Ga direct naar de content

Jrg. 21, editie 1093

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 9 1936

9 DECEMBER 1986

i U’IEL/kSRJi]C’HT VOORRL’IIOUI)RN.

Economisch~Stat’istische

Beri*chtén
.

ALGEMEEN WEEKBLAD
VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN
VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART•

UITGAVE VAN
HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

21E JAARGANG

WOENSDAG 9 DECEMBER 1936

No. 1093

COMMISSIE VAN 1tEDACTIE:

P. Iiie/tinck; N. J Polak; J. Tinbergen; P. iie Vries en

H. Al.
H. A.
van der Valk (Rcd(zcteur-BecretariS).

As&.zstent-Redacteur: L. R.
W. Boatendijk.

Redactie-adres:
Pieter de Eioochweg 122, Rctterdam.

,langeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaa twey.

Telefoon Nr. 35000. Postrekenino 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh if van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Gruvenhage. Postchèque- en giro-rekening

.Vo. 145192.

A bon.nementsprijs voor het weekblad franco
p.
p. in

bTedirl,znd f 16,—. Abonneinentsprijs Economisch-Statis-

tisch Ii aandbericht f5,— per •jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp.
f
18,—,

f 6,— en f23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch instituut

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD.

BIz.

DE BOUW VAN DE BRUGGEN VOOR GEWOON VERKEER

OVER DE GROOTE RIVIEREN
door
Ir. W. J. H. Harmsen
888

De Rijksuitgaven voor aanleg en verbetering van wegen

en wateren door
Ir. F. van Rij
.
………………..
890

De werken van cle Spoorwegen dooi
A.
M. Groot.
.. . 894

Het Werkfonds door
Dr. ir. A. H. W. Hucke ……..
897

De industriefinanciering door liet Werkfonds door
Dr.

Ir. B. Bölger

……………………………..
900

Werkverschaffing door
Meyer da Vries …………..
902

AA4TEEKENINOEN:

Olobaal overzicht van de uitgevoerde openbare

werken in de periode
1920-1936 …………..906

De kosten van spoorweg-electrifiçatie . …………
906

Overzicht van nog aan openbare werken uit te geven

bedragep ………………………………
906

De Rijkswegenbouw ……………………….
907

BOER AANK0NDIGIMGEN:

Het Werkende Land. Mr. W. J. van Balen … ..
907

Statistieken:

Groothandelsprijzen ………….. … ………………….
.908-909
Geldkoersen-Wisselkoerse,i-Bankstaten…………………
: 910

OVERHEIDSINVESTEERINGEN, WERKVERRUIMING

EN WERKVERSCHAFFING.

Ter inleiding.

In de laatste jaren staat het vraagstuk van de open-
bare werken als middel tot bestrijding van de werk-
loosheid in het middelpunt van de belangstelling.
Uitvoering ervan wordt meer en meer aanbevolen, zoo-
als onlangs tot uiting kwam op de jaarvergadering
van de Vereeniging voor de Staathuishoudkunde en
de Statistiek. Men ontkomt echter niet aan den in-
druk, dat bij de discussies over dit onderwerp teveel
uit het oog wordt verloren, dat de Overheid reeds
zeer veel heeft gedaan en nog doet. De reden hiervoor
ligt voor een belangrijk deel in het ontbreken van
nauwkeurige gegevens. Voor een juiste behandeling
van dit vraagstuk is het echter zeer gewenscht met
de feiten rekening te houden.
De Commissie van Redactie heeft daarom een spe-
ciaal nummer aan dit onderwerp gewijd met het doel
om door ter zake deskundigen voorlichting te laten verstrekken en daardoor meer bekendheid te geven
aan hetgeen de Regeering op dit gebied reeds tot
stand heeft gebracht. Toen de Redactie hiertoe in
Augustus besloot en de voorbereiding van dit num-
nier ter hand nam, was zij nog niet bekend met het
feit, dat Mr. W. J. van Balen zijn inmiddels ver-
schenen boek ,,Het Werkende Land” onder handen
had. Ook dit boek heeft ten doel de aandacht te vra-
gen voor wat de Regeeriug voor het uitvoeren van
openbare werken en werkloozenzorg deed. De Com-missie van Redactie meende evenwel aan haar voor-
nemen ook na de
verschijning
van ,,Het Werkende
Land”, waarvan men in dit nummer een bespreking
aantreft, uitvoering te moeten geven, daar hiermede
in het algemeen geen doublure, doch integendeel een
aanvulling van genoemd boek wordt verkregen.
De hierna volgende artikelen geven den lezer een indruk van hetgeen in cle laatste jaren is gedaan op
het gebied van bruggenbouw, wegenaanleg, uitvoering
van spoorwegwerken, alsmede wat door middel van
het Werkfonds en de Maatschappij voor Industrie-
financiei-ing en rechtstreeks voor de Werkverschaf-
fing is uitgegeven.
Volledigheid kon in dit nummer niet worden be-
reikt, omdat een grens moest worden getrokken, welke
steeds min of meer willekeurig blijft (uitgaven voor
defensie, kantoorgebouwen, investeeringen met be-
hulp van overheidssubsidies e.d.
zijn
hierin niet be-
trokken). Voor zooverre eenige gebieden (bi.jv. de Zui-
derzeewerken), die niettemin van groot belang zijn,
buiten beschouwing zijn gelaten, zal eerlang een aan-
vulling worden gegeven.
De Commissie van Redactie vertrouwt, dat ook zon-
der volledigheid dit speciale nummer een indruk zal
kunnen geven van de beteekenis van de door de Over-
heid voor openbare werken, werkverruiming en werk-
verschaffing uitgegeven bedragen.

888

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 December 1936

DE BOUW VAN DE BRUGGEN VOOR GEWOON
VERKEER OVER DE GROOTE RIVIEREN.

De snelle opkomst van het motorverkeer langs den
weg, die zich na den grooten oorlog vertoonde, met
de omstandigheid; dat in dien tijd de openbare mid-
delen in weinig rooskieurigen toestand verkeerden,
heeft tot gevolg gehad, dat binnen enkele jaren de
behoefte aan verbetering van de groote verkeerswe-
gen nijpend was geworden.
Teneinde de financiering van een ingrijpende ver-
betering van het net van de primaire en secundaire
wegen mogelijk te maken, is in 1926 een wet tot stand
gekomen, waarbij een gebruiksbelasting op de wegen

als bestemmingsbelasting werd ingevoerd.
De wegenbelasting maakte het mogelijk een fonds
te vormen, waaraan credieten konden worden ver-
strekt, teneinde tot een snellere verbetering te
komen dan uit de gewone middelen mogelijk zou zijn

geweest.
Een van de meest urgente punten, waarop het
primaire net verbetering behoefde was dat van de

rivierovergangen.
Bij de instelling van het Wegenfonds waren hoofd-
zakelijk over de smalste van onze hoofdrivieren, te
weten: de Maas en den Gelderschen Ijssel, eenige
vaste bruggen voor gewoon verkeer aanwezig. Over den IJssel werden bruggen aangetroffen te Kampen,
Zutphen en Westervoort, over de Maas te Maastricht,
Roermond, Venlo en Heusden en voorts had Rotter-
dam een brug over de Nieuwe Maas, terwijl over de
Oude Maas bij Barendrecht en Spijkenisse 2 tram-
bruggen waren gelegen, die tevens voor gewoon ver-

keer waren ingericht.
Om geheel volledig te zijn, moet hierbij nog even
worden vermeld, dat de te Deventer gelegen spoor-
brug tevens dienstbaar was aan het gewone verkeer,
voor zoover de spoorwegexploitatie dit toeliet.

Van de hierbovengenoemde bruggen werden de
meeste door de daarbij betrokken gemeenten beheerd;
alleen die te Westervoort, Heusden en Spijkenisse
waren Rijksbruggen, terwijl de brug te Barendrecht
door de provinvie Zuid-Holland werd beheerd.
Op het tijdstip van de instelling van het Wegen-
fonds waren voorts in aanbouw de brug over den
IJssel te Katerveer en die over de Maas te Grave,
beide van het Rijk. De brug te Grave maakt onder-
deel uit van het Stuwcomplex en behoort als zoo-
danig tot de werken van de Maaskanalisatie. De brug
te Katerveer, waarvoor de gemeente Zwolle en de
provincies Gelderland en Overijssel bijdragen beschik-
baar hadden gesteld, is de eerste brug geweest, waar-
van de kosten mede door het Wegenfonds zijn ge-
dragen.
Op de andere plaatsen, waar de wegen de groote
rivieren kruisten, werd de verbinding verkregen door
ponten of in enkele gevallen door schipbruggeu.
In het nieuwe plan voor het net van primaire
wegen, dat bij de instelling van het Wegenfonds werd
opgemaakt, kwamen nu de volgende 13 bruggen voor,

te weten te:

le. Deventer over den IJssel.
2e. Doetinchem over den IJssel. 3e. Arnhem over den Nederrijn.
4e. Nijmegen over de Waal.
5e. Vianen over de Lek.
6e. Zaltbommel over de Waal. 7e. Hedel over de Maas. 8e. Gorinchem over de Merwede.
9e. Keizersveer over de Bergsche Maas.
10e. IJssehnonde over de Nieuwe Maas.
lie. Dordrecht over de oude Maas.
12e. Moerdijk over het Hollandsch Diep.
13e. Hendrik-Ido-Ambacht over de Noord.

Op het op blz. 889 opgenomen kaartje zijn deze
plaatsen aangegeven en is tevens te zien in welke
hoofdwegen de hiergenoemde bruggen liggen.

De meeste behoefte bestond aan de bruggen, die
gebouwd moesten worden over de rivieren, welke in
de richting Oost-West in ons land loopen en het
Noorden van het Zuiden scheiden. Niet alleen, dat
de korte onderlinge afstand van deze drie rivieren
den
tijdsduur
voor de kruising als gevolg van het
gebruik van ponten en schipbruggen zeer belangrijk
vermeerderde, maar in tijden, dat ponten en schip-
bruggen buiten gebruik moeten worden gesteld, dus
hij ijsgang en hoog water, was de wegverbinding Noord
—Zuid geheel verbroken, althans wanneer men niet
over Duitschland zijn route wilde nemen.

Toen in 1928 voor den bouw van deze nieuwe brug-
gen hij den Rijkswaterstaatsdienst een afzonderlijk bureau werd opgericht, dat aanvankelijk als Brug-
genbureau onder de directie .Wegenverbetering res-
sorteerde en later de directie Bruggen is geworden,
werd dus bij het opmaken van een werkplan voor de volgorde der brugbouwen in de eerste plaats het oog
gericht op de rivieren
Rijn
en Waal.

Reeds was voor de brugbouwen te Arnhem en
Nijmegen belangrijk voorbereidend werk verricht
door een commissie, die met medewerking van den
Minister van Waterstaat door Gedeputeerde Staten van Gelderland was ingesteld en die, behalve deze
beide bruggen, ook de brug te Doesburg in haar
werkplan betrokken had. Scheen het dus aanvanke-
lijk, dat het eerst met den bouw van de bruggen in
de meest oostelijke route van de Noord-Zuid verbin-
dingen zou kunnen worden begonnen, het overleg, dat
tusschen Rijk, Provincie en de betrokken Gemeenten
nog terzake van de financieele regeling moest worden
gepleegd, bleek zoo tijdroovend te zijn, dat het zaak
was inmiddels niet den hrugbouw daarop te doen
wachten doch elders aan te vangen. Hierbij was ook overwogen, dat ieder van de nog ontbrekende brug-
gen in een behoefte voorzag en op zichzelf reeds een
belangrijke verbetering beteekende.

Het eerst is toen begonnen met de brug te Kei-
zersveer, die het minst aan administratieve voorbe-
reiding vorderde en waarvan de bouw kon worden
aangevangen zonder dat onteigening daarvoor noodig
was. Daarop is gevolgd de brug te Zaltbommel, waar eveneens de administratieve voorbereiding betrekke-
lijk eenvoudig was en waar het spoedig gelukte over
den grond, die noodig was voor den eigenlijken
brugbouw, te beschikken. Eerst daarna
zijn
de beide

bruggen in het Oosten aangevat.

Ook de bruggen in het Westen des lands in den
weg, die van Rotterdam naar het Zuiden voert, be-
hoorden ongetwijfeld tot de meest urgente. Het bleek
evenwel, dat de plaatsbepaling daarvan door de vele
belangen, die daarmede gemoeid waren,
tijd
vorderde.
Tenslotte waren ook de crisisomstandigheden oor-
zaak, dat niet in die mate met den brugbouw kon
worden doorgegaan als wel gewenscht leek.
Bekend zijn de plannen, die hebben bestaan om de
3 bruggen te IJsselmonde, Dordrecht en Moerdijk afzonderlijk te gaan financieren door hierop tol te
heffen, een plan, dat later geleid heeft tot voorstel-
len om op alle Rijksbruggen over de groote rivieren
tol te gaan heffen en daardoor den bruggenbouw te
bespoedigen, hetgeen tenslotte heeft geleid tot de tot
stand gekomen verhooging van de benzinebelasting,
die fondsvorming voor hetzelfde doel mogelijk
maakte.
Behalve de hiervoor genoemde bruggen zal uit dit
nieuwe fonds bekostigd worden de bouw van een
brug te Krimpen over den Hollandschen IJssel, die
de Albiasserwaard met het primaire wegennet in ver-
binding zal brengen.
In de lO-jarige periode, die nu achter ons ligt, zijn
achtereenvolgens de volgende bruggen gereed ge-
komen:
1928 Grave,

1933 Zaltbommel,

1929 Katerveer, 1935 Arnhem,
1931 Keizersveer, 1936 Nijmegen, Vianen en Moerdijk.

9 December 1936.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

889

In aanbouw zijn thans de bruggen te Dordrecht en te Hedel. Bovendien zijn aan de bruggen te Zutphen
en Westervoort verbeteringswerken uitgevoerd, waar-
door een grootere breedte voor het verkeer beschik-
baar is gekomen. Te Zutphen zijn deze werken nog
in uitvoering maar nagenoeg voltooid.
De nog ontbrekende bruggen zullen thans in be-
trekkelijk kort tempo moeten worden afgebouwd.
Alleen de brug te IJsselmonde hangt nog eenigs-
zins in de lucht, althans wat het tijdstip van uit-
voering betreft. Teneinde toch de totstandkoming
van een oeververbinding in het westelijk gedeelte van
Rotterdam door die gemeente mogelijk te maken,
heeft de Regeering het voor den brugbouw te LTssel-
mond geraamde bedrag van rond 8 millioen gulden voorloopig ter beschikking gehouden van dezen ri-
vierovergang in Rotterdam.
De ontwikkeling zal leeren of deze laatste voi-

doende tegemoetkomt in de béhoefte van het door-
gaand verkeer om een lang uitstel van den brug-
bouw te IJsselmonde mogelijk te maken.

Economïsche betee1enis van den bovw van groote
bruggen.

Ten aanzien van de vraag, wat de uitvoering op
zichzelf van den brugbouw over de groote rivieren
in economischen zin voor ons land beteekent, kunnen
de hieronder gegeven bedragen eenig inzicht geven.
In de periode 1926-1930 is voor den bouw van
deze rivierbruggen in totaal uitgegeven in ronde som

f
25.800.000. Volgens een raing, opgemaakt naar
het prijspeil van voor de depreciatie van onze niunt,
zou met de voltooiing van het bruggenplan nog

f
23.200.000
zijn
gemoeid. Rekenende met de vroe-
gere waarde van den Gulden was dus het totale kapi-taal, dat in deze bruggen moest worden geïnvesteerd,

890

ECONOMISCH
STATISTISCHE BERICHTEN

9
December 1936

f
49.000.000. In deze bedragen zijn niet alleen de
bouwkosten van cle rivierbruggen zelve, doch ook de
aanlegkosten van een gedeelte der toeicicleude wegen
begrepen en wel deze laatste over de lengte, die nood-
zakelijk is om elk der bruggen aan het ten tijde van
den brugbouw voorhanden wegennet aan te sluiten,
m.a.w. die gedeelten toegangsweg, die onontbeerlijk
zijn om de brug te kunnen gebruiken.
Voornoemde bedragen kunnen als volgt worden
gesplitst:

Ont-
eigening

1
Rivierwer-
ke
ten en toe-
n, oprit-

gangswCgen

Ilou w-
kostcn
brurgen
Totaal

Uitgaven tot
eind

1936 ..
fI.
500
.
000

f 4.00.000
f
20
.
200
.
000

f
25
.
800
.
000

(eraamde uit-
gaven ter vol.
tooiing

….,,
1.500.000,,
7.100.000
.,14.600000
,,23 200.000

f
3
.
000
.
000

fil.
200
.
000

f
34
.
800
.
000

f
49
.
000
.
000

Hieruit blijkt, dat van de totaalkosten 6 pOt.
01)
onteigening, 23 pOt. op rivierwerken, opritten en toe-
gangswegen en 71 pOt. op den eigeulijken brugbouw
valt. Voor een juiste beoordeeling van den aard der
hiergenoemde onderdeelen moet erop worden gewe-
zen, dat hij een ige der bruggen de toegangswegen ge-
deeltelijk als viaduct worden uitgevoerd.
Bij de uitvoering der werken is er naar gestreefd
zooveel mogelijk de nationale nijverheid in te schake-
len. Intusschen moesten uiteraard die grondstoffen,
welke hier te lande niet worden aangetroffen of ver-
vaardigd, uit het buitenland worden betrokken. Het
voornaamste van deze materialen is ijzer; de aan-
sehaffi.ngskosteri hiervan gaan ver uit boven die van
andere eveneens uit het buitenland betrokken mate-rialen als graniet en hout. Geraamd kan worden, dat
aan gewalst ijzer voor de ijzeren hovenhouwen, de
wapening van beton en ijzeren damwanden in totaal
120.000 ton zal worden verbruikt, t.w. 75.000 ton
constructie-ijzer, 15.000 ton damwand en 30.000 ton
wapeningsijzer voor beton.
De totale lengte weg met inbegrip van de eigen-
lijke bruggen, waarvan de aanleg begrepen is in het
hiervoor genoemde totaal van
f
49.000.000, bedraagt
rond 39 km; per km worden dus de aanlegkosten
van weg met rivierovergang
f
1.260.000. Van deze
39 kin is 31 kin oprit en toegangsweg en 8 kin brug.
Per kin brug zijn de bouwkosten blijkens het voor-
gaande te stellen op
f
4.350.000. Nogmaals zij erop
gewezen, dat deze bedragen ten deele zijn gebaseerd
op ramingen, opgemaakt naar het prijspeil v66r het
loslaten van den gouden standaard.
Teneinde een denkbeeld te verkrijgen in hetgeen
cle brughouw heteekent voor de verruiming van de werkgelegenheid, worden in het volgende alleen in het oog gevat de bruggen, die in haar geheel uit het
Wegenfonds of Verk-eersfonds zijn bekostigd, en die
thans geheel gereed
zijn,
t.w. die te Keizersveer, Zalt-
bommel, Arnhem, Nijmegen, Vianen en
Moerdijk.
De
totale bouwkosten van deze bruggen met toegangswe-
gen tot eind 1936 hebben bedragen rond
f
20.500.000.
Zij vormen dus 44 pOt. van het meer genoemde
totaalbedrag van
f
49.000.000. Nagaande het aantal
arbeiders, welke direct, d.w.z. op de fabriek, r
waa
het constructiewerk is vervaardigd, en op de bouw-
plaats, waar overigens de aanleg geschiedde, hij den
bouw betrokken waren, komen wij tot de volgende
globale getallen:

iiiandage ii
bovenbouw (construobie’vork en montage)

690.000
onderbouw en viaducten ………………..330.000
grondwerken, veihard.iugeu, rivierwerken ….

250.000

1.270.000

De bouw van deze bruggen heeft zich uitgestrekt
over een periode van 7Ya jaar. Per jaar worden dit
dus gemiddeld 170.000 mandagen, hetgeen overeen-

komt met voortdurende werkgelegenheid voor 560
man gedurende deze periode.

Uiteraard zijn behalve de hierboven bedoelde, diret
hij den bouw betrokkenen, nog meerdere andere iie-
beiders hier te lande indirect daarbij betrokken ge-weest o.a. voor transport van materialen en onder-
deelen, vervaardiging van cement, baksteen, beton-
steen, verf, levering van zand en grind, levering en
herstelling van hulpmaterieel en gereedschappen e.d.

Bouw van een groot aantal kleinere bruggen en
viaducten.

In het bovenstaande is slechts in beschouwing ge-
nomen een gedeelte van den bruggenhouw, die hier
te lande in de laatste jaren is ondernomen, al is het
dan ook wel het belangrijkste. Toch zijn van Rijks-
‘vege in de laatste 10 jaar daarnaast nog tal van
andere bruggen en viaducten gebouwd, welke elk
Ol)
zichzelf minder omvangrijk zijn dan de rivierbrug-
gen, doch die alle tezamen groote bedragen hebben
gevorderd. Gewezen zij op het groote aantal bruggen
en viaducten, dat in de nieuwe Rijkswegen en in
wegverheteri ngeri, die onderdeel van het Rijkswegen-
plan, uitmaken, is uitgevoerd, op de bruggen over de
Twenthekanalen, die over het kanaal Amsterdam-

Bovenrjn, de bruggen te Maastricht, de verbouwing
van de bruggen te Spijkenisse en Barendrecht over
de Oude Maas tot hefbruggen, enz. Het bovenstaande
geeft derhalve slechts een onvolledig beeld. Intus-
schen vlei ik mij met de hoop, dat het hier mede-
gedeelde toch eenig inzicht geeft in de heteekeuis,
welke de bouw van bruggen door het Rijk in deze
tijdsperiode voor de direct daarbij betrokken nijver-
heid heeft. Ir.
W. J.
H.
HARMSEN.
DE RIJKSUITGAVEN VOOR AANLEG
EN VERBETERING VAN WEGEN EN WATEREN.

De korte spanne tijds, die beschikbaar was voor het
opstellen van onderstaand overzicht, liet niet toe veel
nieuwe gegevens te verzamelen, zoodat voornamelijk
moest worden gegrepen naar hetgeen voor de hand
lag.
ien overzicht over cle jaren 1901 t/in 1935 van de

uitgaven ten behoeve van de rijkswegen trekt in de
eerste plaats onze aandacht. Dit overzicht werd ver-
kregen door cle bedragen, welke i.n de opvolgende rijkshegrootingen met betrekking tot voorafgaande
jaren, voorkomen in de kolom ,,Vermoedelijk beloop
11
van de uitgaven, gedaan of nog te doen voor. .
zoo goed mogelijk te splitsen in uitgaven voor onder-
houd van rijkswegen eenerzijds en uitgaven voor
wegenaanleg en wegenverbetering anderzijds. Op on-
geveer dezelfde wijze werden over de jaren 1920 t/ii
1.035 de
rijksuitgaven
voor verbetering en aanleg van
waterwegen en waterloopen bepaald.
De gewenschte getallen kunnen op deze wijze niet
tot op een halve cent nauwkeurig worden vastgesteld.
Van de groote posten in de rijksbegrootingen valt
zonder veel moeite te zeggen, of
zij
betrekking hebben
op onderhoudswerken dan wel op uitbreiding of
nieuwen aanleg. De kleinere posten echter bieden
nu en dan moeilijkheden. Het uitbaggeren van een
haventje b.v. is te beschouwen als ,,onderhoudswerk”
voorzoover dit noodig is om het vaarwater op de
vroegere diepte te brengen, doch valt onder ,,ver-
betering”, voorzoover het mocht geschieden om een
grootere diepte te verkrijgen dan tevoren.
De omschrijvingen van de posten geven dienaan-
gaande niet altijd volledige inlichtingen en het ware
onbegonnen arbeid naar dergelijke kleine uitgaven,
somtijds dateerende van vele jaren her, een uitvoe-
rig onderzoek in te stellen. Bij het classificeeren der
kleinere posten moesten dus enkele schattingen wor-
den gedaan.
De uitkomsten van deze berekeningen werden in

t 1.921.000f
2.631.000
2.182.000 ., 2.250.000
2.002.000,,
1.735.000 2.163.000
1.474.000
2.296.000 2.052.000

2.222.000 ,, 2.408.000 2.472.000 ,, 8.628.000 2.052.000 ,, 8.066.000
2.669.000,, 19.661:000
1.780.000,, 13.893.000

1.735.000 14.026.000
1.709M00,, 12.675.000
1.591.000,, 9.023.000
1.662.00(1,, 10.052.000
1.421.0001., 8.532.000

1921
1922..
1923.. 1924..
1925..
1926..
1927..
1928 *)
1929.
1930.

