Ga direct naar de content

Jrg. 10, editie 491

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 27 1925

27 MEJ 1985

AUTEÛRSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economi
‘Osch

Statistische

Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINCEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

lOE JAARGANG

WOENSDAG 27 MEI 1925

No. 491

INHOUD.
Blz.
HET BELGIscHE TRACTAAT VAN 3 APRiL 1925 II
(Slot)
door
Prof. Jhr. Mr. W. J. M. van Eysinga……….
442
Steenkoolmijnontginning particulier of van staatswege?
door Dr. Ir. Th. van der Waerdev

…………….
445
De Nationaliteit onzer schepen door
Mr. II. M. A. Schodee
447
Qui bene distinguit bene docet II (Slot) door
Dr. C. Ger-
retson
met Naschrift door
Prof. Dr. E. Moresco…..
449
De Rijksmiddelen

……………………………..
451
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:
De begrooting voor
1925 II
door
Dr. T. E. Gregorij.
452
De financieele toestand en Minister Caillaux door
Prof. Bertranci Nogaro ……………………
453
AANTEEKENINGEN:
De financien van de Duitsche Reichsbahngesellschaft
455
De Britsche Steenkolenmijubouw in het eerste kwar-
taal

1925

……………………………..
456
BOEKAANKONDIGING:
Gedenkboek der Staatsspoor en Tramwegen in Neder-
landsch-Indië,

bespr. door
Ir. R. A. Verwey…
.
456
MAANDCIJFERS:
Giro-kantoor der Gemeente Amsterdam

……….
456
Overzicht der Rijksmiddelen …………………
457
STAPISTJEKEN EN OVERZICHTEN..

.
……….
457-464
Geldkoersé n.

Ban kataten.

Goede ren handel.
Wisselkoersen.

I

Effectenbeurzen.

Verkeerswezen.

iNSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Wd. Algemeen Secretaris: Mr. Q. J. Terpstra.

ECONOMISC I1-STATISTISCIIE BERICHTEN
COMMISSIE VAN ADVIES
J.
van Illasselt; Jhr. Mr. L. H. van Lennep;
Prof.
Dr. E.
llloresco; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr.. E. van Welderen
Baron Rengers; Mr. Q. J. Terpstra; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerde leden: Prof. Mr. D. van Blom;
Prof. Mr. H. R. Ribbius.
Redacteur.Secretaris: D. J. Wansink.

Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 3000. Postrekening 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in Nederland f20,—. Buitenland ën Koloniën f25,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van het
Instituut ontvangen het weekblad gratis.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh î van Ditmar’s Uitgevers-Maatschappij, Rot-
terdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.

26 MEI 1925.

Hoewel de maand reeds weder een heel eind ge-

vorderd is en men dus op de gewone flinke onts5ajo-

ning van de geidmarkt zou mogen rekenen, is er de

afeloopen berichtweek nog mnar weinig verande-

ring gekomen in den toestand. In tegenstelling met de

voorafgaande week was er weliswaar iets meer aanbod

van geld voor particulier disconto, maar ‘daarentegen

was het geidaanbod op prolongatie minder groot.
Taar
dus particulier disconto pOt. kon dalen,

steeg de prolongatierente % percent. Geopend op 2%
pOt., werd Vrijdag 3 pOt. genoteerd. Alleen Zaterdag

was er meer aanbod en liep de rente weder tot 2% pOt.

terug. Ook het aanbod van caligeld bleef nog gering.

Slechts een enk&c bank was met meer geld aan de

markt.

* * *

De weekstaat van De Nederlandsche Bank geeft

weinig veranderingen van beteekenis te zien. De post

binneniandsohe wissels vertoont ccii daling van.! 1,4

millioen. De beleeningen blijken niet
f
900.000 te zijn

toegenomen. Evenals verleden week is ook thans geen

schatkistpap:ier rechtstreeks bij de Bank onderge-

bracht. Het renteloos voorschot aan ‘het Rijk ‘werd in

de afgeloopen week geheel afgelost; de Staat heeft

thans zelfs een tegoed bij de Bank van f13,8 millioen.

De zilvervoo’rraad vei-meerdei’de met
f
200.000, ter-

wijl ‘de diverse rekeningen op het actief met
f
6,9

millioen terugliepen.

De ‘biljettenciiculatie daalde van
f
892,6 millioen
tot
f
875,3 millioen. De rel eningcourant-saldi vân
anderen namen met
f
300.000 toe. liet beschikbaar

metaaisaido noteert
f 1
millioen hooger dan verleden

week. Het dekkingspercentage bedraagt ruim 54.

* *
*

De wisselmarkt begint hoe langer hoe meer een

vôdroorlogsc’h aanrsien te krijgen.. Londen was vast

gestemd. In de laatste jaren zou. dit een stijging van

meérdere centen per dag veroorzaakt hebben. Nu be-
paalde de stijging zich tot Ys h % cent, bij uitzoeide-

ring % h % cent per dag. Ook de overige gou’dwissels

schommelden niet meer dan % â Y2 per mille per dag;

dolla:rs zelfs in liet geheel niet, maar noteerden de ge-
liede week 2,48% o’f ‘daaroibrent.

Van de overige wissels waren Fransche franken

weder zeer flauw. Geopend op 12,95 werd aan het

einde der week 12,10 verhandeld. Vast waren: Buenos

Aires op groote graanaankoopen 98%, 101%, 100/
4
;

Madrid. 36 tot 36,20; Kopenhagen 46,82% na 46,60 en

Ohri stiani a 41,92% na 41,65.

LONDEN,
25 MEI 1925.

Geld bleef gevraagd gedurende verleden week, doch

de markt kon het buiten de hulp van de Bank van

Engeland stellen en haar schuld aan ‘het’ centrale

instituut zelfs zonder veel moeilijkheid afbetalen:

Disconfo was onder ‘den invloed van verderen goud-

invoer en aankoopen van wissels voor buitenlandsche

rekening zwak en liep daarom verleden week op

°I’e
terug.

Heden is geld sterk gezocht tot pri..zen van 4%-

5 iOt. Met het einde van de maand in ‘t vooruit-

zicht zal de markt deze week wel bij de Bank van

Engeland moeten aankloppen. Disconto on veranderd

4%—
°
/ voor 3-maands prima bankaccepten.

Wisselkoersen bewogen zich ten gunste van het

pond. New York en. Amsterdam heden: 4,86/1o_%,

442

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27. Mei 1925

HET BELGISCHE
TRACTAAT VAN

3 APRIL 1925.
‘)

II (1ot).

Afgezien van het schrappen van de artikelen VII

en XIV van het verdrag van 1839, i•s ‘het nieuwe Bel-

gische verdrag ‘bijna geheel van waterstaatkundigen

aard, bevat het gelijk gezegd in hoofdzaak do ,,formu-

les communes”, die Nederland en België te zamen

zouden opstellen over de waterwegen, waardoor het

ook begrijpelijk wordt, dat het verdrag van 3 April

1925 telkens getypeerd wordt als te zijn van
econo-

mi schen
aard.

Bij de beoordeeling van het Belgiseh-Nederlandsc’he

waterwegenregime is niet uit het oog te verliezen,

dat ons land, vanaf het Z’win tot bij Eysden toe, on-
gemakkelijk ligt voor België, en dat met name de ver-

bindingen van België met de zee en het Duitsche ach-

terland goeddeels over Nederlan’dsch gebied gaan.

Vanaf de eerste on’dehandelingen te Londen over de

sc’heidingloopt dan ook als een roode draad door onze

wederzijdsche betrekkingen ‘het streven om de minder

aangename gevolgen, die .hieruit voor België kunnen

voortvloeien, weg te nemen, door an België allerlei

overwegen over Nederlandsch gebied te waarbor-
gen en het regime dier overwegen ‘zoo goed mogelijk

te doen zijn: den Scheldeweg van Antwerpen naar zee,

het Gent met de Schelde en zoo met de ree verbin-

dende kanaal van Terneuzen, den België met Duitsch-

land verbindenden weg door Lim’burg, alsmede .din

langs de Schelde en Rijn verbindende tusschenwate-

ren. Al deze overwogen over Nederlandsch gebied
vindt men reeds behandeld in het .vredestractaat,van

1,839, weiks regime sedert dienop de hoogte van zijnen

tijd is gehouden in een groot aantal Nederlandsch-
Belgische tractaten; ‘het verdiag van 3 April 1925 ‘is
nu te beschouwen als, een. nieuwe schrede op dien

weg, stellig niet de laatste, maar wel een, die in hobge
mate rekening houdt met de eischen en mogelijkhe-

den van het moderne reuzenverkeer. En naast deze

overwegen ten bate van België verzekert het tractaat

de voor onze ‘zeehavens zoo waardevolle laterale Maas-

verbinding met het Luiksche industriegebied; ten
slotte regelt het verdrag nog eenige oude bekenden:
de Belgische afwatering door Zeeuwsch-Vlaanderen

en Noord-Brabant, ‘de Maasaftappingen, den vrijen

doorvoer, alsmede een paar kleinere onderwerpen.
Van alle Belgisch-Nederl andsche ‘waterwegen is
zeker de Schelde ‘de
belangrijkste:
hij vormt ‘den goed-

deels Nederlandschen toegangsweg tot de groote Bel-

gische zeehavens Antwerpen en Gent. Het Schelde-
regime staat dan ook sedert 1839 in het middelpunt

•der Belgisch-Nederlandsche belangstelling; ook het,
verdrag van 3 April bewijst dat wederom. Tot voor
betrekkelijk korte jaren konden daarbij de diepte en de
algemeene geschiktheid van de vaargeul op den ach-
tergrond blijven, immers de natuurlijke gesteldheid

van de rivier was van dien aard, dat zij, aan de ei’schen
van de scheepvaart ruimschoots voldeed;’ maar de
steeds grooter wordende diepgang der’ zeeschepefi

heeft in de laatste jaren ook den toestand der vaar-
geul als zoodanig tot een onderwerp gemaakt, dat
voorziening eisc’ht. Hierin ligt de groote beteekenis

van het lange a
irtikel IV van het verdrag, dat, bijna

de helft van het tractaat beslaande, het Schelde-arti-
kel IX van het vredestractaat van.1839 vervangt. Op

zeer duidelijke wijze
omschrijft
par. 2 van ‘het nieuwe

art. IV den eisch, waaraan vroeger de natuurlijke e-
steldheid ‘der Schel’de vanzelf beantwoordde, maai die
thans een bijzondere tractaatsbepaling noodig maakt:

,,De Hooge Contracteerende Partijen beschouwen hef
als een hoofdbeginsel, dat de Wester-Sc’helde met
haar toegangen vanuit volle zee, alsmede de Schelde

beneden de haveninrichtingen van Antwerpen, wat de

1)
[Op
de volgende bladz. treft men een kaartje aan, waar-
op alle in het verdrag genoemde namen van plaatsen en
waterwegen voorkomen. – Red.]

bevaarbaarheid betreft, te allen
tijde
moéten ‘beant-

woorden aan ‘de eischen, welke zdowel door den voor-

uitgang van den scheepsbouw als door de toenemende

behoeften van de scheepvaart worden gds
teld.” Wij
begrijpen volkomen de groote waarde, die België aan

deze bepaling hecht, achten haar redelijk, gelijk wij
het ook
redelijk
vinden, dat het verdrag waarborgen

schept, waardoor de Schelde ook in de toekomst te
allen tijde beantwoorden zal aan de stijgende voor-

waarden, waarop een werel’dhaven als Antwerpen recht
heeft. Daartoe ‘heeft men voortgebouwd op de sedert

:1839 reeds bestaande gemeenschappeljkheid in het

Scheldebeheer, dat in den vorm van ‘de geregeld bij-
eenkomende Scheldecomniissarissen tot de talrijke

administratieve en regelende maatregelen heeft ge-

lei’d, die het’ Schelderegime deden meegaan met de

eischen des tijds op het gëbied van verlichting, beton-

ning en fbobakening enz. Daarnaast wordt nu, gelijk

gezegd, gevoegd de zorg voor de vaargeul zelf; ten

slotte ook het maken van politiereglementen. Dit ge-
heel van over’heidszorg wordt gebracht
‘bij
een nieu’we
Commissie va’n beheer,
bestaande uit evenveel Belgi-

sche als Nèderlandsche leden, wier ,,bijzondere be-

schikkingen of algemeene verordeningen” aan ‘de goed-

keuring zullen zijn on’derworpen (par. 5) van de twee
regeeringen – die ook zullen beslissen als de Commis-

sie het niet eens kan worden -, behoudens spoed-

eischende maatregelen, ‘die uitvoerbaar zullen zijn zon-

der zoodanige goedkeuring (par. 6). Maar wat, als

ook de twee regeeringeh het niet eens kunnen wor-

den, of hetzelfde in spoedeischende gevallen geldt
van de Commissie van beheer? Deze hypothese moge,

beschouwd onder het licht der langjarige ondervin-

ding met de Sche]’decom’missarissen sedert 1839 opge-

daan, niet waarschijnlijk zijn
d
ondenkbaar is ze niet;
en als ze zich mocht voordoen, zoude zij het gemen-
schappeljk Scheldebeheer op een bepaald punt – men

denke hierbij vooral aan vaargeulverbetering’ ku-

nen lam leggen en ‘zoude het groote beginsel van

par. 2 onverweenljkt kunnen blijvén. Dit heeft men

willen voorkomen en wel op radicale
wijze:
als de
wilsovereenstemming tusschen de Nederlandsehe ,en

de Belgische leden ‘der Commissie van lbeheer of tus-

schen de twee regeeringen ibinnen zekeren termijn
uitblijft, zal er altijd beroep mogelijk zijn op
arbitrage;

in niet-spoedeischende gevallen ‘op eene ad hoc te be-
noemen’ scheidsrèchterljke commissie van vijf leden,
in spoedeischende gevallen op een permanent Scheids-gerecht van drie vaste en drie plaatsvervangende leden
(par. 5 en 6). Deze abitragerege1ing is het sluitstuk
van het nieuwe Schelderegime; het gemeenschappe-

lijk Sèheldébeheer zal nooit ‘met lamheid kunnen ge-slagen worden; dreigt ‘dit gevaar, dan zijn de arbiters

‘de stok achter de deur; in laatsten aanleg zal de
,,ibijzondere beschikking of de algemeene verordening”
altijd langs arbitralen weg gegeven kunnen worden;
de arbiters zullen hier dus geen rechterlijke functie

uit te oefenen hebben, maar een administratieve dan
wel een legislatieve. Deze oplossing is juridisch even
interessant als ‘zij doelmatig schijnt: de enkele aan-
wezigheid van eenen arbiter is de beite waarborg om
tot overeenstemming te geraken ‘zonder een iberoep
op hem te ‘behoeven te doen, en voor de goede samen
werking in ‘de commissie achten wij deze oplossing

veel ‘beter dan zoo de commissie b.v. eenen niet-oever-
staten-voorzitter met beslissende stem had gekregen.
De zoo belangrijke plaats, die het tractaat bij het
Schelderegime aan ‘de arbitrage inruimt, maakt het
te opmerkelijker, dat voor het overige de arbitrage,
rechtspraak en verzoening in het verdrag niet ge-
noemd zijn; een goedsluitende voorziening der vreed-

zame oplossing van geschillen zoude in het ,,in een
geest van verstandhouding” ten slotte tot stand ge-
komen verdrag zeer op haar plaats geweest zijn.
Terecht zegt de ‘Memorie van Toelichting bij het
wetsontwerp tot goedkeuring van het tractaat, dat dit
,de kern van gemeenschappeijkheid ten aanzien van

27
Mei
1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

443

•1OEPoUK

005)
ç
t
o

‘VALCERE

w.,o.o,,,
N

0

0

R
B A N T

rD-BEF

.;
RUPO



.-
.)./_.j_
Q

j
-f
ç

•’,.

_.

tVENLO
or
Wrs
Ta

e

EEUWSCH-

L A
‘kN
LILLO

AOE
ANTWERPEN
LO ZEH
BOC 0
SBRCH

I.ANGERBRUGGE
tFEROE1CREH

t

GaNT
S

-34

SMECRItAAS


M3TRIC

PETITLANAVE.
-.

LUIK

het Sehelcieheheer, die reeds in het verdrag van 1839
was neergelegd, uitibreidt”, en ook terecht voegt zij
daaraan toe, dat dit evenmin als onder het ou:de regime
een condominium van de twee landen op de Schelde

beteekerit; de pogingen, die in vroegere jaren van
Belgische zijde wel gedaan zijn om roodanig condo-
minium te construeeren, zouden dan ook thans even
weinig kans op succes hbben: het aan het gemeen-
schappehjk beheer onderworpen Scheldevak vanaf de
Antwerpsche haveninrichtiogen (Lillo) tot aan de Na-
(lerlandsche grens is en blijft Belgisch gebied, het
beneden strooms gelegen Scheldevak Nederlatidsch

gebied.
Terwijl het verdrag de uitvoering van de besluiten

(Ier Commissie van beheer bijna glieel overlaat aan
de wederzijdsehe administratiën, ieder voor zooveel
haar gedeelte van ‘den waterweg betreft (paz. 7), zal
Nederland voortaan alle, zoo scherp mogelijk ‘omlijn-

de, onderhoucis- en bedieningsmaatregeleG op zijn ge-
bied moeten bekostigen (par. 8 lid 1), welke kosten
vroeger goeddeels door België werden betaald; de
evenals het tractaat door de twee ministers onder-
teekende Toelichtende Memorie – over welker rechts-
kracht onze parlementaire sttikken niets zeggen, –
merkt ten aanzien hiervan op, dat Nederland aan zijn

verplichtingen uit ‘dien hoofde voldoen zal, als het
(Ie kosten draagt van baggerwerk in het Nederland-sehe gedeelte, noodig om het aan vaartuigen, welke
hij den op de kaart – deze kaart treft men hij de
parlementaire stukken niet aan – aangegeven toe-
stand de geheele vaargeul op cii af kunnen varen, mo-

gelijk te maken zulks onder gelijkwaardige voorwaar-
den van veiligheid en gemak te ‘blijven doen. De kos-
ten van maatregelen, die meer zijn dan onderlsouds-

of bedieningsmaatregelen, met, name dus van verbe-
terwerken, zullen in elk bijzonder geval het onder-
werp uitmaken van een regeling tusschen de twee
landen (paz. 8 lid 3); hier is dus alle gelegenheid
om het grootere Belgische bela,ng in cijfers tot uit
drukking te brengen, terwijl hij meen ingsverschil na-
tuurlijk het werk niet ‘onuitgevoerd mag blijven, en voorloopig de kosten zullen zijn te betalen door het
land, dat belang hij het ver’beterwerk heeft, terwijl de

vraag der kosteuverdeeling zelf niet aan verplichte
arbitrage is onderworpen.

Tegenover de grootere kosten, die ‘de Seheidegeul
als zoodanig voor Nederland zal medbrengen, staat een vermindering van kosten voor het loodswezen: de abderitische loodsconcurrentie voor de Schelde-

vaart wordt in paz. 9 vervangen door een rationcelo
verdeeling van het loodsen tussehen ‘de twee admi-
iiistratiën.

Ligt dus ‘het belang der Scheideregel.ing van het
nieuwe tractaat vôôr alles op het gebied van het ge-
meenschappelijke
Scheldebeheer,
het regime der
vrije
vaart,
waaraan men bij eene internationale rivier
altijd het eerst denkt, heeft bij dat verdrag weinig
wijziging ondergaan; en dat spreekt ook eigenlijk

vanzelf: de handelsvaart op de Schelde is thans reeds vrij in zeer hooge mate. In 1839 is de Schelde de eer-
ste rivier, op welke alle handelsvlaggen, zoowel die
der oeverstaten als die der niet-oeverlanden, het recht
op
vrije
vaart deelachtig werden. Zelfs was m’en zoo-

ver gegaan ‘de vaart op Antwerpen
vrijwel
geheel te
onttrekken aan het Nederlandsche douane- en sani-
taire toezicht; iii dit opzicht heeft men nu nog een
schrede verder gedaan door de doorvarende schepen

te onttrekken aan
elk
oponthoud door de ‘wederzijdsche
overheden, met name aan gerechtelijke inbeslagne-

ming (paz. 11. 2). Deze bepaling komt ons voor, vooral
uit politioneel oogpunt te ver te gaan en in hare ah-soluutheid ook niet noodig te zijn voor de Schelde-
vaart. De algeheele onttrekking aan de territoriale
overheid bepaalt zich gelijk gezegd tot de doorvai.ende

scheepvaart; de, ook vrije, vaart op de eigen Schelde-
havens wordt niet onttrokken aan de territoi-iale over-
heden (par. 11. 3), gelijk de Scheidevaart, die op No-
derlandsch resp. Belgisch gebied blijft, ook niet valt

onder de bevoegdheid van de Commissie van beheer
(par. 31. 2). Er ‘blijft ook hier plaats voor aanvullende
regeling, zooals ‘di.e thans reeds te vinden is in het

Scheldescheepvaartreglement van 1843.

De oorlogsschepen (par. 1) en daarmede geljkge-
stelde vaartuigen (zie Toelichtende Memorie) blijven
uitgesloten van de vrije vaart; ton (leze wordt het
Sc’helderegime dus niet gewijzigd, al mag als gevolg
van het schrappen van art. XIV van het tractaat van
1839 Antwerpen voortaan oorlogshaven zijn.
Het bestaande Schelderegime spreekt niet met zoo-
vele woorden over oorlogstijd; de invoeging van het
woord ,,perp&tuellement” in paz. 1 1. 1. beoogt nu uit-
drukkelijk vast te leggen, dat d’e vrije handelsvaart ook
in oorlogstijd zal moeten gelden, maar, voegt ‘de Toe-
lichtende Memorie hieraan toe, ,,voor zoover zulks
vereenigbaar zal ‘Lijn met de rechten en plichten der
oos-logvoerenden en onzijdigen.” Deze laatste rechteti
en plichten zullen dus den voorrang hbben. Bij het
uitbreken van den grooten oorlog heeft Nederland

444

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27
Mei 1925

zich reeds op het standpunt geplaatst, dat de vaart

op Antwerpen had door te gaan, maar onder, volko-

men rechtmatig aangebrachte, oorlogsbetonning, waar-

door alleen overdag en met Nederlandsche loodseii

zoucle kunnen worden gevaren (vgl. Belgisch Grijs-

boek 1914). Wij kunnen niet iwzien, dat door het

nieuwe verdrag de vrijheid van ‘handeleu der Neder-

landsche regeering op dit punt verminderd zou zijn,

zooals van gezaghbhende Belgishe zijde (prof. de

Tisscher op blz. 57 vlgg. van zijn Le droit internatio-

nal des communications), beweerd is. –

Voor het kanaal van Terneuzen, dat Gent met de

Schelde verbindt, is in de par. 13-20 Seen regime

voorzien, dat rich goeddeels maar niet geheel – wij
zullen op de verschilpunten hier niet ingaan— aan-

sluit bij het Sehelderegime.

