O FEBRUARI
1935.
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
EconomïschSta
`
ti*stische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL,NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINJGEN VANÎ DE ‘ENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
20
13
JAARGANG
WOENSDAG 20 FERUARI 1935
No. 999
COMMISSIE VAN REDACTIE:
P. Lief tinok; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
S. M. E. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris). –
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh
t
van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam
Amsterdam, ‘s- Gravenhage. Postchèqi.ie- en giro-rekening No.
145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franoo p. p. in
Nederland f20,—. Buitenland en Koloniën f23,- per
jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen
het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie
op de verdere publicaties.
INHOUD.
BIz.
INTERCOMMUNALE BELASTINGVERDEELING
door
Prof. Dr.
N. J. Polak………………………………….
174
De economische beteekenis onzer nationale havens door
C. Vermey ………………………………..
175
Grenzen van ,,ordening” door
Mr. J. Bierens de Haan
177
De medewerking van de arbeidersorganisaties bij de
ordening door
Dr. Ir. B. Bölger………………..
179
Java en Britsch-Indië door
Th. Ligt hart…………..
180
Het aandeel van het motor-wegverkeer in de kosten van
den weg door
Ir. A. Plomp ………………….
181
De Rijksmiddelen over Januari
1935………………184
AANTEEKENINGEN:
Een conjunctuurfonds in Finland ……………..
185
Engeland’s import en export van suiker ……….
186
Is vliegen gevaarlijk
9
……………………..186
De Regeering over haar handelspolitiek ………..
187
Verschuivingen in den Engelschen invoer van levens-
middelen
………………………………
187
MAANDCIJFERS:
Emissies in Januari
1935 ……………………188
Overzicht van den stand der Rijksmiddelen ……..
188
STATISTIEKEN …………………………..189-_.192
Geidkoersen. — Wisselkoersen. -. Bankstaten.
19
FEBRUARI
1935.
Bij het aanschouwen van de iets vastere geldkoer-
sen zou men licht de gevolgtrekking kunnen maken,
dat de middelen op de geidmarkt wat minder ruim
zouden zijn. Dit is toch echter niet het geval. De hoo-
gere koers voor driemaands bankaccept – s/is pOt. –
is slechts aan toevallige omstandigheden toe te schrij-
i’en. Ook was er de laatste dagen weder een zekere
terughoudendheid waar te nemeh. Cail onveranderd
1 pOt., daggeld % pOt.
* *
*
• Op de wisselmarkt heerschte deze week een tame-
lijk rustige stemming. Groote koersschomnelingen
kwamen niet voor. Het Pond Sterling vertoonde eeni-
ge neiging tot daling, waitrvoor men de oorzaak wil
.tQeséhrijven aan een minder gunstige beordeeling
va’n. dén politieken toestand in Engeland. Van 7.25
is de koers tot 7.20% teruggeloopen om gisteren plot-
seling weder tot 7.24 te stijgen, waarop een reactie
tot 7.21 volgde. Ook de Dollar is voortdurend eerder
aanboden geb’even, waartoe de verklaringen van
Morgenthau wel zullen hebben bijgedragen; van
.1.48
5
/8
is ‘dé noteering tot 1.47% ingezakt ‘om op
1.48% te sluiten. Toen na afloop der uaken de uit-
spraak van het Opperste Gerechtshof inzake de goud-
clausule bekend werd, trachtte men nog afdoeningen
‘te forceeren op koersen ver onder de slotprijzen. De
Fransche Franc is van 9.76%I op 9.75% gekomen.
Voor den aankoop van bareii in
Parijs
was er deze
week geen vraag naar Francs, daar de Londensche
goudprijzen arbitrage met
Parijs
niet toelieten. Mar-
ken liepeit van 59.41 op 59.33 terug. In Oredietsperr-,
Effectensperr- en Register-Marken ging er weinig
om onder terugloopende koersen. Belga’s met weinig
verandering eerder aangeboden, slot 34.51. Ook Zwit-
ersche Francs lager: 47.88. Indië lager: 100
3
/s. Ar-
entijnsche Pesos: 38. Milreis: ca. 10. In Brazilië zijn
de deviezenvoorschriften weder herzien.
De marges op de termijnmarkt veranderden maar
weinig; Ponden op een- en drie-maands levering
deden tenslotte % en 1% c. hoven contant, Dollars
resp.
8/
c. agio.
De vraag voor gouden baren voor buitenlandsche
rekening bleef, hoewel in kleineren omvang, aanhou-
den. Baren, levering Amsterdam, noteerden
f
1.655,
levering Londen
f
1.656. Sovereigns 12.19, Eagles
2.48%, Gouden Tientjes 10.17. Marken bankpapier
56.10.. •. ………..
174
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 Februari 1935
INTERCOMMUNALE BELASTING-
VERDEELING.
1
1
Kort na •de oorlog hebben de Volkenbond en dë
Internationale Kamer van Koophandel •het vraagstuk
ter hand genomen, hoe voor personen en lichamen,
die in verschillende landen ‘belangen, bedrijven, werk-
zaamheden, kapitaalbeleggingen hebben, dubbele be-
lasting, in de verschillende landen tezamen naar gro-
tere baten dan zij in totaal genoten, kon worden
voorkomen. Dit bleek al zeer spoedig een netelig
vraagstuk .te zijn, niet zozeer van de zijde der con-
tribuabelen, als wel van die der staten onderling. Om
dubbele belasting te voorkomen moest op ieder punt
een der betrokken staten zich geheel of gedeeltelijk
terugtrekken. En nu was het de grote moeilijkheid,
uit te maken, welke staat terrein aan de andere
moest afstaan. Het vraagstuk van het voorkomen van
dubbele belasting bleek dus meer en meer een vraag-
stuk van .belastingverdeling: was dit laatste probleem
bevredigend opgelost, dan bood •het eerste vrijwel
geen moeilijkheden meer.
In ons land •heeft een
dergelijk
probleem bestaan van dubbele belastingheffing door verschillende ge-
meenten. De wet van 1929 tot regeling van de finan-
ciele verhouding van rijk en gemeenten heeft mèt de
forensenbelasting de
mogelijkheid
van dubbele heffing
doen vervallen. De moeilijkheden ten aaniien van de
belastingverdeling vormden hier, waar de gemeenten
onder de vigueur staan van de centrale rjkswetgeving,
geen obstakel, althans niet in die mate als ‘bij het
zoeken van een regeling tussen souvereine staten. De dubbele belasting is met een kloeke matregel terzijde
gesteld, de belastingverdeling tussen de gemeenten
is grotendeels aan het toeval overgelaten.
Toch brengt de intercoiiimunale ‘belastingverdeling
precies dezelfde problemen teweeg als de internatio-
nale, waaraan de Volkenbond en de I.K.K. talrijke
conferenties en belangwekkende rapporten hebben
gewijd.
Het centrale vraagstuk bij die internationale :be
lastingverdeling was en is steeds het belangenconflict
tussen crediteur- en debiteurstaten. Eerstgenoemde
herbergen de ‘hoofdkantoren, de geïnteresseerden en
de geldschieters van bedrijven, die ten dele of zelfs
overwegend op het grondgebied van laatstgenoemde
worden uitgeoefend. De inkomens, door inwoners van
crediteurlanden rechtstreeks of middellijk uit debi-
teurlanden genoten, vormen het object van dit belan-
geneonflict. Hebben crediteurlanden de neiging, de
woonplaats van de contribua’bele als criterium voor
belastbaarheid aan te nemen, •debiteurlanden geven
de voorkeur aan de herkomst van het inkomen, aan
de situatie van de concrete economische goederen,
waaiuit of waarmede het inkomen s verkregen. Het werk van Genève culmineert in de aanwijzing
van een aantal inkomens, die in het land van her-
komst, en van andere, die in het land, waar de ge-
nieter woont, voor ‘belasting in aanmerking komen.
Verschillende stelsels zijn uitgewerkt om te bewerk-
stelligen,dat het woonplaatsland verrekening of af-
trek toelaat voor inkomens, waarover volgens de ge-
stelde regelen het ‘herkomstland reeds belasting heeft
geheven.
De regels voor de belastiugverdeling tussen woon-
plaats- en herkomststaten zijn in grove trekken, zon-
der aanspraak op nauwkeurigheid of volledigheid,
aldus samen te vatten.
Het •herkomstland heeft ‘de voorkeur voor:
Inkomsten uit onroerende goederen en uit daar-
op gevestigde hypotheken; in dit geval is het her-
komstland het land, waar het onroerend goed is ‘ge-
legen.
Inkomsten uit onderneming; in dit geval is het herkomst’land •het land, waar de onderneming een
vaste nederzetting (établissement stable) onderhoudt.
Tantièmes van directeuren en commissarissen;
in dit geval is het herkomstiand het land, waar de
werkelijke leiding der onderneming zich ‘bevindt.
Salarissen en andere inkomsten uit arbeid; in
dit geval is het •herkomstland het land, waar de ar-
bei.d wordt uitgeoefend.
Salarissen en pensioenen van openbare ambte-
naren; in dit geval is •het herkomstland het land,
dat .de salarissen en pensioenen betaalt.
Daarentegen heeft, voor zover het
persoonlijke
be-
lastingen betreft, alleen het woonplaatsland recht op
belasting van inkomsten uit effecten (mci. hypothe-
caire
obligatiën),
geldleningen, deposito’s, rekening-
courant-saldi, lijfrenten enzovoort, met uitzondering
van dezulke inkomsten, ‘hierboven onder 1-5 ge-
noemd.
Op deze wijze is door het herkomstbeginsel een
deel der belasting voorbehouden aan ‘de debiteursta-
ten, terwijl een ander deel, op grond van het woon-
plaatsprincipe, aan de crediteurstaten toevalt.
Mutatis mutandis komt de tegenstelling crediteur-
en •debiteurstaat ook voor in ‘onze Nederlandse inter-
communale samenleving. Vroeger, sprak nen van
woon- en werkgemeenten, wat ten ‘delé met crediteur-
en debiteurgemeenten samenvalt. De coiEitribuabele,
voor wiens aanslag een repartitie tussen de gemeen-
ten de moeite het meeste waard kan
zijn,
is de ver-
mogende koopman, die
zijn
voornaamste bezit en zijn
voornaamste bedrijfswerkzaamheid heeft in een nijver
stedelijk centrum en woont in een aantrekkelijke lan-
delijke gemeente. Een inkomenstrooin vloeit’ in’ de
vorm van huur, rente, winst, salaris, tantième uit de
debiteurstad naar het crediteurlustoord.
Bij de ‘opheffing van ‘de forensenhelasting heeft
men de heffing van ‘directe ‘belasting naar het inko-
men willen egaliseren door heffing van gemeente-
fondsbelasting, welker opbrengst naar een bepaalde
maatstaf tussen de gemeenten zou worden verdeeld.
De nood der gemeenten ‘heeft echter thans de sterk
uiteenlopende gemeentelijke heffinken nieuw leven
ingeblazen. Opcenten op gemeentefonds-, inkomsten-
en vermogensbelasting worden in ‘de steden steeds
hoger, verschillen accentueren zich meer en meer.
En juist deze zeer
belangrijke
belastingen worden ge-
heel naar het woonplaatsbegiusel geheven.
Dat ‘heeft tengevolge, dat de werk- of debiteurge-
meeuten, die ten ‘behoeve van de bedrijvigheid zich
tal vn ‘kostn’môétéii ‘getroosten eeü’groot deel van
de op haar ‘gebied gebeurde inkomsten •onbelast moe-
ten laten en dientengevolge van, haar inwoners hoge
en steeds verhoogde ‘heffingen moeten verlangen.
Daarentegen. kunnen de woon- of crediteurgemeen-
ten, die toch al op lagere lasten zitten, volstaan met
geringe heffingen op de grotendeels elders verkregen
inkônistèh ‘hijnnej inwoners. Dit verschil leidt tot
verhuizing, tot verdere vermindering van belasting-
capaciteit in de werkgemeente, tot verdere verhoging
van ‘de heffingen al’daar, vernieuwde uittocht van
contri’buabelen enzovoort, dus tot v’oortdurende ver-groting van de verschillen en voortdurende agglome-
ratie van vermogenden . villadorpen.
Wij geven geen acht op de bedenkelijke sociale zijde
van zulk een ontwikkeling van afzonderlijke woon-
centra voor vèriihillende klassen der maatschappij.
Ons interesseren ‘hier alleen de, fiscale en ‘de econo-
mische gevolgen. Die
zijn
al ernstig genoeg.
De *eikgeiiieeite, dié7zih door de toepassing van
het woonplaatsbeginsel en de vlucht van de welgestel-
den naar de villadorpen steeds meer ‘belasting naar
inkomen en vermogen ziet ontgaan, moet haar ‘toe-
vlucht ‘zoeken bij ‘andere ‘heffingen: Haar aandeel in
de opcenten op de Dividend- en Tantièmebelasting
ligt vast. Veranderlijk daarentegen zijn opcenten op
grond- en op personele’ belasting, alsmede de zakelijke
belasting op het ‘bedrijf, de straatbelasting en de ta-
rieveii viii’ ‘de ‘bedrijven voor levering van gas, water,
electrische. troom, telefoonaansluiting e.d. Worden
deze, nadat de opcenten op de belastingen naar in-
20 Februari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
175
komsten en vermog’en liet plafond hebben bereikt, 66k
al verhoogd (of niet voldoende verlaagd), dan volgt
na de uittocht der inwoners die der bedrijven en dan
wordt de vestiging van nieuwe bedrijven tegengehou-
den. Zo gaat dan de werkgemeente, waar het hart
der natie klopt, steeds verder in de put, terwijl het
deftige dorp, waar de vergulde jeugd in verwaten-
heid en genotzucht opgroeit, steeds meer tot groot-
heicl komt.
Annexatie kan hier niet baten, daarvoor liggen de
villadorpen veelal te ver van de steden verwijderd.
Bovendien, behoort ‘,Tassenaar bij Rotterdam of bij
Den Haag, behoort Bloemendaal bij Amsterdam of
hij Haarlem, behoort Baarn hij Amsterdam of bij
Utrecht? Is niet zelfs een bepaalde wijk van Den
Haag als buitenplaats van Rotterdam te beschouwen?
Het enige, wat hier kan baten, is toepassing van
cle Geneefse beginselen voor internationale belasting-
verdeling bij de intercommunale. De Rijksambtenaar regelt de aanslag van de belastingplichtige in inkom-
sten, gemeentefonds- en vermogensbelasting. Nadat
hij •het gehéle belasthare ‘bedrag heeft vastgesteld,
gaat hij na, in welke gen’ienten de onroerende goe-
deren, die de belastingplichtige in eigendom of onder
hypothecair verband ‘heeft, gelegen zijn, in welke ge-
meejiten de contribuabele zijn beroep of bedrijf uit-‘
oefent, in welke gemeenten de ondernemingen, waar-
van hij directeur of commissaris is, zijn’ gevestigd, welke gemeente hem salaris of pensioen uitbetaalt.
De aanslag wordt dan verhoogd ‘met de opcenten, die
iedere herkornstgemeeute over het door haar te be-
lasten bedrag heft, en daarna met de opcenten, die de
woonplaatsgemeente heft over de totale aanslag, ver-
min derd met het bedrag, waarover de ‘herkomstge-
meente.n reeds opcenten hebben geheven.
Deze verdelingswijze brengt geen herleving van de
forense.ubeiasting: de belasting wordt slechts éénmaal
geheven, overeenkomstig de Geneefse ‘beginselen. Voor
de inwoner van een lustoord brengt zij wel verho-
ging van bijdrage ‘mee, voor zover de herkomstge-
meente hogere opcenten heft dan de woonplaatsge-
meente. Dit is zeker geen bezwaar.
Wij ontveinzen ons geenszins de technische moei-
lijkheden, aan deze verrekening veibonden. Maar wij
achten ons niet verantwoord, met het oog diârop ‘het
bovenontwikkelde denkbeeld onder ons te houden.
P..
DE ECONOMISCHE BETEEKENIS ONZER
NATIONALE HAVENS.
Heb’ ik in een vorige beschouwing getracht een
overigens allerminst op volledigheid aanspraak ma-
kend beeld te geven van het wel zeer uitgebreid com-
plex der belangen, welke alle bij de moderne wereld-
haven zijn betrokken, ditmaal wil ik wat meer in bij-
zonderheden treden wat ‘het goederenvervoer over de
Rotterdamsche haven aangaat.
Men kan dit goederenvervoer in drie groepen in-deelen. Allereerst is daar ‘het massaal vervoer, t,w.
ertsen, kolen en granen. Deze drie vormen feitelijk de
basis waarop de haven-structuur – en ik denk thans
aan de transito-haven bij uitnemendheid, t.w. Rotter-
dam – rust.’ De ertsen gaan uitsluitend naar het
geographisch achterland en met name naar ‘het West-
faalsche industriegebied, waar de z.g. Sehwerindus-
trie ze verwerkt. De wel zeer gunstige geograp’hische
ligging van Rotterdam, stempelt de Maasstad tot de
aangewezen doorvoerhaven voor dit massaal vervoer.
De particuliere ondernemers hbben door een voor-
treffelijke outillage de los-snelheid der schepen tot het maximum weten op te voeren. Lange jaren had
de Rotterdamsche haven het feitelijk monopolie voor
denoverslag van ertsen, maar zij, die de positie dezer
haven in dit opzicht vrijwel onaantastbaar achtten,
hebben onvoldoende rekening gehouden met de mo-
gelijkheid dat Rotterdam’s groote.rivaal aan de Schel-
de, t.w. Antwerpen, op den duur zou trachten een
deel van dit verkeer tot zich te trekken. Het mag als
bekend worden verondersteld, dat de haven van Ant-
werpen de voortdurende aandacht
en
steun van de
Belgische Regeering geniet. Men ziet
bij
onze Zuide-
ljke huren veel meer het groote belang in van een
welvarende haven en de Landsregeering schroomt
dan ook niet ‘waar noodig de kapitalen tot zéér lagen
rentevoet te fourneeren, om uitbreiding en verbete-
ring der haven
mogelijk
te maken. Daarnaast is er
– ook dit dient volledigheidshalve gereleveerd –
een fundamenteel verschil in de exploitatie der beide
‘havens. In Antwerpen is, iii tegenstelling met Rot-
•terdam, waar aan het particuliere initiatief volle
.vrij’heid wordt gelaten, de exploitatie van kranen,
loodsen, kortom van alles wat tot de outillage der
haven behoort, goeddeels zoo niet uitsluitend in han-
den der Gemeente, die dan ook een afzonderlijke en
overzichtelijke haven-administratie voert, waardoor
het ten âllen tijde mogelijk is de uitkomsten dier
exploitatie vast te stellen. Sedert eenigen tijd zijn
ook in Antwerpen door de Société Stocatra de eerste
electrische laad- en losbruggen in bedrijf gebracht en
het Gemeentebestuur van Antwerpen heeft, zooals ik
kort geleden in een
bijdrage
in dit weekblad memo-
reerde, besloten over te gaan tot het in bedrijf stel-
len van een kleiner type laad- en losbrug. De gevol-
gen zijn vopr Rotterdam niet uitgebleven. Uit de
navolgende tabel
blijkt
niet slechts hoezeer de erts-
aanvoeren sedert de crisis te Rotterdam
zijn
terug-
geloopen, maar tevens dat het in 1934 in Antwerpen
verwerkte kwantum erts vergelelcen niet het jaar
193
–
2 – toen ook in Rotterdam ‘het diepste punt be-
reikt werd – vrijwel is verdubbeld, terwijl mag wor-
den aangenomen dat, indien het accres der beide
laatste jaren’ ook in 1935 bestendigd wordt, de totale
hoeveelheid der via Antwerpen aangevoerde ertsen
vrjwel
gelijk
zal zijn aan die van 1929. Nu zegge
men niet, wat heteekent tenslotte een hoeveelheid van
rond 2 millioen tons – in 1929 in Antwerpen aan-
gevoerd – vergeleken met de hoeveelheid die in dat-
zelfde jaar via Rotterdam (inclusief Pernis/Vonde-
lingenplaat) werd verscheept. Er is hier een zeer
duidelijke stijging en indien Antwerpen – gesteund
door de bekende maatregelen, t.w. compensatië-bijsla-
gen, vrij sleepen op ‘het traject Antwerpen-Dordrecht
è.d. – geleidelijk tot verdere uitbreiding der be-
staande ‘outillage overgaat, is het gevaar allerminst denkbeeldig, dat een verdere aftapping van verkeer
plaats vindt. Antwerpen is trouwens niet de eenige
haven die Rotterdam bedreigt. De zeer geprononceer-
de politiek der Duitsche Rijksi’egeering om voor Duitschiand betemde lading – en uit Duitschland
‘Tuitgevoerde goederen – vaak ten koste van aanzien-
‘lijke financieele offers – men denke in dit verband
bijv. aan de tarievenpolitiek der Duitsche Rijküpoor-
wegen – over Duitsche havens te leiden, is oorzaak
dat in het
bijzonder
de ertsaanvoeren over Emden in
het afgeloopen jaar, vergeleken met 1933,
practisch
zijn verdubbeld ten koste van Rotterdctm.
De volgen-
de tabel – het Gemeentelijk Havenbedrijf heeft mij
op de meest welwillende wijze uitgebreid en interes-
sant cijfer-materiaal ter beschikking gesteld, waar-
.voor ik te dezer plaatse nog eens mijn erkentelijkheid
.vil uitspreken – geeft van ‘het verloop der ertsaan-
voeren in de havens Rotterdam—Emden—Antwerpen
een duidelijk beeld:
1929
1930 1931 1932 1933 1934
(In duizenden tonnen)
Rotterdam
1)
…
10.372 8.723 4.090 2.125 2.700 4.399
Emden.,,,,,…
2.304 1.803
766
555 1,274 2.493
Ant’vei’pen ..
1.955 1.420 1,174 837 1.180 1.509
1)
Rotterdam i ncl. Pernis/Vondeli ngenplaat.
– Een analoog verloop toont de uitvoer van het twee-
de belangrijke massale vervoer, t.w. kolen, cokes en
briketten (zonder rekening te houden met ‘bunker-
kolen). Vergeleken niet ‘het jaar 1929 zag Antwer-pen den uitvoer daarvan in het afgeloopen jaar met
‘rond 800.000 tons toenemen, terwijl de
stijging van
den i.iitvoer bver’ Emden niet minder dan ca.
twee
176
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 Februari 1935
miUioen tons
bedroeg! Alsof deze aderlating ten koste
van Rotterdam nog niet genoeg ware, eischt ook
Brémen een •steeds grooter aandeel van dezen uit-
voer voor zich op. Weliswaar
zijn
op dit oogenhlik
nog geen officieele cijfers ten aanzien van den tota-
len uitvoer over de Woserhaven van dezen post be-
kend, maar het verslag der Kamer van Koophandel
te Bremen vermeldde dat gedurende de eerste tien
maanden de uitvoer van kolen etc. niet minder dan
659.000 to.ns bedroeg. Gedurende de eerste tien maan-
den van 1934 werden derhalve reeds rond 160.000
tohs meer uitgevoerd dan in het geheele jaar 1933 of,
vergeleken met het geheele jaar 1932 430.000 tons
meer. En men is nog niet tevreden en appelleert bij
de Rij-ksregeering dat den Duitsëhen Noordzeehavens
een belangrijk grooter aandeel in dezen uitvoer toe-
komt. Dezelfde factoren die ik reeds
bij
den post
ertsen besprak, beïnvloeden evenzeer den uitvoer over
Antwerpen en de Duitsche havens van kolen, cokes
en brikètten. En men bedenke dat het hier gaat om
vervoer dat de basis vormt voor het massaal vervoer
over Rotterdam, -d.w.z. van de haven zelve!