19l’1.
1 92..
1933..
1934.
1935..

9 Dëcember 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

891

tabelvorm samengevat en wel: de uitgaven van den
z.g.
‘,,Natten Waterstaat”- in tabel 1, die van den
,,Drogen Waterstaat” in tabel ii. in tabel 1 zijn de
uitgaven ten behoeve van de Zuiderzeewerken
niet
begrepen. De uitgaven voor onderhoud, vermeld in

tabel EI, bevatten de – overigens betrekkelijk geringe
uitgaven voor onderhoud van de bruggen over de
groote rivieren. Onder de uitgaven voor ,,Verbete-
ring en Aanleg” zijn in deze tabel de uitgaven voor
de bruggen over de groote rivieren echter
niet mede-
gerekend.

TABEL 1. Rijksditgave,n voor verbetering en n.ieuwen
aanleg van natte Waterstaiutswerken.

Jaar

Verbetering
1
Nieuwe aanleg
1

Totaal

1920..
.

1.758.000
f
17.084.000
f
18.842.000 1921.
.
1.571.000
14.071,000
15642,000
1922..

1.603.000

12.619.000
14.222,000
1923..
1.281.000
8.026.000 9.307.000
1924..
950.000
7.747.000 8.697.000′
1b25.
.
1.148.000
10.0:15.000

11.183.000
1926..
723.000
12.401.000
13.124.000
1927.’.
1
‘1.654.000
10.251.000
11.905.000
1928*)
1.238.000

6.300.000
7.538.000
1929..
1.528.000
.12.155.000
13.683.000
1930.;
1,657.000
13.925.000 15.582.000
1931..
1.918.000
14.936.000 16.854.000
1932..
740.000
14.983.000 15.723.000
1933..
627.000
15.548.000
16.175.000
1934..
435.000
17.067.000 17.502.000
1935..
472.000
11.655.000 12.127.000
S)
Het in werking

treden

van

de

Comptabiliteitswet
1927

(Stbl.

No.
259)

op

1

Januari

1929
heeft een

ver-
lagenden ‘invloed gehad op de uitgaven, geboekt ten laste
van

het

dienstjaar

1928,

doordat

verschillende

posten,
welke volgens de oude wet van
5
Oobe
1841

(Stbl. No.
40)

,en laste van een bepaald d’ienstj.a kwanien, na de
wetswijziging

op

het. -daalaanvolgend

djenstjaar
.
werden geboekt.

Onder de uitgaven, vermeld in de derde
kolom van
tabel 1, zijn,

verdeeld over de verschillende jaren,
o.a. begrepen de uitgaven voor:

Ju1.ianaknaa.l

(1922-35)

………………
f
39.591.000
Maaskanalisa’tie

(1920-32)

……………….
38.771.000
Twent.hekanalen

(1922-35)

………………
20.394.000
Schutsluis

Ijmuiden

(1920-33)

…………..
19.809.000
Verbetering van de Maas voor groote af-voeren
(1929-35)

…………………………..
10.230.000

Wil’hélminaikanaal
(1920-24)
.
…………….f 9.377.000
Verbeten u-g Rotterdamsche Waterweg
(1920—
35)

………………………………….
7.516.000
Kanaal Arnsterdam—Bovennijn
(1931-35)

..,,
7.030.000
Waterweg van Dordrecht naar zee
(1920-35),.,
6.966.000
Veiibeter.ing Noordzeekanaal

(1922-35)

…..
6.357.000
Hui.ven

van

Vlissingen

(192-33)

…………
5.301.000

TABEL II. Rijksuitgaven voor onderhoud
en voor verbetering en aanleg van ‘wegen.

Onder-
Verbete.
Onder-
Verbete-
‘Jaar
houd
ring en
Jaar
houd
ring en
oncierh.
ojideilt.

1101.. fO
l
O.
000
f 88.0
1902..

602.000 ,, 93.0
1903..

605.000

63.0
1904.. ,,646.000

68;0
190
.
5..
,, 660.000

34.0

1906.. ,, 580.000 ,, 74.0
1907.. ,,698.000

51.0
1908.. ,, 726.000

58.0
1909.. ,,733.000 ,,135.0
1910.. ,,755.000 ,, 113.0

1911.. ,, 690.000 ,,2l7.0
1912.. ,, 684.000 ,,’324.0
1913.. ,,700.000 ,,366.0 1914.. ,,716.000 ,,651.0
1915.. ,, 797.000 ,,1.338.0

1916.. ,,786.000

035.000′
1917..,, 865.000 ,, 7o8.000j
1918.. ,,889.000,,I.275.000
‘1919.. l.582.000 ,,1.395.000
1920.. ,,1.867.000 .,1
,
957.000
5)
Zie aanteekening ‘bij tabel 1.

Nu moge men in het oog houden, dat bovenge-
noemde opgaven uitsluitend betrekking hebben op de wegen en wateren onder beheer van het Rijk. Provin-
ciale en locale besturen besteden daarnaast niet on-
aanzienlijke bedragen voor soortgelijke doeleinden.
Zoo blijkt – om een enkel bedrag te noemen – uit
de jongste begrooting van de Provincie Zuid-Holland,
dat de uitgaven voor verbetering en aanleg van de
wegen van het provinciale wegenplan in die provincie
over de jaren 1927 t/nl ‘1936 ongeveer
f
24.5 millioen
hebben bedragen. Indien wij moesten schatten hoeveel
in de jaren 1920 t/in 1936 in Nederland werd besteed
aan verbetering en aanleg van andere dan Rijks-

j
.

‘4
‘in
‘..!I

-.

it

IL1J. 1i
1IJ

.JiitiilL

iii JiuJi!ij:
,jJILjLJILL1

•uuu•uuuuui•

………….

………….

••E•••••IU••R•••••••UU•••••••••U•I•

•u•uuiiiuu•••uuuu••••uuuu••u•uu

ril

2
7

m
summum§

pap,

rap

OF

05

sol
is.

VO

summum

ENE

v,
1
1
M
I,
21
UW

P14
1.

892

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 December 1936

wegen, buiten de bebouwde konimen, zouden wij. een
bedrag tusschen de honderd en tweehonderd millioen gulden moeten noemen. Meer nauwkeurige gegevens

zijn voorshands niet beschikbaar.
Uit de Rijksmiddelen worden voor deze doeleinden
in sommige gevalln aan de lagere overheidsorganen
subsidiën toegekend. Deze uitgaven zijn niet begrepen

n de bedragen, genoemd in de tabellen. Voor den
natten Waterstaat beliepen de uit de Rijksmidcleien
voor nieuwe werken toegekende subsidiën de volgende
bedragen:

Jaar
Bedrag
Jrar
13edrg
Jaar
Bedrag

1920

..
f365.000
1926 ..
f

76.000
1

.1932….
fl.958.000
1921

..,,
20.000
1927
. .
,, 141.000
1933
…….
2.412.000
1922

..
,,681.000
1928 ..
,,421.000
1934
…….
1.477.000
1923

. .
,,450.000
1929 ..,,
875.0001
2.264.000
1924

. .
.. 278.000
1930
. .
,,2.165.000
1

1935.

……

1925

..
,,

93.000
1931

…..
3.175.000,

Als voornaamste posten kunnen wij noemen:

Friesoli-G’roningsohe ka.i.ialeii
(1929-35)

f6.535.000
Herstel Noordçr IJ en vee.dijken
(1929-35) .. . ,, 2.933.000
Vaarveg Amsterdam—Rottè rdam
(1929-35) .., 2.000.000
Eindhovensch kanaal
(1930-35) – ………….1.132.000

Voor den drogen Waterstaat is een volledige op-
gave niet voorhanden; wel kunnen wij hier noemen
cle bedragen, die uit het Verkeersfonds (vroeger
,,Wegenfonds”) aan de provinciën werden uitgekeerd.
Deze uitkeeringen dienen echter niet alleen voor
wegenverbetering of wegenaanleg, doch lcunnen door
betrokkenen ook worden gebruikt voor het bestrijden
van onderhoudskosten of voor, het financieren . van
vroeger ten behoeve van de wegen .gesloten leeningen.
De uitkeeringen aan de provinciën tezamen be-
droegen afgerond:

Jaar
13édrag
Jaar
Bedrsg
.

Jaar
Bedrag

1927

..
j3.773.000
1930.
f5.331.000′

1933….
f7.237.000
1928

..
,,4.037.000
1931 ..
5.710.000

1934.
.. .
,,7.640.000
1929

..
4.752.000
1932
. .
,,6.933.000

1935
…..
„Q.956.000

Voorts moet worden aangeteekend, dat de in de

tabellen Ï en II samengevatte uitgaven niet omvatteii
de uitgaven voor personeel en zg. materieele behoef-ten, d.z. kosten van algemeene leiding, burèaukosten
e.d. Ten aanzien Van wegenverbetering en wegenaan-
leg zou men, althans voor wat betreft de laatste
jaren, ongeveer 10 pOt. van het verwerkte bedrag in
rekening kunnen stellen als aandeel in de uitgaven

voor ,,algemeen beheer”. Hoewel voor onze verdere
beschouwingen van weinig belang, zij, ter vermijding
van mogelijk misverstand, opgemerkt, dat dit percen-tage voor de onderhoudskosten belangrijk hooger uit-
valt, ook al, omdat alle bonen van kantonniers in de
Rijkshegroot.i ng onder ,,personeelsuitgven” voorkomen
en dus onder de uitgaven voor ,,algemeen beheer”
‘allen. Het vaststellen van de verdeeling der uit-
gaven voor ,,algemeen beheer” over onderhoudswer-
ken en uitbreidingswerken van den ,,natten” Water-
staat zou een nader onderzoek vereischen.
Tenslotte valt nog te vermelden, dat ook uit het
Werkfonds in de jaren 1934 en 1935 eenige uitgaven
ten behoeve van waterstaatswerken werden bestreden.
Deze uitgaven bedroegen ongeveer:

Natte
Droge
Jaar
.
Tezamen
;
Waterstaat
Waterstaat

1934

.
.

f
130.000
f

70.000
f

200.000
1935

…..
492.000
,, 2.675.000
,,

3.167.000

Totaa1
7622.000
f
2.745.000
f
3.367.000

1911 -1936

.

VERGELUKING VAN INOEXCUFERS

300

2000

.200

100
____.

‘100

uuuuuuui,jIiuu

EEREEREVAiiu_____________

uIlihUlITluIii-

uuuuuu,fluIr
1sI1′

EENNEEREN
uiii

!UIIIIII

UuuuUIihuuIuuu•Iuui!uuU

uuu.’iuuuu.’:!!upuuuuuu

UUUUUIIUIIIIUIIIIIIII

uIuuliiuuuUuuuuuuuuuu,!!ii

U!iiiIIIIIIlIIIlIUIIUIl!

FI&. 2

9 December 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

893

Tellen,ij de uitgaven, welke uit het Werkfonds
werden gedaan, op bij die, vermeld in de tabellen,
dan verkrijgen wij een meer volledig overzicht van
het verloop der uitgaven.
Nu moet men echter niet meenen, dat op deze wijze
een behoorlijk beeld ontstaat van de hoeveelheid werk,
die in de opvolgende jaren werd verricht. In de
laatste tientallen jaren hebben arbeidsloonen en prij-
zen van materialen sterke schommelingen vertoond
en de uitgegeven bedragen zijn dientengevolge geens-
zins evenredig aan de hoeveelheden verricht werk. Het zal voldoende zijn, indien wij zulks toelichten
door de uitgaven voor de wegen nader te beschouwen.
Daartoe werden in fig. 1 de- getallen uit de derde
kolom van tabel II – voor 1934 en 1P35 vermeer-

derd met de desbetreffende uitgaven ten laste van het
Werkfonds – grafisch weergegeven. De bedoelde be-
dragen werden vervolgens herleid tot ,,oude” guldens
aan de hand van indexcijfers, welke in tabel III
worden genoemd en in fig. 2 grafisch worden• voor-

gesteld. –
TABEL III. Indexeijfers voor de kosten van onderhoud,
veibetering en aanleg van wogen.
1901
t/m
1910 = 100.

Jaar

Index

Jaar

Index

Jaar

Index

1911

..

101

1921

300

1931….

190
1912

. .

103

1922 ..

275

1932….

180
1913

..

107

1923 ..

220

1933….

165
1914

. .

111

1924 ..

215

1934….

150
1915

..

118

1925 ..

212

1935….

135

1916

..

130

1926 . .

209
1917

..

160

1927 . .

206 1918

. .

240

1928 ..

204
1919

. .

290

1929..

202
190

..

320

1930..

ci

198

Voor het vaststellen van deze inexcijfers werd uit-
gegaan van eenige getallen, vermeld in het eerste ver-
slag van de zg. ,,Staatscommissie Patijn”.’)
Voortbouwende op hetgeen in het archief van deze
Commissie werd aangetroffen, – werden ongeveer een
jaar geleden een aantal verdere gegevens verzameld.
Dit materiaal moest worden ontleend aan jaarli.jksche begrootingen en aan opgaven van kosten van grootere
werken, zoodat het niet mogelijk was fluctuaties over
korte termijnen te achterhalen.
In de jaren 1901 t/m 1910 komen kostenfluc.tuaties
van betrekkelijk geringen omvang voor. Het verza-
melde materiaal bleek echter niet uitvoerig genoeg om van deze fluetuaties een duidelijk beeld te ver-
krijgen, zoodat moest worden volstaan met de gemid-
delde eenheidsprijzen over 1901 t/m 1910 = 100 te
stellen.
Voorts bleek, dat ook in latere jaren van verschil-

lnde soorten van werk en in verschillende deelen van
het land de eenheidsprijzen niet geheel parallel ver-
loopen. De tenslotte aangenomen indexcijfers zijn dan
ook te beschouwen als -min of meer schattenderwijs
bepaalde gemiddelden. Overwogen werd twee reeksen
van
indexcijfers
vast te stellen, nl. voor onderhouds-kosten eenerzijds en voor kosten van aanleg en ver-
betering anderzijds. De verschillen tussehen de beide
reeksen bleken echter niet van dien aard, dat op
deze wijze
veel verbetering kon worden bereikt.
Ter
vergelijking
beschikken wij nog over eenige
indexcijfers, die ons geheel buiten verband met bo-
venomschreven onderzoek werden genoemd voor on-
derhoudskosten van straten en pleinen in de gemeente
Rotterdam. Deze indexci.jfers werden mede in fig. 2 opgenomen. Tenslotte werd in deze figuur nog over-genomen het verloop der indexcijfers voor de kosten
van woningbouw ontleend aan een dezer dagen ver-
schenen publicatie van Ir. H. van der Kaa. 1)
Eerste verslag der Staatscommissie voor het Vervoer-
vraagstuk (ingesteld bij Kon. Besluit van
12 Mei 1923 No.
40),
Algemeene Landsdrukkerij
1924, bIz 45.

Beschouwen wij nu de met behulp der indexcijfers gereduceerde uitgaven voor de wegen, dan blijkt, dat
zij, vooral na de instelling van het Wegenfonds in
1926, sterk zijn toegenomen. Men weet, dat zulks ver-
band houdt met de hooge eischen, die het motor- en

rijwielverkeer aan onze wegen stelt. Daarom werden in fig. 3 eenige getallen in beeld gebracht, welke een
indruk kunnen geven van de ontwikkeling van het
moderne wegverkeer. Voor de jaren 1928 t/m 1935
beschikken
wij
over de bekende gegevens van het
Centraal Bureau voor de Statistiek aangaande de
aantallen motorrijtuigen in Nederland. Over vooraf-gaande jaren kan men een meer globalen indruk van
de ontwikkeling van het motorwegverkeer verkrijgen
aan de hand van de ingevoerde hoeveelheden ben-
zine, welke – althans in de laatste jaren – voor-
zoover kon worden nagegaan op enkele procenten na
dienst doen als brandstof voor motorrijtuigen. Over
de jaren 1928, 1929 en 1930 zijn de ingevoerde hoe-
veelheden benzine vrijwel evenredig met het aantal
motorrijtuigen. Als schaal voor de ingevoerde hoe-
veelheden werd in de grafiek aangenomen 337.000 ton
= 100, opdat over genoemde jaren de
lijn
der inge-
voerde hoeveelheden benzine zoo goed mogelijk zou
samenvallen met die der aantallen mQtorrijtuigen.

RU••..

••lUU•U••UU4•U

•..uu.•.uurniiuu


uuu•••u•u•iuuiuu•,

uiuuuuuauuiia•uui•

•uu•iuu•iu•auu•

FIQS
Over latere jaren fluctueeren de ingevoerde hoe-
veelheden benzine sterk. Dit is het gevolg van het
periodiek aanleggen van grootere voorraden. Uit ver-
trouwelijk verkregen gegevens bleek echter, dat het
benzine verbruik ,,ex-pomp” ook in deze jaren regel-
matig verloopt.
Met bovenstaande zou gevoegelijk kunnen worden
volstaan, ware het niet, dat in de jaren 1900 t/m
1935 de bevolking van Nederland niet onbelangrijk is
toegenomen. Nu kan men van een grootero gemeen-schap centeris parihus grootere uitgaven verwachten
dan van een kleinere. Een enkele blik op de getallen
leert wel reeds, dat de toename van de uitgaven voor
wegenverhetering en wegenaanleg vele malen grooter
is dan de toename van het aantal inwoners; niettemin
werd ter wille van de volledigheid ook niet dezen
factor rekening gehouden. Het gemiddeld aantal in-
woners over de jaren 1901 t/in 1910 op rond 5545
duizendtallen stellende, werden de uitgaven, berleid
tot ,,oude” guldens per 5545 duizend inwoners, in
fig. 1 mede weergegeven.
– – — Wie daartoe lust ge-oeit kan deze bedragen ook,
door middel van de ter
rechterzijde
van de figuur
geteekençle, schaalverdeeling af lezen in centen ,,1935″
per. .i.zwoner. –
Ook -op deze wijze beschouwd, blijken – zooals te
verwachten was – de uitgaven voor verbetering én
aanleg van Rijkswegen in- den loop der jaren sterk te
zijn toegenomen. De jaarljksche uitgave zal in de
toekoüist – afgezien van een mogelijke toename der
eenheidaprijzen – nog wel verder moeten stijgen, in-
dien
wij
willen bereiken, dat binnen redeli.jken ter-
mijn de Rijkswegen zullen voldöen aan alle billijke
isehen, die. het moderne wegverkeer onvermijdelijk

.medebrengt. – Ir. F.
VAN
Rij.

894

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9
December
1936

DE WERKEN VAN DE SPOORWEGEN.

i)’e werken, lie worden uitgevoerd aan de spoor-
ivegen, zijn te onderscheiden in twee groepen,
fl1.:

a.,. werken voor rekening van den Staat,
werken voor rekening
VaLt
de Spoorwegtnaa-
schappijen.

Voor rekening van de spoorweginaatschappijn ko-
uien alle werken .tot wijziging en verbetering van het

net, dat door de .spoorwegmaatschappijeu wordt ge-
exploiteerd, onafhankelijk van het feit, of dat eigen
lijnen van cle Spoorwegmaatschappijen of van den
Staat gehuurde lijnen
zijn.
Legt de Staat echter nieu-
we lijnen aan, zooals buy. de lijn Gouda—:Boskoqf–
Alphen, dan komen die aanlegkosten voor rekening van den. Staat. In dit artikel zullen wij slechts spre-
ken over de werken voor rekening van de Spoorivpg-
,naatschappijeu.

De kapitaaluitgaven van de Spoorwcgn1aatschap-
pijen zijn verder te onderscheiden in drie hoofd-
groepen, ni.:

çc: de werken aan de Spoorwegen;


5.
uitbreiding van het Rollend Materieel;
‘aanleg bovenleiding eleetrificatie en andere uit-
gaven, die niet onder de beide vorige categorieën zijn
opgenomen.
De werken accu de Spoorwegen.

Beschouwen wij de investaties over de laatste drie
vijfjarige perioden, dan blijkt, dat de vastgelegde
kapitalen in dat tijdvak regelmatig en sterk zijn ge-
daald. Wij komen daarbij tot de volgende cijfers:
• ,

c-u,iti’esteercl ii’
Spoorwegwerken
1.924-1925 …………•.
f
76.—ruillioen
1926-1930 ……………36.3 1931-1935 …………..,24.2

Deze cijfers wijken sterk af van de netto toeneming
van de balauswaarde in die jaren, hetgeen wordt ver-
klaard door het’ feit, dat bij de vaststelling van bo-
venstaande cijfers buiten beschouwing gebleven zijn,
de aankoop van spoorwegen, de i’erschillend ovc’r-boekingen, de afboeking van tenietgegane werken,
enz. Onder deze cijfers is echter nog wel begrepen de
aankoop ‘van grond en andere onroerende goederen;
het is ‘niet mogelijk aan de hand van de gepubli-
ceerde gegevens deze bedragen uit te schakelen. Voor de periode
1926-1935,
welke periode wij in het vol-
gende gedeelte speciaal zullen behandelen, hebben
dee bedragen echter geen doorslaggevende beteekenis.
Aan de hand van vorenstaande cijfers blijkt, dat be-
doelde uitgaven in de jaren
1926-1930
bijna
50
pOt.
lager warèn, ‘dan in de jaren
1921-1925
en dat de
laatste vijfjarige periode een totaal investatie aan-
geeft, die 70 pOt. lager is dan die van ‘de topperiode.
Vergelijken wij dan in de laatste tienjarige periode verder de jaartotleu, dan blijkt, dat ook daarbij een
zeer: markante daling is waar te nemen. Dat de Spoor-
ve’gm.atsehappijeh; die een net met een totale lengte
van bijna
3500
kin exploiteeren, jaarlijks belangrijke
uitgaven moeten doen voor wijziging en verbetering daarvan is eigenlijk vanzelfsprekend. Elk jaar zullen er werken moeten worden uitgevoerd, die technjs.oh
geen verder uitstel dulden, ‘maar de vraag, die ons
‘hier in

de :eerste plaats bezig houdt, is, of de Spohi-
wegmaatschappijen inderdaad een conjunetuurnivel-
leerënde openbare’ ‘wrkenpolitiek hebben gevoerd,, of
zij, :waar rogeljk, de uitvoering van groote ver1cen
‘in ‘de hoogconjunctuurperiode hebben dgeschort, om
de werkverruiming ‘in de depsieperiode te kunnen
‘bvorderen. Zodals uit- het’ on’derstaande nader zal
‘blijken, ‘ wijzen de sp’oorwegcijfers eerder’ het tegen-
ïeel uit.
‘:…

.

Het’ i’s’ in ‘dit verband ook van belang na te gaan,
welk-bedrag’ jaarli.jks’wordt afgesehreven,.want na de
herziening’ van de afschrijvingen in
1928
mag wor-

den aangenomen, dat het bedrag ‘der jaa’rlijksche af-
schrijvingen in ‘overeenstemming
‘is
met het bedrag
der normâie jaarljksche vervanging. Zou liet bedrag
vau de investatie gelijk zijn aan. het .bedrag der af-schrjving, dan zouden de Spoorweginaatschappij ‘n
haar normale functie in ons productiestelsel, nl jaar-
lijks t
e
.: reiroduceeren datgene, wat in het bedrijf
drbruikt is, vervullen. De oianisatie van onze ge-
bede pioductie is er op ingeiteld, steeds weer te
reproduceeren, datgene wat verbruikt is, dat wil van-
zelfsprekend niet zeggen, dat elke versleten of ver-
ouderde machine weer in de vroegere constructie

moet worden gereproduceerd, ffiaar wei, dat de waar-
de van dat, wat verbruikt wordt, gelijk moet zijn aan
de ivaarde van dat, wat gereproduceerci wordt. Is
dat niet het geval, dan ontstaan de zoo gevreesde sto-
ringen in onze maatschappij. In cle particuliere in-
dustrie wordt de vervanging in een depressieperiode
gewoonlijk sterk verminderd en het is de bedoeling
van dë z.g. constructieve öpenhare werkenpolitiek het
vacuum, dat daardoor’ ontstaat in de werkgelegen-
heid aan te vullen door vergroote activiteit van de
overheid en van de overheidsbedrijven hij de uitvoe-

ring van openbare werken.
De cijfers toonen nu aan, dat de Spoorwegmaat-

schappijen tot en met
1932
in de spoorwegiverken

jaarlijks eeti bedrag hebben geïnvesteerd, dat gelijk
is aan, of hooger is dan het bedrag der normale af-
schrijvingen op de spoorwegeh ad pl.m. 4.7 millioen, maar dat de investatie gedurende de laatste drie jaren
ver beneden dat niveau gebleven is. Hieruit volgt
dus, dat ook dc Spoorwegmaatschappijen de werken
tot wijziging en verbetering van de spoorwegen heb-
ben verminderd tot een niveau, dat lager ligt dan de
normale jaarljksche vervanging. De verklaring van
dat verschijnsel is al zeer ge’rnakkelijk te vinden. De
zeer ongunstige uitkomsten an de exploitatie nood-
zaakten niet alleen tot de grootste soberheid ten aan-
zien van de exploitatiekosten, ook de kapitatiluitga-
ven moesten om die reden tot het minimum, beperkt
worden. De sterke achteruitgang van het geheele ver-
voer ,vergrootte het risico van belangrijke investaties
en ook hierdoor werd, een remmende’ invloed uitge-

oefend. –
De cijfers van de laatste tienjarige pei-iôde zijn weergegeven in grafiek I. Het gearceerde g6delte
geeft aan de bedragen, die
,zijn
belegd in spoorer-

sterking. Daaronder zijn begrepen de kosten voor
wijziging en verbetering der sporen op diverse deden
van het net; het bedrag, dat daarvoor benoodigd is,
is betrekkelijk constant; Het zijn kosten,’ die elk jaar
weerkeeren en die dan ook eigenlijk meer zijn te.. be-schouwen als onderhoudskoten, ‘die over zeer lang’en termijn moeten worden verdeeld. In bedoelde grafiek
is bovendien aangegeven het bedrag der oenhare
spoorwegaanbtedingen volgens ,de gegevens van het

maandschrift van het Centraal Bureau vodr de Sta-
tistielc. Zooals uit de aanduiding van de, jaartallen

Graphiek 1 Spoorwegwerken (miii.. Guldens).’