Het Schelderegime is zich dus ook weer in het

tractaat van 3 April 1925
blijven
aanpassen aan de

bijzondere eischen van het in ‘hoofdzaak Antwerpsch

zeeverkeer; het ‘blijft zich dus evenals vroeger op

menig punt onderscheiden van bijv. het Rijn regime

met. zijne grootencieels binnenvaart. Wat ook de ‘aan-

dacht verdient, is, dat het verdrag de weinig geluk-

kige waterwegenconventie van Barcelona links laat

liggen.

Over de andere waterwegen is het tractaat van

3 April 1925 korter dan over de Schelde en het kanaal
van Terneuzen.

Daar zijn vooreerst de kanalen van Zuid-Beveland

en van Walcheren, die een deel der Schelde en Rijn

verhindende tusschenwateren vormen. Het verdrag

handhaaft hier den tegenwoordigen kanaaltoetand en

rrijdom van rechten, en voorziet nader overleg over
eventueele vergrooting en kostenverdeeling daarvan
(art. IV par. 12 en •art. VI par. 1). Dan is er het

kanaal Antwerpen-Moerdijk (art. VI par. 1), dat den

Schelde en Rijn vePbindenden weg zonde kunnen ver-

korten en ,,waartegen ‘de Regeering gemeend heeft
geen bezwaar te moeten maken” (vgl. de M. v. T.);
voorts het Schelde-Maas-Rijnkanaal, dat bij Venlo ons

land zoude kruisen, waartoe onze regeering reeds in

1912 medewerking toezegde en waarover art. 361 van

het vredesverdrag van Versailles reeds gehiedend
spreekt zonder datons land daarin werd gekend, welk

punt recht gezet werd in het Protokol van 21 3anuari 1921 betreffende onze toetreding tot een aantal Rijn-
artikelen van Versailles (1923 S. 456); ten slotte het
goeddeels Nederlandsche belangen dienende laterale

Maaskanaal, dat de gekanaliseercic Nederlancische
Maas lbij Maasbracht, ‘bijna geheel over Belgisch ge-
bied, zal kunnen verbinden met het Luiksche indus-

tri egehied.

Bij al deze waterwegen evenals bij de andere
on-

derwerpen, die het tractaat regelt, vooals bv. de

Viaamsche (art. II) en de Brabantsche afwateringen

(trt. VII par. 5) ‘enz., zullen de twee landen in samen-
werking hebben voort te arbeiden op het programma
van het nieuwe tractaat, en is met name de arbitrale
prdcedure, die hij het regime voor Schelde en kanaal
van Terneuzen altijd oplossing verzekert in geval over-
eenstemming niet mocht worden bereikt, niet voor-

zien. Dit verschil souligneert, als •dit nog noodig
mocht zijn, de zeer belangrijke plaats, die de •Schelde
en het kanaal van Terneazen in het verdrag innemen.

Beide landen, vooral Nederland, zullen dus over

hun gebied nieuwe of ‘belangrijk te vernieuwen groot-
scheepvaartkanalen hebben te maken, en dit goed-

deels ten dienste van den ‘huurstaat. Zal nu deze laat-
ste geheel vrij moeten zijn in het bepalen van het tijd-
stip, waarop eei kanaal zal moeten aangelegd wor-
den? Zal dus Nederland gedurende b.v. een ‘halve

eeuw in het ‘onzekere ‘moeten kunnen verkeeren over
de vraag of het Moërdijkkanaai alof niet door Wes-
telijk Noord-Brabant zal zijn te graven? Het is dui-
delijk, dat een bevestigende ‘beantwoording dier vraag

eenën zeer langdurigén en ongewenschten druk zonde

uitoefenen op de Vrije ontplooiing der Nederlandsc’he

binnenwaterpolitiek. Het verdient dan ook toejui-

ching, dat blijkens art. VIII van het nieuwe tractaat
de verleende toestemming voor den aanleg van het

Moerdijk-, hetVenlo- en het Luiksche kanaal, behou-

dens een nadere overeenkomst; slechts kan worden

ingeroepe.n binnen een termijn van twintig jaren te

rekenen van het inwerhngt’edlen van het verdrag.

Zullen al de nieuwe kanalen werkelijk worden gegra-

ven? De toekomst slechts ‘kan dit leeren. Zolder is het,

dat ook na andere groote oorlogen de wereld heeft
geleden aan kanalomanie, die meer kanalen ontwierp
dan uitvoerde..

Er is een punt ten opzichte waarvan, zien wij wel,

het tractaat ten riadeele van Nederland geen ‘behoor-

lijke wedorkeerigheid betracht. Vanaf 1839 bestaat

aan Belgische zij-de het begrijpelijk streven te ver-
hinderen, dat de vaa:rt
01)
de Nederlandsche ‘zeeha-
vens, die ‘zoowel vanuit zee als vanaf den Duitschen

Rijn over Nederlandsch gebied te ‘bereiken zijn, groo-
tere gemakken zal genieten dan do op Nederlandsch

gebied liggende overwegen naar de Belgische ‘havens

zuilen opleveren; verschillende tractaatsbepali nge.n

waariborgen hier dan ook, dat ten deze de Belgische

havens niet zullen achterstaan ‘hij de Nederlandsche.

Ook ‘het nieuwe tractaat doet dit wederom, als het in

art. IV par. 9 bepaalt, dat behoudens overeenkomst

tusschei de bèide regeeringen, de Schel’deloodsgelden
niet hooger zullen mogen zijn dan de Rotterdamsche,

of als het in art. VI par. 1 voor de grootendeels ten

bate van België strekkende kanalen van Walcheren,

Zuid-Beveland, Moerdijk en Venlo alle gemakken en

voardeelen opeischt, die op dcii Rijn of zijn verbin-

dingen met de Nederiandsche zeehavens door de
scheepvaart worden genoten. We hebben tegen deze
bepalingen op zichzelf niet’s, ‘maar missen hier wel de

reciprociteit. Niets in het verdrag verhindert toch

België om aan de vaart op zijn havens voordeelen te

verzekeren, dlie de vaart op de Nederlandsche havens
niet zoude genieten. Een kanaal van Antwerpen naar

Luik behoort tot de mogelijkheden, waarmede moet

worden gerekend; België zal nu onder het nieuwe

tractaat vrij zijn aan de vaart op ‘dat kanaal voordee-

len te, verschaffen, bv. kostelooze of zeer goedkoope
sleepk,racht, die het op een Luik met de Nederland-
sche havens v’erbindend lateraal Maaskanaal niet
zoude verleenen, gelijk reeds thans van Belgischen
kant op ‘de Schelde en Rijn verbindende tussehenwa-
toren groote faciliteiten op sleepgehied worden vei-

leend, die de scheepvaart op’de Nederlandsche havens

derft. Het is o.i. een voor Nederland nadeel ige leemte
in het verdrag, dat dit Nederlan.d wèl verbiedt cle

Nederlandsche zeehavens te bevoordeëlen ‘hoven de
Belgische, maar België vrjlaat het omgekeerde te
doen.

De onderhandelingen, die ten slotte ,,in een geest
van verstandhouding” hebben geleid tot het verdrag
van 3 April 1925 zijn niet gemakkelijk gmeest, vooral
niet in haar begin, toen ‘de overwinningsroes België,

gesteund door Frankrijk, over Nederlands rechten
dëed heenloopen. Maar toen de heer Hymans verle-
den maand het tractaat in Den Haag kwam teekenen, was de bezinning gelukki.g teruggekeerd: Een woord

van hulde past hier aan ‘den man, wiens naam va:n
Nederlandschen kant trecht
alleen
onder het ver-
drag en de Memorie van Toelichting aan de Staten-Generaal staat, minister Van Karnebeek, die de on-
derhandelingen, van het ‘begin tot het einde gedragen
heeft in den volien zin des woords, al ‘heeft hij na-
tuurlijk ook medewerkers gehad, onder welke wij hier

slechts noemen den te vroeg gestorven, zoo zeer ver-
dienstelijken, staatsraad Prof. Struyeken.
Het verdrag opent aan Nederland en België een
wijd veld voor nieuwe samenwerking, al dadelijk bij
de herziening der bestaande verdragen, die op het
gebied van het nieuwe tractaat liggen (art.’ X): Aan

27 Mei 1925

ECONOMISCH-STATISTISHE BERICHTEN

44-5


heide zijden zullen daarbij noodig zijn mannen van

groote zaakkennis en begrip voor de juiste afmetin-

gen. van de we-derzijdsche behoeften, mannen ook van

breoden blik, die begrijpen, dat zij

hunne meclewer-

kers van de overzijde niet moeten brengen tot een

gerechtvaardigd ,,neert”. Slechts op die wijze is de

,geest van verstandhouding”, die het verdrag einde-
lijk in veilige haven bracht, ook te waarborgen hij

zijne tenuitvoeriegging. W. J. Al..
VAN EYSINOA.

STEENKO OLMJJNONTOJNNING

PAR2’JCULJER OF VAN STAATSWEOE?

Hot Wesontwerp ,,Flan voor Mijnontginning”, door

Minister Van Swaay op 13 Febr. ji. bij de Tweede

-Kamer ingediend (Stuk No. 301), heeft door zijn
-Mem. van Toelichting de wijze van mijnontgioning
voor cle toekomst aan de orde gesteld.

Niet omdat het wetsontwerp eeiiig plan voor mijn-

ontginning bevatte. Het wil slechts voorschrijven, dat

-niet meer krachtens de Mijuwet van 1810 -door de
-Kroon, gehoord de Raad van State, concessies zullen

worden verleend in een bepaald aangeduid deel van

-Nederland, maar -dat voor -die gebied slechts conees-
si-es hij de Wet zullen mogelijk zijn. De verkeerde titel
van het wetsontwerp is clan ook tijdens de schrifte-

lijke behandeling reeds vervangen -door -den juisteren:

,,Bijzondere i’egeliug voor het verleenen van Mijn-
concessiën”.
– De bepaalde terreinen zijn die waarvoor de riudors-reehen bij de Wet van 24 Juni 1924 -zijn vastgelegd.

Daardoor heeft •de Staa-t de vindersrechte-n voor al
die terreinen, waarvoor de Rijksopsporingsdienst de

aanwezigheid van -delfstoffen in ontginbai’e hoeveel-
heid heeft aangetoond; practisch kan men wel zeg-
gen, dat het aanhangige wetsontwerp handelt over
alle toekomstige mijncoucessies.
– Het wetsontwerp bepaalt -dus niets anders, dan dat
niet zonder medewerking van den wetgever een mijn-

concessie ‘zal worden uitgegeven. Uitgegeven aan den

Staat, of uitgeeven aan particulieren. Ook de mede-
-deeling der Regeering, -dat het niet in haar bedoeling

ligt aan particulieren concessie te geven, zou waar-
schijnlijk het vraagstuk der exploitatiewijze niet aan
de orde hebben gebracht. Maar zij voegt eraan toe,
:clat het in haar bedoeling ligt eventueele concessies

te verleenen aan den Staat en daarna een exploitatie-

overeenkomst met cbr-den te-sluiten (zoonis hij de
-Btcurser zoutont-ginu ing), dan wei tot Staatsexploitatie
over te gaan. Deze laatste -mogelijkheid wordt echter

naar een zeer verre, zoo niet on-waarschijnlijke toekomst verse-hoven. Hoewel het wetsontwerp Idus in geen enkel opzicht -de -Staten-G eneraal bi n-dlt en zoo’,vel particu-
liere exploitatie, gemengd bedrijf of Sta-atsexploitatie
in een of anderen vorm cle volle vrijheid laat, opent
de terk-ennisbrenging van de voornemens der Regee-ring dc discussie over de exploitatiewijze.
– 1-let gaat ten eerste om vier velden in het Peelge-

bied, -waarvan de Staat het grootste en beste aan een
particuliere onderneming in exploitatie wil geven
(waarbij de S-taat met 10 pOt. aan-deelen voor zijn vin-
dersrechten zou worden betaald).
Het gaat ten tweede om het mijnveld Winterswijk,
dat op -dezelfde wijze geëxploiteerd zou worden. Ten
derde om het mijnvelcl Baurse, dat aan de N.V. Kon.

Ned. Zoutindustrie in exploitatie zou worden gege-
ven, en ten vierde om het kleine mijnvel-d Bochoitz, dat aan -de Sofia of aan de Staatsmijnen zou komen.
De hoofdvraag, die zich bij deze plannen voordoet
-is, -dunkt mij, deze: waarom wordt door de Regeerin-g
afgeweken van den koers, die sedert het begin dezer
eeuw in- gemeen overleg en na rijp beraad -door Regee-
-ring en Staten-Generaal is gekozen en konsekwe:nt
gevolgd?
Om de motieven der Regeering op hun waarde te
kunnen schatten, lijlct ons een historische- terugblik
noodzakelijk, een terugblik naar den tijd toen, nu 25

jaren geleden, cle Staat in de uiterst trage ontwikke-

iing van den Neci. mijnbouw onder vigucur van een
– 1 oom partictilier initiatief, kwam iligrijpen doe r

exploitatie van staatswege.

De Regeoring zag nieuwe perspectieven voor een

nationale industrie, door het krachtig aanpakken va

n

een uitgebreiden kol enmijnhouw en het -daarmede op-

-wekken van samenhangende industrieën. Maar ook

zag men -de beteekenis van de steenkool al-s bron vaii

ar’beidsvermogeu, van primairen invloed op voeding,

kleeding, verliclhtin-g, verwarming, verplaatsing: steen-

kool werd erkend als de grondslag van,de moderne

maatschappij. Die energiebron mocht niet worden

overgelaten aan cle exploitatie van particulieren:

,U.et voordeel toch van op va-derlandsehen bodem een
waardevolle bron van arbetdsvermogen te bezitten, zou
geheel of gedeeltelijk verloren gaan, indien deze in
handen kwam van particulieren, zelfs indien deze

landgenooten zijn.” (Mem. v. Toelichting p. 2, Wets-

ontw. i/z. Expl. v. Staatswege v. Steenlcolenmijnen in

Limburg 1900101).

De Regeering – en met haar later de Kamer –
ging nog verder in de richting van overheidsexploi-

tatie dan de Staatscommissie van 11 April 1899, die

had to on-der’4oeken ôf de ontginning van een deel

der Limhurgsc-he terreinen van staat-swege diende te

worden ontgon-nen en welk gedeelte daarvoor zou zijn
te bestemmen. De Staatscommissie adviseerde op alge-
meene overwegingen en op grond van de gunstige

:esultaten van -de staatsexploitati-e in Pruisen (ook
financieele) tot staatsexploitatie van ongeveer een

derde di-cel. Een der overwegingen, wei van eeni-g be-
lang voor -de keuze, die ons thans bezighoudt, bij haar

oordeel was: het tekort a-an particulier initiatief. .,De
tot dusver verleende coneessiën zijn naar haar oordeel
niet met de noodi-ge -kracht uitgevoerd terwijl daarbij,

oolc in verband met de geringe geneigcllheid, welke het
Nederlau-dsche kapitaal tot -dusver voor mijn-bouw-
ondernemingen heeft aan -den dag gelegd, buitenland-
sehe invloed zich te zeer heeft doen gelden. Reeds daarom is het wenschelijk, dat de Staat zich belast

met de exploitatie van een eetaigszi-ns ‘belangrijke op- –
pervlakte. . . .” (a. b. p. 3/4). –

Als financieele hate werd geschat een netto-op-
brengst van
f
0,60 per ton; verwacht werd een gun-
stige invloed epner moderne exploitatie op anderen;
gelegenheid zou er komen voor deugdelijke opleiding

voor a.s. ingenieurs voor -den In-dischen staatsdienst;
de belangen der verbruikers, nu afhankelijk van een
machtig buitenland sch syndicaat, zouden gediend
worden, door-dat een krachtig staatsbedrijf dien in-
vloed zou kunnen temperen; bovendien zou de natio-
nale industrie in buitengewone omstandigheden kun-
een steunen op het eigen bedrijf van kolenwiitning.
De Regeering nam de overwegingen der commissie
over, maar trok daaruit -de logische conclusie: dan
idie terreinen in staatsexploitatie. Daarbij speelde ten
slotte nog deze overweging een belangrijke rol: de
ontwikkeling -der sociale verhoudingen in Limburg is
het veiligste, indien de Staat het tempo beheerscht
en plotselinge toestrooming van buitenlaidsche weric-
krachten kan voorkomen, althans breidelen. Dit laat-
ste argument speel-de ook een belangrijice rol hij dc
openbare behandeling van het wetsontwerp, vooral hij den leider der Roomsc-h-Katholieken, Dr. Nolens, die
daarbij -de leidende rol speelde.
Twaalf jaren na dit prineipieele

besluit, nadat ze-dus
reeds eenige ervaring had opgedaan inzake teleur-

gestelde of uitgelcomen verwachtingen, diende de
Regeering een wetsontwerp in om het samenhangende
gebied -der staat-sexploitatie te vergroo-ten met cie Maasveiden, en -het totaal daardoor te brengen van
ruim 19.000 op 26.500 HA. (18 Dec. 1911).
In tegenstelling met -de liberale regeering van 1900
was nu een rechtsclhe aan het woord. In plaats van
Lely sprak Taima; maar de lief-de voor taatsexplo:i-
tatie was nog geenszins bekoeld. Zelfs noemde Minis-

446

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27 Mei 1925

ter Talma het in de Mem. v. Toelichting overbodig

een uitvoerige uiteenzetting te geven van de wensche-

lijkheid van een groot staatsbedrijf, gelet op de goede

commercieele resultaten, die reeds verkregen waren en

gelet op de goede daarbuiten liggende gevolgen.

In het Voorloopig Verslag werd met deze summiere

aanbeveling geen genoegen genomen, en het is wel

nteressant het pleidooi van die dagen nog even .te

volgen. Een overheerschende positie van de Staats-

mijnen in de Limhurgsche kolenindustrie is zeer wen:
schelijk, doordat Zuid-Lim’burg door zijn ligging toe
gankelijk is voor vreemde invloeden; bevorderd moet,

worden, dat het nationaal karakter van dit deel van

het land bewaard blijft. Deze invloed kan niet, .van

welke particuliere onderneming ook, verwacht worden

even groot te zijn. Dit ‘argument 2ou reeds vpidoende

zijn om ,,aan de Volksvertegenwoordiging ‘belangrijke

financieele offers te vragen om deren invloed in wer
;

king te stellen en invloeden van tegengestelde rich-

tirig te keeren.” (p. 4).
‘)
Maar financieele ‘offers behoefden niet te worden

gebracht. Voor roover men reeds kon oordeelen wa

het resultaat met de ,,Wilhelmi’na” overeenkomstig

de gunstige verwachtingen. E’en dividend van 3 pot.
in het tweede jaar van exploitatie, 6 pOt. in het vol-

gende, was bevredigend, de aanleg had niet meer ge-

kost dan normaal was; het geschatte netto-overschot

van
f
0,60 per ton ‘bedroeg
f
0,96. Een definitief oor:
deel kon eerst •na vele jaren geveld worden, maar de

ondervinding met het Staatsmijnbedrijf opgedaan (het

waa toen 1912, W.) heeft doen zien
,4at
het moge-

lijk is de bezwaren, welke in theorie tegen het bren-

gen van een bedrijf onder beheer van den Staat be-

staan, in •de practijk vrijwel geheel te ondervangen.

Het is van den ondergeteekende (Talma) de wel-
gevestigde overtuiging, dat de gestie van de Directie

der Staatsmijnen de
vergelijking
met die van parti-

culiere mijnbouwonderneiningen kan doorstaan.” (M.

v. A. P. 6/1). –

Bij deze gelegenheid werd door de Regeering de

verwachting uitgesproken, dat ,,wanneer de ontwikke-

ling van het bedrijf een ‘zekeren omvang heeft. bereikt,

de kosten van aanleg van verdere
mijnen
zullen wor-

den ‘bekostigd uit de afschrijvingen op ‘de mijnen in

exploitatie. Ook deze verwachting schijnt verwezen-

lijkt, althans bevat het Jaarverslag der Staatsrnijnen
over 1921 de mededeeling, dat het mogelijk zal zijn
de voor nieuwen aanleg noodige gelden, ,,zoowei voor

de drie in bedrijf zijnde mijnen ‘als voor de in aanleg
zijnde Staatsmijn Marits te bestrijden uit het ver-

schil tussehen hedrijfsetitvangsten en -uitgaven, m.a.w.
de Staatsmijn en zullen, buitengewone omstari dighe-den voorbehouden, haar werkplan voortretten, zonder

nieuw geld uit de schatkist te ontvangen.”

