,2
31.111. 1931
103.188 5,4
– –
154.874
8,2
77.437
4,1
68.880
3,6
811.807
42,7
653.175
34,4
14.021
0,7
.17.768
0,9
31.111. 1932
108.500
9,6
3.842
0,4
153.623
13,6
76.811
6,8
68.649
6,1
608.185
54,0
68.154
6,1
7.823
0,7
30.425
2,7
31.111. 1933
125.000
13,3
9.387
1,0
153.640
16,3
76.820
8,2
68.481
7,3
451.727
48,0
13.301
1,4
6.615
0,7
35.603
3,8
31.111. 1934
125.000
18,7
13.706
2,1
153.546
23,0
70.773
11,5
40.903
6,1
178.911
2

26,8
9.418
1,4 1.071
0,2
68.197
10,2
31.111. 1935
125.000
18,9
17.271
2,6 154.294 23,4 77.147
11,7
63.961
9,7
142.646
2

21,7
25.698
3,9
4.256
0,6
49.559
7,5
30.VI.
125.000 125.000
18,9
20.859
20.859
3,2
3,2
154.670
154.811 23,4
23,4
77.335
77.406
11,7
11,7
141.296
63.961
21,4
152.506223,1

158.758
2

24,-
13.763
13357
2,1
3.370
3.116
0,5
49.550
43.606
7,4
30.IX.,,
31.XII.,,
125.000
18,9
19,120.859
3,2
154.387
23,5
77.194
11,8
63.961
9,7
9,7
156.3542 23,8
11.107
2,0
1,7
743
0,5
0,1
46.801
6,6 7,1
31.111. 1936
125.000
19,2
20.859
3,2
154.340
23,4
77.170
11,7
63.961
9,7
1580384
2

23,9
14.319
2,2
896
0,1
45.854
6,9
30.VI.
125.000
18,9
22.059
3,3
154.059
23,3
77.029
11,6
63.961
9,7
165.426
2

25,1
10.606
1,6
285
0,0
43.043
6,5
30.IX.
125.000
18,7
22.059
3,3
153.096
22,9
76.548
11,5
63.961
9,3
174,250
2

26,1
6.344
0,9

649
0,1
46.405
6,9
31.XII.

,,
125.000 20,3
22.059
3,6
153.280
,
24,9
76.640
12,4
44.916
7,2
146.509
2

23,8
6.242
1,0
90
0,0
41.548
6,7
31.111. 1937
125.000
20,3
22.059
3,6
153.157
24,8
76.579
12,4
44.223
24,7
4.248
0,7
237
0,0
40.399
6,5
30.1V. 125.000 20,1
22.059
3,5
153.280
24,6
76.640
12,3
43.095
6,9 7,1
.
152.940
2

156.575
2

25,2
4.268
0,7
362
0,1
41471
6,6
1)
Bovendien komt op de balans per
30 VI ’30
een post
voor van
438
mill’ioen Zw. Frs.
wegens nog
te
verdeelen
opbrengst van de
534
pCt. Duitsche leening, de zgn. Voung-leening. Op latere bala.nsen zijn alle
posten &etr.
de intern.
reparatieleeningen buiten beschouwing gelaten.
2)
Inclusief gouddp8ts van centrale banken.

376

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1937

van dc goudvoorraden der centrale banken, de door
de devaluaties verbeterde verhouding tusschen ,,bin-
nen- en buitenwaarde” van het geld, de allerwegen
verlaagde rentestand en de vermindering van buiten-
Ian.dsche schulden vormen evenzoovele door den Bank-
1)reSident genoemde factoren, die de hausse bevorde-
ren en die w’el getemperd, maar niet teniet gedaan
worden door de in den loop der depressie angstwek-
kend in omvang en aantal toegenomen handelsbelem-
meringen. Voorzichtig uit de President de voorspel-
ling, dat de hausse nog wel eenigen tijd kan aan-
houden, en wel o.m. omdat het herstel in de onder-
scheiden landen op zeer verschillende tijdstippen is
begonnen en omdat het zich in vele gevallen uiter-
mate aarzelend en met groote terughoudendheid heeft
voltrokken, zoodat ,,in einigen grundlegenden Punk-
ten der jetzige wirtschaftliche Aufschwung einzelne
gailz besondere Merkmale aufweist, die wohl dazu be-
rechtigen könnten, die gegenwrtige Lage einiger-
inassen hoffnungsvoll zu beurteilen” (blz. 13 der
DUi.tsche uitgave).
De vraag rijst echter, of deze hausse niet een
uiting is van omstandigheden, die op den duur tot
een nieuwe evenwichtsverstoring moeten voeren. Afge-
zien van den invloed der bewapeningsuitgaven, welke

de Bankpresident terecht in de huidige conjunctuur-
phase bijzonder gevaarlijk acht als extra stimulans
voor een mogelijk reeds ietwat overprikkeld econo-
rnisch leven, valt in dit verband vooral de aandacht
te vestigen op het goudvraagstuk, dat door Mr. Trip
uitvoerig wordt behandeld.
Het goud, door velen vereerd als stabilisator van
het geldwezen, heeft in feite al heel wat storingen
veroorzaakt. Vreesde men vôôr den omslag van 1929
algemeen voor toenemende goudschaarschte, zoo is in
de laatste jaren juist het omgekeerde het geval ge-weest. De productie is geweldig gestegen, de Oost
heeft veel goud afgegeven, Rusland heeft in 1937
wederom belangrijke bedragen van zijn gestegen goud-
productie verkocht, het particuliere ,,hoarding” van
goud in West-Europa heeft sinds de devaluaties
plaats gemaakt voor een aanzienlijk ,,dishoarding”, en
de prognose voor de productie luidt, dat deze nog
aanzienlijk verder zal stijgen. Enkele cijfers kunnen dit toelichten. De productie
vertoont het volgende beeld:

Goudproductie in onzen fijn goud.

Jaar
Z.-Afr.
USSR.
Ve r.
Staten

Canada
Andere landen
Totaal
Idem in
Zw.goud
francs

1915
1)

9.096
1.546
4.888
918
6.146
22.594 2.420
1929..
10.412 1.085
2.208i
1.928
4.040
19.673
2.108
1930..
10.716
1.434
2.286
1

2.102
4.184
20.722 2.220
1931..
10.878
1.701
2.396
2.694
4.702
22.371
2.397
1932..
11.559
1.990
2.449 3.044 5.264 24.306 2.604
1933.
.
11.014
2.667
2.537 2.949 6.336
25.503
2.732
1934..
10.480 4.263
2.916
2.972 6.999
27.630 2.960
1935..
10.774
5.831
3.619 3.283 7.484 30.991
3.320
1936..
11.339
7.350
4.295
3.721 8.549
35.254
3.777
t)
Maximum vÔÔr
1932.

Uit de cijfers blijkt, dat de productie in Zuid-
Afrika op peil blijft, mede door de exploitatie van
minder rijke ertsiagen, die bij de huidige kostenver-
houdingen met winst bewerkt kutinen worden, en dat
de productie in alle andere gebieden sterk is ge-
stegen, het meest in Sowjet-Rusland.
De afgifte van goud uit het Oosten blijkt uit het
volgende staatje:

(In millioenen Zw. goud francs).

Jaar
Br.-lndië

China
Hongkong
Totaal

1931
477
54
63
594
1932 ……
1.014
118
59
1.191
1933
653
74
100
827
1934
706
54
68
828
1935
495
43 34
572
1936
371
37
29
437

Totaal ….
I

3.716
380
353
1
4.449

Ook in 1936 heeft het Oosten nog goud afgegeven,
maar de verwachting is gerechtvaardigd, dat de
stroom in de naaste toekomst in ômgekeerde richting
zal gaan. Britsch-.l ndië neemt laatstelijk belangrijk
meer zilver op, hetgeen een symptoon is van toe-
nemende vraag naar edel metaal in het Oosten, een
vraag, die u:iteraard door de economische opleving
zal worden bevordierd.
Intusschen moet de vraag van het Oosten al heel
drastisch toenemen, wanneer daardoor de invloed van
de stijging der goudproductie zal worden te niet ge-
daan; waarschijlilijk is dit voorshands niet. Waar
ook de vraag voor industriëele doeleinden geringer
is dan vroeger, daar moet men dus Voor de komende
jaren rekening houden met een zeer overvloedige
voorziening van de monetaire goudbehoefte.
D.it kan leiden tot ,,goudinflatie”; het woord wordt
door Mr. Trip niet gebruikt, maar het gevaar als
zoodanig wordt duidelijk door hem aangewezen. Te-
recht stelt hij daarom de vraag, of zich de invloed
van den goudstroom laat neutraliseeren.
Voor zoover het bij de goudvoorziening der ver-
schillende landen eenvoudig gaat om verplaatsing
van reeds vroeger aanwezig goud van het eene landt
naar het andere als gevolg van de trektochten van het
vagabondeerende kaptaal, kunnen •de egali satiefond-
sen den invloed van het goud neutraliseeren door
ervoor te waken, dat bij toevloed van goud geld aan
de geldmarkt wordt onttrokken tot gelijk bedrag, als
waartoe goud toestroomt, en wel door uitgifte van
sc.hatkistpapier, terwijl het omgekeerde bij afvloed
van goud ken geschieden.
De mogelijkheid van zulk een sterilisatie, die tot
aanmerkelijke bedragen reeds is toegepast door Enge-
land en laatstelijk ook door de Vereenigde Staten,
en die uiteraard aan de Overheid geld kost in den
vorm van rente op het ter neutralisatie gemanipu-
leerde sehatkistpapier, wordt door den President der
B.I.B. erkend.
Lastiger acht hij het om den invloed van nieuw
geproduceerd goud te i7eutraliseeren. Wordt dit goud
verkocht aan een circulatiebank of aan een egalisatie-
fonds, onder gelijktijd:igen verkoop van schatkist-
papier op de open markt, zoo worden evenveel mid-
delen aan de geidmarkt onttrokken als aan de goud-
producenten beschikbaar worden gesteld. Dit is ech-
ter geen volledige n.eutralisatie, want de goudprodu-
centen zullen hun geld besteden voor betaling van
loon, machines, belasting en dividenden, terwijl de
aan de markt onttrokken gelden het karakter hadden
van op korten termijn belegde spaargelden. in het
verslag der B.I.B. wordt op dit punt de aandacht
gevestigd.
Alen zou daarover, naar het ons voorkomt, des-noods kunnen heenstappen, want zeer groot zal de
verschuiving in het economisch leven, die hieruit
zou voortspruitemi, wel niet zijn. Maar wel vraagt men

zich af, of het eigenlijk niet waanzinnig is eerst
mensehelijke produetiekracht te doen aanwenden voor
de winning van goud en dan terstond min of meer
kostbare maatregelen te gaan treffen, opdat dit koud
toch vooral geen invloed op het economisch leven zal
gaan uitoefenen! Leidt dit niet noodwendig tot de
conclusie; dat in periöden van goudovervloed de gou-
den standaard als zoodanig niet meer deugt en dat
daarvoor een ander geldstelsel van grootere stabili-
teit en berustend op a-rnetallistisehen grondslag in
de plaats moet worden gesteld?
Zoover gaat de President van de B.I.B. in dit ver-
slag nog niet. Wei w’ijst hij op eenige mogelijkheden
tot het ondervangen van de dreigende gevaren zonder
tot een bepaalde conclusie te komen. Wij halen uit
het verslag het volgende aan:

,j.Jnter diesen Umstituden (di. in het vooruitzicht van
een sterk stijgend monetair goudan.nbod) wind den Lhn-
idem, cliie bereits grosse WthmuiigsbestiLnde besirtzen, wahr-
soheinlioh weiter die Aufgabe zufallen, bedeuteude und
steigende Mengen micuen Goldes aufzuneluneim
;
und die
Fortfühmung der Sterilisierungspolitik wind 51e
in
inuner

19 Mei 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

377

gIösseî’e Ausgaben verwcke1n. Es iist nicht überi’.aschend,
{lnSS
die ]ragcn, die sioh hieraus ergebeii habcii, ernsthaf t
ge)riift
Ii
tici dss versehiedeie Lösiirgeii vorgesoh1agen
werden. So it
z.B.
der

7
oiseblag .gemaht worden, die
Golderzeugung zu (iberwachen uiid zu dicsse1n; eine so]ehe
Massnaliitte, die veiter geprüift zu werden verdiewt, ist
alei in den 1etteii Jahien info1ge der wachseuden Zah1
der Eizeuger1itnder immer shwieriger gevordeii Er ist
auch aiigeregt worden, wieder Goldmiinzen in dec Ver-
khr zu bringen. In einigen Litndern mag dies mögiich
sein; die Erfa;hrung leîhrt aber, dass wenu eist einmal die Be’völkcrun’g die Gewohisheit verloren hat, Goldmünzen
hei sich zu tragen, es sohw’ierig it, diese wieder in den
iVi
rkliohcu IJinlani einzufiih ren. lJn’d selbst wenn es mbg-
hei wi.re, so wiirdc die galize Frage dadurch riiaht gelöst
wercicin. Die Bankguthabeii hei der Zentraibank wOrden
siiherhinh keine Steigerung erfahren, sola.nge dais Geld in
cliii Vctkeh r kO.nie, aber die nenen Mii njen, soiveit sie nioht geho tot werden, kmnnu ebeitfalis clie vorhaindene
Jnufkraf’t vergrössern, solange die Golderzeugu lig niKt
znrückgeht. Es ist angcbraeht,
sih
in Erinneruiig
ze
rufen, dass in dcii Jahren vor deni Kriege, als Gold
tatsiLchlieh
iii
einer Menge im war, wie sie
sghwerlicih wieder erreicht weiden dürite, die Steigerung
der sticlairikanischen Golderzeugnng ein beachtenswertes
Anziehen der i’reise nut sich brachte.
,,Es ist aneh angeregt worden, ciiie lierabsetzung des
fOr clie Unze Gold gezahlten Preises von der Ilbhe, auf
die er in entiverteten WiLhrungen gestiegen •ist, vorzuneh’
mcii; in dieser Weise w(irde die durch cme besbimrnte
Goldgewiohtsiuueruge dangestehltc Gehdkaufkrafrt verriugert
und ein heminender Einfinss auch anf die Goldgewmnnung
ausgeübt werden, da der Goldbergbau weniger lohnend werden sviirde. Es kann kauni bezw’eifelt werden, dass
gegenwitrtig die Herabsetzung des G’oldpreises dazn hei-
trurgen wiirde, nut den aus der iiberreiohliohen Erzeugung
sich engebenden eruusten Fragen besser fertig zu werden.
Sie wiirde allerdings gewisse Scuhwienigkeiten verursaehen
hiiisiclïtlich der IBewertuuig der voiiha.ndenen GoldbestiLnde
ii ad des gegenseitigen Vcrhitltuu isses der Withru ngen (dieses
solite, soweit das Gleiehgcwioht bereiis ersielt worden ist,
uuïglicihst wen.ig gestOrt werden). Sie würde ausserdem die
Gefalir einer zukü uftigen Manipulicrung der Wiihrungen
mit sich bningen, und das wOnde in das Wii.hrungsgefüge lJiubestitndigkeit und Misstrauen hineintragen.
,,136 der Eröi’terung des Wiederaufbaus euler Welt-
wiihrungsoidnung lassen sich diese versehiedenen Fragen, so sehwrierig sie auch sein mOgen, nicht u.tngciien. Augh
für clie Golderzeuger
i:st
es wichtig, anstatt a.11ein an den
uniuui.ttelbaren Gewiun
zit
denken, l3edingu.ngen
zit
schaf-
fen, die den Nutsen des Goldes als Wiihrungsgrund.lage zu einelu daueruuden niachen” (zie bis. 59 en 60 van de Duit-
sehe uitgave).

ilet is voor velen niet prettig, dat het monetaire
vraagstuk op deze wijze aan de orde wordt gesteld en
meui heeft den Barukpresiclent er verwijten over ge-
maakt, dat hij zich op de hierboven aangehaalde wijze
heeft uitgelaten. Wij achten deze verwijten niet juist.
lIet verlangen naar rust in de geldquaestie, hetwelk
de critici beheerscht, is volkomen begrijpelijk. Maar
dit verlangen kan eerst worden bevredigd, wanneer
er werkelijk een basis voor het gelciwezen is gevon-
den, die rust waarborgt.

Een der factoren van instahiliteit in het geidwezen
is de onhestendigheid der goudproductie. lIet is niet de eenige, maar belangrijk is deze zijde van de zaak
stellig. Daarop thans de aandacht te hebben geves-
tigcl is de verdienste van den President der B.I.B.,
niet omdat hij daarmee iets nieuws zou hebben ver-
kondigd, maar wel omdat juist
hij
zich op deze wijze
over deze
civaestie
uitliet.