11

10

9

8

7

S

5

-193,0
1927
1925

, AAÎIBESTEDINGEN

‘l932

‘..O

N-

co

Cl

ll

,-

C”I

C’

C'(

Cs4

CN’

CN

C’)

cn

cn

C’

C’)
-cn
G’
M

O’i

c-

a


a

a-

9 December 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

89

blijkt, -is-deze curve één jaar verschoven. Door deze
verschuiving blijkt duidelijk, welk een nauw -verband
bestaat tusschen het bedrag der aanbestedingen van en bepaald jaar en het bedrag der investaties in het
daaropvolgende jaar.
De investaties bereikten haar hoogtepunt in 1930.
In dat jaar werd bijna.
f 11
millioen belegd in de
spoorwegen Ook 1931, is het bedrag nog zeer be-
langrijk, nl.
f
8 millioen. Deze cijfers schijnen er
01)
te wijzen, dat de Spoorwegmaatschappijen juist na
het intreden van cle crisis van 1929 groote activiteit
hebben getoond in de uitvoering van werken en als
dan verder blijkt, dat in de voor de Spoorwegen bij-
zondere gunstige jaren 1928 en 1929 belangrijk klei-
nere bedragen zijn geïnvesteerd, dan schijnt de con-clusie gerechtvaardigd, dat de Spoorwegmaatschap-
pijen de uitvoering van talrijke werken hebben ver-
schoven van de hoogconjunctuurperiode naar cle laag-
conjunctuurperiode. Bij nadere beschouwing van het
cijfer der aanbestedingen wordt deze gedachte echter
weersproken, want bij de aanbestedingscijfers ligt
er in 1929 een uitgesproken top. De aanhestedingen
van de werken, die in 1930 werden uitgevoerd, von-
den dus voor een overwegend deel plaats in 1929,
dus reeds véér het intreden van de crisis. Direct na
1929 daalt het cijfer der aanhestedingen tot een sterk
verlaagd niveau.
Maar om tot een zuiver inzicht in deze cijfers te
komen, kunnen wij niet volstaan met een beschou-
wing van de totalen; daartoe is een nadere analyse
noodig. In de eerste plaats zien wij in de jaren 1926
—1927
de uitloopers van de eleetrificatie Amster-
dani—Rotterdam, in 1930 en volgende jaren worden
belangrijke bedragen aangewend voor de voortgezette
electrificatie van Noord-Holland. Daarnaast zijn in
deze tienjarige periode nog enkele andere millioenen-werken uitgevoerd cii wél de aanleg van dubbel spoor op de lijn Zwolle—Leeuwarden en op enkele kleinere
trajécten, alsmede de bouw van een tweede brug hij
Zalthommel. In die werken werd in deze tienjarige

periode ruim
f
5 millioen belegd. De hertelwer1-
zaamheden, in verband met de baanverzakking tus-
schen Rotterdam en Gouda eischten ongeveer een ge-
lijk bedrag, terwijl verder in de spoorwegwerken in
Limburg meet dan
f
3 millioen werd vastgelegd. Ten-

slotte werd een bedrag van bijna
f
2 millioeu besteed
in verband met de verbetering van den spoorwgtoe-
stand in Amsterdam. Voegt men daarbij dan nog de kosten voor wijzigingen van de spoorwegen in ver-
band met de eleetrificatie ad.
f
5Y2 millioen, onge-
rekend de kosten voor aanleg der bovenleidingen, dan
blijkt, dat van het totaalbedrag der investaties ad
f.60 millioen, een bedrag van
f
20 millioen werd aan-
gewend voor de uitvoering van dèzé millioenenwer-
ken. Deze werken droegen, zooals hieronder nader blijken zal, alle een zeer speciaal karakter en het is
merkwaardig te zien, hoe bij uitschakeling van deze
bijzondëre werken over de verschillende jaren de gril-
lige curve van grafiek 1 zich wijzigt in de rutig
verloopende curve van grafiek II. –

G-r-aph lek II. Spoorwegverkeu (exel. millioenenwerken).
(miii. GuLdens).

-4
1

Ook in deze grafiek zin wij iiog – serk afge-
vlakte – -toppen in 1927 en 1929-1930, terwijl ook
cle voortgezette daling na 1930 onmiskenbaar uit de
grafiek volgt, maar de stijgingen en dalingen zijn
daarbij tot zeer geringe proporties teruggebracht.
Toonde graphiek T een daling van 1930 tot 1936 van
j’ 11 millioen tot
.f
2.7 millioen, dus van
f
8.3 mii-
lioen, hij uitschakeling van de millioenenwerken zijn
de cijfers van deze heide jaren resp.
f
3.2 en
f
0.9
millioen en de daling bedraagt dan dus slechts
f
2.3
millioen. Men dient hij de vergelijking dier cijfers
dan

bovendien nog in aanmerking te nemen, dat de
lcosteh -van de’ uitvoering van warken nâ 1-929/1930
belangrijk gedaald zijn, zoodat de teruggang in de
hitvering van werken door deze cijfers eigenlijk nog
te
.
ongunstig worden voorgesteld. Wij achten het ge-
rëaktvaardigd op grond van deze gegevens te cmi-
clitdeeren, dat de Spoorwegmaatschappijen, voor wat
betreft cle uitvoering van normale werken aan de Spoorwegen met h’f doorwerken van de’ crisis de
koörden van de beurs geleidelijk wat nauwer aange-
haald hebben, maar dat de groote daling van de jaar-
lijksche investeeringen voor een overheerschend deel
is toe te schrijven altn het feit, dat in de jaren 1933
—1935 geen bijzondere groote werken werden ter
hand genomen. –

Dat de millioenenwerken, die in dat tijdvak wer-
den uitgevoerd inderdaad een bijzonder karakter droe-
gen, blijkt bij een nadere beschouwing van den aard
van deze werken. In het
bijzonder
geldt dat voor de
baanverzakking op de lijnen Gouda—Rotterdam. Ten
aanzien van de uitvoering van deze werken bestond
er geen keus. De veiligheid werd bedreigd en een
grondige voorziening dulcide geen verder uitstel.

De aanleg- van het dubbel spoor op gedeelten van
de lijn Zwolle—Leeuwarden (1926-1930) vond plaats

oni de verbindinen met het Noorden van het land
te verbeteren, storende vertragingen op te heffen en
in het algemeen, om te komen tot een betere uit-
oefening van den dienst. De voornaamste werkzaam-
heden vonden plaats véér het begin van de crisis. De
voltooiing van het dubbel spoor op de lijn Utrecht-
Boxtel is te beschouwen als een voortzetting van
werken, waarmede reeds lang véér 1926 een aanvang
was gemaakt. In de jaren 1931-1933 wérd over be-
trekkelijk korte afstanden het dubbel spoor
Op
deze
lijn- aangelegd, terwijl tevens op het traject Zaltbom-mel—Waarclnburg een
4
tweede brug werd gebouwd.

De verbetering van de verbindingen met het Zuiden
van het land was hierbij de voornaamste drijfveer.

Het kleine gedeelte van deze lijn, waar nog enkel
spoor lag, vormde als het ware de missende schakel,
om tot intensieve exploitatie van deze verbindingen
te komen. – –

Van geheel afwijkenden aard zijn weer cle werken,
die in Limburg zijn verricht, ten behoeve van liet
kolenvervoer. Voor dat doel vonden grondaankoopen
plaats, terwijl verder ook enkele werken werden uit-
gevoerd. Deze investeeringen kwamen ten goede aan
de, verbetering van de Organisatie van het kolenver-
voer en van het vervoer van mijnwerkers. Als gé-volg van het totstaudkomen van het Julianakanaal
werden de verstrekkende plannen, die aanvankelijk
waren gemaakt, niet geheel verwezenlijkt.

In het beginstadium is daarom de verdere uitvoe– ring van een gedeelte dier plannen gestaakt.

-Zeer belangrijke -investaties zijn gevorderd, in ver-
bn.nd met de electrificatie van verschillende lijnen in
Noord- en Zuid-Holland. Bij de uitvoering van deze
– al

eetrifi

catiewerkzaamheden vonden geljktijdigver-
schillende vernieuwingen, wijzigingen en verbeterin-
gen plaats, die, zoö niet tot electrificatie zou zijn
Msloten, toch in ieder geval binnen afzienharen tijd
zouden moeten zijn uitgevoerd, doch die thans, in
verband met de eleetrificatie, tot versnelde uitvoe-
ring kwamen. De daartoe benoodigde bedragen zijn mede begrepen onder het hiervorengenoemde cijfer
van iuvesteeringen in verband met de electrificatie.
Zooals bekend, zal deze electrificatie in de komende –
jaren nog in zeer belangrijke mate worden uitge-
hreid en daarvoor zijn nieuwe investeeringen tot een

896

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 December 1936

bedrag van pl.m.
f
30 millioen te wachten. Deze om-
schakeling van het bedrijf staat in direct verband
met de ontwikkeling van de techniek. Systematisch
worden de electrificatiewerkzaamheden voortgezet.
Ook hierbij heeft in de thans afgesloten periode de
conjunctuurnivelleerende werking van de uitvoering
van openbare werken in de depressieperiode geen rol
van beteekenis gespeeld.
Voor wat betreft de werken aan de Spoorwegen,
blijkt dus uit het vorenstaande, dat in de jaren na
1929 inderdaad zeer belangrijke investaties hebben
plaats gevonden door de uitvoering van werken van
bijzonderen aard. De uitvoering van die werken heeft
vanzelfsprekend bijgedragen tot de verruiming van
de werkgelegenheid in ons land. Slechts een zeer
klein deel dier werken is dodr de Spoorwegmaat-
schappijen in eigen beheer uitgevoerd, omdat alle
werken van grooteren omvang door de Spoorweg-
maatschappijen openbaar of ondershands worden aan-
besteed. Werkverruiming was dus wel het gevolg,
maar niet het doel, dat werd nagestreefd met de
uitvoering van die werken. Dat de investaties in de
periode na 1929 zoo belangrijk zijn geweest is voor

een overwegend deel aan
bijzondere
oorzaken toe te

schrijven. Bij een nauwkeurige analyse van het cijfer

materiaal blijkt duidelijk, dat beperking van de vast-
legging van nieuwe kapitalen in deze periode richt-
snoer voor de bedrjfspolitiek is geweest.

Het Rollend Materieel.

Een geheel ander beeld geven de cijfers van de
aanschaffing van het Rollend Materieel te zien. Wij
kunnen hierbij een onderscheid maken tusschen de
aanschaffing van locomotieven en tenders eenerzijds
en de aanschaffing van personenrijtuigen en goede-
renwagens anderzijds. De
cijfers
voor beide groepen zijn in de onderstaande graphieken afzonderlijk op-
genomen.
Zooals uit deze gegevens blijkt zijn de aanschaf-
fingen van locomotieven in de laatste jaren gering geweest; ook dit staat in verband met den geleide-
lijken overgang van stoomtractie of electrische en
dieselelectrische tractie. Zooals bekend zijn de elec-
trische en dieselelectrische motorrijtuigen ingericht
als personenrijtuig en de aanschaffing daarvan is dan ook opgenomen onder het hoofd rijtuigen en
wagens. De belangrijke aanschaffingen van rijtui-
gen en wagens zijn voor een zeer overwegend deel
toe te schrijven aan uitbreiding van het electrische
materieel. In de beide graphieken zijn ook opgenomen
de bedragen, die zijn afgeboekt, in verband met
buitengebruikstelling van materieel. Ten aanzien

van de locomotieven overtreft de buitengebruikstel-
ling de aanschaffing in de jaren na 1931 voort-
durend. Zou wel tot electrificatie
zijn
overgegaan,
dan zou aanschaffing van nieuw stoomtractiemate-
rieel onvermijdelijk zijn geweest. Men mag dus de
investaties in het electrisch materieel niet geheei
beschouwen als extra-uitgaven, die door de electri-ficatie noodzakelijk geworden zijn. Alleen doordat
een belangrijk gedeelte van het net werd geëlectri-
ficeerd kon men het op dat gedeelte van het net
vrijkomende stoomtractiematerieel beschikbaar maken,

Graphiek
III.
Locomotieven en tenders
(miii.
Guldens)

AAtI5CI-iAPFlNG

3

0

I3UITeN DIENST

2

1% ..

1

10

in

10

.-

()

(j

r—

CN

C’)

-2

Lt
CM

CM

CM

rfl

cn

0)

0)

0)
0.

C

O

a

2

0)

0)

0)

om voor andere deelen van het net te voorzien in de
behoefte -aan locomotieven, ter vervanging van die,
srelke onbruikbaar werden.
Ten aanzien van de
rijtuigen
en wagens zien wij
tot en met 1930 slechts een geringe buitendienst-
stelling, in de jaren daarna vertoont de curve een
markante stijging.

De vorenbedoelde graphieken geven wij hieronder
weer:

Graphiek IV. Rijtuigen cii wagens (miii. Guldens).

AANSCHA FF(t’IG

v

BuiTErs DlENT

GESTELD

Ci

C

C’.i

C

N

C’

Cn
0) 0)
O

0)
O

0)

0) 0)

De buitendlenststellingen
zijn
tegen aanschatwaarde opgenomen.

Opmerkelijk is het, dat de investatie in het mate-
rieel voor het goederenvervoer in de jaren 1928 en
1929, ondanks de zeer sterke toename van het ver-voer in die jaren, slechts gering is. Van het bedrag,
dat in de jaren 1926-1935 in goederenwagens werd

belegd, (p.l.m.
f 141/2
millioen) wordt een overwe-
gend deel (ruim
f
9 millioen) gevormd door de aan-
schaffing van 3600 kolenwagens. Deze aanschaf fing
was noodig om het toenemende binnenlandsche kolen-
vervoer te kunnen blijven bewerkstelligen. In de jaren
van aankoop was reeds bekend, dat na het gereed-
komen van het Julianakanaal een deel van het kolen.-
vervoer zou afvloeien en een zuiver particuliere
onderneming zou
waarschijnlijk
niet bereid geweest
zijn onder deze omstandigheden nog zulk een belang-
rijk bedrag in dit materieel te investeeren. Men acht-
te het echter de plicht van de Spoorwegen paraat
te blijven om het mij nvervoer te bewerkstelligen,
zoolang de mijnen per spoor wenschten te vervoeren.
Dit uitgangspunt noodzaakte tot deze uitbreiding,

ondanks het feit, dat met zekerheid kon worden aan-
genomen, dat dit speciale materieel slechts gedurende
enkele jaren voor het kolenvervoer gebruikt zou
worden.
Schakelt men deze aanschaf fing van kolenwagens
uit, dan blijkt, dat de aanschaffing van het goede-
renmaterieel in die jaren zeer gering was, ondanks
de sterke stijging der vervoerci.jfers, die door onder-staande gegevens geïllustreerd wordt:

1926

1929

millioen

millioen

Tre4nkiiometers goederentreinen 47.2

54.3

Aantal tonnen vervoerd …….
29

24.3

De
stijging
was dus te stellen op 15 â 20 pOt.
en het is vanzelfsprekend, dat deze vervoerstoename
hoogere eischen stelde aan het beschikbare materieel.
Dat nochtans de aankoop van nieuw materieel voor
den goederendienst slechts uiterst gering was, wordt
verklaard door het feit, dat in deze topperiode meer
dan normaal gebruik gemaakt werd van buitenlandsch materieel, waarvoor huur betaald moest worden. Door
dezen weg te kiezen, ontkwamen de Spoorwegen aan
de noodzakelijkheid groote bedragen nieuw te inves-
teeren en in verband met den enormen teruggang
van het vervoer en de algeheele reorganisatie van

9 December 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

897

het goederenvervoer mag men-: aaemen, dat ; de
Spoorwegen daardoor zijn ontkomen aan een énorme
investatie, die onder de nieuw ingeïredej1Lenstandig-
heden improductief zou zijn gebleken.
.- –
De bedragen voor huur van Roilend Materieel waren volgens het jaarvers1ag..

Ontvangen

Betaald
1927
…………
f 18.000


1928
…………

f202.900
1929 .. ……….

848.000.
1930
…………..
297.000


1931
…………..
486.000

Duidelijk toonen deze
cijfers
aan, dat de huur-
betalingen in 1928 en 1929 stegen tot een abnormaal
hoog niveau en hierin ligt de veiklaring van het feit,
dat ondanks de sterke toename van het vervoer in
die jaren toch geen belangrijke uitbreiding van het goederenmaterieel noodig was. In graphiek V zijn
de aanschaffingen van rijtuigen en wagens nader

ontieed. in het linker gedeelte yan de graphiek zijn
opgenomen de cijfers van de aahschaffing van per-
sonenrijtuigeu, waarbij gearceerd zijn aangegeven de
aanschaffingen voor het stoombedrjf. De niet ge-
arceerde gedeelten geven dus een beeld van de aan-
schaffingen ten behoeve van het electrisch, het diesel-
electrisch en het verbrandingsmotorbedrijf. Het rech-
tergedeelte van de graphiek geeft een overzicht, van
de aanschaffingen van goedereuwagens, waarbij dan
de gearceerde gedeelten aangeven den aankoop van
kolenwagens.

Graphiek
V. Aansohaff.ing rijtuigen en wagens.

T”
10
000SONENM4TERIEEL
MOTOR
EN
EL.SEDRJF
0000ERENMArORIEEL
KOLEN WAGENS
5TOOMGEORVP

7

G
=

L

2627 2829 30 31 32

5

35
26272829 50 31 323534 35

Duidelijk blijkt uit deze cijfers, dat bij de aan-
schaffing van personenrjtuigen de uitbreiding van
het electrisch en diesel-electrisch materieel een zeer
overwegende rol speelt. In totaal werden slechts 259
personenrijtuigen voor het stoombedrijf aangekocht
in deze geheele tienjarige periode; daartoe moest een
bedrag van ruim
f 11
millioen worden geïnvesteerd.
De vervanging van stoomtractie door motortractie
(eleetrificatie, diesel-electrische tractie, verbrandings-
motoren) eischte in totaal ongeveer
f
29 millioen.
De uitbreiding van het goederenmaterieel is, indien
wij den aankoop van kolenwagens buiten beschou-
wing laten, al zeer gering geweest. Alleen in de jaren
1928-1930 vonden eenige aankoopen plaats en dit
betrof bovendien nog vrijwel uitsluitend den aankoop van wagens voor het groentevervoer.
Samenvattend blijkt dus, dat de aanschaffingen
ten behoeve van het stoombedrjf in bedoelde tien-
jarige periode inderdaad gering geweest zijn. In de
jaren 1027, 1929 tot en met 1931 en 1934 overtrof-
fen de aanschaffingen de jaarlijksche afschrijvingen,
in de overige jaren bleven de aanschaffingen beneden
dit niveau. Voor elk van de jaren van hooge aan-
schaffing
zijn
er echter
bijzondere
redenen aan te
geven, die een verklaring geven voor het hooge
cijfer en die verklaring steunt dan voor de meeste
jaren op. het feit, dat juist in deze tienjarige periode
de geleidelijke omschakeling van stoomtractie op
electrische en diesel-electrische tractie plaats vond.
Deze ontwikkeling van de techniek van het bedrijf
staat geheel los van de ontwikkeling van de con-

junctuur in deze zelfde periode en indien dan odk
een belangrijk deel der uitgaven ten behoeve van deze
overschakeling juist valt in de jaren na 1929, is dat
een zuivere coïncidentie. Een bewuste, conjunctuur-

nivelleerende openbare werkenpolitiek is in het
spoorwegbedrijf dan ook zeker niet gevoerd.

De overige -uit gaven.

Buiten de genoemde aanschaffingen van spoor-
wegwerken en Rollend Materieel vallen in deze
periode ook nog de kosten van den aanleg van de

bovenleidingen van het geëlectrificeerde net, die voor
de jaren 1926-1935 zijn te stellen op ongeveer 15 16 millioen. Verder werd in dat tijdvak nog een
bedrag van 17 millioen geïnvesteerd in aanschaffing
en verbetering van de spoorwegtelegraafinrichting,
van de beveiligingsinrichtingen e.d. Deze uitgaven
zijn vanzelfsprekend samengesteld uit duizenden pos-
ten en het is niet wel mogelijk thans nog na te
gaan, welk deel van deze
f 17
millioen werd uitge-
geven in verband met de technische omschakeling
an het bedrijf. Voor wat betreft de kosten voor aan-
leg van de bovenleiding dient nog te worden opge-
merkt, dat -reeds v66r 1925 135 km van het totale
net geëlectrificeerd was, ni. Amsterdam-Rotterdam,

l[aarlem-IJmuiden en Scheveningen-Rotterdam. Na
1929 werd nog 100 kin geëlectrificeerd. Van 1926-
1929 werd ongeveer
f 7
millioen uitgegeven voor
aanleg van bovenleidingen, na 1929 ongeveer
f
8
millioen.

Maken wij -tenslotte een opstelling van de totale
bedragen, die in de bedoelde tienjarige periode zijn
geïnvesteerd, dan komen
wij
tot de volgende cijfers,

Investaties, in
verband met de
Totale iiiv•estatie

omschakeling
inillioenen Guldens
Spoorwe-gwerken

……….
60
6


Rolleud Materieel

……….
61
29
Bovenleiding

………….
16
16
&’erige aanschaffingen

17

f
154

f
5
l
Duidelijk blijkt uit deze cijfers,
welk een belang- rijken invloed de omschakeling van
het bedrijf op de totale investatie heeft gehad.

A. M GROOT.

HET WERKFONDS.

liet Werkfonds 1934 berust op de – wet van den
2den Juli 1934 tot wijziging en verhooging van het zevende Hoofdstuk B der Rijksbegrooting voor het
dienstjaar 1934.

Daarbij werd op dec Kapitaaldienst een bedrag
gebracht van
f
60.000.000, met de omschrijving:
,,Kosten van openbare Rijkswerken, uitgevoerd in
het belang van de werkverruiming en voorschotten
of

bijdragen in de kosten van werken, welke tot dat
doel door anderen worden uitgevoerd.”
Bij de wet van 1 Augustus 1936, Staatsblad 3406,
is .dit bedrag verhoogd tot
f
66.300.000.
Aanvankelijk waren alle werken ondergebracht bij
dezelfde instantie, onder toezicht van een uit 12 leden
bestaand – bestuur. De besluiten behoefden dan nog
de goedkeuring van een uit 6 Ministers bestaande
commissie. – –
Later is de -financiering van zuiver industrieele

projecten oiidergebracht -bij het Departement van
Handel, Nijverheid en Scheèpvaart.
Dit artikel zal alleen- spreken van de werken, welke
uitgevoerd werden. voor het Rijk en andere publiek-
rechtelijke organen Werken voor ,,anderen” zijn
hoogst zelden voorgekomen, voor zoover het geen
industrieele werken- waren.
De bedoeling van de Regeering bij de indiening
van het Wetsontwérp was tweeledig. Eenerzijds had
de werkverruiming de strekking een groot aantal
arbeidskrachten -in-de gelegenheid te stellen weder
door eigen arbeid in hun onderhoud te voorzien.