Dezelfde gunstige verwachtingen werden geuit in

de
hij
de M.
v.
A. gevoegde Nota van den Mijnraad,
een college, waarin het particulier initiatief krach-

tig is vertegenwoordigd en waarin thet sociaal-demo-
cratische element stelselmatig wordt geweerd. Uit
deze interessante Nota van Febr. 1912 vermelden wij
slechts het volgende: uit de ‘bijgevoegde tabellen bleek,

dat de ,,Wilhelmina” gerust kon vergeleken worden
met binnen- en buitenlandsche mijnen; haar netto-

overschot was in 1.91.0 en 1911 ‘grooter dan het ge-
middelde van 15 groote mijnen in het Roerdistrict

omstreeks denzeifden tijd. De beide Oranje-Nassau-
mijnen, de ,,Willem” en ,,Sophie”, keerden, evenals
de ,,Wilhelmina” eerst na 7 jaren het eerste divid&nd

uit, de ,,Laura” en ,,Vereeni’ging” na 8 jaar. De prb-
ductie der ,,Wilhelmina” in het achtste jaar wai reeds
belangrijk hooger dan alle genoemde: in •het zevende

jaar reeds grooter dan de mijnen Oranje-Nassau T

en II in het tiende. –

J)
Het gaat ditmaal wel niet
om
Zuid-Limburg, maar
om
de streek tussehen Roern]oncl en Helmond. Het is echter
mi.
zeer de vraag
of
dit verschil essentieel is.

loo bereikten wij, in gestadige en regelmatige ont-

wikkeling ‘den wereldoorlog, en daarmede abnormale

verhoudingen. Wat men vroeger, eenigszins theore-

tisch, als indirecte voordeelen van staatsexploitatie

had aangeduid,, werd nu werkelijkheid….maar ten

koste van financieele resultaten. Er was toen slechts

één prebleem: hoe voeren wij de productie van steen-kolen ‘zoo snel en zoo hoog mogelijk op? Hoe maken

wij ons zooveel mogelijk onafhankelijk van het bui-
tenland, dat slechts met mondjesmaat geeft en tegen

fabelachtige prijzen en haast ondrageljke concessies?

De ‘toestand was z66, dat ook de ‘du’urste aanleg toen-

tertijd, zelfs geforceerde exploitatie, die naar roof-

bouw zweemde, beter was dan weinig kolen en eep

prachtige finahcieele exploitatie. Bovendien was het

karakter van Kodibu
en het
Verrekenkhnioor
dat –

in het belang van industrie en huisbrand – de prij-

zen, die aan cle Ned. mijnen betaald werden, zoo diep

mogelijk gedrukt moesten worden, om de Duitsche

prij’zen te nivelleeren die tot
f
60,
f
80 en
f 100
per

‘ton (thans plan.
f 10)
opliepen.

Voor ‘de leiding van deze Organisatie in het lands-
belang en hieromtrent bestaat geen verschil van

meening – hadden wij de beschikking over den pre-

sident-directetir onzer Staatsmijnen. En het zal moei-

lijk tegenspraak opwekken als gezegd wordt, dat daar-

mede een machtige invloedsfactor, zooal niet een vol-

ledige waarborg, aan het gemeenschapsbelang werd

geschonken, waarover men niet zou hebben beschikt,

indien niet ‘de Staat in de steenkooiwirining zich

bijtijds een machtige positie en een deskundig advies-
orgaan had veroverd. Wanneer men veranderen wil

van koers, zal men toch allereerst moeten aantoonen,

dat een dergelijke positie niet meer gewenscht be-
hoeft te worden of toch bahoudeu zal blijven, indien
men van zijn. overwegende positie vrijwillig afstand

doet!
De financieele resultaten, zoo-‘buitengewoon gun-

stig geworden voor de normaal-geöxploiteerde mijn

,,Wiihelnmina”, zijn begrijpelijkerwijs getemperd en ver-
troebeid ‘door de uit oorloganoodraak in te snel tempo
aangelegde mijnen
,,Emma” en ,,Hendril”; en opper-

vlakkige en ondankbare toeschouwers hebben bij cle

verliezen na ’20 dezer beide
mijnen
onmiddellijk clan

staf gebroken over het staatsbedrijf. Tegenover dezen

mag wel eens verwezen worden naar een belangrijk
artikel van den oud-minister Ir. Van .IJsselsteyri
.(overigons voorstander van oprichting van gemengde
bedrijven in de Peelvelden) ; in dat artikel (,,De tu-
genieur” van 1 Nov. ’24) lezen wij o.m. het volgende:

,,Waren gedurende cle oorlogsjaren deze mijnen niet in handen van
den Staat geweest, dan zouden particu.
.liere ont.ginrners zeker
in 1914
de nauwelijks begonnen
kolen delving iii de
,,Enama”
en de voortzetting der wer-
ken van den aanleg der ,,Hendrik” hebben
stopgezmt.
Men kan
zich toch
niet voorstellen, dat deze zich cle
opofferingen zouden getroost hebben, om deze mijnen ge-
durende de jaren, in welke de grondstoffen en bonen ontzaglijk stegen, tot ontwikkeling te brengen …. Het
stopzetten
van
cle kolendelving in de beide genoemde mij-
hen
van 1914
tot
1920 zou
een vermiudering van cle
Neclerl ancische kolenprod uctie beteekenci hebben, loope.nde van
164.000
tot
1.125.000
ton per jaar; hetgeen voor ons
geheel economisch leven een ware raiiip zou geweest zijn.”

Nog sterker zullen zich de nawerkende oo:rlogs
omstandigheden in de toekomst ‘doen gevoelen voor

de exploitatie der ,,Maurits”, waarmede eerst in 1915
begonnen werd. Maar nèch Minister Treub, die hier-
to6 het initiatief nam, nôch zijn opvolgers, die den

aanleg doorzetten, zal men ooit een verwijt kunnen
maken van deze financieele gevolgen: zooals het zich

toen liet aaaizien was het positief rendement voor de

volkswelvaart belangrijk grooter ‘dan het te verwach-
ten negatieve uit een oogpunt van financieel’e exploi-
tatie. Door het ‘bezit der ‘Staatsmijnen en de macht
haar exploitatie geweldig op te drijven werd bereikt, dat de kolenproductie, die in 1914 ruim 1,9 millioen
ton bedroeg, in 1920 tot rond 4 millioen, in 1924 tot

27 Mei 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

447

5,9 millioen ten was opgevoerd, waarbij nu reeds de
helft komt voor de drie staatsmijnen en de andere

helft voor de 6 particuliere. De ontwikkeling blijkt

duidelijk uit de volgende tabel:
Staat van de productie der Limburgsche Steenkolenmijnen

Productie in tonnen

1

In percenten

Jaar Partic.

Staats-

Totaal Partic.l Staats-I Totaal
mijnen

mijnen

mijnen I mijnen

1909

979.023

141.829 1.120.852 87,3

12,7

100
1914 1.381.783

546.757 1.928.540 71,6

28,4

100
1919 1.925.250 1.476.296 3.401.546 56,6

43,4

100
1924 2.921.068 2.960.478 5.881.547 49,7

50,3

100

Welke argumenten voert nu de Regeering in haar
M. v. Toelichting aan voor ‘wij’zig.ing in den koers,

voor het zich feitelijk afwenden van staatsexploitatie en het aansturen op het gemengd bedrijf?
Zegt zij: de gunstige verwachtingen, die wij in

1900/01, in 1911/12 enz. van staatsexploitatie van

steenkolen mij tien koesterden zijn niet of niet geheel

uitgekomen? komt zij terug op de enthousiaste ver-
dediging ‘van deze staatsexploitatie door Minister Van

IJsselsteyn, later door König, ‘door Van Swaay
2
….

Met geen woord.
Stelt zij minder prijs op het behoud van het natio-

nale karakter? Neen, maar, in tegenstelling met de

practijk van een kwart eeuw is de Regeering nu van
oordeel geworden, dat ‘dit karakter beveiligd ken wor-
den door bepalingen in een exploitatie-overeenkomst
met particulieren. Maar zij doet geen poging aan te
toonen, dat deze belangen in een overeenkomst veilig
gesteld kunnen worden. Toch was er alle aanleiding,
nu ‘wij van zoo tallooze moeilijkheden, onmacht en

chicanes kennis hebben kunnen nemen, die bij derge-
lijke contracten plegen op te treden (de namen Bil-
liton, Domaniale, Codro en ‘zoovele andere komen in

de ‘herinnering) en uiteraard oprijzen uit de hope-
boze pogingen om particulier winsibejag en publiek

belang te verzoenen.
Bestaan de sociale, hygiënische en cultureele be-

langen niet meer, die men met sta’a’tsexploitatie wilde
dienen, door den stroom van buitenlandsche, vaak

ongewilde eiemen’ten, te stuwen en een gewenschte
bedding en strooinnelheid te geven? Dit woog zoo
zwaar bij Dr. Nolens, maar wij hoeren er niets meer

van.
Op welke w’ijze ken de Staat in een exploitatie-
contract waarborgen, dat dit bezit van het volk, de

rnineralenrijkdom onder den bodem, en in dit geval de
basis, het brood van ‘het maatschappelijk leven, behoor-
lijk zal worden ‘geëxploiteerd? Wij vernemen hierom-
trent niets; wel wordt het, voornemen uitgesproken
liet particulier initiatief te prikkelen en de voorwaar-

den voor het ondernemen der mijnexploitatie ‘zoo aantrekkelk mogelijk te maken. Naarmate dit doel
meer ‘bereikt zou worden neemt het gevaar toe, dat
de algemeene belangen in het gedrang komen, ten
spijt van de mooiste bepalingen en het toezicht van

éôn regeeringscommissaris. Ook indien de medezeg-
genschap van den Staat reëel zou zijn, ook dan zou het
bewijs niet ‘mogen orFbbreken, dat er voordeel in school
de algeheele ‘zeggenschap prijs te geven. Maar niets
van dit alles.
Ook hij lezen en herlezen van de Memorie van Toe-
lichting vinden wij ‘slechts twee argumenten, die wij
tot slot nog even willen toetsen. Ten eerste ‘zegt de
regeering, •dat er verschillende aanvragen om con
;

cessies zijn ingediend, die op afdoening wachte.n.
T
at
hiervan reëel is weten wij niet; in 1912 schreef
Tairna in zijn M. v. A., ,,wanueer ‘men in het oog vat hoe lange jaren vroeger verleende concessies onont-gonnen zijn gebleven”, dan schijnt •het op zijn minst
twijfelachtig ,,dat bij ontginning door partikulieren
veel Nederlandsche ondernemingsgeest zou blijken.”
(p. 5-6). Maar bovendien, is de noodzakelijkheid die
aanvragen af te doen een argument voor een speciale
exploitatiewijze?

Het hoefdargumnt is dit: naar de meening der Re-

geering moet de Staat hier niet optreden als baanbre-
ker en ,,het pi.oriierswerk verrichten”; en ‘de tegen-

woordige toestand van ‘s lands financiën maakt het

bezwaarlijk dezen nieuwen mijnbouw ‘met kracht te on-

dernemen. (p. 2).

Van pienierswerk was in 1900 sprake, thans niet

meer. Integendeel beschikt de Staat over een ge-

schoolden staf met rijke ervaring en erkende deskun-

digheid. Het zou niet noodig, en mi. ook niet ge-

wenscht zijn, indien ‘de Peelveiden zonder meer werden

toegevoegd aan het huidig Staatsmijnbedrijf; waar-

schijnlijk nadert dit zijn economisch meest gewensehte

grootte. Maar tegen ‘de stichting van een tweede

Staatsbedrijf in de Peelvelden, gegrond op dezelfde

soepelheid en lenige comxnercialiteit, met ‘groote ‘zelf-
stan’dighei’d van Directie in samenwerking met den

Mijnraad, waaribij evenmin als thans wordt ingegrepen

vanuit Den Haag, zien wij geen enkel bezwaar, inte-

gendeel alleen voordeel.

En de toestand van ‘s lands financiën is niet van

dien aard, en is ‘in het algemeen nooit van dien aard,

dat men geen kapitalen mag steken in productieve

werken. Ik kan hier mijn meermalen geuite zienswijze

niet meer binnen het raam van dit artikel, dat reeds
rijkelijk lang ‘werd, uiteenzetten, en volste ‘daarom

alleen met de vraag of ditzelfde niet zou gelden, zoo
niet in verhoogde mate, voor ‘de droogmakin’g van de
Zuiderzee?

Geheel iets anders is, of ‘het op het oogen’blik de
juiste tijd is om met voortvarendheid de mijnexploi-

tatie van de Peelrveid’en aan, te vatten. Daarvôôr
spreekt het ‘krachtig ‘argument ‘der werkverruiming

in iden strijd tegen de deimoralisatie der werkloos-
.hei’d. Daartegen alleen de oogeniblikkeljke situatie.
Ofschoon dit laatste argument niet sterk is wat be-
treft de toekomstige ontwikkeling, kan men met het

oog op den ‘hui’digen kolenovervloed en ‘de nog niet
gestahili.seeuide vei-houdiogen, kan men ook met het
oog op ‘de pas aangevangen ontginning van de grootc
mijn ,,Maurits” het standpunt innemen: even wach-
‘ten. Maar 1hieruit volgt in geen enkel opzicht, ‘dat
men zal afwijken van ‘den ‘heproefden en succesvolien
weg, en een der pijlers van de toekomstige volkswcl-
vaart zou gaan bouwen, al was liet ook maar voor
een deel, op den bodem van winstbejag.

Te.
VAN DER WAERDEN.

DE NATIONALiTEIT ONZER SCHEPEN.

Bij Koninklijke Boodschap van 20 April 11. is inge-
cliend een Wetsontwerp tot ,,Wijziging van verschil-
lende wetsbepalingen in verband met de Wet van 22

December 1.924 S No. 573 (zeerecht)”. De reeds ver-vachte ,,novelle” op het nieuwe zeerecht.

Het wetsontwerp wordt aangediend als slechts
enkele bepalingen van technischen aard bevattende.
Te verwachten is echter dat, v66rdat het wet wordt,
er nog wel wat meer over te doen zal komen, in het
hij’zon der daar alsnog wordt
nagelaten
aan veler ver-langen tegemoet te komen om ons nieuwe recht beter
te laten aanpassen aan de H.ague Rules of aan dc
Oarriage of (loods by Sea Act 1924.

Hier intusschen ‘worde thans ‘belangstelling ge-
vraagd voor een ‘wijziging, die
wél
wordt voorgesteld

en welke er op neerkomt, dat de Wetgever een ver-
gissing, die hij beging, nu wil gaan herstellen, in dier
voege, dat wij van den
wei
in den sloot dreigen te ge-
raken.
Ik doel op de ‘bepaling omtrent de nationaliteit van
schepen, die aan een naamlooze vennootschap toebe-
hooren.
Met het hierop betrekking ‘hbbend wetsartikel is
men niet gelukkig geweest. Het is nu de vierde redac-
tie, die wordt ‘aangeboden, en deze is van dien aard,
dat zoo iniet alle, dan toch zeer vele onzer naam-
boze vennootschappen, ‘die ‘schepen bezitten, zich

448

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27:Mei 1925

verplicht zullen zien hare statuten te wijrigen z66,

‘dat daaruit voor vele harer aandeelhouders. niet
•onibelangrijk financieel nadeel zal voortvloeien en

zéé, dat – al klinkt het zo,aderling – een waar-

borg, die bij sommige maatschappijen bestaat om
61

voor te waken, dat buitenlanders zich niet in Neder-

1 a:n’dsohe Scheepvaartmaattohappijen int ringen, zal

komen te vervallen.
• De voorlaatste redactie, die dus thans in de Wet

van 22 December 1924 staat, luidt als volgt: schepen
zijn Nederlandsch, als zij behooren aan

– volgens de Nederlandsche Wet opgerichte, in .hçt

• ,,Koninkrijk gevestigde naamlooze vennootschappen,

,,waarvan hetzij ten minste twee/derden van de aan-

,,deelen luiden ten name van Nederlanders, en te-

– vens de meerderheid der ‘bestuurders en’ der corn-

,,’missarissen in het Koninkrijk wonende Nederlan-

,,ders zijn, hetzij alle bestuurders en ten minste

• ,,drie/vierden der commissarissen in het Koninkrijk

,,wonende Nederlanders zijn.”

De bepaling is
duidelijk:
zijn alle bestuurders en

drie/vierden der commissarissen in het Koninkrijk
wonende Nederlanders, dan is de nationaliteit van

aandeelhouders onverschillig; wil men een niet in het
Koninkrijk wonend Nederlander of een niet-Neder-

lander (samen hier verder aangeduid als ,,-buitenlan-

ders”) tot bestuunder benoemen of meer daTL één/vierde

der commissarissn uit Ibuitenlanders laten bestaan,

dan moet men zorgen lo. dat in elk geval demé,érder-
heid van bestuurders en van commissarissen blijft be-

staan uit in het Koninkrijk wonende Nederlanders,

2o. dat ten minste twee/derden van de (d;w.z. alle)

aan’deelen luiden ten name van Nederlanders.

Fraai is cle regeling niet, maar voor de pjactijk zou
groot bezwaar van deze bepaling niet zijn te duchten.
De practijk zou wel geworden zijn, dat men er in het

algemeen van zou afzien buitenlanders tot bestuur-

‘clers te benoemen, terwijl men bij de ‘benoeming van

buitenlandsche commissarissen •zou zorgen, dat hun
getal nimmer ‘meer dan één/vierde zou bedragen. Nog

liever zou men zich van benoeming ook vah ‘buiten-

landsche commissarissen geheel onthouden, want de
benoeming zou gevaarlijke consequenties kunnen heb-

ben : gesteld een NV. had 8 commissarissen, waarvan
6 !hirnen het Koninkrijk wonende Nederlanders, 2
buitenlanders. Eén der oerstbedoeide commissarissen
komt te overlijden. Gevolg: dat de schepen der ven-
nootschap •hun nationaliteit verliezen, tenzij twee/der-
den van alle aandeelen der vennootschap op naam van
Nederlanders luiden. Een termijn om de zaak in orde

te brengen •wordt niet gegeven.
1)
Per ,,eerste gele-

genheid” moet de vervallen zeebrief worden ingezon-
den, op straffe eener boete tot
f
2000 (Art. 313 Weth.

v. K’ooph., nieuw, waarvan trouwens onbegrijpelijk is,
hoe men zich de daarin voorkomende terugwerkende
kracht heeft gedacht, is ten ‘deze niet van toepassing).

Analoge moeilijkheid doet zich voor, als één in het
Koninkrijk wonend Nederlandsch commissaris zoo

slecht zou’de zijn naar het buitenland te verhuizen.
Maar dit moet dan maar nooit gebeuren, véérdat hij

zidh ‘behoorlijk heeft laten ontslaan.

Genoeg om te doen zien, dat ‘de gegeven ‘regeling
– zooals die in de Wet van December 1924 voorkomt
– vermoedelijk zou meebrengen, dat men ziçh in het
algemeen wel er voor zou hoeden, buitenlandsche ‘be-
stuurders of commissarissen te benoemen. Ook lieden,
van wie men immer zou ‘kunnen verwachton, dat zij

wel eens naar het ‘buitenland zouden kunnen verhui-

zen, zouden worden geweerd.
Als ik hier een practisch advies mag tusschenvoe-

gen, dan zou ik, voor het geval de Wet zon blijft, allen
Stoomvaartmaatschappijen willen raden in hare sta-

‘) Althans niet, als het schip zich in Nederland bevindt.
Verblijft een schip buitenslands, dan blijft de zeebrief van
kracht tot de terugkomst in Nederland,
doel,
niet ‘langer
clan
6
maanden, welke termijn, uitsluitend
op
grond van
bijzondere omstandigheden, eenmaal kan worden verlengd.

tuten een bepaling op te nemen: ,,De bestuurder of

commFssaris, die zijn woonplaats verlegt naar het bui-

tenland, verliest daardoor van rechtswege
Zijne
be-
trekking als zoodanig.” –

Intusschen : “wanneer men maar buitenlanders en

verhuislustigen weert, kan men bij de redactie der

Wet van December zich veilig gevoelen. Speciaal over

de nationaliteit van aandeelhouders ‘béhoeft men zich
niet bezorgd te maken.

Maar nu komt het wijalgingsvoorstel. Dè ‘bovenaan-
gehaalde bepaling ‘zal, wordt het ontwerp tot Wet

verheven, voortaan luiden: schepen ‘zijn Nederlandsch,
als zij hehooren aan: –

volgens de Nederlandsche Wet opgerichte, in het

– ,,Koninkrijk gevestigde naamlooze vennootschap-

,,pen, waarvan hetzij ton minste twee/derden van

‘de aandeelen luiden ten name van Nederlanders,
en tevens de meerderheid der bestuurders en der

com’missarissen in het Koninkrijk wonende Neder
– ,,landers
zijn,
hetzij alle op naam staande aandeelen

• ,,iuiden ten name van Nederlanders of alle aandee-
– ,,len luiden aan toonder en tevens alle ‘bestuurders

,,en ten minste drie/vierden der commissarissen in

,,het Koninkrijk wonende Nederlanders zijn.”

M.a.w., ook al zijn Mle bestuurders en commissaris-
sen in het Koninkrijk wonende Nederlanders, ‘dan zal
men,
hetzij
alle aandeelen moeten laten luiden aan

toonder,
hetzij
met betrekking tot
alle
aandeelen op iiaam, of wel met lbetrekking van twee/derden van het
totaal getal handeelen, moeten aantoonen, dat zij lui-
den op naam van Nederlanders.

Hoe- -dergijk bewijs te leveren?
lic
heb v66r mj ge-
nomen de lijst van aandeelhouders eener N.V. met aan-
doelen op naam, en wei die van de Nationale Levens-‘erzekeringbank (Jaarverslag 1923). Niet een scheep-
yaartmaatschappij’, maar tot nu toe is er,
bij
mijn we-
ten, geen zoodanige, ‘die de namen der ‘houders harer

aandeelen op naam publiceert. Voor mijn betoog moest

ik dus wel een vennootschap kiezen, die wèl namen
bekend maakt. Het getal aandeelhouders der Natio-
hele
blijkt
mij plusminus 800. Eerste aandeelhouder:
Mr. C. D. L. van Aalst; tweede aandeelhouder J. A. E.

van Aalst; dit zullen wel Nede:rlanders ‘zijn; derde

aandeelhouder: ,,Erven Mevr. Wed. J. A. E. van
Aalst”, dit wordt lastiger: zou onder ‘die erven niet
misschien een Duitscher schuilen? vierde aandeel-
houder: ,,Erven G. v.- Aardenne”; weer is Leiden in

last; zevende aandeelhouder: de Administratieban’k.

bu wordt het heelemaal ‘moeilijk. In van Nierop en

Baak sla ik na, hoe het met deze Bank is gesteld:

Jiare 500 aandeele’n luiden alle op naam.. . . voor
meer dan twee/derden ‘op naam van Nederlanders? Ik al de naamlijst moeten opvragen.

– Ik behoef mijn verhaal niet voort te zetten om e

doen zien, waartoe het wetsvoorstel zal leiden. Men
herinnert ‘zich hui verhaal van den Per’zischen vorst,
clie aan een gunsteliing beloofde hem te zullen geven
twee graankorrels op het eerste vak Van een schaak-
bord, vier op het volgende, zestli’n op ‘het derde..,..
alle oogsten der aarde van vele eeuwen bleken on-
voldoende.