Het stellen van een vraag is de eerste en belang-
rijkste stap om tot de oplossing daarvan te geraken.
Over deze oplossing hooren wij in het verslag van
de B.I.B. nog weinig, maar zooveel is toch wel reeds duidelijk, dat zij volgens de opvatting van dec Bank-
president met een herstel van den gouden standaard
volgens den ouden stijl in de huidige omstandigheden
niet te bereiken valt. Leggen wij teveel in de door
hem geuite woorden, wanneer wij deze betitelen als
een grafrede op een gelcistelsel, dat gefaald heeft en
iii de toekomst zal moeten plaats maken voor en
geheel nieuw monetair systeem?

0.
M. V. S.

HET VOORONTWERP LANDBOUWORDENINGS-
WET 1937.

In het economische en sociale leven komen telkens
weer min of meer langdurige perioden voor, waarin
de waardeverhoudingeh der goederen en der dien-
sten, alsmede de verhoudingen der verschillende be
dri.jfsklassen geen groote schommelingen vertoonen.
De economische en sociale krachten hebben in die

perioden een zekeren evenwichtstoestand gevonden.
Dat wil niet zeggen, dat er niet voortdurend veran-
deringen optreden, maar die zijn juist noodig ter
bewaring van dat evenwicht, daar anders spanningen
ontstaan, die gevaarlijk kunnen worden.

Zulk een evenwicht was ook het resultaat van de
ontwikkeling der toestanden tusschen buy. 1923 en
1930. Op agrarisch gebied bracht dit evenwicht medè
een zekere, geleidelijk veranderende, verhouding tus-
schen de productie van akkerbouw- en veeteeltpro-
ducten, een voortschrijding van de tuinbouwproduc-

tie, een zekere verhouding tusschen de grootte-klassen
in land- en tuinbouwbedrijf, tussehen grond- en pacht-prijzen, enz. Onze maatschappij heeft nu eenmaal een.
dynamisch karakter en daarin is voor standvastige
grootheden geen plaats.
De plotselinge geweldige verschuivingen in de ge-
noemde verhoudingen, die men gezamenlijk crisis
pleegt te noemen, zouden voor allen, die voor hun

bestaan van de agrarische bedrijfstakken afhankelijk
zijn, zeer noodiottige gevolgen hebben gehad en daar-
door mede voor ons geheele economische en sociale
leven. De landbouwcrisiswetten hadden nu de be-
doeling het verschuivingsproces te onderbreken, door
in het dynamische proces een statistisch element in
te schuiven, ni. door te trachten de verhoudingen
zooveel mogelijk te fixeeren op een basis, die om-
streeks 1913 een evenwicht schiep en op de interne
bedrjfsverhoudingen van omstreeks 1933.

Het kon natuurlijk niet uitblijven of door deze
crisismaatregelen moesten spanningen ontstaan, daar
de regelingen op de rigide statische basis, hoe langer
hoe meer het bedrijf gingen verstarren. Hierin zit
een der voornaamste oorzaken van de ontevredenheid

der landbouwers over dit systeem, maar, aangezien
aanvankelijk ieder overtuigd was van hun tijdelijk
karakter, werden zij als een noodzakelijk kwaad aan-vaard. Zoodra toch de toestanden zich zoodanig zou-
den hebben ontwikkeld, dat het mogelijk zou zijn min
of meer duidelijk te zien op welke nieuwe basis de

verhoudingen een nieuw evenwicht zouden vinden,
zouden de crisismaatregelen kunnen verdwijnen. Wel
was men er van overtuigd, dat ter verwijdering van
al te groote schokken een nieuwe wetgeving daarvoor
in de plaats zou moeten treden.

De Minister van Landbouw en Visscherj heeft nu
op 23 Maart jl. een voorontwerp Landbouwordenings-
wet gepubliceerd om alle organisaties in het be-
drijfsleven, die in deze materie belangstellen, van hun
zienswijze hierover te doen blijken.

De Minister is van oordeel, dat ,,overwogen moge
,,worden, of de huidige omstandigheden nog wel steeds
,,als buitengewone omstandigheden in den zin der
,,(crisis)wet kunnen worden aangemerkt. Het wil hem
,,voorkomen, dat het tot een klaarder structuur van
,,de . . . – noodzakelijke regelingen zal leiden, indien ,,men zich losmaakt van het crisiskarakter dier rege-
,,lingen en zich instelt op de noodzaak van de hand-
,,having daarvan voor een langeren tijdsduur dan
,,aanvankeljk is voorzien.”

Hieruit is op te maken, dat de Minister bij de op-
stelling van het Voorontwerp is uitgegaan van de ge-

dachte, dat de tegenwoordige toestand wel zoozeer is opgeklaard, dat het mogelijk is te zien op welke basis
een nieuwen evenwichtstoestand kan worden verkre-gen. Wij kunnen ons althans moeilijk voorstellen, dat
geen andere bedoeling heeft voorgezeten, dan de toe-
stand te laten, zooals ‘zij is, behalve dan, dat in de
organisatie der uitvoerende organen een zekere ver-

378

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1937

andering wordt gebracht. In dat geval toch zou men
moeten conciudeeren, dat het de bedoeling is, de
fout der crisiswetgeving, die tot op zekere hoogte en
voor zekeren duur is te vergeven, voor onbepaald lan-
gen duur te bestendigen. Toch gevoelen wij OnS ten
dezen opzichte geenszins gerust.
Immers, waar gesproken wordt over het ordenings-
streven (p. 5), zegt de Minister, ,,dat zich in den
,,laatsten tijd in ons nationale bedrijfsleven een stre-
,,ven heeft geopenbaard, om een deel van de thans
,,aan de Overheid met betrekking tot het sociaal en
,,economisch leven opgedragen regelende en uitvoe-
,,rende taak over te dragen aan organisaties, welke
,,uit en door een groep of groepen van ondernemin-
,,gen worden gevormd. . . . Deze gedachte ligt ook
,,aan het ontwerp Landbouwordeningswet ten grond-
,,slag. In dit ontwerp is een regeling ontworpen,
,,waarbij de mogelijkheid is geopend tot het instellen
,,van organen, waaraan zoowel een adviseerende, uit-
,,voerende als verordenende bevoegdheid wordt toe.
,,gekend.”

Maar wanneer wij dan verder het voorontwerp be-
studeeren, blijkt, dat de taak, die de Minister zich
voor die organen had gedacht, geen andere is, dan
die, welke de crisisorganen thans vervullen. En hier-
uit zou dan volgen, dat het de bedoeling is de status
quo nog voor een langen tijd te handhaven, die te
verankeren zelfs in de wetgeving en de organisaties
van het bedrijfsleven hira.n vast te verbinden.
Wij kunnen ons afvragen of dan geen herordening
van het agrarisch bedrijfsleven noodig is? En of
daartoe geen wettelijke maatregelen vereischt zijn?
Het stellen dezer vragen is tegelijk hun beant-
voording, want ieder weet, dat het noodzakelijk is
om te komen tot een andere verhouding van veeteelt
en akkerbouw, tot een herziening van de onderdeelen
dier verhouding, dat de kwestie der kleine bedrijven
een grondige behandeling eischt, en nog vele andere
zaken moeten worden ingesteld op de veranderde in-
ternationale omstandigheden. Een wetgeving om die
nieuwe instelling met zoo weinig mogelijk schokken
te verwezenlijken zal niet kunnen worden gemist.
Ook de Minister is van die meening, blijkens pag. 7.
Maar omtrent den aard van de maatregelen, die hij
in dit verband noodig acht, wordt in het ontwerp
niet gesproken. En om deze reden is dus de conclusie
gewettigd, dat het niet de bedoeling is de genoemde
materie te behandelen, doch uitsluitend de wijziging
van de crisisorganisaties. liet komt ons voor, dat het
woord Landbouwordening dan wel een zeer poveren
inhoud heeft.
De bedoeling is blijkens de toelichting
bij
het voor-
ontwerp, dat de uitvoering der crisismaatregelen niet
meer (geheel) door ambtelijke instanties zal worden
verzorgd maar (geleidelijk) zal worden overgedragen
aan organisaties, die gevormd zullen worden uit ver-
tegenwoordigers van het bedrijfsleven.
Zoo zullen landbouwraden worden gevormd, die,
voor het land in zijn geheel, te zorgen zullen hebben,
hetzij voor den akkerbouw, of de veeteelt, de zuivel,
den tuinbouw, enz. Uit de taak, die in het Vooront-
werp voor deze Raden is weggelegd; blijkt, dat zij
bestemd zijn in de plaats te treden der tegenwoordige
Centrales. (Akkerbouwcentrale, Tuinbouwcentrale,
enz.). Deze taak toch is evenals die van de tegenwoor-
dige Centrales adviseerend, uitvoerend en verorde-
nend; de Raden zullen, evenals de Centrales dit
thans doen, regelen stellen met betrekking tot de
productie en den uitvoer van agrarische producten;
zij zullen geldelijke bijdragen aan producenten kun-
nen uitkeeren, waarbij zij evenals thans de Centrales
gebonden zullen zijn aan door den Minister te stellen
richtprijzen; zij zullen eveneens een zekere financieele
zelfstandigheid bezitten, maar het Landbouwfonds, waarvan de middelen door heffingen zullen worden

verkregen, zal
bij
de Wet worden vastgesteld. De Cen-
trale contrôle zal worden uitgeoefend, evenals dit

thans geschiedt en het Tuchtrecht blijft op dezelfde
wijze gehandhaafd.

In het kort, door deze eenmaal tot Wet geworden
omzetting verandert er in de politiek der Regeering met betrekking tot den landbouw niets. En evenmin
is dit het geval met de lagere organen, want in plaats der Provinciale Crisisorganisaties treden dan op Pro-
vinciale Raden, met volkomen dezelfde taak en in
plaats van de district-organisaties komen de provin-
ciale districtcommissies, waarvan hetzelfde kan wor-
den gezegd.

Het grootste verschil tusschen de Landbouwraden
en de Centrales is hierin gelegen, dat een deel der
leden van de Raden zal worden benoemd door Land-bouworganisaties, die daartoe door den Minister zul-
len worden aangewezen. Dit zullen natuurlijk wel
allereerst de organisaties zijn, die zijn aangesloten bij
het Nederlandsche Landbouwcomité – misschien dit
Comité zelf – en verder de groote organisaties op

Katholieken of Prot. Christ. grondslag. Evenwel is
de Minister voornemens er ook één lid in te benoemen
ter vertegenwoordiging van den handel, één voor de

industrie en één voor de arbeiders. De mogelijkheid
bestaat dit aantal uit te breiden. Bovendien zullen

de ambtenaren van den Landbouwvoorlichtingsdienst
zitting hebben als adviseerend lid. Aan deze Raden
wordt verordenende bevoegdheid toegekend, waar-
onder wordt verstaan het recht om verordem:inmen uii

te vaardigen, waarin onder bedreiging van straf be
paalde voor de bedrijfsgenooten bindende i’egelen wor-
den gesteld. Deze bevoegdheid bezitten ook de Provimi-
ciale Raden. Zoo zal bijv. de Akkerbouwraad veror-
deningen kunnen vaststellen omtrent de beperking
der aardappelteelt voor het geheele land en de Pro-
vinciale Raden zullen op dezelfde wijze kunnen vast-
stellen, hoe die beperking in de desbetreffende pro-
vincie zal moeten geschieden.

Zooals men ziet omvat de werkwijze der te schep-
pen olganen, vergeleken met die, welke thans rege-
lend optreden, niets nieuws.

Ongetwijfeld heeft de Minister gemeend met dit
ontwerp tegemoet te komen aan de algemeen van de
zijde der landbouwers geuite klacht, dat hun organi-
saties te weinig gekend worden in de voorbereiding
en uitvoering der crisismaatregeleia. Of inderdaad, dit ontwerp tot wet geworden, hierdoor veel veran-
dering komt in de voorbereiding der crisiswetgeving,
staat te bezien; in dit opzicht biedt het niet de minste
waarborgen. Wat de uitvoering ervan betreft, zal

ongetwijfeld de invloed der organisaties grooter zijn,
de invloed der landbouwers zelf niet. Wat wij thans
zien, een onheilige strijd tusschen de organisaties uit
concurrentie ter vergrooting van hun invloed, wordt
erger, vijl het permanent wordt. De voorgestelde
regeling zal tot gevolg hebben een nog veel meer ver-
deelde boerenstand dan thans het geval is.

Men zou hiertegen kunnen opmerken, dat volgens
dit ontwerp tenslotte toch de Raden min of meer
autonoom zullen zijn en dat dus het ambtelijk appa-
raat, ofschoon in organisatie overeenkomend met dat
van thans, niet meer onder de bevelen van den Mi-
nister zal staan, maar onder die der Raden. Inder-
daad, zoo lijkt het. Maar in werkelijkheid zal eerst
de leiding en vervolgens het gezag uitgaan van het
hoogere personeel. Dit zal het tenslotte zijn, dat de
lakens uitdeelt en de gewone boer zal er zeker niet
beter door worden.

Thans zucht hij onder het despotisme van het per-
soneel eener ,,stichting”, in de toekomst onder dat
van zijn ,,Raad”. Want, en dat is de grondfout, in
den geheelen opzet van de bemoeienis met het land-
bouwbedrijf komt geen verandering. In de toelichting
bij dit Voorontwerp wordt veel gesproken van decen-
tralisatie, maar ook bij ijverig zoeken gelukt het niet
van die decentralisatie iets te vinden. Het geheele
landbouwbedrijf blijft – en thans voor goed – gere-

19 Mei 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

379

geld in zijn grondslagen door de centrale machtheb-bers in Den Haag. Het is thans wel overduidelijk door de practijk der
laatste maanden bewezen, flat het systeem der fonds-
vorming uit heffingen om daaruit steun te verleenen
aan het veeteelt- en zuivelbedrijf niet te handhaven

is. De commissie-Van Loon had dit reeds voorspeld,
zonder echter iets anders er voor in de plaats te stel-len. De beweging ,,Landbouw en Maatschappij” zag
duidelijk, hoe in de toekomst de structuur van onzen landbouw zou moeten zijn, maar verdwaalde op weg
daarheen ook in het moeras der fondsvorming. De
Landbouwcommissie der Chr. Hist. Unie kwam tot
dezelfde conclusie, maar wist tevens de oorzaak van
de fout der fondsvorming aan te wijzen en daardoor
tevens een weg aan te wijzen, die uit de impasse
voert. En dan zal nu het totaal verkeerde principe,
dat bij stijgende graanprjzen een steeds sterker wer-
kende strop aanhaalt om het oplevende economische
leven, worden vastgelegd in een wet tot Ordening van
het bedrijfsleven?
Minister Colijn heeft in zijn rede, te Rotterdam
gehouden voor de Kamer van Koophandel, gezegd,
dat nog geen afdoende oplossing gevonden was voor
de problemen, waarvoor onze zuivel de Regeering
plaatst. Dit kan worden toegestemd, indien men die
afdoende oplossing op geen andere basis vinden wil
dan het accepteeren van de ,,wereld”marktprijs als
basis voor onze nationale economie. ilet is echter niet
a priori uitgesloten, dat een ander standpunt wel
een oplossing biedt, die dan tevens voert tot een
grootere bedrijfsvrijheid. Het is hier niet de plaats
deze kwestie verder te bespreken. Doch wanneer door
deze voorgestelde wet de basis der fondsvorming blijft
gehandhaafd en daarmee het bovengenoemde stand-
punt, dan wordt het steeds moeilijker onze agrarische
bedrijven te saneeren.

Want, uitgaande van de met zoo sterk gezag uit-
gesproken stelling, dat nog geen afdoende oplossing is gevonden, komt men er toe onze Landbouwcrisis-
wetgeving te gebruiken als grondslag van een wet, die het agrarisch leven voor vele jaren zal beheer-
schen, tot groote schade van het landbouwbedrijf
en daardoor van de geheele gemeenschap.

De cardinale fout van dit ontwerp is, dat het, een-
maal wet geworden, iedere verandering in opzet zal trachten tegen te gaan en dat terwijl die verandering
zôô dringend noodig is, dat het geheele bedrijfsleven
er om roept.

Men vraagt zich af, hoe het toch mogelijk is, dat een dergelijk ontwerp een Departement van Land-
bouw heeft kunnen verlaten?
De verklaring hiervan is n.o.m. te vinden in de
geschiedenis van onze crisiswetgeving. Die wetge-
ving rustte niet en kon niet rusten in de structuur
van onzen landbouw, maar in de crisisverschijnselen.
Die wetgeving had ten doel, de gevolgen dier ver-
schijnselen te verzachten om op die wijze den land-
bouw met de minst mogelijke averij door de crisis
heen te voeren. Maar, omdat zij diende tot afweer
daarvan, was zij op die verschijnselen gebaseerd en
wortelde niet in het bedrijf. Bij de uitvoering dier
wetgeving door ambtelijke instanties werd nu al spoe-
dig het accent verlegd van het bedrijf naar de voor-schriften en het ging in vele gevallen veel meer om

de redding der voorschriften, die dikwijls daar niet
op pasten, dan om het bedrijf.

