Ga direct naar de content

Jrg. 19, editie 951

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 21 1934

1 MAART 1934.

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economïsch~Statis

.

tische

Béric
,
hte’n
,

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL; NIJVERHEID, FINANCIËN EN VER.KEËR

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

19E JAARGANG

WOENSDAG 21 MAART
1934

No. 951

NEDERLANDSCIJ ECONOMISCh INSTITUUT.

Curatoren: Mr. G. Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plate,

Onder-Voorzitter; Mr. K. P. van der Mandela, Penning-

meester; Mr. P.
Hofstede
cle Groot; Jhr. Mr. L. H. van

Lennep; L. H. Mansholt; Mr. R. illees; E. D. van Walree;

Ch. J. 1. M. Welter; C. J. P. Zaalberg.

ECONOMISCII-STATISTISCIÏE BERiCHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES:

Prof. Mr. D. van Blom; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van

Lennep; Mr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. N. J

Polak; Mr. Dr. L. F. E. Regout; Dr. E. van Welderen

Baron Rangers; Prof. Mr. H. R. Ribbins; Jan Schilthuis

Prof. Mr. F. de Vries.

Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart.
Redacteur-Secretaris: Dr. II. 51. ii. A. van der Valk.

Secretariaat: Pieter de fioochweg 122, Rotterdam.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnemen’

volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver
tenties: Nijgh
Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Post chè qua- en giro-rekening No

145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

1Tederland f20,—. Buitenland en Koloiviën f 23,— per

jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch

Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen

hct weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie

op de verdere publicaties.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

INHOUD

Blz.
DE AANSTAANDE CON VERSTE
door C.
A. Klact&se ……..
250

Tariefsherziening
01)
korten termijn door
Prof. Mr. Dr.
G. M. Verrijn Stuart

……………………….
252

Noodcrediet voor den middenstand door
Prof. Dr. N. J.
Polak
……………………………………
253

Javasuiker en de suikervoorziening van Nederland door
A. Vols

………………………………….
254

Verbod van invoer van suiker in Nederlandsclt-Indië
door
Th. Lig thart …………………………..
255

])e wet tot organischen opbouw van het Duitsche beclrijfs-
leven door
fik. Riemens ……………………..
256

Nieuwe feiten over devaluatie-politiek en export II door
‘Dr. J. G.Stridiron …………………………
257

Afzet van Nederlandsch-Indisclie iiiaïs in Nederland door
A. P.
Schilthuis…………………
…………..
258

De Rijksmiddelen over Febrini.ri
1934 …………….259

ONTVANGENBOEKEN …………………………..260

MAANDCIJFERS:

Giro.omzet bij De Nederlandsche Bank …………
260

Overzicht van den stand der Rijksmiddelen ……….
261

STATISTIEKEN……………………………261-264

Oeldkoersen. – Wisselkoersen. – Bankstaten.

-.

.

20 MAART
1934.

De eerste dagen van deze week was de gelmarkt

nog vast; het bleef moeilijk wissels te plaatsen. Toen-

bleek, dat de rijzing der geldprijzen niet verder door-

zette, kwam er eenig aanbod van geld, waardoor de

noteering voor privaat-disconto van 1% pOt. op

.1
3
/1e
pOt. terug iiep. Oall.geldeu bleven ruim op

% pOt. In het midden der week kwam er zelfs nog

gedurende twee dagen verandering in de ‘noteering

voor prolongatie, welke op 1% pOt. gesteld werd.

Thans noteert men weder 1 pOt. Op 22 Maart stelt

de Minister van Financiën weder de gelegenheid

open om in te schrijven op schatkistpapier voor een

t’otaal bedrag van vijftig millioen Gulden. Qok thans

zullen weder 5-jarige biljetten, rentende 3% pOt.,

worden uitgegeven. –

* *
*

• De stemming op de wisselmarkt bleef deze week

onveranderd. Er ging maar weinig om. Poden en

Dollars veranderden bijna niet: 7.57 en 1.48°/16. De

zl £/$-noteering bleef onveranderd ongeveer 5.09. Dc

eenige groote verandering, die te constateeren viel,

:was in de noteering voor Marken, welke gisteren

scherp terugliepen en van 59 op 58.50 kwamen; slot

58:57V2. Ook de diverse soorten Sperrmarken lagen

flauw in- de markt. Fransche Francs gingen terug

en kwamen op 9.77%. Indië hooger ‘100
v
/i6.
Argen-

tijrtsche Pesos 37%.

De marge voor Ponden, levering op 1 en 3 maan-

dcii, is teruggeloopen; zij noteerden tenslotte
/ie
en

2Ys c. aio. Termijudoilars varen tamelijk wel, onver-

anderd en doen een fractie boven contant.

Op de goudmarkt blijft het heel stil. Zeer aange-

boden waien gisteren Marken bankpapier, die rond

de 58 werden afgedaan.

250

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Maart 1934

DE AANSTAANDE CONVERSIE.

Het aanhangige wetsontwerp tot conversie van een
deel der ‘geconsolideerde staatsschuld beoogt wel de
omvangrijkste operatie op dat gefbied hier te lande
ooit doorgevoerd. De leeningen, ter aflossing waar-
van de machtiging wordt gevraagd tot uitgifte van
nieuwe obligatiën, t.w. de 5 pOt. Tweede leening.
1932, de 4i4 pOt. leeningen van 1916, 1917 en 1928,
en tenslotte de 4 pOt. leening 1916 beloopen per sal-
do tezamen nog een bedrag van
f
898,124.000, in welk
verband dan ook de nieuwe wet in de uitgifte van
f
900
millioen nieuwe dbligatiën voorziet. Deze conversie
omvat dus niet minder dan rond een derde gedeelte
van de geheele geconsolideerde staatsschuld!
Tot op zekere hoogte is het verwonderlijk, dat niet
een deel dezer leeningen reeds eerder is geconver-
teerd. Men kan moeilijk zeggen, dat op het oogenblik
het tijdstip en de omstandigheden voor zulk een
operatie zooveel gunstiger zijn dan ooit het geval is
geweest in de vier jaren, die ongeveer verloopen zijn sedert het intreden van de economische crisis de eer-
ste stoot gaf tot verlaging van den rentestandaard. En men mag dan ook gerust stellen, dat, indien de
vorige regeering wat meer doortastend en minder
sdhroomvallig was geweest bij de leeningspolitiek,
reeds eerder rentebesparing zou zijn verkregen. Met betrekking tot cle 5 pOt. leening 1932 zou men
zelfs kunnen stellen, dat zij wellicht nimmer be-
staan zou heben, wanneer in 1931 de toenmalige
regeering de situatie op de kapitaalmarkt zich beter te
nutte had gemaakt. Deze leening is immers voortge-
sproten uit de 6 pOt. leening 1922 B, die van 1 Maart
1932 af vervroegd aflosbaar kon worden gesteld. Na-
dat in Mei 1931 de 5 pOt. leening 1918 was gecon-
verteerd in een 4 pOt. leening bleef de daling van
den algemeenen rentevoet nog aanhouden tot in Sep-
tember toe. De financiëele crisis die, uitgaande van
Midden-Europa, meer en meer om zich heen greep kon echter een minder gunstige wending doen ver-
wachten, die dan ook kwam, toen Engeland de gou-
den standaard moest prijsgeven. Had men tevoren de
6 pOt. leeningen 1922 geheel of ten deele géconver-
teerd natuurlijk met verrekening der rente tot 1
Maart 1932 dan zou een rentebesparing van. 2 pOt.
zijn verkregen, die nu tot 1 pOt. beperkt ‘bleef.
Wat de
41/
pOt. leeningen betreft geldt hetzelfde.
Reeds in 1930 zou er gelegenheid tot conversie daar-
van zijn geweest. .Dadelijk na de eerste depressie-
symptomen in de ‘herfst van 1929 is de noteering der
inheemsche chligatiën omhoog gegaan; in Augustus
1930 bereikten de 4 pOt. staats- en gemeentefondsen
den parikoers, in October d.a.v. noteerde de’ 4 pOt.
leening 1916 101f8 pOt.

De verklaring voor het uitstel der conversie van
de toen uitstaande
41%
pOt. leeningen moet gezocht
worden in het feit, dat men eerst de 5 pOt. leening
1918 wilde converteeren. Gezien de omvang van die
leening t.w.
f
299 millioen heeft men lang geaarzeld
voor de stap werd gewaagd; eerst in Mei 1931
werd daartoe overgegaan. Maar daarna bleef de stem-
ming op de obligatiemarkt; zooals boven vermeld,
uitermate gunstig, de koersen stegen zelfs verder.
Dat men toen de conversie van de 6 pOt. leeningen
1922 niet doorvoerde is nog te motiveeren, omdat im-
mers de afloshaarstelling daarvan eerst op 1 Maart
1932 mocht geschieden, en een conversie zoo gerui-
men tijd v56r dien datum – al is die met rentever-
rekening natuurlijk mogelijk – niet usautiëel is.
Maar voor de 4Y2 pOt. leeningen geldt dat excuus
niet.
In het jaar, dat volgde op den val van het Pond
kwam er van conversie niets, behalve dan voor de
6 pOt. leeningen 1922, die in 5 pOt. werden omgezet.
Eerst in September van genoemd jaar herstelden zich
de 4 pOt. leeningen tot ongéveer pan. Betrekkelijk
spoedig, in Januari 1933, werd dan ook de eerste
5 pOt. leening van 1932 geconverteerd. In de maan-
den die volgden, deed de terugslag van de monetaire

situatie in de Ver. Staten de obligatiekoersen hier
te lande terugloopen, zoodat van emissies geen sprake
kon zijn. Toen in de tweede helft van het jaar een
langzaam herstel intrad wilde de regeering het ab-
sorptievermogen van de markt in de eerste plaats
ieserveeren voor de consolidatie van vlottende schuld.

Het resultaat van de emissie der tweede leening
1933 in October viel tegen, zoodat men de conversie-
plannen opschortte. Daarna kwam eind Januari van
dit jaar de ,,stabilisatie” van den Dollar, die weer
voor
f 100
millioen goud deed wegvloeien, en de
stemming op de obligatiemarkt wel niet veel maar
todh weer eenigszins beïnvloedde. Nu tenslotte deze
indrukken weer zijn weggevaagd, het vertrouwen in
de landsmunt gcheel hersteld is, terwijl ook de voort-
varendheid, waarmee de regeering naar begrootings-
evenwicht streeft haar effect niet mist, komt de
regeering met het grootscheepsehe conversieproject.
Nogmaals: men kan moeilijk zeggen, dat de voorwaar-
den voor deze operatie veel gunstiger
zijn
dan eenige
malen in de afgeloopen jaren het geval ‘was, maar
deze regeering althans kan zich te dien aanzien niets
verwijten, zij heeft de gelegenheid gegrepen, zoodra
zij zich ‘bood.

De besparing op den rentelast der staatsschuld,
welke uit deze conversie ‘zal voortvloeien, is nog niet
te schatten, omdat immers nog niet bekend is, welk
rentetype de nieuwe leening zal dragen. In het wets-
ontwerp is noch een rentevoet noch een koers ver-meld om de regeering daarbij zooveel mogelijk de
Vrije hand te laten. In geen geval wordt gedacht aan
een hooger percentage dan 4 pOt. Toen het ontwérp
werd opgesteld heeft men zoo goed als zeker alleen
aan dat rentetype gedacht; vandaar dat het feit, dat
ook de 4 pOt. leening 1916 in de plannen werd op-
genomen in de Memorie van Toelichting uitdrukke-
lijk werd gemotiveerd met een verwijzing naar de
aflossingsvoorwaarden dezer leening – waarover
straks nader – hetgeen niet noodig geweest zou zijn
wanneer men gedacht had aan de
mogelijkheid
van
conversie in een 3Y2 pOt-type.

Wanneer men bij de keuze van de rente voor de
nieuwe leening de normale en gebruikelijke maatsta-
ven aanlegt, waaronder in de eerste plaats vergelij-
king met de reëele rente van de bestaande leeningen,
dan zal men ook moeilijk tot een ander type dan 4
kunnen komen. De 4 pOt. staatsleeningen van 1933
noteeren circa 100V4 pOt., de 4 pOt. provinciale lee-
ningen tusschen de 100 en 101 pOt., de 4 pOt. obli-
gatiën van goede gemeenten om en
nabij
99 pOt.
Hierbij moet rekening gehouden worden met het
voornemen om de conversieleening vrij te stellen van
couponbelasting, terwijl de genoemde gemeente- en
provincieleeningen vèl aan die heffing onderworpen
zijn. De contante waarde van dezen belastingvnijdom
is te taxeeren op rond 1Y2 pOt. Waarbij echter gere-
leveerd zij, ‘dat de 4 pOt. staatsleeningen van 1933
wel vrij zijn van genoemde belasting, en ook niet hoo-
ger noteeren dan een fractie boven pan (de nieuwe 4 pOt. Indische leening met volle garantie van Ne-
derland zelfs 2 pOt. daaronder).

Toen in 1931 de 5 pOt. leening 1918 werd gecon-verteerd stond de 4 pOt. staatsleening van 1916 102
â 103 pOt. genoteerd, 4 pOt. Gelderland noteerde
toen 101 pOt., 4 pOt. ‘s-Gravenhage pan. De con-
versie vond plaats in een 4 pOt.-type. Thans staan de
4 pOt. staatsleeningen rond 2 pOt. lager! Toen in
Januari 1933 de 5 pOt. leening 1932 werd geconver-
teercl stond de 4 pOt. staatsleening 1931 circa 101
pOt. 4 pOt. Gelderland 101 pOt., 4 pOt. ‘s-Graven-
hage boven de huidige noteering; ook toen koos men het 4 pOt. rentetype voor de cönversieleening. Intus-
schen is er één punt, dat den voorstanders van con-
versie in een 3Y21 pOt.-leening een argument in han-
den geeft, t.w. de noteening der 3Y2 pOt. en 3 pOt.
staatsleeningen. De 3V2 pOt. leening 1911 noteert
thans rond 97 pOt.

Daarbij moet men echter het volgende bedenken:

21 Maart 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

251

vafl
deze leening staat slechts een beperkt bedrag uit,
de omzetten zijn zeer gering, het aanbod shaarsch.
Trouwens de koers op het oogeublik is allerminst een hoogterecord der laatste Jaren. In Augustus 1931 be-
reikte dit fonds een koers van 100 pCt., in 1932 was
de hoogste koers 98 pOt., verleden jaar nog 971% pOt.
De 3 pOt. leenirigen noteeren thans circa 87V4, inder-
daad 1 pOt. hooger dan de hoogste koers voor 3 pOt. Groothoek-certificaten in 1932 en 1933 behaald.

Alles bij elkaar genomen, vindt men derhalve in
deze vergelijkingscijfers geen andere indicatie voor
het ren tetype der nieuwe conversieleening dan 4 pCt.
Wat
intusschen a’llerminst zegt, dat een
31%
pOt.
leening geen succes zou hebben. Men kan ni. behalve
met vorenvermelde .,marktanalytiche grondslagen”
ook rekening houden met psychologische factoren.
En dan moet erkend worden, dat een brutale aan-
kondiging van een conversie op een basis, die volgens
de oogenblikkelijke marktpositie nauwelijks verant-
woord is tot gevolg kan hbben, dat die marktpositie
zich snel aanpast bij het conversie-aan’bod.

Men kan zich in dit verband spiegelén aan het
voorbeeld der ook grootscheepsche Engelsche con ver-
sie in 1932, toen de 5 pOt. Warloan in een 334 pOt.
leening werd omgezet. liet effect van cle aankondi-
gi.ng dier conversie alleen reeds deed de koersen zoo-
wel van staats- als andere obligatiën sterk omhoog
gaan. Temeer kans is er op zulk een omlaag forcee-
ren van de ‘kapitaalrente, wanneer er voor de houders
(Ier te converteeren fondsen weinig alternatieven zijn.

Omvangrijke kapitaalaanvraag voor binneulandsche
bestemming naast die van de schatkist is er niet.
Teliswaar
zou een deer der houders der te convertee-
ren obligatiën willen ,,vluchten” in de nu nog hooger rentende gemeente- en provincieleeningen, zoomede in pandbrieven, maar zooals dat ook in Engeland ge-
sdhiedde zou de koers daarvan zoo snel oploopen, dat
de heele markt zich spoedig aan het lagere renteni-
veau had aangepast.

Anders zou de zaak staan, wanneer de omstandig-
heden gunstig waren voor ,,overstappen” van de af-
losbare leeningen in buiteulandsche fondsen; het is
niet aan te nemen, dat de koers van prima obligatiën
aan Engelsche en Fransche beurzen noemenswaard
zou stijgen, zelfs indien een voor den omvang van
onze markt groote vraag van hier uit zou ontstaan.
Maar ook in dat opzicht is de ruilmogeljkheid zoo
uiterst beperkt. De favoriete dabiteuren-met-hooge-
rente van vroeger komen niet meer in aanmerking, in
Engeland is de rentevoet voor staatspapieren ook al
314 pOt., Amerikaansche fondsen zal men, gezien de
monetaire situatie, niet nemen om een klein rente-
voordeel, en in Frankrijk is ook nu reeds de intrest-voet op staatspapieren rond 1 pOt. hooger dan hier,
zonder dat een ,,trek” van kapitaal daarheen merk-
baar is. .Tuist de ervaringen der laatste jaren op mo-
tietair gebied verhinderen, dat zelfs betrekkelijk
groote renteverschillen internationale kapitaalver-
schuivingen doen ontstaan, terwijl anderzijds zulke
verschuivingen voorkomen, ondanks een nadeelig
renteverschil.

Gezien die omstandigheid kan tot op zekere hoogte
de regeering een zeer groote macht uitoefenen op het
inheemsche renteniveau, 4jl zij, binnen zekere gren-
zen, monopolistisch vraagster van kapitaal is, althans
zonder machtige rivalen, die eenige honderden mil-lioenen kunnen absorbeeren En daarom zou, als bo-
venvermeld, een brutale aankondiging van een groot-
scheepsehe conversie in een 31% pOt. leening mis-
schien een succes kunnen worden, ondanks het feit,
dat zulk een ientetype nog niet bij de huidige ver-
houdingen van de markt past! Maar zulk een ,,inti-
midatietactiek” zou voor ons een novum zijn, en niet
geheel zonder risico’s. Af te wachten is intusschen,
of de regeering de traditioneele weg zal volgen en de
bestaande situatié op de kapitaalmarkt als uitgangs-
punt zal nemen, dan wel haar relatieve machtspositie
als voren bedoeld zal te nutte maken. Afzijdig zal zij

zich in elk geval houden van dwangmiddelen; voor gedwongen conversie gevoelt de regeering – en te-
recht, in het belang van duurzame bevordering van het staatscrediet .- blijkens de M. v. A. niet.