898

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 December
,
1936

Anderzijds moesten de te ondernemen wérker wör-
den uitgevoerd op een zoodanige wijze, dat het door
de Regeering in de Memorie van Toelichting ge-
shctste aanpassingsproces daardoor zou worden he-
vorderci.
hierbij ‘wees de Regeering er op, dat er een aan-
tal bedrijven zijn, waarin de omvang der werkloos-
heid mede bepaald wordt door de hoogte van het loon. In die gevallen zou de Overheid er niet aan

kunnen medewerk

en, dat werken werden uitgevoerd

tegen bonen, die economisch niet verantwoord kbn-
den worden geacht. – ifé
Over cle bonen bij de werken zou worden onder-
handeld met dc vakorganisaties. In de practijkis
gebleken, dat de medewerking van de organisaties
steeds uitstekend is geweest. Vöor een groot aantal
gemeenten in het land zijn speciale ,,Werkfondt’-
bonen tot ;stand gekomen. De hoogte van deze loo-
nen hield verband met verschillende omstandighe-
den. Steeds werd .rekening gehouden met verschil-
lende factoren, zooals plaatselijk geldende bonen,
vooral ook van industrie-arbeiders, huishuren, alge-
meene kosten van levensonderhoud, enz.
Daarbij moet rekening gehouden worden met •het
feit, dat de arbeiders, die werkzaam gesteld konden
worden bij Werkfondswerken, in den regel bouwvak-
arbeiders waren. Slechts zelden kwamen werken voor,
waar ook bijv. metaalarbeiders, behangers en anderen
direct
op
het werk aan den gang kwamen. Natuurlijk
kwamen meerdere categorieën arbeiders aan het werk
hij de levering van materialen, doch de invloed, die
daarvan uitging, is slechts schattenderwijze te be-
rekenen. Voor deze laatste soort abeiders zijn nim-

mer loonvoorwaarden gesteld.
De plannen werden beoordeeld door het Bureau
van het Werkfonds, bestaande uit een 6-tal inge-
nieurs.
Bij cle heoordeeling werd in de eerste plaats ge-
keken naar het economisch nut van de uit te voeren
werken. De voorkeur genoten daarbij die werken,
waarbij het loonpercentage zoo hoog mogelijk was.
Vervolgens werd nog rekening gehouden met het
gebruik van materialen van Nederlandsche herkomst. Ten slotte werd nog gekeken, speciaal bij werken van
publiekrechtelijke organen, naar de werkloosheid ter
plaatse.
Er werden uitgevoerd werken ten behoeve van het
Rijk in het belang der werkverruiming. Daarvoor
kwamen vooral in aanmerking werken van den Rijks-
waterstaat. Dit had verschillende voordeelen.
In de eerste plaats, omdat de Rijkswaterstaat Vrij-
wel de eenige dienst was, die plannen had, welke
onmiddellijk in uitvoering konden komen.
• Ook was het voor deze plannen vrij gemakkelijk
na te gaan, dat men hier inderdaad te doen had met

,,vervroegde” werken. Er bestond immers een Rijks-
wegenplan, waarop was aangegeven, wanneer bepaal-
de wegen of andere werken ,,normaal” zouden zijn
uitgevoerd.
Ten slotte was de verrekening dezer posten zonder
vele bezwaren, omdat deze kon plaats vinden met
het Verkeersfonds, waaruit ten slotte de verschillen-
de werken moesten worden gefinancierd.

Uitvoering van Rijkswerken.
Op 15 Setémbér 1036 was s’astgelegd voor de uitvöering van 145 Rijkswerken een bedrag vali

f
27.912.718,89. Zooals gezegd,,waren dit in hoofd-
zaak werken van den Rijkswa’tê’rstaat en dienende
ter vervroegde uitvoering van het -Rijkswegenpl’n.
Voor andere departementen ‘werden evenëens wer-

ken uitgevoerd. ‘Een voorheeld
,
hiervan is’ de boiniw
van een politiekruiser voor het Departement van
Defensie voor een ,bedrag van
f
880.000.
Het grootste bedrag vôor één object was voor de
spoorwegplanneu te Utrecht, waarvoor ruim

f
6.000.000 ‘werd vastgelegd in de totaalkosten van

f
7.500.000.
1

Dit laatste .-p1an is een typisëh vöorbeeld’ er” van,
hoe uiterst bezwaarlijk het is om onmiddellijk een
groot aantal arbeiders tewerk te stellen Reeds ‘jaren
geleden was door een commissie eeû ditvoerig plan
opgemaakt voor de verbetering ‘van de spoorwegtoe-
standen te Utrecht. In hoofdzaak werd dit plan’ aan.-gehouden. Door de Regeering is op 25 October 1934
beslist, dat principieel het -plan werd – goedgekeurd
en de plannen konden worden uitgewerkt. De def i-
nitieve. goedkeuring op deze plaflnen werd op 9 Fe-
bruari 1935 verleend. –
De werkzaamheden zijn aangevangen op 18 No-
vember 1935. Op 15 September 1936 waren iii totaal
8 bestekken goedgekeurd tot een bedrag van
f
403.486
en waren op de bouwplaatsen aan het werk 120 arbei-
ders. Tpt op dien datum had het werk opgeleverd
3000 manweken. Daarbij moet natuurlijk rekening
worden gehouden met het feit, dat voor de voorberei-
ding en verdere uitwerking der plannen veel werk
ivas geschied en dus daardoor vele menschen tewerk waren gesteld, of aan het werk waren gehouden.
Overigens waren nog belangrijke werken de nieu-
we wegen tusschen. Amsterdam en Den Haag, en
Den Haag en’ Utrecht. De werken, uitgevoerd voor
andere publiekrechtelijke organen, betroffen hoof d-
zakelijk Gemeentewerken. Slechts enkele waterschap-
len en polderhesturen kregen hulp uit het Werk-
fonds.
De gelden van het Werkfonds zijn geplaatst op
den Kapitaaldieust. Dit bracht mede, dat slechts in
zeer sporadische gevallen bijdragen
t
fonds pérdu
werden gegeven. Deze bedragen moesten dan weer verrekend worden op andere hoofden van de Rijks-
hegrooting.
Zoo werd hijv. voor de restauratie van den Mar-
tinitoren te Groningen een bijdrage gegeven van
gedeelte tot een maximum van
f
300.000.

Hulp aan Gemeenten.
Aa’n de Gemeenten werd overigens steeds geleend,
zij het ook meestal op gemakkelijke voorwaarden, bijv.
door het geven van viijstelling van betaling van
rente en aflossing geduiende enkele jaren. Meer nog
dan hij Rijkswerken kan hier rekening gehouden
worden met de werkloosheid, zoowel in relatieven als
in absoluten zin. De Rijkswegen vormen de verbin-
ding tusschen de groote centra, doch loopen zelf veel-
al door dun hevolkte gedeelten. De Gemeentewerken
liggen juist in die centra. -De grootste werken wor-
den uitgevoerd in Amsterdam. Het Wilhelminagast-
huis wordt uitgebreid, de verkeerstoestanden op. het
Rokin worden verbeterd, de ‘binnenstad krijgt éen
rioleering.
– Bij de beoordeeling van de Gemeentewerken spelen
twee criteria een belangrijke rol. De werken moeten
zijn van economisch nut en moeten zooveel mögebijk
bijdragen tot veimindering der potentieele werkloos-
heid. Bovendien speelt de financieele draagkracht
der ‘Gemeente een belangrijke rol.
Door de crisis zijn vele Gemeenten noodlijdend
geworden en de besturen dezer Gemeenten – waren
reeds gauw “geneigd hij het Werk fonds aan te klop-
pen voor niet direct noodzakelijke werken. Bij andere
Gemeenten was de wensch om werkeh, die op den
gewonen dienst thuis hôorden,- bij het Werkfonds
onder te bréngen, omdat men daardoor goedkoopere

werken kreeg.

Juit’ bij die Gemeenten, die financieel niet setk
stonden; moest er ook

op – worden ge1t, dat geen wer-
ken werden ondernomen, die het budget extra he-
lastten, weeh noodzakelijke kosten van 7onderhoud
f dergëljke.Ten slotte ‘werd in aanmerking genomen
de grootté der werkloosheid ter plaatse. –
1-let .h’éeft geruimen tijd geduurd, vodrdat bij ‘-de
Gemeentewerken in belangrijke, mate arbeiders te-
wk’ Eestld – konden worden. ‘ Vrijwel geen enkele
Gemeénte had plaunén, welke :direct voor uitvoering in aanmerking konden- komen. Bövendien komen de

9 December
1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

899

meeste groote plannen slechts geleidelijk tot uit-
yoering.

Oni aan dit euvel eeuigszins tegemoet te komen,
is thans met de Gemeente Amsterdam een regeling getroffen, waarbij cegelijkertijd een aantal plannen
wordeii ondernomen en -slechts toezègging wordt’ ge-
daan voor die onderdeelen, welke onmiddellijk ter
hand genomen kunnen worden. Daardoor komen meer
arbeiders direct aan het werk en er worden geen
bedragen geblokkeerd voor werken, die eerst over
eenige jaren uitgevoerd kunnen worden. Deze rege-
-Eng geldt bijv. voor een schutsluis in de Nieuwe
Meer (pl.m.
f 3.000,000)
en voor een nieuw politie-
bureau
(f 1.177.000).
In totaal werd in deze rubriek voor
145
plannen
geblokkeerd een bedrag van
f 28.701.821,28.

Uitvoering in werkverschaffing. – Onder de plannen, uitgevoerd tea behoeve van den
Rijkswaterstaat en van andere publiekrechtelijke or-
ganen, zijn er een aantal, die in werkverschaffing
worden uitgevoerd. Voor zoover het Gemeenten be-
treft, hangt dit veelal samen met de financieele
draagkracht. De bedragen, noodig voor de gewone
werken, moeten worden geleend en, zooals hiervoren
gezegd, liet de financieele draagkracht van vele Ge-
neenten niet toe, dat de KaDitaaldienst nog veel
zwaarder werd belast.
Bij uitvoering in werkverschaffing krijgen de uit-
voerende organen een subsidie in de bonen uit het
Werkboosheidssubsjdiefonds In die gevallen behoefde
slechts geleend te worden voor de z.g. bijkomende
kosten (materiaal, toezicht, eventueel grondaankoop).
– Op
15
September waren goedgekeurd
45
van deze
-plannen. Het totale bedrag, benoodigd voor die wer-
ken, bedroeg volgens raming
f 12.145.861.
Daarvan
werd uit het Werkfoiids gefinancierd voor een be-
drag van
f 6.687.276.
De bonen voor deze werken
werdn geschat op
f 4.617.705.

Omvang van de geschapen werkgelegenheid.
T-let totale bedrag, geblokkeerd op
15
September,
bedroeg na aftrek van de industrieele objecten
f 58.531.538,15.
Daarvan waren uitgevoerd
66
plan-

nen tot een totaal bedrag van
f 6.371.841,10
en onder
handen
128
plannen voor
f 30.655.260,96.
Van. de meete met behulp van het Werkfonds uit-
‘gevoerde werken worden loonlijsten ingediend. Daar-
uit is op te maken, hoeveel elke arbeider verdiend
heeft en hoe lang is gewerkt. Van de
66
uitgevoerde
plannen tot een totaal bedrag van
f 6.371.841,10
verdioi de bouwplaats verbond
f 1.313.062,33.
Deze werken hebben geleverd rond
85.000
manwe-
ken, d.w.z. arbeid voor
85.000
arbeiders gedurende
een week. Dit getal heeft alleen betrekking op arbei-
ders, werkzaam op de bouwplaats.

Het verloonde bedrag, besteed voor de vervaardi-
ging van de voor het werk benoodigde materialen en
het doen van leveranties, is vrijwel onmogelijk vast te stellen. Het behoeft echter geen betoog, dat voor de vervaardiging van straatklinkers, metselsteenen,
cement, het graven’an grind en zand, groote bedra-
gen arbeidsloon uitbetaald werden. Voorts zijn er nog
arbeiders, die als vervoerders van materiaal werk-
zaam waren, zooals chauffeurs, schippers, zand- en
steenlossers en die niet
01)
de- loonlijsten voor-
kwamen.

Daarom kan gevoeglijk worden aangenomen, dat
het totale aantal manweken voor de uitgevoerde ver-ken minstens
170.000
bedraagt. In het bedrag van
ruim
f 6
millioen zijn nagenoeg geen onteigenings-
kosten begrepen. Het bedrag, benoodigd om één man
gedurende één week tewerk te stellen, bedraagt dus
rond
f 37,50,
of per manjaar pl.m.
f 1900.

Indiën dus het geheele bedrag van
f 60.000.000
in
één jaar zou worden opgebruikt (hetgeen om tech-
nische redenen niet mogelijk is), zou dit bet-eekenen:
arbeid voor pl.m.
31.500
man gedurende één jaar.
Het Werkfonds voert zelf geen werken uit, doch
maakt iervroegde uitvoering van Rijks- en Gemeen-
tewerken mogelijk. Daarbij wordt steeds de eisch ge-
steld, dat dewerken moeten worden uitbesteed aan aan-
nemers en niet in eigen beheer worden uitgevoerd.
De aannemer is vrij in de keuze van de tewerk te
stellen arbeidërs, doch hij moet deze betrekken uit de

ingeschrevenen van de arbeidsbemiddeling ter plaat-
se. Hij heeft de verplichting bepaalde bonen uit te

Drien

iaandelijksche gegevens -betreffende het Workfonds.

000

ECONOMI.SCH,.STATISTISCHE
t
BERICHTEN

9 December .1936

bertaicu: ‘rfit ‘.d nogé1ijkheid van een.. toeslag voor

werken in ta’rief.

Indien de:aanhemei’ meent, :dt een bepaalde arbei-
der niet, oldonde’ arbeidsprestatie. .levert, is hij
vr.ij in het verleeen van ontslag. Bövendien heeft de
aannemer ei’ belang.bij, dat het werk .zoo. spoedig mo-

galijk’ aflôopt. Al deze factoren maken, dat het
ver-

ken in Werkfondswerken het particuliere bedrijfs-
‘1-en vrijwel benadert. .

‘Sanien.vattirtg.

.

. –

Met het Werkfonds heeft, men thans ruim 2Y2 jaar
practijk. In dien tijd isveel ervaring opgedaan. De
eerste, waarop reeds is gewezen, is, dat het geruimen
tijd duurt, voordat de arbeiders op de bouwplaats
aan het werk komen. Nederland is nu eenmaal een
dicht bevolkt land en bij uitvoering van openbare
verken sttit men op eigendoirechten van anderen,
op – iILmerting van hestuursinstanties, enz. In som-
mige gevallen maakten instanties gebruik van het
feit, dat men haar goedkeuring noodig had, om voor-
deelen op een ander gebied af te dwingen, waardoor
veel kostbare tijd verloren ging.
Dit alles is ook mede de oorzaak, dat de kosten
van uitvoering hoog zijn en dat het bedrag om één
arbeider gedurende één jaar tewerk te stellen (pl.m.

f
1900) eveneens ie hoog is.
Bij
dit hooge bedrag

moet echter in het oog worden gehouden, dat de uit-
voering
01)
deze wijze verschillende vooideelen biedt,
dezelfde van het particuliere bedrijf.
In de eerste plaats wörden de arbeiders in hun
eigen vak tewerk gesteld onder omstandigheden, die
gljk zijn aan die, waarop zij zullen werken, als het
normale bedrijf hen weer kan opnemen. De werken
zelf worden uitgevoerd op de meest economische
wijze, d.w.z. met machines, zoo deze gebruikt kunnen
worden. –
Telisvaar zou het bedrag per manweek veel lager
zijn, als vele werken alleen in handenarbeid werden
uitevoërd, doch dan zöudn de werken zelf veel
duurder worden, zoodat voor eenzelfde bedrag met
insehiikeling- van machines meer werken ter hand
kunnen worden genomen en cus het nationale belang
wordt gediend.
Van nationaal standpunt uit bezien zijn die wer-
ken te verkiezen, waarbij zooveel mogelijk evenwicht
is vn.rkrege.n-.tusschen het ,,sociale” element (zooveel
môgelijk arbeiders aan het werk) en het ,,economi-
she” element (de ‘objecten dienen tot ‘verhooging
van de economische weerbaarheid van het land en
örden zoo goedkoop mogelijk uitgevoerd).
Bovendien wordt door deze wijze van uitvoering
de mogelijkheid geopend voor de aannemers om hun materieel rendabel te maken en tijdig te vernieuwen,
waatdoor zij op dezelfde hoogte kunnen blijven als
hun huitenlandsche concurrenten.
Heel veel ervaring is opgedaan ‘-ten aanzien van ‘de
plaatselijke toestanden in verschil1nde deelen van
het Rijk. lk ingediend plan wordt nauw’keurig be-
keken op..zijn technische merites en getoetst op zijn
economisch nut. Voor het vaatstellen van de bonen
is meestal
een
uitgab’reid onderzoek noodig, ‘

omdat
rekening ,gehouden moet worden , met de boonhoogte
an . plaatselijke industrieën, ‘met woninghuren en
kosten van levensonderhoud.

Opgave va’n hetaantal plannenso de daarvoor
geblokkeerde bedragen.

Op 15
September
1934.:
ioiia1 aantal . piannen goedgekeurd.. …..Zl
Totaal geblokkèerd …………………
f
4.215.357,–
.fiieronder-
13
civiele -plannen tot een
bedrag van ……………………. ..
4.085.557,-

Op

eptember
‘1935.

•,,


Totaal aantal i)lanneIi goedgekeurd ……
• 190
Totaal geblokkeerd ………………….
f 34.648.553,-
lliOronder
136
civiele plannen tot, een
:bedragvan . …………… …… ….. .,
31.902.489,-

O
15:
.Septeaber
.1936.


Totaal aaiital Plannen goedgekeurd ….

395
Totaal geblokkeerd ………………..
f 77.941.645,15
– Hierônder 301 •.civiele plan1en tot een
bedrag van …………………….. ..
58.531.538,15

Op 15 September 1934 waren er nog geen plannen

in uitvoering. –
Op 15. September 1935 waren er in totaal 8 plan-
nen geheel uitgevoerd en opgeleverd.
Eet hiervoor geblokkeerde bedrag was in totaal

f
368.252.
– Voorts waren er nog 45 plannen in geheele of ge-
deeltelijke uitvoering. Het bedrag, dat voor ‘deze plan-
nen was vastgelegd, bedroeg in totaal
f
8.596.278.

Op 15 Sej)tember 1936 waren er 66 plannen geheel
uitgevoerd en opgeleverd.’
Eet hiervoor geblokkeerde bedrag was
f
6.371.841,10.
Voorts waren er nog 128 plannen, welke geheel of

gedeeltelijk in uitvoering waren. Het hiervoor vastge-
legde bedrag was in totaal
f
30.655.260,96.
Dr. ir. A. II. W.
IIÂOKE.

DE INDUSTRIEFINANCIERING DOOR HET

WERKFONDS

Hoewel bij de instelling van het Werkfonds 1934
meer in het bijzonder de uitvoering van ,,groote wer-
kén” op den voorgrond stond, werd van den beginne
af aan de industrie-financiering d.w.z. de voorziening
in de kapitaalbehoeften der industrie, als een van de middelen voor een doelmatige bestrijding der werk-
loosheid aan de orde gesteld. Bij de behandeling van
het wetsontwerp, waarbij het crediet van
f
60 mii-

lioen voor het Werkfonds werd aangevraagd, deelde
Minister Colijn om. mede, dat de oprichting van in-
dustriebanken weliswaar met groote voorzichtigheid betracht zou moeten worden, doch dat de Regeering,
indien haar plannen ter uitbreiding van de indus-
trieele bedrijvigheid zouden worden voorgelegd, be-
reid was die plannen met den meesten ernst te on-
derzoeken en dat zij haar hulp bij de credietverschaf-
fihg niet zou onthouden, wanneer inderdaad gegrond
vooruitzicht zou bestaan, dat daardoor blijvende
werkgelegenheid in levensvatbare bedrijven zou wor-
den verkregen. –
Met het optreden van den huidigen Minister van
handel, Nijverheid en Scheepvaart kwam de indus-
triefinanciering in een nieuw stadium. Immers, deze
stelde zich op het standpunt, dat voor de industrie-
financiering een afzonderlijke instelling zou moeten
worden opgericht, die aan den eenen kant los’. van
het eigenlijke Werkfonds zou moeten worden be-
stuurd, doch anderzijds in nauw contact met het De-
partement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart
zou moeten werken, omdat de bemoeiingen van dit
Departement met betrekking tot de bevordering der – industrialisatie, wanneer dit noodig was, haar vol-
,tooiing zouden moeten vinden in cle mogelijkheid
voor de Overheid, om ook wat de voorziening in de
kapitaalbehoeften betreft, de hulpzame hand te bie-
den. Daarbij stond – en dit dient met nadruk te
worden gezegd – steeds op den voorgrond, dat deze
industriefinauciering voor de Overheid geen doel up
zichzelf was, doch dat slechts hulp werd geboden, omdat was gebleken, dat van particuliere zijde ten
‘deze niet voldoende initiatief aanwezig was, als met
het’ oog op de belangen, die er voor de werkverrui-
ming mede – konden worden gediend, – noodzakelijk
werd geacht. –
In verband met het bovenstaande werd de indus-
trieele bemoeiing van het Werkfonds overgebracht
naar het Departement van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart en werd verder bij Koninklijke Bood-
schap van 30 October 1935 een wetsontwerp inge-
diend tot oprichting van een naamlooze vennoot-
schap N.V. Maatschappij voor Industriefinanciering,
hetgeen leidde tot de wet van 18 Juli 1936 S. No.

9 December 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

901

634, waarbij de Minister van Handel, Nijverheid en

Scheepvaart gemachtigd werd om voor en namens
den Staat der Nederlanden tezamen met de N.V.
Industriebank in Limburg te Maastricht een naam-
boze vennootschap als bovengenoemd op te richten.
De oprichting dezer vennootschap vond plaats bij
acte van 30 September 1936, welke acte als hijvoeg-
sel No. 1413 van cle Ned. Staatscourant van 12 Oc-
tober 1936 No. 198 werd gepubliceerd.
Intusschen waren de werkzaamheden van de indus-
triee.Ie afdeeling van het Werkfonds bij het Departe-
ment van handel, Nijverheid en Scheepvaart voort-
gezet en het is dus, gezien de bedoeling van dit
artikel, van belang om enkele beschouwingen te
wijden aan datgene, wat door het Werkfonds met
betrekking tot de industriefinanciering werd gedaan.
Het bleek al spoedig, dat er aan projecten op
industrieel gebied geen gebrek was. Tot aan het tijd-
stip, dat de industrieele werkzaamheden van het
Werkfonds overgingen naar het Departement van
Economische Zaken, begin Augustus 1035, werden
bij het Werkfonds niet minder dan 411 industriee!e
plannen ingediend. Daarvan waren echter vbSr
Augustus 1035 reeds 313 afgewezen, omdat zij niet
voor steun van de Overheid in aanmerking kwamen,
voornamelijk omdat
zij
economisch of financieel niet

verantwoord konden worden geacht, of omdat zij
buiten de eigenlijke bedoeling van het Werkfonds
vielen.
Naast de 50 plannen, die bij den overgang naar
het Departement van Handel, Nijverheid en Scheep-
vaart nog in behandeling waren, werden van Augus-
tus 1935 tot October 1936 384 nieuwe projecten inge-
diend. Daarvan waren bij den overgang van de werk-
zaamheden naar de Maatschappij voor Industriefinan-
ciering nog 71 iii behandeling.
Blijkens het negende driemaandelijksche verslag
van het Werkfonds was op 15 September 1936 in
totaal voor industrieele projecten een bedrag van

f
10.635.107.— vastgelegd, ni.
f12.700.000.— voor den bouw van den Nieuw-
Amsterdam;

f
3.154.067.— voor 69 plannen voor den overigen

scheepsbouw en

f
3.181.040.— voor 26 andere industrieele plannen.

Steun aan den scheepsbouw.