Wij hebben hier te maken met een zeer algemeen
verschijnsel, dat door Thorstein Veblen zoo onbarm-
hartig juist is beschreven in zijn werk ,,The iustinct
of workmanship”. Het is de steeds verdere volmaking
van de procedure, waarbij vergeten wordt, dat die er
is om den cliënt en waarbij tnslotte de cliënt wordt
beschouwd als alleen reden van bestaan hebbende
om de procedure.
Hiermede willen wij niet zeggen, dat het Vooront-
werp in dit opzicht als model zou kunnen dienen,

verre van dien! Daarvoor mist het te veel elegancel
Maar wel gelooven wij, dat hier overeenkomstige
krachten aan het werk zijn geweest.
En tenslotte.
De uiterst ingewikkelde regelingen door de Crisis-
diensten getroffen, maken een zeer omvangrijk amb-
telijk apparaat noodzakelijk. Deze ongewenschte toe-
stand, met al de daaraan verbonden gevolgen voor
de bedrijven, blijft nu voorgoed bestaan. En zoo komt
men tot de conclusie, dat dit ontwerp meer in het
belang is van dien staf van ambtenaren dan voor het
landbouwbedrijf en de boeren.
Wij hebben in ons land een traditie met betrekking
tot de verbetering van de techniek van het landbouw

bedrijf. Die traditie weet van onderwijs, voorlichting,
samenwerking, in het kort van massa-opvoeding. De weg, die aldus door onze traditie wordt voorgeschre-
ven, is geen gemakkelijke en geeft niet onmiddellijke
resultaten. Met ,,maatregelen” heeft men spoediger
succes.

Nu hebben de voorschriften der crisisdiensten de
laatste jaren meermalen en op velerlei gebied derge-
lijke ,,maatregelen” getroffen, die echter in de prac-
tijk werken als het niet zeer geliefde Duitsche aequi-
valent van dit woord.

Zij hebben succes gehad, ongetwijfeld! In mate-
rieelen zin natuurlijk, in anderen zin niet. De Mi-
nister waardeert dit succes in hooge mate en wenscht
nu met dit ,,gemaszregel” verder te gaan; er eigen-
lijk een plaats voor te ruimen in deze ,,ordening”.
En zoo zou dus, misschien onbemerkt, met onze
schoone traditie, dit werk van opvoeding, worden ge-

broken, terwille van succes, maar met verlies van
volkskracht. Ir.
M. B. SMITS.

DE TECHNIEK VAN DEN STRIJD OM VRIJEREN

HANDEL.

Hoewel wij het nog niet goed durven gelooven,
ziet het er naar uit, dat op een tijd, waarin over
vrijwel niets dan heerschen en overheerschen gespro-
ken werd, een tijd zal volgen, waarin meer gespro-
ken zal worden over leven en laten leven. Als voor-
jaarsboden komen de tijdingen over economische ver-
dragen en conferenties, en, al moge het resultaat
dadeljk niet zoo schitterend zijn, het heeft er allen
schijn van, dat w’aarheid en recht, tegen alle verdruk-
king in, opnieuw een kans krijgen en dat men op
economisch gebied weer neigt tot de opvatting, dat
met samenwerking meer valt te bereiken dan met
vernietiging en dat men elkeen zijn plaats moet laten,
om niet zelf in ernstige moeilijkheden te komen.
Terecht is er een strooming tegen bilaterale ver-
dragen, om tot meer vrijheid te komen. Immers, de
betalingsbalans van elk land is zoo geconstrueerd,
dat import uit het ééne land betaald kan worden met
export naar een ander land, en het eenige waar het
op aankomt is, dat de totaalcijfers van betalingen in beide richtingen niet te zeer van elkaar afwijken, en
dat deze cijfers hoog zijn. Daarom is het bij bilaterale
verdragen dikwijls moeilijk ruilobjecten te vinden,
die beide partijen tevreden stellen, terwijl dit bij
algemeene regelingen altijd kân. Wat noodig is, zijn algemeene conferenties, waarbij elk land achtereen-
volgens besproken wordt. Elk land komt dan met een
aanbod van offers aan beschermende maatregelen, die
het wil brengen (en met een vraag om de meest be-
geerde voordeelen). Wanneer nu een land met een bepaald aanbod gekomen is, laten wij zeggen, een
aanbod ter verruiming van zijn importmogeljkheden
met 4 pOt., dan zoeke men onder de andere landen,
die met dit land handel drijven en eveneens een aan-
bod van denzeifden quantitatieven omvang hebben
gedaan, een bedrag aan tegenoffers uit, dat in totaal
denzeifden omvang heeft. Als men dit met alle lan-
deii gedaan heeft, heeft men overal een importver-
ruiming van 4 pOt. verkregen.

380

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1937

Tegen deze offers zal in alle landen verzet komen;
men moet dus beschikken over sterke regeeringen,
die tegen alle vormen van wat men moreele pressie
pleegt te noemen, bestand zijn. Doch bovendien moet
men het aanbod zoo uitzoeken, dat een minimum van
schade aangericht wordt. Zijn er nu landen bij, die
wel een bilateraal verdrag zouden
kunnen
sluiten,

dan is het redelijk, met hun persoonlijke wenschen
rekening te houden. Daarentegen zal men uit de ver-
langens der afzonderlijke landen een aanwijzing kun-
nen verkrijgen, in welke richting men zoeken moet,
om compensatie voor het offer van een land te vin-
den. Dergelijke aanwijzingen krijgt men natuurlijk
ook, door zich af te vragen, welk effect de contin-
genteeringen vroeger op den
uitvoer
gehad hebben.

Omtrent het uitzoeken van de objecten, die men
wil aanbieden en die men verkrijgen wil, gelden in
het algemeen de volgende regels.
Er is een groep objecten, die men niet of niet dan wanneer de uiterste noodzaak dringt, kan opgeven;
daartoe hehooren allereerst de bedrijfstakken, die
men met het oog op een mogelijken oorlog in de
toekomst altijd noodig kan hebben. Dat kan onder
omstandigheden landbouwsteun rechtvaardigen, ook
wanneer zij, zuiver economisch beschouwd, vrijwel
zinloos zou zijn. Voorts zal men industrieën, die zoo
juist, dank zij de afsluiting, de hinnenlandsche markt
hebben kunnen veroveren, moeten sparen, terwijl het-
zelfde geldt voor jonge industrieën, die nog niet aan felle concurrentie blootgesteld kunnen worden. Ook
kan het voorkomen, dat men van oordeel is, dat een
industrie om cuitureele redenen bevoordeeld moet
worden. Tenslotte komen alle industrieën, die nog
niet tot groote rentabiliteit zijn gekomen, niet als
offers van de te kiezen handelswijze in aanmerking.
Bruikbare objecten vindt men alleen bij indus-
trieën, die reeds in sterke mate van de crisis hersteld
zijn en tot gewone rentabiliteit zijn gekomen. Dit is
dus reeds een reden, waarom men niet al te snelle
resultaten mag verwachten, want er zijn nog niet
veel industrieën, die hooge winsten afwerpen. Doch
er is reeds voldoende, om een begin te maken. Een
zeer geschikt object vindt men in industrieën, die het
land niet bezit. Dat klinkt paradoxaal, maar laat zich
makkelijk verklaren. Het betreft artikelen, waarvan alleen import bestaat; laat men nu meer import toe,
dan zal deze wel eenige koopkracht van de consu-
mentenmarkt naar zich toetrekken, doch die schade
is over alle industrieën verspreid, en cle druk valt
niet in het bijzonder op één punt, gelijk het geval is, wanneer een hinnenlandsche industrie met dien ver-
meerderden import moet concurreeren.

Veel aandacht zal nien moeten besteden aan de

grondstoffenvoorziening, om welke reden reeds het
vrijhandelsvraagstuk niet te scheiden is van het

vraagstuk van de regeling der productie in het alge-meen. Door de geringe elasticiteit van ons moderne productiestelsel kan een te weinig aan grondstoffen
heele industrieën te gronde richten en zelfs indirect
een gevaar worden voor de geheele conjunctuur.

Voordeelen moet men trachten te bedingen voor
industrieën, clie ondanks het conjunctuurherstel nog
zeer zwak zijn, met name die, welke het zwaarst door de continge.nteering getroffen zijn en die, welke door
een geringe uitbreiding van afzet met veel geringer
kosten zouden kunnen werken.
Technisch is het vraagstuk dus geenszins onoplos-
haar, ook al is het ingewikkelder dan velen denken.

Doch
in de eerste plaats
moet er een anderen geest

komen,
waardoor een ieder meer bereidheid vertoont,
de wapens neer te leggen, clie tot vernietiging van
elkander dienen. Over de internationale rechtszeker-

heid zuilen wij in dit verband maar niet praten, doch
wèl dient erop gewezen te worden, dat men bespre-
kingen van dezeu aard dient vast te icoppelen aan
besprekingen over ontwapening en over de regulatie
van het internationaal prijsniveau. Het laatste is
noodig, om te voorkomen, dat de onderhandelingen

geohstrueerd kunnen worden door ongewenschte slin-
geringen van de betalingsbalans.
Men kan er reeds nu,
01)
bescheiden schaal, mee
aanvangen, doch moet dan niet een gering percentage
uitvoer- resp. invoerverhooging, tevreden zijn. Later,
als de winsten sterker gestegen zijn, kan men dit
dan nog eens herhalen. Men zal veel geduld moeten
hebben; een te groote verandering zal – zooals ik
in mijn werk ,,Oonjunctuurdiagnose” aangetoond heb
– aanleiding kunnen geven tot reacties op monetair
en beursgebied, die de geheele conjunctuur in gevaar
kunnen brengen. En stort de conjunctuur ineen, dan
is het vrijwel zeker, dat men. weer om contingentee-
ring gaat vragen. Snel en hevig handelen zou voor
een oogenblik verlichting kunnen brengen, doch het
zou groote, thans nog niet geheel te voorziene, ge-
volgen ontketene.n en zelfs indirect nieuwe knellende
banden kunnen brengen van een hoogst ongewenschte

soort.
Dr. W. L. VALn.

WETENSCHAP BREEKT MONOPOLIES.

Toen in Februari ji. de Tsjechische schoenenkoning

Bat’a een bezoek bracht aan Indië om daar de moge-
lijkheid van vestiging eener schoenindustrie te bestu-
deeren, heeft hij daar, in een interview, een bedekte
bedreiging laten hooren: het dreigement van de clie-

mische grondstofproductie. Indien de koloniale lan-
den – zoo zeide hij – doorgaan met industrialisatie,
en steeds minder industrieproducten uit Europeesche
landen invoeren, dan blijft er voor Europa niets an-
ders over, •dan zijn grondstoffen langs chemischen
weg zèlf te maken. En hij vertelde, dat hij bij zijn
eigen fabrieken te Zijn reeds een proefbedrijf had,
dat een aanzienlijke hoeveelheid synthetische rubber

produceert.
De bereiding van grondstoffen langs chemischen
weg is inderdaad een factor geworden in de wereld-
economie, waarmee men rekening moet houden, maar
van nog directer belang is de mentaliteit van de

staten, die proefnemingen in die richting het krach-
tigst bevorderen. Op deze twee factoren werpt het
jongste boek van den bekenden journalist Anton
Zischka ,,Wissenschaft bricht Monopole” een duide-
lijk licht.
De wereld is verdeeld in agrarische landen, die
grondstoffen procluceeren, en industrie-landen, die
deze grondstoffen verwerken. De eerste zijn als regel
dun bevolkt en dicht hij den evenaar gelegen, de in-
dustrielanden dichtbevolkt en in gematigcler zone’s gelegen. (De werkelijkheid is natuurlijk meer geva-
rieerd, en het contrast minder scherp dan het hier
wordt voorgesteld, en er zijn ook tusschenvormen).
De goederenruil tusschen die twee groepen, van
grondstoffen tegen veredelde producten, was tot he-
den de basis van de wereldhuishouding. Europa, –

maar 66k, en in nog sterkere mate, Japan – leeft in
hoofdzaak van het verwerken van grondstoffen, die
het uit andere werelddeelen invoert; het betaalt die
grôndstoffen door een deel der afgewerkte producten
naar de grondstof-produceerende landen uit te voeren.
De zwakke plek van deze constructie ligt in het
feit, dat de agrarische landen de mogelijkheid heb-
ben om, wanneer zij dat willen, industrieën op te
richten en in een groot deel van hun behoeften zèlf
te voorzien. De industrieele landen kunnen tot op

heden echter
niet
hun grondstoffen zelf produceeren:
deze productie hangt af van klimaat, mineraalrijkdom
enz. en is door de natuur aan bepaalde gebieden ge-
bonden. De industrieele landen zijn dus méér afhan-
kelijic van den bestaanden goedereoruil clan de agrari-
sche landen. Deze laatsten kunnen in beginsel over
het economisch lot van de industrie-landen, dus van
Europa, beslissen.
Het is deze gedachte, die aan het boek van Zischka
ten grondslag ligt. Het gevaar van industrialisatie
der agrarische landen lijkt hem zeer dreigend. Hij
acht het een Damocleszwaard, dat voortdurend het

19 Mei 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

381

lot van Europa en de vrede van de wereld bedreigt.

Of hij hierin gelijk heeft, of hij hier niet te simplis-tisch ziet, durven wij betwijfelen. Want in de eerste
plaats zijn er vele industrieën, waarvoor de bevolking
van de agrarische landen zich evenmin leent als de
bodem van Europa voor tropische cultures. De moei-
lijkheden, die onze bescheiden industrialisatieplan-
nen in Indië ontmoeten, getuigen daarvan. Er zijn
genoeg industrieën, welke berusten op kennis, erva-
ring, octrooien enz., die een ieder zich niet z66 maar
eigen kan maken. Maar bovendien is het geenszins zeker, dat door de industrialisatie van een land zijn
behoefte aan invoer geringer wordt. Zeker:
wat
het
zelf gaat produceeren, behoeft het niet meer in te
voeren, maar is het niet een oude waarheid, dat de
menschelijke behoeften onuitputtelijk zijn? Industrie
brengt in een agrarisch land de vorming van bevol-
kingscentra met zich mee, zij schept rijkdom, weelde
en ,,cultuur”, zij voert het levenspeil omhoog en wekt

misschien méé.r nieuwe behoeften dan zij zelf oude
hevredigt. Wellicht zal de industrialisatie van de
agrarische gebieden – Zuid-Amerika, Zuid-Afrika,
Canada -, het wereldverkeer juist stimuleeren en
een goederenruil in het leven roepen van een inten-
siteit waarvan wij nog geen vermoeden hebben.

Zischka intusschen is zeer beducht voor de indus-
trialisatie van de agrarische landen, die den ruilvoet
met de oude industriestaten verbreken kan. Met name
vreest hij, dat de toevoer van grondstoffen eens om
politieke motieven zal worden afgesneden, zooal niet
vbor alle industriestaten, dan toch ten aanzien van

enkelen hunner. En juist daarom achten wij zijn boek
van zoo groot belang, omdat het kenmerkend is voor
den geest, welke de economie in de dictatuurstaten,
in het bijzonder in Duitschiand, beheerscht. De volks-
huishouding wordt hier niet geleid door het klassiek-
economische streven naar meer rijkdom, maar door
het politieke streven naar veiligheid. Die veiligheid
tracht men te bereiken door zelfgenoegzaamheid. De
grondstoffen, die Duitschiand niet van nature bezit,
wil het langs chemischen weg zelf produceeren, of
tenminste
lcunnen
produceeren, zoodra dit noodig
mocht worden. Voor hoogere productiekosten schrikt
het niet terug. Rendahiliteit. komt eerst op de tweede
plaats: v66r alles gaat het politiek belang van den
Staat. De Staat, almachtig ook op economisch ge-

bied, kan trouwens door invoerbelemmeringen, door
prjsstellingen, door subsidies en garanties, door be-
stellingen en monopolies ieder bedrijf naar willekeur rendabel maken, tenminste voor de ondernemers.
Wat nu de wetenschap tegen de natuurlijke mono-
polies vermag, demonstreert Zischka eerst aan de
geschiedenis der voedselvoorziening. Het dichtbevolk-
te Europa zou bij lange na niet genoeg voedsel kun-
nen produceeren en geheel aangewezen zijn op de
graanvelden van Canada en Rusland, op de vee-
voorraden van Zuid-Amerika, als Justus von Liebig
niet in het midden der vorige eeuw de mogelijkheden
der kunstbemesting ontdekt had. Door alom kunst-
mest toe te passen, door intense bodembewerking,

door bacteriologische bestrijding van planten- en vee-
ziekten, door veredeling der soorten kan Europa zelf
voorzien in de voeding van zijn groeiende bevolking.