De nationaliteit der venn ootsclia’p zal ‘ten slotte ter
beoordeehng zijn ‘van den Rechter. Vin’dt men een
practisehen Rechter, dan zal hij er ‘misschien toe te be-
wegen zijn, de lijst van aandeelhouders eens door-
iende, aan te nemen op grond van dea.lgemeene
hekenidih,eid” ‘der meeste namen, ,dat aan den eisch van

ten minste twee/deiiden der aandeelen ten name van
Nederlanders is voldaan. Maar bée, als er een enkel
aandeel boven het en/iderde der aandeelen aan toon-

der luidt en, dus van
alle
houders van aandeelen op
fiaam moet vaststaan, •dat het Nderlanders zijn? En
hoe, als men nu een’s een angstva.l’l’igen Rechter treft? –

De scheepvaartniaatschappijen zullen zich genood-
zaakt zien spoed-igst mogelijk er werk van te ‘maken,

).-.

27 Mei 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

449

dat
al
hare aan doelen kernen te lui-den
witsluitend
aan

toonder.

Tot schade van linie aandeelhonid-ers, voor zoover
djt uiaamloozo vennootschappen zijn. Het voordeel, bij

ait. 3 der Di.-viclenideilastingwet verbonden aan het
(toen luiden van aandeelen op naam, gaat verloren.
En al verder zal deze omzettii.g van
alle
aandeel-en

in toorideraarideelen meehrengen afschaffing van de

stelsels, die tot nu toe golden en doeltreffend zijn

gebleken – juist om cle Ncierlandsche nationaliteit

van schepen

te waarborgen (creatie van een, ,Gemeeu-
schappelijk Bezit” of creatie van ,,oligarøhische” aan-
(loeien op naam). Geen verstaiidige vennooitchap zal
zich eraan willen bloots’tellen., dat al linie zeebrieveri

plotseling zou-den ver-vallen, op grond bijv., dat de

oen-ige d.ochter-erfgename van een prioriteitsaandeel-
houder bij ‘-s mans overlijden -blijkt te 5ij0. gehuwd met een buitenianider. Do redeneering, idat niet en.-

middeHijk idoor het overlijden het aandeel komt te

i uiden ten name der dochter, baat natuurlijk niet. De

vader is nu ee
n
rn,aai dood, en het aandeel luidt dus

ii iet meer ten name- van een (bestaanden) Nederlan.-
(Ier. Men zal toch niet v66r het w’oord ,,Nederlandlers”

rnoge.n invoegen ,,aJ of niet bestaande”?
Zeker ook hier zijn statutaire bepalingen te verzin-nen ter verminlderin,g der dreigende -gevaren. En dc wet zal op verschillende wijzen kuinnen worden ont-
doken. Maar waarom toch ermee te beginnen het aan
onze 1coderjen geheel onnoedig lastig itle maken?
Wat men beoogt —buitetiianidsc-h kapitaal te weren –
bereikt men iroch niet. Al is van algemeene bekend-

heid, -d-at alle tooirideraanideelen eigendom zijn van
hutenlanders en dat het -bestuur geheel van buiten-
iaudet-s afhankelijk i-s – toch zal een Nederlandschc
zeebriof niet kun ii en weiden geweigeiid.
Wil men werkelijk bij den toel-eg – ouschulidige
naamlooze vennootschappen, waarbij voor een groot

deel buitenlanders zijn betrokken, van de verkrijgiin-g
van een Nederiandsehen zeebrief uit te -sluiten – vol-
harden, dan ware toch wel een methode te bedenken
nm dit te bereiken, zonder dat men een groot deel
der èchte Nederlanidsche R-oederjen in ongelogenleid
brengt. Bijv. -door de ver-krijging afhankelijk te stel-
len van een eed, door een beatuurder ‘der N.V. af te
leggen: ,,ik zweer, -dat mij geen feiten o-f om-at’andig-heden bekend zijn, waaruit zou voortvloeien, dat bij cle
door mij bestuur-de naamlooze -vennootschap

niet-Ne-
derhanders voor meer dan een/vieiid.e zeggingsehap of
belang zouden ‘hebben”.
Zeker, dergelijke regeling zou een paar bestaanden
Nederl a-ndsche scheepvaartmaatsc-happijen het leven
kosten. Een niet enibelangrijk geta.l Nederl-anclsche zee-
lieden zou brood-eloos wonden. Ik zou dan ook de
laaitiste zijn om deze regeling voor te stellen. Maar
zij zou ten minste eerlijk zijn en niet een regeling, al-s
de nu voorgestelde, bij welke ,,bedoe-ling” en ,,uit-
werking” wijld uiteeugaan. Mag een Wetgever, die ons
(lezer -dagen gel ukldg maakte net een Wet op d.e nichi-
tigo heffing, een zeebrievenregeling maken, waarbij
hij zegt: ,,ik
bedoel,
dat ‘buitenianidr-s niet groot’-
participant mogen zijn in een Nederla’bidsc’he scheep-
vaartmnatrchappij, maar ik
zeg:
Buitenlander, ga ge-
rust uw gang, mits gij er maar aan -denkt uw aan-
deden te laten lui-den aan toonder”?
Ik voor mij blijf van -oomideel, dait de
bedoeling on-
juist is; -dat de heele regeling berust op een on-
deugdehijken grondslag, nI. liet p1 utocratisc’h dogma,
dat -de nationaliteit eener naamlooze veninoochap
zou wopden beheerscht door de nationaliteit van hen,
die er hun geld voor ‘hebben gegeven. Maar hier-op wil
ik ithans niet verder ingaan. Aangenomen: liet uit-
gangspunt, is de uitwerking, laat ik zeggen…..z66,
al-s zij niet
iii 0

ns nieuwe Zeerecht behoort.
Mr. H. M. A.
SCHADEn.
Rotterd a-m.

QUi
BENE DLSTINOUIT BENE DOCET.

II (tot).

i)e heer Moresco brengt echter thans in zijn artikel
een
geheel nieuw
punt in liet -debat. Rij ontkent niet,
dat -directe correspondentie tus-schen -den Koning en cle beide bedoelde ambtenaren staatsrechteljk toelaat-

baar is, idoch hij ontkent het feitelijk
bestaan
van

zulke correspondentie, althans wat -den G-.-G. betreft:

(Dr.
G.’s) ,,nadrukkelijke verzekering van het bestaan
eener rechtstreeksche correspondentie tusscheu cle Kroon en den G-.-G-. vraagt mi. een even na(Irukkelijke ontken-
ning.” –

Tegenover deze oniJkenning handhaaf i-k even na-

drukkelijk mijne bewering, dat zulk eene correspon-

tientje
w6l.
bestaat.

Tussehen den heer Moresco en mij gaat dus het ge-
ding nu 0-ver een simpele
questio facti.

Voor ik nu op deze vraag verder inga, wensch ik

de aandacht te vestigen op hot merkwaardige feit, dat
mijn beide
bestrijders,
Dr. ‘van Raalte’) en Dr. Mo-
resco, -het onderling
juist
over deze
questio facti
volko-
men oneens zijn. Volgens den heer’ Moresco komt zulk-

een correspondentie, althans van staatkundigen
aard,
niet voor.
Volgens den heer Van Raalte komt
zij echter
wel degelijk voor: . ….. –
slechts een hoogst,
hoogst enkelen keer, heeft zich (de aan den Kon-ing

sthnijven de lan-dvoogd) in werkelijkheid, voorgedaan.”
De heer ‘Van Raalte noemt zelfs een bepaald geval,
uh. een brief van den G.-G. Van Heatz aan den ‘Ko-
ning.

Deze tegenspraak tusschen
mijne
-beide bestrijders
maant reeds tot voorzichtigheid: Of meent ‘de heer Moresco, dat ook de heer Van Raalte tot cle p’han-
tasten behoort?
De moeilijkheid om aangaande ‘deze
qiiestio facti
tot
vol-strelcte zekerheid te geraken ligt in een aan alle
beoefenaren onzer jongste geschiedenis bekende om-

standigheid. De -eenvoudigste vorm onI de quaestie op

te lossen, zou zijn, over te gaan tot publicatie van
een speeimen der betrok-ken ‘briefwisselingen. Dit is
echter onmogelijk. Anders dan in de meeste omlig-
gende landen van Europa zijn de archieven ben on-
zent slechts tot omstreelcs 1830 puibliek. Men is dus

aangewezen op onderzoek in niet-publieke departe-
mentale of particuliere archieven, dan wel op mede-
dee]ingen van levende -staatslieden. Nu is het, voor
historische doeleinden, meestal wel mogelijk die -bron-
nen te ontsluiten, mits er de noodige zekerheid ‘be-
staat, dat de onderzoeker -geen misbruik maakt van
de he
m
verstrekte inlichtingen of de hem ter inzage –
gegeven documenten: ‘bij publicatie van -de recente
bronnen ontgaat men bijkans nimmer het ver-wijt van

het schenden, hetzij ‘van ambtsgeheim, hetzij van an-
dervertrouwen.

Wie zich met recente geschiedenis ‘bezig ‘houdt, is
dus aangewezen op -de methode, die reeds door de
Bosch Kemper en Bosscha met succes is gevolgd, en
waarbij men wel gebruik maakt van de aan de ge-
noemde bronnen ontleende feiten, die bronnen zoo-
veel rnogelj]c ook
aanwijst,
aiaar zich onthoudt vn
het publiceeren van documenten, die wellicht nog
niet geheel tot de geschiedenis behooren. Het schijnt
mij noodzakelijk, dat ieder zich streng aan denen regel
houdt, ten einde de toch reeds zoo moeilijke studie
onzer jongste geschiedenis voor latere onderzoekers
niet nog hezwaar]ijker te maken.

Dientengevolge zal dus Dr. Moresco niet in staat zijn de hem bekende correspondentie tusschen den
Koning en den G’.-G. (die volgens hem niet over
staatsza-ken loopt) ter contrôle zijner ‘beweringen te
publiceeren; ook ik zal; voor wat mij uit niet-

ambtelijke bronnen bekend is, betreft, daartoe niet
overgaan. Het eenige wat mogelijk is, is een vergelij-
king van de gronden, waarop ons beider beweringen
zijn gebaseerd.

‘) ‘to cle Nieuwe Courant van 28 Mr-t. 11.

450

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27 Mei 1925

Wat
nu de bewering van iden heer Moresco, dat een

i’echtstreeksche correspondentie tusschen den Koning
en den. G.-G. niet bestaat betreft, zou men kunnen

zeggen, dat de boudheid dezer bewering slechts over-

troffen wordt door ide scharnelheici der bewijsvoering.

immers de eenige adstruct.i.e, die ide heer Moresco aan-
biedt, is de mededeeling ,,dat (hem)- var zoodanige

correspondentie….
nimmer iets gebleken is”.

Reeds de
aard
deze.r ‘bewijsvoering wekt verwen-

dering. ,,Ik heb nooit -een witte raaf gezien: ergo

bestaan er geen witte raven.” Het klemmenide van het

argument ontgaat mij. Het zou alleen klemmend zijn, indien de heer Moresco, uit hoofde van zijn ambtsbe-

trekking,
noodzakelijk erwijze
met dergelijke coires-

pondente, uidien zij voorkwam, bekend zou-moeten

zijn. Het tegendeel is echter het geval. Indien iets,

dan behoo.ren meonin.gsverschillen tuaschen den

Koning, den Minister en -den G.-G-. of Opperbevelheb-
her tot de sfeer, waari.n geen administratief ambtenaar,

hoe hoog geplaatst ook, behoort te worden gekend. In-
dien ‘de heer Moresco dus in zijn betrekking als Gou-

vernements-Secretaris of Secretaris-Generaal van der-

gelijke correspondentie geeni kennis bekomen heeft;
kan dit slechts tot de veTrblijde.nde conclusie leiden,

dat de goede constitutioneele praktijk door de be-

windslieden,- onder welke.’hij gediend 1ieet., strikt ge-

hanidhaaf,d is. De heer Moresco zal zich echter wellicht
nog wifldn beroepen op zijn lidmaatschap van den
Raad van Indië. Maar ook -dit adviseunischap brengt

ken niisname van de bedoelde co.irespondenti.e volstrekt

niet met zich mede.

Men zou bijkans zeggen: Integendeel. Geen’ be-

oefenaar van -de geschiedenis der 1.9de eeuw kan de

omstanidigheid onbekend
zijn,
idat
,
de politieke leiders,
in iritieke mementen, bijna als regel, hun ,,aangewe-
zen” ald.viseurs voorbijgaar. Ik wil. den heer Moresco
slechts ê&n enkel voorbeeld in herinnering brengen:

Heeft de G.-G., toen hij, in 1918, zijn -bekende pronun-

ciamento uitvaardigde, daarover al dan niet met den

Raad van Indië overleg gepleegd? Immers neen: en

deze omtandig-heiid heeft ër -dan ook toe geleid, dat
bij -de jongste wijziging van het R.R. een speciale be-

paling. .is opgenomen, die iden G-.-G-. in het vervolg,
bij het doen van -dergelijke belangrijke modedeelingen,

tot die raadpleging verplicht.
Uit dit alles blijkt, dat voor zijn nadrukkelijke ont-

kenning -door iden -heer Moresco geenerlei objectief
bewijs wordt bijgebracht. Uit zijne mededeeling, dat
directe politieke correspondentie tusschen den Ko-

ning en den G-.-G-. hem
niet bekend is,.
kan het bewijs

dat zij
niet bestaat
niet worden geconstrueerd.

Daarentegen haseer ik mijn ‘bewering op de feitelijke

kennis
van dergelijke correspondentie van politieken
aard. Deze kennis is te verkrijgen uit drieërlei bron:
io. uit het geheime archief van het Kahinet der Ko-
ningin; 2o. uit de particuliere archieven van over-

leden Landvoogden; 3o. uit mededeelingen en stukken

van nog levende staatslieden.
Het eerste, zeer- belangrijke archief, waarin ik als
eerste het voorrecht heb genoten te mogen werken, is
voor -de periode na 1848 nog gesloten. Ik laat deze
bron ‘dus buiten bascho’awing. Doch -beide andere
bronnen -heb ik kunnen gebruiken: op grond va-n mijn

ebrui-k van die bronnen handhaaf ik
mijne
bewering.

De lezer moge nu uitmaken, ‘welke bewering de
meeste rwaarschijniijkheid heeft: de mijne, die on- –

derst-eun-d wonidt ‘door het gezag eener miniisterie1e
mededeeling in -de Staten-Generaal; dan wel die vall
den heei Moresco, die berust op wat :hij in Zijne

am’btsperiode
niet
onder de oogen heeft gehad.
Ten slotte blijft nog de qu-aestie van de
frequentie

dezer correspondentie. De heer Moresco leidt uit mijn
artikelen a-f, .dat deze correspondentie, naar mijûe

opvatting,
in vrij talrijke gevallen zou
voorkomen. )

i) De heer Moresco leidt dit af uit het feit, dat ik ge-
sproken heb over ecu soort van
permanente
Rijks-Confe-
rentie: dan moet de daarmede verband houdende corres-
De heer Moresco heeft ook op -dit punt weer iets anders

gelezen dan de ‘heer Van Raalte, die in ,,De Nieuwe
Courant” van 28 Maart zeg-t: ,,i)r. 0-. geeft mi zëlf te

verstaan, voor wie lezen kan, ‘dat de aan den Koning

schrijvende Landvoogd een
zeldzaamheid is-.”

De zaak is, idat ik mij over ‘de al of niet frequentie

van -deze correspondentie met geen enkel woord heb
uitgelaten. Alles wat de iheeren Moresco en Van R-aalte

daaromtrent beweren, berust niet op mijne bewerin-

gen, maar op hunne veronderstellingen: Ik

heb slechts

gezegd, dat zij
in sommige gevallei-c
voorkomt. – Immers

een oordeel over de frequentie dezèr correspoiidentie
zou slechts kunnen gevormd worden op grond van de

volledige kennis van

het archiva]iisch feiten.mate-
riad-; daarover beschik ik echter niet en geef ik dus
ook geen oordeel. Het meest
waarschijnlijke is,
dat

deze frequentie zeer afwisselend ijs en geheel afhangt

zoowel van de tij
1
dsomstandigiheden: als van het per-

soonlijk karakter en de min of meer nauwe relatie

tussc-hen Koning en 0-0-. Het is mij ibekenld, idat er
oQk in jongere tijden Landvoog:den geweest zijn, die
meer clan eens en soms 7zeer uitvoerig aan den Koning

schreven. In het algemeen zal der-gelijke briefwisse-

ling, naar ik geloof, wel
groote
uitzondering zijn.
Vooi- de quaestie, die ons bezighoudt, doet de meer-

dere of mindere frequentie echter niets te:r zake.

Waar het om gaat in, of deze correspondentie s-taats-rechtelijk geoorloofd is, of zij oök na 1854, al
ef
niet

sporadisdh, voorkomt, en of
nu-,
ook na 1854 tot ‘het

door mij bedoelde driboeksconflict al dan niet aan-
leiding heeft gegeven. Ook in de landen waar een

1-loogerhuis geheel of gedeeltelij-kdoor de Kroon be-

noensd wordt, is ‘bijv. het omzetten van de -meerçler-

heid van het Roogerhuis- door benoeming van pairs
slechts een enkele niaal voor-gekomen. Bijna altijd is
het
bij
dreigen gebleven. Doch niemand zal -dienten-

gevolge co.ncludeeren, dat
dus
zulk een omzetting geen

staande figuur in het positieve staatsi-echt van die

landen is. En men zou erom glimlachen, wanneer een
hoog administratief amlbtenaar daar beweerde: Of-

schoen ik tot de allernaaste Raadsliëden van den Mi-

nister ‘heb behoord, hel) ik daar nooit iets van gemerkt

en dus ontken ik ,,na’dru-kkelijk”, dat zooiets -voor-

pon-dentie, meent de heer Moresco, naar de opvatting van
])i. G. wel
frequent
zijn. Dit is een onjuiste gevolgtrek-
king.
Persrtanentie
en
frequentie
hebben niets met elkaar
te maken.- Wat nien,bedoelt niet een
permanente
conferen-
tie in tegenstelling met een
gewone
conferentie, staat his-
torisch zeer vast. De zaak heeft in onze eigen diplomatieke
geschiedenis tot een conflict aanleiding gegeven in verband
niet cle Conferentie van Londen van
1830.
In het tractaat
van
1818
was uitdrukkelijk bepaald, – dat Çiezante-n-Confe-
renties van de verbonden Mogendheden niet zouden mogen
handelen over zaken, een der Bondgenooten betreffeud, zon-
der dat die Bondgenoot door een speciale invitatie was
uit-
genoodi-gd. MeVopgave, van het onderwerp van bespreking.
Elke bijeenkomst was dus een speciale en afzonderlijke
conferentie. De Loudensche conferentie verklaarde zich ech-
ter al spoedig
permanent –
waardoor de speciale invitatie
kwam te vervallen en cle Conferentie allerlei beslissingen
kon nemen over Nederlandsehe aangelegenheden, zonder
dat de
Nederlandscile
Gedelegeerde M aanwezig was bf van
te voren instructies had ontvangen. Hier-tegen werd door
Nederland ernstig, maar tevergeefs geprotesteerd. Een
per-
»tanente
conferentie -komt dus bijeen zonder dat aan cle
betrokken Rijken eer-st moet worden verzocht, of zij willen
deelnemen, op eenvoudige uitnoodiging van den Voorzit-
ter, zoodra cle zaken, clie cle conferentie b.handelt, daartoe
aanleiding geven. Dit kan soms, gelijk bij de Londensche
Conferentie van
1830
en volgen-de jaren, in een -zeer lang
tijdsverloop
niet
het geval zijn. Ik heb nu de driehoek een
soort permanente
conferentie genoemd, omdat ook hier door
cle leden niet eerst ‘behoeft te worden gevraagd of zij in
conferentie
willen
treden, maar omdat Koning, G.-G.
en
Minister met elkaar in overleg treden
zoo vaak 66
n -der
drie, leden het nooclig vindt. Dit
in tegenstelling
met de
Engelsche Rijks-Conferentie, die telkens afzonderlijk moet
worden belegd en die mislukken kan wanneer, zooals on-
langs gebeurd is, een der uitgenoodigden verklaart, dat hij
niet -deelnemen wil, of dat hij
op dat moment niet
deel-
nemen kan.

27 Mei 1925

ECONOMISCH-STATISTIStHE BERICHTEN

451

komt. Zelfs dus wanneer Mr.
‘v.
Raalt&s bewering,

dat dergelijke correspondentie slechts ,,hoogst, hoogst

zelden voorkomt”, (wat niemand onzer bewijzen kan)

juist is, clan nog is cle dooi: mij op dat voorkomen ge-

bouwde constructie geheel gerechtvaaidigd.

* *
*

‘l’en slotte nog een woord over mijne vergelijking

van deze driehoeksverhouding -met de Britsche Rijks-

conferentie, die de heer Moresco even ,,origirieel” als

,,zonideriing” noemt, op grond van door ‘hem aange-
wezen verschillen. hoe zouden beide, vraagb de heer

Moresco, met elkaar
01)
een lijn gesteld kunnen

worden”? Het antwoord is: ik heb beide volstrekt niet

op een lijn gesteld. De heer Moresco heeft over het

hoofd gezien, dat een
ver gelijkin.g
geen
gelijkstelling

is. Wanneer ik zeg, dat een sinaasappel een
soort
ap-
pel is, heb ik daarmede volstrekt niet gezegd, dat een

sinaasappel alle qualiteiten van een appel heeft. De
Teganwerping: maar een sinaasappel ‘heeft immers

geen steeltje, zou, naar de heer Moresco niet ontken-
nen zal, eenigszius zon-derling klinken. Wanneer ik dan

ook geschreven heb, dat -de bmproken •driehoeksver-

houjding ,,een
soort
Rijksconferentie” vormt, dan is

‘s fteeren Moresco’s Ibetoog, dat er tussehen beide

ingrijpende verschillen bestaan, weliswaar j
U
st, doch

niet ter zake clienende. Niet het bestaan ‘van
versch.i&,
doch het bestaan van
overeenkomst
beslist over de
juistheid eener vergelijking. Welke nu de overeen-
komst is, heb ik in mijn artikel duidelijk aangewezen.

i)aarbuiten mag de bestrijding niet gaan. De juiste
zin der vergelijking blijkt ten dui.delijkste uit den slot-
zin van mijn artikel:

,,Zoo
kan het driemanschap de
nucleus
blijven van een
toekomstige grondwettelijke organisatie der Rijksgedachte”

ik heb dus niet beweerd dat de Driehoek reeds een
formeele Rijksconferentie
is,
doch slechts de kiem
aangewezen voor eene, naar -mijn inzicht,
wenschelijke
ontwikkeling.