De rentebesparing bij conversie in een 4 pOt. lee-
ning (verwaarloozend hetgeen de regeering minder dan de parikoers daarvoor tounheert, en het feit dat
de 434 pOt. leeningen coupontbelasting opleveren en
de conversieleening waarschijnlijk niet) beloopt op
basis van het thans uitstaande ‘bedrag
f
5.140.000;
bij conversie in een 31% pOt. type, waarvan het netto-
rendement dan toch ivel niet lager dan pl.m. 3,7
pOt. zal kunnen zijn, nog ruim 234 millioen extra.
Veel
belangrijker
is echter de besparing op de aflos-
singen. Teljsvaar
is dat op den duur geen besparing,
omdat immers toch het voile nominale bedrag der
schuld moet worden gedelgd, maar het mag ongetwij-
feld een groot economisch voordeel heeten, dat aldus
door geringer amortisatie minder overheveling van
de consumptie- naar de kapitaaisfeer plaats heeft (de
aflossing komt immers ten laste van den gewonen
dienst en hezwaart dus via de belasting het verbruik,
terwijl de houders der losbare fondsen ‘het terug ont-
vangen kapitaal zeker niet consumptief aanwenden,
en het is de vraag of zij voor het kapitaal in elk ge-
val emplooi vinden of zoeken).

Voor het loopende jaar zou op de te converteereti
leeningen 31,1 millioen moeten worden afgelost; voor
de 4 pOt. leening 1916 komt daarbij in 1937 en vol-gende jaren nog een extra aflossing van 15 millioen.
De nieuwe leening zal volgens het wetsontwerp in 40
jaar worden afgelost. Gebeurt dat in 40
gelijke
ter-
mijnen, dan beloopt de aflossing per jaar 2234 mil-
lioen, een besparing voor dit jaar dus van ruim 8
millioen. Maar kiest men de voor staatsleeningen al-
gemeen gebruikelijke annuïteitsmethode, dan beloopt
hij een 4 pOt. type de eerste aflossing slechts 934
millioen, dus ruim 21 millioen minder dan nu, waar-
bij dan in 1937 en volgende jaren nog een ,,bespa-
ring” van 15 ‘mill. met opgeloopen rente extra komt.

Het ontwerp machtigt de regeering zoowel tot con-
versie ineens van het heele bedrag van rond 900 mil-
lioen, als tot uitgifte bij gedeelten, waarbij dan tel-kens één of meer der te amortiseeren leeningen af-
losbaar kunnen worden gesteld. De 5 pOt. leening
1918 was bij de conversie in 1931 nog rond 300 mil-
lioen groot, en men vond dat
destijds
een zeer om-
vangrijk ‘bedrag om ineens te converteeren, vandaar
dat men maanden heeft gewacht op een zoo gunstig
mogelijk tij’dstip voor de doorvoering van deze opera-
tie. Nu is het bedrag drie maal zoo groot!

Wanneer men nu het voorbeeld van de jongste
conversie der Indische dollarleeningen zou volgen
door eerst de vrijwillige inwisseling open te stellen
zonder gelijktijdige a’mortisatie van de oude leenin-
gen, dan zou natuurlijk geen enkel risico aanwezig
zijn. Het eenige bezwaar van een zoo groote conver-sie-operatie is immers de kans, dat een deel der hou-
ders niet met de conversie meegaat, hetgeen betee-
kent, dat dit bedrag afgelost moet worden, wanneer
althans de normale methode wordt gevolgd van ge-
lijktijdige aflobaarstelling.

Nu zullen de Rij ksfondsen vel weer een zeker be-
drag beschikbaar kunnen stellen voor
vrije
inschrij-
ving op de conversieleening,
terwijl
desnoods ook de
vlottende schuld kan worden uitgebreid, indien dat
voor amortisatie noodig mocht zijn. Dit laatste zal,
hoewel de geidmarkt daartoe ongetwijfeld gelegenheid
biedt, de regeering wel niet willen doen, omdat zij
immers eerder voor consolidatie voelt dan voor ver-
dere verhooging der vlottende schuld. Tenzij men eerst vrijwillige conversie aanbiedt zal dus waar-
schijnlijk de uitgifte ‘bij gedeelten plaats vinden. In
dat’geval zou de 5 pOt. leening 1932 het eerst aan de
beurt zijn, eenerzijds is de rentevoet het hoogst, en
anderzijds is vervroegde aflossing bij deze leening te
allen
tijde
toegestaan, zoodat men niet aan een vasten datum gebonden is.
C. A. KLAASSE.

De stroom van crisiswetten houdt aan. Toen de
Regeering in Augustus ii. het wetsontwerp tot her-
ziening van de Crisisinvoerwet indiende, verklaarde
zij, dat haar handelspolitieke outillage na de aanvaar-

ding van bedoeld ontwerp voorshands voldoende kon
worden geacht en dat in afwachting van de prak-
tische ervaringen, welke de Regeering met het be-
schikbare apparaat zoü opdoen, geen nieuwe voor-
stellen zouden worden gedaan. Niet lang heeft de
rust geduurd. Op 15 Maart ji. is opnieuw een be-
langrijk wetsontwerp ingediend, hetwelk de strekking
heeft om aan de Regeering de bevoegdheid te ver-
schaffen om op eigen gezag, dus zonder voorafgaande
wet, tarieven van invoerrechten in te stellen, af te
schaffen, te verhoogen of te verlagen. Hiermede
wordt, gelijk zoo aanstonds zal blijken, de macht der
Regeering met betrekking tot het economisch leven
weder aanzienlijk vergroot. In verband met het groo-
te belang, dat ons volk heeft
bij
lage invoerrechten,
wil het zijn concurrentiekracht op de internationale
markten niet steeds verder zien terugloopen, loont het
de moeite om de bepalingen van het nieuwe wets-
ontwerp en de gronden, die ter verdediging daarvan in de Memorie van Toelidhting worden aangevoerd,
eens wat nader te bezien.
In art. 1 van het nieuwe ontwerp wordt bepaald,
dat de Regeering, wanneer zij bij de Staten-Generaal
een wetsontwerp heeft ingediend tot instelling, af-
schaffing, verhooging of verlaging van invoerrechten,
bevoegd zal zijn om een
dergelijke
verandering van ons tarief
reeds véér het aannemen van het desbe-
treffend wetsontwerp
in werking te doen treden.
Wordt het wetsontwerp gewijzigd, dan moet de Ko-
ninklijke regeling der tarieven met deze wijziging in overeenstemming worden gehracht; wordt het wets-
ontwerp ingetrokken of verworpen, dan moet ook de
door de Regeering in het tarief aangebrachte wijzi-
ging onverwijld worden ingetrokken. De Koninklijke
regeling der tarieven is behoudens de zooeven ge-
noemde gevallen en behoudens de aannem’ing van
het desbetreffend wetsvoorstel (in welk geval uiter-‘
aard het Kon. Besluit door de wet wordt vervangen)
hoogstens voor één jaar geldig.
In art. 2 van het wetsontwerp wordt bepaald, dat
van door de Kroon aan te wijzen goederen gedurende
den tijd van ten hoogste één jaar een nieuw invoer-
recht kan worden geheven of een bestaand invoer-
recht kan worden afgeschaft, verhoogd of verlaagd.
Voor een dergelijk rbesluit moet eerst de Economische
Raad worden gehoord. Na het in werking treden van
een dergelijk besluit wordt onverwijld een wetsvoor-
stel tot goedkeuring daarvan ingediend. Wordt dit
ontwerp ingetrokken of in een der heide Kamers ver-
worpen, dan moet het K. B. tot wijziging van de
tarieven onverwijid worden ingetrokken.

Hoewel de Staten-Generaal het goedkeuringsrecht
van de door de Kroon te treffen maatregelen behou-
den, behoeft het in het licht van de verhoudingen,
zooals deze ‘thans nu eenmaal geworden zijn, geen
betoog, dat de aanvaarding van het nieuwe wetsont-
werp de macht der Regeering zeer belangrijk zal ver-
grooten. Zelden toch zal on.s huidig Parlement ge-
neigd zijn om de tegenwoordige Regeering te desa-
voueeren, wanneer deze laatste het tarief op eigen
gezag zal hebben gewijzigd. Het is dus van het groot-
ste belang na te gaan, om welkc redenen de Regee-
ring de aanvaarding van dit ontwerp wenscht en in
welken geest zij van de door haar begeerde macht in
de toekomst gebruik zal willen maken.

Blijkens de Memorie van Toelichting acht de Re-
geering de bevoegdheden, die haar zijn toegekend hij
Orisisinvoerwet, Retorsiewet en Landbouw-Crisiswet
niet voldoende:

,,De Criisiuvoerwet geeft aan de Krooti alleen bevoegd-
heid tot rechtstreeksche invoerbeperking, doch niet tot wij-
ziging van het tarief van invoerrechten. De Retorsiewet
laat zoodanige wijziging alleen toe in den vorm van

nieuwe of verhoogde rechten tegenover landen, waarmede
geen handelsverdrag is gesloten. De Landhouw-Crisiswot
bestrijkt alleen het gebied van den landbouw. – Het is
daarom gewenscht in tweeërlei opzicht nog nadere voor-
zieningen te treffen.”

Het Nederlandsche tarief, aldus de Regeering, is
een fiscaal tarief en het ligt in de ‘bedoeling, dat dit

ook na de voorgenomen aanstaande technische her-
ziening zoo zal blijven. Bovendien is het ingeridht op
constante economische verhoudingen.

Uit deze. hoofde is een herziening van onze tarief-
wetgeving in den door het nieuwe ontwerp be-
doelden zin niet noodig. Integendeel, de voor een
gunstige ontwikkeling van den internationalen han-
del zoo broodnoodige stabiliteit van de tariefwet-geving wordt door de thans voorgestelde regeling
geschaad. Het laat zich daarom begrijpen, dat de
Regeering, die het belang van ‘de zooeven bedoelde
stabiliteit blijkbaar beseft, reeds thans uitdrukkelijk
verklaart, dat zij van haar bevoegdheden slechts in
twee gevallen gebruik zal maken.
Het eerste geval betreft de onderhandelingen met
andere staten over wederzijdsche tariefsverhoudingen.
De Regeering schrijft ‘daarover het volgende:

,,Niettemin wordt het tarief meer en moer betrokken in
de sfeer van onderhandelingen met het buitenland. In ver-
band hiermede kan het gewenscht zijn tariefafspraken, dic
met eerige buitenlandsche Regeering zijn geniaakt, ter-
stond van toepassing te verklaren en vôôr of tijdens het
voeren van onderhandelingen maatregelen te nemen of in
uitzicht te stellen, die om het beoogde effect te verw’czen-
lijken, terstond in werking moeten kunnen treden.”

Op verstandige wijze toegepast, kan de nieuwe bevoegd’heid der Regeering het land tot voordeel
strekken. Bij voortduring dient echter te worden bedacht, dat ,,vechttarieven”, waarop de Regee-
ring aan het slot van deze passage blijkbaar doelt,
steeds ook economische belangen van het land, dat dit wapen hanteert, schaden. Wel zeer zorgvuldig moeten
dus alle voor- en nadeelen tegen elkander worden af-
gewogen.

Bedenkeli.jker is echter de tweede beweegreden,
welke de Regeering voor de indiening van dit ont-
werp heeft aangevoerd, en die blijkens de Memorie
van Toelichting als volgt lui’dt:

,,Verder doet zich vooral in den tegenwoordigen crisis-
tijd door onverwachte buitenlandsche maatregelen op
tarief- of ander gebied het verschijnsel voor, dat eene Ne-
derlandsche industrie plotseling haar afzetgebied zoodanig
ziet beknot of den prijs, waarvoor zij haar fabrikaat kan
verkoopen, zoodanig ziet dalen, dat zij zonder Regecrings-
steun te gronde zou moeten gaan. Die steun zal dan ii.i
gevallen, waarin de Crisisiuvoerwet geen baat brengt, het beste verleend kunnen worden in den vorm van een tijde-
lijk verhoogd invoerrecht voor overeenkomstige uit het bui-
tenland ingevoerde producten. Snel handelen is ook in
zoodal.liCe omstandigheden dikwijls noodzakelijk. De moge-
lijkheid van eene dergelijke directe tariefverhooging zou
het betrokken vreemde land er soms ook toe kunnen breri-
gen voorgenomen, anders voor de Ncderlandsehe indus-
trie fnuikende maatregelen achterwege te laten of cle
reedsgenomen maatregelen weder op te heffen.”

Wij kunnen toegeven, dat er tal van gevallen zijn,
waarin steunmaatregelen in dezen tijd van economi-
schen’ oorlog en internationale instahiliteit gemoti-
veerd kunnen zijn. Als vorm van steun zijn echter de
invoerredhten wel zeer weinig gelukkig.
In de eerste plaats ‘dient men er zelfs in dezen tijd
toch nog altijd zooveel mogelijk naar te streven om
het tarief van invoerrechten stabiel te houden, een
b]ang dat, gelijk wij zagen, ook de Regeering erkent.
Erger nog dan hoogc tarieven, zijn gestadig veran-
derende invoerredhten.
In de tweede plaats legt men hij elken steun, die
den vorm van eene invoeibelemmering heeft, dus zoo-
wel bij contingenteering als hij rechtenverhooging,
een last op diegenen in onze volkagemeenschap, die het buitenlandsche ]roduct noodig hebben, hetzij als’
consument, hetzij ter verdere verwerking. In het eer-
ête geval worden de levenskosten direct opgedreven,

21 Maart 1934

ECÔNÖMISCH-STATIS’fISCHE
BËRICHTEN

253

resp. een verlaging daarvan tegengehouden. In ‘het
tweede geval wordt de kostprijs van cle binnenland-
sche bedrijven onder opwaartschen druk gezet. Alleen in geval van behoorlijk bewezen tijdelijke dumping eu
valutacondurrentie kunnen wij voor – uiteraard tij-
delijke – compenseerende rechten gevoelen, maar tot
die gevallen is de toepassing van de nieuwe bevoegd-
heid der Regeering niet beperkt, en men moet daar-
om wel vreezen, dat deze eveneens zal worden aange-
wend in gevallen, waarin steun op andere wijze, dan
in den vorm van een tenslotte toch niet anders dan
beschermend
invoerrecht, toegekend zou moeten
worden.
Temeer betreuren wij de voornemens van de Re-geering, omdat bij de regeling van ons economisch
leven in dezeri tijd meer dan ooit
overzichtelijlcheicl
vnu de te treffen maatregelen en van de gevolgen
daarvan noodig is. Nu is het bekend,
waar
de lasten
van invoerrechten drukken, maar
in welke mate
zulks

het geval is, valt veelal niet zoo gemakkelijk na te
gaan. Juist de onzichtbare werking der invoerrechten
maakt, dat zij zoo licht kunnen worden misbruikt
in tegenstelling tot die steunvormen, waarbij recht-
streeks een beroep wordt gedaan op de gemeen-
schapskas en niet op de ongeorganiseerde consumen-
tenmassa. Ditzelfde bezwaar geldt uiteraard ook tegen
contingenteeringen, doch daarbij diént te worden be-
dacht, dat invoerrechten veel minder plomp zijn, dan
contingenteeringen en dat men er dus nog minder ge-
makkelijk af komt.
Zoo wil het ons voorkomen, dat ons land door de
aanvaarding van het aanhangige wetsontwerp een
stap in de verkeerde richting gaat doen. Het aanpas-
singsproces van ons economisch leven, ‘dat herstel
eisdht van onze concurrentiekraöht in ‘het interna-
tionaal verkeer en niet een afsluiting binnen eigen
grenzen met tal van verstarringsverschijnselen, zal er
door worden belemmerd. Wederom geeft onze Regee-
ring blijk op twee gedachten te hinken. Als ‘zij aan-
passing van ons prijzenstelsel bij het deflatiepeil der
huidige geldwaarde wensdht, dan moet zij niet aan den eenen kant allerlei maatregelen nemen of aan-
prijzen, die een neerwaartschen druk op verschillende
onderdeelen van het prijzeustel.sel uitoefenen, en an-
derzijds door maatregelen van bescherming een aan-
tal
prijzen
hoog houden of voor daling behoeden.
Blijkbaar heeft de Regeering ook zelf wel in de
gaten, dat zij met dit ontwerp een gevaarlijk pad be-
treedt. Zij merkt tenminste aan het einde van het al-
gemeene deel van haar Memorie van Toelichting op:

,,In andere dan de hier opgesomde gevallen zal vau de
door de ontworpen vet gegeven bevoegdheden geen gebruik
mogen worden gèmaakt. Ook in deze gevallen zullen, naar
ondergeteekenden meenen, die bevoegdheden slechts uiterst
spaarzaam voor toepassing in aanmerking komen. ])e Re-.
geering meent echtem’,
ook al zou
hieraan niet dadelijk
behoefte bestaan, deze bevoegdheden te moeten vragen om
op alle eventualiteiten voorbereid te zijn.”

Ondanks deze verzekering van handelspolitieke
braafheid zouden wij het toch wel zoo goed achten,
wanneer het wetsontwerp buiten behandeling zou blij-
ven, of – als dat onmogelijk blijkt – in zijn strek-
king uitdrukkelijk zou worden beperkt tot het ver-
sterken van de madhtspositie der Regeering
bij
on-
derhandelingen met het buitenland, met uitschakeling
dus van de thans in dit ontwerp aanwezige protec-
tioni stische mogelijkheden.
Intussdhen is de kans daarop bij de huidige poli-
tieke constellatie niet zeer groot. Mocht het w’etsoitt-
werp in zijn huidige
:
strekking worden aanvaard, dan
wâre in elk geval een bepaling op te nemen,, dat de
hier aan de Regeering toe te kennen bevoegdheid
slechts
tijdelijk
van duur zal zijn. Men heeft tegen
een dergelijke tijdsbeperking wel eens aangevoerd, d
men dan de Regeering tot machteloosheid zou ‘doe-
men. Niets is minder juist dan dat. De wetgever ver-
strekt in een dergelijk ‘geval aan de Regeering een
zekere madht, waarvan deze gebruik kan maken ge-
durende een bepaalden tijd, en legt zichzelve den

plIcht op om tegen het einde van den vastgestelden
termijn opnieuw met allen ernst, dien de regeling
van deze materie eischt, de vraag te overwegen, of
noodmaatregelen, die in breede kringen principidel
bezwaar ontmoeten, en alleen uit bittere nood aan-
vaard worden, moeten worden besteudigd. Tegen zulk
eene procedure kan hier evenmin bezwaar bestaan
als zulks indertijd: met betrekking tot andere crisis-
wetten het geval is geweest.
G. M. V. S.

NOODCREDIET VOOR DEN MIDDENSTAND.

De middenstand heeft het moeilijk. Niet alleen door
de crisis: de moeilijkheden zijn ten deele van oude-
ren datum. Zij hebben ee.n sociologischen ondergrond:
de verhoogde welvaart van de breede lagen der maat-
schappij, met als gevolg niet alleen vraag naar aller-
lei artikelen, waaraan men daar eerst niet kon den-
ken, maar met een gedifferieerde vraag naar derge-
lijke artikelen. De uniforme vraag van de massa
heeft, door de meerdere welvaart, ontwikkeling en
beschaving, plè.ats gemaakt voor een vraag, waarin
de smaak, de keus, de differentiatie een partijwoord
meespreekt. Vergrooting van assortiment is alom
noodzakelijk om die zich in verscheidenheid uitende
vraag te bevredigen. Vergrooting van assortiment is
voor het kleine bedrijf ‘bezwaarli.jker dan voor het
groote, Aiet- alleen wegens het grootere kapitaal, dat
in den veelsoortigen voorraad moet worden gestoken,
maar vooral, omdat de kans op onverkocht blijven en
dus de kans op verliezen door demodeering bij cle
kleine zaak grooter is dan bij de groote. Hier werkt
de bekende Wet van de groote ‘getallen. Het grootbe-
drijf in den detailhandel heeft dientengevolge in de
laatste tien, jaar aanzienlijk aan kracht gewonnen.
In den midderstand groeide het besef, dat het
kleinbedrijf zidh aan nieuwe omstandigheden had aan
te passen. De goede zakenlieden wisten daartoe wegen
te vinden, al dan niet in samenwerking met elkander,
of met grossiers, fabrikanten, handelaars uit andere
branches. Men werd strijdvaardig, vond middelen om
zich naast de groote lichamen in den detailhandel te
handhaven.