1929 1930
1931 1932 1933 1934
(In duizenden tonnen)
Eniden ……..
1.310 1.295
1.333 2.429 3.125 3.294
Rotterdam
)
9.179 8.252
7.273 4.889 5.635 6.990
Antwerpen (mci.
bunkerkolen)
1.775 1.768
± 2.224 1.954 2.069 2.570
Breinen …….
35
13
214
222
490
–
1)
Rotterdam mci. Pc rois/Vondelingenplaat.
Het ^voortdurend streven van Antwerpen en de
Duitsche Noordzeehavens om een steeds grooter aan-
deel van het massaal vervoer tot -zich te trekken, be-
wijst van hoe groote beteekenis men dit vervoer al-
daar acht. Rijk en Gemeente werken eendrachtig
samen om het doel dat men zich heeft gesteld te ver-
wezenlijken. Dit streven is begrijpelijk. De haven
zelve is, evenzeer, als – in laatste instantie — het
land in zijn.geheel, gebaat met een intensief scheep-
vaart-verkeer. Daarnevens is er een onmiskenbare
wisselwerking. Zonder de ertsaanvoeren zou bijvoor-
beeld het Rijnverkeer op Roterdam, om bij onze
nationale haven te blijven, nimmer een zoo groote
vlucht hebben kunnen nemen. Immers maakt juist
het ertsverv-oer naar de Ruhr het den Rijnreederijen,
zoowel als den particulieren Rijnschippers mogelijk
tot coucurreerende – vrachten kolen van. de Ruhr te
vervoeren. Hoe grooter de mogelijkheid als ,,basis”
een gedeeltelijke lading ,,bulk” goed te secureeren, hoe
gereeder aanleiding er bestaat om de mogelijkheid
eener geregelde verbinding onder het- oog te zien en
dit geldt mutatis mutandis ook voor de Rijnvaart
die, indien de schepen naar of van Duitschland met
een volle lading kolen of erts kunnen varen, er eer-
der oe komt ander vervoer tot
billijke
vrachtcijfers
te accepteeren naar of van de haven waar in de dén
of andere richting op een volle lading kan worden
gerekend. Zeker niet alle, maar toch in ieder geval
een niet onbelangrijk percentage der zeeschèpen, die
erts van overzee aanvoeren, vertrekken wederom met
kolen van Rotterdam. Hoe grooter het aantal zee-
schepen, dat de Rotterdamsôhe haven aanloopt en dit
geldt ook voor de Rijnschepen, hoe •grooter de kans
op werk voor de Rotterdamsche reparatie-werven.
Sleepbootondernemingen, proviandmakelaars, boots-
lieden, zij profiteeren wnder uitzondering van deze
categorie schepen.• De te Rotterdam gevestigde Rijn-
vaart-ondernemingen, groote koleufirma’s, leveran-
ciers van •bunkerkolen, ja ook de scheepshypotheek-
banken, zij -zijn alle nauw geïnteresseerd -bij de mas-
sale transporten, waarbij dan natuurlijk ook de ma-
chinale bedrijven, groot-afnemers van electriciteit,
een rol van niet te onderschatten beteekenis ver-
vullen.
Werkt -bovendien het massaal-vervoer ook niet de
vestiging van industrieën -dan wel de werkgelegenheid
in de -hand? Men denke aan .de phosphaat-fabrieken,
maar 66k akn de -helaas vöor Rotterdam verloren
gegand potasch-transporten oni slechts enkele voor-
beelden te noemen. Moge, oppervlakkig bezien, uit
een oogpunt van directe werkverschaffing in den
vorm van handarbeid, het massaal-vervoer minder
dan het stukgoed tot de ,,verbeeldingskracht” van den
oningewijde spreken, het massaal-vervoer is er niet
minder een factor van de allergrootstebeteekenis om.
En dan nog een korte -beschouwing met betrekking
tot het eveneens gewichtige massaal-vervoer, dritter
im Bunde, t.w. de granen. Ook hier machinale los-
sing, maar toch 66k veel handarbeid en allerlei neven-
bedrijven die onmiddellijk bij deze goederen-categorie
zijn betrokken. Allereerst de zeer belangrijke graan-
‘handel zelf met zijn termijn-markt. Het zou mij te
ver voeren bij elk der groepen uitvoerig stil te staan
om een volledig en dus tot in ‘bijzonderheden uitge-
werkt beeld te geven van har invloedsfeer. Men den
–
ke echter aan het factor-bedrijf, controleurs, wegers,
binnenschippers, Rijnvaart, aan de exportiaken, die
zich tot voor kort zoo -belangrijk ontwikkelden en waar-
door nieuw scheepvaartverkeer naar Rotterdam werd
getrokken, aan de z.g. zakgoed-stations, de gigantische
graansilo’s! Maar ook hier oefenen crisis èn concur-
rentie haar noodlottigen invloed. De crisis die ertoe
leidt dat de contingenteeringsmaatregelen en be-
scherming van den eigen landbouw den overzeescheu
aanvoer steeds meer doen terugloopen. De crisis die
66k oorzaak i dat de zaken me-t Duitschland steeds
meer in beteekenis afnemen. En dan is er ook Ant-
werpen, dat geleidelijk de beschikking heeft gekregen
over een aanzien-lijk aantal drijvende elevatoren, dat
steeds zorgt paraat te zijn of in den kortst mogelij
ken tijd te worden, teneinde zijn deel op te – eischen.
Wordt naar mijn stellige overtuiging de graanpositie
– en ik denk -hierbij in -het bijzonder aan de loshaven
der schepen – in eerste en laatste instantie be-
heerscht door markt-technische factoren, Rotterdam
dient te allen tijde en in ieder opzicht waakzaam
te zijn. Den particulieren ondernemers geldt deze
waarschuwing niet; uit welbegrepen eigenbelang hoü-
den zij vanzelf rekening mèt de eischen, die aan hen
worden gesteld en zij hebben bij ‘herhaling getoond
over een even groot aanpassingsvermogen als juist
inzicht te ‘beschikken, maar Gemeentelijke overhei-d noch Landsregeering gaan in deze vrij uit. Eenerzijds
is bij herhaling de ,,bewegeljkheid” van den concur-
rent, die zoo noodig door- èn toetast, onderschat, an-
derzijds onderschat men de ‘beteekenis der wereld-
-haven zelve.
Onderstaand vergelijkend overzicht van de graan-
aanvoeren te Rotterdam en Antwerpen geduremide het
tijdvak 1929-1934, is eveneens belangwekkend:
1929 1930 1931 1932 1933 1934
(In duizenden tonnen)
Rotterdam
1)
. . . 3.631 4.059 4.663 4.299 3.678 3.164
Antwerpen …..
3.547 3.380 4.330 3.983 3.429 3.376
1)
mci. Pernis/Vondelingenpiaat.
Het beeld -dat 1934, wat den aanvoer van granen
betref t, vertoont zou ongetwijfeld belangrijk gunsti-
ger zijn, indien bovengenoemde factoren -geen rem-
mnenden invloed -hadden geoefend. Gratuite verkla-
ringen van regeeringszijde, dat Rotterdam door de
maatregelen op landbouwgebied in zijn graan-handel
en daarmede in zijn haven waarlijk niet zoo zwaar is
en wordt getroffen, kunnen in haar algemeenheid
gemakkelijker worden afgelegd -dan bewezen. De cij-
fers spreken een andere taal.
* *
*
Resten dan nog de beide andere goederen-catego-
rieën, t.w. massaal stukgoed, d.w.z. goederen, welis-
waar op groote schaal aan- of uitgevoerd — men
denke, om slechts een enkel voorbeeld te noemen, aan
ruwe metalen e.d. – maar daarom toch niet vallend
onder -de categorie massaal-vervoer, en het eigenlijke stukgoed: kisten, balen, vaten e.-d. Met name bij deze
beide laatste categorieën van ‘goederen, die op -hun
–
beurt de basis vormen voor het lijnhedrijf en waarvan
hèt stuk-goed do -best betalende lading voor die -lijnen
20 Februari 1935
ECONOMISCH-STATISTISÇHE BERICHTEN
177
vormt, speelt de handar.beid een overwegende rol en
vinden tal van nevenbedrijven een bestaansmogelijk-
heici. Men denke slechts aan de expediteurs en vee-
men, het entrepôthedrijf, •het vervoer per as, per
vrachtauto, te water en per spoor! Het behandelen
van stulcgoederen eischt het gebruik maken van lood-
sen door cle lijn.reeclerijen; zonder deze laatste kan de
industrie niet op ‘geregelde verbindingen met de over-
zeesche afzetgebieden rekenen en hier zien wij dus
alweder de visselwerking. Hoe talrijker en uitgebrei-
der de geregelde verschepingsgelegenheid is, hoe
krachtiger de ‘zeehaven als ,,ma’gneet” fungeert. Tot
ver in het geographisch achterland reikt de invloed-
sfeer der lijnhaven. Natuurlijk speelt ook de in-
heemsche industrie een rol van beteekenis. In dit op-
zicht is Antwerpen – vooralsnog – ‘bevoorrecht ‘boven
Rotterdam. Immers wordt Antwerpen gevoed door een
krachtig ontwikkelde nijverheid in het land zelve. De
Belgische industrie draagt er in niet geringe mate
toe bij, dat Antwerpen zich als lijnhaven ‘heQf t kun-
nen ontwikkelen. Hier heeft men een typisch voor-
beeld van een industrieel centrum, dat zelf de basis
‘heeft gelegd voor een lijnverkeer, in tegenstelling
met industrieën die, dank zij bestaande verbindingen
eerst recht tot ontwikkeling komen:. Op de noodzake-
lij khei’d om voortdurend te streven naar vestiging van
industrieën binnen het havengebied van Rotterdam
is reeds herhaaldelijk en terecht gewezen. Rotter-
dam’s bij uitstek gunstige geographische ligging en
voortreffelijke outillage scheppen hiertoe overigens
de onmisbare voorwaarden. Maar dan dienen ook de
Landregeering en Overheid zich bewust te worden
van de taak die hier voor ‘beiden is weggelegd. El-
ders, het zij nog eens herhaald, laat men geen en-
kele gelegenheid onbenut voorbijgaan. Zoo hebben
bijvoorbeeld na den oorlog de Duitsche Noordzee-
havens ‘geen poging onheproefd gelaten om – met
steun der Duitsche Rijksspoorwegen en door het niet
wederom als v66r den oorlog in werking stellen der
z.g. ,,Binnenwasserumschlagtariffe”, verkeer dat vroe-
ger den aangewezen weg langs den Rijn naar Rotter-
dam volgde, op kunstmatige
wijze
over Hamburg en
Bremen te leiden. En Antwerpen, dat natuurlijk
eveneens onder deze politiek te
lijden
heeft, is er
dank zij de energie en waakzaamheid van Gemeente-
bestuur en Regeering in geslaagd nieuwe industrieën
aan te trekken – men denke aan General Motors,
Ford e.d. – in tegenstelling met Rotterdam, dat in
den wedloop om uitbreiding der relaties de laatste
jaren aanmerkelijk minder succes dan Antwerpen
heeft bereikt. Dit laatste ligt niet aan gebrk aan
ondernemingszin der particuliere werkgevers, maar
– om enkele
duidelijk
sprekende voorbeelden te
noemen: kali en Ford – veeleer aan gebrek aan
activiteit en doortastingsvermogen, ‘zakenflair in-
dien men wil, van vroegere bestuurscolleges. Daar-
naast – men denke aan de tarievenpolitiek, waar-
over jaar en dag is gedelibereerd en uiteindelijk
van economische tot politieke kwestie verworden –
was men. gewoonlijk te laat met het verzetten der
bakens, in tegenstelling met Antwerpen, welks Ge-
meentebestuur evenals trouwens de Belgische Re-
.geering steeds op de bres staat wanneer het geldt de belangen der nationale haven te verdedigen. Het zou
mij te ver vôeren en het valt trouwens ook buiten het
bestek dezer ‘zoo beknopt mogelijk gehouden beschou-
vingen, indien ik mij in bijzonderheden zou verdie-
pen bij het beantwoorden der vraag waar en op welk
stuk de ‘hestuursgeste uiteenloopt. Eén ding, en daar-
om gaat het, staat niettemin vast: Antwerpen houdt
steeds het oog gericht op de toekomst, zorgt zooveel
mogelijk paraat te zijn om iedere •kans te benutten.
Als goed koopman voelt het ‘Gemeentebestuur – en
waar noodig ook de Regeering zelve – de sfeer aan en…. doet zoo noodig concessies, neemt risico’s en
werpt het volle gewicht van zijn (haar) invloed in de
schaal om deze ten gunste van Antwerpen te doen
doorslaan. Rotterdam’s Gemeentebestuur was . jaren-
lang ziende ‘blind, miste de aansluiting. . . en de Lands-
‘regeering? Van haar gaat geen stuwkracht uit, om-
.dat zij vooralsnog de economische beteekenis der Rot-
terdamsche ‘haven onderschat, het juiste inzicht en
de vereischte kennis van zaken
bij
gebrek aan waar-
-lijk deskundi’ge voorlichting mist. En nochtans gaat
het hier om belangen die, verre van alleen de haven
te regardeeren, in den vollen ‘zin des woords van
nationale beteekenis zijn!
Aanvoer:. Massaal stukgoed.
1929 1930 1931
1932 1933
1934
(in duizenden tonnen)
Rotterdam’).
..
. 1.152
945 1.162
991 1.170 1.477
Hamburg
2) . .. .
1.974 1.561 1.809 1.644 1.684 1.787
Antwerpen . … ±
460 ±340 ±420 ±300 ±310 ±474
Uitvoer: Massaal stukgoed.
–
1929 1930 1931 1932 1933 1934
(in duizenden tonnen)
liotterciam’).
..
.
371
334
359
410
425
437
Hamburg
2) . .. .
1.586 1.425 1.343
868
843
871
Antwerpen . . ±
1.010 ±990 ±870 ±480 ± 575 ±590
Uitvoer afzonderlijk genoemde goede ren.
–
R
o
tt
erc
I
arn
)
in duizenden tonnen)
Cement ……..
87
85
43
8
5
13
Aardappelen
..
59
46
141
146
19
17
Metalen……..
1.174 1.002
938
665
443
440
Hambnrg
2
)
Cement ……..
293
236
75
55
. 55
,
Aardappelen ..
15
14
163
124 ±49
13
Metalen……..
708
647
602
475
512
498
Antwerpen
Cement ……..
1.600 1.140
776
577
499
447
Aardappelen ..
66
64
65
73
49
52
Metalen……..
5.360 4.394 3.655 2.875 3.302 3.824
Aanvoer overig stukgoed.
1929
1930
1931
1932
1933
1934
(in duizenden tonnen)
Rotterdam
1
) 2.526 2.236
2.288
2.104
2.299
2.301
Hamburg
2
) 5.725 5.172
4.667
4.523
4.861
5.134 Antwerpen
±2.722 ±2.175 ±2.146 ± 2.000 ±2.600 ±2.743
Uitvoer overig stukgoed.
1929 1930
1931
1932
1933
1934
(in duizenden tonnen)
Rotterdam’)
2.188
1.911
1.818
1.429
1.480
1.485
Hamburg
2
) 4.413 4.190
4.113
3.636
3.578 . 3.451
Antwerpen
±2.152 ± 1.850 ±1.612 ±1.382 ± 1.560 ± 1.719
1)
Voor ‘het jaar
1.933
vat den uitvoer aangaat en voor
1934
sedert
1
Mei alle cijfers
mcl.
Pernis.
‘) Sedert
1932
mcl.
Altona en Hamburg-Wilhelmaburg.
Aan de ‘hand van verder,
vergelijkend
cijfermate-
riaal zal ik thans trachten aan te toonen in welke
mate Rotterdam door de malaise in het havenbedrijf
wordt getroffen, cijfermateriaal waaruit tevens zal
blijken dat het, wanneer men spreekt •over de Rotter-
damsche haven, waarlijk niet slechts gaat om ‘locale
of regionale belangen. C.
Vsrnnv.
GRENZEN VAN ,,ORDENING”.
De a’andacht, die het vraagstuk der ,,ordening”
thans trekt, wijst op de toegenomen spanning tus-
schen het beginsel van ,,laissez faire” en dat van be-
wuste bindende regeling, als ‘de twee ordenings-hegin-
selen van ‘het maatschappelijk leven. Een spanning,
die thans ‘bijzonder sterk in het ekonomisch leven –
maar allerminst daar alleen – voelbaar is, omdat de
conflicten tusschen verschillende ekonomische belan-gengroepen thans van dien aard zijn geworden, dat zij
de ekonomische bestaansmogelijkheid van’ de ‘betrok-
ken ‘groepen raken, en daarmee die van groote deelen
van ‘het volk.
In den vooroorlogschen tijd van ekonomische expan-
sie, waarin de ‘afzetmogelijkheid zich even snel of
sneller ontwikkelde dan de productiecapaciteit, leid-
den deze belangencouflicten tot een concurrentie, die
bovenal een vruchtbare reguleerende werking ‘had. De
verschillende producenten konden ‘zich, op een ruim
ekonomisch gebied, naast elkaar bewegen en ontwik-
kelen, zonder elkaars ‘belangen te benadeelen. Doch
178
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 Februari 1935
sedert de productiecapaeitejt sneller ging toenemen
dan de afzetmngelijkheid, werd het ekonomisch ge-
bied kleiner en de concurrentie scherper, en gingen
de belangen der verschillende ondernemingen en be-
drijfstakken elkaar meer en meer raken
en
verdrin-
gen. Dit leidde zoowel tot toenemende rationalisee-
ring binnen de ondernemi]]gen als tot het steeds veel-
vuldiger tot stand komen van partieele regeling dezer
belangen door complexen van ondernemingen. De
rationaliseering der productie en het inkrimpen van
het afzetgebied tengevolge van de steeds verdergaande
industrialiseering van overzeesche en Europeesche
gebieden, verscherpte de dispariteit tusschen prô-
ductie-capaciteit en afzetmogelijkheid, en daarmede
de concurrentiestrijd en de belangenconflicten. De
vermindering van werkgelegenheid, die deze ontvik-
keling in ieder land tengevolge had en de pogingen
van de producenten in ieder land om een teveel aan
productie tegen elken prijs in andere landen kwijt te
raken, leidden overal tot de bekende invoerbeperkin-
gen., een ruwe en ingrijpende poging tot nationale
ordening” •der productie, waardoor weer in ieder
iand het vraagstuk der regeling van eigen productie-e werkgelegenheid dringender werd.
Zoo is thans het vraagstuk der ordening als alge-
meene, bindende regeling overal actûêel; ielfs bij
ons, door de geogfafische positie van ont land, uiter-
aard individualistische volk. Er zijn, als hij ieder
vraagstuk, ook thans volstrekte tegenstanders en vol-
strekte voorstanders van een dergelijke ordening, die,
als
bij
ieder vraagstuk, ook thans beide ongelijk moe-
ten hebben: de dingen in het leven, en in het bijzon-
der in het niaatshappelijk leven, zijn nooit zoo vol-
strekt dat qij niet altijd hun kanten van goed
en
kwaad, van voor
en
tegen hebben. De volstrekte voor-
standers hebben in zooverre ongelijk dat, ondanks alle
binding, de elementen van individueele, vrijheid, van
concurrentie, van natuurlijke aanpassing aan zich
wijzigende vrhoudingen, in het maatschappelijk en
ekonomisch leven toch steeds een zoo belangrijke
plaats innemen, dat iedere regeling gebonden is aan
grenzen die niet dan met groote nadeelen voor het
ekonomisch e.n maatschappelijk leven kunnen over-
schreden worden. En de volstrekte tegenstanders van een dergelijke ordening hebben in zooverre ongelijk,
dat er van onbeperkte individueele vrijheid en con-
currentie, van een automatisch evenwichtsherstel
geen sprake meer kan zijn omdat er reeds lang op alle gebieden geordend en ‘geregeld is: door ondernemers,
door arbeidersorganisaties, door staten. De wer-
kingssfeer dci- individueele vrijheid is reeds aanzien-
lijk beperkt; groote deelen van het ekonomisch leven
zijn aan bewuste regeling onderworpen. Het gaat
thans dan ook niet om ‘het abstracte – voor theore-
tici of dogmatikers zoo smakelijke – probleem van
vrijheid of gebondenheid; ook niet om de vraag of ‘de
regeling al of niet verder zal gaan – daarop kan
slechts de praktijk antwoord geven; maar om de con-
crete vraag of in deze .huidige historische ‘situatie
van ‘gedeeltelijke regeling en
gedeeltelijke
vrijheid,
beheerscht ‘door een geweldige dispariteit tusschen
productiecapaciteit en afzetmogelijkheid, het voort-
gaan der regeling moet overgelaten worden aan be-
langhebbenden, wat praktisch in ieder cocreet geval
beteekent aan die mindérheid of enkeling die een
door een ‘meerderheid gewensehte regeling kan tegen-
h’ouden – of wel ‘dat ‘het algemeen belang eischt, dat
thans een hoven de direct belanghebbende . partijen
staande autoriteit, de bevoegdheid moet kunnen ‘heb-
ben om in dergelijke gevallen te beslissen of de hou-
ding van de meerderheid, dan wel’ die vn de minder-
‘heid strookt met ‘het algemeen belang.
De Regeering heeft, door, de indiening van het veel
besproken wetsontwerp op ‘het verbindend (‘en onver-
bindend) verklaren van ondernemersovereeukomsten,
deze vraag in laatstgenoemden zin ‘beantwoord.. De
meening der direct belanghebbenden, de ondernemers,
is verdeeld. Het is echter niet duidelijk op welken
grond men a priori zou kunnen uitmaken, dat in ge-
vallen als hier bedoeld steeds de minderheid, die de
regeling tegenhoudt, in het algemeen belang zou han-
delen. Immers het afwijzen van iedere mogelijkheid
dat in dergelijke gevallen een orgaan, dat het alge-
meen ‘belang vertegenwoordigt, beslist, beteekent een
partij kiezen a priori voor de minderheid die de rege-
ling tegenhoudt. Maar even goed als het mogelijk is dat inderdaad deze minderheid het algemeen belang
dient, is het ‘denkbaar dat de regeling van de meer-
derheid dit doet. Het lijkt daarom gewenscht en,
waar het algemeen belang thans zoo nauw hij der-
gelijke regelingen betrokken is, onvermijdelijk, dat
een orgaan van dat algemeen belang de bevoegdheid
heeft oni zoo noodig, bij een conflict van belangen
een beslissing te kunnen rfemen. Dit kan uiteraard
alleen een Staats’orgaan in eenigerle’i vorm zijn.