Dat in dit uitzicht op de toekomst ook de verbeel-ding medespreekt, erken ik gaarne. Zij spreekt -daar
evenzeer
mede als hij die door ‘den heer Moresco ge-

deelde beschouwing, welke in -de tegenwooiidige poli-
tieke organisatie vati Ned.-Indië de kiem ziet van een
ontwikkeling in de riohtin.g van den Westerschen pal-
lementairen •eeuheiclsstaat. Zonder visie is het be-
grip van zich ontwikkelende staatsr-eciteiijke verhou-

dingen nu eenmaal niet mogelijk. Het eenige verschil
tusschen de
visie op
de toekomst van den heer Mo-
resco en die van mij is dit, dat de mijne, naar ‘sheeren
Moresco’s opmerking, ,,origi.neei” is, terwijl -nie-

mand ‘s heeren Moresco’s idealen deze qualificatie aan
zal wrijtven. Doch originaliteit van visie op de toekomst

be.hoeft een juiste weergave der
bestaande verhoudin-
gen niet in den weg te staan.
Dit zijn twee verschillende zaken, clie ook de criti-
cus uiteen behoort te houden.
Dr. C.
GERRETSON.
* *
*

Op een enkel voornaam punt geeft de nadere uit-
cnzetting van Di. 0-. opheldering: nijn artilcele:n
wolcten den indruk dat er een ,,corrpondentie” tus-
schen Koning en G.-G-. zou bestaan in den zin dien
men gewoonlijk aan dat woord hecht, nl. van een
ge-
regeld schriftelijk overleg,
in dit geval over regee

ii ngszaken; iii verband meb een gelijksoortig overleg
tusscien Kroon en Minister en tussohen Minister en

0-0-. zou er aldus aan een ,,drieh-oeks-verhouiding” ge-
dacht moeten worden, ,,een soort permanente Rijks-
conferentie”, clie ,,edert jaren gefunctionn eend
(heeft), en in sommige gevallen liet Rijk baitenge-
‘one diensten gedaan”. Thans blijkt, dat ide heer G. niet aan zulk een overleg denkt., maar aan de wisse-ling van een enlcelen brief of telegram in, geval van
conflict, juist wat ik als een volkomen natuurlijk pro-
cc’dé aan-dui,dde, dat echter geen enkel punt van ver-

gelijking met do Britche rijksconferenties oplevert.
.Het ,,op één lijn stellen” van de twee (van gelijk-
stellen sprak ik niet en vooral in het eerste artikel
wordt do driehoek ten aanzien van het voor-kémen

van botsing tusschen Rijks- en ‘koloniaal belang inder-

daad op één lijn met de conferenties gesteld) blijft
mij even zonderii.ng klinken als de stelling ,,een si-

naasappel is een soort appel” aan een plantkundige

moet voorkom-en.

Geheel misverstaan heeft Dr. G. het beroep op

mijn ervaring in ambtelijke functiën. Volgens hem

zou ik het feit dat ik geen brieven van den G.-G.

aan de Koningin gezien heb, als bewijs aanvoeren,

dat zulke brieven niet bestaan. Ziehier daarentegen,
voor den slechten verstaander iets uitvoeriger, wat
ik inderdaad in het nummer van 1 April in het kort
heb gezegd.

Wie de ambtelijke briefwisseling volledig tot zijn

beschikking heeft, bemerkt, zoo hij de noodige ervaring

bezit, of de zaak uitsluitend dâérin wordt behandeld,
dan wel tevens beïnvloed door overwegingen die in
die stukken geen uiting vinden. Een enkelen keer

mag hem dat ontgaan, op den duur moet hij er achter

komen. Zoo vindt men in den bundel stukken over

een benoeming, die door nepotisme of andere onzuivere
motieven beheerscht is, natuurlijk geen brieven, die
dit kunnen bewijzen, maar wie de noodige zaakkennis
bezit zal toch den indruk krijgen dat er iets niet in
den haak is. Daarom heeft ook een negatief getuigenis
waarde, indien het afkomstig is van iemand, die jaren
lang de officieele briefwisseling tusschen Minister en

0-.-G. door zijn handen heeft zien gaan. Dit was de
beteekenis van mijn verklaring dat ik nimmer ,,den
indruk
(had) gekregen, dat op de oplossing van
meeningsverschillen tusschen deze ambtsdragers ge-

himzinnige invloeden werkten om conflicten tusschen
do deelen van den staat te voorkomen.” Mocht het
den heer G. gelukken, aan te toonen dat er inderdaad
een
overleg
van
die
strekking tusschen Kroon en G.-G.
bestaat of heeft bestaan, dan zal ik erkennen, niet
scherp te hebben waargenomen. De
vergelijking
van
zulk een, m.i. inconstitutioneel, procédé met de Britsche

rijksconferenties zal er echter niet minder absurd
om worden. E.
MonEsco.

DE RIJKSMIDDEJJEN.

In dit nummer -treft men aan het gebruikelijke
overzicht van -de opbrengst dr Rijksmiddelen over
de maand April 1925, vergeleken met de overeenkom-
stige cijfers van ‘April 1924.

i)e gewone middelen brachten in de afgeloopen
maand
f
31.394.00 op tegen
f
35.390.800 in April
1924 en vertoonen mitsdien een vooruitgang van

f
2.003.500. Van laatstgemeld bedrag komt echter

f
640.700 op rekening van de rijwielbelasting, die in

April 1924 nog gen bate voor -de schatkist opleverde.
Do totale opbrengst in de afgeloopen maand overtrof
cle raming met een bedrag van
f
2.565.100.

De opbrengst over de eerste vier -maanden van dit
jaar bedroeg
f
11.526.000 tneer ‘dan de opbrengst in
de overeenkomstige maan-den van 1924, terwijl de
raming met
f
6.641.300 werd overschreden. Laat men
evenwel de rijwielbelasting, die in dat tijdvak in
totaal
f
5.610.500 op’bracht, buiten beschouwing, dan
blijkt, dat de opbrengst in het vorige jaar eil de
raming slechts met on-derscheidenlijk
f
5.915.600 en
f
2.691.500 -werdQn overtroffen.

In vergelijking met de overeonkomstige maand van
het vorig jaar vertoonden de gron-dbelasting, de in-
komstenbelasting, de gedistilleerd-, de zout-, de bier-,
de geslacht- en de tabaksaccijns, de zege]rechten en

de ioodsge]den een hooger opbrengstcijfer. Daarente-
gen brachten min der op de dividend- en tantième-
belasting, -de vermogensbe]astirng, de suiker- en de
wijnaccijns, de registratierechten, de successierechten,

452

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27
Mei 1925

de invoerrechten, cle beidsting op gouden en zilveren

werken, de statistiekrechten en de domeinen.
Ook in de afgeloopen maand bleef çle grondbelas-.

ting een
stijgende
opbrengst vertoonen; het surplus

boven de opbrengst van April 1924 bedroeg
f
201.600..

De snellere invordering doet bij dit middel ongetwij-

feld haar invloed gevoelen. Voor de personeele belas
;

ting wordt geen op’brengstcijfer vermeld. Dit is toe
t

te
schrijven
aan de omstandigheid, dat in de maand

Apiul de 6induirtkeering van de provinciale en gemeen-.

te opcenten (thans ten bedrage van f1.701.400 en

f
6.169.500) betreffende den vorigen dienst pleegt

plaats te hebben, welke ten gevolge van den achter-

stand op d.i.t middel, de ojbrengst over de maand

April overtrof. De opbrengst der Ibeide
,
hierbedoelde

belastingen in de eerste 4 maanden dezes jaars over-

trof die van hetzelfde tijdvak van 1924 met respec-

tievelijk
f
1.170.600 en
f
938.000. De raming werd

evenwel bij bcde belastingen nog steeds niet bereikt;

het nadeolig verschil bedroeg
f
679.100 bij de grond-
belasting en f 5.037.400 hij de personeele ‘belasting.
Evenals de vorige maand gaf de inkomstenbelasting

in April 1925 een hoo’gore opihrengst (van
f
732.200)

te zien dan in dezelfde maand ‘van 1924. Een aan

wijsbare oorzaak is hiervoor niet aan te geven.
Bij
•de

i nkomstenbelastmg doen zich allerlei factoren gelden

en het is niet gemakkelijk, de working van elk •dier

factoren hij het analyseeren van de opbrengst van

slechts Sôn maand na te gaan en vast te stellen. Het

tijdige gereed maken van de aanslagregehng 1924/25

zal ook in de afgeloopen maand wel niet zonder

invloed
zijn
gebleven. Bij de vergelijking van de ont-

vangsten uit deze belasting over de eerste 4 maanden

van 1924 eu 1925 blijkt, dat de bedragen zich als volgt.’
over de verschillende dienstjaren splitsen:

Jan. tjm. April 1924 Jan tfni. April 1925

1020/21 ……
f
. 460.400

1921/22 ……,, 1.993.600

1922/23 ……,, 8.717.000

f 1.627.600

1923/24 ……,,
24.808.000

. ,, 6.150.000

1924/25 …….
-,,
28.575.900

f 35.779.900

f
36.353.500

Hoewel, zooals reeds meermalen werd opgemerkt,,
men met het trekken van bepaalde conclusies uiterst

voorzichtig moet zijn, mag de opbrengst over de afge-.
loopen maanden van dit jaar niet onbevredigend hee-.
ten. Dit blijkt ook trouwens wel hieruit, dat de ra-

ming met niet minder dan f 8.020.200 werd over-

schreden.

• Voor het trager vloeien der dividend- en tantième-
belasting
(f
112.300 minder dan in April 1924) en

den achteruitgang •der vermogensbelasting (met

f 61.300) is geen bepaalde oorzaak
aanwijbaar.
Uit

een vergelijking van de dpbren’gsten dezer middelen,
over de eerste vier maanden van 1924 en 1925 blijkt, dat de opbrengst van het vorig jaar bij geen der beide
middelen werd bereikt, daar thans
f
69.500 en
f 50.900 minder, werd ontvangen. De opbrengst der

dividend- en tantièmebelasting bleef in laatstgemeld
tijdvak bij. de raming met een bedrag van f 1.975.900 ten achter; bij de vermogensbelasting werd de raming•
evenwel met
f
1.049.600 overschreden.
De
accijnzen
vertoonden ditmaal een minder gun-
stig beeld. De suikeraccijns daalde met
f
168.500, het-
geen waarschijnlijk aan toevallige omstandigheden

moet worden toegeschreven. De wijnaccijns liep met
f 40.900 terug; men vergete evenwel niet, dat de op-
brengst van den wijnaccijns in de beide eerste maan-

den van elk kwartaal van weinig hèteekenis is. De
1
geclistilleerdaccijus vertoonde een accres van f 250.500.
Neemt men echter in aanmerking, dat de maand April

1925 vijf verschijndagen (Donderdag)’ van den cre-
diettermijn bevatte en de maand April 1924 slechts vier, dan blijkt de opbrengst van dit middel per slot.
van rekening instede van te zijn toegenomen nog
steeds achteruit te loopen. De zoutaccijns bleef een

hooger opbrengstcijfer vertoonen, ditmaal van

f46.600, toe.te schrijven aan de afneming van den

invoer van buitenlandsch gemalen mijrrzout en de

daarmede’ verband houdende toeneming van het ge-

bruik van bitmenlandsch veraccijnsd zout. In de ster-

ke stijging van den bieraccijns, die van
f
298.600 tot
f 1.037.600 accresseerde en dus een meerdere inkomst

van] 739.000 te’boeken gaf, komt de ver’hooging vnu

den accijns van f 0,60 tot f 1,50 per hectolitergraacl

tot uitdrukking, die op 12 Mei 1024 in werking trad.

Do toeneming van den gcslachtaccijns (met
f
13.200)
staat met de hooge veeprijven in verband. De mcci-

•dere opbrengst van den tabaksaccijns
(f
116.200)
vloeit deels uit navorclering voort dn is

anderdeels

een gevolg van de pas tot stand gekomen accijnsver-
hooging, waarbij de verrekening van nieuwe zegels

met oude intusscheu een ongunstigen invloed uit-
oefent.

Van cle middelen, die meer in direct verband staan

met het zakenleven, brachten ‘de zegelrechten
f
263.400
meer op, waarvan f 79.200 op rekening van de ‘beurs-

belasting komt. De registratierechten daaldeil echter
met f 85.100 en de invoerrechten met
f
437.000. De
statistiekrechten liepen terug met f 21.100, terwijl de

loodsgelden f12.100 méér in’brachteu. Alis het beeld,

dat deze belastingen in de vorige maad vertoonen,

dus niet onverdeeld gunstig te noemen, er zijn toch
teekenen, die op eene opleving van den handel wij-
zen. Vooral de loodsgelden maken een bevredigeuden

indruk; de opbrengst van de eerste vier maanden

dezes jaars overtrof die van hetzelfde tijdvak vad
1924 met f 196.100,
terwijl
de ramin’g met
f
300.400
werd overschreden; bedragen, die bij dit betrekkelijk

kleine middel van groote beteekenis zijn.

Ten slotte moge worden gewezen op de successie-
rechten, die ditmaal met f 50.000 terugliepen; op de

domeinen, die f 36.100 achteiuit gingen; op de be-

lasting’ op gouden en zilveren werken, die een toe-
vallig nndeelig verschil van
f
1600 te zien gaf en
op •de belasting op speelkaarten, die f 1600 méér dan in April 1924 opleverde.
De ikomsten van het ,,Leeningfonds 1914″ bedroe-
gen in de afgeloopen maand f 10.551.400 (i’aming

f7.783.000), tegen f 10.786.900 in April 1924. De
opbrengst over de eerste vier maanden was

f 32.778.600 (f 33.353.200 ‘in Jtmuari t/m. April
1.924).

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

1)E BEGROOTING VOOR 1925.

TE.
De teruglceer naar het Goud.
Dr. T. E. Gr egory te Londen schrijft ons:

Oude leden van het Lagerhuis zuilen U vertellen,
dat het ‘bewon’derenswaar.dig is bij de bespreking van
zakenksveties, ‘doch hopeloos, wanneer het discus-sieert over technische financieele vragen. Deze uit-

spraak is nog eens bewaarheid door de discussies over
de Gold Standard Act, welke er niets toe hebben bij-
gedragen, de beginselen te verhelderen, doch zeker

hebben aangetoond, dat zoowel de aanhangers der Re-
geering als die der oppositie uitermate slecht op d
hoogtie waren.
Wegens ‘het feit, dat de nieuwro maatregel geen codi-
ficeerende wet is, is het geenszins gemakkelijk, . het
huidige geidwezen van het land op eenvoudige wijze

te ibescthrijven. Uw lezers hebben reeds van ‘het Report
o’f the Committee on Currency and Bank of England
Notes
1)
kennis genomen, ‘doch het kan zijn nut heb-
ben, indien ik eens precies uiteenzet welke wetsvoor-
sohriften er op ‘het oogen’biik ibestaan, aan;gien zelfs een voo eminent autoriteit als Keynes onlangs op een
dwaalspoor geraakte door een belangrijk artikel van
do Baak Act 1844 over ‘het hdof’d te zien.
2)

1. Gouden IMILLDtmater.i.aal kan, in den vervoige
uit-

i) [Zie p. 389 in ‘liet No. van 6 Mei 1.1. – Red.]
[Zie
ip. 410 in liet No. ‘van 13 Mei 1.1. – Red:]

S
27 Mei 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

453

sluitend door ‘de Bank of England aan de Munt wor-
‘den verkocht, hoewel het’ publiek nog het recht heeft,
stanclaa.rdgoud aan de Bank te verkoopen tot den prijs

van £ 3/17/9 per ons stan’ciaar-d.
Bankbiljetten, en Currency Notes’zijn niet lan-
ger op aan’ raag in gouden munt ‘bij cle Bank of

Engiand iuwissel’ba-ar, ofschoon do nieuwe wetsvoor-

sabriften niets -scihijnen te bevatten, dat de-Bank ver-
hindert, in,aar welgevallen gouden munt uit te betalen.
en ik varneom, dat zij in ide laatste weken ind:eiidaad

kleine ioeveelheclen goud heeft uitbetaald, niet Allden
voor uitvoer, doch tegen kleine biljetten. Het -denk-

beeld, dat aan den maatregel ten grondslag ligt, is

natuurliji het wegtvekken van goud voor binnenland-

sche doeleinden te voorkomen. Geen maatregel is getroffen voor -het denioneti-
seeren van gouden munt, welke wettig ‘betaalmiddel
tot ieder ‘bedrag blijf t, hoewel niet wordt verwacht,

dat iij zal circuleeren.

Biljetten en andere wettige betaal-middelen kun-
‘nen ‘bij liet hoofdkantoor van -de Bank of Englaud in
gouden lbaren van 400 ons fijn’ worden omgewisseld
op den voet van £ 3/17/10 per ong stan:daard.
Hoewel het artikel van de Gold Control Act:,
dat den uitvoer van goud en zilver, babalve onder
consent, ‘vejibiedt-, buiten -werking is gesteld, is niets

geschied om het tweede artikel. -der wet un, te trekken,
dat het iversinelten. van Britsch of ‘buitenland’schwet-
tig betaal-middel zijn,cle -gouden -munt verbiedt. Daar
dit deel ider wet niet automatisch op het einde van het
jaar afloopt zal een speciale wet noodig zijn, om ‘het

buiten ‘werking te st’elln.
o.
Een speciale wet zal vereischt zijn, indien cii
wan,ncer de ‘beide biljettencirculati es worden samen-

gesmolten.

De twee ‘wettelijke rechten, welke than’s
zijn
inge-

trokken, waren niet van practisch belang. Niemand
bracht vddr den oorlog in werkelijkheid man:tmate-
riaal naar ‘de Munt •en geen ibeteekenis kan worden
gehecht aan het -sinds den oorlog bestaande recht,
biljetten in goud in te wisselen, want dit recht was
in alle opzichten nutteloos, zooia-n’g er geen uitvoer-vrijheid ‘bestond en zoolang, gelijk het ‘geval was, de
Bank aanzienlijke hinderpalen aan een werkelijke uit-
oefen-irng van het recht -in -den weg legde.
Indien men de bijzonderheden der hervatting van

-de inwissehing -der biljetten in 1925 vergelijkt met die,
welke de ‘beroemde Resumptio’n Act van 1819 bevat, bespeurt men, dat -de denkbeelden van Ricardo i.n de
huidige regeling volled-i’ger ‘door’gevo’erd zijn, aange-
zien genoemde wet -de Bank niet verplichtte, goud
‘t’een een vasten prijs te ko’open, ‘terwijl de handha-
ving van artikel 4 van de Bank Act van 1844 thans
de waarde der biljetten tussohen zeer ‘dicht ‘bijeenlig-
gertide goudpunten vasbiegt.
Over de vraag, of ‘genoemd artikel van de wet van
1844 al dan ii iet moest worden gehandhaafd, heeft de
meeste theoretische ‘discussie plaatsgevonden. In de
meening, dat het recht, goud aan de Bank te verkoo-
pen, was ingetrokken, gaf Keynes aan den tnieuwen
stand-aard in zoovorre zijn zegen, als van
zijn
stand-
punt mogelijk was. De Arbeiderspartij in het Lager-
huis verlangde ook dit recht ingetrokken to zien, doch
duidelijk bleek, ‘dat sommige sprekers dezer partij in
het onzekere verkeerd-en, waarom zulks behoor-de te
geschieden. De heer Snow-den hijv., ‘die het voorstel
der Arbei-derspartij tot verwerping van het Regee-
rngsonttwerp deed, was daartegen op dezen grond, -dat

ihct Committeen Bauknotes had gezegd, ‘dat een bin-
nen’lain,’d’sche goudcirculatie -ongow-enscht -was en hij
betoogde, -dat in-dien het rapport iets ‘bedoel-d -door d-it
te zeggen, het dit was ,,dt gedurende eenigen tijd -het
binperistroonien van gou-d hier te lande noodlottig zal
zijn of een sc’hadehijken invloed op de handhaving van
-de wisselkoersen kan hebben”. –
De werkelijke reden, waar-om er tegenstand bestaat
tegtn het recht, goud aan ‘de Bank te verkoop en, is,

gelijk hij later zelf uiteenzette; -de vrees voor een mo-gelijk ingrijpen dor Vereenigde -Staten. Doch -dit was

niet ide kwestie, welke bij het Huis -liet zwaarste woog;
-deze was de algemeene vrees wal er ‘met liet hankdis-
conto zou gebeuren.

Toen in de eerste dagen na de hervatting van de in-

wisseling -der biljetten,, -goud de Bank uit begon te
stroomen, kon men gerust zeggen, dat er ‘bijna iets

als een paniekstemming heerschte, -gevolg van de

vrees, -dat het bank-disconto onmiddellijk de ‘hoogte in

zou gaan; De -opvatting, ‘dat ‘men van -de Amerikaan-
sche credieten geen gebruik ‘behoort te maken, welke
in

den heginne ‘heer-schte, begon te wijken en deze

stemming werd ver-sterkt door -de -houding, welke de

Mijdlan:d Bank in haar -maa-ndber’ic’ht aannam. Geluk-
kig voor ‘de populariteit van dien gouden standaard
heeft -de Bank succes gehad door -liet aantrekken van
£ 2 millioen goud, hetgeen het onmiddellijk gevaar

-heeft ‘doen veidwijnen, zoodat v66r ‘den herfst geen

verh-ooging wordt verwacht, terwijl natuurlijk de mo-
gelijkheid, idat de Amerikaansche prijzen omhoog zul-
len gaan, ieder ingrijpen zelfs -dan overbodig kan
maken.