Het schrikbeeld waardoor Malthus cle menschheid be-
dreigd zag, is overwonnen. Volgens opgave van de
,,Reichsniihrstand”, zoo teekent Zischka aan, is

Duitschlauds broodvoorziening thans voor 100 pCt.
veilig gesteld, de vleeschvoorziening voor 95 pCt., de
aardappel- en de suikervoorziening voor 100 pOt., de

vetvoorziening voor 50 a 60 pCt., de eierenvoorzie-
ning voor 95 pCt. Maar ook voor de kunstmeststof-
fen, die deze intensieve hodernproductie mogelijk ma-
ken, is de oude wereld niet meer op andere wereld-
cleelen aangewezen. Was oorspronkelijk Chili de groo-
te leverancier van salpeter, in 1908 vond Prof. Haber
cle katalysator, die de stikstof uit de lucht en de wa-
terstof van water samenvoegde tot ammoniak. In-

tusschen was reeds in 1879 het Thomas-procédé voor de staalhereidling uitgevonden, waarbij als nevenpro-
duct Thomas-slakkenmeel werd voortgebracht, een
phosphaatmest, die vruchtbaarheid schenkt aan moe-
ras- en heidegrond.

Wat op het gebied der voedselvoorziening gelukte,
aldus Zischka, moet ook uitkomst brengen in den
grondstoffennood van Europa. Inderdaad is hier de
wetenschap reeds een eind op weg, de natuurlijke mo-
nopolies te breken. Drie gebieden zijn er, waarop de
vorderingen der chemische synthese thans ieders aan-
dacht trekken: de bereiding van rubber, van wol en
van benzine.

Alle drie dezer productiegebieden zijn door Zischka
bestudeerd en, vaardig journalist als hij is, weet hij
er allerlei vetenswaardigs van te vertellen. Wat er
van de chemische procédé’s bekend is, legt hij bloot
zonder in de hoogere sferen der deskundigheid te
verdwalen, maar ook met vermijding van al te groote
oppervlakkigheid. Hij stelt zich in op den ontwik-
kelden intelligenten lezer. Zoo behandelt hij om. de
fabricage van ,,Buna”, kunstrubber, door polymeri-
satie van de gasvormige koolvaterstof hutadien, een
procédé dat in Duitschland door de I.G. Farhen ter
hand genomen is en sterk hegunstigd wordt door de
militaire autoriteiten. Wat de textiel betreft, schil-
dert hij zoowel de algemeen toegepaste winning van
kunstzijde uit cellulose als de proeven om syntheti-
sche wol uit caseïne, uit melk te maken, een procédé
dat in Italië
tijdens
de sancties met succes schijnt
toegepast te zijn. En uitvoerig zet hij tenslotte uit-

een, hoe de wetenschap de alleenheerschappij der pe-
troleum-concerns bedreigt: eenerzijds door de vervol-
making van den houtgasmotor, anderzijds door de
vloeihaarmaking van steenkool en bruinkool doör hy-drogeneering. De schrijver weet daarbij in zijn repor-
tage de spanning te leggen van een avonturenroman; hij weet de romantiek, die deze materie ongetwijfeld
bevat, uit te buiten. Door zijn geheele boek loopt één
groote gedachte: de strijd van het menschelijk intel-
]ect tegen de grillen der natuur, tegen datgene wat
langen tijd als onafwendbaar noodlot gold. Die ro-
mantische conceptie komt reeds in den titel van zijn
boek tot uiting.

Erkend dient te worden, dat de schrijver zich in
enkele technische details vergist. Men behoeft niet
zeer bedreven in de chemie te zijn om een enkele
formule te veibeteien, zoo bijv. waar voor bereiding
van glucose uit cellulose een behandeling met
ge-
concentreerd
zuur staat aangegeven. Ook kan men
even glimlachen om de naïeviteit waarmee hij de
rendahiliteit van den houtgasniotor vaststelt door in
zijn berekening uit te gaan van een benine-prjs, die
dloor belastingen kunstmatig wordt hoog gehouden.
Doch dit zijn slechts details, die aan de waarde van
het boek weinig afdoen.

In den strijd van de wetenschap tegen de natuur-
lijke monopolies is Zischka’s sympathie onverdeeld
aan den kant der wetenschap. Deze monopolies im-
mers zijn volgens hem oorzaak, zoo niet van alle
kwaad in dle wereld, dan toch van heel veel verkéerds.
Als afschrikwekkend voorbeeld schildert hij hoe Cuba
door de rietsuiker-cultuur eerst schatrijk en daarna

straatarm is gewordlen, en concludeert daaruit, dlat
het gevaarlijk, ja immoreel is, wanneer een land zich
geheel op cle voorthreuging van één enkel gewas
toelegt.

,,Krasser als hei irgendeinem andern Rohstoff
zeigte sich, wozu Uebersteigerung einer einzigen In-
dustrie führen kano, wie ein Land, das sich völlig
auf Teltliandel
verliiszt, das seine eigne Nahrungs-
basis zugunsten eines Stapelartikels aufgibt, der
Sklave seiner Geldgeber ebonso wie aller Konjunktur-
schwarikungen wird.”

Elders profeteert hij hoe çle synthetische rubber,
de ,,Kautschuk aus Kalk and Kohle”, de ,,Kautschuk
aus Blut” – bedoeld is de natuurlijke rubber, vol-

382

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1937

gens hem gewonnen uit het bloed der negerslaven en
plantage-arbeiclers – van de markt verdringen zal.
Een en ander is niet van sentimenteele overdnjvrng
vrij. Nergens staat dat het principieel beter is, grond-
stoffen in fabrieken zelf te maken clan ze van andere
landen te betrekken die ze goedkooper kunue.n leve-
ren. Alen moet in zulke zuiver-stoffelijke zaken niet
te veel principe’s opzetten. Wij achten het geen
schande, in zulke dingen opportunist te zijn.

liet staat vast, dat noch de synthetische bereiding
van benzine, noch de chemische productie van rubber
of wol thans economisch rendabel is. Zelfs in Duitsch-
land kunnen de Ersatzstoffen het nog niet winnen
van de natuurlijke producten. Of de wereld er op
vooruit zal gaan, wanneer het eens wèl zoover komt?
De mogelijkheid lijkt ons niet uitgesloten, dat en-
kele industrie-staten dan de industrieele outillage,
die zij, naar het heet, slechts in het leven hebben
geroepen voor het geval dat de natuurlijke grond-
stoffen-toevoer hun wordt afgesneden, zullen gaan
gebruiken zonder dat dit geval zich voordoet en zelf
den economischen oorlog zullen ontketenen waarvoor
zij nu zoozeer bevreesd zijn. Het is er mee als met
de bewapening: ieder land hewapent slechts om tegen
een vreemde overval beveiligd te zijn ‘ ieder hoopt,
het wapentuig nooit te hoeven gebruiken: maar toch
wordt het er in het zoo sterk-beveiligde Europa niet
comfortabeler op.

Door zuiver-wetenschappelijk onderzoek kan de
menschheid slechts beter en gelukkiger worden. Daar-
om is er tegen het zoeken naar nieuwe procédé’s geen
enkel bezwaar. Men, moet zich er echter van bewust
zijn, dat het om 1)Olitieke redenen exploiteeren van
onrendabele productiemethoden economisch een fout
is: dat deze arbeid geen welvaart, doch armoede
schept – althans voor de volkereugemeenschap in
haar geheel.

,,In Duitschland”, zoo lazen wij in. de N.R.C. van
21 Maart jl., ,,wordt reeds jaren een synthetische ben-

zine bereid door de I.G. Farbenindustrie, in haar in-
stallatie te Mersehurg, niet een jaarcapaciteit van
ruim 300.000 ton benzine. De aan den Staat toebe-
hoorende mijnonderneming Hibernia bezit een instal-latie voor het hydrogeneeren van steenkolen voor een
jaarlijksche productie van 125.000 ton benzine. De
Brahag beschikt over 2 installaties, elk voor 150.000
to.n benzine per jaar, waarhi.j van bruinkool als grond-
stof gebruik wordt gemaakt. Deze cijfers gelden voor
de jaren 1935 en 1936. Inmiddels is hij het z.g. vier-
jarenplan besloten, dat de geheele behoefte aan vloei-
bare brandstof met Duitsche grondstoffen gedekt zal
worden, waarvoor, verdeeld over het geheele Rijk,
vele groote installaties zullen gebouwd worden.”

Of Duitschland hiermede nu goed doet of niet, ver-
mogen wij niet te beoordeelen. Zuiver-economisch be-
zien handelt het zeker onverstandig. Maar de wereld

wordt niet alleen door economische factoren he-
heerscht. liet heeft voor ons ook geen nut, het al
dan niet verdienstelijke van deze handelwijze te he-

oordeelen, daar wij op Duitschlands doen en laten
toch geen invloed vermogen te oefenen.
lIet verstandigst is, sine ira et studio, toe te zien,

wat andere naties doen en denken, en daarnaar onze
eigen gedragslijn te bepalen. Nederland behoeft zich
niet slaafs hij die vreemde voorbeelden aan te sluiten,
maar wel moeten wij de werkelijkheid om ons heen
kennen, om doelmatig richting te kunnen geven aan onze eigen economie. Al te lang hebben wij ons een
abstract en ideaal beeld van een zuiver-economische
wereld gevormd. Wij zagen wel, hoe de wereld moest
zijn, maar niet hoe zij
is.
Tot de werkelijkheid voert
ons het boek van Zischka terug, en wel tot de wer-
kelijkheid, die voor ons het incest van belang is: het
doen en denken van het Duitsche volk. Daarom wijd-
den wij er deze uitvoerige bespreking aan.
Mr.
0. LEYENDEEIiERS.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

De vooruitzichten van het Fransche economische
leven in het teeken van de ,,pauze”.

Dr. H. Weichmann te Parijs schrijft ons:
De economische politiek van de Voiksfrontregee-ring is met de laatste redevoering van den Minister-
President Blum en met de toezegging van een econo-
mische en moreele pauze een derde hase begonnen.
De eerste phase
stond in het teeken van het op-
voeren van de koopkracht der massa. Na de deflatie-
politiek moest de reflatiepolitiek aan het bedrijfs-
leven de tot dusver niet gekomen opleving geven.
Deze politiek heeft, zooals thans algemeen wordt toe-gegeven, niet het gewenschte gevolg gehad. De alge-
meene koopkracht werd niet vergroot, zij werd slechts
verplaatst. De door de loonsverhoogingen noodzake-
lijke prijsstijgingen konden niet door een overeen-
koinstige toeneming van de productie worden gecom-
penseerd. Door prijsstijgingen, economische stagnatie,
hernieuwde kapitaalvlucht en moeilijkheden van de
schatkist was het noodzakelijk deze eerste periode
in de economische politiek van het volksfront te
liqu ideeren.
De tweede phase
stond in het teeken van de munt-
depreciatie. Deze keer moest de verandering van het monetaire statuut het bedrijfsleven op gang brengen.
Ook deze hoop ging niet in vervulling. De depreciatie
was juist voldoende om de prijsverhoogingen te corn-
i.enseeren, de snelle invoering van de 40-urige werk-
week schiep daarbij een toestand van nieuwe mate-
rieele en psychologische moeilijkheden, welke spoe-
dig den aanvankelijk door de clepreciatie orLtstanen sti-
mulamis weer teniet deed. liet bleek noodzakelijk ook
deze ‘phase door een wijziging van cie economische

richtlijnen te beëindigen.
De derde phase is
nu ingeluid met de aankondi-
ging van de groote ,,pauzc”, den wapeiistilstand tus-
schen kapitaal en arbeid, welke de aanpassing van
het bedrijfsleven aan het nieuwe sociale statuut moet
verzekeren. Nadat de Regeering op 5 Maart jI. voor
de eerste maal deze nieuwe politiek voorstond, bleek
de dynamica van de massa nog sterker te zijn dan
het te kennen gegeven voornemen van de Regeering om den koers van de economische politiek të veran-
deren. Toen Minister-President Blum
0.1)
7 Mei zich

voor de tweede maal voor deze politiek van een pauze
uitsprak, heeft hij ccii meer concreten vorm voor
haar toepassing gekozen. Door de collectieve
c
on:

tracten tot een duur van zes maanden te verlengen,
heeft hij het sociale statuut een belangrijke consoli-
dcering gegeven. De industrie en de arbeiders wer-den voor een fait accompli geplaatst, waardoor een
schadelijke toestand vaii onzekerheid is vermedeu en in belangrijke mate tot normalisatie van het be-
drijfsleven wordt bijgedragen.
Is door een aanpassingsperiode voor het Fransche
bedrijfsleven echter ook reeds de weg naar materieele
opleving ingeslagen? Deze vraag dwingt tot een
analyseering van de belangrijkste materieele proble-
men van het Fransche economische leven.

De financieele toestand.
liet jongste verslag van den Minister van Finan-
ciën, Auriol, heeft door zijn erkenning van een
0])
hegrootingsevenwicht gerichte politiek en een duide-
lijk van de hand wijzen van de door dle bouwvak-
arbeiders geëischte leening van 10 milliard voor
werkverschaffiugsdoeieinden een deel van de fantas-
tische ongerustheid aangaande een uitputting van
de kasmiddelen en een aanstaande nieuwe devaluatie weggenomen. Daarmede is echter nog niet alle onge-
rustheid verdwenen.
De Minister van Financiën heeft het tekort op de
gewone begrooting op Frs. 1.4 milliard geraamd.
Aan de suppietoire hegrooting mankeeren nog Frs.
12.3 milliard. Voor de verschillende publiekrechte-
ljke lichamen moet Frs. 7.8 milliard worden opge-
bracht. De overheid heeft zoo in totaal ruim 21.5 mii-

19 Mci. 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

383

hard noodig, waarbij nog de b’ehoef te van de Spoor-
wegen komt, welke ongeveer op Frs. 5 milliard moet
worden geraamd. Daartegenover staan ter beschik-
king van cle schatkist de volgende middelen: een te-
goed van Frs. 3.3 milliard, een binnenkort te ver-
wachten terughetaling van de stad Parijs van Frs. 0.8
miljard, eèn niet gebruikte credietmarge bij d& Bank
van Frankrijk van Frs.
2.2
mihliard, en een emissie-mogelijkheid in het kader van de de:fensieleening van
Frs. 2.5 milliard. Het totaal van de viottende of
vlottend te maken middelen bedraagt dus ongeveer
Frs. 9 milliard. Het verschil zal volgens opgave van
den Minister van Financiën op korten termijn wor-
dcii gefourneerd.
Bij de bestaande krapheid van de kapitaalmarkt
moet een behoefte op korten termijn van een derge-
lijk bedrag echter aanleiding tot ongerustheid geven.
Inderdaad is cle omloop van schatkistbiljetten van
Frs. 12 tot 4.9 milliard gedaald. Voorts moet er re-
kenijjg mede worden gehouden, dat de ontwikkeling
van de helastinginkomsten niet het gewenschte ver-
loop heeft gehad. Het eerste kwartaal sluit welis-
waar met een batig saldo van Frs. 335 inillioen t.o.v.
de ramingen, doch deze ramingen hielden geen reke-
ning met een dergelijke prijshausse als dit kwartaal heeft te zien gegeven. Bovendien moet het saldo in
hoofdzaak aan een verhooging van de invoerrechten
en de belastingen op het roerend vermogen worden
toegeschreven, terwijl de belastiuggroepen, welke de
economische activiteit van het land weerspiegelen,
ten dccle zelfs aanzienlijke geringere inkomsten te
zien geven. De financieele toestand blijft dus, zooals
tevoren, gespannen, hij blijft m.a.w. afhankelijk van
de verdere economische ontwikkeling.

Stand van de indijsirieele bedrijvigheid.

De belangrijkste eisch van het oogeobhik is een
snelle opvoering vah de productie als compensatie
voor de stijging van de productiekosten en bovendien
als middel tot vermindering van de marktprjzen.
De industriele bedrijvigheid heeft na de depre-
ciatie op grond van een nieuw economisch optimisme
evenals onder den invloed van angstaankoopen en
van het van de hand doen van voorraden tot Februari
in zekere mate een opleving ondergaan. De index-
cijfers van de industrieele productie zijn als volgt:

:Igcnieaii iudcxcijfer
……………..
93

100.5
Mech. industrie
…………………
OS

109
Metaalindustrie
…………………
73

93
Texticlindustrie
…………………

.St

71 Mijnbouw
………………………
87

97
Bouwbedrijf
…………………….
62

61
Leerinciustrie

…………………..
108

01 Papieritidustric
…………………
165

147
Rubberindustric
…………………
949

915
A
utoiiiobieli uclustrie
……………..
413

542

Sede’rt Februari heeft deze opleving zich niet alleen
niet voortgezet, doch er heeft zich i:n de laatste weken
zelfs een nieuwe reactie voorgedaan, die slechts de
hij de bewapening betrokken takken van productie
uitsluit. De gevolgen van de voortdurende sociale
veranderingeu treden hierbij duidelijk in liet licht.
1)eze gevolgen blijken met name duidelijk uit een
door de ,,Nouveaux Cahiers” gemaakte berekening
om tren t de gemiddelde verhooging van de productie-
kosten voor de mechanische industrieën, welke voor
de geheele verwerkende industrie min of meer als
typeerencl kunnen gelden.