Een principieele vraag van praktische beteekenis
is daarbij of alle regelen, die ondernemers onder
elkaar zouden venschen te treffn, voor verbindend-
verklaring in aanmerking moeten kunnen komen. .Dit
betreft niet zoozeer de vraag, welke ‘bevoegdheid de
Statt ten deze “moet hebben, als wel deze, of het
ekonomisch leven in al ‘zijn onderdeelen voor bewuste,
bindende regeling vatbaar is, of wel dat sommige
onderwerpen zich uit hun aard wel, andere niet voor
regeling leenen.
De stelling van hen die, iedere ,,ordening” afwij-
zend, meenen dat het ekonomisch leven niet geregeld
kan, worden, ‘dat hier slechts plaats is voor ,,het
Vrije spel Van krachten”, voor individueele vrijheid en ,,natuurlijke” ontwikkeling, is, in zijn algemeen-
heid, onjuist. 1-let ekonomisch leven is juist het
incest geregelde deel van het maatschappelijk leven;
de onderneming, en vooral de groote onderneming,
is een kuuststuk van regeling; de thans meer dan
ooit noodzakelijke rationaliseering is: ‘logisch door-
dachte regeling. Dergelijke regelingen betreffen niet
slechts de enkele onderneming, maar gelden veelal, in
allerlei omvang en vormen van samenwerking en he-
langengemeenschap, ook voor een complex van on-
dernemingen. Terwijl door sociale wetgeving, d’oor
invoerrechten en vooral door contingenteering en ver-
sc’hillende andere crisisregelingen, het geheele be-
drijfsleven in verschillende opzichten aan dikwijls
vergaande regeling onderworpen is. Ook credietver-
leening kan een sterk element van regeling – van
‘buiten af – bevatten. Terwijl aldus de verhoudingen
in de onderneming steeds, en de verhoudingen tus-
schen de ondernemingen reeds veelal – en in toe-
nemende mate – object van regeling, van rationali-
matie zijn, is het waarschijnlijk, dat de toenemende
aanraking van belangen, de toenemende moeilijkhe-
den, steeds meer dwingen tot gezamenlijke regelin;
de eisch tot rationeele productie kan het steeds nood-
zakelijker maken, dat rationalisatie niet tot de gren-
zen der, onderneming beperkt blijft, maar dat ratio-
neele regelingen ‘genomen worden,’ die voor een ge-
heele bedrijfstak gelden. Het kan dan in het alge-
meen belang gewenscht zijn, dat verzet van enkelen
tegen een dergelijke ‘bedrjfsgewijze rationalisatie ge-
broken wordt. Als onderwerpen van een dergelijke
regeling, ten opzichte van ‘welke overeenkomsten des
noods verbindend verklaard zouden kunnen worden,
zouden h.v. kunnen gelden: regelingen ‘betreffende
den omvang der productie, betreffende bedrijfsspecia-
lisatie, normaliseering van producten, regelingen be-
treffende den verkoop, enz. Kortom: al datgene wat
in de individueele onderneming gevolg van bewuste, rationeele regeling is, kan in beginsel ook object van regeling zijn tusschen twee en meer ondernemingen.
Ten opzichte van deze onderwerpen is ver.bindendver-
klaring in beginsel dus ook mogelijk. De
praktische
‘mogelijkheid hangt af van de waarborgen, dat de uit-
voering niet zal gaan ten koste der best geleide en
geoutilleerde otddernemingen.
– Geheel anders is het echter met den prijs. Deze
kan niet, evenals de genoemde onderwerpen,’ door
20 Februari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
179
den ondernemer bepaald worden, daar de p
–
rij§ steeds
is een functie van aanbod en vraag. Wanneer de on-
dernemer den prijs vaststelt, is dat op grond van
gegeven marktverhoudingen. Deze marktverhoudin-
gen kan men, gedeeltelijk, beheerschen. De onderne-
mers kunnen den omvang der productie bepalen; de
Staat kan den invoer beperken. Zoo kan het aanbod geregeld worden. De vraag kan echter niet geregeld
worden, en de factoren, die deze heheerschenzijn ge-
woonlijk zelfs niet te overzien.
MTanneer
men van een
product, in onderlinge samenwerking, •het aanbod zou
regelen en den
prijs
vast zou stellen, zou men daar-
door de vraag, dat is de afzetmogelijkheid, beïnvloe-
den zonder de gevolgen daarvan te kunnen overzien
– laat staan te beheerschen. Het is mogelijk, dat
daardoor de afzet verminderd wordt; dat andere be-
drijven, verbruikers van het product, daardoor in
moeilijkheden komen, die weer verdere prijsfixatie
zouden vereischen, enz.
Hoezeer men ook de markt door regeling van het
aanbod moge beheersehen en daardoor den
prijs
moge
beïnvloeden, de prijs zelf kan alleen beheerscht wor-
den wanneer men ook de vraag zou kunnen regelen.
Dat wil zeggen wanneer het geheele gebied van pro-
ductie, distributie en consumptie voor het betrokken
product hewust geregeld zou zijn. Hetgeen echter –
‘behoudens in enkele uitzonderlijke gevallen – een
onmogelijkheid is, zoolang er nog vrijheid van con-
sumptie bestaat: ‘het is tenslotte de behoefte en ‘de
koopkracht van het publiek, als consument, die bepa-
len welken prijs bij een bepaald aanbod gemaakt kan
worden. Waar men het aanbod in zekere mate kan
regelen, en dat dan ook reeds in vele opzichten doet,
is de consequentie, dat men den prijs, binnen deze
grenzen, Vrij moet laten – omdat die zich niet laat
regelen.
Het ligt daarom voor de hand overeenkomsten tot vaststelling van minimun
-prijzen
bij het tot stand
komen van de bedoelde wet van verbindendverklaring
uit te sluiten. De prijs blijft, zoolang de afzet, de
consumptie vrij is, een gevoelig elenient, de barome-
ter voor het betrokken deel van hét ekonomisch leven.
Men kan door regeling van allerlei factoren, produc-
tie en aanbod betreffende, den prijs sterk beïnvloe-
den; deze zal daarop reageeren naar de mate van den invloed, die deze factoren uitoefenen in verband met
andere, niet controleerbare factoren in de volkshuis-
houding. Deze reactie kan ook een rem zijn op te ver
gaande regeling. Men manipuleert dan enkele, be-
kende gegevens waarvan men, wanneer dat met vol-
doende zorgvuldigheid geschiedt, de gevolgen kan
overzien en beheerschen. Men beïnvloedt dan den
prijs voor zoover dat, in de gegeven verhoudingen,
mogelijk is. Zou men echter, met bindende regeling,
den prijs 2elf vaststellen, overeenkomstig de wenschen
van een groep belanghebbenden, dan zou men daar-door op ruwe wijze ingrijpen in het geheele complex
van factoren, dat met de prijshoogte samenhangt,
zonder de gevolgen daarvan te kunnen overzien.
In dezen tijd van dalende ‘prijzen en kosten, van
afnemende ,,koopkracht” en verdere aanpassing is de
kans dat vaststelling van min imumprijzen mogelijk
is, gering. Maar wanneer het mogelijk mocht zijn,
is de kans groot, dat het voor de volkshuishouding als
geheel schadelijk zou zijn. Daarentegen moet de nei-ging om zich op deze wijze tegen verdere prijsdaling
te beschermen, hij vele ondernemers des te ïevendi-
ger zijn.
De Minister xou, door ook de mogelijkheid tot hin-
dendverklaring van minimum-prijzen te openen, de toepassing dezer wet aanzienlijk bemoeilijken. Een
toetsing vin andere regelingen naar hun heteekenis
voor het algemeen belang moge al moeilijk zijn, een onderzoek, welke prijs in •het algemeen belang voor
bepaalde producten gewenscht is, lijkt over het alge-
meen, en in het bijzonder thans, ondoenlijk. Boven-
dien zou daardoor onvermijdelijk het sociale element
onder de werking dezer wet betrokken worden, dat de.
Minister juist, en terecht selieidt van het ekonomi-sche: beoordeeling van prijzen is niet
mogelijk
zon-
der beoordeeling van bonen en andere arbeidsvoor-
waarden. Zou op, uiteraard te verwachten, herhaalde
verzoeken tot prjsfixatie een weigerend antwoord
moeten volgen – en door anders te handelen zou de
Regeering in strijd komen met haar eigen politiek
van aânpassing – dan zou de Regeering het odium
op zich laden van den ondergang van ondernemin-
gen, die in de tege.nwoordige ekonomische verhou-
dingen slechts met het kunstmatige middel van prijs-
vaststelling in stand zouden kunnen worden ge-
houden.
Er lijkt dan ook alle aanleiding toe om overeen-
komsten’tusschen ondernemers tot het vaststellen van
minimum-prijzen uit te sluiten van de mogelijkheid
tot algeineen-verhindend verklaring. De ondernemers
in den betrokken bedrijfstak mogen trachten of zij
dat bereiken kunnen – de Staat blijve daarbuiten.
Dit geldt uiteraard niet voor de onthinciend-verkla-
ring: deze kan juist gewenscht zijn voor het verbre-
ken van in het algemeen belang ongewenschte prijs-
fixaties.
De grenzen van ordening, dat is van algemeene
bindende regeling, zijn dus daar gelegen, waar de
aar.d van het ekonomisch leven ze legt. Datgene wat
in de enkele onderneming slechts tot stand komt door
de ordening van de leiding, dus object is van ratio-
neele regeling, kan, voor zoover het de belangen van
andere ondernemingen raakt, ook object zijn van col-
lectieve regeling door twee en meer ondernemingen.
Wanneer alle producenten zich verbinden, valt hier-
onder ook de omvang der productie. Een dergelijke
rationeele, bedrjfsgewijze productieregeling kan, in
het algemeen belang, gewenscht zijn, zoodat een in-
stantie die desnoods een minderheid tot deelname kan
.dwingen, ook gewenscht is.
Datgene echter, wat in het algemeen niet product
van regeling kan zijn, omdat het een functie is van
een niet te overzien, en niet te ‘beheerschen . aantal
‘factoren die tezamen de concrete inarktsituatie vor-
men: de
prijs,
kan ook niet object van algemeen bin-
dende regeling, van ordening zijn. Men kan, voor ‘zoo-
ver men die kan beheerschen, de factoren regelen clie
den prijs beïnvloeden – de prijs zelf is steeds die
functie van ‘het ekonomisch leven, waarin alle, zich
steeds wijzi.gende, waai-deverhoudin,gen en behoeften
tot uiting komen. Het ekonomisch leven is tenslotte
een deel van het maatschappelijk leven; het is welis-waar in zijn vormen en verhoudingen in groote mate
regelbaar, maar het is geen ziellooze mechaniek. Het
is bewegelij’k, dynamish leven. De prijs, waarin dit
dynamische tot uiting komt, is de ekonomische reac-
tie van de maatschappij op al deze, verstarde en be-
wegeljke, verhoudingen. De prijs ligt buiten de gren-
zen van ordening.
Mr.
J. BIEREN5 DE HAAN.
DE MEDEWERKING VAN DE ARBEIDERS.
ORGANISATIES BIJ DE ORDENING.
In zijn artikel in de ,,Economisch-Statistische Be-
richten” van 30 Januari 1935 over ordening van de
industrie schrijft Mr. Ir. A. W. Quint, dat ,,de ge-
vallen legio zijn, waar saneeringspogingen in samen-
werking met de vakvereeuigingen van, arbeiders tot
stand koen”. Aangezien saneeringspogingen voor
een belangrijk gedeelte op economisch terrein liggen
en cle vakvereenigingen zich in oorsprong slechts met
sociale aangelegenheden bezighouden, is het van be-
lang deze uitspraak eens nader te beschouwen, aan-
gezien, indien het inderdaad zoo zou zijn, daaruit
niet alleen geconcludeerd zou moeten worden, dat de
vakvereenigingen zich in den laatsten tijd ook op
economisch terrein bewegen, doch dat dit blijkbaar,
dthans wat het.pogen betreft, tot gunstige resultaten
heeft geleid.
Bij deze nadere beschouwing zal men er zich reken-
schap . van moeten geven, wat onder saneering moet
180
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 Februari 1935
worden verstaan, of, aangezien het begrip saneering
moeilijk te definieeren is, misschien beter, men zal
goed doen vast te stellen, wat niet tot het begrip
saneering moet worden gerekend.
,Tat dat betreft, kan men het zeker geen saneering
noemen wanneer, zooals in verschillende bedrijven
geschiedt, de vakvereenigingen pogingen ondernemen
of steunen om tot een contingenteering van den in-
voer van in hun bedr••fstak vervaardigde producten
te komen. Dit is, daargelaten of het goed of verkeerd
is, een eenvoudig streven naar vermeerdering der
werkgelegenheid in Nederland en verzorging van de
binnenlandsche markt door de Nederlandsche in-
dustrie.
Evenmin is het saneering, wanneer zooals in het
bouwbedrijf de patroons- en arbeidersorganisaties ge-
zamenlijk een actie voeren om bij de werkverschaf-
fing de particuliere aannemers in te schakelen, wan-
neer zooals in den landbouw, de werkgevers en arbei-
dersorganisaties gemeenschappelijk aandringen, op
handhaving van den landbouwsteun of wanneer zoo-
als in de metaalindustrie de arbeidersorganisaties den
bouw van een tweede ,,Statendam” op een Neder-
landsche werf bepleiten.
Bij . dergelijke acties is, naast het reeds genoemde
behoud van werkgelegenheid, veelal de ondergrond,
dat de bonen en andere arbeidsvoorwaarden gehand-
haafd kunnen blijven of althans minder verlaagd be-
hoeven te worden, wanneer de betrokken voordeelen
in den
bedrijfstak
kunnen worden verkregen, zoodat
daardoor de aibeidersorganisties in den regel niet
ongenegen zijn de actie, die de ondernemers ervoor
voeren, te ondersteunen.
Gaat men na in welke
bedrijven
dan wel met mede- –
werking der vakvereenigingen iets gebeurt, dat onder
het begrip saneering zou kunnen vallen, dan ziet
men als eerste voorbeeld natuurlijk de typografie,
waar het stelsel van verplicht lidmaatschap, verplich-
te tarieven enz., zooals Prof. Veraart dat ruim 15 jaar
geleden heeft ontworpen, inderdaad op een samen-
werking tusschen patroons en arbeiders berust. Wij
behoeven daar echter niet over te praten, aangezien
het bekend genoeg is en moeilijk als v’oorbeeld van
den laatsten tijd kan worden aangehaald. De vraag
blijft steeds of met deze wijze van ordening, waar-
van de maximâle waardeering van den consument (in
gewoon Hollandsch: het afwentelen bp den verbrui-
ker) de basis vormt, het algemeen belang of zelfs het
uiteindelijk belang van de betrokken groep wordt
gediend.
Dan hebben wij gehad de medewerking van -de
arbeidersorganisaties bij het Extra Rood Contract in
de steenindustrie, welk contract op een volslagen mis-
lukking is uitgeloopen. Van meer recenten datum is
de vertegenwoordiging van de arbeidersorganisaties
in -dell.L.S. Centrale in de leer- en schoenenindus-
trie. Hoewel deze vertegenwoordiging door den bree-
den opzet van het geheel betrekkelijk weinig te be-
teekenen had, is het succes van deze Centrale nu niet
zoodanig, dat men verstandig zou doen zich •daarop
te beioepen.
In de stroocartonindu stri e trachten de werkgevers
onderling tot een regeling te komen; weliswaar doen
de arbeidersorganisaties steeds pogingen om daar ook
invloed op uit te oefenen, doch tot nog toe zijn zij
er buiten gebleven.
Bij de saneering in het bakkersbedrijf, in •het bij-zonder te Amsterdam, zijn de arbeidersorganisaties
ook tot op zekere hoogte betrokken. Het feit, dat zij
daarbij een loon bedingen, dat nog ver uitgaat bo.ven
dat wat gelijksoortige arbeiders in de onbeschutte
bedrijven kunnen verdienen, bewijst wel; dat men hun
medewerking duur moet ‘betalen en men er inder-
daad met Minister Colijn voor mag huiveren het ge-
meenschapsbelang aan die groepabelangen over te
laten.
Vraagt men ‘zich na het bovenstaande dan ook af
of de heer Quint de verhoudingen juist ziet,
wan-
neer hij bij wijze van propaganda voor de ordening
mededeelt, dat de gevallen, waar saneeringspogingen
in samenwerking met de v.akvereenig.ingen tot stand
komen ,,legio zijn”, dan kan het antwoord niet anders
dan ontkennend luiden. Of dit al dan niet betreurd
moet worden is een vraag, die niet behoeft te worden
gesteld, het gaat hier slechts om het constateeren van
de bestaande verhoudingen en om te voorkomen, dat
onjuiste conclusies ‘zouden worden getrokken.
B. BÖLOER.
JAVA EN BRITSCH-INDIË.
Er gebeuren in deze wereld zoo nu en dan dingen,
waartegenover wij, zwakke menschen, machteloos
staan en die wij als zware rampen moeten aanvaar-
den, alhoewel wij ze zoo gaarne zouden willen afwen-
den. Zoo is hijv. in Engeland de opbrengst van sui-
kerbieten per acre en het gehalte aan suiker, dank
zij gunstig weer, zeer meegevallen; de suikeroogst
wordt dus grooter dan werd verwacht. Dit is een
harde slag, dien het noodlot het arme Engelsche volk
toebrengt; want de Regeering wordt erdoor genood-
zaakt in een suppletoire begrooting £ 1.150.000 aan
te vragen als extra subsidie voor de producenten, die
slachtoffers dreigden te worden van het welslagen
van den oogst.
Voor economen, die in vroeger jaren economie stu-
deerden, klinken deze opmerkingen vreemd, want zij
meenen natuurlijk nog, dat het slagen van een oogst
een weldaad is, zooals ze ook nog bezield zijn van
het vreemde begrip, dat het goed is om zoo goedkoop
mogelijk te produceeren, dat men dus zoeken moet
naar de geschiktste plaatsen voor het voortbrengen
van een product, etc. Dit zijn echter verkalkte ge-
dachten, overgebleven uit den
tijd
van Pierson c.s.,
toen men nog •hechtte aan vrijhandel; niet alleen in
theorie, maar ook in practijk.
Thans denkt men gelukkig ruimer. De actieve han-
delspolitiek heeft de geesten verfrischt en men rede-neert als volgt:
,,De wereldpr.oductie van suiker bedraagt slechts een
percentage van de potentieele productie en zal geen
wijziging ondergaan, wanneer òf het volwaardige
Java èf het minderwaardige Britsch-Indië uit de
productie geschakeld wordt. Het wereldinkomen en
de wereldconsumptie zijn in beide gevallen gelijk, ni.
een bepaald aantal balen suiker. De productie in
Britsch-Indië kost meer arbeid en offers -dan op Java,
waardoor o.a. een winst aan werkboosheidsverminde-
ring ontstaat door de productie in Britsch-Indië te
doen plaats hebben.”
1)
Zijn •deze schoone klanken niet geheel doordron-
gen van den geest des
tijds?
Men produceert toch niet
meer om zooveel en zoo goed
mogelijk
voort te bren-
gen in het belang van de consumenten;, doch -enkel
en alleen -om de werkloozen van de straat te halen.
Zou •het dan geen dwaasheid zijn om suiker voort te
brengen, waar dit met zoo weinig arbeidsmoeite kan
geschieden als op Java? Is het niet bijna misdadig,
dat men in dat bevdorrechte land suiker planten mag
en ware het niet ‘beter een boycot uit te spreken
tegen een zoo oneconomisehe cultuur, d.w.z. een cul-
tuur, die vergelijkenderwijze zoo weinig arbeidsmoeite
vraagt? Laat men toch, indachtig aan ‘het werkloo-
zen-probleem, overal de onweerleghare theorie vol-
gen, die in bovenstaand citaat is uitgesproken. ,,Meer
werk door het scheppen van meer ar.beidsmoeite”
worde de leus waaronder de twintigste eeuwsche we-
reldbevol’king ten strijde trekke tegen de crisis.
Tarwe naar de Veluwe, suikerbieten naar de dui-
nen, fabrieken verplaatsen naar punten zoover moge-
lijk van de transportwegen gelegen, afbreken, van
bruggen, verwaarboozing van wegen, alles ‘om het ver-
voer te bemoeilijken, weg met alle machines etc. etc.
1).
Zie E.-S.B. van 30 Jan. ji. pag. 123, ,,Vrijhandel
of
Bescherming”.
20 Februari 1935
ECONOMISCH-STATIST?SCHE BERICHTEN
181
Z66 immers maakt men spoedig ecu einde aan de
werkloosheid!
Er zouden een paar, hoewel onbelangrijke, opmer-
kingen over het hovenstaand citaat gemaakt kunnen
worden. Het is bi.jv. niet juist, dat de werelclproduc-
tie van suiker slechts een percentage bedraagt van
de poteutieele productie, tenzij men er geen rekening
mede houdt, dat niet
alle
grond voor den aanplant
van suiker geschikt is en dat er nog ruimte voor an-
dere voortbreuging overblijven moet. Op Java waren
nog vele zeer geschikte suikergronden, doch deze
waren aangewezen voor andere cultures en alleen in
tijden, die volgens de ouderwetsche economische be-grippen voor de suikervoort’brenging verleidelijk wa-
ren, dacht men eraan de rietaanplanting uit te ‘brei-
den. Houdt men er echter rekening mee, dat achter
hooge tariefmuren alles
mogelijk
i, dan is het citaat
juist en zou de wereldproductie voor suiker nog heel,
heel sterk kunnen worden opgevoerd. Echter ook de
consumptie? Deze vraag klinkt dwaas in deze moder-
ne tijden, want wat malen wij, protectionisten, om de verbruikers? Toch mag men ze niet geheel negeeren,
want -zelfs de meest doorgewinterde actieve handels-
politicus moet er rekening nice houden, dat de con-
sumeten al het geproduceerde moeten verteren en
als ze dat niet doen is tenslotte toch Holland in last.
De suikerproductie en de suikerconsumptie moeten
ongeveer in evenwicht blijven, willen niet alle rede-
neeringen spaak loopen. Daar nu de consumptie de neiging heeft toe te nemen door de regelmatige be-
volkiugstoeneming en door het opnemen van primitie-
ve bevolkingsgroepen onder de suikerverbruikers, moet
de productie ook gestaag stijgen. In het suiker-pro-
ductiejaar
1902f 03
bedroeg de wereld suikeroogst
. . 11.805.900
ton in
1924/’25
was deze gestegen tot ………
24.280.30Q
toeneming….
12.474.400
toa.
Deze
stijging
was mogelijk, omdat het verbruik om
bovenaangegeven redenen ca. 3 pOt. per jaar toenam.
Na 1924/’25 is het wereldverbruik practisch niet
meer gestegen. De oorzaak ligt voor de hand. Het op-
komend protectionisme, dat tot autarkie dreigt te
worden, dreef de consuinptieprijzen omhoog, terwijl
tegelijkertijd een algemeene verarming intrad. Die
ellendige consumenten gingen in staking, het ver-
bruik stagneerde, de productie moest dus op hetzelf-
de niveau blijven.