Waar de Bank het goud van’daan heeft, is een
kwestie, waarover leven-di g wordt -gediscussieerd. Ter-

w’iji de City ‘zeer in haar schik is, zijn -de theoretic:i
der richting-Keynes niet zoo voldaan over den
welke de gebeurtenissen bezig zijn te nemen. Zij be-
toogen, dat zoolang de Britsche prijzen niet in over-
een stemming zijn met de wisselkoersen, het bedrijfs-
leven -in den -druk moet -blijven verkeeren. De eenige
kracht, die in -dezen

boest’anjd genezing zou kunnen
brengen, is een verh-oogin’g van het bank-disconto,
hoewel ‘deze -in eerrten aanleg een geweldige-n -druk

zou uitoefenen. Wat de Bank -thans doet i-s, zeggeu
zij, louter door andere middelen aan ide moeilijkheden
trachten te ontkomen, hetgeen er niets toe zal bij-
dragen, -de funda-men-t’eele moeilijkheden uit den weg
te ruimen.

Onder de maatregelen., welke -de Bank sinds -het
vorige jaar hoeft genomen, is ‘het ongesdhreveu em-
bargo op -buiten 1 an-d-sche (geen koloniale) emi-ssies

op ide Londen sche kapitaalmarkt niet de -minst belang-
rijke. Indien het blijft bestaan, betoogen de tegenstan-
ders van -den gouden standaard, zal het on.getiwijfeid
mogelijk zijn, -de wisselkoersen op de pariteit te hou-

den, -doch dit beteekent -slechts, ‘dat ‘de uitvoer zal

dalen en onze ongunstige handelsbalans blijft bestaan.

In ieder’geval ‘wenscheu zij deeh-alve -het ‘banledis-
conto -omhoog te zien gaan, in-dien wij dan werkelijk
verlangen -te volhariden ‘bij een verkeerde politiek, doch
anderzijds moeten wij ons niet verhelen, welke shecihte
uitwerking een dergelijke verhooging zal ‘hebben.

De terugkeer naar het goud is natuurlijk één dier
zaken, welke niet kunnen worden -herroepen zonder
aibsol’uut noodlottige gevolgen voor het prestige van
Londen als internationaal centrum. De loop der prij
zen in de Verenigide Staten zal meer -dan ooit een
zaak van groot -behang voor ons wonden, -doch er be-staat wellicht op ‘het oogen’bhik een neiging, -den om-
vang te overdrijven, waarin de bei’de pnijsniveaux
absoluut moeten overeenstem-men, opdat het goud, dat
-wij bezitten, hier ibhijve. De voorooriogservaring be-vestigt, gelijk ‘de keer Churchill zeer juist in het -debat
zeide, niet het in’zicht, dat de
prijzen
precies ‘gelijk
moeten zijn. Hoe dit ook zij, liet is goed op -liet ergste
voor-bereid te ‘zijn en de positie is op -het oogenbi-ik
in groote trokken de volgende:

De Bank zal het ,disconto nietl ver-hoogen, indien zij
dit met een-ige mogelijkheid kan vermijden, aangezien
d’e zakenwerel.d ‘zeer prikkel-baar is. Anderzijds ‘is ‘het
mogelijk, dat men in financieele kringen aan-dringt op
het opheffen -van het embargo op nieuwe emissies; ten slotte is ‘de publieke opinie als geheel tegen ‘het
gebruik -maken van ‘de Amerikaansche credieten.
Ouder ideze omstandigheden zal, wanneer toevallig
aangevoerde -kwantiteiten goud in voldoende -hoeveel-

454

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27
Mei 1925

heden kunnen worden verkregen om den uitvoer te

compenseeren, waarschijnlijk voor het oogen’blik niets

worden gedaan. In den herfst zal de nieuwe regeling
echter op de proef worden gesteld en het hangt ei
hoofdzakelijk van af, wat in .de Vereen:igde Staten, tussuken nu en dien ‘tijd gebeurt, of een, verhooging

van het ‘bankdiscontjo kan worden vermeden, tienzij
– en dit is waarschijnlijk liet belangrijkste punt van

alles – tegén ‘dien
tij!d
louter en alleen de werking

van den gouden standaard zelf onze exportprijzen op
één iirveau’
ni
et de Arneri.kaansche zal, hebben ge-

bracht ‘door den druk der internationale concurrentie.

T.
E.
GREGORY..

DE FINANCIEELE TOESTAND EN MINISTER

CAILLATJX.

Prof. Bertrand Nogaro te Parijs schrijft ons

Nog steeds houdt de Pransche politiek zich voor

alles bezig met den fi,nancieelen, toestand; evenwel

vail’t siiids het optreden van den heer Caillaux als
Minister een aanzienlijke ontsipann’iin.g waar te nemen.

Niet, dat hij in enkele weken iii wezeuiijke mate tot

de oplossing van het financieele vraagstuk heft bij

gedragen, doc’h ondanks den weerstaind, welke ‘zijn
persoon in zekere politieke kringen ‘heeft gevonden, is

het :onbetwistbaar, .dat a]leen ‘zijn aanwez:igheiid in het
nieuwe Ministerie de openbare ‘m.eon.ing in beliangrijk

mate heeft gerust gestald.

De heer Caillaux heeft een financieele loopbaan gëhad; eerst Inspecteur van Financiën, vervolgens

parlementslid en Minister, ‘biedt hij aeer solide waar-

bo’rgen voor tec’hnishe kennis en een werkelijke erva-
ring met liet zakenleven. Zijn eerste woorden getui-

gen overigens van koelbioedigheid, welke competentie
alleen kan geven. ,,Ver.wacht van mij”, zei:de ‘hij tot
cle hem ondervrageude journalisten, ,,geen enkel won-

der. Ik heb niet de
bedoeiin
groote n’ieuaviglheden te

brengen”. Deze taal, stak scherp af tegen de laatste
bev’liegingen van ide vorige ‘Regeering, welke de op-
lossing van ‘het financieele probleem in ‘heroïshe

leuzen, welke er eenvoudig uitzagen, zoonls die van cle kapi ta’alheffing, ‘dacht te vinden.

Voor Jiet oogeublik ‘heeft de beer Caillaux nog
slechts een deel van zijn plan onthuld, ni. dat, het-

welk betrekki’n.g heeft op de onmiddellijk te nemen
maatregdlen. Alleen zijn houding heef’t er echter reed.s
toe bijgedragen, enkele ,der groote ‘hangend e vraagstuk-
ken op te ‘lossen. Vergeten moet niet woiid’en, dat de
financiele moe.ilijldi eden vooral bij de viottencle

schuld zijn gelegen. Nu beantwoordt de veuhoog.i’ng
van de biljettengren’s, waartoe de vorige Regeering
baars ondanks is gebracht, zeer wel aan hetgeen de
toestand noodzakelijk maakte. Indien deze verhoo’ging
niet was verkregen, zouden de banken èf hrun credieten
aan de particuilieren hdbhen moeten’ inkrimpen en een
in’d,ustrieele crisis hebben uitgelokt, ôf hun creclieten
aan den, Staat hebben moeten. beperken ‘door schatkist-
papier af ‘te s’too’ten, ten einde zich nieuwe beschik-
bare m’i’cl.d”elen te scheppen; aldus aanleiding geven-

‘cle tot een crisis t.ov. dev’lotten;de sch’uJId. Het eerste
gevaar ijs voor ‘liet oogen,blik ter zi,de gesteld, aange-
zien er geen ernstig motief meer bestaat, vervallende
kortloopende sch.atkistwissels niet ‘te verlengen.
Intus’schen is het waar, dat in den loop van dit jaar
een groot bedrag 10-, 5- en 3-jarige notes, welke door
vorige Regeeringen zijn uitgegeven, afloopt. Een.
overzicht volgt ‘hieronder:

Vervaldata

(Binnenlandsche schuld)

in francs.

16 Februari 1925. Obligations de la défense

nationale 1915-25 ..

333.671.000
1 Juli
1925 ……Bons du Crédit National
1922 (2éme émission) 3.290.000.000
25 September 1925 B,ons
ft 3
et 5 ans 1922. 8.236.934.000
8 December 1925 Bons
R
3
1
6 et 10 ans
1923 (lére série) …. 10.090.088.000

Total……..21.950.693.000

De vorige Regeering had over ‘deze ‘kwestie zeer veel

gerucht gemaakt en de heer I-Ier’rio:ti scheen zih te
hebben laten overtuigen ‘van de mogelijkheid,

‘dat men ‘zich voor het aflossen van een 20-tal milliar-

den zou zien gestald. Nu was ‘de groote meerderheid
der ‘hicuiders natuurlijk geneigd, haar bezit te continu-
eeren, indien men liaa:r maar ‘niet beaugst maakte;

slechts bepaalde credietins’tellingen zouden er belang

bij kunnen hebben Iran schuidibawijzen in te wisselen,
inplaats van h’en automatisch te vernieuwen. De nieu-

we Minister van Financiën heeft derhalve doen blij-
ken van wijshei’d en psycholog’sch inzicht, toen hij

direct deed weten, dat hij geeneriei ongerustheid

koesterde ten aan z,i en ‘van de veon ieuiw’ing ‘der uitge-

‘geven obligaties. Een idergelijke houding vormt op

zichzelf een zeer gunstige voorwaarde voor hun wer-

hel ijffce vernieuwing.

Niettemin ‘blijft liet ‘waar, dat de aandacht der

Overheid gevestigd is op ,’de inconveniënten, die er
voor een Staat in zijn gelegen, dat een te groot ‘deel

van zijn openbare schuld ‘den vlotteniden vorm heef t
of slechts ‘korten looptijd. Ongetwijfeld is eQn’ aan-
zien’lijJ voordeel gelegen in de betrekkelijk matige
rente, ‘doch ‘dit voordeel wordt .geconi.pens’eêrd door

zekere gevaren, welke een goede financieele psycholo-
gie en een oo]ideelkundige emissiepol itiek niet tot in

liet oneindige ‘tier zijde vermogen te stellen. Het op
te ]ossen vraagstuk is dus een aanzienlijk deel van

de i’lotten’de schuld en van ‘dis op korten termijn te

conso’lideeren, zonder. den rentevoet te zeer te doen
‘stijgen. Met nieuwsgierigheid wacht men op de op-

lossing, welke ‘de heer Ca’illaux zich voorstelt voor di’t
‘vracigst’uik te vin:de’n.
* *
*

In afwachting hiervan,
schijnt
hij zich in de eerste
pi aa’ts te hebben geïnspireerd op het den kbeel’d,, idat ‘de
eve’n:wichtstoestand der vlotten’d e schuld n au.w ver-
bonden is met ‘dien ‘der begrooting; want indien de

Fransche scihat’ki st zich in de laatste maanden ‘nogal
n moeilijkheden heeft bevonden, is dit niet alleen, ‘omdat een klein deel der Bons •du Trésor niet ge-
plaatst kon worden, ‘doch ook, omdat zekere uitgaven

bij ‘voortduring niet o’p de begroo’ting voorkwamen,
hoewel de Staat inderdaad gehouden was, hen op zich
te nesnen. De pensioenen voor de oorlogs,slnchto’ffers
zijn ten laste gebrach’t van een autonome las, welke
echter ‘ontbloot is van middelen en die in de h’uidi’ge
onista’n’cli gheden ‘bijna geen geld kan opnemen. Het-
zeifd,e is liet geval met ide posten voor de teeh’nisc’hie
uitrusting, welke voorkomen op de autonome ‘begroo-
ting ‘der posterijen en telegrafie; voor deze twee dien-
sten nioet de Staat 14 millia’rd storten zonder over
corresp,o’ndeeren de middel en te beschikken.

Voorts raamt ide Minister, 1dat de ‘heg-rooting voor
1925,
zooaii.s zij eruit ziet na ‘de beraadslagingen in, de
Kamer van Afgevaardigden, een te’ko’rt van ongeveer
11150 rnil’ioen laat en meent ‘hij’, ‘d’at het op deze be-
grooting onjuist is staat te maken o’p sto’rtingen
krachtens het Dawes’plan, daar deze tot ‘dusverre voor
alles moeten plaats vinden in den vorm van prestaties
iii natura, welke niet onmiddellijk omgezet kunnen
worden in geldelijke ontvangsten voor ‘de schatkist.
De ‘heer Caillaux houdt zich dus bezig met de
4 milliard te vinden, welke tn,cvg noodig schijnen om
de ‘inkomsten aan ‘de uitgaven gelijk te maken, terwijl
hij ‘bu’iten de begrooting slechts de kap’i’taaisuitgaiven
voor den aanleg van nieuwe ttaatsspoorweglij’ien en
voor de bevrijde gebieden ‘laat, welke voortaan zoo

spoedig mogelijk uit de annuïteiten, van het plan
Dawes moeten wonden gefinancierd.
Ten einde deze lasten ‘te bestrijden ‘doet hij geen
enkelen nieuwen fiscalen maatregel aan de hand; ‘hij

stelt zich eenvoudig voor, zekere bestaande ‘belastingen
beter te doen werken. In de eerste plaats heeft hij de
bedoeling, een ‘beter evenwicht tussc’hen de belasting
van ‘diverse inikomenscategor’ieën te leggen, aangezien
deze, naar men weet, in Frankrijk zeer ‘ongelijk wor-
den belast. Zijn bedoeling is voorts fraude energiek

27 Mei 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

455

te onideidrukken, terwijl ii deze strenge maatregelen
door een groote amnestie, welke een streep ‘haalt d:oo.r
het verleden, wil doen voorafgaa.n. Overigens zouden

er geen vo.rboogingen ontworpen zijn in de algemeene
inkomstenbelasting, welke reeds zeer zwaar is voor

die cont.ribuabelen, wier inkomsten uit ve.rschillenden

hoofde nauwkeurig vaatstaan; zelfs zou men een ver-
Inging van de successiebelasting op het oog hebben,

weFker tarief in Frankrijk voor zekere categorieën van

belastingplichtigen buiten gewoon hoog is.
Voorts heeft •moa zich afgevraagd, toen de nieuwe

Minister aan het bewind kwam, of bij, trouw aan een
oud leerstuk van zijn partij, zich ecn uitbreiding der

stivatmon&poies gunstig gezind zou toonen, dan wel

of hij om practische redenen, ‘den Staat als indus-

trieel wnn’trouwend, ertoe geneigd zou zijn, hen in
gemengde bedrijven om te zetten. iTet schijnt niet, dat
hij reeds op het punt is, zich voor één dezer twee

metboden uit te spreken; slechts heeft hij zijn bedoe-

Ii ng aangekondigd, de Frain sche ass uranti e-maatschap-
pijen, welke zich tot dusverre in ‘het buitenland her-
verzekeren, uit te noodigen een deel hunnei’ premies
in een nationale kas te storten, welke zich met hnn

hcrverzekening zon belasten.
* *
*

De Min ster van Financiën heeft zijn inzichten in
zake ‘de gel’dpoli’tek nog niet kenbaar gemaakt. Ver-
moed mag worden, dat hij een stabilisatie van den
Franc op het oog heeft, doch dat hij deze niet officieel
wil ter hand nemen, zoolang hij moet vreezen de een-

maal vastgestelde officieele pani’teit in ongunstigen zin
te moeten wijzigen. Oin.getwijfeiid is hij eerst’ van plan

het vraagstuk de:r intergeal’lieerde schulden te rege-
len, een angstigo kwestie voor Frankrijk, welks fiscale
lasten thans, gegeven ‘den rijkdom van het land, reeds
hooger zijn dan in Groot-Brittannië. Evenwel schijnt

het, clati men van weerszijden geneigd is er eens over
te praten en het uur nadert waarschijnlijk, waarop

preciseeringen zullen plaats vinden, welke in staat
zullen, stellen dit nieuwe element in den financieelen
toestand van Frai k rijk te bepalen.
BERTRAND NOGARO.

AANTEEKENINGEN.

De Financiën van de Duitsche Reichs-

b a
Ib
n g ezel is c h af t. –
Onlangs heeft één der
directeuren dér Duitsche Reichsbahngesellschaft aan

de pers enkele mededeelingen gedaan omtrent den

toestand en de vooruitzichten dezer onderneming.
Daarbij werd onderstaande opgave verstrekt van de ontvangsten en uitgaven over de periode 1 October
1924 tot 30 September 1925, het eerste boekjaar.
Deze gegevens zijn gebaseerd op de resultaten der
eerste zes i. zeven maanden. De tusschen haakjes

vermelde cijfers zijn die voor 1913.
In pCt. v. d. ont-
a) Ontvangsten

In miii. R.M.
vangster en uit-
gaven, inclusief
schu Idendienst
Personen. en bagage-
vervoer

………..
1749.0 ( 904.0) 31.53

(29.57)
Goederenvervoer .

3500.0 (1927.0) 63.08 (63.03)
Andere ontvangsten

299.7 ( 226.7)

5.39

7.40)

5548.7 (3057.7) 100.0 (100.0)
b. Uitgaven
Personeelsuitgaven .

3062.0 (1350.2) 65.43 (50.84)
Zakelijke uitgaven

1584.7 ( 855.0) 33.86 (32.20)
Schuidendienst

33.3 ( 450.3)

0.71 (16.96)

4679.7
(2655.5)

Buitengewone uitgaven

358.0
(294.0)
Overschot …………..
511.0
(108.2)
Daarvan worden aangewend:
Voor

den

dienst der
herstel.obligaties

. . .

400.0

Statutaire Reserve

.

111.0

Voor algemeene staats.
doeleinden (storting in
de schatkist)

……..-.-
(108.2)

Het verhoudingscijfer van de bedrijfsuitgaven tot

de ontvangsten wordt derhalve op 83,74 geraamd

tegen 72.12 in 1913. Wat de bedragen aangaat, welke

de Reichsbahn voor de schadevergoeding’ moet op-
brengen, zij medegedeeld, dat zij in het eerste herstel-

jaar (1 Septumber 1924 tot 31 Augustus 1925) 200

millioen moet afdragen, in het tweede 595 mihlioen,

in het derde 550 millioen en te beginnen met het

vierde jaar de normale som van 660 milhioen. Op 1
Maart 1925 is punctueel de betaling van 100 mii-

lioen uitgevoerd en de betaling van het 1 September

a.s. vervallende bedrag is reeds verzekerd. Bovendien

moet in het eerste boekjaar, volgens mededeeling
van den directeur, 200 millioen gereserveerd worden

voor de betalingen in het tweede hersteljaar, zoodat
in het eerste boekjaar uit hoofde der schadevergoe-
ding een last van 400 millioen op de Reichsbahn
drukt.

Wat de uitgaven aangaat, hieronder spelen die voor
het personeel een groote rol. Het personeel is inmiddels

van October 1923 tot op den huidigen dag van rond
1 milhioen tot 765.000 man ingeperkt, die gemiddeld

een loon ontvangen van 152 püt. van véôr den oor-
log, bij een
stijging
van de kosten van het levens-
onderhoud met rond 36 pOt.
‘T
a
t de zakelijke uitgaven betreft, hierbij speelt
het herstel van het
Rijn-
en Roerniet een belangrijke
rol, daar hiervoor in het loopende boekjaar rond

100 millioen moet worden uitgetrokken. Het rollend
materieel, dat de maatschappij van haar voorgang-
ster, het staatsbedrijf, heeft overgenomen, is meer

dan voor de huidige verkeersbehoeften noodzakelijk
is. De maatschappij heeft zich derhalve de uiterste
beperking op de aanschaffing van nieuw rollend
materieel opgelegd.

Op het gebied der buitengewone uitgaven heeft
de Reichsbahn uit den infiatietijd erfenissen moeten
overnemen in den vorm van een aantal projecten,

waarvan de uitvoering reeds ter hand was genomen en die thans tot een einde moeten worden gebracht.
Intusschen beperkt men zich hierbij tot het aller-
noodzakeljkste. Aangezien. de Reichsbahn met, her-

stelverplichtingen is belast, heeft zij krachtens de
wet geenerlei kapitaal en renteverplichtingen uit

de oude spoorwegschulden der landen behoeven over
te nemen.

Aan het slot van zijn uiteenzettingen wees de
directeur er ôp, dat de directie de financieele ont-
wikkeling der onderneming zonder groote zorgen
meent te kunnen afwachten en gelooft, dat de her-
stelverplichtingen zonder bezwaar kunnen worden

nagekomen, zonder dat daarbij de plicht tot instand-
houding van het vermogen behoeft te worden ver-

waarloosd. Voorts meent zij, ook in de toekomst in
staat te zullen zijn, langzamerhand op tariefgebied de voor het economische leven noodzakelijke ver-
lagingen door te kunnen voeren.

De Britsche steenkoienrnijnbouw in het
eerste kwartaal van 195.-De
kolenindustrie
werd gedurende het eerste kwartaal van 1925 geken-
merkt door een verscherpte depressie in den uitvoer.

De totale hoeveelheid naar het buitenland verscheepte
kolen (hetzij als lading of als bunkerkolen) was
slechts 18
1
/
3
mihlioen ton, hetwelk het laagste gere-
gistreerde cijfer is voor eenig kwartaal sinds het einde
van 1921. De kolenproductie was echter iets grooter

dan het vorige kwartaal en varieerde van 5.20 millioen
tot 5.43 millioen ton per normale week. De hoeveelheid
kolen, beschikbaar voor binnenlandsch gebruik, was 2
mihlioen ton meer dan het vorige kwartaal. De weers-omstandigheden waren iets gunstiger voor den handel
in huisbrand en er waren aanwijzingen van een ge-

ringe verbetering in de industrieele vraag. Het is
ook waarschijnlijk schrijft het Board of Trade Journal,
waaraan deze gegevens zijn ontleend, dat de voor-
raden iets vergroot zijn.

De hoeveelheid gedolven verkoopbare kolen was,

100.0 (100.0)

456

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27
Mei 1925
S

ofschoon een weinig meer dân in het voorafgaande
kwartaal, meer dan .5 millioen ton minder dan in
de overeenkomstige periode van 1924, en bijna 7

millioen ton minder dan in het eerste kwartaal van

1913, toen in Groot Brittannië oiigeveer 73 millioen

ton kolen gewonnen werden.