Looneri

………………………..
Sa.larisscii beiiedeu Fis. 3.000
……..
$a1aiissen boven Frs. 3.000
……….
( roiidstoffei
.
…………………….
i)iversen

………………………

Bij deze eijfe.rs is men uitgegaan. van een we.i:kti,jd
ii 45 effectieve arbeidsuren in Mei 1936. Rekening

werd gehouden met cie loons- en salarisverhoogingen
0
1) grond van de Matignon-overeenkomsten, de arbi-
trale uitspraken, welke inmiddels omtrent de aan-passing van de bonen aan de prijsstijgingen en de
invoering van de 40-urige werkweek afkwamen, de
prjsverhoogingen van de grondstoffen, evenals met
de verhooging van de prijzen door de arbeidspresta-
tie, welke deze bevatten en de verschuiving van de
belastingen door invoering van de productiehelas-
ting in plaats van de omzetbelasting. De cijfers too-
nen zonder meer aan, dat een dergelijke wijziging an
de produetievoorwaarden reeds op zichzelf buiten-
gewone moeilijkheden tav. de aanpassing moet te-
weeghrengen, . laat staan in een economische huis-
houding, waarin het scheppen van een rusttijd .voor
de aanpassing met de grootste moeilijkheden gepaard
gaat.

Het feit, dat men zich van 5 Maart.tot 7 Mei niet
aan de aangekondigde pauze heeft gebonden en de ge-
forceerde invoering van de 40-urige werkweek in tal
van bedrijfstakken en in den groot- en den klein-
handel hebben een aanzienlijke reactie hij de indus-
trieele bedrijvigheid teweeggebracht. De textieiindus-
trie heeft een nieuw crisisstadium bereikt en. den
werktijd weder tot 32 uren der week verlaagd. In de
automohiehudustrie valt na de jongste prjsv6rhoQ-
gingen een sterke daling van de vraag en een dalend
productiecijfer te constateeren. De koleniridustrie, die
niet heeft geprofiteerd van de gestegen binnenland-
sche vraag, kon nauwelijks haar niveau van het
vorig jaar handhaven, ondanks het instellen van
extra ploegen, daar de arbeidsprestatie met 6-8 pOt.
per uur is gedaald.
Andere bedrijfstakken, zooals de ijzer- en staalin-
dustrie en. de kalie-in.du.strie, zijn als gevolg van de
nieuwe sociale wetten in har p.rodnctievermogen zoo
beperkt, dat zij de huitenlanclsche markten, welke
juist bij den huicligen toestand . op de wereldmarkt van zeer veel belang zouden zijn, moeten verwaar-
loozen.

Een kenmerk voor het stagneeren en ten dccle zelfs
verminderen van de industrieele bedrijvigheid is ook
de ontwikkeling van het werkloozencijfer. Dit daalt
weliswaar aanhoudend en is volgens de laatste op-
gave van 1 Mei met 368.381 werkloozen circa 75.000
lager dan de cijfers van verleden
….
ar, doch deze ver-
mindering beteekent sedert Februari geen nieuwe
verbetering, daar deze maand reeds een vermindering
van de werkloosheid t.o.v. Februari 1036 met 75.000
te zien gaf.

Tenslotte is ook de procentueele toeneming van
het goederenvervoer per spoor sedert einde Januari
geringer dan het voorafgaande jaar. In Januari lag
het aantal wagonladingen nog 7.8 pOt. boven de
voor verleden jaar vernielde cijfers. Einde Februari
was dit percentage reeds tot 5 pOt. gedaaid. Einde
April lag het cijfer van de wagonladi.ngen nog slechts
2.9 pOt. boven de overeenkomstige cijfers van 1936.
De .nadeeien van de veranderde productievoorwaar-
den voor de ontwikkeling van het binnenlandsche
bedrijfsleven zijn ook van invloed op den buitenland-
schen handel. Zij komen tot uitdrukking in een ver-
meerdering van den invoer van fabrikaten en een ver-
mindering van den uitvoer hiervan. Reeds in het
begin van het jaar zag de Regeering zich genoodzaakt
de contingenten stilzwijgend met 20 pOt. te verhoo-gen, teneinde het tekort van de binnenhandsche pro-
ductie te compenseeren. Deze contingenten werden
echter in den loop van de volgende maanden nog ver
overschreden, zooals bijv. bij de Vereenigde Staten met 130 pOt., en bij België, Oostenrijk en Tsjecho-
Slowakje weliswaar niet in dezelfde mate, doch ook
zeer aanzienlijk.
In dit verband zij gewezen op liet voornemen van
de Regeering om zich door de wetgevende instanties
nieuwe douanevolmachten te doen geven en de in-
voerrechten te verhoogen. Zij wenscht hierdoor een
verbetering van den financieelen toestand te ver-

384

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1937

krijgen, anderzijds echter ook cle buitenlandsche duin-
ping, welke op het oogenblik een ernstig gevaar voor de hinnenlancische industrie vormt, tegen te gaan. In
deze ontwikkeling ligt een duidelijke tegenspraak met
de tot dusverre door de Fransche Regeering verkort-
digde economisch-liberale politiek. Zij sluit het ge-
vaar in van een verscherping van de autarkische
economische tendenzen, welke tot dusver volgens haar
programma zouden moeten verdwijnen.

De ontwikkeling van de Prijzen.

Aan het productieprobleem paart zich het prijs-
vraagstuk. De prijsheweging heeft zich sedert Maart
1937 als volgt ontwikkeld:

Groothandeisprijzeit Maart
1936
Maait 1937
April
1937
Algemeen indexcijfer

379

537

533
.11innenl. producten ……417

554

559
Invoerartikeleti ………
310

506

487

Verhoogi iig
Klei nha
1
dcl s
p
rijze
Ii

ii
%
Verwaritting en verIkhtiug

88.2

93.8

6.7
:K.leediii.g ……………
57.6

87.7

57.6
‘oeding …………….
70.6

96.4

36.5

Uit de aangehaalde cijfers blijkt, dat de hausse van
de prijzen gedurende de laatste maanden een zekere
stagnatie vertoont, hetgeen in niet geringe mate tot
een normalisatie van den algeheelen toestand zou kun-
nen bijdragen. Het gevaar voor een verdere prijsstij-
ging is evenwel nog niet voorbij. Zelfs hij uitbreiding van de productie zou voorloopig nog met een verdere
verhooging van de productiekosten moeten worden ge-
rekend, omdat een verzachting van de 40-uren door
overuren tegen verhoogde tarieven de industrie op-
nieuw zou belasten en omdat noodzakelijke rationa-
lisatiemaatregelen, inzonderheid gezien de hooge geld-
tarieven, opnieuw tot prijsopdrijvende lasten zouden
moeten leiden.
Onder deze omstandigheden is het ontbreken van
een constructief economisch programma, samengaande
met de aangekondigde pauze, voor velen een teleur-
stelling geweest. Kan een aanpassingspauze in het
huidige stadium voldoende zijn om spoedig de ge•
wenschte gunstige productievoorwaarden te scheppen?
Deze vraag zal terecht met eenigen twijfel moeten
worden beantwoord. De Fransche economische poli-
tiek heeft in het laatste jaar tweemaal een vergissing
hegaan de eerste keer toen zij
01)
het heilzame auto-
matisme van koopkrachtvermeerdering vertrouwde en de tweede keer, toen zij op het hevruchtende automa-
tisme van de devaluatie haar hoop vestigde. Het zou
noodlottig zijn, wanneer nu een nieuwe illusie out-
stond, die van de gevolgen van de ,,pauze” een vol-
doende en automatische geneeskracht zou verwachten.

INGEZONDEN STUKKEN.

TWEE CURATOREN IN ÉÉN FAILLISSEMENT.

Mr. A. Blom schrijft ons:

Mr. A. Dirkzwager, rechter te Rotterdam, bepleit
een systeem van twee curatoren in één faillissement.
Zulks ter meerdere contrôle: naast den gebruikelijken
advocaat-curator zou een hank-curatrice moeten wor-
den aangesteld in de verhouding van inspecteur der
belastingen tot ontvanger, zoodat de advocaat-curator
geen geld meer in handen kreeg en er tegen behoed
zou worden zich aan verduistering schuldig te maken.
Op hiz. 331 van (lit blad bepleit Mr. F. T. Brevet
onder denzelfden titel een eenigszins analoog denk-
beeld van twee curatoren in één faillissement, doch
door hem wordt de bank niet als ,,ontvanger” doch
als ,,deskundige in het comptahele werk” voorge-
dragen.

Nu van de twee voorstanders één in dit blad deze
kwestie ter sprake heeft gebracht is het wellicht
goed, dat h.t.p. ook bekend gemaakt wordt, dat Mr.
Dirkzwager’s denkbeeld, dat in het Nederlandsch Juristenblad van 10 April 1937 het eerst gepubli-
ceerd werd, van geen enkele zijde steun ontving en
door zeven opponenten bestreden werd
1)
Ter voork-o-
ming van misverstand diene, dat niemand in begin-sel Mr. Dirkzwager’s stelling, dat meerdere contrôle
wel goed zou zijn, betwistte, doch dat alle bestrijders
van meening waren, dat de Faillissementswet den
Rechter-Commissaris en de eventueele Commissie van
Schuldeischers daarvoor voldoende gelegenheid en
macht geeft. Een gedwongen twee-curatoren-st slsel
zou vooral in kleinere faillissementen duur zijn en,
wat vooral van belang is, de soepelheid doen verstar-
ren, die thans eeii der sieraden van ons faillisse-
ments-stelsel is.

Thans brengt Mr. Brevet het twee-curatoren-steisel
naar voren om de bank het comptabele werk te doen
verrichten. Wat bedoelt hij hiermede?
Als Mr. Brevet hetzelfde als Mr. Dirkzwager
wenscht, dan worde verwezen naar de oppositie, tot uiting gekomen in het Nederlandsch Juristenblad.
Als Mr. Brevet
altijd,
ook bij de eenvoudigste fail-
lissementen, voor het comptabele werk een tweeden
curator wenscht, dan moet Mr. Brevet comptabel werk
wel heel moeilijk vinden. Mij lijkt dat schromelijk
overdreven.

Als Mr. Brevet meent, dat in ingewikkelde faillis-
sementen naast den advocaat-curator een technisch
deskundig curator benoemd behoort te worden, dan
poneert hij niets nieuws, daar de rechtbanken dit
gelukkig steeds doen en dan een accountant, notaris
of bankdirecteu.r tot medecurator benoemen. Juist de
omstandigheid, dat de meeste leeken hiervan niet
voldoende op de hoogte zijn, zou kunnen maken, dat
leeken – ook de Nieuwe Rotterdamsche Courant nam
het stuk van Mr. Dirkzwager betreffende deze lcwestie
over, doch zweeg over de bestrijding – ten onrechte
ontevreden zouden worden over de Faillissementswet.,
die juist door haar soepelheid voor alle gevallen pas-
send is.

Moge het denkbeeld van Mrs. Dirkzwager en Brevet,
de twee curatoren, die onze Faillissernentswet willen
cureeren, wel voeren tot meerdere contrôle, doch niet
tot een überorganisierte regeling!

1.)
N as ch
rI t
t: Thans heeft cie
:I.io
mrcur-(1eneraa] lij
dec Hoogen Raad
mmieh
echter
aan
cle zijde van Mr Dirk-
zwager geplaatst.

AANVOER VAN GRANEN. (In tons van 1000
kg.)
Rotterdam
Amsterdam
Totaal

Artikelen
9-I5 Mei
Sedert
Overeenk.
9-15 Mei
Sedert
Uvereenk.
1937
1936
1937
1jan. 1937
tijdvak 1936
1937
Jan. 191,,7
:1/dae ig

42.697 679.964
391.432

17.474
6.361
.
697.438 397.793
3.613
111.544 110.697

2.875
1.700
114.419 112.397
Tarwe

……………..
Rogge

………………
235

3.973
9.066
– –
100
3.973 9.166
Boekweit ………………
MaIs ………………
18.
.948
461.267
278.472
1.740
59.695 67.185
520.962 345.657
139.185
106.798

6.189
7.312
145.374
114.110
.

4.033 62.223
27.485
900
3.180
20
65.403
27.505
Lijnzaad

…………..
98.960
72.223
6.000
100.401
107.302
199.361
179.525

Gerst

……………..5.056
Haver

……………..2.200

925
24.211
26.250


175
24.211
26.425
Lijnkoek

……………
258

.

13.071
12.966
170
1.795
3.213
14.866
16.179
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
180
17.350
12.966

1.293
753
18.643
13.719

19
Mei
1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

385

Na s c h r i f t. De inzender vraagt driemaal naar
mijn bedoeling. Ik heb bedoeld, dat ervoor gewaakt
moet worden, dat rekenpIichige personen, zooals
zakenmensclïen, penningmeesters en curatoren, er
ujet toe komen penningeu van anderen met hunne
eigene te vermengen.
De brief van den Procureur-Generaal van den
iloogen Raad van 5 Mei ii., waarbij hij zich wendt
tot de Rechtbanken en de Officieren van Justitie,
heeft dezelfde bedoeling.
De tekst van dezen brief luidt als volgt:

IDe bespreking, van welke het beheer van den faillisse-
itientscurator in een aantal afleveringen van het Neder-
laiidsuh JuristenbIad (tot dusver afi. 15, 16, 17, 18) het
voorwerp is geweest, heeft ook mijne aandacht weder
gevestigd, op de mij niet onbekende omstandigheid, dat
van het toezicht van den Rechter-Commissaris in het fail-
lissement
op
ht bcheer van den failliten boedel (art. 64
der Faillissementswet) in den regel niet veel terecht komt.
Wel heeft deze, gelijk ook de Memorie van Antwoord op
het Voorloopig Verslag der Commissie van Voorbereiding
in de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft uiteen-
gezet, niet medebeheer, doch hij heeft toch na ‘te gaan, of
dc curator handelt naar de voorschriften der wet en in
het belang van den boedel.
liet tweede lid van art. 102 der Wet nu
schrijft uit-

drukkelijk voor,
dat gereede gelden, die voor het beheer
niet itoodig zijn, ‘door den curator tea name van den
boedel worden belegd op de wijze door den Rechter-Com-
missaris goed te keuren. Over de aldus belegde gelden
iilag dc curator krachtens art. 103 niet anders beschikken
clan door middel van door dcii Rechter-Commissaris voor
gezien geteekende stukken. Daarnaast geeft art. 02 den
curator de
bevoegdheid
de gelden aan dea ontvanger voor
dc gerechtelijke consigna’tiën in bewaring te geven. Het
reeds genoemde art. 64 ‘geeft den Rechter-Commissaris de
gelegenheid den curator pei-iodiek een opgave van den
stand der rekening van den boedel te vragen, teneinde te
controleeren, of het voorschrift der wet is nageleefd en
of van de bevoegdheid van den curator in de hiervoor in
anti
me eking komende gevallen ‘is gebruik gemaakt. Ik
mccii echter te ‘weten, dat in den regel het voorschrift
niet

wordt nageleefd en van de bevoegdheid
niet
gebruik wordt gemaakt, terwijl de contrôle geheel achterwege blijft en de
faillissementen zich voolltslepen en zelfs niet zelden bij wisseling van Rechter-Commissaris of curator geheel in
liet vergeetboek geraken.
Het komt ittij voor, ‘clatt deze vicieuse toestand niet mag
voortduren en dat de Rechtbanken het in de hand eii
derhalve den plicht hebben daaraan een einde te maken.
lik maak daarom gebruik van de mij bij art. 52 van het
zoogenaanide Reglement 1 i-eiileende bevoegdheid om hier-
op de aandacht der Rechtbanken mct nadruk te vestigen.
Niet dat ‘ik een bepaalden maatregel zou willen voor-
schrijven, want er zijn verschillende wegen mogelijk, waar-langs aan het euvel zou kunnen worden tegemoet gekomen.

Het
schijnt, dat er eenige arrondissementen zijn (N. J.
1937, blz. 435 en 436), waar het stelsel van de artt. 102
en 103 geregeld wordt toegepast. Ook is voorgesteld (N. J.
blz. 405) gebruik te maken van den postchèque- en giro-
dienst. Een geheel ander stelsel, dat wellicht ook goede
diensten zou kunnen bewijzen, is het benoemen in elk
faillis.scnient van een bankinstelling, clie zich daartoe voor

af bereid verklaard zou hebben, tot inedecuratrice, alleen
om als kassier voor den boedel werkzaam te zijn (N. J.
bie. 381). ik ineen, dat het oordeel, welk stelsel zal moeten
worden gekozen, ‘het best aan de Rechtbanken zal kunnen
worden overgelaten, evenals de vraag, of in een bepaald
faillissement de baten van dien aard zijn, dat zij het
nemen van een maatregel wettigen. Men zij hierbij intns-
schen niet te schi-oomvallig: alleen als spoedige opheffing
wegens gebrek ‘aan baten waarschijnlijk is, schijnt mij
olke niaatregel als bovenbedoeld onnoodig. Van ‘het ‘hoogste
belang is echter, dat in de adere gevallen ingegrepen
wo rde.
Ik noodig daarom de Rechtbanken uit aan deze aange-
legenheid hare bijzondere aandacht ‘te. wijden, liefst door
hiertoe een al
g
emeene vergadering te’beieggen of door al-
thans cle met de faillissementen belaste kamers te raad-
plegen, terwijl ik den Officieren van Justitie opdraag mij
over de bij ‘het een of
liet
ander genomen besluiten ver-
slag uit te brengen.”
Mr. F. J. BeEVET.