De steun aan den scheepsbouw verleend is tweeër-
lei. Naast een aantal subsidies, die uitsluitend ver-
leend werden ter overbugging van het prijsverschil
met buitenlandsche werven, en door bemiddeling van
de Rijkscomrnissie voor Werkverruiming tot stand
kwamen, zoodat eenige belangrijke orders voor
Nederland behouden konden blijven en de werkge-
legenheid op de Nederlandsche scheepswerven en
machinefabrieken niet geheel behoefde te verdwij-
nen, werden door het Werkfonds een aantal credie-
tea verleend tegen hypothecair onderpand op het be-
trokken schip. Deze credietverleening vond voor-
namelijk plaats voor den bouw van motorkustvaar-
tuigen door de scheepswerven, die gewoon waren
dit soort van schepen te bouwen, een gedeelte van de
bouwsom als hypotheek op het schip te laten staan,
doch door de crisisomstandigheden daartoe niet meer
in staat waren. Het iWerkfonds nam dus deze laatste
functie van de werven gedeeltelijk over, in dien zin,
dat het door het Werkfonds te verstrekken bedrag
een sluitpost was, tot een maximum van 15 pOt. van
de bouwsorn, terwijl de kapitein-eigenaar zejf tenmin-
ste 25 pOt., de hypotheekbank 50 püt. en de werf
alsmede de motorenfabrikant ook zooveel mogelijk
zouden moeten bijdragen.
Door deze credietverleening heeft men voorname-
lijk in de provincie Groningen den scheepsbouw al-
thans eenigszins in stand kunnen houden, terwijl met
betrekking tot de scheepvaart voor een aantal onder-
nemende flinke Nederlandsche zeelieden een be-
staansmogelijkheid werd geschapen. Dit laatste blijkt
ten duidelijkste uit de wijze, waarop aan de verplich-
tingen ten opzichte van rente en aflossing van het
Werkfondscrediet wordt voldaan.

Credietverleening aan de industrie.

De eigenlijke credietverleening aan de industrie
heeft betrekking op een 25-tal projecten tot een be-
drag van ruim 3 millioen gulden.
Naar .dèn vorm kan men daarbij onderscheiden de
directe leeningen, welke door den Staat aan de be-
t:rokken onderneming werden verstrekt en de garan-
ties, welke door den Staat werden gegeven aan een
bepaalde bankinstelling voor een crediet, dat deze
instelling aan de onderneming verstrekte. In ver-
schillende gevallen nl. werd het gewenscht geacht de
gewone bankrelatie van de onderneming in te
schakelen.
Ook het doel van de credieten is verschillend. In
do meeste gevallen werd het crediet verleend in ver-
band met een door de onderneming nieuw te ver-vaardigen artikel, dat technisch en economisch tot
het productieprogramma der onderneming behoorde,
doch welke productie door haar niet ter hand kon
worden genomen, omdat haar het benoodigde kapitaal
voor de outillage ontbrak. De omstandigheden waren
er niet naar, dat een beroep op de kapitaalmarkt
kon worden gedaan, terwijl het toch met het oog op
de uitbreiding der werkgelegenheid van belang ge-
acht kon worden, deze productie terhand te nemen.
Daarnaast werden enkele credieten verleend voor
de financiering van eenige
belangrijke
orders, welke
door gemakkelijke betalingsvoorwaarden anders naar
het buitenland gegaan zouden zijn, doch die door het
verstrekken van het crediet voor Nederland behou-
den konden blijven.

Voorwaarden van credietverleening.
Wat de voorwaarden betreft, waaronder de Werk-
fondscredieten zijn verstrekt, kan worden medege-
deeld, dat in het algemeen een rente van 4 â
5 pOt. ‘s jaars geldt en een regelmatige aflossing van
het crediet is bedongen, in den regel in jaarlijksche
of halfjaarlijksche termijnen, in dien zin, dat met
een betrekkelijk kleine aflossing wordt begonnen en
deze telkens iets hooger wordt, zoodat het geheele
crediet in 5 i. 10 jaar is afgelost.
Bij de credietverleening is men verder uitgegaan
van het beginsel, dat het Werkfondscrediet niet ge-
bruikt mag worden om schulden, die de onderneming
heeft gemaakt en die zij uit haar liquide middelen
niet kan- betalen, af te lossen. Was een algeheele
financieele reorganisatie van de onderneming ge-
wenscht, dan is deze van geval tot geval bekeken. Bij het verleenen van de industrieele credieten zijn
in de eerste plaats als onderpand eerste hypotheken
of andere zakelijke zekerheden verlangd; waren deze
niet beschikbaar, dan is nagegaan, of op andere wijze
voldoende zekerheid gesteld kon worden bv. door
persoonlijke borgstelling, het in pand geven van
octrooien of iets dergelijks.
Bij de credietverleening is steeds nagegaan, of de
betrokken onderneming niet door particulier kapitaal
kon worden geholpen. Indien deze mogelijkheid be-
stotid, is geen crediet uit het Werkfonds gegeven.
Overigens is steeds de eisch gesteld, dat het benoo
digde kapitaal in elk geval voor een belangrijk ge-
deelte door particulieren bijeengebracht moest zijn.
In het algemeen is het Werkfonds-crediet dan -ook
de sluitpost, welke nog noodig was om het bedrijf te
financieren en die niet op andere
wijze
kon worden
verkregen.
De credietverleening had slechts plaats, wanneer
de rentibaliteit van het te financieren project vol-
doende aannemelijk kon worden gemaakt. Immers,
het heeft geen zin om Overheidsgeld in onrendabele
bedrijven te steken, aangezien men dan wel kunst-
matig een
tijdelijke
werkgelegenheid zou kunnen
scheppen, doch de economische weerkracht van het

902

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 December 1936

ia’nd er daarentegen niet clöor verhoogd zal worden.
Het feit, dat de eischen der rentabiliteit gesteld
zijn, maakt ook, dat er steeds op is aangedrongen,

en zoo nooclig voprwaarçlen. zijn gesteld, om den kçst-
prijs van de te’ financieren artikelen te verlagen,
waarmede in verschillende gevallen een economiscl1e
of technische reorganisatie van het bedrijf gepaard

moest gaan. –
Voor het overige kan worden medegedeeld, dat -de

ijidustriefinanciering door het Werkfonds steeds is
gezien in liet• kader van de algemeene welvaarts-
politiek van de Regeering, waardoor dus een nauw
contact met de verschillende afdeelingen van het
Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart

noodzakelijk is. In liet bijzonder zijn steeds de ad-
viezen ingewonnen van de afdeeling Nijverheid en
liet intusscheu opgerichte Centraal Economisch Toch

fiologisch Initituut. Met name

was dit van belang

vôor de vraag, in hoeverre het crediet tot werkver-
plaatsing in plaats van werkverruiming aanleiding

zou geven, omdat het onjuist zou zijn een crediet te
verleenen, waarvan het gevolg is, dat de omzet ten
koste van bestaande Nederlandsche fabrieken ver-

groot zou worden.

Wat verder cle handelspolitieke kant betreft, is in
de M. v. A. inzake het Wetsontwerp Industriefinan-
ciering reeds opgemerkt, dat een bepaald bedrijf uit-
sluitend aan het fei.t, dat de Overheid er financieel
hij betrokken is, geen aanspraak op eenige bescher-

ming van handelspolitieken aard zal kunnen ont-
leenen: Er kan slechts sprake zijn va,n een gezonde

industriefinanciering, wanneer de. verschillende vor-
men van Overheidsbemoeiing geen andere conse-
cnenties ten opzichte van elkaar hebben dan die,
welke zouden bestaan, wanneer de hetrokken industrie
geheel door particulieren zou zijn gefinancierd.

Eindelijk moet nog gewezen worden op het finan-
cieel en technisch toezicht, dat aan dc creclietver-
leening is verbonden. Dit toezicht is niet alleen
nooclig in verband met de eventueele terugbetaling
van het crediet, doch is ook van belang voor de
naleving van de overige bij de credietverleening ge-

stelde voorwaarden.
Zooals reeds werd medegedeeld, zijn de werkzaam-
heden van de afdeeling industriefinanciering van

liet Werkfonds thans overgegaan naar de Maat-
schappij voor industriefinanciering. Wat de voorbe-reidng en de verdere direct aan de credietverleening
verbonden werkzaamheden betreft, is daardoor echter
weinig veranderd. De beslissing over de credietver-
leening is echter anders geworden, aangezien nu in
cle plaats van de Ministerieele Commissie voor liet
Werkfonds, die totdusver uiteindelijk de beslissing
had, de Raad van Bestuur van de Maatschappij voor
:[ndustriefi nanciering, waarin naast 3 ambtelijke

leden .een drietal personen uit het particuliere be-
drijfsleven zitting hebben, is gekomen en de credie-
ten niet meer worden verstrekt door den Staat der
Nederlanden, doch door de N.V. Maatschappij voor

industri efinanciering.
Wel kunnen de ambtelijke leden van den Raad van

Be

stuur zich eventueel op de Ministers van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Financiën beroe-
pen en treeIt in dit geval een, besluit niet in wer-
king, wanneer niet deze Ministers hun goedkeuring
er aan hebben gegeven, doch in het algemeeg blijft
doo dêzen’ nieuwen vorm de feitelijke credietverlee-
ning- buiten de directe bemoeiing van de Regeering
heeft zij een meer particulier karakter gekregen.
Dit is van belang, onidat daardoor tevens de moge
l.ijkheid is-geopend, dat particulieren zich voor deze inclustri’efi nanciering interesseeren, en principe, dat
dQ huidige Minister van 1-laimdel, Nijverheid en

Scheepvaart steeds heeft voorgestaan. Gaat het die
richting uit, dan zal naar mijn nceiiing ons econo-
misch leven daarmede ook het beste gediend zijn.

Di-. Ir. 13.
BöIoER.

WERK VERSCHAFFING.

– De. ontwikkelingsgang van de werkverschaffing
vertoont in groote lijnen volledige overeenstemming
met den ontwikkelingsgang van verschillende andere sociale voorzieningen, welke wij in pns land hebben.

Voor den oorlog kwam werkloosheid, gelijk bekend,
meermalen voor. De omvang echter was, althans de

laatste 20-30 jaar v66r 1914,’ niet zooals wij diem
tegenwoordig kenihen.
He
is hier niet de plaats om
uitvoerig bij de o&rzaken van dit verschil stil te staan.
Enkele algemeene oorzaken ‘zijn de toen nog niet zoo
sterk toegepaste mechanisatie en de rationalisatie,
welke nog in haar kinderschoenen stonden en het
open zijn van grenzen voor menschen en goederen.
• Wanneer werkloosheid in de jaren voor 1914 op-trad, dan w’erd, zonderen wij een bescheiden vorm
van werkloosheidsverzekering uit, de zorg voor de

werkloozen gezien en toegepast in het kader van de armenzorg. Het was dan ook die armenzorg, welke, waar zij dit wenschelijk achtte, de armen (werkloo-
zeil) plaatste aan werk, dat een uitgesproken armen-
zorg-karakter droeg. Zoo kennen wij uit dien tijd
het hakken van houtjes, liet vervaardigen van vuur-
makers, klaverruiters voor den landhouwr, het klop-
pen van keien en dergelijke.

Het helaas thans te weinig geraadpleegde rapport
van de Staatscommissie over de werkloosheid, dat in
het jaar 1913 verscheen, gaf aanwijzingen hoe het
geheel van de werkloozenzorg meer kon beantwoor-
den aan eischen van sociale rechtvaardigheid en, ge-
lijk voor de hand ligt, deed liet ook mededeelingen
omtrent betere vormen van werkverschaffing. Het is
niet onmogelijk, dat dit geheel van voorstellen van
de Staatscommissie nog lang onuitgevoerd of gedeel-
telijk onuitgevoerd zou zijn blijven liggen, ware niet
het groote gebeuren van Augustus 1914 tusschen beide
gekomen. Bij hetgeen wijlen Treub toen deed ten be-hoeve van de verkloosheidsverzekering in de 4 jaren,
die volgden, zal ik thans niet stilstaan. Het is
overigens een onderwerp, belangrijk genoeg om, ivan-
neer men zich eens wil gaan bezinnen op de histo-
•rische ontwikkeling van de werkloozenzorg, daar eens
wat meer van te zeggen. Enkelen van hen, die aan
deze zaak toen hun beste krachten hebben gegeven,
zijn nog in ons midden en zij zouden veel interes-
sants kunnen vertellen.

Wat nu de werkverschaffing betreft, was het de
Nederlandsche Bond voor
T
er
k
versc
h
a
ffi
ng
, ook
veer een uitvloeisel van de denkbeelden van de
Staatscommissie, die in woord en geschrift betere
denkbeelden omtrent de toepassing van de werkver-schaffing in ons land deed postvatten. Maar de goed
hedoelde aanwijzingen zouden waarschijnlijk slechts
sporadisch zijn opgevolgd, zoo niet het Koninklijk
Nationaal Steuncomité door middel van zijn subsi-
dies, het streven van den Nederlandschen Bond daad-
werkelijk steunde en door dit werk mede den grond-
slag heeft gelegd tot wat ik zou willen noemen de
meer moderne werkverschaffing. Zeker, onder het
Kon. Nationale Steuncomité en ook nadat dit comité
zijn arbeid op dit gebied had gestaakt en deze
was overgenomen door het Rijk, droeg de werkver-
schaffing nog geruimhen tijd wel geen uitgesproken
charitatief karakter, maar beheerschte nog heel dik-
verf de idee
van
,,hezighouden” hetgeen georgani-
seerd werd.

Geleidelijk echter ging men inzien, dat getracht
moest worden, die objecten voor werkverschaffing
naar voren te schuiven, welke weliswimar . het element
van toetsing van de werkwilligheid in zich droegen,
maar ook na de totstandkoming waarde voor de ge-
mneenschap zouden hebben.
Toen de werkloosheid in, ons land na 1917 nog bij
lange na niet den omvang had, zoôals wij dien nu
sedert een jaar of 5-6 kennen, kon de Regeering
Lij het verleenen van subsidie hierop sterk den na-
druk leggen dat in de eerste plaats de menschén, die

‘9 Deëember 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

903

4.
,
.

werkloos waren en geholpen. moesten .worden, bij een
werkverschaffing dienden te worden geplaatst en
dat het verleenen van steun zdiïder peer slè’chts
mocht geschieden in die gevallen, wanneer geen
vol-

doende gelegenheid tot weryerschaffing bestond.
Toen cle werkloosheid echter steds grooter
grooter rerd, kon dit zeer gezonde beginsel practisch
niet meer worden vog’ehtiden. Wel was hetog zer
lang mbgelijk op .’Het jlkttelahd’ bij cle toepasing van
de werkloozenzorg dé werk’ersçhaffing te laten do-
mineeren, doch in cle niêer sdeljke centra, waar
men het aantal werkloozen hij duizenden teldé, ging
de practijk boven den-theoretisch goeden wil. Eeii
groote rol speelden bovendien de steeds slechter wor

clende financieele omstandigheden van de gemeente-

besturen. 1

loezeer ook bij vele dier besturen de idee
levendig was, dat zoo slechts een igszins mogelijk
arbeid moest worden verschaft, cle groote uitgaven
(naast bonen), welke daarmede gepaard gingen, be-
lemmerden eenvoudig iii een zeer groot aantal geval-
len hieraan te voldoen en dwongen Rijk en gemeen-
ten tot veel grootere beperking dan men eigenlijk

zelf graag zou willen.
Toch heeft de Overheid jaar in jaar uit veel
0
1
)

het gebied vân de werkverscbaffing kunnen doen.
Cijfrs van het aantal geplaatsten, die liggen tus-
schen 40.000 en 60.000, tegenover een 110.000 ii

180.000 personen, die gesteund werden, zijn hiervan
wel een bewijs, vooral wanneer men dit voor oogen
houdt, dat het in het bijzonder de steden zijn, waar
de steunregeling voor duizenden, ja tienduizenden. moet worden toegepast en in die steden, ook al zou

het financieele argument geen voorname rol hehoe-
veft te spelen, het practisch onmogelijk is om zelfs
eeh ‘derde van die gréote groepen gesteunden aan

arbeid te plaatsen.
In den loop der jaren is hij de werkverschaffing,

naast het sociale element van cle toetsing, groote
waarde toegekend aan de meer economische betee-
kenis van het werk zelf. Dit kwam vooral sterk naar voren, toen de reeds gememoreerde financieele om-
standigheden tal van gemeentebesturen voor de on-
mogelijkheid plaatsten, om op zichzelf nuttige en wen-
schelijke werken ter hand te nemen. Toen is in tal
van gevallen, en met succes, verband gelegd tusschen
de werkloozenzorg (men moest toch het geld voor de
werkloozen uitgeven) en de wensch om werken gereed
te maken. Door de samenvoeging van deze twee
zaken zijn om. tot stand gekomen wegen, bouwterrei-
nen, rioleeringen, sportvelden, zwembaden en derge-
lijke. Er is over dit samengaan van deze beide zaken
nog wel eens in woord en geschrift het een en ander
opgemerkt, doch wanneer men daarnaast ziet, dat nu

toch èn de werkloozen zijn geplaatst èn verschillende
nuttige werken tot stand zijn gekomen, dan geloof ik,
dat: menigeen, clie niet geheel ten onrechte aanvan-
kelijk principieele bezwaren zag, nu tot de overtui-

giiïg
is
gekomen, dat dit samengaan toch ook wel voor
de gemeenschap heteekenis heeft gehad.
* *
……….*

…….

Het ligt voor de hand, dat döor den grooten om-

vLng van de werkloosheid en het daarmede gepaard
gaande-stijgende aantal tewerkgestelden bij de werk-
Yerschaffing, een organisatie groeide, welke zich zéo-
veel mogelijk moest – aanpassen aan de eischen an
den dag. …..

-De
opzet van de organisatie van de werkverschaf-
fing is in groote lijnen de volgende.
– Te behoeve ‘vaft dê ‘wefkerschaffig iS Neder-
land ingedeeld in13. Inspecties. De ztken:van de vier
grootste gemeenten worden rechtstreekS door het
Departement ‘ai Sociale Zaken behandeld.
– De werkversehaffingen kunnen in het algemeen
naar de volgende groepen worden onderscheiden: –

– le.
Centrale werlcverschaffingen.
Hieronder wör-
den” verstaan werken, waarbij werkloozeh uit mer

dan één gémeente zijn geplaatst.

2e. Oendeenteljlce werkverschaffingen.
Dit is een

vorm van werkverschaffing, waarbij cle gemeentebe-
sturen ,i’an eigen objecten in ‘de gemeente laten
werken.

3e.
Werkverschaffini door’ derden.
Aan particu-

liêren,’ ‘waterschappen, ddrpspolders e.a., clie met
werkbooze’n uit een bepaalde gemeente werken willen
doen’ uitvoeren, kan een Oveiheidssubsidie, d.i. een
subsiie van Rijk en Gemeente tezamen in de te be-
talen’ boonn, ‘Vorden toegekend.
4e. Naast deze diie methoden ”ah werkverschaf-
fiug kent men nog het

z.g.
‘,,werken voor den steun’;
het opnemen va&»werkloözen
nIet toeslag van

de ‘Overheid in cle
land- en tuinbouwbedrpven
en’

. piiatsing van. z.g.
‘tntellectneele werkboozen.
Bij het verleenen van een Rijkssubsidie worden

steeds
o.m.
cle volgeivde
‘ioorwaarden
gesteld:
le. Alleen werk1ooz hoofden van gezinnen en kost-
vinners (één uit een gezin) benevens onder bepaalde
‘voorwaarden kostgangers, mogen na :verkregeu toe-
stemming van de bbtrokken inspecti& voor de werk-
verschaffing wordeii ‘tewerkgesteld. Elke aanvrage
om plaatsing wordt, aan de hand van gecontroleerde
gegevens, afzonderlijk beoordeeld.
2e.
Er dient te worden ge’er1ct op eén door den
Ministei vaji Sociatè Zaken voor elke gemeente af-

‘zonderljk vast te stellen uurlôon. –
Bij de werk verschaffingen hierboven genoemd on-

der 1,
2
en 3, wordt in het algemeen subsidie ge-
geven in de kosten van cle arheidsboonen en daarmede
in verband staande uitgaven, ‘terwijl de kosten voor
grondaankoop, materialen, toezicht e.d., ten laste van

het werkgeven d “lichaam blijven.

Ten behoeve vin de z.g.
,centrale we’rkverschaf-

fingen”
worden vele groote werken nitgevoerd door
een zestal ,,Ontginningsrnaatschappijen”, welke haar

rechtsvorni vinden in. de artikeieii van de Onteige-
ningswet, 7e titel. –
Een tweede groei) van centrale werkverschaffingeu
zijn clie der groote waterschappen. Tenslotte kunnen
als belangrijke werken van deze categorie worden ge-
noemd dle Rijkswerkverschaffingen, d.w.z. die werk-
verschaffingen, waarbij het Rijk zelf werkgever is.
Dit zijn o.m. enkele groote Waterstaatswerken – hij
de Maasverbetering, en de Twente-Rijnkanalen,
waar machinale arbeid door handenarbeid is ver-

vangen.
De xverkzaamlieden, welke bij deze centrale werk-
‘erschaffingen worden verricht, loopen uiteraard be-

langrijk uiteen, doch bestaan in hoofdzaak uit het
verrichten Van allerlei soorten, van grondwerk, als
het egaliseeren van terreinen, het ontginnen van

gronden, het verzwaren van dijken, enz.

De voornaamste objecteiï voor gemeentelijke werk-
verschaffingen zijn ook werken, waarbij veel grond-
werk moet wordèn uitgevoerd, als ontginning, be-
hossching, aanleg en verbetering van wegen, water-

lossingen, baggerwerk, enz.

Bij de werkverschaffiug door derden betreft het
meestal z.g. ,,particuliere ontginniugen”. Hieronder
valt niet alleen zuiver ontginningswerk, doch ook
hijv. het verbeteren, van een weg, het dempen van een

sloot, enz;’

Het ,,werken voor den stéun” beoogt hen, die lulp
ingevolge de steunregeling ontvangen, voor het steun-
bedrag arbeid . te laten verrichten. ‘ De hetrolken
a rbeiders ontvangen in dlit geval 10 pCt. boven hun
“gewone steunbedrag’ en worden dan tewerkgesteld
naar gelang’ van de grootte van het aan hen uit te
keeren bedrag, gedurende ‘een zeker- aantal uren per
week. Deze werkmethode wordt slechts bij objecten
van zeer kleinen omvang toegepast.

Beperkte plaatsing wordt eveneens bij de gewone

werkverschaffing toegepast.
De vraag iriag nu worden gesteld, wat kost, de
werkverschaffing? Nu is het uiterst moeilijk om

904

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9
December 1936

zelfs bij raming de werkelijke uitgaven te benade-
ren. Het ligt voor de hand, dat wel bekend is hoe-
veel verbond is en hoeveel subsidie is uitgekeerd, ter-
wijl ook van verschillende andere kosten dan bonen
de cijfers genoteerd. zijn. Echter doet zich bij de werk-
verschaffing dit verschijnsel voor, dat zeker een
derde deel van het aantal tewerkgestelden is ge-
plaatst bij z.g. goedkoope werkverschaffingen, dit
zijn particuliere ontginningen en werken van, water-
schappen, polders en dergelijke. Hier draagt de Over-
heid, niet zooals bij centrale werkverschaffingen en
gemeentelijke objecten, het volle bedrag van de ar-
beidsloonen, maar slechts een deel, dat wisselt van
40 tot 90 pOt. Het resteerende bedrag van de arbeids-

bonen, benevens alle andere bijkomende kosten,. welke
soms zijn 40-50 pOt. van de totale uitgaven, dra-
gen de particulieren en de reeds genoemde. organen
zelf. Dit is ook tallooze malen het geval, wanneer de
Overheid 100 pOt. van het arbeidsloon draagt. Van
al dergelijke werken is niet met zekerheid aan te

geven hoeveel men heeft uitgegeven, omdat, onder meer, in de statistiek niet is vermeld, hoeveel is b-
steed voor den aankoop van grond, materialen e.d.
Bovendien worden naast het werkverschaffingswerk,
als gevolg van deze werkverschaffing, talrijke andere
werken uitgevoerd, als aanleg van wegen, landbouw

werkzaamheden, enz., enz., welke geheel voor reke-
ning van de particulieren, waterschappen,

e.d. blij-
ven, doch die uitsluitend kunnen worden aangevat,

omdat men de eerste werkzaamheden in werkver-
schaffing heeft gedaan.
Wanneer dus cijfers omtrent uitgaven voor de
werkverschaffing worden gegeven,, dan dient men
wel dit voor oogen te houden, dat die cijfers bijna
uitsluitend slaan op de
direci aanwijsbare uitgaven,
maar niet op de verder liggende uitgaven.
Er zijn in den
1001)
vai de jaren zeer groote be-
dragen besteed. Van 1918 af wellicht
een bedrag van 500 â 600 nsillioen guldens, waarbij men echter weer
rekening moet houden met die vele onbekende facto-ren, waarvan ik zoo juist enkele noemde.
De vraag rijst verder, ‘vat of men in den loop van
de jaren door middel van de werkverschaffing heeft
verkregen. Het is niet
doenlijk,
hier stuk voor stuk de duizenden objecten te noemen, noch zelfs een
samenvatting ervan te geven, ook al omdat aanvan-
kelijk niet gedacht was dat deze geheele tak van
Overheidszorg zooveel jaren zou duren en derhalve,
wat ik zou willen noemen het statistisch deel, niet in die mate behartigd is als misschien achteraf, nu
blijkt, dat alles zooveel jaren duurt, wel wenschelijk
zou zijn geweest. .
Toch is het mogelijk uit. de geweldige hoeveelheid
materiaal, welke in verslagen en dergelijke verborgen
ligt, enkele typische zaken naar voren te halen. In de
provincie Zeeland is in .het tijdvak -van 1 Juli 1935
tot 30 Juni 1936 hij de ‘werkverschaffing, voor zoo-
ver die uitgaven voor subsidie uit het Werkloosheids-
subsidiefonds in aanmerking komen, uitgegeven

f
481.000. In 33 gemeenten is in genoemde periode
in Zeeland gedurende korten of langen tijd werk
verschaft, terwijl het aantal manweken heeft, bedra-
gen ruim 20.000. Ik wijs er weer op, dat in het cijfer
van
f
481.000 niet is- opgenomen hetgeen is besteed
voor grondaankoop, toezicht, materialen, transport,
enz. Bij de beoordeeling- van de-

werkverschaffing
dient men dan ook, wat betreft de belangen vân de
arbeidsmarkt, in die bijkomende kosten tevenste zien
en groot stuk. werkve’rruiming, ‘gelegen in de ver-
vaardiging, levering en transport, van allerlei ina-
terialen.