Stel dat een vrijer handelsverkeer, dat de prijzen
op de verbruikersmarkten op peil zou hebben gehou-
den, ‘had bestaan, zou er dan ook maar één reden zijn
geweest om de stijging der consumptie meer dan tien
jaren te laten stilstaan? Stellig niet. Het verbruik
zou •dan 10 millioen ton grooter zijn geweest, dan
het nu is, de productie zoo dus ook 10 millioen ton
meer hebben bedragen.
10 millioen ton vormen 3Y
3
Java-oogsten van 3
millioen ton. In één zoo’n Java-oogst werken 1 mil-
lioen menschen,, er zouden dus onder die omstandig-
heden thans in de suikerproductie 3y
3
millioen ar-
•beidskrachten direct meer werk kunnen vinden dan
nu het geval is. Bovendien zou er ruimte zijn ge-
weest voor den bouw van nieuwe fabrieken, zouden
duizenden en duizenden arbeiders hij het vervoer op
spoorwegen, auto’s, in de havens, op zee etc. werk
‘hebben gevonden, zouden er schepch zijn gebouwd om
alle suiker te verladen etc. etc. etc. Er zou dus plaats
gekomen zijn voor een waar leger van, arbeiders. Als men dit overweegt, raakt men zachter gestemd tegen-
over mannen als Pierson c.s.; men is geneigd den
vrijhandelaren te verontschuldigen en men kan be-
grijpen, hoe zij tot de redeneering zijn gekomen, dat
het van belang is om de consumptie te verhoogen en
daardoor vanzelf meer werk aan den winkel te ‘bren-
gen, waartoe natuurlijk weer noodig is, dat men zoo
ruim en goedkoop mogelijk produceert, dus op de
plaatsen, die voor een bepaalde productie het meest
geschikt zijn.
WTat
voor suiker geldt, ‘geldt voor alle
producten; ‘kon men dus de prijzen voor de consump-
tie nader brengen tot de wereldmarktprijzen, dan zou
veel gewonnen zijn. Maar dan zou men aan de tarie-
ven moeten tornen, en daarmede kan geen modern
mensch zich vereenigen. Dus men produceere maar
voort op de on’geschiktste ‘plaatsen en hale tegelijk
den buikriem éenige gaatjes aan. Men kan zich dan
vergasten aan een afnemende consumptie van Hol-
landsche bietsuiker, waarvoor veel arbeidsmoeite noo-
dig is en die een kostprijs ‘heeft van
f
12,63 per
100 kg, en de Java suikercultuur te gronde laten
gaan, omdat er weinig arbeidsmoeite noodig is om
daar suiker voort te brengen, wat duidelijk blijkt
uit het feit, dat de kostprijs beneden
f 5
per 100 kg
ligt.
Britsch-Indië geniet nu van dure eigengemaakte
suiker. De consumptie wordt door den prijs geremd.
Ze bedraagt ca.
5
kg per hoofd der bevolking, wat
zeer matig is, als men bedenkt, dat het verbruik in
Nederland, dat tengevolge van de suikerpolitiek da-
lend is,. toch nog 26 kg per ‘hoofd der bevolking be-
draagt. Er is dus groote ruimte voor opvoering van
het gebruik, waartoe men echter af zou moeten zien
van, wat men vroeger noemde, on-economische pro
ductie.
Waarom zou men dat echter doen? ‘Wat is er voor
reden om den schoonen droom der protectionisten te
verstoren? Waarom zouden we niet verder gaan en
hijv. onze Hollandsche ‘bietencultuur naar schralere
gronden verbannen? Dat beteekent immers weer meer
ar’heidsmoeite. Th.L.
HET AANDEEL VAN HET MOTOR-WEGVERKEER IN
DE KOSTEN VAN DEN WEG.
De Algemeene Nederlandsche Verk8ersfederatie tracht door allerlei publicaties dreigende zwaardere
lasten op ‘het motor-wegverkeer te voorkomen. Wijl
zij in die geschriften drang op de gemeenschap tracht
uit te ‘oefenen tot het doen van niet verantwoord
zijnde groote uitgaven dient ‘haar redeneering nader
te worden ‘bezien.
Publicatie No. 7 bundel II van
5
October 1934,
over het in ‘hoofde ‘genoemde onderwerp, onder het
motto: ,,kostendekking, de kracht van het motor-
wegverkeer”, vormt de ‘kern en uitgangsbasis van vele
beweringen. In dit geschrift wordt de stelling ge-
poneerd:
Het auto-transport voldoet aan den eisch van
volledige dekking van alle daarop drukkende kos-
ten, die van den weg inbegrepen. Het zal de ver-
schuldigde kosten voor een groot deel van het we-
gennet reeds ‘betaald hebben, voordat het betrokken werk geheel voltooid is.
Aan ‘het slot wordt betoogd, dat het wegverkeer
o.a. recht heeft op snellen ‘bouw van tolvrije bruggen
over de groote rivieren, een betoog, waaraan de
A.N.V.F. later nog meerdere ‘geschriften wijdt.
Aan ‘haar redeneeringen ‘ligt ten grondslag het
rapport van Augustus 1934 van de door de vereeni-
ging ,,Het Nederlandsche Wegencongres” ter bestu-deering van de financieering der ‘verbetering van de
tertiaire wegen ingestelde ,,Tertiaire Wegen-Com-
missie”, waarin •o.a. vertegenwoordigers van de Minis-
ters van ‘Waterstaat en Financiën zitting hadden. Te-
recht had gem vereenigiug ingezien, ‘dat de verbete-
ring van de tertiaire wegen niet door de gemeen-
schap, doch door de weggebruikers moet worden be-
‘taald. De naam ,,tertiaire weg’ werd gegeven aan
diè wegen, welke niet ‘op de Rijks (primaire) en Pro-
vinciale (secundaire) wegenplannen voorkwamen,
doch – gelegen buiten de ‘bebouwde kommen – in-
tensief door het mctor-wegverkeer benut en daardoor
veel onderhoud ‘kostend, met de primaire en secun-
daire wegen een rationeel provinciaal wegennet vor-
men; totale lengte van dit tertiaire wegennet 6000
km. De T.W.C. tracht nu aan te toonen, dat verbe-
182
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 Februari 1935
tering en onderhoud werkelijk uit het Verkeersfonds
bekostigd kan worden.
Zij becijfert dit als volgt:
Aanleg en verbetering van Rijkswegenplan 1932 (3300 km)
na
1
Jan. 1933
……………………
f
359-millioen
idem Prov. wegenplannen (4440
km)
…..
205
idem Tertiaire wegen (6000 km)
………
72
tezamen
…..
f
636 millioen
Tezamen een bedrag dus van
f
636 millioen,
in-
dien niet voor versnelde bouw wordt geleend
(Minis-
ter Reymer had in 1932 uitgerekend, dat voor de
primaire wegen
f
435 millioen aan aanleg-kosten noo-
dig waren. In de door hem beschouwde 25-jarige
periode zou volgens zéér optimistische ramingen
f 422.5
millioen voor uitvoering van het Rijkswegen-
plan beschikbaar zijn. De Minister wilde in de eerste
tien jaren van bedoelde periode
f
123 millioen aan
voorschotten opnemen, waarna de Oommissie-Welter
er op wees, dat dan van de
f
422.5 milli-oen slechts
f
250 millioen voor wegenverbetering overbleef en
cle rest als rentebetalirig weg zou gaan!).
De T.W.O. ging verder na, dat het onderhoud en
beheer van het voltooide primaire wegennet jaarlijks
j’ 5 millioen zou- kosten (nii bedraagt dit reeds vol-
gens de Wegenfondsbegrootin-g 1935:
f
2.8 + 1,7
f
4.5 milli-oen, zoodat het cijfer van
f
5 millioen voor
het
geheel voltooide wegennet
wel zeer laag geraamd
is, gezien ook dat nü de wegen ôf nog nieuw zijn M
gereconstrueerd worden en dus tijdens die reconstruc-
tie geen onderhoud vragen), van het secundaire net
f
4.44 millioen en van het. tertiaire
f
2.7 •millioen,
tezamen
f 12.1
millioen.
De opbrengst van de wegenbelasting •heef t echter
de
f
14 millioen in 1934 juist bereikt, terwijl het ac-
cres, hetwelk door Minister Reymer op
f
1 millioen
werd geraamd reeds sterk gedaald is (over 1932
f
0.708 millioen, over 1933
f
0.613 millioen en over
1934 pl.m.
f
0.660 millioen, waarbij geen rekening is
gehouden met den invloed over December 1934 van de
1 Januari 1935 ingaande tariefsver-hooging, welke
overigens een verminderd autogebruik ten gevolge
kan hebben). Gezien -deze laag geschatte cijfers van
f
12.1 millioen alleen voor
onderhoud en beheer van
de wegen
buiten de bebouwde kommen en
f
14 mil-
lioen aan inkomsten is het zeker van beteekenis na
te gaan, hoe de A..N.V.F. de
cijfers
groepeert om te
bewijzen, dat toch uit die wegenbelasting
alle kosten
van den weg, dus niet alleen van onderhoud, maar ook van aanleg èn van de -bruggen èn van de ver-
keers- en veiligheidspolitie èn van de traversen door
de steden, zullen kunnen worden betaald.
De T.W.C. betrok -dan ook de opbrengst van de rijwielbelasting in den wegenaanleg. Dit is geoor-
loofd, wijl de regeering aan genoemde bejasting nu
eenniaal later deze bestemming -heeft gegeven. Of het
juist is het belastinggeld van de wielrijders hiervoor
te bestemmen, waar deze belasting bij haar totstand-
koming ten bate van de algemeene landsmiddelen is
gebracht, is een andere vraag. De T.W.C. moet nu echter om haar betoog te doen
slagen de commercieele -basis gaan verlaten en brengt
van de
f
12.1 milli-oen aan onderhoud en verkeer
f
5.3 millioen ten laste van de gemeenschap en dus
slechts
f
6.8 millioen voor het wegverkeer!
In haar inkomstenrekening gaat de
T
.
W
.
C.
uit van
een jaarlijksch accres van de wegenbelasting van
f
800.000 en is dus al voorzichtiger, dan Minister
Reymer. –
De opzet van de A.N.V.F. is veel koener! Zij zal o.a. bewijzen dat -het motorwegverkeer niet
eens de rijwielbelasting noodig heeft en dan toch alle
op -het autotransport drukkende wegkosten uit cle
wegenbelasting ge-dekt kunnen worden.’)
1)
Met opbrengst van de ,,wegenbela-sting” wordt in dit
artikel steeds bedoeld de opbrengst der, belasting, welke
tot
1
Januari 1935 -dezen naam droeg en na dien datum
motorrijtuigenbelasting heet, waanbij
niet
de dezen
datnrn ingetreden tariefverhooging is medegerekend, waar-
aan de ‘reeering een bijzondere -bestemming ‘gaf.
Ze neemt hetzelfde wegennet als de T.W.C. voor
haar rekening nl. 7740 km van Rijks- en provin-
cia-le wegenplannen en 6000 •km tertiaire wegen.
Ze doet dit echter door een systeem van deden en
aftrekken.
Niet Mle kosten van de wegenverbetering neemt
ze ten laste van het rnotorwegverkeer, doch slechts
een ,,evenredig” deel. Ze gaat iets anders rekenen
dan de TWO., zet nl. de rekening van uitgaven en
inkomsten (let op de volgorde!) op vanaf 1927:
Primaire wegen.
Ze
–
neemt de
f
350 millioen over na 1 Januari
1933 te verwerkefl, doch zegt dat va-naf 1927 reeds
f
94 millioen is verwerkt, waarvan
f
12 millioen
voor onderhoud, zoodat voor wegverbetering
f
432
millioen noodig is vanaf 1927. (Hierin zit
f
55 mil-
lioen voor bruggen).
Secundaire wegen.
Vanaf 1927 zal
f
222 milli-oen noodig zijn.
Tertia.ire wegen.
Hiervoor neemt ze de
f
72 millioen van de
T.W.O.
Tezamen dus 432 + 222 + 72
= f
726 millioen van-
af 1 Januari 1927.
Het door de T.W.C. laag geraamde cijfer van
f
12.1
millioen voor onderhoud en beheer noemt de A.N.V.F.
niet, doch neemt in eens het door de T.W.O. daaiwan
afgeleid deel
it
f
6.83 millioen over en brengt dit op
[
7 millioen, t.w.
f
0.173 inillioen ,,voor de veilig-
heid”.
Van de
f
726 millioen voor aanleg en verbetering
neemt ze nu echter slechts.
f
514 millioen voor het
motor-wegverkeer; -de rest is voor de wielrijders, de
hespannen voertuigen, de
–
handkarren (bv. van de
f 432 millioen voor de primaire wegen is voor het
-motor-wegverkeer slechts
f
298 millioen; van de
f 55
millioen voor bruggen
j
16 millioen voor de wiel-
rijders, enz.!).
Alsof op de hier beschouwde wegen de bespannin-
gen niet te verwaarloozen zijn en voor dezen en de
wielrijders, die juist door het motor-wegverkeer van
de wegen verjaagd worden, het oude wegennet niet
volkomen voldoende was! Voor hen was geen nieuwe
wegenaanleg noodig, zoodat op hen geen deel van de
aanleg- en verbeteringskosten afgesch-oven mag wor-
den! –
Het zoo grootmoedig van
f
6.83 tot
f
7 mil-
lioen verhoogde cijfer (dat rooals we gezien hebben
door cle
T.W.C.
zelf geschat wordt op
f
12.1 mil-
lioen, zonder nog iets te rekenen voor de kosten van
traversen door de steden, verkeers- en veiligheids-
politie, -onderhoud en bediening van -bruggen, enz.) gaat ze echter nu met 0.7 vermenigvuldigen en bren-
gen op 4.9 inillioen.
Dus tenslotte komt van de
f
12.1 millioèn onder-
houd en beheer
f
7.4 millioen voor de andere belang-.
hebbenden bij den weg, de wielrijders, de -handkarren,
de bespannen voertuigen! Nu kunnen we de bespan-
nen voertuigen op de hier beschouwde wegen wel weer uitschakelen, terwijl het onderhoud, hetwelk
1
1
voor de wielrijders noodig is, gevoegehjk op
e
van dat voor het geheele wegverkeer geraamd kan
worden, dus op pIm.
f
0.15 millioen.
In hetzelfde geschrift, dus waarin ze wijst op ,,het
railtransport, dat enorme tekorten oplevert die uit
de openbare kassen moeten -worden gedekt”, waarin
ze aandringt -op intensieve inkrimping van het rai-l-
transportbedrijf en waarin ze aan de spoorwegen (zie
ook vroegere publicaties) het uitvoeren van ver-bete-
ringswerken en maatregelen ter versterking hunner
positie misgunt, in ditzelfde geschrift baseert ze haar
betoog tot krachtige uitvoering van de wegenverbe-
tering en snellen bouw van tolvrije bruggen op een
dadeljk aanwijsbaar
§aarlijlcsch tekort van meer dan
f 7 millioen alleen op onderhoud en beheer
(waarbij
20 Februari
1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
183
dan nog koncn de kosten voor de gemeenten aan
traversen en verkeerspolitie, onderhouds en bedie-
ningskostèn van bruggen, enz.) Hierbij beroept ze zich
op het ,,algemee.n nut”. En ofschoon de spoorwegen
zeker van niet minder algemeen nut zijn dan de we-
gen, wordt – terecht – van ‘het spoorwegbeclrijf ge-
eischt, dat het Mle kosten van onderhoud en beheer
en beveiliging en bewaking voor hare wegen zelf ‘be-
taalt, terwijl het bovendien aan allerlei allerbezwa-
rendste bepaJingen gebonden ‘is. Iedereen, die ‘het wel
meent met ‘s lands financiën en het algemeen welzijn,
kan inet cle redeneering van de A.N.V.F. in dezen niet
meegaan. Vooral in de tegenw’oordige omstandigheden
moeten
reëele, gezonde
beginselen uitgangspunt zijn.
Van de werkelijke kosten van aanleg, door haar
becijferd opf’726 ‘millioen en van jaarlijksch onder-
houd, becijferd op
f
12.1 millioen, waarbij’ allerlei
andere kosten, welke wij niet steeds herhalen, werden
verwaarloosd, wil de A.N.V.F. dus slechts dekken
resp.
f
514 millioen en
f
4.9 mil’li’oen.
Om dit te doen volgt zij een methode, waartegen
wij eveneens bezwaren moeten inbrengen. Ze neemt
een jaarlijksch accres aan van de wegenbelasting van
gemiddeld ruim
f
850.000 tot 1949. (In 1949 schat ze
de opbrengst
f
26.870.000; in 1934
f
.
14.017.000),
waarna dit gaat verminderen. En dat terwijl het ver-
kelijk accres over 1932 slechts
f
0.708 millioen, over
1933
f
0.613 millioen en over 1934 (zon.der de ver-
hooging in December 1934 onder invloed van de
1 Januari 1935 inge.gane tariefswijziging mede te
rekenen)
.f
0.660 millioen bedroeg.
Indien dus slechts 70 pCt. van de aanlegkosten en
slechts 40 pOt. vcsn het jaarlijksch onderhoud en be-
heer,
‘geen kosten voor gemeentelijke traversen, ver-
kerspolitie, verlichting, onderhoud en bediening van
bruggen, enz. door het wegverkeer ibehoeft te worden
gedragen, het accres
.f
0.850 millioen zou bedragen,
ja dan zou, indien de eigen
becijfering
van de
A.N.V.F. (en
T.W.a.)
voor aanleg- en onderhouds-
MILLIOEN GULDEN
‘2728
30’523’36’58 ‘O
42
6
48 ’50
52
5 ’56 38 ’60
Fig.
.1.
Jaarlijksehe opbrengst van de wegenbelasting.
k’osten juist is, het wegverkeer de door haar aan-
vaarde kosten kunnen dragen!
Als echter het wegverkeer werkelijk
dlie
kosten zou
drugen, ook die van de
gemeentelijke
traversen, ver-
keerspolitie, enz., als het accres dalend mocht zijn
en dus de jaarlijksche opbrengsten van de vegenbe-
lasting n. 1934 niet verloopen volgens de lijn
b-c
van fig. 1, •zooals de A.N.V.F. dit ‘hoopt, doch vol-
‘gens de lijn
b-d,
het meer logisch verlengde van het
verkeljk verloop over de jaren 1927-1934
(lijn
a-b),
‘dan komen we tot een ontstellende conclusie.
Immers geeft dan in fig. 2 de lijn 1 de totale in-
kon1sten uit de wegenbelasting weer. Daarnaast de
lijn A de totaal betaalde kosten van onderhoud en
beheer
(f
12.1 millioen per jaar) en de lijn B de
daarboven te betalen kosten van wegen- en bruggen-
bouw van
f
726 millioen.
MILLIOEN GULDEN
Fig.
2.
Van die kosten wordt dus wel een zeer klein ge-dçelte uit de opbrengst van de wegenbelasting ge-
dekt, slechts een fractie van de rente van het henoo-
digd aanlegkapitaal, dus géén afschrijving, terwijl er
geen geld is als alge’heele reconstructie noodi’g blijkt.
En als dan naast lijn A. nog eens een lijn, A
1
ge-
teekend werd, aan’gevend de geraamde kosten van ver-
keers- en veiligheidspolitie, van onderhoud en be-
heer van gemeentelijke traversen, van onderhoud en
bediening van de bruggen, van verlichting, enz., te-
zamen geraamd op pl.m.
f 4
millioen per jaar en de lijn B’ evenwijdig aan deze
‘lijn
A’ werd getrokken
echter niet op een afstand overeen’komend met
f
726
millioen, ‘doch met dit bedrag vermeerderd met b.v.
j’ 300 milli’oen, waarop de kosten van verkeersver-
heteringen in en om de steden, van bruggen in secun-
daire en tertiaïre wegen, van verlangde tunnels, van
verbetering van reeds verbeterde wegen, enz. tezamen
‘geraamd zullen mogen worden, dan zouden van de bijna f 1600 millioen tot en met 1958 (einde van de
184
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 Februari 1935
25-jarige periode) voor het wegverkeer uitgegeven
slechts
f
575 millioen door het motor-wegverkeer ge-.
dekt zijn!
Dit ziet er dan heel anders uit dan fig. 3, welke
uit de Publicatie van de A.N.V.F. is overgenomen;
daarin stelt lijn 1 ook cle inkomsten uit de wegen
belasting voor volgens haar optimistische opvatting
en lijn B de som der uitgaven van weg- en bruggen-
aanleg en onderhoud, nadat daarop allerlei kortingen
zijn toegepast.
600
700
600
500
LiOO
300
200
00
’27 ’30 ’32 ’34 ‘36381.01,2 ‘1.1,1.6 Z.R ’50 ‘7 S’,
Fig. 3.
Wijl dus volgens fig. 2 de opbrengst van de wegen
belasting slechts overeenkomt ‘niet de kosten van on-
derhoud en beheer der wegen en niets betaald wordt
voor de aanlegkosten ?
f 1
milliard, zullen, indien op
den ingeslagen weg werd voortgegaan, na gereedko- –
men van wegen- en bruggenaanleg de publieke kas-.
sen f 1 milliard tekort komen! Als
men de A.N.V.F.
aan haar woord ‘hield en het wegverkeer alles zou
betalen, zou de wegenbelasting met 200 pOt. ver.hoogd
moeten worden, zelfs als voor versnelden bouw niet.
zou worden geleend!
Omdat de bewijsvoering, dat het motor-wegverkeer.
3
alle kosten dekt en dat al in 1958 alle kosten van
1
aanleg en onderhoud uit de wegenbelasting terug-
betaald zouden zijn, indien voor versnelde uitvoering,
niet geleend wordt, wel bestreden zal worden, zet de
A.N.V.F. nog andere berekeningen op, waarin ze ‘ook,
de rijwielbelasting en de met 1 Ianuari 1935 inge-,
stelde verhooging van de motorrijtuigenbelasting en een groot deel van de benzine-invoerrechten betrekt,
in de kosten van den wegaanleg.
Na is dit natuurlijk niet toelaatbaar. (We laten
de niet rechtvaardige ‘bestemming van de rijwiel-
belasting rusten). De verhoogin’g van de motor-
rijtuigenbelasting is juist bevolen als schadevergoe-,
ding aan den Staat wegens het verlies, dat de Staat’
derft op zijn gebonden spoorwegbedrijf door het on-
vergelijkelijk veel
vrijere
wegverkeer. Het is verkeerd
om die verhoogin’g nu juist te willen besteden aan we-
gen- en bruggenbouw. Logisch is het, dat de tariefsver-
hooging
uit dien hoofde.
later teruggenomen wordt,
zoodra het wegverkeer gecoördineerd is en aan dezelf-,
de bepalingen ten aanzien van vervoersplichten en.
personeelvoorwaarden als het spoorwegbedrijf gebon-den wordt.
En ‘het bijzondere benzine-invoerrecht is een accijns, als zooveel andere en belasting-technisch verantwoord.
Immers de prijs van de benzine, welke tusschen 1925 en 1931 schommelde tusschen 23 en ’15 ct., ‘bedraagt
– na een daling op 8 ct. in .het laatst van 1931 –
sinds 1 Januari 1932 nog steeds niet meer dan 13.5 ct.
per Liter. Kan •dus de benzine dit invoerrecht ten
volle dragen, anderzijds is helasting!technisch gespro-
ken het eveneens onjuist een ‘belasting, welke voor
versterking van de algemeene middelen dient een ge-
heel andere bestemming te willen geven. Dan zouden
cle hierhrouwerijen c.s. ook het volle recht hebben de
opbrengst van den hieraccijns op te eischen voor
bouw van café’s!