Ongeveer
18h/
millioen ton kolen werd naar het

buitenland verscheept, met inbegrip van het kolen-

equivalent van de uitgevoerde cokes en briketten en

van de uitgevoerde bunkerkolen. Dit cijfer is 3

millioen minder dan dat voor het overeenkomstige

kwartaal van 1924. De eerste drie maanden van 1913
werd
231/
millioen ton kolen verscheept, waaronde

het door Ierland opgenomen kwantum niet is begrepem

Dit bedraagt ongeveer
3
A
millioen ton per kwartaal

en is nu in den uitvoer begrepen.

De hoeveelheid kolen, die gedurende het eerste
kwartaal van 1925 naar die landen verscheept werd,

die gedeeltelijk afhankelijk zijn van aanvoeren uit

het Roergebied, ni. Duitschland, Frankrijk, België,

Nederland en Italië, bedroegen iets meer dan 7 mii-
lioen ton, tegen bijna 914 millioen ton in het over-

eenkomstige kwartaal van 1924. De. vermindering is

het gevolg van een reductie van de verschepingen

naar Duitschland met 1.224.000 ton, naar Nederland
met 402.000 ton, naar Frankrijk met 858.000 ton en

naar België met 44.000 ton. De uitvoeren naar Italië

vermeerderde daarentegen met 246.000 ton. Inde
overeenkomstige periode van 1913 bedroegen de ver-

schepingen naar deze landen
bijna BY4 millioen ton:

De naar alle andere markten uitgevoerde hoeveel-

heid kolen bedroeg 6 millioen ton, wat
1/3
millioen

ton minder was dan in het eerste kwartaal van 1924.

Iii 1913 was het overeenkomstige cijfer ongeveer 85 millioen ton.
Vergeleken bij het eerste kwartaal van 1924 was
de hoeveelheid uitgevoerde en gebunkerde verscheepte

kolen 10 püt. minder in de Schotsche havens, 12 pOt.
minder in de havens aan het Bristol-kanaal, 14 pOt,

minder in de havens aan de Noord-Oostkust, en
26 pOt. minder in de Humberhavens.

BOEKAANKONDIGING.

Gedenk boek der Staatsspoor- en Trans-

wegen in Nederland sch-Jndië, 1875—’
19
25,
samengesteld door S. A. Reitsma,.
Hoofdambtenaar ter beschilking der
S.S. en Tr., niet medewerking van de
verschillende Diensten. Topografische
Inrichting. Weltevreden.

De vruchtbare pen van den heer Reitsma, zijn me-dewerkers bij het Staatsspoor- en tramwegbedrijf en
:

de Topografische Inrichting te Weltevreden hebben
hier een prachtwerk geschapen.
Reeds was het April-nummer van het tijdschrift.

,,Indiië” geheel gewijd aan een overzicht van
S.
A

Reitsma naar aanleiding van het vijftigjarig jubi-
1

leum der Staatsspoor- en Tramwegen in Nederlandsch-
Indië. Het eindigde: ,,Nederland karl met recht
trotsch zijn op het mooie technische werk en het
reusachtige bedrijf, dat de Staatsspoor- en Tramwe-

gen in Indië te zien geven.”
Die trots doorstraalt, zichzelf krachtig motiveerend,
het Gedenkboek. Na een geschiedkundig overzicht

volgt een beschrijving van de organisatievormen, van
de positie van het personeel en van het bedrijf in

vollen omvang (weg- en bovenbouw, bruggen, sig-
naalwezen, rollend materieel, tractiedienst op de lijn, spoorwegwerkplaatsen, de electrische staatsspperwe-
gen, tarieven en vervoer, financieele uitkomsten). Het.

werk is rijk en buitengewoon mooi geïllustreerd met
vele portretten, platen van in Indische landschappen
1

geplaatste kunstwerken, van stations en andere ge-

bouwen, van rijtuigen, locomotieven, railtypen, enz., – met facsimile’s van brieven, met kaarten en grafische
voorstellingen. – V.

ONTVANGEN:

D0
Haarle?nmerntuer als Kolonisal ie gebied.
P.rom’e

eeaer Sociaal -G eog:rapbi.sciie Monographie, door
Dr. II. N.te.r Teen. Groningen
1925;
F. Noord-
hoff. –

Jaarverslag der Kamer van Koophandel en Fabie ken

voor Tilburg en Omstreken over 1924.
Ti tburg;

Electrische Drukkerij H. Gianotten.

De Sociale Wetgeving
door J. Ouclegeest,, Secretaris

van het I.V.V. Overdruk uit ,,De Sociiailistiscio

Gids” Jaargang X. Aiiisl;erciam
1925;
N.V. Ont-
wi kkel.i ii g.

Begrooting en Rekening van Gemeentebedrijen.
rloe_

gelicht in verband met rio begrootings- en reke-

niagsvoorvchrift,en
1924
door N. L. Reuveoarnp,

Terjfjca.tjj.ej Gemeentefinanciëri te Hilver-
som. Alphen aan den Rijin
1925;
N. Samsom.

R.esiauration financière de la Hongrie.
Onzième Rap-
port du Commissaire Général de la Société des

Nations pour la T-Iongrio. Da lor au 31 mars
1925.
Genève
1925.

Restauration financière de l’Autriche
(Troisième Au-

ii (ie). Vi n gt-hui t.i èrne Rapport du Ocymsii i ssaire
Général dela Sdciété das Nations pour I’Autriohe.

(Quatrièiue mais do la cinquième étape. – P5-

node du 1.5 mars au
15 avnil 1925).
Genève
19225.

Jndische Spoorweg-politiek.
Deel VIII. Tekst en Bij-
lagen. door S .A. Reitsma, HooMambtenaar ter

baschikidog S.S. en Tr. No. 1. Mededeelirigen.

Administratieve dienst. (Centraal Kantoor). Wel-
tevreden
1925;
:Laivdsdruikeij.

Regeeringsbemoeiing met het bedrijfsleven in Neder-

land en Ned.-indië
door Mr. M. W. F. Treub.

Roeimond; J. J. Romen en Zonen.

Nieuwe stroomin gen in het Nederlandsche Bank-
wezen
door Dr. H. Al. T-T….sc.lifeicI. Roermonid:

J. J. Romen en Zonen.

Za.hlen zur Geldentwertung in Deutschland 1914 bis
1923. Bearbeitet im Statistischen Reichsamt.

Berlin S.W. 61;
1925.
Verlag von Reimar
Hobbirig.

Les Résultats des Becherches et de l’Exploitation des
Mines en Hollande
par 0. Blankevoort. Maas-tricht; F. Schmitz.

MAANDCIJFERS.

GIRO-KANTOOR
DER
GEMEENTE AMSTERDAM.

Maart
1925

11

Maart
1924

Giro’s
(eenzijdige Ver-
nielding)
miii.
Aantal
nijli.
Aantal

.


Girobetalingen aan
Gemeenteinsteil
[11.6
19.704
[13.4
10.903
(.iirobetalingen aan
Particulieren
,,
19.6
.58.771
,,
15.9
46.503

Geldomzet.
,,

5.3
7.115
,,

5.2
8.032
,,

6.6
25.204
6.9
24.749
Ontvangsten

……..

Part.rekeningbouders
,,20.1′
24.1134
2

18.5′
21.690
.
2
Waarvan

rekeningh.
Betalingen

……….

welke gelden voor
1
jaar

vast

hebben
gedeponeerd ……
.
,,

8.1
2.569
2

7.6
2.314
2

1) Gemiddeld saldo te goed.
2)
Einde der maand.

27 Mei 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

457

OVERZIOHT DER RIJKSMIDDELEN
(In Guldens).

,,


25

Sedert
1 Januari
1925

Overeen-
komstige
periode
1924

Directe bela8tingen.
1.645.591
5.696.274
4.525.657
Grondbelasting ……..
Personeele belasting ..
4) 4)

3.345.928
2.407.900

Inkomstenbelasting ..
10.090.184
36.353.492
35.779.856

Dividend- en tanti6me-
belasting ……….
590.633 2.024.051 1.954.516

Vermogensbelasting ..
2.499.241
4.549.627
4.498.775

Accijnzen.
3.112.345
14.216.131
12.554.294 57.950
670.882
680.380
4.018.836
14.759.206 15.269.163
173.020
751.901
484.429 1.037.612
3.277.890
1.563.404
825.108 3.076.288 3.050.826

Suiker

…………….

1.482.943
5.084.384 5.207.353

Belast. op speelkaarten
10.149
45.866
47.692
640.725 5.610.456

Bier

………………

[udirecte belastingn.

Geslacht

…………..
Tabak……………..

Zegelrechten ………
‘1.559.363
2

7.667.352
8

6.537.574

Wijn ………………
Gedistilleerd ………..

1.802.366 7.049.657 7.892.001

Zout ………………

Successierechten ……
4.103.174
15.560.300
15.710.141

Invoerrechten.
2.824.925
11.962.630 12.351.812

Rijwielbelasting ……….

Gouden en zilver. werken
352.447 300.188

Registratierechten ……

Essaailoon ………..

..

299 386
Belasting ………….84.407

Statistiekrecht ………
334.643

.
1.361.738 1.386.626
.87

..

.
107.538
182.552
Dorneinen

………….
174.250
816.605 716.998

..

219.919 221.063

Mijnen

……………..
196

Jacht en visschgrij
221
.

01.939
4.072
1.326
Staatsloterij

…………
24.337

Loodsgelden

………..

..

1.300.357 1.104.278

37.394.245

..

145.955.290 134.420.270
Totaal-Generaal..

1)
Hieronder begrepen
f
295.634 wegens zegelrecht van
nota’s van makelaars en commissi6nnairs in effecten, enz.
(Beursbelasting). ‘ Idem
fl
.7
O
9.26l
) Idem
f
1.392.035.
4)
In de maand April pleegt de einduitkeering van de
provinciale- en gemeente opcenten betreffende den vorigen
dienst plaats te hebben, welke tengevolge van den achter-
stand op dit middel, de opbrengst over de maand April
overtrof.

HEFFINGEN VOOR HET LEENINGFONDS 1014.

1925

Sedert
Januari
1925

1

Overeen-
komstige
periode
1924

Verdedigingsbelast. la
749.772 1.364.875
1.316.457
Verdedigingsbelast. Ib
2.284.596
4.188.211 4.139.516
Verdedigingsbelast. II
2.564.019
9.178.352 0.984.802

Opcenten:
329.957 1.145.397 009.476
Personeele belasting..
4) 715.292 537.618
Inkomstenbelasting ..
2.750.054 9.798.885
10.421.568
Vermogensbelasting ..
624.810
1.1 37.415
1.099.710

194.909
667.937
644.990

Grondbelasting ……..

622.469
2.843.226 2.510.850

])ividend- en tantième-
belasting …………

11.500 134.176
136.076
Suiker ……………..

(iedist. (binn.- en buitl.)
401.884
1.475.021
1.526.916
Wijn ………………

Zegelrechtvanbuiti. eff.
23.349
128.905
125.205

10.557.409
32.778.592 33.353.202
Totaal……

SPLITSING VAN DE OPBRENGST DER GROND-, PERSO-
NEELE-, INKOMSTEN- EN VERMOGENSBELASTING SEDERT 1 JANUARI 1924.

Diens ffaren
Grond-
belasting
Personeele
iselasting
Inkomsten-
belasting
Vermogens-
belasting

1920121

– –
42

1921/22



1.200

1922123


1.627.613
8.089
1923124
70.520
692.496
6.150.025
30.790
1924/25
3.292.662
1.656.563
28.575.854
4.509.506
1925/26
2.333.092 996.869

1

Totalen

5.606.274
3.345.928
1
36.353.492
4.549.627

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. ** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

1Vrsch.inR.C.

isc. Wissels. 4
15Jan.’25
Zwits. Nat. Bk. 4
16Juli ’23
Bk Bel.Binn.Eif.
4415Jan.’25
N.Bk.v.Denem. 7
17Jan. ’24
5415 Jan. ’25
Zweedsche Rbk 54 8 Nov.’23
Javasche Bank …
4420 Oct. ’24
Bank v.Noorw. 6 8
Mei ’25
Bankvan Engeland 5
5ttfrt.’25
Bk. v. Tsjecho.
Duitsche Rijksbk. 0
26Feb.
’25
slowakijë.
.
725 Mrt. ’25
Bank v. Frankrijk 7
11Dec. ’24
N.Bk.v.O’rijk.
ll25Apr. ’25
Belgische Nat. Bnk. 5422
Jan.’231
N. Bk. v. Hong. 11
27 Mrt.
1
25
Fed.Res.Bank N.Y. 3426Feb.’25
Bank v. Italië. 6
9Mrt. ’25
Bank van Spanje.. 5
23Mrt. ’23
Z.-Afr.Res.bnk 54

OPEN MARKT.

1925 1924
1923 1014

18-23 11-16
4-9
19-24
21-26
20-24
23 Mei
Mei Mei Mei Mei
Mei
Juli

Amsterdam
Partic. disc.
3112
311..51
311..3/4
351_1/
311
4
_3/
4

31125/8

35
8

15
Proloog.
2
1
1,
2112-3 2112-3
211
3
-311
3

3-
1
/
3
1
/
2
..4
2′ 43 4
Londen
Daggeld
. .
3
1
12-4
3112-4112
331
4
_511
3

311_431
231/
2

1/4
1
3
I4-2
Partic. disc.
41129116
411
4
_3j
4

451_3/
41/..5/
3-1
i4
1
15
6

2
2
1
14
3
14
Berlijn
Daggeld
. .
7-9
6
3
14-9
7-10
8112_lol12


Pa rtic. disc.
30-55 d…
8 8 8
8-
1
18



56-90 d..
.
771
7
7
/8
77/_8
8


2
1
18-1/2
Waren

wechsel.
81
4

8314
83
14

/8
8318-9’/2


New York
1)
Cali money
411
4

311-41/4
31134114

3
1
12.4
31/
4

4_5314
1314-2112
Partic.disc.
33!8
311_3/
31/4
3
1
14
1
/7
1



1)
CalI inoney-koersv.22Mei en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijd.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
York)
Londen
•)
I
Berlijn
)
I
Parijs
4)
Brussel
)
Batavia’)

19 Mei
1925
2.48%
12.084
59.21
12.864
12.48
100
20
1925
2.48%
12.09
50.214
12.84
12.46
100
21
1925






22
1925
2.48% 12.094 59.21
12.76
12.434
100
23

»
1925

12.094 59.22
12.72
12.43
100
25
1925
2.48%
12.094
59.224
12.734 12.43
100
Laagsted.w.’)
2.485/,
12.074
59.18 12.64
12.38
99%
Hoogste
d.w’)
2.487/, 12.104
59.24
12.90
12.51 100%
18 Mei
1925
2.48ii/,
12.08 50.21
12.914 12.524
100
11

,,
1925
2.4818/,, 12.064
59.23 12.954
12.564
100
Muntpariteit
12.48y
4
12.10
59.26
48.-
1
48.-
1100
S)
Noteering te Amsterdam. 4*) Noteering te Rotterdam.
1) Particuliere opgave.

Data
se2iel
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid

19 Mei

1925
48.13%
35.04
7.36
1.174
10.07
36.074
20

1925
48.11
35.05
7.36
1.16
10.05 36.07
21

1925
..L.



– –
22

1925
48.11
35.05
7.37
1.17
10.09
36.23
23

,,

11125
48.124
35.05
7.37
1.16


25

,,

1925
48.13% 35.10
7.36
1.17
10.03
36.224
Laagsted.w.’)
48.07%
35.-
7.35
1.124 9.96
35.974
Hoogste d.w’)
48.17% 35.15 7.40
1.224
10.13
36.30
18 Mei

1925
48.15 35.04
7.36
1.16
10.13
36.01.
11

,,

1925
48.17%
35.07% 7.374
1.18
10.224 36.15
Muntpariteit
48.- 35.-
50.41
48.- 48.-
48.-

4) Noteering te Amsterdam.
4*)
Noteering te Rotterdam.
1) Particuliere opgave.

Data
Stock-
holm
4
)
IKopen-
hagen*)
Oslo)
Hel-)
sing-

1
Buenos-
Aires’)
Mon-
treal’)

19 Mei

1925
66.55 46.70
41.65
6.26 987/,
2.481/
8

20

1925
66.574
46.70 41.70
6.26
100%
2.48%

21

,,

1925






22

1925
66.574
46.85
41.95
6.26
1007/,
2.485/
8

23

,,

1025
66.60 46.85
41.924
6.26
100%
2.48’/,
25

1925
66.60 46.80
41.924
6.26
1011i
2.488/
8

Laagsted.w.’)
66.45
46.60
41.55 6.25
985/
8

2.481/
4

Hoogste d.w’)
66.65
46.90
42.-
6.30
1017/
8

2.49
18 Mei

1925
66.55
46.75
41.80
6.26
98j
8

2.48s/
8

11

,,

1925
66.474
46.05
42.024
6.26
08′
2.48’f
8

Muntpariteit
66.67
66.67 66.67
48.-
105
2.48%

•) Noteering te Amsterdam.
4*)
Noteering te Rotterdam.
1) Particuliere opgave.

458

ECONOMISCHSTATÏSTISCHE BERICHTEN

27
Mei 1925

KOERSEN
TE NEW YORK. (Cable).

D
a a
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterdam
($per)
($p.IOOfr.)
($p.IOOMk.)($p.lOOgld.)

19 Mei

1925
4,85%
5,15
23,80
40,21
20

1925
4,8631,
5,16
23,80
40,21
21

1925
4,86%
5,15
23,80
40,21
22

1925
4,86
1
,
5,11
23,80
40,20
23

1925
4,80/,
5,11
23,80
40,20

l,
25

1925
4,86%
5,08
23,80
40,19

.

12 Mei

1925
4,85
5,20 23,80 40,19
e1untpariteit ..
4,8667
19,30
23,81%
403/.
KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en

INoteerings-)
Landen

I
eenheden

1
9Mei
1925

1
I
16Mei
1925

ILaagstelHoogstel

1

18123
Mei
’25
1
23Mei
1925

Alexandrië ..
Piast. p. X
9715189

l
97
1
e’
as

973/
979 16
.l
9715,
32
‘Bangkok…
Sh.p.tical
1/10I1
R

1/10
1
/
8

1/108/
s

1/101/
8

11101/
8

B. Aires’) ..
d. p. $
44s,

448/
16

4434
45%
458
8
Calcutta …….
8h. p. rup.
1/51s/

1/6
11515/16 116
116
Constantin. . Piast.p. ,
905

897%
880
905
887
1
4
Hongkong ..
Sh. p. $
3′
2/37/82

21
las
2127/
8

2:3’/8
213′
Lissabon
1)

..
ii..
per Mii.
2
7
/
16

2
7
/
16

212/
32

215/
32

2
7
/
10

Mexico ….
dper$
26

28
25
27
26
Montevideo’)
d. per $
47

4734 47
1
/8
48%
48.
Montreal
.-..
$ per X.
484′
8

4.855/
8

4.855/8
486T5

4.857/t
R.d.Janeiro
1)

d. per Mii.
‘/18

431132
!
431
182
58!
182
55!
182
Shanghai …
8h. p. tael
311″
ISa
310
3101/2
3/11/8

31084
Singapore…
id. p.
$
2l
451
82
1
214
5
1
3e

1
214
3
/82

2
1
47
/82
2/4
5
1
2
8
ValparaisoS).
peso p. £
41.70

41.10
1.20
41.70
41.60
Yokohama ..
Sh. p. yen
118
25
1

‘1’8”
32

1

las
1/8′
1
/
i/8l7/,
1/8%

itoersen oer voorargaanae aagen.

‘) 1
elegratisch
transtert.

‘) 90
cig.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS’)
Londen])
N.York2) Londen
18 Mei
1925..

31’/,
67%
18 Mei
1925..
84/11%
19

,,
1925…

31%
67%
19
1925..
84/11%
20
1925..

311/
8

67%
20
1925..
84111%
21
1925…

3lI/
67%
21
1925..
8
4
1
11
34
22
1925..

3la
673
22
1925..
84111%
23

,,
1925.. 31%
6734
23

,,
1925..

24 Mei
1924..

347/,
668/
8

23 Mei
1924..
95/1

20 Juli
1914..

24
11
116
54
1
/8
20 Juli
1914..
84/10
1) in pence p.
oz.stand.
2)
Foreign silver in
8c. p.
oz.fine.
3
in
sh.
p.oz.fine

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
De Minister van Financiën
maakt bekend:
Vorderingen
/

18
Mei
1925
1

25
Mej
1925

Saldo bij Nederi. Bank…
f


f 12.439.978,911
Saldo bij betaalmeesters..
,,

6.611.307,66
,,

5.094.063,56
Voorschotop uit. Apr.1925
aan de gemeenten op

voor haar door Rijk te
heffen geni. ink.bel. en
opcentenopRijksink.bel.
,, 68.566.909,05
,, 68.566.909,05
Voorsch. aan de koloniën
19.237.273,24 17.303.132,23
Voorsch. a. h. buitenland
,,211.284.658,50 ,,211.387.536,56
Daggeldleeningen

tegen
onderp. v. schatk.papier
,,

6.900.000
1
.-
2.500000,-

Voorsch. door deNed.Bank
f

2.445.661,02

f


Schatkistbilj. in omloop’)
158.216.000,-
,,1 58.204.000,-
Schatkistprom. in omloop ,,131.330.000,-
,,130.580.000,-
Waarv. direct bij Ned. Bk.

Zilverbons(met inbegripv.
de bedragen bij de betaal.
,, 18.482.429,-
18.947.503,50
Door den Postch.. en Giro-
meesters in kas)… … …

dienst in ‘s Rijks Schat-
kist gestort ………..
,, 38.562.837,85
,,

37.118.583,56
1)
Waarvan
f
37.056.000 vervallen
op
of
na 1 April
1927.

NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Minister van Koloniën maakt bekend:

16Mei1925

23
Mei
1925

Voorschot uit ‘s Rijks

kas aan N.J. . .. . ..
f
11.827.000, –
f
9.874.000,-

md. Schatk.prom. in omi. ,, 81.600.000,-

81.600.000, – Voorsch. Jav.Bk. aan N.-I.

6.411.000,-

9.329.000,-‘

Muntbiljetten in omloop. ,, 34.591.000,-

34.180.000,-
Ten voordeele v. N.-I. ge.
boekt beleggingsgeld v.

h. N.J. muntfonds…….5.139.000,-

5.276.000,……

Totaal ………..1 fl
39
.
568
.
000

fl
4
O.
259
.
000,
_

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 25 Mei 1925.