– In de provincie’ Friesland was het hogste aantal
tewerkgestelden in begin December -1935 ongeveer
4400. In tegenstel-lin mèt den toestand vaü’ esnige
jaren tevoren war’en’ i’n di4 gewest ‘dok nog ‘én.ige
duizenden arbeiders in .de steunrè’gel ing- ö’pgno’m’en;
omdat om de redenen hiervören genoernd, een volle-
dige tewerkstelling niet mogelijk was.

1
I•
8 r-‘
0
0
0
t.?
C’
0

0
‘0

0
00
‘0
tO
0

Pi
‘—’–S

1-

o
0
0N-
.)
t-
6)
0
tO
6)0′)
0′)’
co
0
-.
totO
tO
0′)
oo
00
,-‘lto
to

zd


,
00
,:

;
cj
t-
.
to
0′)
,
t-

‘0

0
0′)
0′)
1
0′)
o
t-
0co
6)
cs
t.)
‘t’)
“)t-C)
0′)
t-

0


0
0′)
00

OS)

010
00

0-1
cs
to

‘-C’)
tO
0
6)

to

10
Cl
Pi
C’


00
-,
0
00
to

00

C
‘)
c


,-
0
0′)
0)

t-

d
10
,’-
t-
,-t
(0
0
0
tO

R
to
0’1
0′)

0′)
‘0

Cl
Cl’)
0-1
00

ti
,-
M
0D


to
10,0
o-
t-
Cl
00
C.
0-1


00,
0′)
00-
,.
(0
.

0′)

.
‘0
(0
0.
t-
oo
0′)
d

0
t-.
t
00
00
(0
to
0

0
(0
to
C’
(0

Cl
to

to
00

_
.
(0
t


0
00
(0
Cl

t-
‘0
03




0’l
t-
t-
0′)

0)

0’1
1 1
to
0
0
C

00
to
0.1
0.1
00
t-
‘0

00
m

t’
.0′
Pi
Cl
0′)
0.1

0
,-4
0′)
0
6)


co_
‘-
Cl
03
,-I

-8
C.


cs
0′)
c’
0
Cl
(5
(0
0’1
to
to
6)
0

(
0.1
tO
0′)
oo
0′)
0′)
0′)
t-
r-
0)

co
c’i
0.
0′) 0′)
0
0’1__

00
1
0′
10
C.)

0
0.1
Cl,
t-
103

c’i
0′)
to to
•t.’
8

o
t’-
t
to
0.1
t-

4
tO
,
1′
103
to
ct.

.0′
to
Cl
Cl
Cl
d,

0′
(0-
t-

0′)
t-
103
10′

0
t’)
0
CD
t-
t-

‘t’)


t

cl’)


00
t-


i.-

.-

t.)

1
———

0′
“”
t-
“0′)

——-
t-

Cl
00
(0
0′)
00
103
‘t’)
Cl


‘tO
)

Cc.1
c

8 ..

W.
tO
to
o

….
:'”,.’
‘”
t.)
t.?
0 0

i’o
0
‘-:
0.0


,-:
——-
.

.

t.)
0
t.)
‘6
0
0
t.)
6
03
4)
t)
0
6
0

1
0
t)
0
t.)
t)
0
0
14
t.)
t:
t-
0 0

03
4)
0
4)
t.)
03
t.)

t.)

03
tO

03

0
tO

9 December 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE: BERICHTEN

905

1Jitg.ven – van Rijk en – Gemeenten -voor werkloozenzorg

925 1926 1927 1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935

WERKVESSGtIAFF1NC.EtI RUK.

GEfr1L’C-NTEN –

WERKLOOZEM STEUN
R)K –
GEMEENTEN

IlliliBlil
OVERIGE UrrcAEN pik

GEMEENTEN

In die provincie is, evenals trouwens in Gronin-
gen, Denthe en Overijssel, bij de werkverschaffiug
een groote plaats ingeruimd aan den arbeid van de
semi-officieele Ontginniugsmaatschappijen, welke

daUptoe in staat gesteld door het verstrekken van
geld van het Rijk, duizenden ha land in den loop
van de jaren hebben aaugekoçht en ontgonnen. De
financieele en andere rrioeilijkheden hebben. dit werk
eenigeraate doea inkrimpen, doch bijv. iii Friesland
werd toch nog in het vers1agjaar 1935-1936 bij de
deshetreffende Ontginningsmaatschappij rond
44
ton

door geplaatste werkloozén verbond.
In çle provincie Noord-Brabant (met het oog op de
ruimte hoperk ik mij tot een greep hier en daar) en
dan nog alleen voor wat betieft het Westelijk gedeel-
te van die provincie, werd werk verschaft in 31 ge-
meenten van de 38, welke in de desbetreffende in-
spectie liggen. Ook in die inspectie werd, evenals
trouwens elders in Noord-Brabant, Drethe en Over-
ijssel, op groote schaal door -het Statsboschbeheer
bij de werkverschaffing medegewerkt. Deze dienst heeft door samenwerking met diei van de werkver-
schaffing, in den looj van de jaren duizenden ha
woesten grQnd. jcunnei. – aankoopén en – bebosschen,
iaidoi zoowel bij het t’t’ttbschbeheer als bij de
Ontgnnipgsmaatscbappijen, voor honderden arbeiders,
als Jintvloeisel. van die werkversohaffing,-. blijvende
arbeid is verkregen. Hier toch zien wij een zeer ge-
lukkig gevolg van de werkverschaffing, nl, dat bijv,
bij de Ontginningsmaatschappijen en. ook bij parti-

culieren,
isa
hët ontginnigswerk, nieuwe boederijen
verrjjen, die voor de permanente regelmatige :
wer
k

zaajiheden vn veel beteekenis
Om
nog met: een
e.kel wooidstil te staan bij wat niet -en1t.qot-

ste werk

terrein van het Staatsbochbeheer bij de

werkschaffing is, moge ik nogwededeelen, dat
bij het Staatsboschbeheer in de

lijk Brabant, gechirende- é. jaaiongeveer 5000 man-
weken zijn verwerkt. – –


– In de

inspectie voor de werkverschaffing té- Zwol
le, welke omvatde heele provincie Ovrjssel-en van
Gelderland de Veluw en de Achteihoek — tot aan
Arnhem, bestond de hoeveelheid arbeid in werkver-
schaffing- verricht, – uit ongeveer 600.000 manweken,
waarvan 330.000. bij gemeentelijke objecten, 76.000
manweken bij particulieren, en waterschapsobjecten
en 190.00.0 bij z.g. centrale werkverschaffing. Bij de
drie hiergenoemde groepen is achtreenvolgens in het
laatste verslagjaar verbond
f
3.800.000,
f
770.000 en

f
2.600.000.


Er werd in hetzelfde verslagjaar in deze inspectie,
wat betreft de gemeenten, ruim 400 ha ontgonnen
en geëgaliseerd; er werden 200 km waterleidingen
(slooten) voor gemeenten aangelegd – of verbeterd.
Voorts vallen onder deze gemeentelijke objecten in
het desbetreffénde verslagjaar de verharding van
513 kin zandwegeis in grintwegen, terwijl rioleer jagen

werden aangelegd
in
9 gemeenten. Zwembaden wer-

den in werkverschaffing gemaakt in 4 gemeenten,
terwijl ook- gemeentelijke fietspaden werden aange-
legd en wel ongeveer 60 km. Voorts werd een hoe-
veelheid van -45.000 m
3
grint gegraven ten behoeve
van; dê vrbetering van wegen, – terwijl. een

kleine
100 hé tot bosch werd aangelegd. Geen.precie.sé.djfers
zijn bekend omtrent aantal en hoeveelheid van
verharde wegen, welke
in vlc
kilometers wenen- aan-
gelegd, noch van hedinen en sloo:teu, di& verbeterd
werden. Onderhoud -van parken, baggeréii van stads-
grachten, -ophoogen van -terreinen, het -maken van

eenige openluchttheaters

en het- – maken van – eenige

havens, dit albeh’ geschiedde door :geplatste werk-
loozen. Teii behoeve van de z.g. goedkoope of te. wel
particuliere Qbjecten, zijn in dit verslagjaar, in deze
inspectie ontgonnen – 250 ha, zijn 53 kin watergangen
verbeterd, 20- km- wegen verbeterd en meer van der-
gelijke werkzaamheden uitgevoerd.- Ook eenige- par-
ticuliere zweminrichtingen en- sportterreinen zijn
aangelegd, benevens het vliegveld Teuge. –
Van de
z.g.
centrale werkverschaffingen in de in-
spectie Zwolle zij hier genoemd de Maasverbetering,
waarbij niet alleen uit de inspectie Zwolle, maar ook
van elders uit het land,, arbeiders werkten eg wel ge-middeld een 1500 man per week: Bij dit-werk alleen

is meer dan
f
600.000 verbond. Het betreft hier
werkzaamheden, welke verband houden met de regu-

larisatie van de rivier de Maas. –
Bij het waterschap de Berkel werd
f
252.000 ver-
bond voor het verbeteren van pt.m. 30 km beek Hier

werktèno.a. arbeiders iit .ti.et Westen en behoeftige
Nederlais ders uit – Ddjtschiând en wel erniddeld 280
man.
Bij
-de
verzwaring – van

den Ooyschen Bandijk en

Erlecomschen Dans werd
f
231.750.40 verbond door
gemiddeld 316 – arbeiders uit de omgeving. –

– In het- Poiderdistrict DremptsQhe Oldenhaafsche,
Rluresche n Oldburgsche Dijken werd – door

gemiddeld 160 man
f
113.800. yer-loond voor het ver-
beteren van 15.000 m beek–
—–

In het waterschap van den Ouden-Ijssel werd bij
de. afdeeling Wischbeken verbond
f
135.358 door ge-
middeld 286 arbeiders. In -totaâl werden -hier 44 ktn
stateHeiding verbeterd.


– In het waterschap van de Berkel,. afd. ,,Beneden-
Slinge” werd 32 km v stenleiding verbeterd waarbij

met 22 arbeiders
f
11.400 verbond werd.
— – –

– Voorts’ werden nog 62.5 km waterleidingen verbe-
terd in- den-poldér Babberich en iii het -waterschap

Harfsensche en Eefdesche beek. –
Dij-kverzwarinen’- hddn verder -plaats in –polder-

districtBuren, Cubemborg, Herwen, Aerdt en Pan-
nrden, Lijmers, terwijl 170 km rijwielpaden werden
aaisgei’egd dôor den: Bond van Rijwielpadenvereeni-
gingén ‘in – Qosteljk Gelderland. – – –
Zihiereen opsomming van den
arbeid
in een der

dertien inspecties.

MEYER 1)E VRIES. –

906

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 December 1939

AANTEËKËNiNGEN

Globaal overzicht van uitgevoerde openbare

werken in de periode 1920-1936.

Aan het boek ‘an Mr. W J. van Balen ,,Het
Wer-
keide

Land’, -dat

oh

hladzijd& 907

is

besproken,
ontieenen wij de volgende tabel. In dit overzicht zijn
niet begrepen de bedragen, die voor onderhoul en
hers’telling yafi
Rijkswerken
zijn uitgegeven.

Bedrag in
millioenen
Guldens
Zuiderzeewerkeii

………………………..
213,0
Rijkswegen

……………………………..
147,5
Provinciale

wegeit

…….
. ………………
6&,0
Bruggen

……………..

………,.

…-.
23,5
Visscher-shaven

IJmuiden

……………….
1,5
Maaskanalisatie

en..

……………………
86,4
Kanaal

Amsterdam-Rijn

……………….
7,0
Twentekanalen

………………………..
22,0
Wilhelmiu’aka.naal

……………………..
9,3
Friesch-Grn
iugsohe

kanalen

…………….
10,2
Vaarweg Amsterdam-Rotte rdain

………….
7,8
Westfriesohe

kanalen

……………………
2,0
Kanaal

Hilversum-Vecht

……………….
1,0
Eindhovensoh

‘kanaal

…………………..
1,2
Verbeterin
g
Noo.rdzeeka.naal

……………..
6,3
Shu.tslui.s

IJmuiden

……………………
19,5
Verbetering kanaal door Zu.id.’Beveland

…..•
0,7
Shutsluizeu. Weme-ldi.nge en Hansweert
4,1
Verbreeding-Noord

…………………….
2,1
Verbetering Nieuwe Waterweg ……………
7,3
Waterweg van Dordrecht naar zee

……..
. .
6,3
Haven

Delfzijl

…………………………
1,6
Haven

Harlinige.n

………………………
0,8
Haven

Vlissingen

………………………
5,3
Versterking dijken

Noord-Holland

………..
16,7
Verbetering van de Maas vOor groote afvoeren
10,3
Afwatering Friesland, verbetering Linda, Regge,
Berkel, Vecht, Waterech-ap Vollenhove
8,0
Spoorwegwerken

………………………
145,0
Electrioitei’tswerken

………………………
300,0
Rijks-

en

gemeentelijke

voorschotteu

in

den
woningbouw

……….. . …….
. ………
542,0
Bijdragen voor rijks- en gem.. voorsohotten ‘in
dan

woningbouw

………………………
7,0
Van

gemeentewege aanbesteed

aan

openbare
werken ……………….

.’.

..

.
490,0
2:165,4

dus rond 2.165 millioen Gu1dn:

De kosten van spoorwegelec.trificatie..

Aan de Memötie van Antwoord betreffende de be-
g-rooting van het Verkeersfods voor het dienstjaar
1937: ontleenen v’i het volgende betreffende de uit-
gegeven bedragen voor electrificatie.
,,De.:kosten van e1ctrificatie

hehben hedragén voor:

Lengte dubbel-

.spofig
banvak
Amsterdam-Rotterdam

90 km

f 9.923.000

Haarlem-Ijmuiden ………..

12 ,

717.000
Alkmaai’-Amsterdani :.

t
,

.,

9 846000
Velsen IJ.O.-Uitgeest …………g ..j-• 2′
RdtterdamD.P.-Doi-drecht . . .. –
20 ,

, 2.580.000
Haarlem-Zandvoort …………-
8

,; -.. 205.000
Schieda.m-Hoek van Holland
…24-,.’.

-,,
1.204.000
Nieuw plan ……………………,,.

,,
15.000.000

Allereerst b-1ijkf 1ierui, dat de: aanlegkosten van
ht nieuwe plan.
pel
kilonieter- mindér dan de helft
bedragen. vai die der reeds bestaande lijnén:

In. deze: opgave :zijn de kosten van:rollend materieel
niet opgenomen, waarbij opmerking veiidient, .dat in-
dien niet tot.. electr.ifieati,e;ware. besloten, dan ver-
nieuwing.. van soommaterieel tot ongeveer ‘enzelfde
bedrag zou zijn noodig geweest. .
Van invoering van eleetr.ische.tractie op het rnid
dennet (het thans in uitvoering zijnde plan) wordt
een jaarlijksehe . besparing aan exploitatiekostn van
pLm.
f
1.100.000 verwacht. ‘.

Door d voorgenome u-itbreiding van den . dienst
en door het ingebruik nemen van electrische locomo-
tieven voor de internationale en de goederentreinen
zal deze besparing belangrijk vermeerderen. Niet on-
vermeld mag hier blijven, dat de ervaring leert, dat
als gevolg van electrificatie
belangrijke
toeneming van
het vervoer, dus van de opbrengsten, valt waar te
nemen.

Uit eon en ander, moge blijken;- dat de voor electri-
ficatie benoodigde kapitealsuitgave. op zichzelf reeds
volkomen gerechtvaardigd is te
i
achten. Een verdere
besparing van exploitatiekosten zal verkregen wor-
den, door op de lijnen, gelegen buiten het electr. net
,
stoomtreinen te vervangen door diesel-electr. treinen.
Het is niet wel doenlijk een vergelijkenden stael
over te leggen van de exploitatiekosten van diesel-
electrische en electrische treinen. Voor een juiste
vergelijking is daartoe uitvoerig cijfermateriaal noo-
dig. Door de directie der N.S. is dit aan den onder:
geteekende voorgelegd, voordat een beslissing werd
genomen.

Daaruit bleek, dat de totale jaarlijksche kosten met inbegrip van rente en aflossing voor electrische trac-
tie nog eenigszins lager waren dan voor diesel-elen’
trische tractie, ter.wijl voör het middennet, alwaar h&t
meest intensieve ekeei mag worden verwacht en
grootere frequentie van den treinenloop gewettigd is,
ook uit anderen hoofde de electrische tractie de voor-
keur verdient.”

Overzicht van nog aan openbare werken uit te

geven bedragcn.

In de onderstaande tabel, die ontleend is aan het
reeds genoemde boek van Mr. Van Balen, wordt een
globaal overzicht gegeven van de kosten der werken,
waelrnedewhet Departement van Waterstaat bemoeiing
heeft en die thans in uitvoering zijn of binnenkort
in uitvoering zullen komen.
Hierbij is niet opgenomen het bedrag, dat zal wor-
den uitgegeven aan aanleg en verbetering van wegen,
daar dit bedrag niet’ voldoende vaststaat. Hierelede
is een zeer helangrijk’hedrag (eenige honderden mii-
lioeneni) gemoeid.

Bedrag in
Rijks’werkcn.:


millioenen Guldens
Zuiderzeewerken N.O.-polder, niet inbegrip v’iin’
‘het in cultuur brengen van den grond, ge-
i’aamd op ……………………………
164,0
Kanaal Amsterdam-Boven Rijn, ‘begroot op .. –
60,0
Vorruiniing
Noordzeakanaal, naar schatting op
1
Januari
‘i936
nog uit te vo’ereji’ ………..-

,7,0,
eventueel extra voor tunnel Velsen ……….10,0
T-‘,ventekan alen, zij:kanalen naar Almelo tot Rijks- –
• weg Almelo-Wierden ………. ………….

3,1
Verruiming kan-aal door ZuidBevela.nd, met in-
begrip ophooging spoorbaan bij Vlake, naar


schatting op
1
Januari
1936
ilog uit te voeren

1,6


Verbetering vaji de Maan ‘vetr groote afvoeren, –
• naar-schatting op t Januari
1

936
nog uit te
– voeren

………………………

. .
.: ……10,7
Verbetering Overjassehe Vecht, naar schatting
• op 1
Januari
1936
nog uit te voeren ……….-
15 –
Bruggen over groote rivié’ren, naar schattihg dp
1 J
inu-ut
1936
nog..uitte vo.ien

25 0

Gas bidieetde

erkn

– –

‘ . ……..

Kanalen in Friesland (Rijksaandeel wordt gefi-
– na
,
uoierd uit Werklonds) …………………
20,0
Kanalen- iii -ZM. Groningen ……….-. ……’. -.
6,9
Weatfriesohe’ kanalen ……………………….
25 –
0.
poorwegiticrken

.

.

])iverse werken

……: …….., , ,

.- …………..:
35,0 –
Spoorvegwerken Amstedani, -begroot op . – …..
28,0 – waarvan op het oogenblik ongeveer ‘- is u.it-


gevoerd… ‘ . •


Spoorwégwerkeu Utrecht, bèg’oot p

•……. – 75
(Rijksaandeel in deze werken wordt gaf man-


– cierd uit Werkfonds).

– 382,8

of rod. 383 millioe Gulden.

9 December 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

907

De Rijkswegenbouw.

De Minister van Waterstaat heeft in de Memorie
van Antwoord van het Verkeersfonds het volgende
omtrent werkverruiming en vijfjarenplan medegedeeld.
,,De ondergeteekende is van oordeel, dat de gevol-

gen van den gewijzigden monetairen toestand thans
nog niet in die mate kunnen worden overzien, dat
het mogelijk is zich een oordeel te vormen over de vraag, of deze, met het oog op werkverruinaing en
werkverschaffing, zullen kunnen leiden tot ruimere
heschikbaarstelling van gelden uit het Verkeersfonds.
In verband met hetgeen werd opgemerkt ten aan-
zien van de z.g. temporiseering van den wegen,houw,
moge worden verwezen naar blz. 6 van de Memorie
van Toelichting. Hoewel niet ontkend wordt, dat in

de uitvoering van het Rijkswegenplan-1932 achter-
stand is ontstaan, meent de oridergeteekende te moe-
ten betwijfelen of dit in het bijzonder het geval zou
zijn in Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel:
veeleer acht hij dezeti aanwezig in het middenwesten
(les lands. Dat de ondergeteekende de ernstige bedoe-
ling heeft in den komenden tijd de wegenbouw in
een snel tempo te doen geschieden, blijkt wel hieruit,
dat boven het wettelijk minimum een bedrag van

1
10.000.000 op den kapitaaldienst van deze begroo-ting wordt aangevraagd, cle rechtvaardiging waarvan
uit hudgetair oogpunt wordt uiteengezet onder het
hoofd ,,inrichtiug van de hegrooting”. Dit behoeft
niet uit te sluiten, zooais op blz. 7 van de Memorie
van Toelichting werd opgemerkt, dat daarnevend,
indien daaraan behoefte mocht bestaan, een beroep
op het
T
er
kf
on
d
s
kan worden gedaan. liet ligt in het
voornemen geheel of gedeeltelijk
01)
Rijkskosten ook
andere bruggen dan die, welke begrepen zijn in het
plan tot versnelden bruggenhouw, uit te voeren. Als
zoodanig kunnen worden vermeld de brug over de
Dieze te ‘s-Hertogenbosch en de lloornbrug te Rijs-wijk. In daarvoor in aanmerking komende gevallen
zal het Rijk het aanleggen van tunnels en het ver-
beteren van traversen door bebouwde kommen bevor-deren, terwijl binnenkort de indiening van voorstellen
aan de Staten-Generaal mag worden verwacht in ver-
band met de financiering van tertiaire wegen.
De ondergeteekende is van meening, dat op dit
oogeublik het extra bedrag van
f 10
millioen gee.n
verhooging behoeft. In hoeverre daartoe in volgende
jaren aanleiding zou kunnen bestaan, kan thans nog
niet worden beoordeeld.
Dat van een derde v•fjarig werkplan voor den we-
genbouw zou zijn afgezien, berust op een misverstand.
Om verschillende redenen acht de ondergeteekende
het echter gewenscht het derde vijfjarige werkplan,
dat thans in voorbereiding is, een jaar later te doen
ingaan.. Het ligt in het voornemen dit werkplan sys-
tematisch en in een snel tempo te doen uitvoeren,
waarbij zooveel doenlijk rekening zal worden gehou-
den met de herhaaldelijk in de Kamer uitgesproken
wenschen.

Herziening van het Rijkswegenplan, welke krach-
tens artikel 33 van de Motorrijtuigenbelasting-wet ten
minste é5nmaal in de 10 jaren moet geschieden, acht
de ondergeteekende ook om andere redenen ge-
wenscht. Dat deze herziening vertraging in de uit-
voering tengevolge zou hebben, behoeft niet te wor-
den gevreesd; integendeel ligt het in zijn voornemen
in afwachting van deze herziening krachtige voort-
zetting van de werken, waarvan, vaststaat, dat zij in
elk geval moeten worden uitgevoerd, te bevorderen.”.