Naast dien economischen
strijd
woedde een poli-
tieke ‘strijd, die hij vele middenstanders de aandacht
van ‘het kernvraagstuk afleidde. De ideologie van de
coöperaties, de bezwaren van de winkeisluiting en de
werktijdenregeling, de verlangens tot ‘beperking van
sommige bedrjfsmethoden van groote winkelbedrij-ven en fabrikanten trokken veelal meer de aandacht
dan de eigenlijke bedrjfsproblemen. Maar de dege-
lijke zakenman zag die laatste problemen zeer goed,
paste zich aan, trok behoorlijk toegerust op in den
concurrentiestrijd.

Deze concurrentiestrijd – en deze alleen – zou
moeten uitmaken, of de grooten hedrjfseenheid voort-
aan de distributie voornamelijk in handen zou moe-
ten hebben, of er voor de kleinere een’heid een onder-
geschikte, dan wel een belangrijke taak zou zijn weg-
gelegd.

In dezen strijd is nu onverhoeds een sluipmoorde-naar opgetreden: de crisis. De vermindering van den
omzet, de daling van de prijzen, de starheid van
huren en loorien, de contingenteering, die de comple-
teering van het assortiment belemmert, het zijn alle-
maal, factoren, die weinig verband houden met de
al-dan-niet geschiktheid om in de toekomst de distri-
butie te. verzorgen. Hun werking is afhankelijk van
toevallige gelukkige of ongelukkige inkoopen, van
het tijdstip, waarop een huurcontract eindigt, van
inkooppolitiek in ‘het verleden, al dan niet reCht-
streeks.uit het buitenland, en vooral van de mate van
uithoudingsvermogen door kapitaalbezit. De uitne-
mend geschikte, die in den strijd zelf zou hebben
kuniaen overwinnen, valt hier door sluipmoordenaars-
hand, de minder geschikte, die toevallig juist een
erfenis
krijgt
of een
rijke
vrouw trouwt, die toevallig

254

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Maart 1934

juist aan het eind van zijn huurcontract of van zijn
levensverzekering is, blijft in leven.
Om de zuivere selectie, op grond van den open
concurrentiestrijd, te doen voortgaan, dient de sluip-
moordenaar van het terrein van den strijd te worden
verwijderd. Daartoe stelt de Regeering thans voor,
van staatswege garantie te verleenen voor credieten,
welke volgens de Memorie van Toelichting ,,strekken
om bedrijven van den handeidrijvenden en indus-
triëelen middenstand, die op een hechten grondslag
zijn gevestigd en welker instandhouding uit een oog-
punt van algemeen belang aanbeveling verdient, doch
die, indien geen hulp gboden werd, te gronde zouden
gaan, bij te staan”.
Wij achten deze bescheiden hulp volkomen terecht,
al ontveinzen wij ons geenszins, dat het uiterst moei-
lijk zal zijn, een selectie te maken van zaken, die
haar verdienen. Want zij dient slechts bestemd te
zijn voor bedrijven, die, hoewel volkomen levensvat-
baar, en goed ‘beheerd, door ‘het toevalselement in de
huidige omstandigheden in moeilijkheden zijn ge-
raakt. Waar tijdige vernieuwing is uitgebleven, waar speculatief is beheerd, waar gevaarlijk hooge credie-
ten zijn verleend of genomen, waar groot is geleefd
of de zaak aan sleur of aan personeel is overgelaten,
behooren de onbekwame leiders de gevolgen van hun
daden zelf te dragen. Slechts waar alle factoren van
bekwaam beheer en van aanpassing aan nieuwe om-
standigheden aanwezig waren en de moeilijkheden
louter aan onvoorziene en vermoedelijk tijdelijke
crisisomstandigheden zijn toe te schrijven, is hulp
van overheidswege gerechtvaardigd.
De bovenaan’gehaalde zinsnede uit de Memorie van
Toelidhtin’g stelt daarnaast nôg een eisch: dat de in-
standhouding der zaak uit een oogpunt van algemeen
belang aanJbeveling verdient. Selectie op dezen eisch
lijkt ons
onmogelijk:
de latere, met open vizier te
voeren, concurrentiestrijd zal te zijner tijd moeten
uitmaken, welke zaken uit een oogpunt van algemeen
belang in stand moeten blijven en welke niet langer
van den tijd zijn. Slechts opdat die strijd kan wor-
den ‘beslecht op grondslag van de werkelijke hoeda-
nigheden der strijders kome hier de overheid te hulp,
ter wering van exogene elementen, die de krac’hts-
verhoudingen tijdelijk verstoren.
P.

JAVASUIKER EN DE SUIKERVOORZIENING VAN
NEDERLAND.
Het besluit van de Nederlaudshe Regeering om
den steun van de bietsuikercul.tuur in Nederland ook
dit jaar voort te zetten, en wel voor een areaal van
90 pOt. van den vorigen aanplant, heeft
bij
allen,

wien het lot van ,Tava aan het hart gaat, groote
teleurstelling gewekt.
Hiermede wordt allerminst bedoeld, dat de Regee-
ring zelf zich het ongelukkige lot van Indië in dezen crisistijd niet voldoende aantrekt. Het •beste ‘bewijs,
in hoe groote mate dit het geval is, werd geleverd
door het feit, dat de Minister-President bij de samen-
stelling van het nieuwe Kabinet, het Departement
van Koloniën onder zijn eigen bewind nam.
In verband met de sui’kerpolitiek der Regeering
mag nu gewezen worden op de enkele woorden door
Minister Ooljn aan Javasuiker gewijd in zijne rede-
voering kort geleden gehouden voor de Kamer van
Koophandel te Rotterdam, nl.:
,,Suiker blijft moeilijk, zoolang men ‘hier te lande

suiker
wil
blijven verbouwen, die 2 maal zooveel ,,kost als in Indië.”
Het zijn maar enkele woorden, doch woorden van
heteekenis, waaruit conclusies getrokken kunnen

worden.
Men
wil
hier suikerbieten verbouwen. Wie wil
dat? In de eerste plaats de bietenverbouwers, dan
de raffinaderijen en allen, die door de bietsuikercul-
tuur werk vinden ‘bij binnenvaart, opslagplaatsen,
enz. en verder dat gedeelte van het Nederlandsche
volk, tot. welk het nog niet doorgedron’gen is, welke
enorme bedragen jaarlijks aan Regeeringssteun voor

het in stand houden dezer cultuur uitgegeven worden.
Teneinde meer licht over het vraagstuk der suiker-
voorziening van Nederland in ‘breede kringen te ver-spreiden en het volk zelf te kunnen laten beoordeelen
of daarvoor in de toekomst de voorkeur gegeven moet
worden aan hier verbouwde bietsuiker of uit Java
geïmporteerde rietsuiker, is het noodzakelijk de vSôr-
en nadeelen eener wijziging van de tot dusver ge-
volgde methode duidelijk en objectief tegenover elkaar
te stellen.
Het is een feit, dat de bietsuikercultuur in Ne-
derland eenmaal een bloeiend bedrijf geweest is en
toen in 1929 de daling van de suikerprjzen tot een
niveau van
f
12.— per 100 KG. plaats had, waardoor
de bietenbouw niet meer rendabel werd, besloot de
Regeering tot een tijdelijken steun. Men verwachtte,
dat •binnen korten tijd de wereldsuikerprijs weder
een niveau bereikt zoude hebben, dat aan. de suiker-
boeren winstmogeljkheden zoude bieden, waarmede
de subsidie, die telkens maar voor een jaar werd
vastgesteld, zonde kunnen achterwege ‘blijven. In-tusschen werden de omstandigheden op de suiker-
markt hoe langer hoe ongunstiger, de prijzen daalden
geleidelijk tot
f 5.—
en de Regeeringssteun werd
telkens in evenredigheid verhoogd, zoodat tenslotte
jaarlijks een bedrag aan steun uitgekeerd wordt, dat
nog •hooger is dan de prijs, waartoe suiker van Java
gekocht kan worden, zoodat voor hetzelfde geld, dat thans uitgegeven wordt aan steun alleen, geheel Ne-
derland ,,gratis” van Javasuiker voorzien zoude kun-
nen worden. Had men in dien tijd een dergelijken
ioop van omstandigheden kunnen voorzien, dan zoude
de Regeering waarschijnlijk nooit begonnen zijn met
hare steunmaatregelen, die toen slechts tijdelijk en
voor een korten
termijn
bedoeld waren.
Het is niet oninteressant te herlezen, hetgeen door
steller dezes in de E.-S. B. van 22 Mei 1929 in dit
verband geschreven werd, t.w.:

,,In de Tweede Kamer werd onlangs door een van
,,de leden een wetsvoorstel ingediend en met een
,,meerderheid van slechts 4 stemmen aangenomen. In
,,de dagbladen spreekt men van het ,,Suikerwetje”, ,,welke benaming misleidend is, daar men uit deze
,,verkleinende omschrijving zoude kunnen afleiden,
,,dat ‘het hier eene geheel onbeduidende wet geldt.
,,Dit is echter allerminst het geval. Het wetsvoorstel,
,,dat nu spoedig in de Eerste Kamer behandeld zal
,,worden, is nl. van verstrekkende beteekenis, zoowel
,,in financiëel als ook in moreel opzicht. ,,Financiëel komt het voorstel hierop neer, dat aan
,,de in Nederland geproduceerde bietsuiker van Re-
,,geeringswege eene premie betaald wordt van
f 1.50
,,per 100 KG., zoolang de doorsneeprjs van het jaar
,,voor geraffineerde suiker in Nederland
f 15.50
per
,,100 KG. of lager is. Ligt de prijs boven
f 15.50
,,maar beneden
f 17.—,
dan wordt het verschil tus-
,,schen
f 17.—
en den mar’ktprijs uitgekeerd, terwijl
,,bij
f 17.—
of hooger niets meer betaald wordt. Op
,,het oogen!blik is de marktwaarde in Holland on-
,,geveer
f 12.—
en zoude dus op deze basis en zelfs
,,nog na een stijging van
f 3.50
per 100 KO. of
,,30
pCt.,
f 1.50
door den Staat verschuldigd zijn.
,,Hoe belangrijk het daarmede gemoeide bedrag ook ,,is, zoo beteekent het op de tegenwoordige lage prj-
,,zen eene zeer geringe hulp voor de suikerproducen-
,,ten. Is echter eenmaal het systeem van suikerprè-
,,mies ingevoerd, dan zullen de eischen van produ-
,,centen steeds grooter en dringender worden –
,,evenals dit in andere Europeesche productielanden
,,zich voorgedaan heeft – en zal het kunstmatig in-
,,standhouden der industrie den Staat heel veel geld
,,kosten.”
en verder:

,,Tot dusver heeft Nederland zich vrij weten te
,,houden van het ongezonde premiestelsel, dat aan
,,andere landen schatten geld kost. Het is te hopen,
,,dat de Eerste Kamer een open oog zal hebben voor
,,de bezwaren, uiteengezet in het adres van de Am-

21 Maart 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

255

,,sterdamsche Kamer van Koophandel en van andere
,,vooraanstaande lichamen in Nederland, en het met
,,eene luttele meerderheid door de Tweede Kae.r
,,aangenomen z..g. ,,Suikerwetje”, dat toch van zoo
,,groote beteekenis is en verstrekkende gevolgen kan
,,hebben, zal verwerpen.”

De vraag, die zich thans in de eerste plaats voor-
doet, is deze, of andere gewassen niet in de plaats kunnen treden van den aanplant van suikerbieten,
waarvoor, indien steun ook daarvoor noodig is, deze
dan binnen veel nauwere grenzen kan blijven. Een
onderscheid wordt daarbij gemaakt tusschen bieten
voor suikerfabricatie en bieten voor veevoeder, voor
welke laatsten eene afzetmogelijkheid steeds blijft be-
staan. Aangenomen mag echter worden, dat dit alles
reeds rijpelijk door de Regeering overwogen is en dat
een uitweg in deze richting wel te vinden zal zijn,
wanneer ook de volksvertegenwoordiging dien vinden
wil.
Het raffinaderij-bedrijf wordt natuurlijk niet
stil gelegd, doch kan ook verder emplooi vinden door
het verwerken van ruwe Javasuiker.

Telkens werd in den laatsten tijd betoogd, dat her
voordeel voor Javasuiker bij eene voorziening van
Nederland betrekkelijk gering zoude zijn, aangezien
het daarbij betrokken kwantum nog geen 10 püt. van een normalen Java-oogst zoude bedragen. Een ,,nor-
male” Java-oogst behoort echter helaas voor afzien-
baren tijd – misschien voor goed – tot het verleden.
Gedurende de eerste twee jaren zal Java wegens ge-
brek aan afzetmogelijkheden slechts 500.000 tons per
jaar produceeren. Het verbruik in Nederland, dat
jaarlijks ca. 250.000 tons bedraagt, omvat dus een
halven Java-oogst en Java zoude den aanplant met
50 pOt. kunnen uitbreiden, wanneer de gelegenheid
geboden werd, Nederland van suiker te voorzien. On-
geveer 25 suikerfabrieken zouden op Java het bedrijf weer kunnen opnemen en wat dat voor den economi-
shen toestand aldaar en voor de Nederlandsche
scheepvaart beteekent, behoeft
nauwelijks
nadere uit-

een zetting.

Is het wonder, dat er op Java groote teleurstelling
heerscht en de ontevredenheid over het in Nederland
gevoerde beleid toeneemt, wanneer in het moederland
enorme premies betaald worden voor de kunstmatige
instandhouding van de bietenteelt, terwijl voor het-
zelfde bedrag, dat dooi de Regeering aan subsidies besteed wordt, de suiker tot een redeljken prijs van
Java gekocht kan worden, waar de geheel onbe-
schermde suikerindustrie met den tijdgeest worstelt
om zich boven water te houden? Is het wonder, dat
men op Java vergeljkingen maakt met de wijze,
waarop andere landen voor den afzet van de in de
koloniën geproduceerde rietsuiker in het moederland
gezorgd hebben, met name Engeland, Frankrijk en
de Vereenigde Staten? Men bedenke daarbij, dat geen
land ter wereld suiker goedkooper produceeren kan
dan Java en dat nergens het geheele productie-
apparaat technisch op een hooger peil staat dan op
Java. De onjuistheid der berekeningen, die daarom-
trent in bietsuikerkringen gemaakt werden, zijn
reeds door bevoegden afdoende weerlegd.

Wordt het niet
tijd,
dat de publieke opinie in Ne-
derland wakker geschud wordt, dat iedereen de oogen
geopend worden, opdat de eerste Minister niet meer
in het openbaar behoeft te getuigen, dat men hier
te lande suiker
wil
blijven verbouwen (en dus ook
wil blijven
verbruiken), die tweemaal zooveel kost

als in Indië?

Zet alle pro’s en contra’s tegenover elkaar, dan
zullen waarschijnlijk alleen nog de direct bij den bie-
tenbouw belanghebbenden v66r handhaving van den kostbaren bietensteun in een tijdperk van algemeene
bezuiniging en versobering stemmen.

Nu voor dit jaar reeds tot voortzetting van den
steun besloten is – alleen de voorwaarden zijn nog niet door de Regeering bekend gemaakt – zal eene
wijziging der subsidie-politiek pas voor het volgend
jaar mogelijk zijn.

Intusschen zal der Regeering reeds spoedig eene
andere
gelegenheid geboden worden om iets voor den
directen afzet van Javasuiker naar Nederland te
doen, door bij de behandeling van het nieuwe tarief
van invoerrechten voor te stellen het invoerrecht van

f
2.40 per 100 KG. op suiker boven 98° polarisatie
af te schaffen, ten minste voor zoover het suiker van
Java betreft. Hierdoor zonde witte Javasuiker weer
de kans gegeven worden in vrije concurrentie te tre-
den met bietsuiker evenals dit v66r 1930 het geval
was.

De Regeering en ook de volksvertegenwoordiging
late deze gelegenheid niet voorbijgaan en stelle Java niet op nieuw teleur.
P.S. In dit verband zij nog verwezen naar hetgeen
de schrijver van ,,Feiten en Mogelijkheden der Sui-
kerindustrie” in het Arnsterdamsch Effectenblad van
16 dezer te berde brengt. A. V.

VERBOD VAN INVOER VAN SUIKER IN

NEDERLANDSCH-INDIË.

Bij den Volksraad is een ordonnantie aanhangig
gemaakt, die bepaalt, dat de invoer van alle riet- en bietsuikers binnen het tolgebied van Nederlandsch-
Indië voor een termijn van twaalf maanden zal wor-
den verboden. Als men dit leest is de eerste gedachte,
dat het toch al te dwaas zou zijn om in een land,
dat met suiker volgeladen ligt, nog suiker toe te
laten en dat het dus alleszins begrijpelijk is, dat de
Regeering daar een stokje voor steekt. Vooral tegen-
woordig nu men zoo gewend is aan allerlei econo-
misch verwrongen maatregelea is men licht geneigd
de orrionnantie toe te juichen en haar volkomen
logisch te noemen. En toch is ze een kardinale fout!
Wat is toch het doel? dit kan geen ander zijn dan
het ophouden van de prijzen binnen het Neder-
landsoh-Indische consumptiegebied op een niveau, dat
ligt boven dat waartoe men aan het buitenland af-
geeft. Ware dit niet zoo, dan zou de ordonnantie over-
bodig zijn, want dan bestond er geen gevaar, dat er buitenlandsehe suiker naar het suikerland bij uitne-
mendheid komen zou. Men volgt dus de slechte Hol-
landsche politiek om door regeeringsmaatregelen de
bewoners van het land te dwingen meer te betalen dan de buitenlanders, men houdt daardoor de con-
sumptie tegen (referte aan de dalende boterconsump-
tie in ons land) en verhindert een normale ontwik-
keling van den af’zet.
Het suikerverbruik is laag in Nederlandsc’h-Indië. Men kan het niet geheel juist bepalen, omdat de be-
volking een eigen product maakt, dat wel zeer van de
fabriekssuiker afwijkt, maar dat toch tot suiker ge-
rekend worden moet. Als de statistieken juist zijn is
het verbruik van fabriekssuiker slechts 6 KG. per
hoofd der bevolking, er is dus alle aanleiding om dat
verbruik te stimuleeren en dat doet men niet, als men
de prijzen door een beschermenden maatregel boven
het wereldmarktniveau brengt.
Het is niet gewaagd om te veronderstellen, dat de
suiker, waarvan men den invoer vreest, de eigen
Javasuiker is. Deze toch kan tot zeer lage vrachten
vervoerd worden naar havens buiten den Archipel en
vandaar weer terug naar Nederlandsch-Indië met
vreemde schepen, waarna het product goedkooper
aangeboden worden kan dan wanneer het per Paket-
vaart verscheept moet worden. Is dit juist, dan is de
oplossing eenvoudig: Men moet dan zorgen, dat de
vrachten op de inter-insulaire
lijnen
zich voor dit
artikel aanpassen aan de buitenlandsche vrachten,
anders moet men van andere
lijnen
gebruik maken.
Het gaat echter niet aan de prijzen kunstmatig op
te houden om abnormale toestanden te laten voort-
bestaan.
De geschiedenis van deze crisis leert met overtui-
gende duidelijkheid, dat verbetering niet verkregen
worden kan, als men de allereerste leerstellingen van
de economie negeert. Laat men daarom terugkeeren

256

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Maart 1934

tot de wijsheid onzer vaderen en overwegen, dat de
wereld niet beter wordt, als men overal tracht
schaarshte te verwekken om zoodoende de prijzen te
verhoogen, maar tevens liet verbruik te verminderen;
ware welvaart bereikt men, als de consumptie toe-
neemt, zij het ook aanvankelijk op niet-loonende

prijzen.
Dus geen invoerverbod van suiker in Nederlandsch-
Indië, geen Westersche dwaasheden nadoen in de
troperi, maar wel streven naar ver’hooging van het
b inneniaudsch verbruik. Th. L.