STATISTIEKEN.
BANKDISCON'[‘O’S.
Ned Disc.Wissels. 2

3Dec.’36
Lissabon

….
1
5Mei’36

Bk

Bel.Binn.Eff.
iVrsch.inR.C.
21
3
Dec.
’36

Londen ……
230 Juni’32

2
1
3Dec.’36
Madrid ……
5
9Juli ’35
Athene ……….
6

4Jan.’37
N.-YorkF.R.B.
lllFeb.’34
Batavia……….
3
14Jan.’37
Oslo

……..
4

7Dec.’36
Belgrado

……..
5
1
Febr.
’35
Parijs

……
428 Jan.’37
Berlijn

……….
4
22Sept.’32
Praag

……
3
1 Jan.’33
Boekarest ……..
4

15Dec.’34
Pretoria


3115 Mei’36
Brussel ……….
2
16 Mei ’35
Rome ……..
1
18Mei’36
Boedapest

……
4
28 Aug.’35
Stockholm

..
2J
1Dec.’33
Calcutta

……..
3
28Nov.’35
Tokio…..3.285
7Apr.’36
Dantzig ……….
4

2 Jan.’37
Weenen…..
31lOJuli’35
Helsingfors ……
4

3 Dec.’34
Warschau

..
5
2600t.’33
Kopenhagen……
4 19Nov.’36
Zivits. Nat Bk.l1,
25Nov.’36

OPEN MARKT.

1937

Ii 1936 ii 1935 ii 1914

15

10/15

318

26April! 11116

13118

20124
Mei

Mei

Mei

1
Mei

Mei
11
Mei

Juli

Amsterdam
Partic. disc.

11
4

1f

11
4

114

2-
7
/16

2
3
14-3i(4 3
1
18-
3
116
Prolong.

1

1

1

131
4
211
4

2-
3
/4

211
4
3(
4

Londen
Daggeid ..
‘/i-I

1
1-1

1
121

‘!i-I

‘/,-I
2
12-1
1314-2
Partic. disc.

1
7133_
9
116

1
7132
9
116

171
32
-51
16

17/.e5/ii

17133_9/35
9116’/8

4114_3/4

Bert/in
Daggeld..

2I/-3

21123

211
4
3
2)

21/
3
_3
3l/

Maandeid

211
3
-3(
4

213-3/4

211
3
_31
4
2

2
3
14-3
3-1j4


Part, disc.

21
/s

2
7
18

2
7
/8
2)

2
7
10
3
21-
1
/2
Warenw.
. .

4.11
4

4_1f4

4.i/
4
2)

4_I1
4

4_11
4

Nea,
York
Daggeld
1)
1

1

1

1

1
114
13142112
Partic.dlsc.
/16

9
1

116-/5

8

116
/16

11
Koers van
14
Mei en daaraan voorafgaande weken
t/m. Vrijdag.
2)
26.30 April.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN iN NEDERLAND.

Dat a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York)
)
)
8)
8)
1)

11 Mei

1937
1.81%
8.98% 73.10
8.16%
30.70
100%
12

1937
1.8119.
8.99% 73.15
8.16%
30.671

100%
13

1937
.l.8l’%
8.99%
72.95
8.15% 30.66
100%
14

1937
1.82%
8.99%
73.-
8.16
30.68
100%
15

,,

1937
1.82%
8.99%
73.-
8.1534
30.69
100%
17

1937-





Laagste d.w’)
1.81%
8.98
72.90
8.14
30.621

100
Hoogste d.w
1
)
1.82%
9.0034
73.25 8.18
30.75
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Data


sd
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid

11 Mei

1937
41.68

6.35

– –
12

1937
41.66

6.371



13

1937
41.66

6.35



14

1937
41.67

6.371



15

1937
41.64

6.371



17

1937



– –

Laagste d.w’)
41.57%
34.20 6.30



Hoogste d.w
1
)
41.75 34.25
6.40
1.55
9.70

Muntpariteit
48.003 35.007
7.371 1.488
13.094 48.52

Data
Stock-
Kopen-
Os
o

Hel-
Buenos-
1

Mon-
holm
‘)
hagen8)
Airesl)
treali)

11 Mei

1937
46.35
40.12
45.17
3.9e
ôô%
1.1%
12

1937
4
6.
3
71
40.15
45.20
3.98 55%
1.81%
13

1937
46.40
40.15
45.20
3.98
55%
1.813.4
14

,,

1937
46.371

40,15 45.20
3.971
55% 1.82%
15

1937
46.40 40.171
45.221
3.971
55%
1.82%
17

,,

1937


– –


Laagste d.wi)
46.25 40.05
45.10
3.94
55
1.81%
Hoogste d.w’)
46.421

40.20 45.25
4._
55
1.83
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
8)
Noteering te Amsterdam.
8*)
Not, te Rotterdam.
1)
Part,
opgave.
In ‘t late of 2de No. van ieder maand komt een
overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Data

I
($’per)

I($’Obfr.)1
($’OÖ7tk.)l($”5’O”j1L)

11
Mei

1937
4,94% 4,48%
40,18%
54,9834
12

1937
4,94y,
4,48%
40,16 54,98
13

1937
4,94y,
4,48′
40,12
54,94%
14

1937
4,94y
16

4,48%
40,16 54,94
15

1937
4,94%
4;48%
40,20
54,95
17

1937



18 Mei1936
4,97
9
82

6,583.4
40,25
67.57
Muntpariteit..
4,86
3,90% 23.81%
40%

386

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1937

STATISTISCH OVERZICHT

GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCU

TARWE
Bahia
ROGGE
74 kg Bahia MAIS
La Plata
GERST
64165 kg
LIJNZAAD
La Plata
BLOEM-
KASKOM-
SALADE
RUND-
VLEESCIl
VARKENS-
VLEESCH
Blanca loco
Rotterdam! Blanca loco
loco
La Plata
loco Rotter-
locO
KOOL KOMMERS
le soort 5)
(versch) (versch)
Amsterdam
R’damlA’dam per 100 kg.
R’danl!A’dam
per 2000 kg.
damfA’dam
R’damlA’dam
per 1960 kg.
le soort
p. 100 st.S)
le soort
P. 100 st
p
100 Krop
per 100kg
per 100 kg per 100 kg.
per 2000 kg.
Rotterdam Rotterdam
2)
3)
4)

/
1

!o
/
010
/
0
10
1
-.

/
L7
i

7
•–

ii-

.f
1925 17,20 100,0 13,075 100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
1

46250
100,01
– –
1926 15,90
1
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
1

360:50
77,9


1927
14,75
85,8
12,47
5

95,4
176,00
76,0 237,00
100,4
1

362,50
78,4

i




1928
13,47
5
1
78,3
13,15
100,6
226,00
97,7
228,50
96,8
t

363,00
78,5
26,47
100,0
23,08
100,0
5,83
100,0
93,
100,0
77,50
100,0
1929
12,25
1

71,2
10,875
83,2
204,00
88,1
179,75
76,2 419,25
90,6
26,32
99,4
23,83
103,3
7,60
130,3
96,40
103,7
93,12
5

120,2
1930
9,6751
56,3
6,225
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
16,32
61,7
8,28

792
3,51
60,2
1108,
116,1
72,90
94,1
1931
5,55 32,3 4,55
34,8
84,50 36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
18,49
69,9
16,89

73,2
4,33
74,3
!
88,
94,6
48,-
61,9
1932
5,2251
30,4
4,625
35,4 77,25
33,4
100,75
42,7 137,00
29,6
16,71
63,1
11,87
51,4 3,57
61,2
1

61,
65,6 37,50 48,4
1933
5,025
29,2 3,55 27,2 68,50 29,6 70,00 29,7
148,00
32,0
14,47
54,7 9,96 43,2
1,86
31,9
52,
55,9

49,50
63,9
1934
3,67
5

21,4 3,325
25,4
70,75
30,6 75,75
32,1
142,50
30,8
11,72

44,3
8,78 38,0
2,52 43,2
61,50
66,1
46,65
60,2
1935
4,125 24,0 3,07
5

23,5
61,00
26,3
68,00
28,8
131,75
28.5
8,12

30,7 6,79 29,4
2,23
38,3
48,125
51,7
51,625 66,6
1936
6,275
36,5 4,275 32,7
74,00
32,0 86,00
36,4
166,50
36,0
8,82
33,3
6,45
27,9
1,76
30,2
53,425
57,4
48,60
62,7

Juli

1935
3,92
5

22,8
2,55
19,5
54,50
235
66,75
28,3
124,50
26,9
48,-
51,6 47,375
61,1
Aug.

,,
4,25
24,7
2,625
20,1
55,25
23:9

64,50
27,3
132,25
28,6
44,80 48,2
52,55
67,8
Sept.
4,75
27,6
3,-
22,9
55,75
24,1
64,50 27,3
139,50
30,2
43,375
46,6
56,625
73,1
Oct.
4,95
28,8 3,35
25,6
57,75 24,9 64,75
27,4
142,75
30,9
46,075
49,5
64,62
5

83,4
Nov.

,,
4,65
27,0
3,20 24,5
55,00
23,8
59,75
25,3
137,75
29,8






42,75
46,0 56,85 73,4
Dec.
5,15
29,9
3,40 26,0 56,75
24,5
60,75
25,7 146,50
31,7





——–

44,75
48,1
52,25
67,4

Jan.

1936
5,45 31,7 3,525 27,0 56,00 24,2
63,50
27,0
153,50
33,1

————————
——–

44,-
47,3 50,87
5

65,6
Febr.
Maart

:
5,225
30,4 3,40
26,0
55,25
23,9
64,50
27,3
152,50
33,0

—————-

43,7fl
47,1
48,25
62,3
5,225
30,4 3,50
26,8
59,50
25,7
69,75 29,6
150,00
32,4
45,75
49,2
46,575
60,1
April


5,175
30,1
3,45
26,4
64,00
27,6
70,00 29,7
147,25
31,8
11,56
43,7
10,65
46.1
3,09 53,0 48,50
52,1
45,375
58,6
Mei
5,125 29,8
3,17
5

26,6
63,75
27,5 72,25
30,6
147,75
31,9
9,10
34,4
6,66 28,9
1,56
26
1
8
51,60
55,5
44,30
57,2
Juni

,,
5,05 29,4
3,45
26,4
66,00
28,5
71,50
30,3
154,00
33,3
5,80
21,9
2,03 8,8
0,63
10,8
54,1
58,2 46,25 59,7
Juli
5,625 32,7 3,65
27,9
71,75
31,0 74,75 31,7
162,50
35,1

—————


—-






57,35
61,7
47,75
61,6
Aug.

,,
6,35
36,9
4,025
30,8 84,00
36,3
88,00
37,3
170,00
36,8



—-





—-

60,40
64,9
50,20
64,8
Sept.
6,50
37,8
4,40 33,7
85,00
36,7
88,00
37,3
166,75
36,1







—–

61,05
65,6
51,875
66,9
0ct.
8,80 51,2
6,025
*
46,1
97,50
42,1
120,50
511
199,75
43,2
58,85
63,3
52,30 67,5
Nov.
8,55
497
5,725 43,8
89,50
38,7
121,50
515
193,00
41,7









—–






—-

—–

56,-
60,2 49,87
5

64,4
Dec.
8,175
47,5 6,97
5

53,3 97,00
41,9 1129,00
54,7
201,00
43,5
59,80
64,3
49,70
64,1

Jan.

1937
8,40
48,8
7,975

61,0

1
97,50
42,1
132,00
55,9
201,50
43,6



—-





64,60
69,5
52,75
68,1
Febr.
8,25
48,0
8,725
66,7
1
100,50
43,4
129,00
54,7 194,50
42,1



—-








—-

—-









——-

66,175
69,0 53,325
68,8
Maart
9,15
53,2
9,025
69,0
1
106,00
45,8
1
33,00
56,4 209,25
45,2





—-

—–

66,15
71,1
54,82
5

70,7
April
10,175
59,2
10,-
76,5
1
115,00 49,7
149,75
63,5 224,50
17,10
64,6
48,5





—-

—–

16,74
72,5
4,13
70,8
7I,
76,3
56,25
72,6
3 Mei
9,85 57,3
9975

76,3
1

109,00
47,1

Il45,50
61,7
220,00
47,6 7,63
28,8
12,83







—-

55,6 3,13
53,7
72,306)1
77,7
57,_6)
73,5
10
9,65
56,1
9,925 75,9
I
1
G9,0O
47,1

1144,50
61,2 220,50 47,7
9,48 35,8
16,79
72,7
2,84 48,7
71,30
7
)1
76,7
56,50
7
)
72,9
18
9,80
57,0
9,87
5

75,5
t
109,00
47,1

1142,50
60,4
221,00
47,8
10,35
39,1
14,53
63,0
3,28
56,3
75,_S)
1
80,6
57,8)

73,5
1) Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2 van Jan. 1931 tot
3) Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan.1928 tot 16 Dec. 1929 American No. 2, van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415 kg 1-longaarsche; vanaf 26Mei1930 tot 23Mei1932
23Mei1932 64165 K.G. Zuid-Russische. Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3. Van 19 Sept. ’32 tot 24Juli ’33 62163 kg Z.-Russ. Van 24 Juli ’33-7 Oct. ’35 64165 kg La Plata.,
6)1 Mei.
7
)8 Mei.
8
)14 Mei.
9)5
Mei.
10)
13Mei.
11)7
Mei.
15)
15Mei.

Vervolg STATISTISCH OVERZICHT

MINERALEN TEXTIELGOEDEREN

DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalschel
PETROLEUM
.
BENZINE
KATOEN
______________ ___________ ___________
WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Crude
Gulf exp.
gekamde
Australische, Australische,
HUIDEN
SALPETER
1
bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
33 t(m. 3390
64166°
cts.
per

Middling
locoprijzen
F. G. F.
1

Sakella-
G. F. No.
1
Merino 64’s Av.
loco
B’radford
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100
kg
R’damjA’dam
Bé S.
per barrel
U.S.
galion
New-York
1

rides
Oomra
Liverpool
per Ib.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto
per
1000
kg.
per Ib.
1
Liverpool
Bradford per Ib.

f
°Is
f &
°Jo
ets.•
0
/0
cts.•
°io
cts.
•i
0
10
ets.
0
5,
ets..
0
10
ets.•
Us
f
0(
f
11/0
1925
10,80
1

100,0
4,165
100,0
36,85
100,0
57,7
100,0
147,5
1100,0
47,1
100,0
277,2
100,0
148,7
100,0
34,70
100,0
12,-
(100,0
1926
17,90
1

165,7
4,68
5

112,5
33,85
91,9
43,5
75,5
81,8
t

55,5
31,8
67,4
238,1
85,9
124,7
83,9
28,46 82,0
11,61
1

96,8
1927
11,25
1

104,2
3,22
77,4
36,85
100,0
43,4 75,3
84,6
1

57,3
36,6
77,8
244,4
88,2
133,6
89,8
40,43
116,5
11,48
195,7
1928
10,10
1

93,5
2,975 71,4 24,75 67,2 49,6 86,0
96,8
1

65,6 37,9 80,4
259,6
93,6
153,7 103,4
47,58
137,1
11,48
1

95,7
1929
11,40 105,6
3,05 73,2 24,80 67,3 47,5
82,4
85,9
1

58,2 33
1
2
70,5
196,6
70,9
127,3
85,6
32,25
92,9
10,60
1
88,3
1930 11,35
105,1
2,78
66,7 21,75 59,0 33,6
58,3
60,5 41,0
19,8
41,9
134,8
48,6 81,9
55,1
25,36
73,1
9,84
1
82,0
1931
10,05
93,1
1,44
34,5
12,50
33,9
21,3 37,0
36,9
25,0
15,5
33,0
108,4
39,1
60,5 40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1
2,01
48,2
11,16
30,3
16,0
27,7
26,3
1

17,8 15,7
33,3
80,6
29,1
42,8 28,8
11,15
32,1
6,15
1

51,3
1933
7,00
64,8
1,115
26,8
8,95 24,3
16,7
29,0 25,9
17,5 14,0
29,7
97,0
35,0 47,9 32,2
13,26
38,2
6,18 51,5
1934
6,20
57,4
1,56
37,5
7,14
19,4
18,2
31,6
26.8
18,2
13,5
28,7
97,0 35,0 51,7 34,7
12,07
34,8
6,11
50,9
1935
6,05
56,0
1,55
37,2
7,49
20,3
17,5
30,3
26,0
17,6
14,9
31,7
84,4 30,5 42,8
28,8
12,54
36,1
5,89
49,1
1936
6,60
61,1
1,62
5

39,0
8,79
23,9
18,9
32,8
32,4
22,0
17,0
36,1
106,2
38,3
53,4 35,9
15,40
44,4
5,70
47,5

Juli

1935
6,05 56,0
1,54
36,9 7,73
21,0
18,0
31,2 24,3
16,5 15,5
32,9 92,0
33,2
45,4
30,5
11,75
33,9
5,40
45,0
Aug.
6,15
56,9
1,54
36,9
7,64
20,7
16,9
29,2
24,7
16,8 14,3
30,3 92,0
33,2
46,6
31,4

34,6
5,40
45,0
Sept.
6,10 56,5
1,55
37,2
7,07
19,2 15,9
27,5
24,9
16,9 13,3
28,1
92,0
33,2
44,1
29,7
14,50
41,8
5,50
45,8
Oct.
6,05
56,0
1,55
37,2 7,44
20,2
16,6
28,8
26,7
18,1
14,9
31,7
93,2
33,6
44,1
29,7
16,-
46,1
5,55
46,3
Nov.
6,05 56,0
1,54
36,9
7,86 21,3
17,5
30,3
29,7 20,2
15,9
33,8
94,5
34,1
45,4
30,5
16,-
46,1
5,60
46,7
Dec.
6,05
56,0
1,54
36,9
8,41
22,8
17,5
30,3 29,8
20,2
15,9
33,7
93,2
33,6
44,1
29,7
14,25
41,1
5,70
47,5

lan.