Bovendien is te bedenken, dat liet motorverkeer
ook reeds het bestaande wegennet van 25.000 km
cadeau kreeg.
Bij de ,,ordening” za.l van de onmishaarheid van
de spoorwegen uit oogpunten van veiligheid (in
De Auto
van 3 Januari 1935 werd becijferd dat de
ongevallen op den weg ons land
jaarlijks
f
50 mii-
lioen kost), massatransport, defensie en internatio-
naal verkeer uitgegaan moeten worden. Stel eens dat
de auto uitgevonden was v66r het railtransport! Wel-
ke groote bedragen zouden dan uitgegeven zijn véér
men tot den aanleg van het veilige, afgesloten spoor-
wegnet zeker zou overgaan!
Aanvaardt men die onmisbaarhe.id dan dienen ook
maatregelen voor een gezond spoorwegbedrijf ‘genomen
te worden, opdat dit zooveel mogelijk service kan
geven.
Dan zal men spoedig moeten inzien, dat een groot
spoorweg-tekort, jaarlijksehe groote
bijdragen
van het
Rijk’ (volgens Oommissie-Welter
f
16 millioen), Pro-
vincies en ‘Gemeenten aan de waterwegen, en een drei-
gende rentelast van
f
40
‘millioen voor ‘het boven
becijferd
f 1
milliard tekort, indien wegen- en brug-
genhouw ongelimiteerd doorgaat, voor ons land een
ondra’gelijke luxe is.
Zoo zelfs, dat de Regeering met
ingrijpen
in onze
verkeersmisère geen dag mag wachten!
Ir.
A. PLOMp.
DE RIJKSMIDDELEN OVER JANUARI 1935.
De maand Januari heeft, voor wat de op’brengst
der niet-directe belastingen betreft, niet slecht inge-
zet. De totale opbrengst dezer, in Afdeeling Ib on-
dergebrachte, heffingen bedroeg ni.
f
31.199.500
tegen
f
25.554.100 in Januari 1934 en vertoonde der-
halve een vermeerdering van
f
5.645.400. Daaren-
tegen werd de raming niet ‘gehaald (nadeelig verschil
f
1.979.600). Elf ‘middelen wezen een hooger op-
brengstcijfer aan en leverden tezamen
f
6.096.200
meer voor de schatkist op. Daarentegen brachten min-
der op het statistiekrecht, de geslachtaccijns, de ge-
distilleerdaccijus, de ‘bieraccijns, de belasting op gou-
den en zilveren werken en de loodsgelden, die geza-
menlijk
f
450.700 teruggingen. De grootste verschil-
len komen voor in de
cijfers
der Omzetbelasting; de
afgeloopen maand , verschafte
f
4.143.600′ tgen
f
3.345.600 in Januari 1934 en ‘bij een gemiddelde
maandraming van
f
6.791.700. Laat men deze hef-
fing even buiten beschouwing, dan blijkt, dat de
resteerende middelen in de afgeloopen – maand
f
27.055.900 hebben opgeleverd tegen
f
22208.400 in
Januari 1934 en hij een maandraming van
f
26.387.500. De laatstgegeven cijfers mogen onze op-
merking waar maken, dat de loop der middelen, in de
eerste maand van 1935 niet onbevredigend is ge-
weest.
De dividend- en tantièmebelasting gaf een hbogere
ontvangst van
f
55.400. Veel beteekenis mag aan dit
eene
cijfer
niet worden gehecht, daar Januari voor
dit middel een ongunstige maand is en de belang-
rijke opbrengsten eerst in ‘het midden van het jaar
vallen. Aan .dit feit moet het ‘ook worden toegeschre-
ven, dat de raming bij lange na niet werd gehaald.
Deze laatste is, gerekend over twaalf ‘maanden, voor
1935
f
240.000 lager gesteld .dan voor 1934.
De invoerrechten brachten in .de afgeloopen maand
f
6.803.400 op tegen.
f
4,374.400 in dezelfde periode
van het vorige jaar. Nu was de opbrengst van Januari
1934 ‘buitengewoon laag, daar de invoer in de daar-
aan voorafgaande maanden sterk was geprikkeld d’oor
de op -komst zijnde omzetbelasting. Op ‘zichzelf be-
20 Februari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
185
sch’ouwd waren de ontvangsten van de afgeloopen
maand volstrekt niet ‘hoog, immers de laagste sedert
April 1934 en
f
1.321.600 beneden •de maandraming
(de raining voor 1935 ‘is gesteld op
f
97.500.000; die
voor 1934 bedroeg aanvankelijk
f
75.062.500, •doch is
bij de wet van 27 December 1934, Staatsbiad No. 683,
verhoogd tot
f
86.462.500 in verband met de verhoo-
ging van het tarief). Dat het er met onzen buiten-
landschen handel niet zoo goed voorstaat, wordt ook
bewezen door de gestadige daling van het statistiek-
recht (ditmaal et
f
28.500).
De accijnzen vertoonden een onderling verschillend
beeld. De zoutaccijns liep op met
f
76.100, waarvoor
intusscheu geen bepaalde oorzaak kan worden opge-geven. De geslachtaccijns daalde door de lagere vee-
prijzen met
f
53.200; een opbrengst van
f
464.100 is
gering, vergeleken met de maandraming van
f
541.700. De wijn gaf een klein surplus (van
f
700);
daarentegen leverde de gedistilleerdaccijns
f
16.800
minder op. Bij dit laatste middel is het verminderd
verbruik, gevolg van de geringere koopkracht van het
publiek, de
aanw
ij
s
b
are
oorzaak van den teruggang.
Hetzelfde geldt van den bieraccijns, clie ditmaal met
f
268.900 terugliep. De suikeraccijns vertoonde een
verbetering en kwam van
f
3.775.200 op
f
4.624.300.
In dit verband moet echter worden opgemerkt, dat de
ontvangsten van Januari 1934 zeer laag waren, als
gevolg van het maken van groote voorraden in de
maanden September en October 1933, met het oog op
de ‘op 16 October van dat jaar in werking getreden
crisisheffing (voor dezen
accijns
wordt een twee-
maandscrediet toegestaan). Tenslotte de tabaksaccijns,
die een record-opbrengst van
f
3.322.000 te zien gaf,
waarin een’ accres zit van
f
197.700. .1-let volgende
overzicht geeft het verschil aan tusscheu de voor de
jaren 1934 en 1935 geraamde totale opbrengsten:
Raming
1934
Raming
1935
Zout …………..
f 2.300.000
f 2.000.000
Geslacht ……….. .,
6.500.000
,, 6.500.000
Wijn ……… …..,,
2.340.000
,, 2.800.000
Gedistilleerd …….,,
33.000.000
,, 31.000.000
Bier
…………….
11.815.000
,, 10.000.000
Suiker …………..
62.200.000
,, 50.000.000
Tabak …………. .,
31.000.000
,, 34.000.000
De belasting op gouden en zilveren werken gaf
een lagere in komst van
f
21.800. De omzetbelasting
verschafte
f
4.143.600 bij een maandraming van
f
6.791.700 en was dus
Vrij
laag, ook als men in
aanmerking neemt, dat de tweede maand van het
kwartaal voor dit middel de gunstigste is. Niettegen-
staande de teleurstelling, die de omzetbelasting in
het vorige jaar verschafte, heeft men de opbrengst
voor 1935 toch weer op
f
81.500.000 geraamd. De
couponbelasting zette het jaar goed in met een op-
brengst van
f
927.000 (raming
f
416.700). Voor 1935
is f
5.000.000 geraamd (voor 1934 aanvankelijk
f
6.400.000, later verla
n
gd tot
f
5.400.000).
De conjunctuurbelastingen vloe’iden vrij ruim; de
zegelrechten gaven
f
258.600 méér, hoewel de beurs-
belasting
f
74.900 minder opleverde, en de registra-
tierechten vertoonden een accres van
f
276.200. Ook
de ramin’g werd bij ‘beide middelen overschreden.
Voor 1935 wordt resp.
f
140.000 en
f
1.500.000 méér
opbrengst verwacht.
De successierechten maakten een flinken vooruit-
gang (van
f
228.400). Bovendien werd de maandra-
ming. met niet minder dan
f
832.000 overtroffen.
Uiteraard ‘geeft dit middel wisselvallige ontvangsten,
doch over ‘het algemeen zijn de op’brengsten bevre-digend. De daling in de vermogens
schijnt
inderdaad
tot stilstand te zijn gekomen. De raming is voor
1935 met
f
2.600.000 verhoogd. De loodsgelden lever-
den
f
61.600 minder op, waarin de met ingang van
1 Augustus ji. in werking getreden tariefsverlaging
tot uitdrukking komt. Voor 1935 wordt op een lagere ontvangst van
f
500.000 gerekend.
De directé belastingen van Afdeeling la maakten
een minder goed figuur. Voor de grondbelasting is,
in verband met aanhangige wetsontwerpen (wijziging
financieele verhouding, ena.) nog niets op kohier
gebracht. Ultimo Januari 1934 was reeds voor een
‘bedrag van
f
2.432.100 aan aanslagbiljetten uitge-
reikt.
Bij
de inkomstenbelasting is een teruggang
waar te nemen van
f
1.472.300; bij de vermogensbe-
lasting van
f
56.800 en bij de Verdedigingsbelasting 1
van
f
151.300. De belasting van de doode hand komt
slechts voor een bedra’g van
f
19.400 in ‘het overzicht
voor.
De staat bevat voor het eerst onder II een over-
zicht van den verderen loop van het laatstverloopen
dienstjaar (i.c. van 1934). Voor de niet-directe ‘be-
lastingen maakt dit op het oogenblik in het geheel
geen verschil. Anders staat het met de directe be-lastingen. In den loop van de maand Januari ‘blij-
ken in de zuivere opbrengsten de volgende wij’zigin
gen te zijn gekomen:
Stand ultimo
Stand ultimo
December
1934
Januari
1935
Grondbelasting ………….
f 9.760.000
f 9.756.700
Inkomstenbelasting ……….
56.592.900
57.888.400
Vermogensbelastiug ………..
15.757.200
,, 16.334.400
Verdedigingsbelasting …….,,
9.759.500
8.804.400
Belasting van de doode hand . ,,
231.200
536.600
Het Overzicht van de inkomsten ten bate van het
Gemeentefonds laat zien, dat over de geheele linie een teruggang in het zuiver kohierbedrag is te be-
speuren. Het sterkst was de daling bij de Gemeente-
fondsbelasting
(f
3.584.300). In de plaats van het
voormalige Wegeufonds k’omt thans het Verkeers-
fonds op den staat voor. In de afgeloopen maand
werd voor dit fonds ontvangen
f
1.710.500, waarvan
f
1.693.100 motorrijtuigenbelasting en
f
17.350 rij-
wielbelasting. De inkomsten van het fonds zijn voor
het geheele jaar 1935 op
f
29.250.000 ‘geraamd. De
ontvangsten voor het Wegenfonds bedroegen in
Januari 1934 in totaal
f
850.000.
AANTEEKENINGEN.
Een conjunctuurfonds in Finland
De Finsche Rijk’sdag heeft onlangs een regeerings-
voorstel aangenomen, betreffende een conjunctuur-
fonds, dat uit de ‘overschotten van de begrooting zal
worden gevormd. Men wil hieruit in
tijden
van
depressie uitgaven d’oen ter bestrijding van de crisis
en ‘daardoor een te sterke stijging van de staatsuit-
gaven, evenals een
noodzakelijke
belastingverhooging,
vermijden, zoo lezen wij in ,,Der Deutsche Oekono-
mist”.
De wet bepaalt, dat het Fonds F.M. 500 millioen
groot zal zijn. Het zal zijn inkomsten verkrijgen uit de ov’erschotten ‘van de begrooting, waaruit echter
niet meer dan 2 pOt. van de totaaluitgaven naar
het bndget van het volgende jaar kan worden over-
gebracht. Als het fonds F.M. 500 millioen ‘bedraa’gt,
zal geen verdere bijschrijvin’g meer plaats vinden. Om
het Fonds zoo spoedig
mogelijk
op de gewenschte
hoogte te brengen, kunnen in tijden van gunstige
conjunctuur – zooals Finland op het oogenblik be-
leeft – op de begrooting bijzondere middelen voor
het Conjunctuurfonds worden uitgetrokken:
Het Fonds zal in de eerste plaats gebruikt worden
voor bestrijding der werkloosheid door het uitvoeren
van openbare werken. Treedt ‘een economische depres-‘
sie in, dan kan de regeering uit het Fonds voor bui-
tengewone crisisdoeleinden middelen putten, die dan
als uitgaven voor crisisbestrijdiug geboekt kunne.n
worden. De middelen van het Fonds moeten zoo be-
le’gd worden, dat zij snel ‘en zonder op de geld- en
kapitaalmarkt storingen te veroorzaken, kunnen wor-
den ‘opgenomen.
Het plan van een
dergelijke
wat was reeds herhaal-
delijk in Finland overwogen, doch het waren fde bit-
tere ervaringen van de crisisjaren 1930-1931, met
hun groote hegrootingstekorten en de onvoldoende
belastinginkomsten, die de uitvoering bespoedigden.
186
ECONOMISCH-STA4ISTISCHE BERICHTEN
20 Februari
1935
Dat •de wet reeds nu is aangenomen, is een gevolg
van het groote begrooting.soverschot, dat ‘het jaa
193411935 ib Finland te zien zal geven en dat men
op deze wijze voor crisistijden
wil
reserveeren.
,,Der Deutsche Oekonomist” wijst er in ditverband
op, dat Finland principieel geen werkloozenonder
1
steuning kent en ook niet van plan is ‘deze in de toe
;
komst uit :het conjunctuurfonds te gaan betalen. Wei
heeft de Finsche Staat er ‘daarentegen naar gestreefd
een actieve conjunctuurpolitiek te voeren en met het
oog hierop niet alleen buitengewone crisiswerken ge
;
financierd, maar ook wo
mogelijk
staatsopdrachten
uitgesteld tot ongun.stige tijden. Het Fonds moet nu
demogelijkheid scheppen om ook die staatsopdrach-
ten, die nog niet aan •de ‘beurt zijn, in crisistijden
vroegtijdi’ger te kunnen verdeelen en op deze wijze
werkgelegenheid te scheppen.
De economische achtergrond van deze speciale
iroorzorg van den Finschen Staat ten opzichte van een
toekomstige crisis in een tijd, waarin zoowel de coii:
junctuur als de toestand van de Staatsfinanciën in’
vergelijking met andere Europeesche landen zee
gunstig is, is gelegen in’ de eenzijdige oriënteering
van het Finsche economisch’ leven op den uitvoer van
houtproducten, waardoôr plotselinge veranderingen
van de conjunctuur steeds mogelijk zijn.
Engeland’s import en export van suiker.
C. Ozarnikow pibliceert de volgende cijfers van Engeland’s import en export van suiker gedurende
de drie laatste jaren en in 1913:
1934
1933
1932
1913
tons
tons
toiis
tons
1w/port.
Geraffineerci.
Tsjecho-Slowakije
.
12.300
12.517
16.261
198.064
Nederland ……
12.952
1.827
980
178.567
België ………..
5.596
3.773
959
49.764
Duitschiand
2.400
2.977
2.054 465.453
Polen …………
35
120
440
”
Frankrijk
1.326
489
–
26.570
Ver. Staten …….
14.490
9.070
7.120
385
Canada
7
9
9
–
Ierland ………..
–
16
-±
Cuba ………….
686
Keur ………..
154
–
–
–
Mauritius
950
–
–
–
J
Overige landen . .
23
211
13
3.742
Totaal
50.919
30.993
27.852 922.545
Ruwsui her.
Polen …………
22.625,
29.410
74.037
–
Duitschiand
45
99
22.976 472.026
Tsjecho-Slowakije
.
5
–
2.202 160.858
Nederland ……..
3.097
10
–
11.208
Denemarken
14.210
–
–
–
België …………
125
6
–
2,466
Frankrijk
–
—
18
Overig Europa . . .
–
–
–
36.154
Cub’ …………..
544.343
643.809
771.299
224.227
San Domingo
149.491 155.068 275.973
9.412
Peru …………..
146.386
206.387
184.207
27.487
Java ………….
19.612
52.961
247.124
99
Brazilië ……….
23.087
32.203
26.101
5133
Venezuela
3.270
3.476
350
-.
Mozambique
3
–
10.663
-‘
Mexico ………..-
67.890
–
4.134
Haiti …………..
20.693
20.104
13.251
–
Ned. Guyana ……
3.429
2.653
3.333
4.606
Britsch-Indië
130
179
–
3.850
Egypte …………
4.036
–
–
–
Ver.. Staten
16.605
14.363
17.868 .
–
Mauritius ……..
217.863
208.042
194.438
20.075
Britsch-West-Tndië
139.907 195.481
122.704
47.736
Britsoh-Guyana . .
84.821
82.788
76.471
Natal …………
81.223
79.749
49,944
–
Australië ……..
‘
345.659
148.237
206.218
–
Fidji eilanden
66.280
58.444
50.601
–
Kenya . ………..
8.723
4.231
–
–
Uganda ……….
5.306
1.775
–
–
Overige landen
–
1.003
939
17.226
Totaal ….
1.920.974 2.008.368 2.350.699 1.046.715
Totaal-Generaal …
1.971.893 2.039.361 2.378.551 1.969.260 Geraffineerd en Ruvsuiker
1934
1933
1932
1913
tons
tons
tons
toiis
Export en her-export.
1)eneniarken
1.335
362
445
4.407
Nederland
8.988 27.457
–
3.389
ierland
………..
‘5.551
‘
5.079
43,911.
–
Kanaal eilanden ..
2.680
2.267
1.945
138
Canada
………..
22
77
–
2.720
Br.
West-Afrika
, ,
.
3.940
3.951
3.084
–
IBritsch-Indië
19.247
48.732
Gibraltar
………
4.599 3.213
Malta
cii
Gozo
. . .
6.254
6.851
Cyprus
………..
2.898
2.456
Aden
.,,,,..,,.,
2,661
6.880
Straits Settlemetits
5.541
2.975
Gef. Malay Staten
8.560
6.745
Finland
……….
44.087
37.439
Estlancl
………..
15.404
14.491
:Letland
……….
12.786
13.611
Noorwegen
…….
48.336 40.869 Lïthauen
.12.582
2.062
2n.43
12.616
IJsland
………..
3.549
482 Duitschland
1.752 720
België
…………
16.526
8.114
Zwitserland
…….
56.273 5.177
Canarische
Eil.,,
10.533
9.434
Italië
…………
4.817
9.559
Griekenland
2.492
1.160
Arabië
.
………..
2.720
6.796
Irak
………….
4084
6.368
Uruguay
15.858
25.472
China
…………
2.770 2.443
Overige landen
:
23.301
38.068
Totaal
350.152
339.310 304.838
23.270
Buitenl. suiker:
Geraffineerd
.,…
1.590
1.560
.
658
760
Ruwsuiker
1,100
698
509
3.763
Diversen
–
–
125
Totaal .,,
.2.690
2.258
1.167
4.648
Het is wel interessant te zien, welke groote wijzi-
gingen bij den import van suiker in .den loop der
jaren ten opzichte van. de landen van herkomst plaats
gehad hebben, terwijl het totaal ingevoerde kwantum
suiker verleden jaar gelijk geweest is aan 1913.
Is vliegen gevaarlijk?
Aan de. hand van het statistische materiaal, dat
door de vereeniging van mathematische verzekerings-
experts in de Ver. Staten is verzameld, geeft de
Manchester Guardian een antwoord op deze vraag.
‘De gemiddelde leeftijd van piloten bleek 32 jaar
te zijn. Op dien leeftijd is het sterftepercentage voor normale personen 3 pro mille, dat van piloten echter
25 pro mille, of 8 maal zoo groot. Neemt men daar-
bij in aanmerking, dat deze piloten gemiddeld slechts
800 uur per jaar vliegen, dus een tiende van allen
tijd, ‘dan wordt het sterftepercentage voor den tijd,
dat zij in de lucht zijn, ca. 80 maal het normale. De piloten op lijnen, die alleen post vervoeren en geen
passagiers, hebben nog ongunstiger cijfers.
Al deze piloten hebben den leertijd reeds lang
achter zich, zoodat ongevallen gedurende die periode
hier geheel buiten vallen. Amateur-vliegers vertoonen
een sterftepercentage van 255 maal het normale, de
piloten van leger en vloot een percentage van 170 maal het normale, die van het U. S. Marine Oorps
zelfs van 480 maal.
Het sterftepercentage van passagiers blijkt in
Amerika 66 maal het normale te zijn. Een vergelij-
king met andere landen bracht aan ‘het licht, dat het
risico voor vliegpassagiers in Duitschiand, Nederland
en Italië geringer is .dan in de Ver. Staten, in En-
geland grooter, in Frankrijk en Mexico zelfs 5 maal
zoo groot.
Met het oog op het feit, dat het aantal vlieguren
van een .passagier steeds zeer gering is in vergelij-
king met den tijdsduur, waarvoor dergelijke personen
verzekerd zijn, is het vergroote risico voor de levens-
verzekeringen zoo gering, dat het niet de moeite
loont om voor vliegtuigpassagiers, gedurende de en-
kèle uren per jaar, dat xij vliegen en misschien een
20 Februari 1935
ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN
187
honderdvQudig risico loopen, een extra-premie, vast
te stellen.
De Manchester Guardian is van meening, dat de
door Amerikaausche experts verzamelde gegevens vol-
komen objectief de verhoudingen weergeven. Het wil
ons echter voorkomen, dat de gevolgde methode niet
tot objectieve resultaten kan leiden. Wanneer men
het sterftepercenta’ge voor iedere bevolkingsgroep
uitrekent voor den duir van de bedrijfsbezigheden,
zal zulks steeds een hooger percentage opleveren. Bij
een normalen werktijd van
8
uur per dag gedurende
300 dagen per jaar werkt ieder persoon 2400 uren
van de
8760
uren, die een jaar telt. Ter vergelijking
moet men dan dus het gemiddelde sterftepercentage
van alle menschen met ongeveer 3,5 vermenigvul-
digen.
Bovendien zou een vergelijking gemaakt moeten
worden, niet met het algemeene sterftepercentage,
maar b.v. met dat van chauffeurs, spoorwegperso-
neel, zeelieden, en andere in het transportbedrijf
werkzame personen. Deze groepen hebben alle een
veel grooter sterftepercentage dan het gemiddelde
bedraagt, omdat het transportwezen nu eenmaal groo-
tere risico’s dan gemiddelde met zich ‘brengt.
Al zal vermoedelijk,
bij
een vergelijking met de
daarvoor in aanmerking komende gegevens, het vlie-gen iets meer levensgevaar medebrengen da.n andere
bezigheden in het transportbedrijf, toch is het ver-
schil veel geringer dan uit ‘bovenvermelde cijfers
blijkt. , B.
De Regeering over haar handelspolitiek.