DE WET TOT ORGANISCHEN OPBOUW VAN HET

DUITSCHE BEDRIJFSLEVEN.

De wet van 27 Februari 1934, die op 13 Maart ji.
door den Rei’chswirtschaftsminister Schmitt is afge-
kondigd, wil de voorbereiding brengen, van wat men
den organischen opbouw van het Duitsche bedrijfs-leven genoemd heeft. (Gesetz zur Vorbereitung des
organischen Aufbaues der deutschen Wirtschaft). De
titel is zoo gesteld, dat de verwachtingen niet te hoog
zullen worden gesteld – in tegenstelling tot het Ge-
sets zitr Ordnung der nationalen Arbeit, dat onlangs
is uitgevaardigd b.v. – Een voorbereiding wil men
slechts treffen, niet een definitieve organisatie. Met
name de veelbesproken ,,stiindische Aufbau” van het
economisch leven moet men niet in deze wet verwe-zenlijkt achten; deze zal eerst, naar de Duitsche kan-
selier verklaard heeft, uit den groei van het bedrijfs-leven zelf moeten voortkomen. In hoeverre nu reeds
overzien kan worden, tot welk resultaat een onbe
lemmerde groei van het, bedrijfsleven zal leiden, moet

hier in het midden gelaten worden.

Tot een gedeelte van dien opbouw naar standen,
omtrent welks bijzonderheden men zich van regee-
ringszijde nog niet uitgelaten heeft, moet intusschen
waarschijnlijk wel de vorming van de zoogenaamde
Reihsniihrstand gerekend worden, de van overheids-
wege gevormde eenheid, die alle producenten van
voedingsmiddelen vereenigt. Wijl ook deze laatste
Organisatie tengevolge van regeeringsmaatregelen in
het leven is geroepen, kunnen nog meerdere wetten
en verordeningen op dit gebied verwacht worden,
hoezeer men ook het verlangen koestert, dat zonder
ingrijpen van bovenaf het bedrijfsleven van de toe-
komst opgebouwd wordt naar standen, gelijk men

dat wil.
De thans afgekondigde wet deelt het geheele eco-
nomisch leven, op de agrarische productie en de
vischvangst na, in hoofdgroepen in, totaal twaalf in
getal. Elk bedrijf moet bij een desbetreffende hoofd-groep aangesloten zijn. Aldus verkrjgt men een alge-
meene vertegenwoordiging van dit geheel van Duit-
she ondernemingen, verdeeld in de twaalf organisa-
ties. Elke organisatie is onder een van regeerings-
wege aangestelden leider geplaatst, die, bijgestaan
door een raad, gezag uitoefent over alle aangesloten
bedrijven. Hoever dit gezag zal gaan, is niet aange-
geven; slechts is bepaald, dat de regeering voor elke
hoofdgroep nadere verordeningen zal vaststellen, die, naar aangenomen mag worden, dit hoogst belangrijke
punt regelen zullen. Van deze uitwerking hangt veel,
zoo niet alles af. Eenige richtsnoeren heeft de minis-
ter intusschen reeds aangegeven in een rede voor
vertegenwoordigers uit handel en nijverheid.

Vooreerst wil men de autoriteit van de leiders der
hoofdgroepen niet zoover doen gaan, dat daardoor
aan het vrije bedrijfsleven afbreuk wordt gedaan. De regeering van het Derde Rijk heeft bij herhaling ver-
klaard, veel waarde te hechten aan een vrije ontplooi-
ing van het particuliere bedrijf. Zoo ook hier. Er zal
door de groepen sledht’s worden opgetreden in
zOo-

verre het de béhartiging van gemeenschappelijke, en
vooral ook van algemeen Duitsche belangen geldt.
Taak van de groepen, en dus van haar leiding; is ook
om ‘het gheele Duitsche bedrijfsleven te doordringen
van den geest van het nationaal-socialisme. Dit laat-

ste houdt in het dienstbaar maken van het parti-
culiere belang der onderneming aan, het. algemeene
Duitsche belang.

Ook op dit gebied kan, evenals op dat van den
opbouw van het ‘bedrijfsleven naar standen, met be-
langstelling afgewach’t worden, wat de toekomst voor
nieuws brengen zal, en wat de regeering door maat-
regelen van bovenaf hiertoe zal trachten bij te dra-
gen. In elk geval laat het rLich voorzien, dat in den
strijd om de buitenlandsche markten, welke strijd
thans noodzakelijker is dan ooit, en wellicht ook
moeilijker dan wanneer ook, een concreet arbeidsvelci
gevonden zal worden. Hier kan een straffe Organi-

satie van ‘belanghebbende producenten en exporteurs
tot belangrijke resultaten voeren. En om tot een der-
gelijke organisatie te komen, is dwang van regee-

ringszijde vaak
het
eenige middel, dat als zoodanig
in Duitschland dan ook al herhaaldelijk voor afzon-
derlijke bedrjfsgroepen is toegepast, bij voorbeeld bij
de productie van brandewijn. De nieuwe wet biedt
hier groote mogelijkheden, omdat ze •het geheele eco-

nomisch leven bestrijkt.

Een ander practisch punt, dat nauw bij het vorige
aansluit, is dat van de kartelvorming. De Duitsche
regeering legt een uitgesproken voorkeur aan den
dag voor kleine ‘bedrijven, zoowel in den handel als
in de industrie. Bij een dergelijke voorkeur passen
moderne ,,mammouth”
‘bedrijven
en kartels slecht.
Hun groote beteekenis is der regeering dan ook niet
aangenaam, gelijk zij herhaaldelijk verklaard heeft.
Practisch is echter van de zijde der regeering nog
weinig ondernomen, om deze ontwikkeling, die het
gevolg is van oersterke economische strooiningen,
tegen te gaan. In tegendeel heeft de regeering noode
zeer vele kartels en groote ondernemingen moeten
doen voortbestaan, en zelfs door dwang nieuwe kar-
tels in het leven, geroepen. Het is nu de vraag, in
hoeverre de nieuwe wet tot organisatie van den op-
bouw van het Duitsehe bedrijfsleven niet een belang-
rijke nieuwe stap is op den weg naar kartel en mo-
nopolie. De rijksminister voor economische zaken is
zich hiervan bewust geweest, en heeft deze vraag
overwogen, gelijk hij heeft medegedeeld. Zijn bevin-
ding is, dat het ook in de toekomst noodig kan blij-
ken om tot prijsovereenkomsten op het gebied der
productie te komen. Sterker dan dit: in een moeilij-
ken tijd ‘als deze zal het zonder twijfel wenschelijk
zijn, nog meer dan tot dusverre prijsafspraken te
maken, en de nieuwe wet, die
alle
producenten tot
samenwerking kan dwingen, biedt ook hiertoe een
goed middel. Zelfs regeling van den omvang der pro-
ductie, en toewijzing van een quota aan iederen pro-
ducent, acht de minister in bepaalde gevallen wen-
scheljk. Ondanks de wenschen van de regeering op
het gebied van kartels kan dus nu reeds geconsta-
teerd worden, dat de nieuwe wet, wel verre van een
bestrijding der kartels te brengen, in tegendeel de
kartelvorming zal bevorderen.

De indeeling in de twaalf bedrjfsgroepen staat
niet los van wat tot dusverre reeds op organisato-
risch gebied bereikt werd. Het is bekend, dat in geen
ander land ter wereld de organisatie van het bedrijfs-
leven zoo ver gevorderd was als in Duitschlamxd. Ter-
wijl echter het ingrijpen van de oveiheid bij de vor-
ming dezer organisatie tot dusverre slechts inciden-
teel was – zij het ook in den vorm van een steeds
veelvuldiger wordend ,,incident” – wordt nu het
geheele bedrijfsleven stelselmatig samengevat. De
oude ,,Verbiinde” zullen daarbij ten doode gedoemd
zijn, of, wil men, ten deele in nieuwe omgezet wor-
den. Bij deze reorganisatie ‘kan gemakkelijk een ein-
de gemaakt worden tusschen een onderlinge rivaliteit
van ,,Verbnde”, die tot dusverre op eikanders ter-
rein kwamen, en ook kan verandering gebracht wor-

den in den organisatorisch evenmin fraaien toestand,
dat meerdere vereenigingen uitsluitend een zelfde
veld bewerken, slechts met b.v. een verschillenden

confessioneelen grondslag.

21 Maart 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

257

Hoezeer ook hewust aansluiting gezocht wordt bij
het bestaande – b.v. in de vorming van de groepen
voor bankwezen of voor verzekeringswezen, die over-
eenkomen met reeds bestaande organisaties, – er
bestaan ook belangrijke verschilpunten. De nieuwe
groepen zullen naast particuliere
bedrijven
ook de
overheidsbedrijven van denzeifden aard opnemen.
Zoo treden in de groep voor het bank- en credietwe-
zen naast elkaar de particuliere banken en de talrijke
instellingen voor overheidscrediet op, welke laatste
instituten bijna alle opgericht zijn na de credietcrisis
van 3uli 1931, en in het bijzonder door de financie-
ring van het groote programma van werkverschaf-
fing der regeering van belang zijn geworden. Ook
deze samenvoeging in een groep, die naar uniforme
regels van bovenaf geleid zal worden, kan van bij-
zonder groote beteekenis zijn. Op dezelfde wijze zul-
len in de groep van het verzekeringswezen de parti-
culiere verzekering-maatschappijen en de instellingen
voor de sociale verzekering worden opgenomen.
Naast de genoemde groepen van financiëele onder-nemingen worden groepen gevormd voor den handel,
het verkeer, het handwerk, en zeven groepen van
eigenlijke nijverheidsbedrijven. De mijnbouw is met
de metaalindustrie in de eerste hoofdgroep onderge-
bracht, wier leider de bekende industriëel en partij-
man Krupp von Bohien und Halbach is. Ook voor
de overige hoofdgroepen zijn cle leiders reeds aange-
steld. Allen moeten zelf aan het bedrijfsleven deel
hebben. De verdeeling naar hoofdgroepen brengt zeer
uiteenloopende bedrijven samen. Logisdh is dan ook
een ondergroepeering – met leiders voor elke klei-
nere groep – die nog na’der uitgewerkt wordt. Naast
deze tweeërlei verticale verdeeling staat een horizon-
tale geleding, naar de verschillende economisch be-langrijke streken. In dit laatste verband heeft minis-
ter Schmitt nog opgemerkt, dat de tot dusverre be-
staande organisaties van de kamers van koophandel
en fbrieken, met het haar eigen doel, zullen blijven
voortbestaan. Inderdaad zullen de gewestelijke afdee-
lingen van hoofd- en ondergroepen niet van denzelf-
den aard zijn als de groepeering in de ,,Industrie-
und Handeiskammer”, welke laatste immers alle be-
drijven van het ressort omvatten.
Alles tezamen levert de nieuwe wet een interes-
sant geheel, terwijl haar beteekenis vrijwel geheel be-
paald zal worden door hetgeen nader tot hare toe-
passing bepaald zal worden. Hk.
RIEuENs.

NIEUWE FEITEN OVER DEVALUATIE.POLITIEK
EN EXPORT.

II.
III. De onwi1c1celing van den export in waarde en
hoeveelheid.
Hoewel in 1933 de omvang van den wereldhandel
kleiner is geworden, is de positie van den export in de ,,niet-goudlanden” zeer veel gunstiger dan in de
,,goudlandeu”. Wordt weer als basis genomen het ge-
middelde van de jaren 1927, 1928 en 1929, dan blijkt,
dat de export in waarde van de ,,niet-goudlanden”, slechts is gedaald tot 67.9 en van de ,,goudlanden”
tot 37. Bekijken wij het percentage van de landen afzonderlijk, dan blijkt, dat zelfs het hoogste per-
centage van de subgroep A. der ,,goudlanden” i.c.
België met 47.3, het laagste percentage van de over-
eenkomstige en goed vergelijkbare groep der ,,niet-
goudlanden” i.c. van Engeland met 51 niet bereikt.
De ongunstige positie van Nederland
blijkt
duidelijk
uit het cijfer van 37.1.
Wij kunnen de cijfers van tabel 1 corrigeeren door
de waardeveranderingen in de munteenheden uit te
schakelen. De beste methode zou hiervoor zijn, den
export in groepen te verdeelen en deze te corrigeee-
ren met prijsindices, diè voor deze groepen berekend
zijn. Aangezien echter voor de meeste landen zulke
gedifferentiëerde prijsindices niet bestaan, zullen de
correcties worden uitgevoerd met de reeds vorige
week gepubliceerde indices van de groot- en klein-
handeisprjzen.
Tabel 1.
Overzicht van het verloop van den Export in waarde (landsvaluta).

doten’

Basis
1927+28+29
1933
,G0Ud-
Basis
1927+28+29
1933

A. Engeland
100
51.-
A. Nederland
100
37.1
Zweden
100
64.7
België
100
47.3
Noorwegen
100
79.-
Frankrijk
100
35.1
Denemarken
100
74.9
Zwitserland
100
40.9
B. Finland
100
83.5
Italië
100
39.2
Br.-lndië
100
44.7
Tsjecho-
Australië
100 90.1
Slowakije
100
28.4
•Nw. Zeeland
100
47.9
Polen
100
36.7
Japan
100
93.-
C. Ned.-lndië
100
1
)
31.3
•Zd. Afrika
100
49.8
Sub-Groep
A
100
67.4
Sub-Groep
A
100
40.1
Totaal
100
67.9
Totaal
100
31.-
Gecorrigeerd
Gecorrigeerd
met kleinh met kleinh. prijzen
prijzen
……
Sub Groep A
100
76.9
Sub-Groep A
100
46.4
Totaal
100
82.3
Totaal
lOO
45.6
Gecorrigeerd
Gecorrigeerd met grooth
met grooth. prijzen prijzen
…..
Sub-Groep
A
100
89.7
Sub-Groep A
100
68.5
Totaal
100
87.8
Totaal
100
63.6

1)
II maanden van 1933.

• De dan verkregen uitkomsten geven volkomen het-
zelfde beeld weer en wel voor de ,,niet-goudlanden”
en ,,goudlanden” na correctie met de kleinhandels-
çijfers een daling tot 82.3, resp. 45.6, terwijl deze
cijfers na correctie met de groothandelsprijzen 87.8
en 63.6 zijn.
Bij een graphische voorstelling van het verloop van
den export in de jaren 1927 tot 1933 van de sub-
groepen A. van de ,,niet-goudlanden” en ,,goudlan-
den” komt het verschil der exportsituatie wel zeer
duidelijk tot zijn recht. De daling van den export
in de ,,niet-goudlanden” is tot stilstand gekomen en
in een stijging overgegaan; in de ,,goudlanden” zet
de daling zich door. Wij reproduceeren twee graphie-
ken: de eerste op basis van de met de kleinhandels-
rjsindices •gecorrigeerde exporteijfers, de tweede ge-
corrigeerd met de grootbandelsprjsindices.

0V
27,’
T
~v
NETi
‘Rh0O
D.
DOQ
IN M’4
WE
OPR/(
RO
lET DL
INOIC
30EP
KLEIN
Y
Eli
1*0
/40

1)0

/80
/80

/00


/00

‘•v

90
90

90
—S
-_
00

1

70
.
..
70

.50

50


MIET-G
GO(IOL
cIOL4t
1/10E
eN

40

40
30
.
30

Eo
1097 1988

1989 .1930
103/
/932 4’33

258

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Maart 1934

OVE
Z/C/i
VAN
i
fEr
½
M005z
VO.
poar
y
W.4.4
OE
CEC
RP/O
EPO
1
ET
06
(N0/C
viag
0P00
Td
PRY
EN.

l4’o
1*0

/30-
/30

leo
,eo

90-
o—
90

80
80

*

——
2V
70
0—•
—o

50
60
NIE
r-
0
X/OLA
1
OEN

COUD
4N061

50


50

*0

*0

– –
.-

-.—
-.–
50-

10e7 1909 1989 1930 1931

iPSE 1933

Stellen wij hiernaast dë cijfers van den export in
hoeveelheden, dan wordt de reeds getrokken conclusie
versterkt. Vanzelfsprekend is hier het verschil in het
verloop niet zoo kenmerkend, daar in deze cijfers
artikelen met hoog gewicht en lage waarde sterker
tot uitdrukking komen. Ter beoordeèling van de
exportsituatie hebben o.i. hoeveelheidci.jfers minder
waarde. Het zijn statistisch niet anders dan slecht
gemiddelden. Dit blijkt duidelijk uit de exportcijfer
van Nederland, waarin 12.994 ton veevoeder met een
waarde van 734.000 gulden en 4.490 ton manufactu-
ren met een waarde van 3.499.000 gulden tezamen
worden geteld. (Gemiddelde waarde per ton resp.
f56.— en f779.—).

Tabel
II.
Overzicht van het verloop van den Export in hoeveelheden

,,Niet-
Goudlanden”

Basis
1927+28+291
1

1

1933
landen”

1
,Goud-

11927+28+29
Basis
1933

A. Engeland’)
100
82.-
Nederiand
lOO
83.-
Zweden’)
100
79.-
België
100
78.-
Noorwegen’)
100
94.-
Frankrijk
100
63.-
Deneniark.
1)
100
107.-
Zwitserland
100
48.-
Finland
100
94.-
Italië
100
2
)
90.-
Br.-Indië’)
100
84,-
Tsjecho-
Japan
100
119.-
Slowakije
1)
100
3
)
55.-
Polen
10
13.-
C. Ned.-lndië
100
3
)
90.-
Sub-Groep A
100
91.-
Sub Groep A
11,0
68.-
Totaal
100
94.-
Totaal
100
71.-
1)
Deze landen geven niet op den totaalexport in hoeveelheden. In de
S. B. van 25 October 1933, hebben wij de methode brschreven om
voor deze landen indexcijfers le kunnen bepalen.
2)
II
maanden van
1933.
3)9
maanden van 1933.