BOEKAANKONDIGINGEN.
Het Werkende Land.
Opbouw van
Nederland in moeilijke tijden door Mr.
W. J. van Balen, met een voorwoord van
Mr. M. Slingenherg, Minister van So-
ciale Zaken. (Haarlem 1936; H. D.
Tjeenk Willink & Zoon N.V. Prijs
f 2.50).

Een boek, dat ons uit het hart is gegrepen, niet

alleen om den inhoud, maar ook om de gedachte,
die er achter zit. Het spreekwoord, onbekend maakt
onbemind, kan men wellicht ook op het Regeerings-
beleid van toepassing verklaren. Er is en wordt veel
critiek op dit beleid geuit, vooral omdat men alleen de ernstige gevolgen van de crisis ziet en te weinig
oog heeft voor het positieve, dat tot stand is geko
men. De Regeering is wars van onnoodigen ophef,
maar hierdoor is misschien wel teveel veronacht-
zaamd het naar voren brengen van de groote wer-
ken, die in de laatste jaren zijn uitgevoerd en van
al de maatregelen, die de Overheid voor de leniging van de werkloosheid heeft genomen. Dat de Regee-
ring het uitgeven van dit boek heeft gesteund, zoowel door financieele medewerking als door het verschaf-
fen van feitelijke voorlichting, is daarom zeer toe te
juichen. Het ware te wenschen, dat aan de verbete-
ring van onze volkshuishouding tengevolge van de
Overheidswerken, meerdere bekendheid kon worden
gegeven, hijv. door het organiseeren van excursies,
lezingen, filmen, enz.
Ook met den schrijver is een gelukkige keus ge-
daan. Een dergelijk boek moet smakelijk geschreven
zijn, en het is Mr. Van Balen clan ook gelukt uit de
vaak droge onderwerpen een boeiend verhaal samen
te stellen. Een van de beste stukken is wel de be-
schrijving van de jeugdkampen. Ook de bladzijden
over de verbetering van de Maas zijn zeer goed. Tel-
kens blijkt ook, hoe belangrijk het is, dat de schrij-
ver veel in de wereld heeft rondgekekea. De vergelij-
kingen met het buitenland treffen ons. Zoo hijv. als
Mr. Van Balen over de Maasverhetering het volgen-
de opmerkt. ,,Schrijver dezes heeft het Panamakanaal
van alle kanten aanschouwd en bevonderd, doch is
niet minder diep onder den indruk gekomen van deze
Hollandsche doorgraving” (hlz.
122).
Of als hij
schrijvende over het werk van de ontginningsmaat-
schappij, liet Land van Vollenhove, opmerkt: ,,Aldus
heeft zich vlak naast het oude en eerwaardige sloot-jesdorp Giethoorn een moderne landbouwstreek ge-
vormd, die in hare kordaatheid doet denken aan, het
allermodernste in Canada” (hlz. 133).
liet is niet mogelijk hier een opsomming te geven
van hetgeen de Regeering heeft gedaan. Voor een
deel is dit elders in dit nummer, zij het weliswaar
op andere wijze, beschreven. Bovendien vindt men
op blz. 906 een overzicht van de uitgevoerde openbare
werken in de afgeloopen
15
jaren. Want – en dit is
niet altijd scherp in het boek gescheiden – een groot
deel van deze werken dateert van vSSr. de crisis.
Niettemin blijkt uit dit boek, hoeveel er in de laatste
jaren in ons land veranderd is en wat hijv. aan.land schapschoon is gewonnen. Zoo wijst de schrijver er
op, dat de nieuwe route van Den Haag naar Utrecht
– vooral door de verhoogingen bij de viaducten –
aan landzaat en vreemdeling gelegenheid zal geven
om de intieme schoonheid van ons waterland van
dichtbij te leeren kennen. Maar ook wat in, de meer
afgelegen streken van ons land tot stand is gekomen,
is blijkens dit boek de moeite waard. Het aan breede
lagen van de bevolking bekend maken van deze wer-
ken is wellicht ook een werk voor de Overheid. Wij herinneren ons, hoe wij in dit voorjaar in een gezel- schap van bijna
200
buitenlanders, ongeveer 40 na-
tionaliteiten vertegenwoordigende, het werk in een
Duitsch arbeidskamp zagen, aan den eenen kant van
een sloot het dorre land, aan den anderen kant het.
resultaat van het werk van deze jongens, vruchtbare
landerijen. Dat was een uitstekende propaganda onder
de buitenlanders, die opgetogen waren over hetgeen
zij gezien hadden. Helaas voelden wij toen als een
groot gemis, dat wij niet wisten, hoe het er in de
Nederlandsche jeugdkampen uitzag. Daarom zijn wij
dankbaar voor dit boek, dat volgens Mr. Van Balen
weliswaar niet voor economen en politici (hlz. 16) is geschreven, doch waarvan iedereen, en dit geldt ook
voor de genoemde groepen, behoort kennis te nemen.
v.d. V.

908

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9
December 1936

STATISTISCH OVERZICHT

GRANEN
EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
anitoba

1
R000E
MAIS
GERST
g
LIJ
WITTE
KOOL
BLOE
NZAAD
UIEN
KOOL
M-

RUND-
VARKE S-

loco
74 kg Bahia Blanca loco
La Plata
loco
La

lta

La Plata
loco
le kwal.
1-5 pond
gewoon
per 100 kg
Ie soort
(versch)
(versch)

r am,
mSm
R’damjA’dam
R’dam!A’dam
D
d

/Ad
e

R’damlA’dam
per 100 kg
Broek op
P. 100 st.
per 100kg
per 100 kg
per 100 kg.
per 2000 kg.
p2000kg
per 1960kg.
Broek op
Langendijk
G
terdam Rotterdam

1925
17,20
100,0 13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50


1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9


1927
14,75
85,8
12,47
5

95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4


1928 13,47
5

78,3
13,15
100,6.
226,00
97,7
228,50
96,8
363,00 78,5
4,55
100,0 13,25
100,0
14,80
100,0
93,
100,0
77,50
100,0
1929
12,25
71,2
10,87
5

83,2 204,00
88,1
179,75
76,2 419,25
90,6 7,38
162,4
11,78
88,9
17,23
116,4
96,40.
103,7
93,125
120,2
1930
9,67
5

56,3
6.22
5

47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0 2,05
45,1
2,14
16,2
14,22
96,1
108,
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3
4,55 34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
3,06
67,3
1,94
14,6
7,54
50,9
88,
94,6
48,-
61,9
1932
5,225
30,4
4,62
5

35,4
77,25
33,4
100,75
42,7 137,00
29,6
1,49
32,8
8,07
60,9 9,92
67,0
61,
65,6
37,50
48,4
1933
5,025 29,2 3,55
27,2
68,50
29,6 70,00
29,7
148,00
32,0
0,82
18,0
2,30
17,4
6,69
45,2
52,-.
55,9 49,50
63,9
1934
3,67
5

21,4 3,325
25,4
70,75 30,6
75,75
32,1
142,50
30,8
3,23
71,0
1.89
14,3
8,26 55,8
61,50
66,1
46,65
60,2
1935
4,125 24,0
3,07
5

23,5
61,00 26,3 68,00
28,8
131,75
28,5
2,21
48,6
2,58
19,5
8,85 59,8
48,12
5

51,7
51,62
5

66,6

Jan.

1935
3,30
19,2
3,525
27,0
74,25
32,1
89,25 37,8
137,25
29,7
1,13
24,8
2,59
19,5
53,625
57,7
45,62
5

58,9
Febr.
3,20
18,6
3,375

25,8
68,00
29,4
71,25
30,2
124,25
28,9
0,91
20,0
2,14
16,2
51,90
55,8
47,55
61,4
Maart
3,20
18,6
3,07
5

23,5
67,75 29,3 64,00
27,1
120,50
26,1
0,88
19,3
2,92

100,0
———————

22,0
51,40
55,3
51,20
66,1
April
4,07
5

23,7
2,95
22,6
70,75
30,6
66,75 28,0
125,00
27,0

——————–
——————

.
51,92
5

55,8
50,25
64,8
Mei
4,05 23,5 2,90 22,2
60,00
25,9
67,25
28,5
125,50
27,1
50,80
54,6
48,50
62,6
Juni
4,02
23,4
2,90 22,2
57,50
24,8
75,00
31,8
124,25
26,9
48,-
51,6
46,12e
59,5
Juli
3,92
5

22,8 2,55
19,5
54,50
23,5
66,75 28,3
124,50
26,9
.
48,-
51,6
47,375

61,1
Aug.
4,25
24,7
2,625
20.1
55,25
23,9
64,50
27,3
132,25
28,6

44,80
48,2 52,55
67,8
Sept.
4,75
27,6
3,-
22,9 55,75
24,1
64,50 27,3
139,50
30,2
– –


6,60
44,6
43,375
46,6
56,62
6

73,1
Oct.

.,
4,95 28,8 3,35
25,6
57,75
24,9
64,75 27,4
142,75
30,9


– –
10,94
73,9
46,07
5

49,5
64,62
5

83,4
Nov.
4,65
27,0 3,20
21,5
55,00
23,8
59,75
25,3
137,75
29,8
3,83

84,2
2,65
20,0
9,02
60,9
42,75
46,0
56,85
73,4
Dec.
5,15
29,9
3,40
26,0
56,75
24,5
60,75
25,7
146,50
31,7

4,32
94,9 2,59









19,5



44,75
48,1
52,25 67,4

Jan.

1936
5,45
31,7
3,525 27,0 56,00
24,2
63,50
27,0
153,50
33,1

4,47
98,2
2,26



—–



17,1

44,-
47,3 50,87
65,6
Febr.
5,225
30,4 3,40
26,0
55,25
23,9
64,50 27,3
152,50
33,0
4,50
98,9
2,59
19,5
43,775
47,1
.

48,25
623
Maart
5,22
5

30,4
3,50
26,8
59,50
25,7
69,75
29,6
150,00
32,4
6,60
145,1
3,05









23,0
45,75
49,2 46,57
5

60,1
April
5,17
5

30,1
3,45
26,4
64,00 27,6
70,00
29,7 147,25
31,8 48,50
52,1
45,375

58,6
Mei
5,12
5

29,8
3,17
5

26,6 63,75 27,5
72,25
30,6
147,75
31,9 51,60
55,5
44,30
57,2
Juni
5,05
29,4 3,45 26,4
66,00
28,5
71,50
30,3
154,00
33,3
54,15
58,2
46,25
59,7
Juli
5,62
5

32,7
3,65
27,9
71,75
31,0
74,75
31,7
162,50
35,1
57,35
61,7
47,75
61,6
Aug.
6,35
36,9
4,025
30,8
84,00 36,3 88,00
37,3
170,00
36,8

——






60,40
64,9
50,20
64,8
Sept.
6,50
37,8
4,40
33,7
85,00
36,7
88,00
37,3
166,75
36,1

– –

——








——







5,81
39,3
61,05
65,6
51,875
66,9
Oct.
8,80 51,2
6,02
5

46,1
97,50
42,1
120,50
51,1
199,75
43,2
– – –

——








——






9,84
66,5
58,85
63,3
52,30 67,5
Nov.
,,
8,55
49,7
5,725
43,8
89,50
38,7 121,50
51,5
193,00 41,7
0,87
19,1
1,64 12,4
7,49
50,6
56,-
60,2
49,575

64,4
30

,,

,,
8,75 50,9 5,975
45,7
90,50
39,1
123,50
52,3
192,00
41,5 0,80
17,6
1,50
11,3
8,37
56,6
57,_6)

61,3
50,-6)
64,5
7 Dec.

,,
9,05 52,6
6,20 47,4
94,50
40,8
126,50
53,6
195,00
42,2
57,_7)
61,3
49,50
7
)
63,9
1)
Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2 van Jan. 1931 te
tot 16Dec. 1929 American No. 2, van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 74/5 kg Hongaarsche; vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74kg Zuid-Russische; van 23Mei 193
Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3. Van 19 Sept. ’32 tot 24Juli’33 62163 kg Z.-Russ. Van 24 Juli ’33-7 Oct. ’35 64165 kg La Plata. Van 7 Oct. ’35-18 Mei ’36 62(63 k

Vervolg STATISTISCH OVERZICH

MINERALEN
.

TEXTIELGOEDEREN DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalsche/
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN
WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Crude
Gulf exp.
gekamde
Australische,
Australische,
HUIDEN
SALPETER
_____________

________ ___________

.0′.
bunkerkolen, ongezeefd f.o.b.
33 t/m.
ss.°
64166
0

cts.
per
Middling locoprilzen
F. G. F.
Sakella-
G. F. No. 1
Merino, 64’s Av.
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100 kg
R’damlA’dam
Bé s. g.
per barrel
U.S. g allon
New York
rides
Oomra Liverpool
loco Bradford
per Ib.
50’s Av. loco
57-61 pnd.
netto
per 1000 kg.
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.

f
0
10
7i
0
10
ets.
01
01
ets.
cts.
0
10
cts.
0
/0
cts.

1
tij0
cts.•
,
1925
10.80
100.0
4,16
5

100,0
36,85
100,0
57,7
100,0
147,5
100,0
47,1

,
100,0
277,2

1100,0
148,7
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
1926
17,90
165,7
4,68
5

112,5
33,85
91,9 43,5
75,5
81,8
55,5
31,8
1
67,4
238,1

1
85,9
124,7
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25 104,2
3,225
77,4
36,85
100,0
43,4
75,3
84,6
57,3
36,6
1
77.8
244,4

1
88,2
133,6
89,8
40,43
116,5
11,48
95,7
1928
10,10
93,5
2,97
5

71,4
24,75
67,2
49,6
86,0
96,8 65,6
37,9
80,4
259.6

1
93,6
153,7 103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929 11,40
105,6
3,05
73,2
24,80
67,3 47,5
82,4
859
58,2
33,2
I

70,5
1966
70,9
127,3
85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
1930 11,35
105,1
2,78
66,7
21,75
59,0 33,6
58,3
60,5
41,0
19,8

1
41.9
134,8
48,6
81,9
55,1
25,36
73,1
9,84 82,0
1931
10,05 93,1 1,44
34,5
12,50
33,9
21,3
37,0
36,9
25,0
15,5
33,0
108,4
39,1
60,5
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1 2,01
48,2
11,16
30,3
16,0
27,7
26,3
17,8 15,7
33,3
80,6
29,1
42,8
28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
1933
7,00
64,8
1,115
26,8
8,95
24,3
16,7
29,0
25,9
17,5
14,0
29,7
97,0
35,0
47,9 32,2
13,26
38,2
6,18
51,5
1934
6,20
57,4
1,56
37,5
7,14
19,4 18,2
31.6 26.8
18,2
13,5
28,7
97,0 35,0
51,7
34,7
12,07
34,8
6,11
50,9
1935
6,05
56,0
1,55
37,2
7,49 20,3
17,5
30,3
26,0
17,6
14,9
31,7 84,4

.
30,5
42,8
28,8
12,54
36,1
5,89
49,1

lan.

1935
6,05
56,0
1,55
37,2
7,3 20,0
18,7
32,5
27,1 18,4
15,1
32,0 74,3
26,8
41,6
28,0
10,75
31,0 6,15
51,3
6,05
56,0
1,55
37,2
6,82
18,5 18.6
32,3
26,4
17,9
15,1
32,1
70,6
25,5
391
26,3
10.50
30,3 6,20
51,7
Maart
,,
5,90
54,6
1,54
36,9 6,80
18,4
16,9
29,2 24,4
16,6
14,1
29,8
69,3 25,0
37,8
25,4
10,25
29,5 6,25
52,
April

,,
6,00
55,6
1,56
37,5
7,42
20,1
17,5
30,3 24,6
16,7
14,6
30,9
74,3
26,8
40,3
27,1
10,75
31,0 6,30
52,
Mei


6,05
56.0
1,54
36,9 7,38 20,0
18,1
31,4
25,0
16,9
15,5
32,8
80,6
29,1
42,8 28,8
11,75
33,9 6,30
52,
luni
6,05
56,0
1,54
36,9
7,81
21,2
17,4
30,1
24,3
16,5
15,0
31,9 84,4
30,5
42,8 28,8
12,-
34,6
6,30
52,
Juli
6,05
56,0
1,54
36,9 7,73
21,0
18,0
31,2 24,3
16,5
15,5
32,9
92,0
33,2
45,4
30,5
11,75
33,9
5,40 45,
Aug.
,,
6,15 56,9
1,54
36,9
7,64
20,7
16,9
29,2
24,7
16,8
14,3
30,3
92,0 33,2
46,6
31,4
12,-
34,6 5,40
45,
Sept.

,,
6,10
56,5
1,55
37.2
7,07
19,2
15,9
27,5
24,9
16,9
13,3
28,1
92,0 33,2
44,1
29:7
14,50
41,8 5,50

Oct.
,,
6,05
56,0
1,55
37,2 7,44
20,2
16,6
28,8
26,7
18,1
14,9
31,7
93,2 33,6
44,1
29,7
16,-
46,1
5,55

Nov.

,,
6,05
56,0
1,54
36,9
7,86 21,3
17,5
30,3
29,7
20,2
15,9
33,8
94,5
34,1
45,4 30,5
16,
46,1
5,60
46,
Dec.

,,
6,05
56,0
1,54
36,9
8,41
22,8
17,5
30,3 29,8
20,2
15,9
33,7
93,2
33,6
44,1
29,7
14,25 41,1
5,70
47,

Jan.

1936
6,15
56,9
1,52
5

366
8,41
22,8
17,5
30,3 29,3
19,9 14,7
311
97,0
35,0
45,4 30,5
15,-
43,2
5,80
48,
Febr.

,,
6,15
56,9
1,51
36′,3
8,56
23,2
16,9
29,2
27,7
18,8 13,8
29:3
97,0 35,0
46,6
31,4
15,-
43,2
5,85 48,
Maart

,,
6,15 56,9
1,525
36,6
8,61
23,4
16,7
29,0
28,1
19,0
14,1
29,8 99,5
35,9
47.9
32.2
14,25
411
5,90 49,
April

,,
6,20
57,4
1,52
5

36,6
8,51 23,1
17,1
29,7
27,6

18,7
13,8
29,2 99,5
35,9
47,9 32,2
14,-
40:3

5,95

Mei
,,
6,25
57,9
1,52
5

36,6
8,51 23,1
17,1
29,7 27,3
18,5
13,5
28,6
100,8
36,4
47,9
32,2
13,75
39,6
6,-

Juni
6,30
58,3
1,525
36,6 8,33
22,6
17,6
30,5 27,4
18,6
16,8
35,7 97,0
35,0
46,6 31,4
13,-
37,5
6,-
50,
Juli
6,25 57,9
1,52
5

36,6 8,06
21,9
19,3
33,5 31,4 21,3
1

18,1
38,5 97,0
35,0
46,6
31,4
13,-
37,5
6,-
50,
Aug.

,,
6,30 58,3
1,525
36,6
7,94
21,5
17,9
31,0
33,3 22,5
1

17,2
36,6 99,5
35,9 46,6
31,4
13,50
38,9
5,25

Sept.

6,35 58,8
1,54
36,9
7,81
21,2
18,0
31,2 32,3
21,9
17,8
37,8
99,5
35,9
49,1
33,1
I 14,50
41,8
5,35

Oct.
,
7,80 72,2
1,95
46,8
10,27
27,9 23,0 39,9 42,0 28,5
21,9
46,5
121,0
43,7
61,1 41,1
1
1
9,
25

55,5
5,40

Nov.

,,
7,70 71,3
1,925
46,2
10,19
27,7
22,6
39,2
43,4
29,4
21,4
45,4
131,4
47.4
73,4
49,4
19,25
55,5
5,45 45, 7,65
70,8
1,91
5

46,0
10,13′)
27,5 22,9
39,7
44,6
3
)
30,2
21,3
3
)
45,2
136,3
5
)
49,2
80,95)
54,4
119,
25
7)

55,5
5,45
45,
7 Dec.,,
7,85
72,7
1,915
46,0
10,11
2
)
27,4 23,2 40,2 41,8
4
)
28,3
21,3
4
)
45,2
136,10)
49,1
80,7
6
)
54,3
I
5,55

1)
23Nov.
2)4
Dec. 3)25 Nov.
4)
2 Dec.
5)
26 Nov.
6)3
Dec. 7)17 Nov.
8
)10 Nov.
9
)12 Nov.
10)
lndexcijfers op goudbasis resp. 40,0 en
34,7.
1)
Op goudbasis 40,2 en

9 December 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

909

VAN GROOTHANDELSPRIJZEN
1)

.

zUx_
,
EN
_EIEREN
METALEN

.
BOTER
BOER
T
p.
KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER LOOD
TIN
IJZER
Cld
GIETERIJ-
ZINK
GOUD
ZILVER
per kg
Heffing

Alkriaar
Gni. not.
Standaard
Locoprijzen Locoprijzen
Foundr
IJZER
Lociprijzen
cash cash
Leeuwar-
Crisis

Fabrieks-
Eiermijn
Locoprijzen
Londen Londen
No.3 Lo.b.
(Lux III) p.
Londen
Londen
Londen per
derCornin.
Zuivel-
kaas
Roermond
Londen
per Eng. ton
per Eng.ton Middlesb
Eng. t. f.o.b.
per
per ounce
Standard
Noteering
Centr.

ki. mjnierk
p. 100 St.
per Eng. ton per Eng.ton
Antwerpen
Eng. ton
line
Ounce
per 50 kg.

f

015

f

f

%

f

0
10

f
.

°!o

f ..

O/

f

S/o

f

%

fe

O/

f

O(

f
•01
0

cts.•

O
jo
1925 2,31

100,0

56,-

100,0

9,18

100,0

751,00

100,0

440,75

100,0

3168,50

100,0 44,25

100,0

40,0

100,0

437,75

100,0

51,75

100,0

162,00

100,0 1926

1,98

85,7

43,15

77,1

8,15

88,8

702,50

93,5

376,00

85,3

3519,50

111,1 52,25

118,5

41,50

102,5

413,00

94,3

51,75

100,0

144,50

89,3
1927 2,03

87,9

43,30

77,3

7,96

86,7

674,00

89,7

292,75

66,4

3511,50

110,8 44,25

100,0

39,00

96,3

344,75

78,8

51,75

100,0

134,75

83,3
1928 2,11

91,3

48,05

85,8

7,99

87,0

772,00

102,8

254,75

57,8

2749,75

86,8 40,00

90,4

38,00

93,5

305,75

69,9

51,75

100.0

131,25

81,1
1929 2,05

88,7

45,40

81,1

8,11

88,3

916,00

121,9

281,25

63,8

2485,75

77,8 42,75

96,6

41,50

102,6

301,00

68,8

51,75

100,0

123,25

76,2
1930

1,66

71;9

38,45

68,7

6,72

73,2

661,25

88,0

218,75

49,6

1721,25

54,3 40,50

91,8

36,00

88,8

20,00

46,6

51,75

100,0

89,75

55,4
1931

1,34

58,0

31,30

56,9

5,35

58,3

438,75

58,4

145,75

33,1

1331,50

42,0 33,25

75,3

28,75

70,9

139,50

31,9

51,75

100,0

67,50

41,6
1932 0,94

40,7

22,70

40,5

4,14

45,1

276,0

36,8

104,00

23,6

1175,00

37,1

25,50

57,5

22,50

55,2

118,50

27,1

51,75

100,0

65,00

40,1
193
3 0,61

26,4

096

20,20

36,1

3,71

40,4

267,75

35,6

95,25

21,6

1596,00

50,4 24,75

56,2

21,25

52,2

128,50

29,4

51,75

100,0

62,25

385
,

1934 0,45

19,5

1 ,-

1870

33,4

3,45

37,6

226,50

30,2

82,00

18,6

1718,00

54,2 24,25

54,8

20,25

50,1

102,25

23,4

51,75

100,0

65,75

40,7
1935 0,49

21,2

0,99

14,85

26,5

3,20

34,9

230,75

30,7

103,75

23,5

1631,50

51,5 24,00

54,1

20,25

50,2

102,75

23,5

51,75

100,0

89,25

55,1

Jan.’35 0,58

25,1

0,90

14,95

26,7

3,12
5

34,0

205,00

27,3

75,75

17,2

1676,50

52,9 .24,00

54,1

20,75

51,5

88,75

20,4

51,75

100,0

74,25

45,9
,

Peb. ,, 0,52

22,5

0,95

14,37
5

25,7

3,20

34,9

195,00

26,1

75,00

17,0

1650,50

52,1

24,00

54,1

20,75

51,5

86,75

19,8

51,75

100,0

74,75

46,1
Mrt.