In de Memorié van Antwoord aan de Eerste
Kamer over het wetsontwerp tot vaststelling van de
.begrooting voor Economische Zaken, heeft Minister
Steenberghe het volgende over handelspolitiek mede-
gedeeld:
,,Ten aanzien van de resultaten van cle Nederland-sche handelspolitiek client onderscheid te worden ge-
maakt tusschen afzetverruiming en voorkoming van
verderen teruggang van den uitvoer. Tengevolge van
cle verschillende remmende tendenzen in het inter-
nationaal handelsverkeer is afzetverruiming in de
meeste, gevallen zeer moeilijk bereikbaar en richt zich
‘het streven van de Regeering dan ook voornamelijk
op het behou.d van de onder de werking der handels-
verdragen bestaande uitvoermogelijkheden. Het be-
trekken van de Nederlandsche koloniale uitvoerarti-
kelen in de onderhandelingen over handelsverdrageri
‘is niet als een nieuw feit aan te merken, doch komt
thans veelvuldiger voor in verband met de nieuwe
belemmeringen, welke ook deze producten bij ‘den in-
voer in verschillende landen ontmoeten. Inderdaad
moet hij de, ‘heoorcleeling van de resultaten van inte-
nationale handelsovereenkomsten reken ing worden
gehouden met de kwetsbare positie van den Neder-
landschen uitvoer, voor zoover het hederflijken agra-
rischen export betreft, waar nog ibijkomt, dat het viii-
den van afzet voor de Nederlandsche landbouwartike-
len steeds moeilijker is geworden in verband niet de
neiging van de meeste landen om ‘op dit gebied in
‘hun eigen behoefte te kunnen voorzien.
De resultaten van de handelspolitiek dienen ook.
naar de meening van den ondergeteekende bezien te
worden in het licht van cle onderhandelingsoh,jecten,
waarover Nederland de beschikking heeft. Bij het
verleenen van invoerconcessies wordt de grootste he-
hoed’zaamheid betracht. Bij de voorbereiding der’ on-
derhandelingen wordt ‘het maximum van de onder de werking van de Orisisinvoerwet toe te laten goederen
uit elk land vastgesteld, rekening houdende met den
toestand van de beschermde bedrijven, welke mxima
al naar gelang van de totstandkoming van ‘handels-
verdragen in onderlinge verhouding
,
wijziging onder-
aan, zoodat van een onverwachten toevloed van he-
jaal’de handelsartikelen uit den vreemde niet gespro-
ken kan worden. Naar de ‘meening van den onder-
geteekende heeft de toepassing van de Orisisinvoer-
wet stellig effect gehad voor tal van bedrijven, al
kan daarnaast niet geheel ontkend worden, dat het
feit, dat contingenten een ‘belangrijk on’derhande-
lingso’bject
zijn,
tengevolge heeft, dat een aantal be-
‘drjfstakken niet dien steun ‘gevonden ‘hebben, die ‘op
-ichzelf gewenscht is. Bij het ‘beramen van haar toe-
komstige maatregelen ‘houdt de Regeering met deze
situatie rekening.”
Verschuivingen in den Engelschen invoer van
levensmiddelen.
Bij de pogingen om de agrarische productie ‘in het
binnenland op te voeren past de Engelsche Regee-
ring, zooals bekend, twee middelen toe,
namelijk
het
bevorderen van een betere marktorganisatie en het
‘beperken van den invoer. Over ‘de iesultaten vân de
laatste maatregelen is onlangs een publicatie versche-
nen van het ,,A.gricultural Economics Research In-
‘stitute” te ‘Oxfor’d (,,The Planning of Britain’.s Foo’d
Imports”), waarover ,,The Statist’ van 12 J’an. ji. de
volgende cijfers publiceert.
(Gemiddelde jaarlijksche invoer
1927-29 = 100).
Invoer van levens-
middelen
1928
1929 1930
1931
1932
1933
Totaal.
105
96
107
117 123 141
97
104
104
116
99 87
Wereld
…………….
100
101 105
117
111 107
Vteesch.
103
99
110
117
109 114
Buitenland …………..
100
98
105
117
114 95
101
98
.106
117
112
101
Buitenland ……………..
Zuivelproducten.
103 103
115 135
147 157
Wereld
………………
..
98
104
104 112
109 110
Imperium
…………….
Imperium
…………….
100
104
109
123 127 133
Tarwe, enz.
Imperium
…………….
108
84
90
106
142
149
‘
84
119
107
114
56
63
102
99 110
96
103
Eieren.
.
02
Imperium
…………….
imperium
…………..
102
101
‘
106
104
104
Buitenland ……………
Wereld
……………..95
104 100
109
104
80
68 103
.
101
107
104
84
76
Buitenland ……………..
Wereld
………………
Wereld
……………..
Groenten.
Imperium
……………
116
98
99 102
106 134
Buitenland ……………
116 95
101
172
154
75
96
101
156
142
.87
Buitenland …………….
t
Gokoeld r’undvleesch.
62
114
–
–
533
7.732
98
95
93
95
90 82
Wereld
……………………
98
95
93
95
90
,
84
Imperium
…………….
Buitenland …………….
Bevroren rundvieesch.
Wereld
………………
124
91
97
130
131
157
Imperium
……………
Buitenland ……………
77
88
91 78
68
71
98
89
94
101
97
1
.110
Bevroren schapenvleesch.
Wereld
……………….
100
100
123
149
151
151.
102
1.02
102
94
83 78
101
101.
114
127,
1,24
119,
Imperium
……………
Bacon.
Buitenland ……………
Wereld
………………
103 84
55
45 56 94
Imperium
……………
103
100
113
1,35
137
106
Buitenland ……………
Wereld
……………..
103 98
107
126
128
105
Zooals uit het bovenstaande
blijkt,
is het doel van
de Regeering, om den invoer van voedingsmiddelen
uit het Imperium te ver’grooten en den invoer uit
andere landen te beperken, geslaagd. Het, terrein, dat het Imperium op deze wijze op de overige importlan-den heeft gewonnen, wordt nog eens door de volgen-
de tabel verduidelijkt.
3VERZ1CHT VAN DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN.
(Ie Guldens)
Afdeeling la
Dir. belastingen.
Kohieren
voor den dienst
1935′)
‘
r.
0
‘-
21
Bedragen,
welke zijn
Benaming der
‘
terugge-
geven of
middelen
Totaal bedrag anders dan
Zuiver
bedrag
4) 0
s
.5,
n o
wegens be-
taling op de
kohierenaf-
geschreven
188
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20
Februari
1935
Proc.
aandeel van den uit-
voer v
an het Imperium naar Engeland
1927-1929
1933
Bevroren rundvieesch
45 64
Bevr schapen- en lamsvleesch
Bevroren varkensvieesch
.
..
.
60
55 76 58
Totaal vleesch.
..
.
32
37
42
53
Boter ……………………
Gecondenseerde volle melk.
..
.
85
9
92
31
Kaas ……………………
Totaal zuivelproducten
47
56
45
67
1
61
72
t
Tarwe
………………….
Bloem
………………….
Totaal tarwe en bloem
46
67
Eieren in schaal …………
23
33
Proc.
aandeel van het Im-
perium in den
invoer
van
Engeland
1927-1929
1933
Aardappelen
.
…………..
Tomaten
…………………
..24
29
41 41
.
Totaal groenten
24
36
41 78 14
23
16
44
1
Appels
………………….
Abrikozen
………………
6
23
Peren
………………….
Pruimen
………………..
rfotaal vruchten
34
72
Totaal voedingsstoffen
38
50
MAANDCIJFERS.
EMISSIES IN JANUARI
1935.
Prov. en Gemeentel. Leeningen
1)
..
f 2.386.740,-
zijnde:
Nederland
Prov. Zuid-Holland f3.100.000
• 3341 % ohl. á 98%
% 2)
Gem. Amsterdam
f
29.400.000
• 4 % obl.
a
99
% 3)
348.020
Ge.m. Amsterdam f 30.600.000
•’
–
4 % obl. ii. 99% % ‘) . . . . ,, 173.720
Gem. Zwolle f 1.500.0005)
4 % obl. 5. 100% % ……..
1
.
50
3.
750
Bank- en Oredietinstellingen ………,,
2.952.500,-4
zijnde:
ITederland
Obligatiön:
Mij. voor Gemeente-Crediet
–
• f
1.000.000 3%j % obl. 5
—
97 %
….. ………….. f
970.000
N.V. Bank voo,’ Ned. Ge-
meenten f8.000.000 4 %
obl. 5. 100 % °) …………475.000
.
Id. f8.000.000 4 % obl.
5.
100
% % 7)
…………..
,,
1.507.500
Electr.-, Gas-, TeL-, Telegr.- en’Waterl.
Mi,jen ………………………..,,
1.553.000,
zijnde:
Nederland
Obligatiën:
. .
••
Stichting ,,De IDrinkwaterlei-
ding Noord.Virest.Tltreeht”
f
1.553.0006) 4 % obl.
11
100 %
………………f 1.553.000
Kerkelijke Leeningen
Totaal. . . .,
f 6.892.240,-
i
.
ÂANVOEREN int
Conversie: Gein. Enschede
fl.SOO.000
4 % dbl. h
99 %.
Van het provenu van deze leening is f2.700.000 voor
conversie afgetrokken, f 500.000
01)
insch rijvi ngsvoo rwaar
–
den geplaatst.
‘) Van het provenu van deze leening is
f
28.522.000 voor
conversie afgetrokken; f4.l4O.000 iiom. bij enkele Rijks-
instellingen % % beneden den enissiekoers met recht van
voorkeur geplaatst; het bedrag der eerste aflossing ad
f 207.000 (nom.) wordt in portefeuille gehouden.
4)
Van het provenu van deze leening is f
29.789.000 voor
conversie afgetrokken; f5.275.000 oom. bij enkele Rijks-instellingen % % beneden den e,nissiekocrs niet rcht van
voorkeur geplaatst; het bedrag der eerste aflossing ad
f
371.000 (noni.) iwordt in portefeuille gehouden.
) Waarvan f 205.000 op insehrijvingsvoor.waardeu ge-
plaats t.
Van het provenu van deze leening is f 7.525.000 voor
c-onversie afgetrokken.
Van het provenu van deze leening is f6.512.500 voor
conversie afgetrokken.
Waarvan f 603.000 op inschrijvingsvoorwaarden ge-
plaatst.
) Conversie:
Rente- Emissie-
Guldens
voet
koers
pCt.
pCt.
Ver.
t.
Stichting
en
Instandh.
v.
Scholen
v.
L.O.
op
Geref.
Grondslag,
Geni. Groningen…
180.000
4
100
Ver,
t.
Stichting en
Instandh.
v.
Scholen in. d. Bijbel, Â’dam 0.
120.000
4%
100
Ernissies in 1935.
Nieuw kapitaal:
Obligatiën
Aandee]en
Totaal
Couversies:
(In Guldens.)
Jan.
6.892.240,-
–
6.892.240,-
77.148.500,-
Grondbelast. a)
1
–
–
–
2.432.074
Inkomst.bel. b)
118.661.756
305.003 18.356.754 19.829.024
Vermogensbel. c)
5.056.367
. 24.2301 5.032.137 5.088.951
Verdedig.bel. 1
2.854.923
28.626 2.826.297 2.977.549
Bel. v. d. doode lid
19.438
–
19.438
–
Totalen.. 26.592.484
357.859 26.234.626 30.327.598
% hoofdsom + 20 opcenten op de hoofdsom der ge-
oouwde eigendommen.
Hoofdsom + opcenten. e) Hoofdsom + opeenten.
3)
Voor de belastingen naar inkomen eu vel’mogen be-staan de vermelde bedragen uit 2/3 gedeelte van jhet met
1 Mei 1935 aanvangende .belastingdienstjaar 1935/1936 en
gedeelte van het bclastiugdienstjaar 1034/1035.
2)
Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-
staan de vermelde bedragen uit % gedeelte van het be-
lastingdienstjaar 1934/1935 en / gedeelte van het be-
lastingdienstjaar 193311934.
os
van
i000 KG.
Artikelen
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
10-16
Feb.
•
Sl,t
•
Overeenk
10-16
Feb.
Sedert
Overeenk.
1935 1934 1935
‘
•
lJan:1925
tijdvak 1934
1935
1Jan. 1935
tijdvak 1934
19326
142.269
110.849 352 1.127
4.090 143.396
114.939
3.510 28;279 55.782
50
250 8.000
28.529 63.782
Tarwe
……………..
Rogge
………………
275
4.545 2.293
–
–
–
4.545 2.293
Boekweit
………………
Mais
……………….
19. 685
121.224 146.124
1.995 .17.018
41.590
138.242 187.714
13.578
3.3.900
30.944
485
•
3.576 4.458
37.476
35.402
3.147
10.073
21.737
– .
460
150
10.533
21.887
2.120 8.330
33.671
15.123
37.797
50.614 82.127
84.285
Gerst
……………..
Haver
………………
851
978
18.620
–
– –
978
18.620
Lijnzaad
……………
Lijnkoek
……………
599
‘
2.969 2.002
15
780 279
3.749
2.281
Tarwemeel
………….
Andere meelsoorten
342
6.120
7.481′
–
•
551 725
6.671
8,206
20 Februari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
189
Afdeeling Ib
.
Overige middelen
Jan.
‘Sedert
t Januari
1935
Overeen-
komstige
periode
1934
Benaming der middelen
Divid.- en tantièmebel..
630.249
630.249
574.814
Rechten op den invoer
.
6.803.370 6.803.370 4.374.432
115.510
143.963
232.830 232.830
156.742
Statistiekrecht
………..115.510
Accijns op geslacht
. . . .
464.069
464.069
517.270
Accijns op zout
………..
Accijns op wijn
47.427
47.427 46.718
Accijns
01)
gedistili.
. . .
2.371.525 2.371.525 2.388.304
611.814
880.677
Accijns
01)
suiker
…..
..
4.624.302
4.624.302 3.775.209
Accijns op bier
………611.814
3.321.964
.
3.321.964
3.124.223
Accijns op tabak
…….
Bel, op gouden en zilverw.
36.427
36.427 58.258
Omzetbelasting
………
4.143.620
4.143.6201
3.345.643
Couponbelasting
……..
927.016 927.016
–
Recht, en boeten v. zegel
31.862.219
3
1.862.219 1.603.662
Recht. en boet. v. registr.
1.148.241
1.148.241 872.065
Recht. en boet. v. succes-
sie, v. overgang bij over-
lijden
en
v.
schenking
3.581.981 3.581.981
3.353.542
Opbrengst d. loodsgelden
276.967 276.967
338.553
Totalen ….
31.199.531 31.199.531
25.554.075
) Hieronder begrepen wegens zegelrecht van nota’s van
makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
f
366.831
(Beu rsbel.).
AFDEELING II. DIENSTJAAR 1934.
Zuivere op-
brengstoverhet
Bedrag van de
tijdvak van t
raming
Jan. 1934 tot en
met de maand
Jan. 1935
Grondbelasting.
(/ hoofdsom
+
20 opcenten
op de hoofdsom der gebouw-
de eigendommen.)
9.735.000
9.756.674
Inkomstenbelasting
(hoofdsom
+
20 opcenten)
54.880.000′)
57.888.356
Vermogensbelasting
(hoofdsom
+
55 opcenten)
17.515.000
‘)
16.334.410
11.700.000
8.804.354
l3elasting
‘v.
d. doode hand
. .
3.000.000
536.629
Divid.- en tantièmebelasting
12.240.000 13.192.622
Verdedigingsbel.
1
………..
86.462.500 ‘)
82.190.166
1.800.000 1.768.807
Rechten op den invoer ……..
Statistiekrecht
…………..
Accijns
op
zout
…………
2
2.122.326
6.196.569
2.718.288
Accijns op geslacht
………6.500.000
Accijns op ‘t gedistjlleerd
.
..300.000
33.000.000 30.344.725
11.815.000
10.201.836
Accijns op wijn
…………2.340.000
62.200.000 52.923.917
Accijns
op
bier
…………..
31.000.000 31.341.402
]3elast. op gouden en zilverw.
600.000
497.374
Accijns
op
suiker
…………
Accijns
op
tabak
…………
81.500.000 54.416.721
Omzetbelasting
………….
5.400.000 ‘)
4.116.786
Rechten en boeten van zegel
.
5.860.000
17.509.285
Rechten en boeten v. registr.
10.000.000
11.302.408
Couponbelasting
………….
Rechten en boeten
v. succes-
sie,
v.
overgang bij overlij-
den en v. schenking
30.400.000
34.840.203
Opbrengst der loodsgelden
.
3.500.000
3.629.940
Totaleti…. 493.747.500
1
452.633.798
‘)
Nader gewijzigd ingevolge de wet van 27 December
1934 (Stbl. No. 683) houdende wijziging van de Middelen-
wet van het dienstjaar 1934.
iNKOMSTEN TEN BATE V’AN HET VERKEERSFONDS
Motorrijtuigenbelasting1.693.136
1.693.136
837.462
Rijivielbelasting
17.350
17.350
12.518
Totaal
………..
1.710.486
1.710.486
849.980
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET ‘GEMEENTEFONDS.
Dienst 1934
Zuiver bedrag der ko- Zuiver bedrag der
kohieren tot en met
hieren voor den dienst
1933/34 tot en met de-
de maand
Jan. 1935
zelfde maand van 1934
Gemeente.f.belast…
51.757.395 55.341.655
Tijd. opc. o. d. gem.f.b.
19.648.996
21.286.515
Opc. verm. t. get. v. 50
4.787.450 4.813.768 Tijd. opc. o. d. verm.b. 2.872.470
2.888.261
STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
isc Wissels.
2*
1
9
8
ept.’33
Ned
Lissabon
•…
5
13Dec.’34
Bk
el.Binn.Eff. 3
19
8
ept.’33
Prsch. Londen ……
2
3
0
Jun’32
in R.C. 3
19Sept ’33
Madrid ……
*
6Nov.’34
Athene ……….7
140ct.’33
N.-YorkF.R.B.
11
1
Feb.’34
Batavia ………. 3
1 Nov.’34 Oslo
……..
3
*
22
Mei’33
Belgrado ……..
6*lGJuli’34
Parijs
……
2
*3lMea’34
Berlijn ……….4
22Sept.’32
Praag
……
3*25Jan.’33
Boekarest ……..
*
15Dec.’34
Pretoria
….
315 Mei’33
Brussel ……….2*
28Aug.’34
Rome …….
4
26N0v.’34
Budapest ……..4
17Oct.
1
32
Stockholm
.. 21
1Dec.’33
Calcutta
……..
3*l6Feb.’33
Tokio
….
3.65
2Juli’33
Dantzig
……..4
21Sept.’34
Weenen ……
4*27
Juni’34
Helsingfors ……4
3 Dec.’34
Warschau….
5
26 Oct.’33
Kopenhagen
..’..
21
1Dec.’33
Zwits.Nat.Bk.
2
22Jan.’31
OPEN MARKT.
1935
1934
1933 1914
16Feb r.
1016
419
1
28Jan.!
12/17
13(18
20(24
Febr.
Feb. 2 Febr.
Febr.
4 Febr.
Juli
A,nsterdam
Partic.disc.
9116
l/
51
‘/sI,
11
4
_11
2
3
1
18.
3
116
Prolong.
1
t
1 1
1
t 2114-814
(.onden
Daggeld
. . .
Il..l
8
14.1
14-I
14..I 3
14-1
J/-I
1
3
14-2
Partic.disc.
3
1ie
611e
t
1618
51,
6
•
15
116
1-15I1e
41/4_814
Berlfjn
Daggeld…
3314.4
3184
3I8-14
3-414
4118»518
4
1
155
1
14
–
Maandgeld
3
518_3
11
318-14
371_4 371_4
4114.531
4
4114_5314
Part, disc.
33
3
1i
3
318
331
4
31
8
3718
2
1
1-11,
Warenw.
. ,
4_11
4.11
4
4_1j
4
4..11
4
411
4
4.11
4
–
Veu, York
Daggeld
1)
1
t
1
1
1
1.11
4
1
3
1
4
“2
3
1
j
Partjc.disc.
5
1le
‘Ii,
‘(ie
5
116
3
1eI
1
12
–
9 Koers van 15 Febr, en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavla
York’)
12 Febr. 1935
1.489,
7.241,
59.42
9.76*
34.55
100
8
1
8
13
,,
1935
1.4881
8
7.2471,
59.41
9.76*
3
4
.56*
10081
8
14
,,
1935
1.488/,
7.22%
59.36
9.76*
34.55
1001/
8
15
,,
1935
1.47
13
ï,
6
7.2031
8
59.33
9.751
34.51
10061
6
16
,,
1935
1.477/,
7.20%
59.33
9.76
34.51*
100
31
8
18
,,
1935
1.4771,
0
7.223,4
59.34
9.75e
34.51*
10081
8
Laagste d.wl)
1.4771,
6
7.20k
59.
2
7*
100
Hoogste d.w’)
1.4834
7.25
1
.4
59.45
9.77
34.60
100%
Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592
100
Data
zwit-
srid
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid
12 Febr. 1935
47.92
–
6
.
18
*
1.48
12.59
20.21
13
1935
47.92
–
6.19
1.48
12.58*
20.24
14
1935
47.91
–
6.19 1.48
12.59
20.24
15
1935
47.87%
–
6.19
‘1.48
12.59
20.24
16
1935
47.89
–
6.19
,
1.48
–
–
18
1935
47.89
–
6.18*
1.48
12.57
20.23
Laagste d.wi)
47.85
–
6.16
1.45
12.52*
20.10
Hoogste d.w
1)
47.96
28.-
6.22*
1.50
12.62*
20.30
Muntpariteit
48.003
35.007
7.371
1.488 13.094
48.52
D ja
‘
Stock- Kopen-
Oslo
*
lln’
Buenos-
Mon-
holm’)
hagen’)
for!’)
Aires’)
t real
1)
12 Febr. 1935
37.371
32
.
37
*
36
.
42
*
3.20
38’1,
1.48%
13
,,
1935
37.40 32.35 ‘36.45 3.20
3831
18
1.48%
14
,,
1935
37.
2
7*
32.27*
36.32*
3.
2
0* 38
1.48
15
,,
1935
37.17*
32.20
36.22*
3.19
38
1.47%
16
,,
1935
37.20
32.20
36.25
3.19
38
1.47%
18
,,
1935
37.27*
32.30 36.35
3.20
38
1.48
Laagste d.w’)
36.90
31.90 35.95
3.16
,
37%
1.47
hoogste d.wl)
37.60 32.60
36.65
3.22*
38%
1.49
1/Iuntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
958,4
2.4878
)
Noteering te
Amsterdam.
**)
Not, te
Rotterdam.
1
1
Part.
Öneave.
In ‘t lsfe of 2de No. van’ iedere maand komt, een ovizicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
D a a
Londen
(8 per £)
Parijs
(8
p. IOOfr.)
Berlijn
(8 p. 100 Mk.)
Amsterdam
(8
p. 100 gid.)