Uit bovenstaande tabel blijkt voldoende, dat weder-
om de ,,niet-goudllanden” in 1933 een aanmerkelijk
gunstiger positie innemen dan de ,,goudlanden”, zoo-
als wij reeds vroeger opmerkten. De moeilijkheden van deze laatste groep zullen in de naaste toekomst
nog toenemen, daar de concurrentie met de ,,niet-
goudlanden” door hun voorsprong op het gbied van
interne aanpassing meer drukkend wordt.
Dr.
J. G. STRIDIR0N.

• AFZET VAN NEDERLANDSCH.INDISCHE MAIS IN
NEDER LAND.

In Neclerlandsch-Indië wordt mais in hoofdzaak
veibouwd voor verbruik in Indië zelf door de in-
heemsche bevolking. Wanneer de oogst overvloedig is, blijft een surplus voor uitvoer beschikbaar, waar-
van in sommige jaren ook naar Nederland wordt
uitgevoerd. Gédurende de laatste jaren is dat niet
het geval geweest tengevolge van de lage prijzen van
andere, hoofdzakelijk Argentijnsche en Roemeensche
maïs, waartegen de Indische niet kon concurreeren.
Ook is Indische mais hier -geen g1iefde soort wegens
haar eigenaardige grondlucht; er worden slechts
zelden dezelfde prijzen voor betaald als voor de meer
gangbare, welke geregeld gevoerd worden en waar-
aan men is gewend.
In Nederlandsch-Indië waren de maïsprijzeu lang-
zamerhand gedaald tot een laag peil, dat nog wel
geen uitvoer naar Nederland mogelijk maakte, doch
den verbouwers in Indië zeer weinig bevredigende
uitkomsten gaf. Om daarin verbetering te brengen
heeft de Nederlandsche Graancentrale eene regeling ontworpen om den afzet van Indisghe mais van den –
voorjaarsoogst 1934 in Nederland
-mogelijk
te maken.
In het begin is deze regelizig gemaakt voor maïs, welke
op Java en Madoera wordt verbouwd, later ook voor
Celebes-maïs. De maïs mag worden verkocht door
vanwege de Graancentrale erkende Indische versche-
pers tan erkende importeurs in Nederland. De In-
disdhe verscheper moet voor de gele Java- en Ma-doera-maïs aan den Indischen verbouwer een prijs
betalen correspondeerende met
f
2.50 per 100 EG. f.o.’b. Javaansche afscheephaven en voor witte of
mixed maïs een prijs, die daartoe in redelijke ‘ve
r

houding staat. Verladen moet .worden met schepen
van de Batavia-vrachten-coiiferentie en voor vracht naar Amsterdam of Rotterdam moet f 27.50 per last
van 1800 KG. via het Suezkanaal of
f
26.— om de
Kaap worden betaald. Van de vracht wordt later 10
pOt. rabat terugbetaald aan den verscheper.
Daar de Indische maïsprjs door den vastgestelden
inkoopprijs van
f
2.50 per 100 EG. f.o.b. afscheephaven
plus de vastgestelde vracht, plus winst voor den ver-
scheper, assurantie, rente en andere kosten te hoog
zou worden om ze in Nederland te kunnen verkoopen,
is de Nederlandsche Graancentrale -bereid een ge-
deelte van de te haren gunste door de Nederlandsche
regeerin-g vastgestelde monopoliewinst op granen bij
den invoer van Indische maïs in Nederland op te
offeren. De monopoliewinst op maïs bedraagt f 1.50
per 100 EG. en daarop wordt bij den invoer van
Indische maïs eene reductie verleend, welke door de
Nederlandsche Graancentrale wordt vastgesteld en
door haar veranderd kan worden. Oorspronkelijk was deze reductie op de m-onopoliewinst
f
1.25 per 100 EG., doch spoedig is zij verlaagd op
f
1.— per 100
KG. –
De hoeveelheid, welke voor uitvoer naar Néder-
land beschikbaar zou zijn, werd zeer verschillend ge-
sdhat. Sommige berichten spraken van een naar ons
land uit te voeren overschot van 175.000 ton, doch
deze hoeveelheid schijnt sterk overdreven te zijn ge-
veest. In handelskringen gaf men aanmerkelijk la-
gere schattingen; er waren onder de Indische zich
met den afscheep van maïs ‘bezighoudende firma’s,
die meenden, dat er niet meer dan 25.000 tot 40.000
tôns beschikbaar zöudeii zijn voor uitvoer naar Ne-
derland.
De regeling voor de transacties in Indische maïs
is rèed8 sedert het begin Februari van kradht, doch
zaken van eenigen omvang – hebben nog niet plaats
gevonden. Wel zijn in het begin enkele zaken -gedaan,
toen de reductie f 1.25 per 100 EG. bedroeg en ook
zijn eenige partijen witte maïs voor de industrie naar ons land verkocht, doch van eenen eenigszins leven-
digen -handel voor voederdoeleinden kan niet worden
gesiroken. Daarvoor is de
prijs
te boog, niettegen-
staande de reductie der monopoliewinst bij den in-

21 Maart 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

259

voer in Nederland. De kostprijs van
f 2.50
per 100
KG. f.o.b. afscheephaven plus vracht, exporteurs-
winst, assurantie, provisie en andere kosten zou ge-
lijk staan met een verkoopprijs in Nederland van on-
geveer
f 83
per last van
2000
KG. Daarbij komt nog
de monopoliewinst van de Nederlandsche Graancen-
trale minus de reductie, zoodat de Indische maïs per
slot van rekening den Hollandschen importeur op ca. f 93
per last van
2000
KG. zou komen te staan. Bij
verscheping in Maart van Java, zou de maïs onge-
veer in het midden van Mei in Nederland kunnen
zijn. Indien van Celebes verscheept wordt via een
haven op Java, kan niet gerekend worden, dat de
partij vroeger in Nederland zal aankomen dan begin Juni.

Ook Plata-maïs van den nieuwen oogst kan in
het midden van Mei hier zijn en de prijs daarvoor
bedraagt op het oogenblik f 93
per
2000
KG. inclu-
sief de volle monopoliewinst van
f 1.50
per 100 KG.
voor de Nederlandsche Graancentrale. De prijs is in
cle laatste dagen Vrij sterk opgeloopen, daar het bin-
nenhalen van den maïsoogst in Argentinië door zwa-
ren regen is vertraagd, en bedroeg kort geleden nog
f 89
per
2000
KG. Latere posities Plata-maïs zijn
lager te koop dan de eerdere. Onder die omstandig-
heden is het geen wonder, dat de Nederlandsche im-
porteurs huiverig zijn Indische maïs te koopen op
basis van den door de Nederlandsche Graancentrale
vastgestelden kostprijs, de vastgestelde vracht en de
reductie op de monopoliewinst.

Er is echter nog eene omstandigheid, welke den
verkoop van Indische mais naar Nederland belem-
mert.
Bij
de door de Nederlandsche Graancentrale
gemaakte regeling is men uitgegaan van een door
den afscheper te betalen inkoopsprjs, overeenkomen-
de met
f 2.50
per 100 KG. f.o.b. afsdheephaven. Voor
dien prijs nu kan de afscheper de maïs niet koopen,
daar de prijzen in Indië daarboven zijn gestegen.

De grootste kooper van het voor uitvoer beschik-
bare maïssurplus in Indië is Japan en naar dat
land werd geregeld verkocht tot lage aan de verbou-
wers geen rekening latende prijzen, en andere ver-
koopsmogelijkheden waren er slechts zelden. Toen
echter de regeling tot stand kwam voor den verkoop
van maïs naar Nederland met de reductie op de mo-nopoliewinst bij invoer in ons land, bleef Japan niet
meer de eenige kooper en was men in Indië niet
meer genoodzaakt tot ônbevredigende prijzen te ver-
koopen. Daar Japan de mais noodig heeft, begonnen de Japansche koopers hoogere prijzen te betalen, tot
zij hooger stegen dan den door de Nederlandsche
Graancentrale vastgestelden prijs van
f 2.50
pe,r 100
KG. f.o.b. afscheephaven. Het is duidelijk, dat een
afscheper in Indië, wanneer hij meer voor de maïs

moet betalen dan
f 2.50
f.o.b. afscheephaven en dus
niet zijn aanbod duurder uitkomt dan andere maïs-
soorten in Nederland worden aangeboden, in het ge-
heel niet meer naar Nederland kan verkoopen. De
Nederlandsdhe importeur voorziet in zijne behoefte
met Piata-maïs of met Donau-maïs, welke laatste
nog goedkooper dan Plata-maïs wordt aangeboden.

De Nederlandsche ‘behoefte aan mais kan ruimschoots
elders gedekt worden en men heeft de Indische maïs
niet noodig. Tot gelijken prijs geeft men zelfs, be-
halve voor eenige speciale doeleinden, de voorkeur
aan andere soorten. De Nederlandsche Graancentrale
heeft met hare regeling willen bereiken, dat de ver-
bouwers van mais in Indië eenen beteren prijs voor
hun product konden Ibedingeii en dat doel is voor-
loopig bereikt, het zij dan op andere wijze dan door
het verkoopen naar Nederland. Het is natuurlijk mo-
gelijk dat later, indien de prijzen in Indië of die
voor andere soorten in Nederland veranderen, toch
nog uitvoer van maïs uit Indië naar ons land in be-
langrijke hoeveelheden zal plaats vinden, doch onder
de tegenwoordige omstandigheden is daarop weinig

kans.
A. P.
SOHIL’rHu!s.

DE RIJKSMIDDELEN OVER FEBRUARI 1934

Uit het in dit nummer voorkomende Overzicht
blijkt, dat de loop van ‘s Rijks middelen in de maand
Februari van dit jaar verre van gunstig voor de
schatkist is geweest.
Zooals reeds in het nummer van
21
Februari ii.
werd opgemerkt, is de middelenstaat, te beginnen
met dit jaar, in twee deelen gesplitst, waarvan de
eerste afdeeling de kohierbelastingen en de tweede
afdeeling de overige middelen omvat. Deze afdeelin-
gen zijn op een geheel verschillende basis opgebouwd;
de daarin vermelde opbrengstcijfers laten zich niet
met elkander vergelijken en kunnen derhalve niet in
één totaal-overzicht worden samengebracht.

Wij •beginnen daarom met de middelen van Afdee-
ling I. In den staat, zooals hij vroeger werd gepubli-
ceerd, werden de bedragen vermeld, die in werkelijk-
heid in de maand, waarover het overzicht liep, bij de ontvangers waren betaald. Voor de inkomsten- en de
vermogensbelasting valt het ‘belastingjaar echter
geenszins samen met het begrootingsjaar. Bovendien
kwamen onder de ontvangen bedragen ook betalingen
voor wegens oudere dienstjaren. Het verantwoorde
bedrag beteekende derhalve niet, dat de betrokken
belasting zooveel had opgebracht voor rekening van
het loopende begrootingsjaar. Het gevolg was, dat
de destijds toegepaste methode van boeking te dezen
opzichte geen juist beeld gaf, hetgeen vooral in den
laatsten tijd bij de scherpe conjunctuurwijziging aan-
leiding gaf tot minder juiste .gevolgtrekkingen.

Teneinde direct in den staat te kunnen nagaan,
hoe de werkelijke stand der heffingen ten aanzien
vân het loopende begrootingsjaar is, is voor de ,,di-
recte” belastingen als raming genomen van het.
kohierbedrag
193411935 plus %
gedeelte van het be-
lastingdienstjaar
1933/1934,
vermeerderd met de op-centen, die tot dusver ten ‘bate van het Leeningfonds
werden geboekt, welk fonds, zooals bekend, is opge-
heven. Voor den dienst van het begrootingsjaar
1934
is nu reeds in totaal op kohier •gebracht een som van
f 36.517.300.
Hiervan gaan af de bedragen, welke
zijn teruggegeven of anders dan wegens betaling op
de kohieren zijn afgeschreven (de z.g. kwade posten),
in totaal tot een bedrag van
f 526.700.
Blijft over
f 35.990.600,
in den middelenstaat aangegeven als
,,zuiver bedrag”, dat eerlang in de Rijksrekening zal
worden verantwoord en dus vergelijkbaar is met de
raming. Daar in kolom
6
de
cijfers
over hetzelfde
tijdvak van
1933
zijn vermeld, samengesteld volgens
dezelfde nieuwe boekingsmethode, kan men nu uit
den staat aflezen, dat de stand der grondbelasting
voor den dienst
1934 f 642.900
gunstiger is dan het
vorige jaar om dezen tijd (vermoedelijk wegens nor-
maal accres), doch dat daarentegen de overige kohier-
belastingen er veel ongunstiger voorstaan. Bij de in-
komstenibelasting valt nl. een teruggang waar te
nemen van
f 5.182.100,
bij de vermogensbelasting
van
f 151.400
en ‘bij de Verdedigingsbelasting 1 (die
het vorig jaar nog onder het Leeningfonds werd ge-
boekt) van
f 43.300.
Deze cijfers geven een juist
beeld van den loop der in Afdeeling 1 samengebrach-
te groep van middelen. Eene vergelijking met den
middelenstaat van Februari
1933 is
uiteraard niet
wel te maken, daar de opgave geheel van karakter is
veranderd en van kas-ontvangst-opgave thans een re-
keningsstand is geworden.

De opbrengst der in Afdeeling II ondergebrachte
,,overige middelen”, welke volgens het tot dusver ge-
bruikelijke systeem zijn verantwoord, bedroeg in de
afgeloopen maand
f 22.348.200,
d.i.
f 3.435.400
min-
der dan in Februari
1933.
Nog grooter is het nadee-
lig verschil ten opzichte van de raming, dat niet
minder dan
f 9.861.600
beloopt. Schakelt men de om-
zetbelasting en de couporbe1asting uit, die. het vorig
jaar nog niet werden geheven, dan blijkt, dat de res-
teerende middelen van Afdeeling II
f 6.342.400 min-
der hebben opgeleverd; daarentegen daalt het nadee-
lig verschil ten opzichte van de raming tot een be-

260

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21
Maart
1934

drag van
f
5.443.600. Dit resultaat is zeer ongunstig,
ook indien men in aanmerking neemt, dat Februari
de kortste maand van het jaar is. De groote tegen
vallers zijn de invoerrechten en de suikeraccijns; men
kan wel zeggen, dat de teruggang geheel op rekening
komt van de2è ‘beide heffingen.
De totaal-opbrengst over de eerste twee maanden

van het jaar beliep
f
47.902.300 tegen
f
50.645.300

iii hetzelfde tijdvak van 1933. Ook de raming werd
niet gehaald (ontvangsten
f
16.517.300 minder). In-
dien ook hier de beide nieuwe middeleuposten buiten de vergèiijking worden gehouden, worden de hieibo-
ven bedoelde nadeelige verschillen resp.
f
8.995.700

en
f
8.120.000. Ook hier zijn de invoerrechten en de
suikéraccijns oorzaak van het ongunstige eindresul-

taat.

De dividend- en tantièmebelasting liep in de af-
geloopen maand terug met
f
130.200, waardoor •het

surplus over Januari ji. omsloeg in een decres. De
eerste maanden van het jaar zijn voor dit middel
echter van niet veel belang. De invoerrechten daal-

deu riet
f
2.037.600 en bleven
f
1.964.300 beneden

de maandraming. Evenals de vorige maand is hierin
waarschijnlijk een reactie te zien op de zeer hooge
opbrengst van Deceniber jl. (een recordcijfer van

f
9.4 millioen zonder de opcenten), veroorzaakt door verhoogden invoer met het oop op de op handen zijn

de omzeobelasting. Het statitiekrecht wees een kleine

vermiiidering aan (van
f
10.300).
Van de accijnzen gaven de geslachtaccijns, de wijn-
accijns en de tabaksaccijns een stijging te zien van

onderscheidenlijk
f
135.000,’
f
62.800 en
f
57.700.

Over Februari is ook verantwoord de accijns van in
Januari ji. voor de Crisis Rundveecentrale geslacht
vee. Ten aan’zien van’ den wijnaccijns zijn toevallige omstandigheden in het spel; vermoedelijk zijn bedra-
gen ontvangen, waarvoor uitstel van betaling ws
verleend. In de daling van den gedistilleerdaccijns en

den bieraccijns
(met
f
348.500 en
f
238.700) is het
verminderd verbruik ‘tengevolge van de sle6hte tijds-
omstandigheden te onder’kennen. Bijzonder ongunstig

was.
de suikeraccijns, die een teruggang aanwees van

f
3.588.300. Toch moet men nog voorzichtig zijn met het trekken van ‘bepaalde conclusies. Vooreerst waren de inkomsten van Februari 1933 ‘buitengewoon hoog;
bovendien heeft de suikeraccijns in de laatste maan-
den verschillende grillige sprongen gemaakt en kan
in de lage opbrengst der afgeloopen maand zeer wel
een terugslag worden gezien op de omstandigheid,
dat in September en October ji. groote voorraden
zijn vrijgemaakt in verband met de op 16 October
1933 in werking getreden crisisheffing (voor dezen
accijns wordt een 2-maands-crediet to’egestaan).
• De omzetbelasting is
blijkbaar
nog niet op gang;
de ontvangst bedroeg slechts
f
2.608.500, bij een

maandraming van
f
6.791.700. De in het vorige mid-

deleuoverzicht vermelde
‘bijzondere
oorzaken voor de
lage opbrengst zijn nog van kracht; er is ‘blijkbaar
eenige tijd noodig, voordat van deze heffing normale
opbrengsten zijn te verwachten. De
cou
p
on
b
e
l
as
ti
ng

gaf als eerste ontvangst
f
298.500. De gemiddelde
maandraming voor dit middel bedraagt
f
533.300;

ofschooh de raming orer een vol jaar is berekend,
trad de wet tot heffing van deze belasting eerst op
25 Februari 1934 in werking. Mede in verband met
de tijdens de ibehandeling der
wet
daarin aangebrach-

te wijzigingen, schijnt eefi
raming

van
f
4.500.000

voor het tijdvak 25 Februari-31 December meer

verantwoord.
De zegelrechten stegen met
f
135.000, voor onge-

veer de helft te danken aan een ruimer vloeien van
de heurebelauting. Ook de registratierehten waren iets hter (toeneming f
155.300), waarbij intusschen

niet mag worden over het hoofd gezien, dat dit mid-
del in Februari’ 1933 edu bedenkelijke inzinking ver-

toondè. De successierechten daalden met
f
553.500,

waardoor de flinke vooruitgang van Januari ji. weer
grootendeels te niet werd ged’aan. De loodsgelden

klommen van
f
281.600 tot
f
312.700; over de eer-

ste twee maanden bedroeg de vooruitgang
f
61.900.

ONTVANGEN BOEKEN.

De nieuwe wettelijke bepalingen omtrent wissels,
chèques enz. door Mr. R. F. van Lier. (Haarlem
1933; H. D. Tjeenk Willink & Zoon. ‘Prijs

f
1.90).
])oel van deze uitgave is voornamelijk de nieuwe wette-
lijke bepalingen toe te lichten aan hen, die in de praktijk
met
dergelijke papieren te maken hebben.
.Bij de behandeling der wetsartikelen is telkens op de
voornaamste der thans aangebrachte wijzigingen gewezen;
als bijlage is een overzicht van de belangrijkste verschil-
punten tusschen het oude en nieuwe recht opgenomen. Van de internationale verdragen zijn alleen die artikelen behan-
déld, welke de overeengekomen rechtsregels bevatten.