1936
6,15
56,9
1,525
36,6
8,41
22,8
17,5
30,3 29,3
19,9
14,7
311
97,0
35,0
45,4
30,5
15,-
43,2
5,80 48,3
lebr.

,,
6,15
56,9
1,51
36,3
8,56
23,2
16,9
29,2
27,7
18,8 13,8
293
97,0
35,0
46,6
31,4
15,-
43,2
5,85
48,8
Maart

,,
6,15
56,9
1,525
36,6
8,61
23,4
16,7
29,0
28,1
19,0
14,1
29,8
99,5
35,9
47,9
32.2
14,25
41,1
5,90
49,2
nl
6,20
57,4
1,525
36,6
8,51
23,1
17,1
29,7 27,6
18,7
13,8
29,2 99,5
35,9
47,9 32,2

40,3 5,95
49,6
tei
6,25
57,9
1,52
1

36,6
8,51 23,1
17,1
29,7 27,3
18,5 13,5
28,6
100,8
36,4
47,9
32,2
13,75
39,6
6,-
50,0

J
uni-
6,30.
58,3
1,52
36,6
8,33
22,6
17,6
30,5 27,4
18,6 16,8
35,7
97,0
35,0
46,6 31,4

37,5
6,-
50,0
uh


6,25
57,9
1,525
36,6 8,06
21,9
19,3
33,5 31,4
21,3
18,1
38,5 97,0 35,0 46,6
31,4
13,-
37,5
6,-
50,0
Aug.
6,30
58,3
1,525
36,6 7,94 21,5
17,9
31,0
33,3 22,5
17,2
36,6 99,5 35,9
46,6 31,4
13,50
38,9 5,25
43,8
Sept.
6,35
58,8
1,54
36,9
7,81
21,2
18,0

31,2

32,3
21,9
17,8
37,8
99,5 35,9
49,1 33,1
14,50
41,8 5,35 44,6
Oct.

7,80 72,2
1,95
46,8
10,27
27,9 23,0
399
42,0
28
1
5
21,9
46,5
121,0
43,7
61,1 41,1
19,25
55,5 5,40
45,0
Nov.
7,70
71,3
1,92
6

46,2
10,19
27,7
22,6
39,2
43,4
29,4 21,4 45,4
131,4
47,4
73,4 49,4
19,25
55,5 5,45 45,4
Dec.

»
7,85
72,7
1,90
5

45,7
10,25
27,8
23,6
40,9 39,2 26,6 21,4 45,4
135,2
48,8
82,2 55,3
1

20,25 58,4 5,55
46,3

Jan.

1937
8,05
74,5
1,90
45,6
10,62
28,8
23,8 41,2
38,2 25,9 22,0
46,7
141,9
51,2
88,2 59,3
121,
50

62,0
5,65
47,1
Febr.

8,25 76,4
2,125
51,0
10,95
29,7
24,0 41,6
37,4
25,4
21,8
46,3
133,6
48,2
85,6 57,6 122,75 65,6
5,70
47,5
Maart

,,
8,30
76,9
2,12 50,9
11,16
30,3
26,6
46,1
44,6 30,2
23,3
49,5
138,9
50,1
88,6 59,6
25,-
72,0 5,75
47,9
April

»
8,55
79,2 2,12
50,9
11,30
30,7
26,0
45,1
45,3
30,7
23
,1
49,0
144,9
52,3
96,5 64,9
28,50
82,1
5,80 48,3
3 Mei
9,00
83,3 2,115
50,8
11,391)

30,9
24,6 42,6
42,4
1
)
28,7 22,8
1
)
48,4
144,4
4
)
52,1
98,4
4
)
66,2
26,25
3

75,6
5,85 48,8
10

»

»
9,00
83,3
2,115
50,8
11,48
2
)
31,2 24,4 42,3 42,5
3
)
28,8
22,6
3
)
48,0
144,35)
52,1
97,45)
65,5
5,85
48,8
8

»
9,00
83,3
2,11
50,7
24,1
41,8 5,85 48,8
1)
5Mei.
2
)12
Mei.
3
)11 Mei.
4)
6Mei. 5)13 Mei.
8)4
Mei
7)
Op goudbasis 51,6.
8)
Op goudbasis 51,8.
9)
Op goudbasis 51,1.

19 Mei 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

387

VAN GROOTHANDELSPRIJZEN
1)

ZUIVEL EN EIEREN
METALEN

BOTER
BOTS P.k R Edammer
EIEREN
KOPER
L
KAAS

T N
IJZER
GIETERIJ-
ZINK
GOUD
ZILVER
per kg
Hefing

Alkmaar
Gçm. npt.
Standrd
Locoprizen
Loco rijzen
IJZER
Locoprijzen
cash cash
Leeuwar-
Crisis

Fabrieks-
Eierinijn
Locoprijzen
Londen Londen
No. 3 frano
(Lux III) p.
Londen Londen
Londen per
der Cornm.
Noteering
Zuivel-
Centr.

kaas
ki. mjmerk
Roermond
p. 100 st.
Londen
per Eng. ton
per Eng ton
per Eng. ton
Middlesb
Eng, t. t o.b.
Antwerpen
per
Eng. ton
per ounce
line
Standard
Ounce
per 50 kg.
per Eng.ton

f
3
10
t
/
°Io
f
OIo

f.
.

0j0
f.
0(
f’
°Is
f•
jo

f•
°Io
f•
010

t.

‘i
ct
s.

0
10
1925
2,31
100,0

56,-
100,0
9,18
100,0
751,00
100,0
440,75
100,0
3168,50
100,0
44,25
100,0
40,50
100,0
437,75
100,0
51,75
100,0
162,00 100,0
1926 1,98
85,7

43,15
77,1
8,15 88,8
702,50
93,5
376,00
85,3
3519,50
111,1
52,25
118,5
41,50
102,5
413,00
94,3
51,75
100,0
144,50
89,3
1927
2,03
87,9

43,30
77,3
7,96
86,7
674,00
89,7
292,75
66,4
3511,50
110,8
44,25
100,0
39,00 96,3
344,75
78,8
51,75
100,0
13475
83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8 7,99 87,0
772,00
102,8
254,75
57,8
2749,75
86,8
40,00
90,4
38,00
93,5
305,75
69,9
51,75
100,0
131,25
81,1
1929
2,05 88,7

45,40
81,1 8,11
88,3 916,00
121,9
281,25 63,8
2465,75
77,8
42,75 96,6 41,50
102,6
301,00
68,8
51,75
100,0 123,25
76,2
1930 1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2
661,25
88,0
218,75 49,6
1721,25
54,3
40,50
91,8
36,00
88,8 204,00
46,6 51,75
100,0
89,75
55,4
1931
1,34
58,0

31,30 56,9
5,35 58,3
438,75
58,4
145,75
33,1
1331,50
42,0
33,25
75,3 28,75
70,9
139,50
31,9
51,75
100,0
67,50 41,6
1932
0,94
40,7

22,70
40,5
4,14
45,1
276,50
36,8
104,00
23,6
1175,00
37,1
25,50
57,5
22,50
55,2
118,50
27,1
51,75
100,0
65,00
40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
267,75
35,6
95,25
21,6
1596,00 50,4
24,75
56,2
21,25
52,2
128,50
29,4
51,75
100,0
62,25
385
1934
0,45
19,5
1,-
18,70
33,4 3,45
37,6
226,50
30,2
82,00
18,6
1718,00
54,2
24,25
54,8
20,25
50,1
102,25 23,4
51,75
100,0
65,75
40,7
1935
0,49
21,2
0,99
14,85
26,5
3,20
34,9
230,75
30,7
103,75
23,5
1631,50
51,5
24,00
54,1
20,25 50,2
102,75
23,5
51,75
100,0
89,25
55,1
1936
0,58
25,1
0,88
5

17,55
31,3
3,50
38,1
301,00
40,1
139,00
31,5
1594,50
50,3
27,75
62,7
22,75 56,2
117,50
26,8
55,00
106,3
65,00
40,1

Juli ’35
0,44
19,0
1,-
12,37
5

22,1
2,54
27,7
223,75
29,8
104,75
23,7 1701,00
53,7
24,00
54,1
20,25 50,0
102,75
23,5
51,75
100,0
92,25 57,0
Aug.,,
0,46
19,9 1,07
5

15,10
27,0′
3,31
5

36,1
239,00
31,8
115,50
26,2
1641,00
51,8
24,25
54,8
20,25
50,0
108,00
24,7
51,75
100,0
90,00
556
Sept..
0,58
25,1
0,97
20,25
36,2
3,16
34,4
248,25
33,1
117,75
26,7 1636,25
51,6
24,00
54,1
20,25 50,0
113,75
26,0
51,75
100,0
88,50
54,7
Oct.

,,
0,65
28.1
0,89
19,875
35,5
3,95 43,0
256,25
34,1
135,00
30,6
1656,25
52,3 24,00
54,1
20,25 50,0
121,25
27,7
51,75
100,0
88,75
54,9
Nov.
0,59
25,5

0,94
16,90
30,2
4,69
51,1
255,50
34,0
130,50
29,6
1641,75
51,8
24,50 55,5
20,25
50,0
118,50
27,1
51,75
100,0
88,50
54,7
Dec.
0,57
24,7
0,95
15,80
28,2
4,60
50,1
255,50
34,0
121,25
27,5
1597,50
50,4
24,75
56,2
20,25
50,0
110,00
25,2
51,75
100,0
77,25
47,7

Jan.’36
0,57
24,7
0,95
16,80
30,0 4,04 44,0
252,00
33,5
112,50
25,5
1516,50
48,0 24,75 56,2
20,25
50,0
106,25
24
1
3
51,75
100,0
60,50 37,4
Feb..
0,61
26,4
0,92
5

17,37
5

31,0
3,375

36,8
256,25
34,1
116,75
26,5
1493,50
47,1
24,75 56,2 20,25
50,0
111,00
25,4
51,75
100,0
60,25
37,2
Mrt.
,,
0,46
19,9
1,04
17,70
31,6
2,69
29,3
261,75
34,8
120,75
27,3
1544,25
48,7
24,75 56,2 20,25
50,0
116,75
26,7
51,75
100,0
59,50
36,8
Apr.,,
0,44
19,0
1,02e
16,82
5

30,0
2,49
27,1
269,50
35,9
117,25
26,6
1522,75
48,1
24,75 56,2 20,25 50,0
110,75
25,3
51,75
100,0
61,00
37,7
Mei
0,41 20
1
3
0,99
18,75
33,5 2,52 27,5 270,25
36,0
114,75
26,0
1495,50
47,2 25,00 56,8 20,25
50,0
108,00
24,7
51,75
100,0
62,25 38,5
Juni

0,57
24,7
0,89
20,20
36,1
2,69 29,3 268,50 35,8
110,50
25,1
1358,25
42,9 25,00 56,8 20,25 50,0
105,50
24,1
51,75
100,0
60,75
37,5
Juli

,,
0,60
26,0
0,81
5

19,35
34,6
2,91
31,7
275,25
36,6
117,75 26,7
1382,00
43,6
27,00
61,0 20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
60,50
37,4
Aug.,,
0,62 26,8 0,80
17,875
31,9
3,316
36,1
282,50
37,6
123,75
28,1
1358,75
42,9
27,00
61,0 20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
59,75
37,0
Sep.,,
0,58
25,1
0,79
16,25
29,0
3,63
39,5
289,75
38,6
134,50
30,5
1459,00
46,0
27,25 61,6
20,25
50,0
104,25
23,8
51,75
100,0
60,75
37,5
Oct.
0,63
27,3
0,77
5

17,55
31,3
4,85
52,8 374,75 49,9
169,00
38,3
1847,75
58,3 33,50
75,7
27,75
68,5
135,00
30,8
65,25
126,0
75,75
46,8
Nov.,,
0,70 30,3
0,78
16,07
5

28,7
5,15
56,1
397,75
53,0
196,25
44,5 2079,75 65,6
33,75
76,3 29,25 72,2
149,00
34,0
64,50
124,6
79,50
49,1
Dec.,,
0,65
28,1
0,82
5

15,75
28,1
4,36
5
47,5
415,00 55,3 234,00
53,1
2076,00
65,5
36,50 82,5
32,75
80,9
162,50
37,1
63,75
123,2
79,75
49,2

Jan.’37
0,66 28,6
0,85
17,075
30,5
3,45
13,81
37,6
462,00
61,5
244,25
55,4
2061,25
65,1
36,25 81,9 34,25 84,6
188,50
43,1
63,50
122,7
78,00
48,1
Feb..
0,69
29,9
0,80
18,75
33,5
41,5
522,00
69,5
248,50
56,4 2075,75
65,5 36,25 81,9 34,75
85,8 219,50
50,1
63,50
122,7
75,00
46,3
Mrt. ,,
0,68 29,4
0,80
18,825
33,6
3,86 42,0
638,50 85,0
291,25
66,1
2498,25 78,8 36,25 81,9 48,25
119,1
291,50
66,6
63,50
122,7
77,00 47,5
Apr.,,
0,69
29,9
0,81)
16,45
29,4 3,05
33,2 559,75
74,5 235,50 53,4 2405,00
75,9
36,25 81,9 54,25
134,0
236,25
54,0
63,50
122,7
78,00
48,1
3 Mei ,,
0,70e)
30,3
0,70
16,7551
29,9 2,90
31,6 533,00
71,0
221,00
50,1
2293,50
72,4
36,50 82,5 58,00
143,2
215,50
40,2
63,25
122,2
76,00
46,9
10

,,

,,
0,6810
29,4
0,75
’17,-R
30,4
2,95
32,1
555,25
73,9 219,75 49,9 2263,75
71,4
36,50
82,5
59,50
146,9
213,25
48,7
63,25
122,2
76,25
47,1
18

,,

,,
0,75 2,90
31,6 564,25
75,1
202,75
46,0
2243,25 70,8
36,50°
82,5
60,25121
148,8
201,00
45,9
63,25
122,2
76,25
47,1
ra Sept. 193279 K.G. La Plata; van 26 Sept. 1932 tot 5 Febr. 1934 Manftoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6Juli1936 80kg. La Plata; van 6Juli1936 tot 30Nov. 1936 Manitoba.
14 kg Zuid-Russische van 23Mei1932 tot 2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
‘l’ot Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2, van 9 Febr. 1931 tot
Van 7 Oct. ’35-18 Mei ‘3662163 kg Z.-Russische.
5)
De jaargemiddelden zijn berekend uit de gemiddelde prijzen van April, Mei en Juni van het betreffende jaar.

VAN CROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

INDEXCUFER

VURENHOUT
STEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER SUIKER
THEE
9
mdl-
basis 7″ f.o.b.
Zweden!
binnenmuur

buitenmuur
G.F. Accra
Ned.-Ind.
Robusta
Locoprijzen
Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
Af!. N.-l. thëev.
Grond-
sche
uit-
Finland
per
I. m.

.
Rotterdam!
Sheets
suiker loco A’dam gem. pr
.
stoffen
voer-
per standaard
per

per
50kg c.i.f.
Nederland per 100kg
Amsterdam Amsterdam
loco Londen
R’damlA’dam
per 100 kg.
Java- en Suma-
trathee
p.
1
12 kg.
pro-
van 4.672 M
5
.
1000 stuks

1000 stuks
per
‘j

kg.
per Ib,.
ducten

/
°Io
/
°Io
t
0J
7i
/
010
cts.