12 Febr.
1935
–
–
–
–
13
,,
1935
4,88
,
6,59%
40,14
67,53
14
,,
1935
4,87%
6,5934
40,15
67,55
–
15
,,
1935
4,87%
6,599/
4
40,15 67,80
16
,,
1935
4,8711,
(i,597,
40,15 67,63
18
,,
1935
4,89%
C,64
40,40
68,06
19 Febr.
1934
‘5,1331
8
6,52
39,52 66,68
Muntpariteit..
4,86
3,9081,
23.81%
40′,
Benaming der middelen
TARWE
80 K.G. La
Plata loco
Rotterdam!
Amsterdam
per 100 K.G.
1925
1926
1927 1928 1929 1930
193!
1932 1933 1934
Jan. 1933
Febr.
Maart
April
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct.
Nov. Dec.
Jan. 1934
Febr.
Maart
April Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct.
Nov.
Dec.
Jan. 1935
4 Febr.
II
18
1)
Men zie
16 Dec. 1929
Canada.
Van
fi.
5/
5
17,20 100,0
15,90 92,4
14,75 85,8
13,475 78,3
12,25 71,2
9,671
56,3
5,55 32,3 5225 304
5.02
5
29,2
3,675 21,4
4,95
28,8
4,775 27,8
5,05 29,4
5,15 29,’
5,40 31,4 5,25 30,5
5,82
5
33,9
5,30 30,8
4,95
28,8
4,40 25,6 4,55 26,5 4,57 26,6
4,75
27,6
3,40 19,8 3,25 18,9
3,20 18,6
332
5
192
3,675 21,4
3,80 22,1
4,375 25,4
4,- 23,3
3,50 20,3 3,50 20,3
3,45 20,1
3,30 19,2
3,25 18,9
3,25 18,9 3,15 18,3 oor de toeli(
tot 26 Mei 11
19Sept.’32 to
190
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 Februari ‘1935
STATISTISCH OVERZICE
‘t
4,55
7,38 2,05 3,06
1,49
0.82 3,23
0,67
0,60
0,61
1,26
0,97
3,65
3,97
5,99′
1,28 1,26
1,13
1,07
0.84
0,92
en IS
.0. Zu
7 Febr
GRANEN EN ZADEN
R000E
74 K.G. Bahia
Blanca loco
R’dam!A’dam
per 100 K.G.
7)
MAIS
La Plata
loco R’dam/A’dam
per 2000 K.G.
GERST
64
1
65 K.G.
a a a
d
‘A’darn
per0OO K
.
G.
4)
LIJNZAAD
L.
Plata
loco
R’dam/A’dam
per 1960 K.G.
f1.
O/
f1.
0
10
1E
91
f1.
13,075
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9
12,475
95,4
176,00
76,0 237,00
100,4
362,50
78,4
13,15
100,6
226,00
97,7
228,50
96,8
363,00
78,5
10,875
83,2 204,00
88,1
179,75
76,2 419,25
90,6 6,225
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4 356,00
77,0
4.55
34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
4,625
35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29
,6
3,55
27,2
68,50
29,6
70,00
30,0
148.00 32,0
3,32
5
25,4 70,75
30,6
75,75
32,1
142,50
30,8
3,75 28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
136,50
29,5
3,70
28,3
71,00
30,7
74,75
31,7 130,25
28,2
3,825
3,75
29,3
28,7
73,50
72,75
31,7 31,4
76,25
71,25
32,3 30,2
130,50
129,50
28,2
28,0
3,775
28,9
70,50 30,5
73,25
31,0
146,75
31,7
3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3
3,85 29,4
64,25
27,8
78,00
33,1
176,25
38,1
3,55 27,2
61,25 26,5 67,75
28,7
161,50
34,9
3,475
26,6
61,00
26,3
65,25
27,6
‘
159,00
34,4
3,-
22,9
60,25
26,0
63,50
27,0
141,25
30,5
2,95
22,6
74,50 32,2
60,00
25,4
147,25
31,8
3,30
25,3
73,50
31,7
59,25
25,1
154,50
33,4
3,10 23,7
65,25
28,2 58,00
24,6
144,25
31,2
2,77
5
21,2
65,25 28,2 58,50
24,8
133,00
28,8
2,72
5
20,8
70,75 30,6
58,75
24,9
132,00
28,5
2,70
5
20,7
70,50
30,5
56,75
24,0
136,50
29,5
2,87
5
21,9
62,00
26,8
63,00
26,7
154,50
33,4
3,175
24,3 65,00
28,1
74,75
31,7
156,50
33,8
3,30
25,3
71,50 30,9 78,75
33,4
151,25
32,7 4,271 32,7
83,25
36,0 93,50
39,6
159,25
34,4
4,15
31,7
77,25
33,4 93,25
39,5
145,50
31,5
3,70
28,3
69,50 30,0
93,50
39,6
135,25
29,2
3,45
26,4
71,25
30,8
89,25
37,8
127,75
27,6
3,55
27,2
76,25
32,9
91,00
38,6
134,00
29,0
3,52
5
27,0
74,25
32,1
89,25
37,8
137,25
29,7
3,50
26,9
72,00
31,1
81,00
34,3
125,00
27,0 3,40
26,0
69,50
30.0
75,00
31,8
124,50
26,9 3,35
25,6
66,50
1
28,7
66,50
28,2
123,50
26,7
hting op oezen staat
de nos.
van
8, 15
Aug.
1928,
25 Febr.
1931
130 74/5 K
.
G.
Hongaarsche
vanaf
26
Mei1930
tot
23 Mei 1932
74 1)
t 24Juli’33
621631(0.
Z.-Russ.
5)
2
Febr.
6)
9 Febr.
‘) 16 Febr.
S)
TUINBOUWARTIKELEN
1
VLEESCH
0
/0
t
°!o
t
°!o
100,0
13,25
100,0
17,23
100,0
93,-
100,-
77,50
100,
162,4 11,78
88,9
930
52,8 96,40
103,7
93,125
120,
45,1
2,14
16,2 5,77
33,5
108,-
116,1
72,90
94,
67,3
1,94
14,6. 6,96
40,4
88,-
94,6′
48,-
61,
32,8
8,07
60,9
1,84 10,7
61,-
65,6
37,50
48,
18,0
2,30
17,4
2,60
15,1
52,-
55,9
49,50
63,
71,0
1.89 14,3
3,04
17,6
61,50
66,1
46,65
60,
14,7
3,38
25,5 3,02
17,5
50,50
54,3
44,75
13,2
2,06
15,5
2,51
14,6
49,25
53,0
45,-
13,4 1,29
9,7 3,11
18,0
46,50
50,0
46,
–
49,50
53,2
48,25
62,
52,25
56,2
49,-
63,
–
– –
–
–
51,25
55,1
48,-
61,
–
– –
–
‘
–
49,25
53,0
48,50
62,
–
–
-.
–
–
49,-
52,7
49,25
63,
–
–
–
—
–
50,25
54,0
54,-
–
–
–
–
–
56,25
60,5
54,25
27,7
2,23
16,8
– –
59,50
64,0
54,375
70
1
21,3
2,56
19,3
1,76
10,2
60,75
65,3
53.50
69,
80,2 2,30
‘
17,4
3,08
17,9
62,50
67,2
53,75
69
1
87,3
1,63 12,3
3,12
18,1
63,-
67,7
53,50
69,
131,6 1,23
9,3
4,24
24,6
61,75
66,4
50,50
65
–
–
–
–
–
63,50
68,3
49,125
63,
.
65,75
70,7
47,50
61
1
–
–
– .
–
–
63,25
68,0
43,75
56,
63,-
67,7
44,625
5
7
:
–
–
– –
–
63,95
68,8
43,30
55
–
‘
–
–
–
–
63,55
68,3
42,62
5
55,
–
–
–
–
60,70 65,3
42,125
54
28,1
2,25
17,0
–
–
53,75 57,8
44,50
57
27,7 2,03
15,3 1,73
10,0
53,15 57,2
44,65
57
24,8
2,59
19,5
2,89
16,8
53,62
5
57,7
45,626
58
23,5 2,38
18,0
3,73
21,6
51,30
5
)
55,2
46,-
5
)
.59
18,5
2,20
16,6
4,06
23,6
52,25
6
)
56,2
47,25
6
)
61
20,2
2,15
16,2
4,23
24,6
54,-7)1
58,1
48,50
7
)
62
Febr.
1933.
)
Tot Jan.
1931
Hard
Winter
No.2.
van Jan.
1931′
d-Russische;
van 23
Mei 1932
tot2
Oct. 1933
No.
2 Canada.
4)
1
9
)14 Febr.
10)
1
Febr.
11)8
Febr.
51)
15 Febr.
WITTE
ROODE
RUND-
VARKENS-
KOOL UIEN’ KOOL
VLEESCH
VLEESCH
le kwal.
1-5
pond
gewoon
per 100 1(0.
ie
kwal.
1-5
pond
(versch)
(versch)
per
100 1(0.
Broek op
per
ioo
1(0.
Gem.v.3kw.
per 100 KG.
per
100
KG. Broek
op
Langendijk
Broek op
Rotterdam
Langendijk Langendijk
Rotterdam
kl
Vervolg STATISTISCH OVERZICI
MINERALEN TEXTIELGOEDEREN
‘
DIVERSEN
STEENKOLEN
Westiaalsche!
PETROLEUM
BENZINE KATOEN
.
‘
WOL
.
,
WOL
gekamde
KOE- KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
r’ide
Gulf exp.
‘
gekam 0
Australische,
HUIDEN
SALPETEI Middling
locoprijzen
F.G.F.
Sakella-
‘
O
1
‘
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
t1m
.
64/66°
$cts. per
Me’no64’s A’v
.
lo
B’radford
CrossbredColo- nial Carded,
Gaaf,open
kop
Old. per
100
1(0.
R dam/A’dam
S.
g.
arre
per
gallon New-Vork
rides
V
~b
.
omra
iverpool
Ib
per
.
508 Av. loco
57-61 pnd.
netto
per
1000
1(0.
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.
f1.
0
10
$
Ol
o
$cts.
I/o
$ ets.
Olo
pence
0/
pence
0
!o
pence
I
/o
pence
f1.
Slo
II.
U15
1925
10,80
100,0
1.68
100,0
14,86
100,- 23,25 100,0
29,27
100,-
9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,
1926
17,90
165,7
1.89 112,5 13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30 67,4
47,25
85,9 24,75
83,9
28,46 82,0
11,61
96,
1927
11,25
104,2
1.30 77,4
14,86
100,-
17,50
‘75,3
16,78
57,3
7,27
77,8
48,50 88,2 26,50
89,8
40,43
116,5 11,48
95,
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98
67,2
20,00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,
1929
11,40 105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2 6,59
70,5
39,-
70,9
25,25
85,6
32,25 92,9
10,60
88,
1930 11,35
105,1
1.12
66,7
8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0 3,92
41,9
26,75 48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,
1931
10,05 93,1
0.58
34,5
5,04
33,9
8,60
‘37,0
7,33
25,0 3,08
33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,
1932
8,00
74,1 0.81
48,2
4.50
30,3
6,45
27,7
5,21 17,8 3,11
33,3
16,00
29,1
8,50 28,8
11,15 32,1
6,15
51,
1933
7,00 64,8
0.45 26,8
3,61
24,3
6,75
29,0 5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
13,26
38,2
6,18
51,
1934
6,20
57,4
0.63
37,5 2,88
19,4
7,35
‘
31,6
5,32
18,2
2,68
28,7
19,25
35,0
10,25 34,7
12,07
34,8
6,11
50,
Jan.
1933
7,05 65,3
0.53′
31,5
4,16 28,0
6,15
26,5
5,13
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6
8,25
28,0
11,50
33,1
6,30
52,
Febr.
7,20
66,7
0.38
22,6
3,97 26,7
6,10
26,2 4,98
17,0
2,78
29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9
6,40
53.
Maart
,,
7,25
67,1
038
22,6
3,87
6
26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
27,7
7,75
26,3
10,75
31,0
6,40
53,
April
7,25
67,1
0.37 22,0 3,67
24,7
6,65
28,6 5,18
17,7
2,68
28,7
15,75
28,6
7,75
26,3
11,25
32,4
6,40
53,
Mei
,
7,15
66,2
0.235
14,0
2,95
19,9
7,30
31,4
5,60
19,1
3,07
32,8
17,00
30,9
8,25
28,0
12,25
35,3 6,40
53
Juni
7,15 66,2
0.25
5
15,2
3,02 20,3
7,85
‘33,8
5,85
20,0
3,25
34,8
18,50
33,6
9,00
30,5
15,75
45,4
6,40
53,
Juli
,,
7,05
65,3
0.41
24,4 3,33 22,4
7,60
1
32,7
5,76
19,7
3,20 34,2 20,75
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53,
Aug.
6,95
64,4
0.37
22,0
3,37 22,7
6,90
‘29,7
5,39
18,4 2,91 31,1
20,75
37,7
9,75
33,1
14,75
42,5 5,80
48,
Sept.
,,
6,85
63,4
0.52
31,0 3,50 23,6
6,60
28,4 4,70
16,1
2,54
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1
5,85
Oct.
•
6,60
61,1
0.66 39,3 4,04
27,2
6,40
27,5 4,55
15,5
2,48 26,5
20,75
37,7
10,75
36,4
14,50
41,8
5,90
Nov.
6,75
62,5
0.66
39,3 3,72
.
250
6,25
126,9
4,63 15,8
2,39
25,6
23,75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6
5,95
49,
Dec.
,,
6,95
‘
64,4
0.67
39,9
3,75
25,2
6,50
28,0 4,89
16,7
2,38
25,5
25,00
45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,
50,
Jan.
1934
6,65
61,6
.
0.66
39,3
‘
3,74 25,2
7,10
30,5
5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
50,0
13,-
37,5 6,15
51
1
6,30
58,3
0.64
38,1
3,25 21,9
7,50
32,3 5,64
19,3
2,68 28,7
23,75
43,2
12,75
43,2
13,-
37,5
6,20
51,
Maart
,,
6,25
57,9
0.63
37,5′
3,05
20,5
7,40
31,8 5,50
18,8
2,76.
29,5
23,25
42,3
11.75
39,8
12,50
36,0 6,25
52,
April
,,
6,30
58,3
0.62
‘36,9
2,795
18,8
6,95
29,9
5,37
18,3
2,50
26,7
23,00
41,8
11,50
39,0
12,-
34,6 6,30
52,
Mei
.6,25
57,9
0.62′
36,9 2,88
19,4
6,80
29,2 5,20
17,8
2,48
26,5
21,00
382
10,50
35,6
11,88
34,2
6,30
52
Juni
,,
6.15
56,9
0.62
36,9 2,83
19,0
.
7,15
30,8 5,23
17,9
2,77
29,6
19,00
34,5
9,50
32,2
11,50
33,1
6,30
52:
Juli
–
6,15
56,9
0.62 36,9 2,68
18,0
7,55
32,5
5,22
17,8
2,83
30,3
17,00
30,9
9,00
30,5
11,50
33,1
6.30
52.
Aug.
6,15
56,9
0.62
36,9
2,68
‘
18,0
7,85
34,0
5,32
18,2
2,85
30,5
16,00
29,1
8,50 28,8
11,75
33,9 5,80
Sept
6,00
55,6
0.62
36,9
2,74
18,4
7,70
‘.33,1
5,06
17,3
2,71
29,0
15,00
27,3
8,50 28,8
12,-
34,6
5,85
48
Oct.
•
6,00
55,6
0.62
36,9
2,60
17,5
7,40
‘31,8
4,93
16,8
2,57
27,5 15,00
27,3
8.50
28,8
12,50
36,0 5,90
49:
Nov. ,
6,10
56,5
0.62
36,9
2,53
17,0
7,40
31,8
5,42
18,5
2,67
28,6
15,00
27,3
8,75
29,7
12,-
34,6
5,95
De
•
6,05 56,0
0.62
36,9
2,76
18,6
7,50 32,3
5,43
18,5
2,77 29,6
14,50
26,4
8,50
28,8
11,25
32,4 6,05
50
Jan.
1935
6,05 56,0
0.625
37,2
2,975
20,0
7,55 32,5
5,38
18,4
2,99 32,0 14,75
26,8
8,25
28,0
10,75
31,0
6,15
51
4 Febr.,,
6,05 56,0
0.63
37,5
2,923
2
)
19.7
7,50
32,3
S,31
5
18,1
3,_S
32,1
14.25
7
)
25,9
8,00
7
)
27,1
10.75
9
31,0
6,20
51
II
,,
6,05
56,0 0.63
37,5
2.925
3
)
19,7
7
,5
5
32,5
5,24
6
17,9
3,-
6
32,1
l4,O0)
25,5
7,758
26,3
‘
6,20
51
18
,,
6,05
56,0 0.62
36,9 12,58
-4)1
17,4
‘7,55
1
32,5 1
1 1 1 1
6,20
51
1) Jaar- en maandgem.
afger.
op’I
pence.
2)2 Febr.
3)
9
Febr.
4
)16 Febr.
5)
6 Febr.
6
)
13 Febr.
7)
7
Febr.
8
)14 Febr.
9)
5 Febr.
10)
12 Febr.
‘
2OFebruari 1935
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
191
GROOTHANDELSPRIJZEN
1)
ZUIVEL EN EI1REN
METALEN
BOTER
BOTER
KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ
IJZER
ZINK
GOUD
ZILVER
cash
per K.G.
Leeuwar-
Alkmaar ‘Fabrieks-
Gem. not.
Elermijn
Standaard
Locoprijzen
Locoprijzen
Londen
locoprijzen
Londen per
Foundry
No. 3 f.o.b.
(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
Londen per
derComm.
Crisis
Zuivel-
kaas
Roermond Londen
per Eng. ton
Eng. ton
.
Middlesb.
Eng. t. f.o.b.
per
per ounce
Standard
Ounce
Noteering
Centr.
kI. m!merk
p.
lOO
St.
per Eng. ton per Eng.ton
Antwerpen Eng.ton
line’
per 50 K.G.
–
fi.
%
T
010
9
010 910
5h.
01
0
8h.
i
T-
01
0
sh.
O/
nce
°Io
1925
2,31
100,0
–
56,-
100,0
9,18
100,0
62,1
1
6
100,0
36.816
100,0
261.17
1
–
100,0
73
1
–
100,0
67
1
–
100,-
36.3/6
100-
94,ä
85
1
6
100,-
‘!
100,0
1926
1,98
85,7
–
43,15
77,1
8,15
88,8
58.11-
93,5
31.116 85,3
290.1716
111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.216
851-
99,5
28U1
16
89,3
1927
2,03 87,9
–
43,30
77,3
7,96
86,7 55.141-
89,7
24.41-
66,4 290.41-
110,8 731-
100,0
6416
96,3
28.101-
78,8
851-
99,5
26
8
14
83,3
1928
2,11
91,3
–
48,05 85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
21.11- 57,8
227.51-
86,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
‘
99,5
26
1
he
81,1
1929
2,05
88,7
–
45,40
81,1
8,11
88,3 75.14
1
–
121,9
23.5
1
–
63,8
203.15
1
6
77,8
70
1
6
96,6
68
1
9
102,6
24.17/6 68,8
85
1
–
99,5
247
1
76,2
1930
1,66
71,9
–
3845
68,7
6,72
73,2 54.131-
88,0
18.1/6
49,6
142.5
1
–
54,3
67
1
–
91,8
59
1
6
88,8
16.17/-
46,6
85
1
–
99,5
17
1
8
1
16
55,4
1931
1,34
58,0
–
31:30
56,9
5,35
58,3
36.5
1
–
58,4
12.1/-
33,1
110.1!-
42,0
551-
75,3
4716
70,9
11.1016
31,9
9216
108,2
13
3
/8
41,6
1932
0,94 40,7
–
22,70
40,5
4,14
45,1
22.171-
36,8
8.121-
23,6
97.2/-
37,1
42/-
57,5
37
1
–
55,2 9.161-
27,1
118
1
–
138,0
1
2
7
/
40,1
1933
0,61 26,4
0,96
20,20
36,1 3,71 40,4
22.2
1
6
35,6
7.1716
21,6
131.18
1
–
50,1
41!-
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
124(7
3
14
145,8
12
3
1
38,5
1934
0,45
19,5
1,-
18,70
33,4
3,45
37,6
18.1416
30,2
6.1516
18,6
141.1916
54,2
401-
54,8
3317
50,1
8.91-
23,4
137,7
3
14
161,0
13
1
j16
40,7
n.
’33
0,73
31,6
0,89
21,75
38,8
4,27
45,7
19.171-
32,0
7.81-
20,3 100.116
38,1
4016
55,5
3416
51,5
9.191-
27,5
12218
143,5 11U/18
36,4
br.
,,
0,65
28,1
0,91
20,60
36,8
4,35 47,4
20.31- 32,5
7.71-
20,2
104.716
39,9
431- 58,9
341-
50,7
9.151-
27,0
12015
140,8
11
15
/
37,2
rt.
,
0,53
22,9
0,99
19,40
34,6
2,80
30,5
20.-/6
32,3
7.101-
20,6
104.1813
40,1
431-
58,9
3417
51,6
10.71-
28,6
120/5
140,8
12
7
116
38,7
r.
,,
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,07
5
22,6
20.1116
33,1
7.12/6
20,9
109.17/-
42,0
43
1
–
58,9
3516
53,0
10.8
1
6
28,8
120
1
1
140,4
1218
1
1
6
39,9
ei
,,
0,52
22,5
t,-
21,80
38,9 2,49
.
27,1
23.6/6
37,6
8.6!-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616
54,5
10.131-
29,4
12316
144,4
1311
4
41,2
ni
,,
0,52
22,5
1,-
23,50
42,0
2,50′
272
25.7/-
40,8
9.41-
25,3
151.101-
57,9
421-
57,5
371-
55,2
11.1216
32,1
122134
143,0
13
1
/4
41,2
II
,,
0,55
23,8
1,-
18,50
33,0
2,60
28,3
25.161-
41,6
9.21-
25,0
148.116
56,5
4116
56,8
351-
52,2
12.11-
33,3
123/10
144,9
12
7
/j,
38,7 g.
•
0,63 27,3
1,-
18,90
33,8
3,575
38,9
24.51-
39,1
8.416
22,6 145.31-
55,4
411-
56,2
351-
52,2
11.71-
31,4
125110
147,2
12
37,4
pt.
,
0,66 28,6
0,95,
18,40
,
32,9
3,91
42,6
22.16
1
6
36,8
7.16/-
21,4
140.17/6
53,8
39
1
6
54,1
34
1
6
51,5 10.18
1
6
30,2
130/11
153,1
1
1
5
/16
37,2
t.
•
0,68
29,4
0,90
19,45
34,7
4,68
51,0
22.1)-
35,5
7.14/-
21,1
145.5/
55,5
39/6
54,1
34/6
51,5
I0.13!
29,4
131/1.
153,3
1
1
7
/
37,0
v.
0,65
28,1
0,90
20,80.
37,1
5,80
63,2
20.6/6
32,7
7.13(6
21,1
150.916
57,5
401-
54,8
3416
51,5
9.19;6
27,6
128154 150,1
12
1
/4
38,1
ee.
,
0,60 26,0
1,-.