De wet op de omzetbelasting
door Mr. Dr. H. F. A.

Völlmar en Mr. E. W. Hoetink. (Haarlem 1933; H. D. Tjeenk Willink & Zoon’s Uit’g.
Mij.
Prijs

fl.90).

Een toelichting op de
wet
op de omzetbelasting, waarin
ook de uitvoeringsbepalingen zijn opgenomen.

De Amsterdamsche goëderenmarkt
door Mr. Dr. H.

Fortuin, adjunct-secretaris van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam, Deel
II. Nr. 3 van de uitgaven van het Koningin
Wilhelmina-Fonds 1923. (Amsterdam 1933;

Drukkerij en Uitgeverij J. H. de Bussy).
In het eerste gedeelte werden de voornaamste Indische
l)roductefl behandeld; in dit deel vinden naast de andere
Indische ook de overige goederen, welke voor de Amster

damsche markt van beteekenis zijn, een bespreking.

MAANDCIJFERS.

tIl
RO

OdZ
ET
BI .1 DE NEDERLANDSOHE BANK

Januari 1934.

Januari 1933.

Posten 1
Bedrag

Posten
1

Bedrag

]{ek.houders

60.984 f1.301.464.000 48.695
f
1.273.606.000
Door 11.-bank

plaatselijk

46.562
~
„1.068.256.000 34.250
,,
1.027.153.000
Voldoening

Riiksbelast.

1.017
,,

7.844.000 1.013
,,

10.491.000

AANVOEREN
in
tona van
1000 KG.

Rotterdam
Amsterdam

Totaal

Artikelen


11
1
17
Maart
Sedert
Overeenk.
h
11

MaÜ’rt Sedert
Overeenk.
1934
1933 1934

.
1Jan.
1934
tijdvak
1933
934
1Jan.
1934
tijdvak
1933

Tarwe 32
.
389

214.402
210.757 4.950
16.929 6.369
231.331
217.126

15
.
262

86.901
80.364

8.000
1.000
94.901
81.384
……………..
Rogge ………………
Boekweit
1
70

3.937 7.328
‘ –

25
3.937 7.353
………………
Maï
22.
s

958
……………….
220.392
231.236
2.025

58.924
67.296
279.316
298.532

12.373
65.439
55.956 238 6.596 5.172

72.035
61.128

Haver
3.798
35.551

41.452

650
757
36.201
42.209

6.169
54.829 49.962
1.785
74.140

98.975 128.969
148.937

Gerst

…………….. ……………..

3
.
120

26.801
13.852



__
26.801
13.852 Lijnzaad

……………
Lijnkoek

……………
411

3.487 5.588


541
2.233
4.028
7.821
Tarwemeel

……………
Andere meelsoorten
….
1.637
12.056
8.470

1.640
1.639
13.696 10.109

21 Maart 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

261

OVERZICHT VAN DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN.
(In Guldens)

Afdeeling 1
Kohieren
voor den dienst
19341)
n
Dir.
belastingen.

,
Bedragen,

welke zijn
terugge-
55.0
4)
Benaming der
Totaal
geven of
Zuiver
middelen
bedrag
anders dan
wegens be-
bedrag
taling op de
a
kohieren af-
geschreven
0 5

Grondbelast. a)
7,445.455

7.445.455
6.802.599
Inkomst.bel. b)
20.715.107
462.120
20.252.987 25.435.081
Vermogensbel. c)
5.328.046
34.549
5.293.497
5.444.896
Verdedig.bel. 1
3.028.666
29.991
2.998.675 3.041.943

Totalen..
6.517.274
526.660
35.990.61440.724.519
a y noososom +
zu
opcenten op ae noosusom oer ge-
bouwde eigendommen.
b) Hoofdsom + 20 opeenten. c) Hoofdsom + 55 opcenten.
t)
Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-
staan de vermelde bedragen uit 213 gedeelte van het met
1 Mei 1934 aanvangende belastingdienstjaar 1934/1935 en
113 gedeelte van het belastingdienstjaar 193311934.
2)
Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-
staan de vermelde bedragen uit 213 gedeelte van het be-
lastingdienstjaar 193311934 en 113 gedeelte van het be-
lastingdienstjaar 193211933.

Feb

OtUt t

1

Ijve,
CCIL-
1934

t Januari t
komstige
1

1934

t
periode
1933

Divid.- en tantièmebel.

)
411.299 986.113
Rechten op den invoer

)
4.290.907 8.665.339
132.502
276.465
159.768
316.511
Accijns op geslacht

. . . .
627.187
1.144.457

Statistiekrecht

…………

113.685 160.403

Accijns op zout

…………

Accijns op ‘t gedistill.

)
2.296.962
4.685.266
Accijns op wijn *)

…..

Accijns op bier

)
605.533
1.486.210
Accijns op suiker *)

, .
3.509.647 7.284.856
Accijns op tabak

)

. . . .
2.354.520
5.478.743
Bel. op gouden en zilverw.
46.360
104.618
Omzetbelasting 3)
.2.608.546
5.954.189
Couponbelasting
4)
…….
298.454
298.454
Recht. en boeten v.zegel)
51.410.580
6

3.014.242
Recht, en boet. v. registr.
920.308
1.792.373
Recht, en boet. v. succes-

lijden

cii

v.

schenking
2.249.277 5.602.819
sie,

v. overgang bij ove’r-

Opbrengst d. loodsgelden
312.694
651.247

Totalen ….
22.348.229 47.902.305

°) 1

Ioofdsom en opc’enten, ook wat betreft
sten over het vorige jaar,
bedoeld in kolom 3.
) De omstandigheid dat de opbrengst van de omzetbe-
lasting belangrijk beneden de raming is gebleven, is te
verklaren uit de volgende oorzaken:
de eerste maanden van 1934 ondervinden den terug-
slag v. d. grooten invoer in cle laatste maanden vait 1933.
er zijn bij handelaars groote oude voorraden, die zon-der oïnzetbelasting kunnen worden afgeleverd;
een belangrijk deel der belasting wordt voldaan in den vorm van ccii aanslag, die per maand of per kwar-
taal, achteraf wordt vastgesteld;
(1. cle gebr. zegels zijis voor een dccl
01)
krediet ontvangen.
Ofschoon de raming van dit middel over een vol jaar
is berekend, trad de wet tot heffing van deze belasting
eerst
01)
25 Februari 1934 in werking.
Hieronder begrepen wegens zegelrecht van nota’s van
iiiakelaa rs en con,ni issio,n,ai rs iii effecten, enz.
f
295.304.
(Beursbel.)

“) Id. f737.085.
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET WEGENFONDS.

Wegenbelasting ……..

760.2751

1.597.7371

1.392.675
Rijwielbelasting

17.2431

29.7601

24.117

Totaal ………..777.518

3.627.497

1.416.792
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS.
D 193311934 Zuiver bedrag der ko-
Zuiver bedrag der hieren voor den dienst
kohieren tot en met 1932/’33 tot en met de-
de maand Jan. 1934 1 zelfde maand van 1933

Gemeente.f.belast.. .

56.540.495

68.329.272
Tijd.
OPC. 0.
d. gem.f.b.

21.623.276


Opc. verm. t. get. v. 50

4.993.579

5.143.493
Tijd. opc. o. d. verm.b.

2.996.148

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
Ned (Disc Wissels.
24
19Sept.’33
Lissabon

•…
54
8Dec.’33

kBel.Bmn1ff.3
19Sept.’33
Londen ……
23OJuni’32
I,Vrsch. in R.C.
3
19Sept.’33
Madrid ……
6
26 Oct.’32 Athene
.
……….
7

14Oct.’33
N.-YorkF.R,B.
11
1
Feb.’34
Batavia ……….
4416Aug.’33
Oslo

……..
3422Mei’33
Belgrado

……..
7 9
Febr.
’34
Parijs

……
3

8Feb.’34
Berlijn

……….
4
22Sept.’32
Praag

……
3425
Jan.’33
Boekarest ……..
6

5Apr.’33
Pretoria

….
3415
Mei
’33
i3russel ……….
34
13Jan.’32
Rome……..
3

11Dec.’33
Budapest ……..
44 17Oct.’32
Stockholm
.. 24
1Dec.’33
Calcutta

……..
34
16Feb.’33
Tokio

..-..
3.65

2Juli’33
Dantzig

……..
3

6 Mei ’33
Weenen……
5
23Mrt.’33
Helsingfors ……
44
20 Dec.’33
Warschau….
5
26 Oct. ’33
Kopenhagen

….
24

1 Dec.’33
Zwits. Nat. Bk. 2 £2
Jan.’31

OPEN MARKT.

1934 1933 1914

17 M t
12
1
17
5110
26 Feb.
13/18
H
2
01
24

Febr.
Mrt,
3 Mrt.
Mrt.
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
1
1
4
I’18’318
1.114
719_1
515719
151
1
6
3I5116
Prolong.
1
1-11
4

1 1
1
1
2
1
14-I4
Londen
DageId.
. .
3
14_1
3
1-1
14.I
3
I4-1
1
14-1
11
(-3
1
3
14-2
Partic.disc.
71
8

7
18.
15
116
15
116_
1
719_ t
lis-“Iis
2
1
/43
411
4
_31
4

&rljjn
Daggeld…
4115_531
41185112
4
1
14_5
1
12
4(
9
53(
4

4114_53J9
6
1
18-8

MaandeId
411
4
_53j
4

41(
4
.53(
4

41/
4
_53j
4

4
1
14_5
3
14
4114.5314

6
1
1-7
1
1

Part, disc.
371
8

37j
8

371
371
9

3719
5
7
18-6
2
1
1s-
1
1i
Warenw.
.
4.
1
1
4_114
4_11
4

4_1J
4

.
4_11
4

614

New York
Dageld
1)
1
1
1
1
4-5
25/s
131
4
211,
Partic.disc.
,

i(
i/
11
3
.31
4

61
4

33/5_314
2
1
11-14

1) Koers van I6Mrt. en daaraan voorafgaande weken tlm. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

D
a a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York)
)
)
)
)
1)

13 Mrt. 1934
1.485,
7.57%
59.03 9.78
34.66
10034
14

,,

1934
1.48s1
8

7.57%
58.95 9.774
34.64
100s1
15

,,

1934
1.4811
9

7.57%
58.96 9.774
34.644
10071,,, 16

,,

1934
1.489/,,,
7.56%
58.924 9.774
34.63
10071
1
,,
17

,,

1934
1.489,’,,,
7.56
58.90
9.774
34.62
100
7
1
16

19

,,

1934
1.4811
8

7.563k
58.57
9.774
34.63
10071
1
,,
Laagste d.w’)
1.48
7.55%
58.50
9.764
34.60
99%
Hoogste d.w
1)1
1.49
7.5834
59.05
9.784 34.674
10071,
0

Muntpariteit
12.4878 12.1070
59.263
9.747
34.592
100

Data
Zwit-
serland
Weenen
Praa,e
Boeka-
Milaan
Madrid
•,
1)
restl)
,)

13 Mrt. 1934
48.01

6.174
1.48
12.75
20.224
14

1934
47.97

6.174
1.48
12.75
20.24
15

3934
47.96

6.174
1.48
12.724
20.25
16

1934
47.96

6.174
1.48
12.75
20.25
17

1934
47.05

6.174
1.48
– –
19

1934
47.96

6.174
1.48
12.73
20.25
Laagste d.w1)
47.90

6.124
3.45
12.674 20.15
Hoogste d.wl)
48.05
28.-
6.224
1.53
12.80
20.35
Muntpariteit
48.12% 35.007
7.3711.488
13.094
48.52

D a a
Slock-
1,0hfl
9)

Kopen-
hagen6,)
° )
o i
*
Hel-
Buenos-
Aires’)
Man-
treal
1)

13
Mrt. 1934
39.10
33.874
38.10 3.34
38%
1.48I1
14

1934
39.124
33.90
38.124
3.34
38
1.489/
,
15

1034
39.10
33.874
38.10
3.34
3734
1.48%
16

1934
39.-
33.80
38.-
3.34
3771
1.48%
17

.,

1934
39.-
33.80
38.-
3.34
375/8
1.4811
19

,,

1934
39.-
33.80
38.-
3.34
3 7 %
1.48%
Laagste d.w’)
38.75
33.55
37.75 3.30
3634
1.47
Hoogste d.wi)
39.30
34.10
38.30
3.374
38%
1.50
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
9 5 V,

.
2.4878
•) Noteering te Amsterdam. ‘) Not, te Rotterdam. ) Part. opgave.
In ‘t Iste of 2de No. van iedere maand
kornt
een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOEBSEN TE NEW YORK. (Cable).

Da a

Londen
(8
per
£)
Parijs
($ p.
IOOfr.)
Berlijn
(2 p. 100 Mk.)
1 Amsterdam
(5 p. 100 gid.)

13 Mrt.

1934
5,0971
8

6,58% 39,75
67,34
14

,,

1934
5,1034
6,58
39,74
67,34
15

,,

1934
5,0971
8

6,58%
39,73
67,34
16

,,

1934
5,091/
8

6,58%
39,71
67,33
17

,,

1934
5,0911
6,58 39,70
67,35
19

,,

1934
5,10%
6,58
39,56 67,35
20 Mrt.

19331
3,4371
s

3
,
93
18
23,86
40,41
Muntpariteit..
1

4,86
3,9051
8

23.81%
40’1

Afdeeling II.
Overige middelen.

Benarning der middel
1.093.890 12.262.783 301.070 417.135
1.059.291
103.446
5.113.823
2.193.066
12.382.086
4.944.046
102.354

2.914.081
1.806.220

5.362.703 589.353
50.645.347
de outvang-

262

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21
Maart 1934

STATISTISCH OVERZIC

GRANEN EN ZADEN
TIJINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
80 K.G. La
R000E
MAIS
GERST
K.G.
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN ROODE
KOOL
RUND-
VLEESCH
VARKENS
VLEESCH
Plata loco
74 K.G. Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
La Plata
loco
le kwal.
1-5 pond
gewoon per 100 KG.
le kwal.
(versch)
(verscti)
Rotterdam! Amsterdam
R’dam(A’dam
R’damjA’dam
loco Rotter-
dam!A’dam
R’damlA’dam
1-5 pond

per lOO KG.
Broek op
per
loo
KG.
Gem.v.3kw.
100 KO.
per per
loo
KG
per 100 K.G.
per 100 K.G.
per 2000 K.G.
per2000
per 1960 K.G.
Broek op
Langendijk
Broek op
Rotterdam
5)
3)
4)
Langendijk Langendijk
Rotterdam


r
%
fl.
.

i
%
fl..
/

r
010
1925
17,20
100,0 13,07
6

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0


1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4 360,50 77,9


1927
14,75
85,8
12,47
6

95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50 78,4


1928
13,47
6

78,3
13,15
100,6
226,00 97,7
228,50 96,8 363,00
78,5
4,55
100,0 13,25 100,0
17,23 100,0
93,
100,-
77,50
10
1929
‘h2,25
71,2
10,87
0

83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25 90,6
7,38
162,4 11,78
88,9
9,10
52,8
96,40
103,7
93,126
12
1930
9,67
5

56,3
6,226
47,6
136,75
59,1
.
111,75
47,4
356,00
77,0
2,05
45,1
2,14
16,2
5,77
33,5
108,
116,1
72,90
9
1931
5,55 32,3
4,55
34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
3,06
67,3
1,94 14,6
6,96
40,4
88,
94,6
48,-
6
1932
5,22
6

30,4
4,62
5

35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
.29,6
1,49
32,8
8,07
60,9
1,84 10,7
61,
65,6
37.50
4
1933
5,01
5
1

29,2
3,54
27,1
68,50
29,6 70,00
30,0
148,00
32,0
0,82
18,0
2,30
17,4
2,60
15,1
52,
55,9
49,50
6

Jan.

1932
5,05
29,4
5,076
388
71,25
30,8
114,00
48,3
142,50
30,8
1,49
32,8
8,69
65,6
1,87
10,8
70,-
75,3
40,-
5
Febr.


5,30
30,8 5,070
38:8
74,00
32,0
108,50
46,0
142,25
30,8
1,28 28,1
8,98
67,8
1,29
7,5
68,-
73,1
34,-
4
Maart
5,526
32,1
5,80
44,4
86,75
37,5
118,00
50,0
143,25
31,0
1,68
36,9
12,26
92,6
1,78 10,3
67,-
72,0
32,-
4
April
5,65
32,7
6,22
5

47,6
88,75
38,3
124,50
52,8
135,25
29,2

67,7
28,-
Mei
5,60
32,6
5,30
40,5
78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2
-.
63,–
67,7
26,-
luni
5,22
5

30,4 4,15
31,7
80,75
34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
67,-
72,0
34,-
4:
juli
490
28,5
4,-
30,6
78,75
34,0
10025
42,5
129,75
28,1

68,8
35,50
4
Aug.
520
30,2 4,076
31,2
77,50 33,5
98:25
41,6
133,00
28,8
62,-
66,7
40,50
E
Sept.
5,476 31,8 4,20
32,1
.
78,50
33,9
88,50 37,5
150,75
32,6
55,-
59,1
42,50
Oct.,,
5,25
30,5 3,92
5

30,0 74,50
32,2
79,50
33,7
138,25
29,9

————————————-
————————————–

51,-
54,8
44,-
51
Nov.
4,90
28,5
3,90
29,8 71,25 30,8
79,00 33,5
135,25
29,2
1,06
23,3
4,10 31,0

———————————–

– –
53,
57,0
46,
51
Dec.
4,72
0

27,5 3,80
29,1
66,25
28,6
75,25
31,9. 135,00
29,2
0,84
18.5
.
3,99
30,1
3,02
17,5
53,-
57,0
46,-
51

lan.

1933
4,95
28,8
3,75 28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
136,50
29,5 0,67
14,7
3,38 25,5 3,02
17,5
50,50
54,3
44,75
5′
lebr.,,
4,775
27,8
3,70 28,3
71,00
30,7
74,75 31,7
130,25
28,2 0,60
13,2
2,06
15,5
2,51
14,6
49,25
53,0
45,-
51
Maart

,,
5,05
29,4
3,826
29,3 73,50 31,7
76,25 32,3
130,50
28,2
0,61
13,4 1,29
9,7
3,11
18,0
46,50
50,0
46,


51
April
5,15 29,9
3,75
28,7
72,75
31,4
71,25
30,2
129,50
28,0
49,50
53,2
48,25
61
Mei
5,40 31,4 3,776
28,9
70,50
30,5
73,25 31.0
146,75
31,7



















52,25
56,2
49,-
61
Juni
5,25 30,5
3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3













































































51,25
55,1
48,-
6
Juli
5,82
5

33,9
3,85
29,4
64,25
27,8
78,00
33,1
176,25
38,1


—-

——–

—–

49,25
53,0
48,50
6
Aug.
5,30
30,8
3,55
27,2 61,25
26,5
67,75
28,7 161,50
34,9
49,-
52,7
49,25
6
Sept.
4,95
28,8
3,476 26,6 61,00
26,3
65,25
27,6
159,00
34,4
50,25
54,0
54,-
61
Oct.
4,40
25,6
3,-
22,9 60,25
26,0
63,50
27,0
141,25
30,5



– .