0,37

16,0

1,025

13,30

23,8

2,74

29,8

198,50

26,4

77,25

17,5

1503,75

47,5 23,00

52,1

20,50

50,4

84,75

19,4

51,75

100,0

79,50

49,0
Apr. .

0,37

16,0

1,08

11,50

20,5

2,31
5

25,2

222,75

29,6

88,00

20,0

1585,50

50,0 23,25

52,7

20,25

50,0

91,25

20,9

51,75

100.0

91,75

56,6
Mei

0,34

14,7

1,10

11,85

21,2

2,38
5

26,0

242,00

32,2

100,75

22,9

1636,75

51,7 23,50

53,4

20,25

50,0

106,25

24,3

51,75

100,0

100,75

62,3
Juni

0,41

17,7

1,-

11,95

21,3

2,41

26,3

227,50

30,3

103,75

23,5

1649,00

52,0 24,00

54,1

20,25

50,0

103,50

23,6

51,75

100,0

99,00

61,1
Juli

0,44

19,0

1,-

12,37
5

22,1

2,54

27,7

223,75

29,8

104,75

23,7

1701,00

53,7 24,00

54,1

20,25

50,0

102,75

23,5

51,75

100,0

92,25

57,0
Aug.

0,46

19,9

1,07

15,10

27,0

3,31
5

36,1

239,00

31,8

115,50

26,2

1641,00

51,8 24,25

54,8

20,25

50,0

108,00

24,7

51,75

100,0

90,00

55,6
Sept.

0,58

25,1

0,97

20,25

36,2

3,16

34,4

248,25

33,1

117,75

26,7

1636,25

51,6 24,00

54,1

20,25

50,0

113,75

26,0

51,75

100,0

88,50

54,7
Oct.

0,65

28,1

0,89

19,87
5

35,5

3,95

43,0

256,25

34,1

135,00

30,6

1656,25

52,3 24,00

54,1

20,25

50,0

121,25

27,7

51,75

100,0

88,75

54,9
Nov. ,,

0,59

25,5

0,94

16,90

30,2

4,69

51,1

255,50

34,0

130,50

29,6

1641,75

51,8 24,50

55,5

20,25

50,0

118,50

27,1

51,75

100,0


88,50

54,7
Dec. ,,

0,57

24,7

0,95

15,80

28,2

4,60

50,1

255,50

34,0

121,25

27,5

1597,50

50,4 24,75

56,2

20,25

50,0

110,00

25,2

51,75

100,0

77,25

47,7

Jan.’36 0,57

24,7

0,95

16,80

30,0

4,04

44,0

252,00

33,5

112,50

25,5

1516,50

48,0 24,75

56,2

20,25

50,0

106,25

24,3

51,75

100,0

60,50

37,4
l’eb.
.

0,61

26,4

0,925

17,37
5

31,0

3,375

36,8

256,25

34,1

116,75

26,5

1493,50

47,1

24,75

56,2

20,25

50,0

111,00

25,4

51,75

100,0

60,25

37,2
Mrt.

0,46

19,9

1,04

17.70

31,6

2,69

29,3

261,75

34,8

120,75

27,3

1544,25

48,7 24,75

56,2

20,25

50,0

116,75

26,7

51,75

100,0

59,50

36,8
Apr.

0,44

19,0

1,02
5

16,826

30,0

2,49

27,1

269,50

35,9

117,25

26,6

1522,75

48,1

24,75

56,2

20,25

50,0

110,75

25,3

51,75

100,0

61,00

37,7
Mei

0,47

20,3

0,99

18,75

33,5

2,52

27,5

270,25

36.0

114,75

26,0

1495,50

47,2 25,00

56,8

20,25

50,0

108,00

24,7

51,75

100,0

62,25

38,5
Juni
.

0,7

24,7

0,89

20,20

36,1

2,69

29,3

268,50

35,8

110,50

25,1

1358,25

42,9 25,00

56,8

20,25

50,0

105,50

24,1

51,75

100,0

60,75

37,5
Juli

,,

0,60

26,0

0,81
6

19,35
1

34,6

2,91

31,7

275,25

36,6

117,75

26,7

1382,00

43,6 27,00

61,0

20,25

500

101,00

23,1

51,75

100,0

60,50

37,4
Aug., 0,62

26,8

0,80

17,87
5
1

31,9

3,31

36,1

282,50

37,6

123,75

28,1

1358,75

42,9 27,00

61 0

20,25

50,
,
0

1 01 00

23,1

51 ,75

100,0

59.75

37,0
Sep. ,,

0,58

25,1

0,79

16,25

29,0

3,63

39,5

289,75

38,6

134,50

30,5

459,00

46,0 27,25

61,6

20,25

50,0

104,25

23,8

51,75

100,0

60,75

37,5
Oct. ,,

0,63

27,3

0,77
5

17,55

31,3

4,85

52,8

374,75

49,9

169,00

38,3

1847,75

58,3 33,50

75,7

26,00

64,2

135,00

30,8

65,25

126,0

75,75

46,8
Nov.
,

0,70

30,3

0,78

16,07

28,7

5,15

56,1

397,75

53,0

196,25

44,5

2079,75

65,6 33,00

74,6

25,50

63,0

149,00

34,0

64,50

124,6

79,50

49,1
30

.,

,,
0,70e)

30,3

0,80

15,75
10

28,1

5,-

54,5

397,25

52,9

210,75

47,8

2116,50

66,8 33,00

74,6

25,50

63,0

151,50

34,6

64,-

123,7

79,00

48,8
7 Dec.

0,68
9
)

29,4

0,80

16,-
7)

28,6

4,85

52,8

394,00

52,5

205,75

46,7

2044,50

64,5 32,75

74,0

.

62,3

147,75

33,8

64,-

125,7

80,00

49,4
i
Sept. 1932 79 K.O. La Plata; van 26 Sept. 1932 tot 5 Febr. 1934 Manitoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6Juli1936 80kg. La Plata.
3)
Tot Jan.1928 Western; vanaf Jan. 1928
ot 2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No 2, van 9 Febr. 1931 tot 23Mei1932 64165 K.G. Zuid-Russische.
.-Russische.
5)
De jaren 1928 en 1929 Broek op Langendijk.
6)
28Nov.
7)
4
Dec.
0)
26Nov.
9)
3
Dec.
00)
27 Nov.
AN GROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN

KOLONÏALE PRODUCTEN

VURENHOUT
S T E E N E N
CACAO
COPRA
KOFFIE
8a3d
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER

bas
7

Zwedeiï
bin
n
enmuur

buitenmuur
G.F. Accra
Ned.-lnd.
Ribbed Smoked
e’
per

per
50 kg c.i.f.
per 100 kg
Lrzen
Rotterdam
R’damiA’dam
Java- en Suma-
Grond-
stoffen
niale
er standaard van 4.672 M.
1000 stuks

1000 stuks
Nederland Amsterdam
per
ijs
kg.
loco

nJen
per Ib.
per 100 kg.
trathee
p.
‘Is
kg.
ro-
ducten

t
°Io
t
6
1
t
°Io
t
0
%
t
019
cts.
°jo
f
0
°Io
t
°Io
cts.
6
10
1925
159,75

100,0
15,50 100,0
19,-
100,0
25,71
100,0
35,87
5
100,0
61,375
100,0 1,80
100,0 18,75
100,0
84,5
.100,0
100.0
100.0
1926
153,50
96,1
15,75 101,6 19,50
102,6
29,65
115,3
34,-
94,8 55,315 90,2
1,21
67,4
17,50
93,3 94,25
111,5
96.0
102.6
1921
160,50 100,5 14,50
93,5
18,50
97,4 41,14
160,0
32,62
5

90,9 46,875
76,4 0,93 51,6
19,125
102,0
82,75
97,9
67.5
109.1 1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
34,64
134,9
31,87
5

88,9 49,625 80,9
0,54 30,2
15,85
84,5 75,25
89,1
84.6
91.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3 21,25
111,8
27,73
107,9
27,37′
76,3
50,75
82,7
0,52
28,8
13,-
69,3 69,25
82,0
81.9
85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
21,12 82,2
22,625
63,1
32
52,1
0,30
16,5
9,60
51,2
60,75
71,8
66.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
13,56
52,8
15,37
5

42,9
25
40,7
0,15
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
46.6
1932
69,00
43,2.
9,25 59,7
15,-
78,9
11,80
45,9
13,-
36,2
24
39,1
0,09 4,9
6,32
5

33,7 28,25
33,4
38.1
38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
9,28 36,0
9,30
25,9 21,10
34,2
0,11
6,3
5,529
29,5
32,75
38,7
35.2 34.1
1934
76,50 47,9
8,50 54,8
10,50
55,3
8,17
31,8
6,90
19,2
16,80
27,4
0,20
10,9
4,07
5

21,7
40
47,3
34.4
32.1
1935
59,50
37,2
7,25
46,8
8,75
46,1
8,12 31,6
9,15 25,6
14,10
23,0 0,18
10,0
3,85 20,5
34,50 40,8
33.6 29.0

Jan.’35
66,00
41,3
7,25 46,8 8,50
44,7
8,52
33,1
8,77
5

24,5
16
26,1
0,20
10,9
3,50
18,7
33,75 39,9
32.9
29.5
Feb.

66,00
41,3
6,75 43,5
8,25
43,4 8,57
33,3
9,375

26,1
15,625
25,5
0,19
10,5
3,45
18,4
32
37,9
32.4
28.9
Mrt. ,,
59,00
36,9
7,-
45,2
8,25
43,4 8,02
31,2
8,57
5

23,9
14,625
23,8
0,16
9,1
3,55
18,9
29
34,3
30.9
27.4
Apr..
60,00
37,6
7,-
45,2
8,25
43,4 8,17
31,8
9,15
25,6
14,50
23,6
0,17
9,5
4,15
22,1
31,25
37,0
32.1
28.5
Mei
57,50
36,0
7,-
45,2 8,25 43,4
8,07
31,4
9,50
26,5
14,12
5

23,0
0,18
10,0
4,20
22,4
32,75 38,8
33.3
28.6
Juni
57,50 36,0 7,25
46,8
9,-
47,4 8,02
31,2
9,07
5
25,3
13,87
5

22,6
0,18
10,0
3,87
5

20,7 30,25 35,8
33.2
27.8
Juli
57,50 36,0
1,25 46,8 8,75
46,1
7,97 31,0
8,-
22,3
13,50
22,0
0,18
10,0
3,575

19,1
30,75
36,4
33.4
27.1
Aug.,
58,25
36,5
7,-
45,2 9,25
48,7
7,92 30,8 8,07
5

22,5
13,50
22,0 0,18
10,0
3,525
18,8
32,50
38,5
33.7
27.4
Sept.,
57,75 36,2
7,-
45,2
9,-
47,4 8,12
31,6
8,47
5

23,6
13,50
22,0
0,17
9,5
3,725
19,9
36
42,6
34.2
28.8
Oct.
56,50 35,4 7,25
46,8 9,25 48,7 8,12
31,6
9,975 27,8
13,50
22,0 0,19
10,5
4,225
22,5
46,25
54,7
35.5
31.9
Nov.,
57,75
36,2
7,25
46,8
8,75
46,1
8,02
31,2
10,325
28,8
13,50
22,0 0,19
10,5
4,10 21,9
39,50
46,7
35.8
31.1
Dec.,
58,00 36,3
7,50 48,4
9,50
50,0 8,17
31,8
10,45
29,1
13
21,2
0,20
.
10,9
4,20 22,4
39,50
46,7
35.4
30.4

Jan.’36
63,00
39,4 8,25 53,2
10,-
52,6 8,47
32,9
11,12
5

31,0
13
21,2
0,21 11,6
4,32
5

23,1
39,50
46,7
35.5
30.9
Feb. ,,
63,00 39,4
8,-
51,6 9,50 50.0 8,62
33,5
10,625
29,6
13
21,2
0,22
12,3
4,12
5

21,3
38,50
45,5
35.6 30.6
Mrt.
,
64,25
40,2
8,-
5,6
10,25
54,0
8,47
32,9
9,775

27,2
13
21,2
0,23
12,6
3,92′
20,9
37,25
44,1
35.8 29.9
Apr.
,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
8,67 33,7 9,725
27,1 13
21,2
0,23
12,6
3,975

21,2
36,50
43,2
35.6
29.8
Mei
65,00
40,7
8,-
51,6
.
10,25
t 4,0
.
9,23
35,9
9,525
26,6
13
21,2 0,23
12,6
3,65
19,5 37

.
43,8
35.2 29.9
Juni
,,
68,00
42,6
7,75
50,0
10,-
52,6
10,34
40,2
9,90
21,6
13
21,2 0,23
12,6
3,85 20,5
36,50
43,2
35.3 31.0
Juli
71,25
44,6
7,-
45,2 9,25
48,7
10,34
40,2
10,47
5

29,2
13,125
21,4 0,24
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9
31.1
Aug..
73,25
45,9
6,50
41,9
9,-
47,4
10,89
42,4
10,825
30,2
13
21,2
0,23
13,0
3,55
18,9
36,75
43,5
36.2
31.1
Sep.
,
79,00
49,5
7,

45,2
9,

47,4
12,30
47,8
11,275
31,4
13
21,2 0,24
13,3
3,475

18,5
37,50
44,4
37.2 32.6
Oct.
,
101,00
67,0
7,25
46,8
9,-
47,4
17,24
67,1
13,87
5

38,7
14,87
5
24,2 0,30
16,7
4,475

23,9 46,50
55,0
41.0 40.9
Nov.,
106,00
66,4
.
17,45
67,9
16,12
5

44,9
15,25
24,8 0,32
17,8
4,575
24,4
48,50
51,4
49.3
43.4
1
106,00
66,4
17,45
8
)
67,9
17,75
1
18,75
49,5
15,50
25,3
0,33
18,3
4,375

23,3
48,50
9
)
57,4
50.110)
43.500)
,,

,
7Dec.,,
106,00
66,4 52,3
16
26,1
0,35
19,4
4,50
24,0
48
6)
56,8
50.31
1
)
43.711)

De tegenwaiirde
in guldens,
van
de
£ en
$
noteeringen,
berekend
tegen
den wisselkoers
van
den dag.
(Zie E.-S.
B. van
7 Oct.
1936, blz.
733).

910

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9
December
1937

STATISTIEKEN.

BANK DISCONTO’S.

Ned.
(Disc.Wissels. 2

3Dec.’36
Lissabon …. 4

5Mei’36
Londen ……2 ,J
Juni’32
Bel.Binn.Eff.
Bk.
’36
2

3 Dec.
,Vrsch.inR.C.
2

3 Dec.’36
Madrid ……5

9Juli ’35
Athene ……….
7

14Oct.’33
N.-YorkF.R.B.
4
1Feb.’34
Batavia……….
4

1 Juli’35
Oslo

……..4

7Dec.’36
Belgrado

……..
5
lFebr.
’35
Parijs

……
215 Oct.’36
Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Praag

……3

1 Jan.’36
Boekarest ……..
q 15Dec.’34
Pretoria

… 3

15Mei ’33
Brussel ……….
2

16Mei’35
Rome ……..4

18Mei’36
Boedapest

……
4 28Aug.’35
Stockholm

.. 21
1Dec.’33
Calcutta

……..
3 28Nov.’35
Tokio

3.285
7Apr.’36
Dantzig……….
5

21Oct.’35
Weenen ……
31OJuli’35
llelsingfors ……
4

3Dec.’34
Warschau…. 5
260ct.’33
Kopenhagen ……
4
19Nov.’36
Zwits. Nat Bk.4 25Nov.’36

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS 9
Londen’)
N.York’)
Londen
1

‘Dec.
1936..
2134
46
1 Dec.
1930….
14117 2

,,
1936..
21%
46%
2

,,
1936….
14118
3

,,
1936..
21y
4

46
3

,,
1936….
141,91
4

,,
1936..
21%
45%
4

,,
1936….
14119
5

,,
1936..
21%

5

,,
1936….
141/14
7

,,
1936..
21%
45%
7

,,
1936….
14211

9 Dec.
1935..
29% 65%
9 Dec.
1935….
141
1
,
_

27 Juli
1914..
24%
59
27 Juli
1914….
84110%
)
in pence p.oz. stand.
2)
Foreign sliver
In $c. p. oz.
line.
3)
in sh.
p.oz. line
WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Daf a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Baf acte
York)
S)
S) S)
S)
1)

1 Dec.

1936
1.83%
9.01%
31.061
100′
2

,,

1936 1.83%
9.02 73.96
8.57%
31.101
1009
3

,,

1936
1.83%
9.01%
73.95
8.57% 31.09 100%
4

,,

1936
1.83%
9.01 73.95 8.56%
31.08
100%,
5

,,

1936
1.83
1
%,
9.01
74.-
8.56y.
31.12
100%,
7

,,

1936
1.831%,
9.00%
74.00
8.56%
31.121
100%,
Laagste d.w
1
)
1.83%
9.00%
73.85
8.56%
31.-
100%
Hoogste d.w
1
)
1.84%
9.04%
74.-
8.58%
31.15
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Data
Zn’tt-
e land
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
9
1)
rest
1)
•)
*5)

1 Dec.

1936
42.26

8.50



2

1936
42.27

6.50



3

1936
42.26

6.50
– – –
4

1936
42.24

6.50



5

1936
42.26
. –
6.50



7

,,

1936
42.28%

6.50



Laagste d.w1)
4120

6.45



Hoogste d.w1)
42.30 34.90
6.55 1.55
9.90

Muntpariteit
48.003
35.007
7.3711.488
13.094
48.52

Data
St ock-
Kopen-
80
o
i *
Hel- Buenos-
Mon-
holm
‘)
hagen*)
Aires’)
treal’)

1 Dec.

1936

46.50
40.24
45.32k
3.99
51%,
1.84%
2

,,

1936
46.50
40.24
45.321
4.-
52%
1.84
3

,,

1936
46.44
40.25
45.30
3.99
52%
1.84
4

,,

1936
46.44
40.221
45.30
3.981
53
1.84%
5

,,

1936
46.44
40.221
45.30
3.98
53
1.84%
7

,,

1936
46.45 40.20 45.25
3.94
53%
1.84
Laagste d.wl)
46.40
40.14
45.221
3.95
51
1.83%
Hoogste d.w’)
46.60 40.35
45.40
4.01
53% 1.84%
Iluutpariteit 166.671
.

66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
*)
Noteêring te Amsterdam. ) Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t iste of 2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D a a
Londen
($ per £)
Parijs
($
p.
lOOfr.)
Berlijn
(8
p. 100 Mk.)
Amsterdam
($ p. 100 gld.)

1 Dec.

1936
4,9025132

4,661%
40,23%
54,42
2

,,

1936
4,90
27
1
32

4,66%
40,24
54,45
3

1936
4,90′

32
4,66%
40,24
54,45
4

1936
4,90
7
/,,
4,66%,
40,24
54,41
5

,,

1936
4,89
29
1
82

4,66 40,24
54,39
7

1936
4,893113,

4,66 40,24 54,41

9 Dec.

1935
4,92%
6.59%
40.23 67.78
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23.81%
40%,

KOERSEN TE LONDEN.

Plaat scn en Landen
Noteerings-1
eenheden
21
Nov.

1
1936
1
28Nov.
1

1936
1
30Nov.j5Dec.’36
1Laagste
l
Hoogste
5Dec.
1936

Alexandrië..
Piast. p.
97% 97%
97%
97% 97%
Athene

.
..
.
Dr.
p.&

547%
550
540
560
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1110
T5

1110
11

1/10,
1110,
1110
7
3
9

Budapest’)..
Pen.
p. £
27%’
27 26
28
27
BuenosAires’
p.pesop.
17.55
17.55 16.90 17.60
1695
Calcutta
. . . .
Sh.
p.
rup.
116%
1/6%
1163132

1/6
5
1
33

1/6%
Instanbul

. .
Piast.p.
610
611 612
612
612
Hongkong
..
Sh.
p. $
1/2194
e

1121%,
121%,
113%,
1
1
1
21%,
Sh.
p.
yen
1/2
1
/,,
112
1
1,,
1/1%
112%,
111
551
54

Lissabon….
Escu.p..
110%, 110%,
110
110%
110%,
Mexico

.

$per
18 18
17%
18%
18

Kobe

…….

Montevideo’)
d.perc
26%
26%
26%
27
26%
Montreal

. .
$
per
£
4.88%
4.88%
4.88%
4.90%
4.89%
Rio
d.Janeir,
4

d. per Mil.
229132
229/
1

2%
21%,
229
33
Shanghai

. .
Sh.
p. $
11217132
112
1
71
5e

112%,
1/2%
112
17
/
33

Singapore
..
id.
p. $
2145182
2/4
5
/
8
,
214%,
2
11
4%
2/4
6
1
31

Valparaiso
9.
$
per-t
131%
131%
1313/
2

131%
131%
Warschau
. .
Zl. p. £
26
26
25% 26%
26
fl
flffc
nnt lO
Nov

161I
2

9
Dec1R51.,

11
Offie

nnt 15
l,.tn

o,n
nnt
we’keimp,hebbentel
I70O:3)
4)
Id. II
Mrt. 1935
4114.

5)
90 dg. Vanaf 28 Aug, laatste
,export” noteering

NEDERLANDSCHE BANK.
Activa.

Verkorte Balans
op
7 December 1936.
Binnenl.Wis-f’Hfdbk.
f

20.302.495,39
sels,Prom..

Bijbnk.
,,

267.732,28
enz.indisc.(Ag.sc].s.
,,

2.026.155,96 22.596.383,63
Papier
o.
h. Buiteni. in disconto

Idem eigen portef.

f

2.268.000,-
Af:Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.


2.268.000,-
Beleeningen ‘Iufdbk.
mcl.
vrsch.i
f
290.986.921,961)
..

in

rek..crt.e
‘.Bijbnk.

,

6.511.i7209

op onderp.)
iAg.sch.
,,

29.ill.339 79

f
327.210.033,84

Op Effecten ……
f
323.568.698,65
1
)
Op
Goederen en Spec. ,,

3.641.335,19
327.210.033,841)
Voorschotten a. h.
Rijk

…………..

..

4unt, Goud
……
f
124.106.850,-
Muntmat., Goud
..

445.788.032,87

f
569.894.882,87
Munt, Zilver, enz.

,,

18.762.043,04
Muntmat., Zilver.
. ,,

,,
588.656.925,91
2
)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………,,
39.640.746,63
Gebouwen en Meub. der Bank

……..,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen
………………,,
5.482.068,18
Staatd. Nederl. (Wetv.27/5/’32,
S. No.
221)
,,
11.958.329,12

Paasiva

f
1.002.412.487,31
________________________
Kapitaal
……………………….
f
20.000.000,.-
Reservefonds
……………………,,
3.105.769,04
Bijzondere

reserve

………………,,
6.300.000,-
Pensioenfonds

………………….,,
10.289.311,41
Bankbiljetten in omloop …………..

..
78
7
.650.135,-
Bankassignatiën in omloop

……….,,
16.741,53
Rek.-Cour.
J
Het Rijk
f

45.808.504,95
saldo’s:

Anderen,,126.368.767,48

,,
172.177.272,43
Diverse

rekeningen ………………

..
2.873.257,90

f
1.002.412.487,31

Beschikbaar metaalsaldo

…………
f

205.655.042,38
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is ,,
514.137.605,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht

…………………,

1)
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van
15
Maart 1933, Staatsblad No. 99) ………..
/
68.518.450,-
1)

Waarvan in het buitenland………………………
,
10.500.000,-
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud
1 1
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data
L
.Munt

1Clrculatiel
opeischb.I
Metaal-
lkings
_
1
Muntmat.
1
schuldenl
saldo
1
perc.

7 Dec.

‘3611241071
445.788
787.6501172.194
205.655 1
61
30 Nov. ‘3611241061
445.788
805.5931141.292
211.152
60

25
Juli’141
65
.7031
96
.
4
10
310.437 6.198 43.521 _54
1

Totaal
1
Schatkist-
1

Belee-
1

Papier
1
Diverse
Data
1

bedrag
_
1
promessen
1

ningen

het
_b
°
Jtenl.
1

reke-
discontoslrechtstreeksl
_ningen
1
)

7 Dec.

19361
22.596

1
327.2 10
1

2.268
1

5.482
30 Nov. 1936
22.499

1
314.152
1

2.268
1

5.282

25
Juli

1914f
67.947
1


1

61.686

1

20.188

1

509
‘)Onder de activa.

Auteur