TÏi
cts.
0
/s
1925
159,75
1000
15,50
100,0
19,-
100,0
25,71 100,0
35,87
1

100,0
61,375
100,0
1,80
100,0 18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50 96,1
15,75
101,6 19,50
102,6
29,65
115,3
34,-
94,8
55,375 90,2
1
1
21
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
86.0
82.9
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
41,14
160,0
32,62
6

90,9 46,875
76,4 0,93 51,6
19,126

102,0
82,75
97,9
87.5
19.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
34,64
134,9
31,87
5
88,9
49,625
80,9
0,54 30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6 69.8
1929
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
27,73
107,9
27,3751
76,3
50,75
82,7
0,52
28,8
13,-
69,3
69,25 82,0
81.9
61.3
1930 141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
21,12
82,2
22,62
6
1
63,1
32
52,1
0,30
16,5
9,60 51,2
60,75
71,8
66.0 45.9
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6 13,56
52,8
15,37
5
1
42,9
25
40,7
0,15
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
36.9
1932
69,00
43,2 9,25
59,7
15,-
78,9
11,80
45,9
13,-
1

36,2
24
39,1
0,09
4,9
6,32
5
33,7
28,25 33,4
38.1
31.3
1933
73,50 46,0

64,5
12,75
67,1
9,28 36,0
9,30 25,9 21,10
34,2
0,11
6,3
5,52
6

29,5
32,75
38,7
35.2
28.7
1934
76,50
47,9
8,50
54,8
10,50
55,3
8,17
31,8
6,90
19,2
16,80
27,4
0,20
10,9
4,076
21,7
40
47,3
34.4
21.0
1935
59,50
37,2
7,25
46,8
8,75
46,1
8,12
31,6
9,15
25,6
14,10
23,0
0,18
10,0.
3,85 20,5
34,50 40,8
33.6
26.3
1936
78,25
49,0
7,50 48,4
9,50
50,0
12,04
46,8
11,90
33,2
13,62
5
22,2 0,25
13,9
4,02
5

21,5
40
47,3
39.4
27.7

Juli ’35
57,50
36,0
7,25
46,8 8,75
46,1
7,97 31,0
8,-
22,3
13,50
22,0 0,18
10,0
3,575

19,1
30,75 36,4
33.4
25.2
Aug.,,
58,25
36,5
7,-
45,2
9,25
48,7
7,92
30,8 8,07
5

22,5
13,50
22,0 0,18
10,0
3,52
6

18,8
32,50 38,5
33.1 25.3
Sept.,,
57,75
36,2
7,-
45,2
9,-
47,4 8,12 31,6 8,47e
23,6
13,50
22,0 0,17 9,5
3,72
6
19,9
36
42,6
34.2
26.1
Oct. •
56,50
35,4
7,25 46,8 9,25
48,7
8,12
31,6
9,975
27,8
13,50
22,0
0,19
10,5
4,22e
22,5
46,25 54,7
35.5 29.4
Nov.,,
57,75
36,2 7,25
46,8
8,75
46,1
8,02
,

31,2
10,32
5

28,8
13,50
22,0
0,19
10,5
4,10 21,9
39,50
46,7
35.8 28.0
Dec.,,
58,00
36,3
7,50 48,4
9,50
50,0 8,17
31,8
10,45
29,1
13
21,2
0,20
10,9
4,20
22,4
39,50
46,7
35.4
28.0

P
n36
63,00
39,4
8,25′
53,2
10,-
52,6 8,47 32,9

11,12
5

31,0
13
21,2
0,21
11,6
4,32
6
23,1
39,50
46,7
35.5
26.0
,,
63,00
39,4
8,-
51,6 9,50
50,0
8,62
33,5
10,62
5

29,6
13
21,2
0,22
12,3
4,12
5
21,3
38,50
45,5
35.6
25.7
Mrt.
,,
64,25
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0
8,47 32,9 9,776

27,2
13
21,2 0,23
12,6
3,92
5

20,9
37,25
44,1
35.8
25.5
Ar.
,,
65,00
40,7
8,

51,6
10,25
54,0
8,67 33,7
9,72
27,1
13
21,2 0,23
12,6
3,975
21,2
36,50
43,2
35.6 25.3
ei
65,00
.40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
9,23
35,9
9,52
6

26,6
13
21,2
0,23
12,6
3,65
19,5
37
43,8 35.2
25.0
68,00
42,6
7,75
50,0
10,-
52,6
10,34
40,2 9,90
27,6
13
21,2 0,23
12,6
3,85 20,5 36,50
43,2 35.3
24.5
j
uni
uli

,,
71,25
44,6
7,-
45,2
9,25
48,7
10,34
40,2
10,47
29,2
13,12
6

21,4
0,24
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9 25.0
Aug.

73,25
45,9 6,50
41,9
9,-
47,4
10,89
42,4
10,82
6

30,2
13
21,2
0,23
13,0
3,55
18
1
9
36,75
43,5
36.2 24.9
Sep.
,,
79,00
49,5
7,-
45,2
9,-
47,4
12,30
47,8
11,27
5

31,4
13
21,2 0,24
13,3
3,470
18,5
37,50
44,4
37.2 25.8
Oct.
,,
107,00
67,0
7,25 46,8
9,-
47,4
17,24
67,1
13,876
38,7
14,87
6

24,2 0,30
16,7
4,471
23,9 46,50
55,0
47.3 32.2
Nov.,,
106,00
66,4 7,25 46,8 9,25
48,7
17,45
67,9
16,120
44,9
15,25
24,8 0,32
17,8
4,575

24,4
48,50
57,4
49.9 35.0
Dec.,,
112,75
70,6
7,50
48,4
9,

47,4
22,49 87,5
19,65
54,8
16,25
26,5
1

0,37
20,6 4,72
5
25,2
48
56,8
53.3
31.7

Jan.’37
118,75
74,3
7,50
48,4
9,-
47,4
24,50 95,3
20,62
5
57,5
16,75
27,3
1

0,38
21,1
5,575

29,7
50,50
59,8
54.5
39.0
Feb.,,
Mrt.,,
125,00 135,00
78,2
84,5
7,50

48,4
51,6

1

9,25
47,4
48,7
2,09
.
23,-
82,0 89,5
17,95
18,05
50,0
50,3
18,25
18
29,7
29,3
1

0,40
1

0,44 22,2
24,4
5,72
5

6,10 30,5 32,5 53,50
55
63,3
65,1
57.3 65.4
39.2 42.6
Apr.,,
135,00
84,5 8,25
53,2
1

9,50
50,0
20,83 81,0
16,87
5

47,0
17,875
29,1
1

0,44 24,4 6,12
5

32,7
54,25
64,2
64.1
41.6
3Mei
,,
135,00
84,5
1
18,22
6
)
70,9
16,37
5
45,6
17,50
28,5
1

0,38
21,1
6,-
32,0
55,_
5
)
65,1
64.07)
39.8
10

,

,,
137,50
86,
1

1
14,87
5

41,5
17,50
28.5
1

0,41
22,8
6,25 33,3
64.36)
39.4
18

,,

,,
137,50
86,1
14,25
39,7
17,50
28,5
1

0,37 20,6 5,87
5

31,3
63.2
9
)
38.2
)
De
tegenwaarde
in
guldens, van
de £
en
$
noteeringen, berekend tegen den wisselkoers van den dag. (Zie E.

S. B. van 7 Oct. 1936, blz. 733).
)
Voor de samenstelling van dit indexcijfer zie het E.-S.M. van Dec.
1936.
De laatste
6 cijfers van deze kolom ziin met voorlooige coëfficiënten

388

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1937

ifOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
1 Mei
1937
8
Mei
1937
10115
Mei
1937
Laagst elHoogste
15
Mei
1937

Alexandrië..
Piast. p.
£
17Ï
97M
97%
97%
97%
Athene

….
Dr.p.
z
e
547% 547%
540
555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1110%
1/10
y
5
l

1/10%
1/10
1110%
Budapestl)..
Pen. p..
25
25
24%
25%
25
BuenosAires’
p.pesopB
16.30
16.29
16.21
16.31
16.271
Calcutta
. .
..
8h. p. rup.
1/6%
1/6%
1/6
3
/
1/6
5
/
53

1/6%
Instanbul

. .
Piast.p.0
615 616 616
617 617
Hongkong ..
5h. p.
$
112%
1/2%
1/2’8/,
1/3%
1/2%
Sh. p. yen
1/2
1/2
111
31
132

1/2
1
/
33

112
Lissabon….
Escu.p.0
110%
110%
110
110%
110%
Kobe

…….

Mexico

….
$per X
18
18
17% 18%
18
Montevideo
5
)
d.perC
27
27
26%
27%
27
Montreal

. .
$
per
£
4.93%
4.92%
4.92k
4.9334
4.93%
Rio d.Janeir.
4

d. per Mii.
3
8
/
32

3118
38133
3%
3°/
Shanghai

..
Sh. p.
$
1/2%
1/2%
1/2%
1/2% 1/2%
Singapore
. .
id. p.
$
2/4%
214%8

2/4%
2/4%
2/4%
Valparaiso
5).
$
per
£
128 128
128
128 128
Warschau ..
Zi. p.
£
26%
26% 25%
26%
26%
1)
Offic. not. 10 Dec. 16112.

2) Offic.
not. 15 laten, gem. not., welke
imp. hebben te betalen 10 Dec. 16.12.
3)
Offic. not. 6 Oct. 3971.

4)
Id.
II
Mrt. 1935 411
4
. 5)
90 dg. Vanaf 28 Aug. laatste ,export” noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)

Londen
1
)
N.Yorki)
Londen
11 Mei

1937.. 20%

45
11 Mei

1937….

140/7
12

1937..

45
12

,,

1937….


13

1937.. 20%

45
13

1937….

140/5k
14

1937..
20K6

45%
14

1937….

140/8
15

1937.. 20%


15

,,

1937….

140/6k
17

,,

1937..


17

,,

1937….

18 Mei

1936.. 209..’

45%
18 Mei

1936….

140/1

27 Juli

1914..

24
15
16

159
27 Juli

1914….

84/10%
5)
in pence p.oz.stand.
2)
Foreignsilver
in$c. p.oz. fine.
3)
insh. p.oz.fine

STAND VAN ‘e
RIJKS KAS.

V o r
d
e r in ge n.

-.
1

7 Mei 1937
15 Mei 1937
r4
Saldo van ‘s Kijks Scflatklst
Dij
ue

e-
1 56.443.160,58
/
72.922.028,02
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

67.731,77
,

504.903,06
Voorsch. op uit. Apr. (resp. Mrt) 1937 ajd. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de boot da. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbeiasting
,,

2.609.359,26

derlandsche Bank ……………….

Voorschotten aan Ned.-lndië ………
52.618.693,41
,,

43.536.980,20
Idem aan Suriname ………………
11.325.233,33
,,

11.333.570,25
Kasvord.weg. credietverst. alh. buitenl.
,,
1
iO.574.1 17,49
,, 109.663.276,19
Daggeldleeningen tegen onderpand..
Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen

.

39.909.284,73


35.916.035,04
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.’)…

….


16.032,94
Vord. op andere Staatsbedrijven’) ….
6.328.254,12
,,

6.431.118,35
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
..

leeningen aan gemeenten (saldo)…
– –
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van haar octrooi verstrekt


Schatkistbiljetten in omloop ………
f323.231.000,-
f322.332.000,-
Schatkistpromessen in omloop
……

7.120.000,-
Zilverbons in omloop

…………….
1.115.439,-
,,

1.1
13.810,-
Schuld op uIt. Apr 4(resp. Mrt) ’37 aan de

.

gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.

pers. bel., aand. i. d. hoofds. d. grondb.

.

e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
bel. en op de vermogensbelasting

1.908.477,83
Schuld aan Curaçao’) …………….
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.
1)
1.217.973,08
,

22.339.232,25
,,

1.243.613,50

Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.
1)
,,

27.857.618,88 ,, 138.395.661,36
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…..

7.000.000,-
Id. aan diverse instellingen
1)
………
..7.000.000,-
..98.988.295,93
,, 100.127.343,41
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCHINDISCHE VLOTTENDE SCHULD.

Vorderingen:’)


Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
f

217.000,-

f
104.000,-
Saldo Javasche Bank

…………….

Verplichtingen: Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell.
52592.000,-

43.537.000,-
Schatkisipromessen in omloop …….
9.750.000,-
9.750.000,-
Schatkistbiljetten in omloop ………
500.000,-

.. 1.514.000,-
,,
500.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.

1.514.000,-
idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
,,

575.000,-


..

,,
890.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…..
600.000,-
,,
560.000,-
Voorschot van de Javasche Bank

,,

922.000,-
,,
829.000,-

1)
Betaalmiddelen in
‘s
Lands Kas
op
24 Apr. 1937
f
33.692.000,-.

CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duIzenden guldens.
Voor-
Circu- schotten

Dis-

Diverse Diverse
Data

Metaa

lafie

aan de

conto’s

reke-

reke- kolonie
ningeni ningen’

1 April

1937 4.476

5.462

117

44

1.542

75
1 Maart

1937 4.502

5.344

160

44

1.380

95
1 Februari

1937 4.518

5.392

147

45

1.407

71
1Januari

1937 4.531

5.118

111

45

1.191

104

1 April

1936 4.579

4.430

333

47

586

120
‘) Sluitp. der activa.
2)
Siuitp. der passiva.

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 18 Mei 1937.

Activa.

Binnenl.Wis-f’Hfdbk.
f

16.993.230,98
sels,1’rom..’ Bijbnk.

275.631,43
enz.indisc.Ag.sch.

1.432.020,97

i
r

18.700.883,38
Papier o. Ii. Buiteni. in disconto

……,,


Idem eigen portef.

f

2.382.000,-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.

2.382.000,-
BeleeningenHfdbk.
f
145.601.646,681)
ncl.
vrsch.
Bijbnk. ,,

5.777.656,69
in rek..crt. Ag.sch.

30.429.874,94
op onderp.

f
181.809.178,31

Op Effecten ……
f
178,354.321,78
1
)
OpGoederenenSpec. ,,

3.454.856,53

181.809.178,311)
Voorschotten a. h. Rijk

…………..,,


Munt, Goud ……
f
113.607.390,-
Muntmat., Goud .. ,, 991.461.742,88

f1.105 069.132,88
Munt, Zilver, euz.

17.758.789,64
Muntmat., Zilver..

1.122.827.922,523)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds ……………………,,

39.491.033,16
Gebouwen en Meub. der Bank

……..,,

4.600.000,-
Diverse rekeningen ………………,,

8.003.478,50
Staat d. Nederl. (Wetv. 27/51
1
32, S. No. 221) ,,

10.193.915,19

Passiva.

f
1.388.008.411306

Kapitaal ……………… .. ……..

f

20.000.000,-.
Reservefonds ……………………,,

3.105.769,04
…..
Bijzondere reserve

…….. …..,,

6.300.000,-
Pensioenfonds

………………….,,

10.288.618,18
Bankbiljetten in omloop…………..,,

811.756.000,-
Bankassignatiën in omloop

……….,,

19.396,41
Rek.-Cour.fi’ Het Rijk
f

70.474.047,10
saldo’s:

Anderen,,462.110.281,90

532584329
Diverse

rekeningen ………………

,,3.954.298,43

f
1.388.008.411,06

Beschikbaar metaalsaldo

…………
f

586.014.000,38
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.465.035.000,_ Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht

………………..,,


Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ……….. /

68.518.450,-
Waarvan in het buitenland ………………………

,,

134.410.785,11

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud’

Andere

Beschikb. Dek-
Data

Circulatie opeischb.

Metaal-

kings
NMunt
1
,11untmat.

schulden_saldo

_perc.

18 Mei

’37 113607 991.462

811.756 532.604

586.014
1
84
10

,,

’37 113607 941.473

825.455 468.486

555.601

83

25 Juli

’14 85.703

96.410

310.437

6.198

43.521

54

Data

bedrag

promessen

1
e ee

op het

reke-
Totaal

I
Schatkist-

1

Papier

Diverse

disconto’s rechtstreeks

n ngen

buitenl.

ningen
1
)

11 Mei

1937

18.701

181.809

2.382

8.003
10

,,

1937

19.098

181.599

2.364

8.218

25 Juli

1914

67.947

61.686

20.188

509
1) Onder, de activa.

JAVASCHE BANK.

Data

Goud,

Zilver

Circulatie

opelschb.

metaal-
schulden
I

saldo

15 Mei ‘372)

12530

195.640

75.980

16.582

8

,,

1
378)

126.440

196.960

77.230

16.764

17 Apr.1937

108.617

17.114

193.296

71.269

19.904

10

,,

1937

108.618

16.692

194.860

64.966

21.379

25 Juli 1914

22.057

31.907

110.172

12.634

4.842

wissels,

i
Diverse
1


Data

1
buiten

Dis-

Belee-

reke-
1
N.-ind.
I
conto’s ningen

ningen’)
1
percen-
1
betaalb.

I

tage

15 Mei ‘372)

5.570

75:120

79.180

46

8

,,

1
378)

5.490

74.870

80.800

46

17 Apr.1937

2.578

’11

_55.851

72.487

48

10

,,

1937

2.443

12.530

57.237

62.227

48

25 Juli 1914

6.395

7.259

75.541

2.228 144
t) Sluitpost activa.

2)
Cijfers telegrafisch ontvangen.

Auteur