56,25
60,5
54,25
71
Nov.
4,55
26,5
2,95
22,6
74,50
32,2
60,00
25,4
147,25
31,8
1,26
27,7
223






—-



16,8
-.

59,50
64,0 54,375
71
Dec.
4,57
26,6 3,30
25,3
73,50
31,7
59,25
25,1
154,50
33,4
0,97 21,3
256






—-









—-
















19,3 1,76
.

10,2
60,75
65,3
53,50
61

lan.

1934
4,75
27,6 3,10
23,7
65,25
28,2 58,00
24,6
144,25
31,2
3,65
802
2,30






























17,4
3,08
17,9
62,50
67,2
53,75
61
lebr.
3,40
19,8
2,775
21,2
65,25
28,2
58,50
24,8
133,00
28,8
3,97
87:3
1,63
12,3
3,12
18,1
63,-
67,7
53,50
61
5 Maart
3,25
18,9
2,75
21,0 68,00 29,4
58,50
24,8
130,25
28,2
4,98
109,5
.
1,40 10,6
3,70
21,5
61,-S)
65,6
52,-
6
)
6′
12

,,
3,30
19,2
2,75 21,0
70,50
0,5
58,50
24,8
133.00
28,8
5,72
125,7. 1,25
9,4 3,93
22,8
61,-t)
65,6
50,-
6)
19
3,25
18,9
2,75 21,0
72,50 31,3 58,50
24,8
133,00
28,8
6,13
134,7 1,28
9,7
4,83
28,0 !62,-7)1
66,7
50,50
1
)
61
5) Men zie voor de toelicnting op aezen slaat de nos. van 8, 15’Aug. 1928; 25 Febr. 1931 én 15 Febr. 1933. ) Tot ‘Jan. 1931 Hard Winter No.’2. van Jan. 1931
6.Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415 K.G. Hongaarsche vanaf 26Mei 1930 tot 23Mei1932 74 K.G. Zuid-Russische; van .23. Mei 1932 tot 2Oct. 1933 No. 2 Canada. 4)’
Canada. Van 19 Sept.’32 tot 24 Juli’33 62/63 K.G. Z.-Russ. 6)2 Mrt.
6)
9 Mrt. )16 Mrt. 0)
1
Mrt.
9)
8 Mrt.
10)
15 Mrt.
U)
3 Mrt.

Vervolg STATISTISCH OVERZIC

MINERALEN TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaaischel
PETROLEUM
BENZINE KATOEN
WOL WOL
ge
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
r’ide
Gulf exp
C

kamde
gekamde

Australische,

Australische,
HUIDEN
SALPETE
Middling

locoprijzen


1

F. G. F.

1

Sakella-

_________

0.
F. No.
1

bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.

33 tjm 33.9
0

4/0
$cts. per
Merino, 64’a Av.
Crossbred.Colo-
nial Carded,
Gaaf,
open
kop
Old. per
100
KG.
R damjA’dam
Bé s.’g.

per barrel

U.S.
gallon
New-York

‘1

rides

Oomra

Liverpool
loco
Bradford
per Ib.

50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto
per
1000
K.G.
per
1h.
Liverpool Bradford per Ib.

f1.
0
10
j
‘ik”

$ets.
‘i”
8
cts.
pence
0/0
pence
°/
pence
7″
pence
“1T”
f1.
‘iî”
“01
1925
10,80
100,0
1.68
100,0
14,86
100,-
23,25


100,0
29,27
100,-
9,35
200,- 55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100
1926
17,90
165,7
1.89 112,5 13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30
674
47,25 85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96 1927
11,25 104,2 1.30
77,4
14,86
100,-
17,50


75,3
16,78
57,3
7,27
77:8

48,50 88,2 26,50
89,8
40,43
116,5
11,48 95 1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98
67,2 20,00

,
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50 93,6 30,50.
103,4
47,58
137,1
11,48
95
1929
11,40
105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59 70,5
39,-
70,9
25,25

.
85,6
32,25
92,9
10,60
88
1930
11,35
‘105,1
1.12
66,7
8,77
59,0
‘13,55
58,3
12,-
41,0
3,92
41,9
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82
1931
20,05
93,1
0.58
34,5
5,04
33,9 8,60
37,0
7,33
25,0
3,08 33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71
1932
8,00
74,1 0.81
48,2
4,50
30,3
6,45 27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15
32,1
6,15
51
1933
7,00
64,8
0.45
26,8
3,61
24,3
6,75
29,0
5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
13,26
38,2
6,18
51

O
n.

1932
8,25 76,3
0.71
42,3 5,25 35,3
6,65


28,6
5,09
17,4
3,38 36,2
16;50
30,0
9,00
30,5
11,63
33,5
7,10
59
br.,,
8,25
76,3
0.71
42,3 4,92
5

33,1
6,90

,
29,7
5,31
18,2
3,51
37,6
16,25
29,5
9,00
30,5
11,75
33,9
7,25 60
Maart

,,
.

8,35
77,3
0.71


423
4,626
31,1
6,90
29,7
5,37
18,3
3,30 35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5
7,40
62
pril

,,
8,65
80,1
0.86
512
4,34
29,2
6,25 26,9
5,08
17,4
3,08
33,0
16,50
30,0
9,00 30,5
9,25
26,7
7,40
61
ei
8,30
76,9
0.86 51,2
4.25
28,6
5,80
,
24,9
4,57
15,6
2,76
29,5
15,75
28,6
8,25
280
8,88
25,6
‘7,40
61
uni
8,25
76,3
0.86′
51,2
4,25
28,6
5,25

,
22,6
4,44′
15,2
2,55 27,3
15,25
27,7
7,75
26:3
9,
25,9
7,40
61
juli
8,10
75,0
0.86
51,2
4,25
28,6
5,80


24,9
4,87
17,0
2,17
29,6
16,00
29,1
8,50 28,8
9,75
28,1


Aug.,,
7,80
72,2
0.86
51,2 4,30
28,9 7,35

.
31,6
5,71
19,5
3,33
35,6
15,75
28,6
8,25
28,0
12,-
34,6
5,70
47
Sept.
7,75
71,8
0.86
51,2
4,375

29,4
7,75
33,3
6,37 21,8
3,64
38,9
16,75
30,5
8,75
29,7
13,75
39,6
5,90
49
Oct.,,
7,65
70,8
0.86
51,2 4,45 29,9
6,50
28,0
5,68
19,4
3,16 33,8
15,75
28,6
8,50
28,8
14,-
40,3
6,-
50
Nov.
7,40
68,5
0.86 51,2
4,60 31,0
6,15
26,5
5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25
28,0
12,-
34,6 6,10
50
Dec.
7,25
67,1
0.745
44,3
4,435

298
5,95
25,6
4,73
16,2
2,80
30,0
25,25
27,7
8,00
27,1 11,50
33,1
6,20
51

Jan.

1933
7,05 65,3
0.53
31,5
4,16
28,0
6,15
26,5
5,13
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6
8,25
28,0
11,50
33,1
6,30
52
Febr.,,
7,20
66,7
0.38 22,6 3,97
26,7
6,10
26,2 4,98
17,0
2,78
29,7
.15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9 6,40
53
Maart

,,
7,25
67,1
0.38
22,6
3,87′
26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
27,7 7,75
26,3
10,75
31,0 6,40
53
April

,,
7,25
67,1
0.37
22,0
3,67
24,7
6,65
28,6 5,18
17,7
2,68
28,7
15,75
28,6
7,75
26,3
11,25
32,4 6,40
53
Mei

,,
7,15
66,2 0.23
6

14,0
2,95
19,9
7,30
31,4 5,60
19,1
3,07
32,8
17,00
30,9
8,25
28,0
12,25
35,3
6,40
53

j
uni

,,
7,15
66,2
0.25
6

15,2
3,02 20,3
7,85
33,8 5,85
20,0
3,25
34,8
18,50
33,6 9,00
30,5
15,75
45,4 6,40
53
uli
7,05
65,3
0.41
24,4
3,33
22,4
7,60
32,7
5,76
19,7
3,20
34,2
20,75
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53
Aug.
6,95
64,4
0.37
22,0
3,37 22,7
6,90
29,7
5,39
18,4 2,91
31,1
20,75
37,7
9,75
33,1
14,75
42,5 5,80
48
Sept.
6,85
63,4
0.52 31,0
3,50
‘23,6
-6,60


28,4 4,70
16,1
2,54
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1
5,85
48
Oct.
6,60
61,1
0.66
39,3
4,04
27,2
.6,40
27,5
4,55
15,5
2,48
26,5
20,75
37,7
10,75
36,4
24,50
41,8
5,90
49
Nov.
6,75
62,5
0.66
39,3
3,72
25,0
6,25


26,9 4,63
15,8
2,39
25,6
23.75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6
5,95
49
Dec.

,,
6,95 64,4
0.67


39,9
3,75
25,2
6,50
.
28,0
4,89
16,7
2,38
25,5
25,00
45,5
13,25
44,9
13,50
38.9
6,-
50

Jan.

1934
6,65
61,6
.

0.66
39,3
3,74
25,2
7,10 30,5
5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
50,0
13,-
37,5
6,15
51
Febr.
6,30
58,3
0.64
38,1
3,25
21,9
7,50
32.3 5,64
19,3
2,68 28,7 23,75
43,2
12,75
43,2
13,-
37,5
6,20
51
5 Maart
6,25
57,9
0.63 37,5
3,15
3
)
21,2
7,45

,
32,0
5,56
6

1
9,0
2,655
28,3
22,75
7
)
41,4 ‘12,00°)
40,7
6,23
52
2

,,

,,
6,25
57,9

0.63
37,5 3,08
3
)
20,7
7,50
32,3
5,476

18,7
3,19°
34,1
23,00
9
)
41,8
12,007)
40,7
6,25
52
9

6,25
57,9 0.63 37,5
3,-
4
)1
20,2
7,30
31,4
.
23,25
9
)
42,3
22,00
9
)
40,7
6,25
52
1)
Jaar- en maandgem. afger. op ‘ja pence. 2)2 Mrt.
3)9
Mrt.
4
)16 Mrt.
5)7
Mrt. 9)14 Mrt.
7
)1 Mrt.
0)8
Mrt.
9)
I5Mrt.

.

.. .

21 Maart
1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

263′

AN
GROOTHANDELSpRIJZEN’)

ZUIVEL EN EIEREN
v t METALEN

BOTER
per K.G.
;R

•.

KAAS
Edammer
Alkmaar
EIEREN
Gem. not.
KOPER
Standaard
LOOD

-.

TIN
IJZER

Cleveland
GIETERIJ-
IJZER
ZINK
GOUD
ZILVER
Leeuwar-
derCornm.
Fabrieks-
kaas
Eiermijn
Roermond
Locoprijzen
Londen
Locoprijzen
Londen
locoprijzen
Londen
per
Foundry
No.
3 f.o.b.
(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
cash
Londen per
Noteering
Cent
t.
kI. mlmerk
p. 100 St.
per Eng. ton
per Eng. ton
Eng. ton
Middlesb.
perEng.ton Eng. t. fo.b.
Antwerpen
per
Eng.ton
per ounce
line
Standard
Ounce
.-
per5OK.G.

1925
231 ;-
100,0

iC


ii
56,-
100,0
n.
9,18

oj
100,0
62.1j6
100,0 36.816
0
10
100,0
261.171-
ï°Io
1
100,0 731-
100,0
671-
11
0

100,-
£
36.3
1
6
O/
100

8h.
8516
01
100,-
pence
32
1
1s
oIo
100,0
1926
1,98
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8
58.11-
1
31.116
85,3
290.17/6
1

111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.216
94,
851-
99,5
28
11
f’,
8,3
1927
2,03 87,9

43,30
77,3
7,96
86,7
55.141-
1

89,7
24.4!-
66,4
290.41-
1
110,8
731-
100,0
6416
96,3
28101-
78,8
851-
99,5
261
4

83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8
7,99
87,0
63.161- 102,8
21.1-
57,8
227.51-
86,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
26ije

81,1
1929
1930
2,05
1,66
88,7 71,9


45,40 38,45
81,1
68,7
8,11
672
88,3 73,2
75.141-
54.131-
121,9
88,0 23.51-
18.116
63,8.
49,6
203.1516
142.51-
77,8
54,3
7016
671-
6,6
91,8
6819
5916
102,6
88,8
24.1716
16.171-
68,8 46,6
851-
851- 99,5
99,5
247j,
76,2
1931
1,34
58,0

31,30
56,9
535
58,3
36.51-
58,4
12.11- 33,1
110.11-
42,0
551-
75,3
4716
70,9 11.10:6
31,9
9216
108,2
17
13
j
1

13
3
1
.55,4
41,6
1932
0,94 40,7

22,70
40,5 4,14
45,1
22.171-
36,8
8.12-
23,6
97.21-
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.16j-
27,1

1181-
138,0
127/
40,1
1933
0,61
26,4 0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22216
35,6
7.1716
21,6
131.181-
50,1
411-
56,2
351-
52,2 10.12/6 29,4

124/7/4
145,8
12
3
[s
38,5
lan.

’32
1,16
50,2

25,75 46,0
4,71
51,3
27.1416
44,7
10.141-
29,4
98.18!-
37,8
4116
56,8
421-
62,7
10.616
28,5 12013
140,7
13
1
(
43,2
ebr. ,,
1,34
58,0

27,75
49,6
3,79
41,3 26.41-
42,2
10.5(-
28,1 99.216
37,9
4116
56,8
401-
59,7
10.-/-
27,6

11916
139,9
14
43,6
Vrt.

,,
0,98
42,4

23,65
42,2
3,425 37,3
24.181-
40,1
9.91-

25,9
96.61- 36,8
441-
60,3
401-
59,7
9.11/-
26,4

1141-
133,5
13314

42,8
pr.

,,
0,99
42,9

19,60
35,0
2,775 30,2
23.8
1

37,7
8.1616
24,2
84.1516
32,4
451-
61,6
3716
56,0
9.2!-
25,2

11013
129,0
13
1
/s
40,9
ttei

,
0,82
35,5

19,65
35,1
2,88
31,4
21.61-
34,3
8-1-
22,0
89.13/6
34,2
441-
60,3
3716
56,0
9.9/-
26,1

11219
132,0
12
5
1
39,3
uni
1,11
48,1

24,25
43,3
3,08
33,5
20.1216
33,2
7.5j-
19,9
84.91-
32,3
44!-
60,3
37/6
56,0
8.13/-
23,9

11316
132,7
121
39,3
uh

,,
0,96
41,6
0,45
19,55
34,9
3,125 34,0
19.216
30,8
7.316
19,7
90.1716
.34,7
42j6
58,2
371-
55,2
8.616
23,0

1
16!-

135,7
123(
38,5
ug.

,,
0,76
32,9
0,58
17,90
32,0 3,72
40,6
22.416
35,8
7.1716
21,6
.
101.-!-
38,6
421-
57,5
3616
54,5
9.13/6
26,7

1
18/6 138,6
I2
1
j
39,9
ept. ,,
0,84
36,4
0,65
19,70
35,2
4,64
50,5
25.8/-
40,9
9.10(6
26,1
109.916
41,8
42!-
57,5
35/-
52,2 11.2/-
30,7

118/9 138,8
13
40,5
)ct.
0,82
35,5
0,73
25,50
45,5
5,73 62,4
22.516
35,9
8.71-
22,9
105.1316
40,4
411-
56,2
3416
51,5
10.816
28,8

12116 142,1
12
1
/
38,9
40v.

,,
0,81
35,1
0,78
26,50
47,3
6,65
72,4
21.191-
35,4
8.416
22,6
104.716
39,9
401-
54,8
3416
51,5
10.81-
28,7

12519
147,2
1251
1
s
38,3
)ec.

,,
0,73
31,6
0,85
22,55
40,3
5,125
55,7
19.1216
31,6
7.916
20,5
100.1016
38,4
391-
53,4
3416
51,5
10.71-
28,6 125(9
147,2
11
1
12
35,8
an.

’33
0,73
31,6
0,89
21,75
38,8
4,27
46,7
19.171-
32,0
7.81-

.
20,3
100.116
38,1
4016
55,5
3416
51,5
9.19e-
27,5

12218
143,5
llul
le

36,4
e br. ,,
0,65
28,1
0,91
20,60
36,8
4,35
47,4
20.31-
32,5
7.71-
20,2
104.7/6
39,9
431-
58,9
341-
50,7
9. 1 5/-
27,0

12015
140,8
11
15
116
37,2
rt.

,,
0,53
22,9
0,99
19,40
34,6
2;80
30,5
20.-16
32,3
7.101-
20,6
104.1813
40,1
431-
58,9
3417
51,6
10.71-
28,6

12015
140,8
12
7
/i6
38,7
pr.

,,
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,075
22,6
20.1116
33,1
7.1216
20,9 109.17j-
42,0
431-
58,9
3516
53,0
10.816
28,8

12011
140,4
121j
1

39,9
4ei

,,
0,52
22,5
1,-
21,80
38,9
2,49
27,1
23.616
37,6
8.61-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616
54,5
10.13J-
29,4

12316
144,4
113
1
14
41,2
uni
0,52
22,5
1,-
23,50
42,0 2,50
272
25.71- 40,8
9.41-
25,3
151.101-
57,9
421-
57,5
371-
55,2
11.1216
32,1

122134
143,0
1311
4

41,2
uil
0,55 23,8
1,-
18,50
33,0
2,60
28,3
25.161- 41,6
9.21-
25,0 1148.116 56,5
4116
56,8
351-
52,2
12.11-
33,3

1351104
144,9
121116
38,7
ug.

,,
0,63
27,3
1,-
18,90
33,8
3,57
38,9
24.51-
39,1
8.416
22,6
145.3/-
55,4
411-
56,2
351-
52,2
11.7/-
31,4

125110
147,2
12
37,4
ept.

,,
0,66
28,6
0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.16/6
36,8
7.16j-
21,4
140.17/6 53,8
39,6
54,1
34/6
51,5
10.18/6
30,2

130/11
153,1
11
15
(16
37,2
)ct.

,,
0.68 29,4 0,90
19,45
34,7
4,68
51,0 22.11-
35,5
7.141-
21,1
145.51-
.
55,5
3916
54,1 3416
51,5 10.13(-
29.4

13111
153,3
117/s
37,0
ov.

,,
0,65
28,1
0,90
20,80
37,1
5,80 63,2
20.6/6
32,7
7.1316
21,1
150.916
57,5
401-
54,8
3416
51,5
9.196
27,6 128154
150,1
12
1
14
38,1
)ec.