20,40′
36,4
5,475
59,6
21.1/-
33,9
7.12/-
20,9
153.8/-
58,6
40/6
55,5
36/
53,7
9.19/
27,5
126/24 147,6
12
1
/1,
39,1
Jan.’34
0,50 21,6
1,-
20,40
36,4
5,05
55,0
21.71-
34,4
7.71- 20,2
148.31- 56,8
3916 54,1
361-
53,7
9.121-
26,5
12916
151,5
12
3
/4
39,7
Feb.,
0,47
20,3
1,-‘
21,55 38,5
3,68
40,1
20.9
1
6
33,0 7.4
1
–
19,8
140.13
1
–
53,7
39
1
6
54,1
36
1
5
54,4
9.-
1
6
24,9
137
1
1
160,3
12
1
2
38,9
Mrt.,
0,44
19,0
t,
19,90
35,5
2,71
29,5
20.3/-
32,5
7.316
19,7
144.1516
55,3
4016
55,5
3513
52,6 9.21-
25,2
13618
159,8
12
5
18
39,3
Apr.,,
0,42
18,2
1,-
17,20
30,7
2,72
29,6
20.14
1
6
33,4
7.4
1
6
19,8
150.10
1
6 57,5
41
1
6
56,8
34
1
2
51,0
9.7
1
6
25,9
135
1
14
158,0
12
7
1
,
38,7
Mei
0,41 17,7
1,-
–
16,05
28,7
2,54
27,7
20.41-
32,5
6.1616
18,7
144.1916
55,4
4016
55,5
3219
48,9
9.21-
25,2
13613
159,4
12
1
/i,
37,5
0,41 17,7
1,-
19,40
34,6
2,74′
29,9
19.18
1
6
32,1
6.14
1
–
18,4
140.1
1
–
53,5
40
1
6
55,5
31
1
9
47,4
8.16
1
–
24,3
137
1
84
161,1
12′
1
4
38,1
J
uni,
uli
•
0,40
17,3
1,-
21,50
38,4
281
30,6 18.111- 29,9
6.1416
18,5
142.91-
54.0
4016
55,5
3214
48,2
8.61-
22,9
131/11
161,4
12
3
/
4
39,7
ug.,
0,43
18,6
1,-
20,90
37,3
3:326
36,2
17.6
1
–
27,9
6.14
1
–
18,4
139.7
1
6 53,2
40
1
–
54,8
326
48,5
8.7
1
6
23,2 138/6
162.0
13
40,5
Sept.,
1,43
18,6
1,-
18,12
5
32,4
3,31 36,1
16.101-
26,6
6.516
17,2
137 17/-
52e
3916
54,1
3216 48,5
7.171-
21,7
1411-
164,9
13
1
/
40,9
Oct.,
0,43
18,6
1,-
17,37
6
31,0
3,95 43,0
6.31-
26,0
6.61-
17,3
137.1916
52,7
3916
54,1
32.6
48,5
771-
20,3
141110
165,9
14
43,6
Nov.,
0,47 20.3
1,-
17,-
30,4
4,52
5
49,3
16.11
1
6
26,7
6.8
1
–
17,6
139.8
1
–
53,2
401-
54,8
32
1
6
48,5
7.76
20,4
139
1
64
163,2
14
7
18
46,3
Dec.,
0,54
23,4
0,95
15,12
5
27,0 4,07
44,3
16.161-
27,1
6.6/-
17,3
137.816
52,5
3916
54,1
34
1
1
50,9
7.416 20,0 140,64
164,4
14
11
/,,
45,7
Jan.’35
0,58
25,1
.0,90
1495
26,7
3,12′
34,0
16.191-
27,3 6.51-
17,2
138.111-
52,9
3916
54,1
34/6
51,5
7.66
20.4
141/10
165,9
14/4
45,9
Feb.,
0,55
8
)
23,8 0,95
14,0
10
25,9
3,50
38,1
16.111-
26,7 6.316
17,0
140.21-
53,5
3916 54,1 3416
1
51.5
7.316
29,8
14211
166.2
l4″/i
45.7
0,55
9
)
23,8
0,95
14,25
51
25,4
3,55
38.7
16.816
26,5
6.516
17,2
13.-/-
52.7
3916
54,1 3416
1
51,5
7.51-
200
14234
11 4217
166,4
24
11
,16
45.7 0,95
‘
14,50
12
25,9
3,-
32,7
16.71-
26,3 6.41-
17,0
137.141-
52,61
3916
54,1
1
3616
I
52,5
7.81-
120,5
166,8
114
7
1s
46,3
ept. 1932 79 K.G. La Plata; van 26 Sept. 1932. tot 5 Febr. 1934 Manitoba No. 2
3)
Tot Jan.
1928
Western; vanaf Jan.
1928
tot 16 Dec.
191
American No. 2. van
t.
1928
Malting; van Jan.
1928
tot .9.Febr.
1931
American No.2, van 9 Febr.
1931
tot 23 MeI 19326415 K.G. Zuid-Russische. Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3
GROOTHANDELSPRIJZEN.
BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN
VURENHOUT
STEENEN
CACAO
‘
COPRA
KOFFIE
RUBBER’)
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER
Koto
basIs 7″ f.o.b.
Zweden/
binnenmuur
buItenmuur G.F. Accra
per
Ned.-Ind.
f.m.s.
Robusta
Locoprlizen
Standaard
Rlbbed Smoked
Witte kristal-
suiker loco
All.
N.-I. theev.
A’dam gem. pr.
Finland
standaard per
per
per 50 K.G. c.i.f. per
100
K.G.
Rotterdam
Sheets
loco
Londen
R’dam/A’dam
Java- en Suma-
Grofld
stoffen
nlale
pro-
van
4.672 M.
për
1000
stuks per
1000
stuks
Nederland
Amsterdam per
i!
K.G.
per Ib.
per
100
K.G.
tratheep.’/,KG.
ducten
1′
0
1
0/
sh.
Sh.
T’
ets.
1
10
1925
9,75
100
15,50
lOO,-
19,-
lOO,-
4216
100,-
35,875
100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0 18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50
96,1
15,75 101,6′
19,50
102,6
49/-
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
2/-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0
102.6
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
68
1
–
160,0
32,62′
90,9
46,875
76,4
116,375
51,6
19,12′
102,0
82,75
97,9 87.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
57
1
3
134,9
31,87
5
88,9
49,625
80,9
–
1
10,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6 97.4
1929 146,00
91,4
14,-
90,3 21,25
111,8
45/10
107,9
27,37′
76,3
50,75
82,7
–
1
10,25
28,8
13,-
69,3
69,25 82,0
91.9 85.5
1930 141,50
88,6
12,50
80,6 20,75
109,2
34/It
82,2
22,625
63,1
32
52,1
-15,875
26,5
9,60
51,2 60,75
‘
71,8
68.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,37
5
42,9
25
40,7
-/3
8,4
8,-
42,7 42,50 50,3
46.8 48.8
1932
69,00
43,2 9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-/1,75
4,9
6,32′
33,7 28,25 33,4
36.1
38.0
1933
73.50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0
9,30
25,9
21,10
34,2
-12,25
6,3 5,52
5
29,5
32,75 39,7 35.2
34.7
1934
76,50
47,9
8,50
54,8
10,50
,
55,3
13/6 31,8 6,90
19,2 16,80
27,4 -13,875
10,9
4,07
5
21,7
40
47,3
34.4
32.1
an.
’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50.
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24
39,1
-11,625
4,6
5,37′
28,7
25
29,6
33.2
84.1
ebr.
,
70,00
43,8 9,25
59,7
13,-
68,4
15/9
37,1
10,62′
29,6
23,75
38,7
-11,5
4,2
5,60
29,9
26,75
31,7
32.1
34.4
Irt.
,
70,00
43,8 9,50 61,3
12,25
64,5
16/3
38,2
10,37
5
28,9
23,50 38,3
-/1,5
4,2
6,-
32,0 26,25
31,1
32.4
84.9
pr.
,
70,00
43,8 9,75 62,6
12,75
67,1
1515
36,3
9,50
26,5 23,50 38,3
-11,625
4,6
6,07′
32,4
27,50
32,5
32.8
34.9
tel
,
70,00
43,8 9,50 61,3
12,50
65,8
1616
38,8 9,50 26,5
23
37,5
-12
5,6
6,02′
32,1
26,50
31,4
34.2
35.0
uni
,,
72,50
45,4.
.10,-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27.9
22,50
36,6
-12,375
6,7
6,35
33,9
31
36,7
37.2
37.5
uil
,
75,00
46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
1718
41,6
9,475
26,4
22,50
36,6 -12,625
7,4
5,92
5
31,6
33,50
39,6
38.2 37.4
ug.
,,
75,00
46,9
10,50
67,7
13.-
68,4 16/5
38,6
8,75
24,4 20,75
33,8
–
1
2,625
–
7,4
5,27′
28,1
35,25 41,7
36.5 35.6
ept.
,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
14/5
33,9
8,25 23.0
19,75
32,2 -12,5 7.0
5,375
28,7
36,75
43.5
36.7 34.6 let.
,
80,00
50,1
10.50
67,7
12,50
65,8
1217
29,6 7,62
5
21,3
17,75
28,8 -12,625 7,4
4,90
26,1
42,25
50,0 36.5
33.4
10v.
•
75,00
46,9
10,-.
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3. 16,25
26,5
-12,75
7,7
4,65 24,8
40,50
47,9
36.4
32.7
)ec.
,
75,00
46
1
9,
.,
10,75
69,4
12,50
65,8
11/5 26.9
7,975
22,2
16
26,1
-/2,875
8,1
4,75 25,3
,
41
48,5
37.1
31.3
lan.’34
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12/10 30,2 7,45 20,8
16,50
26,9
-/2,875
8,1
4,95 26,4
45,50 46,75
53,8
55,3
38.9
35.9
83.8
35.9
Feb..
Mrt..
80,00
80,00
50,1
50,1′
10,50
‘
9,75
67,7
62,6
12,50
12,-
65,8
63,2′
14
1
5
1411
33,9
33,1
7,25
7,-
20,2
19,5
17,25
17,75
28,1
28,9
-/3
-13,25
8,4
9,1
4,970
4,525
26,5
24,1
45,50
53,8
35.7
35.2
Apr.,
80.00
50.1
9,75
62,6
12,-
63,2
14
1
4
33,7 6,55
18,3
17,75
28,9
–
1
3,625
10,2
4.25
22,7 44,25 52,4
35.6 34.5
Mei
,,
80,00
50,1
.
9,25
59,7
11,25
59,2
15
1
2
35,7
6,72
5
18,7
17
27,7 -14
11,2
4,15 .22,1
42,75
50,6
35.1
34.3 77,50
48,5
8,-
516
10,-
52,6
15/4
36,1
7,-
19,5
17
27,7
-/4
11,2
4,20
22,4
41,-
48,5
34.5 33.8
l!77,50
48,5
7,50
484
10,-
52,6
13/11
32,7 6,925
19,3
16,75
27,3
-(4,375
12,3
3,975
21,2
40,50
47,9
34.1
32.2
~
ni
.
,
g.,
75,50 47,3
7,25
46,8
9,50
50,0
12/10 30,2
6,87′
19.2
16,50
26,9
-/4,5
12.6
3,975
21,2
39,75 47,0
33.9 31.4
pt73,50
46,0
7,-
45,2
8,75
46,1
12/5 29.2
6,65
18,5
16.50
26,9
-(4,5
12,6
3,725
19,9
32,25
39,6
33.1
29.5
ct.,
7300
45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
11/7
27,3
6,70
18,7
‘16,50
26,9
–
1
4,125
11,6.
3,525
18,8
32,75
38,8
32.7′
27.8
Nov..
73,00
45,7
7,-
‘
45,2
8,75
46,1
22
1
3
28,8
6,62
5
28.5.
16
26,1
-/3,875
10,9
3,15
16,8
33
39,1
32.7 27.6
Dec.,
73,00
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
1218
29,8
7,17′
20,0
16
‘26,1
-13,875
10,9
3,375
18,0
34,50 40,8 32.7
28.6
Ian.’35
66.00 41,3 7,25
46,8
8,50
44,7
14/1
33,1
8,77
5
24,5
16
26,1
-13,875
10,9
3,50
18,7
33,75
39,9
32.9 29.5
4eb.,
68,50 42,9
13/10°
32,5 9,125
25,4
16 26,1
-13,6875
10,4
3,50
18,7
32,75
7
)
38,8
32.7 29.5
65,25 40,8
14/5
10
33,9
‘
9,125
25,4
16 26,1
-13,8125
10,7
3,50
18,7
82.5
29.0
8’1,
,
65,25
40,8
1
9,6251
26,8
15,50
25,3
1
–
13,8125
10,7
3,375
18,0
1
32.5
29.0
B. Alle Pondennotoeringen vanaf 21 Sept.’81 zijn op goudbasis omgerekend; de Dollarnoteeringen vanaf 20April
1
33 zijn in verhouding van de depreclatle
n den Dollar t.o.v. den Gulden verlaagd.
192
ECONOMISCH
–
STATISTISCHE BERICHTEN
20 Februari 1935
OJRSN TE U.)NDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden 2 Feb.
1935
9
Feb.
1935
11/16
Feb.
1935
Laagste
l
Hoogstel
16
Feb.
1935
Alexandrië..
Piast. p.
£
97,%
97 97
8
1
8
97
8
18
97
Athene
….
Dr.p.g
515
516 512 516 512
Bangkok..,.
Sh.p.tical
1/IOU
1110
1110 1110
1110
Budapest
..
Pen.p.F.
163
16%
161
16y,
16
BuenosAires’
p.pesop.c
19.15
19.-
18.90 19.10 18.95
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
116
5
1
33
1165132
116 ‘l
l/68/
1
/6
5
/
32
Constantin,,
Piast.p.g
610
610
608 610
608
Hongkong ..
Sh. p.
$
11951
11991
16
119
1/103
1)97/
9
Sh. p. yen
12
1j2
1/1
15
1
16
11211
16
112
Lissabon ..
Escu. p. £
1105/
5
110
1
1
8
109% 110% 110
1
/
8
Mexico
….
$per
17
17 ali
17
y
4
18y
4
178/
Montevideo
2)
d. per
£
20
20
19
203( 20
Kobe
…….
Montreal
..
$
per
£
4.87a1
4.881(
1
4.88
4.89k
4.88s/
Riod.Janeir(j3
d. per Mil.
37;
351,
6
33 3
391
Shanghai
..
Sh. p. tael
11571
55
115s
1
1
1
5
16X
1/68/
9
Singapore ..
id. p.
$
2/4
9
/
33
24 5/53
214
1
1
16
214k
114
5
/
35
Valparaiso
4).
$
per
£
116
117.50
117.50
117.50 117.50
Warschau
ZI. p.
£
25131
5f
25551
56
25
9
1
8
265/
8
26ia1,
J
¼/tilt…
LUIt. tO idtCLi,
ClII. IlUL.
WCIKC
111153W LCUI8
Ilcuucil
It
UtIditli
4 Febr. 16.95, 8 Febr.
15, 9 Febr. 16.95,
14
Febr.
16.93.
2)
Offic.
not.
vanaf 1 Febr. 397/
8
,
2 Febr.
39113,
4 Febr. 3971
g
, 6 Febr.
39314,
7 Feb. 397/
8
,
13 Febr. 40,
14
Febr.
397j,
15 Febr. 40.
3)
Id. 22
Dec. 4114.
4)
90 dg.
Vanaf 28 Aug. laatste
export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
5)
Lnnden’) N.Yorkl) Londen
12 Febr. 1935.. 2471
16
–
12 Febr. 1935….
142121
13
,,
1935,.
24
7
/
16
5/8
13
,,
1935….
142/4
14
,,
1935..
245
54
8
18
14
,,
1935….
14216
15
,,
1935..
2418116
548,.
15
,,
1935….
14281
16
,,
1935..
2051
1
54V,
16
,,
1935….
142181
18
,,
1935..
2412/
16
545,(
18
,,
1935….
14217
19 Febr. 1934.
.
20
469f
19 Febr. 1934….
13419
27 Juli
1914..
24
1
I,
59
27 Juli
1914….
841104
1)
In pence p. oz.stand.
2)
Forelgn silver In $c. p.oz. fine.
3)
In sh. p.oz. line
STAND VAN ‘e RIJKS KAS.
Vorderingen.
1
9Feb. 1935
15 Febr. 1935
Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne-
f
54.339.127,06
1 75.949.49366
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
131.956,21
2.218.506,10
Voorsch. op uit. Jan.’35 (resp. Dec.’34
derlandsche
Bank……………….
a. d. gem. verstrekt op aan haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. endergem.
fondsbel., al8mede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
,,
1.985.571,34
–
Voorschotten aan Ned.-Indie ………
,126.852.28
1
,82l
Id. aan
Suriname …………………
13.721.176,74
,,
13.732.011,40
Id. aan
Curaçao ………………….
,,
2.204.214,34
•
2.095.315,40
Kasvord. weg. credietverst. a!h. bultenl
..126.622.917,44
,, 115.843.793,39
..
,, 116.168.232,62
Daggeldieeningen tegen onderpand
.
5.000.000,-
..
–
Saldo der postrek. v. Rijkscomptabeien
40.243.707,48
,
27.816.804,57
Vord. op het Alg.Burg. Pensioenfonds’)
–
–
Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
,,
30.513.278,91
,,
32.669.461,01
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld- leeningen aan gemeenten (saldo)
,
33.275.337,32
,,
33.275.337,32,
Verplichtingen.
Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art. 16 van haar octrooi
verstrekt
–
–
Schatkistbiljetten In omloop ………
f400.966.000,-
f400.966.000,-
Schatklstpromessen In omloop …….
81.170.000,-
,,
81.170.000,-
Zilverbons In Omloop
……. . ……..
1.266.029,50
,,
1.263.302,-
Schuld
op
uit. Jan.’35 (resp. Dec.’34) a. d.
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.
.
..
pers. bel., aand.
1.
d. hoofds. d. grondb.
….
e.
d. gem. fondsb. aism.
opc. op
dle
–
,,
3.027.504,95
Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf.l)
,,
23.388.590,21
5.576.673,69
bel. en
op
de verm. bel………………..
Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T.’)
,,
122.675.626,15
,
122.186.336,90
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
–
–
Id. aan diverse Instellingen’)
……..
88.582.172,76
..
104.693.548,52
5)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkl8t.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1
9 Febr. 1935
1
16 Febr. 1935
Vorderingen:
Saldo Javasche Bank ……………..
f
5.162.000,-
/
6.078.000,-
Betaalmiddelen in
‘a
Lands kas
–
58.896.000,-
Verplichtingen: Voorschot’s Rijks kase. a. Rijkslnstell.
,,
126.626.000,-
»
131.107.000.-
.
,,
750.000,-
,
12.035.000,-
Schatkistpromessen …………………..750.000,-
–
Schatkistbiljetten
………………….
12.035.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
2.566.000,-
,,
2.566.000.-
Muntbiljetten in Omloop
……………….-
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.
946.000,-
,,
1.171.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
– –
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
–
Circu
latie
Andere
opelschb.
schulden
1 1
Dtsconf.
1
Div. reke-
ningen’)
19 Jan.
1935,.
784
1
985
453
1
599 1.682
12
1935..
763
J
1.039
395 599 1.691
5
1935
—
743
1
1.121
412 598
1.702
29 Dec.
1934..
743
1
1.182
357
1
596
1.774 22
,,
1934..
751
1
1.068 389
1
599
1.772
5 Juli
1914..
645
1.100
560
735 396
01111153. (icr, •cITvll.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 18-Februari 1935.
Activa.
Binnen!. Wis-( Hfdbk.
f
22.661.534,68
sels, Prom., Bijbnk. ,,
458.374,44
enz.in disc.I Ag.sch. ,,
3.049.130,95
26.169.040,07
Papier o. h. Buitenl. in disconto ……
Idem eigen portef.
f
866.250,-
Af: Verkocht maar voor
de bk:nog niet afgel.
–
866.250,-
inc1vsch
Hfdbk.
f
90.113.178,331)
in rek -crt
op onderp*1
Bijbnk.
,,
3.722.883,63
Ag.sch.
,,
37.654.891,18
f
131.490.953,14
Op
Effecte
……..
f
127.096.426,96
1
)
ûna,,,
,
q
4
105
596
10
,,
131.490.953,141)
,,
Voorschotten a. h. Rijk
…………….
,,
–
Munt; Goud
……
r
102;585.150,-
Muntmat., Goud ..
707.979.993,37
f
810.565.143,37
Munt, Zilver, enz.
22.490.412,62
Muntmat., Zilver
833.055.555,992)
38.004.304,19
4.970.000,-
Diverse rekeningen ………………
6.374.733,05 Staat d.’Nederl. (Wet v. 27/5/’32, S. No. 221)
16.998.491,37
f
1.057.927.327,81
Pauiva.
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
3.807.914,92
Bijzondere reserve ………….. ….,,
5.000.000,-
Pensioenfonds ………………….
9.229.250,62
Bankbiljetten in omloop ………….. ,, 849.398.465,-
Bankassignatiën in omloop ……….,, 10.318,38
Rek.-Cour.
j Het Rijk
f
78.591.193.87
saldo’s: ‘I Anderen,, 86.197.134,51 ,,
164.788.328,38
Diverse rekeningen ………………,,
5.693.050,51
f
1.057.927.327,81
Beschikbaar metaalsaldo …………
f
427.437.592,72
Minder bedrag aan bankbiljetten in om- – loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.068.593.980,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
o
ndergebracht ………………..,,
–
Waarvan aan Nederlandsch-Indie
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ……../ 73.789.100,-
Waarvan in het buitenland ………………………49.775.319,64
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
Andere Beschikb. Dek-
Data
Circa latle opeischb. Metaal- kings
Munt
1
Mun (mat,
s
saldo
perc.
18 Febr. ’35 102585 707.980 849.398 164.799 427.438 82
11 ,,
’35 102585 712.259 855.050 161.145 430.836
82
25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 8.198 43.521
54
Data
1
1
;1′;n Belee-
1
“‘””
1
op het 1 reke-
Idisconfo’slrechtstreeksl ningen
buitenl.
1
ninifen’)
18 Febr. 19351 26.169
–
131.491.866
6.375
11 ,,
1935 26.242
–
129.861
866
5.689
25 Juli 1914 67.947
–
61.686 20.188
509
‘)Onder de activa. JAVASCHE BANK.
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
1
1
1
schulden
1
saldo
16 Feb.’35
2
)
145.140 176.770
37.560
59.408
9
1
35)
142.810 178.910
35.550
57.026
19 Jan.1935
115.003
1
26.897
179.106
31.157
57.794
12
,,
1935
113.5021
27.297
182.382
31.645 55.189
25 Juli1914
22.057
31.907 110.172
12.834
4.842
Wissels.
1
Diverse
Dek-
Data
buitei
Dis-
Belee-
1
reke-
kings-
N.-Ind. conto’s
ningen
1
ntngen’)
percen-
_____________
betaalb.
tage
16 Feb.’35
2)
680
70990
10.380
68
9
,,
1352)
650
71.230
12.580
67
19 Jan.1935
1.564
10.891
67
9.825
1
49.910
12
,,
1935
1.455
9.783 54.959 10.809
66
25 Juli1914
8.395
7.259
75.541
2.228
44
t
)
Sluitpost activa.
8)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds ……………………
Gebouwen en Meub. der Bank ……..