,,
0,60
26,0
1,-
20,40
36,4
5,475

59,6
21.11-
33,9
7.121-
20,9
153.81-

58,6
4016
55,5
36J-

53,7
9.191-
27,5

126124
147,6
12
9
1
39,1

Jan.’34
0,50
21,6
1,-
20,40
36,4 5,05 55,0
21.71-
34,4
771-
20,2
148.3!-
56,8
3916
54,1
361-
53,7
9.12!-
26,5
12916

151,5
1231
4

39,7
Feb.,,
0,47 20,3
1,-
21,55
38,5
3,68
40,1
20.916
33,0
7.4/-
19,8
140.13/-

1
39/6
54,1 3615
54,4
9.-f6

24,9 137/1
160,3
12
1
12
38,9
5 Mrt.
0,48k)
20,8
1,
20,25%)
36,2
3,-
32,7
20.61- 32,7
7.41-
19,8
142.716
• 1
544
4016
55,5
3619
54,9
9.2-
25,2

136110
160,0
12
3
116
39,9
2

,,

,
0,43e) 18,6
1,-
22,50
6
)1
40,2
2,50
27,2
20.1116
33,1
7.316
19,7
145.46

1
55,5
4016
55,5
3619
54,9
9.31-
25,3 136110
160,0
12
7
/
40,1
9

,,
0,43
10

18,61
1,-
17,75
7
)1
31,7

1
2,72
5

29,7
19.131-
31.7
7.21-
19,5
144.61-

1
55,1
4016
55,5
3619
54,9
9.-f6

24,9 13616
159,6
12
5
/1
38,3
Sept. 1132
1.
1928
79
K.G.
Malting; van
La
Flats;
Jan. 1928
van 26
tot
Sept.
9 Febr.
1932
1931
tot 5
American
Febr. 1934
No.
2, van
Manitoba
No.
9 Febr.
1931
2. S)TotJan.
tot 23 Mei
1928 1932
Western
6415

I.G.
vanaf
Zuid.Russische.
Jan.
1928
tot 16 Dec.
1929
American
No.
2.
van
Van
23 Mei-19
Sept.
1932
No.
3

N
CROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

VURENHOUT
basis 7″ f.o.b.

STEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER’)
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER

Kolo-
Zwedenl
binnenmuur

buitenmuur
G.F. Accra
Ned.-Ind.
Robusta
Standaard
Ribbed
Smoked
Witte kristal-
AfI.
N.-I.
theev.

Finland
per
standaard
per

per
per
50 K.G. c.i.f.
f.m.s.
per
100
K.G.
Locoprijzen
Rotterdani
Sheets
loco Londen
utker loco R’damlA’dam
A’dam gem.
pr:

Java- en Suma

Grond
nlale

van 4.672 M
3
.
per
1000
stuks per
1000
stuks
Nederland
Amsterdam
per
‘l

K.G.
per Ib.
per
100
K.G.
ratheep.’I,KG.
stoffen
pro-
ducten


7
010
f
°/o
/


‘Is

ii;:

1E
°!
i
t
Sh.
1
ïr

ii

cts.
0
10
1925
15975
100
15,50
100,-
19,-
100,-
4216 100,-
100,0
61,375
100,0
2111,625
1100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0 100.0
1926
153:50
96,1 15,75 101,6 19,50 102,6
49/-
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
21-
1

67,4
17,50
93,3 94,25
111,5
98.0
102.6
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32625
90,9
46,875
76,4
1/6,375
51,6
19,12′
102,0
82,75
97,9 87.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
3187
5

88,9
49,625
80,9
-110,75
1

30,2
15,85
845
75,25
89,1
84.6
91.4
1929
146,00
914
14,-
90,3
21,25
111,8
45110
107,9
27,37′
76,3
50,75
82,7
-/10,25
28,8
13,-
60:3
69,25
82,0
81.9 85.5
1930
141,50
88:6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2
22,62′
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60
51,2 60,75
71,8
68.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,37′
42,9 25
40,7
-13
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
.
46.8
1932
69,00
43,2 9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4,9
6,32′
33,7
28,25 33,4
36.1
38.0
1933
73,50 46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0 9,30 25,9
21,10
34,2
-/2,25
6,3
5,525
29,5
32,75
38,7
35.2 34.7

In.

’32
82,50 51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
17/9
41,8
1312′
36,6
23

t
37,5
-12,125
6,0
7,35
39,2
32
37,9 38.5
39.1
ebr.
82,50 51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1811
42,6
1450
40,4
23 37,5
-/2
5,6
7,05
37,6
30
35,5
38.3 38.3
rt.

,,
70,00 43,8 9,75
62,6
18,-
94,7
2119
51,2
14,75
41,1
23
37,5
-1
1
,625
4,6
6,25
33,3
31
36,7
37.0
39.7
pr.

,,
70,00
43,8
9,75
62,6
18,-
94,7
2016
48,2
14,-
39,0 23
37,5
-/1,5
4,2
5,90
31,5
29,25
34,6
36.2 38.0
ei

,,
70,00
43,8 8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48.2
13,25
36,9
23,50
38,3
-(1,5
4,2
5,62′
30,0
30,25
35,7
35.2
38.1
nl

,,
70,00
43,8 8,50
54,8
15,-
78.9
2016
48,2
12,375
34,5
24
39,1
-11,375
3,9
6,30
33,6
28,50
33.7
34.2
38.1
II

,,
67,50
42,3 8,50
54,8
15,-
78,9
20/1
47,3
12,375
34,5
24
39,1
-11,375
3,9 6,70 35,7
23,75
28,1
34.3
37.6
ug.
63,00
39,4 8,50
54,8
15,-
78,9 20/7
48,4
12,375
34,5
24
39,1
-11,75
4,9
6,57
5

35,1
22,75
26,9
35.9
37.4
ept.

60,00
37,6
8,75
5,5
15,-
78,9
2112
49,8
12,75
35,5
25,25
41,1

12,125
6,0
6,52
5

34,8
23,75
28,1
37.8
38.5
ct.
63,50
39,7

58,1 14,50
76,3
18/8
43,9
12,375
34,5
,26,50
43,2 -11,75
4,9
6,32′
33,7
28,50
33,7
36.2
38.7
Dv.
63,50
39,7
9,50 61,3
14,25
75,0
1716
41,2
12,125
33,8
24,50
39,9
-/1,75
4,9
5,87′
31,3
30,75
36,4
35.3
37.2
ee.

,,
65,00
40,7

64,5
13,75
72,4
17
1
4
40,8
11,75
32,8
24
39,1
-/1,75
4,9
5,50 29,3
28,25
33,4
34.0
35.7

n.

’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24
39,1
-11,625
4,6
5,375
28,7
25
29,6
33.2
34.1
br. ,,
70,00 43,8 9,25
59,7
13,-
68,4
1519
37,1
10,625
29,6 23,75
.
38,7 -11,5
4,2
5,60
29,9
26,75
31,7
32.1
34.4
rt.

,,
70,00 43,8 9,50
61,3
12,25
64,5
1613
38,2
10,375
28,9 23,50
38,3
-11,5
4,2
6,-
32,0 26,25
31,1
32.4 34.9
pr.

70,00 43,8 9,75
62,6
12,75
67,1
1515
36,3 9,50
26,5 23,50
38,3

1
1,625
4,6 6,07
5

32,4
27,50
32,5 32.8
34.9
ei
70,00 43,8
9,50
61,3
12,50
65,8
16
1
6
38,8
9,50
26,5
23
37,5
-12
5,6
6,02
5

32,1
26,50
31,4
34.2
35.0
ni

,,
72,50
45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
18
1
1
42,6
10,-
27.9
22,50
36,6

1
2,375 6,7
6,35 33,9
31
36,7
31.2 37.5
Ii
75,00 46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
1718
41,6
9,475

26,4
22,50
36,6
-12,625
7,4
5,92
5

31,6
33,50
39,6
38.2 37.4
ig.,,
75,00 46,9
10,50
67,7
13,-
68,4
16
1
5
38,6
8,75
24,4
20,75
33,8
-/2,625
7,4
5,275
28,1
35,25
41,7
36.5 35.6
pt. ,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9 8,25
23,0
19,75
32,2
-12,5
7,0
5,375
28,7
36,75
43,5
36.7 34.6
:t.
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1217
29,6
7,625
21,3
17,75
28,8
-12,625
7,4
4,90
26,1
42,25
50,0
36.5 33.4
)V.


75,00
46,9
.10,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5
-12,75
7,7
4,65
24,8
40,50
47,9
36.4
32.7
ee.

,,
75,00
46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26,9
7,975

22,2
16
26,1
-12,875
8,1
4,75
25,3
41
48,5
37.1
31.3

lan.’34
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12110
30,2 7,45 20,8
16,50
26,9
-/2,875
8,1
4,95 26,4
45,50
53,8
36.9
33.8

Feb.
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
14
1
5
33,9
7,25 20,2
17,25
28.1

1
3
8,4
4,975

26,5
46,75
55,3
35.9
35.9
Mrt.;
80,00
50,1
14/9
34,7
7,125
19,9 17,50
28,5

/3.125
8,8
4,50 24,0

46,258)

54,7
35.8
35.7
80,00
50,1
14/3
33,5
7,125
19,9
17,50
28,5

j3,25
9,1
4,628
24,7
36.0
35.4 80,00
50,1
131

30,6
7,

19,5
18
29,3

/3,125
8,8
4,50

1
24,0
35.7

1
34.7
L Alle Pondennoteeringen
vanaf
21
Sept.
1
31
zIjn op
goudbaste
omgerekend;
de Dollarnoteeringen
vanaf
20April
’33
zijn
In verhouaing
van
de depreciatie
den Dollar
t.o.v.
den
Gulden
verlaagd.

264

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21
Maart
1934

NEDERLANDSCHE BANK.
KOERSEN TE LONDEN.


Plaatsen en
Noteerings_I3
Mrf.
1
10
Mrt.I
12/17
Mrt.
34
1
ii Mrt.
Verkorte Balans op 19 Maart 1934.
Landen
eenheden
1934
LaagsteHoogsleI
1934
Activa

..
.
_____________________________

Alexandrië. . Piast. p.

97

97

78

97

Binnen1.Wis{ufdbk.

f

22.950.182,32

sels, Prom., Bijbnk. ,,

294.603,75
Athene

. . . .

Dr. p. £

530

530

530

535

• 535

enz.in
disc.

Ag.sch. ,,

4.448.219,13

f

27.693.005,20
Bangkok …. Sh.p.tical

111011

11101

111011
8

1110I1

111011
8

Budapest

.. Pen. p. £

17X

1734

17;

17g

1734

Papier o. h. Buiteni. in disconto

……,,


Buenos Aires

d. p.$

27y
4

27
ij
s

2671

27
8
18

2711
Idem eigen portef.

f

1.402.500,-
Calcutta . . . . Sh. p. rup. 1163132

1/681
35

1/611

116ii

1/
63
18
2

Af: Verkochtmaar voor
Constantin . . Piast. p.

625

630

630

630

630
de bk.nog niet af gel.
,,

1.402.500,-
Hongkong . .

Sh. p. $

11681
8

1161

1,6

16

1161


Beleeningen
Hfdbk.
f

98.396.488,89
1
)
mci.
vrsch.

Bijbnk. ,,

4.104.588,42

{

Lissabon . . . . Escu. p. £ 10971
8

1097I

109k

1l03

10971
8

in rek.-crt.
Ag.sch. ,,

40.717.641,13
Mexico

. . . .

$ per £

18

18

17

18

183f
op

onderp.
f
143.218.718,44
Montevideo .

d.perC

38y

38

38

38

38
Montreal

. .

$ per £

5.09a

5.081

5.07

5.10w

5.0981
8

op
Effecten

f
140.575.358,89
1
)

Kobe

…….Sh. p. yen 1128/

1/28j

1j211

1/234

1/28/

Riod.Janeiro d. per Mii.

411
8

4
1
19

411
16

4
,
1
8
4
1
/t

Op Goederen en Spec. ,,

2.643.359,55

143.218.718,441)
Shanghai

. . Sh. p. tael

1
1
1
414

11481

114

1/5y
4

11451

Voorschotten a. h. Rijk …………….

Singapore

. .

id. p. $

21481
33

21451
8

2J4ii

2/4k

21451
8

Munt, Goud
……f
106.714.415,-
Valparaiso
1).
$ per
£


Warschau

Zi. p. £

27

27

26

27X

27
. .
Muntmat., Goud . . ,, 681.822.004,32
1)
90 dg.
f

788.536.419,32
Munt, Zilver, enz.

25.719.371,08
,,
ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
8)

Muntmat., Zilver. .
,,

814.255.790,402)

. .

Londen’) N.York2)

Londen
13 Mrt. 1934.. 20s1

46y,13 Mrt. 1934. . . .

136141

Belegging 11.kapitaal, reserves en pen-
14

,,

1934..20
5
1,46%

14

,,

1934. . . .

1362

sioenfonds

……………………,,

21.265.796,
15

,,

1934..

2011
s

4571
8

15

,,

1934 . . . .

13614

Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,

5.000.000,-
16

,,

1934..

20’/,

45g

16

,,

1934….

13615

Diverse rekeningen ………………,,

5.819.992,77
17

,,

1934..

20

453

17

,,

1934 . . . .

13616

Staatd.Nederl.(Wetv.2715/’32,S.No.221) ,,

18.331.195,17
19

,,

1934..

1971
6

45’1

19

,,

1934….

13616

f
1.036.986.997,98
20 Mrt.

1933..

17y
4

27s1

20 Mrt.

1933….

12012

Paasiva.

___________________
27 Juli

1914.. 24i1,

59

27 Juli

1914….

84110k

Kapitaal
……………………….f

o.o.000,-
1)
in pence p. oz. stand.
2)
Forelgn silver in $c. p. oz. line.
3)
in sh.
p.
oz. line

Reservefonds ……………………,,

3.749.272,82 STAND VAN
‘a
RIJKS KAS

Bijzondere reserve

………………,,

5.000.000,-
Pensioenfonds

,,

8.805.389,80
………………….
Vorderingen

.
7 Maart 1934.
15Maart1934 Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne-
derlandsche

Bank ………………

/

963.903,14
Bankbiljetten in omloop …………..

,,

895.582.030,-
Bankassignatiën in omloop

……….,,

136.582,31
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
f

267.614,98
,,

944.430,56
Rek.-Cour. 5 Het Rijk

2.819.772,97
Voorsch. op uIt. Febr. resp.Jan. 1934 a.

saldo’s:

Anderen

,,

96.197.974,49

,,

99.017.747 46
de gem. verstrekt op aan haar uit te
keerenhoofds.derpers.bel., aand. in

Diverse rekeningen ………………

.,,

4.695.975,59
de hoofds. der grondbel.endergem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-

f
1.036.986.997,98
tingen en op de vermogensbelasting

,,

1.403.870,72

Beschikbaar metaalsaldo

…………f

417.369.364,82
Voorschotten aan Ned.-Indië ……… …
Id. aan

Suriname …………………
Id. aan

Curaçao ………………….

259.595.330,95
13.684.630,53
4.812.453,15

,,261.495.779,66
,,

13.860.817,06
,,

4.789.076,98
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
.
Kasvord. weg. credletverst.a!h.buitenl.
,, 104.358.772,10
,,104.904.066,43
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.043.423.410,–
Saldoderpostrek.v. Rijkscomptabelen …

…..

,,

39.035.616,98
,,

41.564.028,22

1) Waarvan aan Nederlandsch-Indië
Vord. op het AIg.Burg. Pensioenfonds’)

…..



,,

18.198.387,37
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ……..
f
76.424.425,-
Vord. op andere Staatsbedrijven’)…….18.168.387,37
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld-
3)

Waarvan

in

het buitenland

…………………….

..11.667.427,45
leeningen aan gemeenten (saldo)……
45.534.932,15
,,

45.034.932,15
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Verplichtingen.

Goud
1
1
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Voorschot door De Ned. Bank ingev
Data
lCirculatlelopeischb.I
Metaal-
Ikings
art. 16 van haar octrooi

verstrekt
f

.6.317.771,18

Munt
1
Munt mat.I
1
schulden
saldo
1
perc.
Schatkistbiljetten in omloop ………
..
Schatklstpromessen In omloop …….

437.617.000,-
31.340.000,-
f437.617.000,-
,,

32.190.000,-
19 Mrt.’3411067141
681.822
895.582!
99.154
417.369
82
Zilverbons in Omloop …………….

1.371.979,-
,,

1.370.492,-

12

,,

‘3411067131
681.822
901.600!
99.752
1 414.586
1

81
Schuld op uit. Febr. resp. jan.’34aan de
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofda. d.
25 Juli


14
!
65
.7
03
!
96.410
310.437!

6.198 43.521 54
pers.bel.,aand.i.d.hoofds.d.grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
9.947.28435

1

Totaal

1
Schatkist-
1

Belee-
Papier
Diverse
Data
1

bedrag
t

promessen Idisconto’slrechtstreeksl
ningen
op
het
reke-
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
3.993.82963
,,

4.102.659.58
buitenl.
ningen’)

bel, en op de verm. bel…. …. …………

Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’) ..,,
Id. aan andere Staatsbedrijven 1) ………
Id. aan diverse instellingen’) ……..

120.823.576,66

…1.325,69
..

88.03

118.624.225,93

,,

90.440.808,-
-.
19 Mrt. 19341

27.693
1

143.219

1.403

5.820
12

,,

19341

27.604
1

144.404

1.403

6.805 J) In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.

25 Juli

1914!

67.947

61.686

20.188

509
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1) Onder de activa.
10 Mrt. 1934
1
.17 Mrt. 1934

JAVASCHE BANK.
.

Saldo Javasche Bank……………..
……-


Betaalmiddelen in ‘s Lands kas ……

/ 71.511.000,-


waaronder Muntbiljetten ………..
Andere
Beschikb.
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opelschb.
metaal-
Verplichtingen:
schulden
saldo

……
……

Voorschot ‘s Rijks kas e. a. Rijksinstell. f259.763.000,-

261.973.000,-
Schatkistpromessen ………………

1.000.000.-

1.000.000,-
Schatkistbiljetten ………………..

10.040.000,-

10.040.000,-
17 Mrt.’34
2
)
14.940
192.120
27.440 61.116
10

,,

1342)
149.810 194.720
26.900
61.162

….

-.
Muntbiljetten In omloop ………….
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds.

,,

1.469.000,-

1.469.000,-

..

17 Feb. 1934
ïf.681 1

34.541 191.218 29.293 62.018

…..

Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.,,

1.877.000,-

,,

2.273.000,-

10

,,

1934
115.680

34.653
191.947
27.417
63.587
Voorschot van de Javasche Bank……6.005.000,-

,,

5.055.000,-

25 Juli1914
22.057

31.907
110.172
12.634 4.842
SURINAAMSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.
Wissels.
1
Dek-

Data
i

buiten
1

Ï’l.-Ind.
Dis-

1
conto’s
Belee-
ningen
Diverse
reke-
ningen’)

kings-
percen-
Data
Metaa Circu-
latie
I
Andere
opeischb.
Dl
scont. IDiv.

reke-
ningen’)
betaalb.
tage
.
.
schulden

17 Mrt.
1
34
2
)

250

72860

11.710

68
24 Febr.

1934..

728

1.002

523

582

2.432

10

,,

‘342)

240

74.840

10.950

68
17

,,

1934..

726

1.161

540

583

2.581
10

,,

1934..

725

1.025

492

580

2.445

17 Feb. 1934

542

9.088

53053

12.268

68
3

1934..

727

1.201

542

588

2.477
10

,,

1934

654

9.157 1

49.195

14.713

69
27 Jai.

1934.

726

1.121

534

592

2.440
25 Juli 1914

6.395

7.259

75.541

2.228

44
5 Jh

1914..

645

1.100

560

735

396
‘) Sluitpost activa.

2)
Cijfers telegrafisch ontvangen.
1) Sluitp. der activa.

Auteur