Activa.
Binnenl. Wis.(
Hfdbk.
f

34.688.451,64
sels, Prom.,
Bijbnk. ,,

20.471.337,68
enz.in disc.Ag.sch.
,,

33.388.430,32

f
88.548.219,64
Papier oh. Buitenl. in disconto ..

.

.

Idem eigen portef. .
r
169.09 1.947,-
Af :Verkochtmaar voor
de bk. nog niet afgel.
169.091.947,-
Beleeningen
mcl.
vrsch.
Hfdbk. f

78.139.197,73

in rek..crt.
Bijbuk.

11.891.838,92

op onderp.
Ag.sch. ,,

70.398.910,14

f
160.429.946,79

Op Effecten. .. .. ..
f
159.368.496,79
OpGoederenenSpec. ,,

1.061.450,_
160.429.948,79
Voorschotten a. h. Rijk.. …………..,,

Munten Muntmaterjaal
Munt, Goud …

… f

56.284.295,- Muntmat., Goud ._,, 423.186.202,36

f
479.470.497,36
Munt, Zilver, ena..

21.422.535,37
Muntmat., Zilver

Effecten

,,
500.893.032,73

BeleggingRes.fonds.
f

5.629.583,67 id.
van
i
5
v. h. kapit.,,

3.978.108,63
9.607.692,30
Gebouwen en Meub. der Bank … … .-….
5.212.500,-
Diverse rekeningen

,,
45.087.672,90

f
978.871.011,36
Passiva.
Kapitaal

r
20.000.000,-
Reservefonds .. …
5.655.237,53
Bijzondere reserve … … …. .. … .. ..

..
8.235.000,-
Bankbiljetten in omloop… .. ….. … …..

875.275.290,-
Bankassignatiën in omloop……… …
1.353.435,56
Rek-Cour.
5
Het Rijk
f
13.765.380,42
saldo’s:

‘% Anderen,,

30.032.266,18
43.797.646,60
Diverse rekeningen
24.554.401,67

f
978.871.011,36

Beschikbaar metaalsaldo .
316.455.490,69
Op de ba8i8 van
2/

metaaldekking….

132.370.216,26
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is. ,,
1.582.277.450,-
Voornaamste posten in duizenden
guldens.’.

Data

Ooud Zilver Circulatle opeischb.I Metaal- Iklngs
schulden
1
saldo

perc.

25 Mej
1
25 479.470 21.423

875.275 45.151 316.455 54
18

,, ’25 479.470 21.209

892.587 31.677 315.475 54
11 ,, ’25 479.471 20.849

916.415 25.651 311.555 53
4

’25 479.473 20.768

946.394 29.081 304.793 51
27 Apr. ’25 479.473 21.029

895.741 43.444 312.312 53
20 ,, ’25 491.982 20.659

892.832 50.107 323.693 54

26 Mei
1
24 531.408 9.919

968.918 60.539 334.940 53

25 Juli ’14 162.114 8.228 1 310.4371 6.198 143.5211)1 54

Totaal Hiervan

– Papier
Data

Schatkis

Belee-

ophef

Diverse

disconto’s promesse

ningen

bulten-

reke-
______________

r

land uulg 2)

25 Mei 1925 88.548

160.430 169.092 45.088
18 ,, 1925 89.977

159.518 165.310 52.016
11

1925 98.483

4.000 160.548 163.167 56.626
4

1925 103.404

6.000 179.541 152.449 70.200
27 Apr. 1925 95.022

3.000 152.721 146.657 73.382
20 ,, 1925 96.159

4.000 152.919 125.633 85.021

26 Mei 1924 174.687

13.000 142.202 94.363 117.519
25 Juli 1914 67.947

14.300

61.686 20.188

509
5) Op de
basis van
21
metaaldekking.
2)
Sluitpost activa.

SURINAAMSCHE BANK.


Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
atie Andere
opeischb.
schulden
Discont. Div. reke
ningen’)

18 April

1925..
1.040 1.481
951
1.030
283
11

1925..
1.041
1.556
730

1.028
296
4

1925..
1.042
1.621
699
1.024
315
28 Mrt.

1925..
1.063
1.503 809 1.022 333
21

,,

1925…
1.062
1.490
858
1.027 303
19 April

1924…
1.140
1.435 929
1.123
521
5 Juli

1914-
645 1.100
560
735 396
-, .JIuLIpuoL UCI astiva.

27 Mei 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

459

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

Data

Ooud
Zilver
Circulatie
Andere
opeischb.
schulden

Beschikb.
metaal-saldo

23 Mei 1925
18E500
281.000
44.500
119.400

16

1925
184.500
282.500 41.810
119.638

9

1925
184.250
282.500
42.500
119.250

18 Apr. 1925
134.038

50.473
277.573
50.494
119.708

11

1925
133.645

50.555
279.040
51.573
118.913

4

1925
133.509

51.254
273.430
53.810 120.203

28Mrt.1925
133.921

51.257
271.153
55.945 120.615

24 Mei 1924
147.689

64.662 253.845 80.450
146.194

26 Mei 1923
154.065

61.213
265.402
100.789
142.687

25 Juli1914
22.057

31.907 110.172 12.634
4.842′

1

Wissels,

Dek-
Dis-

buiten

Belee-

‘”‘

kings-
Data

conto’s

N.-Ind.

ningen

n
T
n
ec
e1)

percen-
_______

betaaib.

g

tage

23 Mei 1925

109ij80

***

57

16

1925

104.320

57

9

1925

108.310

***

57

18Apr.1925

0.798

20.413

42.884

59.656

56

11

1925

21.088

20.690

42.651

58.134

56

4

1925

21.084

18.882

41.394

57.074

56

28Mrt. 1925

21.427

17.949

48.580

62.138

57

24 Mei 1924

35.508

15.149

53.537

16.528

64

26 Mei 1923

36.422

28.100

59.623

19.882

59

25 Juli1914

7.259

6.395

47.934

2.228

44
1)
Sluitpost activa.

1)
Basis
2
15
metaaldekking.

BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes, in duizenden ponden sterling.

Data

Metaal

Circulatie
1

Currency Notes

Bedrag
I
Ooudd.

00v. Sec.

20 Mei

1925

155.908

147.241

291.244 53.9502)

242.344

13

,,

1925

153.617

147.606

292.639 53.9502)’243.699

6

,,

1925

154.683

148.288

292.535 53
.
9502)

243.629

29 April 1925

155.742

148.387

289.848 53.9502)

240.973

22

,,

1925

128.733

120.279

291.744

27.000

242.840

15

1925

128.721

121.363

297.59.1

27.000

248.640

21 Mei

1924

128.181

124.518

286.400

27.000

242.184

22 Juli 1914

40.164

29.317

Data

Other

Public

Reserve kVfl

20 Mei ’25 35.352 72.027 15.748 102.232 28.417 24
13

’25 33.302

78.332 17.426. 102.159 25.761 211/
2

6 ,, ’25 37.610 72.735 11.021 107.717 26.146 22
29Apr.’25 36.852 76.245 17.048 105.481 27.105 221
22 ’25 36.812 75.530 17.058 105.770 28.204 23
15

’25 39.292

76.416 14.780 110.333 27.108 21′,

21 Mei ’24 42.070 72.186 18.367 101.523 23.413 19,53

22 Juli ’14 11.005 33.633 13.735 42.185 129.297 5221
e

1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
2)
Bankbiljetten.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste oosten in millioenen francs.

Data

Ooud

n
het
1
Zilver1
in
het
1
voorsch.

kist bil-
1

sels
I

Waarv.
1

1
Te goedl Buit. gew.I Schat-Wis-

buitenl.I

t
buitenl.Iald. Staat,jeften
‘)I

22 Mei’25

5.547

1.864

317

578

24.100

5.010

4.272
14

.,

’25

5.546

1.864

317

578

23.950

5.009

4.704
7

’25

5.546

1.864

317

578

23.850

4.980

4.870
30Apr.’25

5.546

1.864

317

583

23.250

4.980

5.959
23

,,

’25

5.546

1.864


317

582

22.700

4.978

5.371

22 Mei ’24

5.543

1.864

299

566

22.700

4.691

4.054

23Juli’14 4.104

640

1.541

Waarvan Uitue-

Rekg. Courant
Data

op het

stetde

Belee-

Circulatie

Parti-
buitenl.

Wisselsl ningen

culiereni Staat

22 Mei’25

20

6

3.063

42.750

1.922,8

6

14

,,

’25

23

6

.

3.085

42.991

2.000

43
7

’25

25

6

3.176

43.409

1.912

12

30Apr.’25

20

6

3.020

43.050

2.077

28
23

,,

1
25

22

6

3.070

42.662

1.948

4

22 Mei ’24

25

10

2.611

39.403

1.995

19

23Juli’14

8

769

5.912

943

401

1)
In disc, genomen wegens voorsch. v. d. Staata.buitenl. regeeringen.

DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste oosten in millioenen Reichsmark.

Daarvan

Deviezen

Andere

Da a

Goud

bij bui-

als goud-

wissels

Belee-
ten!. clrc.

dekking

en

ningen
banken
1)

geldende

cheques

15 Mei

1925

1.014,8

86,5

338,3

1.416,9

16,2
7

,,

1925

1.014,3

117,9

338,1

1.492,3

7,7
30April1925

1.014,2

117,8

338,1

1.496,2

77,0
23

1925

1.004,1

128,9

334,7

1.266,7.

6,0
15

1925

1.003,7

149,9

334,6

1.422,5

17,0
7

1925

1.003,4

160,1

334,5

1.487,0

7,4

23 Juli

1914

1.356,9

750,9

50,2

Schuld

Data

Effec-

Diverse

Circa-

Rekg.-

Diverse

aan
ten

Activa
2
)

latie

Crt.

Passiva

Renten-
_______

bank

15 Mei

1925

200,3

1.149,0 2.269,5

787,4

845,0

14,0
7

,,

1925

200,3

1.163,1 2.386,5

754,4

825,3

19,3
30April1925

200,1

1.123,0 2.451,8

705,8

831,4

24,7
23

,,

1925

199,9

1.411,7 2.022,1

974,5

975,6

35,8
15

,,

1925

199,8

1.322,3 2.187,7

854,6

988,2

36,4
7

,,

1925

205,5

1.267,2 2.293,3

732,9

977,6

67,7

23 Juli

19.14

330,8

200,4 1.890,9

944,- –

40,0


‘, vnue’asi ‘ w.o. tçenienoanscneine lu,
t IY1I,3’J,
a, ‘,
1
AW.,
Lcp.
502; 466,9; 416; 544,7; 426,7; 354,1
miii.

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in miljoenen franca.

Data

°

20 Mei ’25

378

85

480

1.231

276

5.200

7.483

190
14

’25

378

85

480

1.280

293

5200

7.530

213
7

,,

’25

378

85

480

1.268

345

5.200

7.566

204
30Apr.’25

378

85

480

1.374

350

5.200

7.665

224
23

,,

25

378

85

480

1.337

289

5.200

7.516

276
16

’25

378

85

480

1.298

324

5.200

7.569

219

15 Mei’24

357

85

480

1.323

429

5.275

7.655

218

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in mi1lioenen dollars.

Dis-

1

Reserve
1

Data

Aantal
1

conto’s 1

Beleg-

bij de 1

Totaal

Waarvan

banken

en

1
gingen

F. R.

1

depo-

time
sito’s

deposits
beleen.

panks
29 Apr.’25

736

13.232

5.484

1608

18.087

5.063
22

’25

736

13.130

5.506

1.632

18.036

5.064

15

’25

‘736

13.1285.482

1.599

18.021

5.052
8

,,

’25

736

13.137

5.484

1.609

17.991

5.055
1

’25

736

13.205

5.498

1.605

18.126

5.053

30Apr.’24

755

12.121

4.535

1.455

15.934

4.288
an net eina van ieuer KwairTulu WOLUb veu UV1tUUI
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

Goudvoorraad

Wettig

Wissels

Data

Dekking

middel,

In her-

In de
sc. v. d.
1

open
Totaal

F. R.

Zilver

di
member

markt
bedrag

Notts

etc.

banks

gekocht

6 Mei ’25

2.845,5

1.613,9

141,7

410,6

278,5
29Apr.’25

2.851,1

1.598,5

142,0

400,0

266,8
22

’25

2.844,3

1.614,0

141,5

412,4

275,5
15

,,

’25

2.844,5

1.608,4

141,0

395,3

24,1

8

’25

2.839,4

1.563,9

137,2

391,3

310,7
1

’25

2.845,9

1.640,3

136,7

399,9

316,4

7 Mei ‘241

3.129,6

1

2.150,5

102,5

440,3

87,3

Belegd
1

Gestort

Dek-

Dek-
Aigem.

Data

in U. S.

in circu-

Ilapitaal

kings-

kings-
Gov.Sec.
1

latie

perc.’)

perc.
2
)

6 Mei ’25

375,7

1.683,0

2.232,3

115,2

72,6

76,3
29Apr.’25

349,0

1.683,9

2.187,4

115,2

73,6

77,3
22

’25

353,1

1.687,7

2.217,8

114,7

72,8

76,5
15

,,

’25

357,8

1.698,1

2.207,9

114,6

72,8

76,4

8

,,

’25

362,2

1.714,2

2.187,0

114,5

72,8

76,3
1

’25

357,8

1.709,7

2.195,7

114,5

72,8

76,4

7 Mei ‘241 310,9

1.927,0

1.994,4

111,2

79,8

82,4
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schulden:
F. R. Notes en netto deposito.

2)
Verhouding totalen voorraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL. Voornaamste posten in millioenen dollars.

.-‘-

.

-. ‘-_.

.

.-
2

:’ •’?

460

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27 Mei 1925
1

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 25 Mei 1925.

Over het algemeen is de houding van dc internationale
effecteubeurzen gedurende cle achter ons liggende berichts-periode vrij kalm gewèest.
Het is opvallend, dat de kwestie der intergeallieerde
schulden, welke thans opnieuw door de Vereenigde Staten
aan de orde is gesteld, zon betrekkelijk geringen indruk
heeft geipaakt. Zelfs te P a r ij s is men van meening ge-
weest, dat zoodra de -binuenlancische financieele toestand zal zijn geregeld, er een
inodus vivenclj
gevonden zal kun-
iien worden, waardoor een onmiddellijke betaling niet nood-
zakelijk zal behoeven te zijn.
Te B er 1 ij n was de tendens zeer mat en zij is tegen
het slot der •beric’htsperiode nog ongeanimeerder geworden.
Verschillende oorzaken hebben hier samengewerkt. In de
eerste plaats bestond de vrees, dat de te verwachten nota
van de Entente over het vraagstuk der ontwapening een
niigunstige strekking zou hebben. Uit dien hoofde varen
ook verkoopen -uit het buitenland te constateeren. Vervol-
gens heeft de slechte gang van zaken in verschillende tak-
ken van industrie – o.a. de Ieder- en textielbranches –
er toe geleid, dat sursdance van hetaling en faillissementen
werden uitgesproken, hetgeen op de beurs een ongunstige
uitwerking heeft gehad. Overigens vielen er ook verkoopen
op te merken in de aandeelen van die ondernemingen, die
dividend hebben uitgekeerd, in verband met het feit, dat
deze cliiviclenden in de meeste gevallen sterk beneden de
verwachtingen zijn gebleven en in ieder geval beneden het
peil, waarop men’ in Duitschl.and op het oogenblik een nor-
maal rendement aanneemt. De betrekkelijke ruimte op de
gelclmarkt heeft onder deze omstandigheden slechts een zeer
geringe uitwerking kunnen hebben.
Te L o n d en is de markt over het algemeen iets vaster
geworden. Dit gold ook voor beleggingswaarden; de emis-
sie van de London County Council b.v. heeft een beter
onthaal gevonden, dan de leening ten laste van Nieuw-Zee-‘
land, welke de vorige week aan de markt is gebracht. Bo-
vendien bestond er ruime handel in rubberaandeelen, als
gevolg van de prjsverbetering voor het artikel, na een
geringe, doch zeer tijdelijke inzinking. Tn slotte heeft het
een goeden indruk gemaakt, dat minister Churchill reke-
ning heeft gehouden met cle talrijke klachten van belang-
hebbeinclen inzake de invoerrechten en de accijnsheffing op
zijde en kuustzijde, waardoor de geamendeerde voorstellen
thans meer het karakter van een bescherming der inheem-
sclie kunstzijde-industrie hebben aangenomen.
De markt te N e
w
Y o r k is opnieuw zeer opgewekt
geworden, waarvan ditmaal voornamelijk de z.g., ,public
utilities”-waarden en de hooggenoteerde indust’rieele aan-delen ‘hebben kunnen profiteeren. De speculatieve neigin-
gen van het publiek schijnen weder toe te neen, waartoe
ook de gemakkelijke geldmarkt heeft bijgedragen. Dit mag
teekenend worden genoemd, waar de berichten van de ijzer-
markt minder opgewekt genoemd moeten worden; daaren-
tegen heeft de staalmarkt teekenen van opleving getoond.
T e u o n

z e n t is op de
beZeggingsnvcrkt
geen opvallen-
de gebeurtenis te registreeren geweest; hier is de toen bij voortduring goed gebleven, zoodat de nieuw aangeboden
beleggingsobjecten alle een goed onthaal hebben gevonden.
6 pCt. N. Werk. Schuld 1922: 104%, 104
5
/g,
104
11
/
16
;
4% pCt. Ned. Werk. Schuld 1917: 95
2
5/32, 95%, 95
°
/
1o;
7
pCt. Ned. Indië: 1027/
8
, 103, 102
15
f
1
; 4% pCt. Portugal
Tabak: 54, 55; 5 pCt. Brazilië 1903 £100: 71, 72; 8 pCt.
Sao Paulo 1921: 98%, 9874.
De grootste belangstelling heeft de aSdeeling voor
bui,-
nenlendsche industricele aendeelerc
tot zich getrokken en
van deze bevonden zich weder aanideelen in kunstzijdefa-
brieken in het middelpunt. Reeds in den aanvang van de
berichtsperiode viel een zeer vaste houding voor aandeelen
Nederlan-clsche Kunstzijdefabrieken op te merken, welke
zich op den laatsten dag heeft geaccentueerd. Toen was het jaarverslag bekend geworden en dit ‘heeft ter beurze klaar-
blijkelijk een zoo gunstigen indruk gemaakt, dat het des-
betreffende aandeel in édn dag niet minder dan 90 pCt.
heeft kunnen mo-nteeren. Een reactie van ongeveer 40 pCt.
viel daarna op te merken, doch het aandeel verlaat de be-
ric-hLswee-k op een niveau, ongeveer 110 pCt. ho’oger clan in
het begin. Ontegenzeggelijk hebben contraminedekkingen
hier een rol van beteekeiais gespeeld. Doch de -animo voor kunstzijde is, afgescheiden van deze technische -rnarktge-
steld’heid, zeer groot, getuige het feit, dat ook aaudeelen
Hollandsche Kunstzijde Industrie en aandeelen ,,Ivlaekubee”
tot aanmerkelijk hoogere koersen grif uit de markt zijn
genomen. Van de hier besproken rubriek ‘konden voorts
aancieelen Philips C-loeilampenfabrieken een stijging te

aanschouwen geven, alsmede aan deel en Stoommèelfabriek
,,Holla.nd”, in verband met geruchten omtrent betere bedrijfs-
resultaten. Centrale Suiker Mij.: 111, 116, 118% ; Con-
structie Werkplaats Dii Croo & Brauns: 19, 17%, 18%
ilollandsche Kun-st,zijde Industrie: 160%, 1627%, 172%
Jurgens: 98, 97, 95%; Ned. Kabelfabriek: 253, 258, 259;
Ned. Kunstzijde-fabriek: 389%, 430, 500; Philips Gloeilam-
penfabriek:
403,
40834, 41714; Vlissingen & Uo’s Katoen-
febr.: 185, 186, 182.

Een tweede rubriek, welke sterk de aandacht heeft ge-
trokken, was die voor
suikeraan&elen.
Minder om de
tendens van de af cleeling als zooclanig, dan wel wegens cle
uiterst vaste houding van aandeelen H.V.A. Geruchten om-
trent een ,,bonus” of ,,claim” ‘deden opnieuw de ronde,
zooclat het fonds tot sterk gestegen koers uit de markt
werd genomen. De reactie, welke ‘daarna is ingetreclen, w-as
van zeer geringen omvang en stond niet in verhouding tot
de stijging, welke tevoren plaats had gevonden. Cultuur
Mij. der Vorsten’l.anden: 169, 168, 170; Handels Verg. Am-
sterdam: 509%, 515%, 537; Java Cultuur Mij.: 370, 372
3
/4,
3753/4; Itfoormau & Co.: 377, 329 (ex div.), 340; Ned. Did. Suiker Unie: 243, 241, 246; Poerworecljo:
129%,
132; Wa-
toetoelis Poppoh: 613, 610, 619.
Ook
rubberaandeelen
hebben, na een geringe aarzeling,
geve1g van cle tijdelijke inzinking van den rubbe’rprjs, hun
opgewekte houding kunnen herwinnen. Tijdens -den achter-
uitgang hebben de minder courante aandeelen de grootste koersverliezen te aanschouwen gegeven; het hooI dfonds,
Amsterdam Rubber, heeft een veel kalmer -verloop gehad. Amsterdam Rubber: 236
5
/
8
, 216
3
1
(ex div.),
225%;
Inch-
sehe Rubber Comp.: 275, 261, 270; Hessa Rubber:
2
78%,
259, 283; Java Caoutchoue: 134% (ex div.), 138, 144; Ned.
md. Rubber en Koffie: 235, 228, 232; Oost Java Rubber: 259 (ex div.), 262; R’da.m Tapanoeli: 32, 25, 28; Serbad-
jadi: 253%, 24234, 254; Wei Sumatra Rubber: 184, 176,
180.

Tebaksa.an4eelen
hebben in het midden der berichtsweek
een aanval ‘van lusteloos’heid te doorstaan gehad, welke ech-
ter spoedig nagenoeg tot het verleden behoorde. De om-
zetten in deze afdeeling zijn veel geringer geworden; hier-
aan is het -dan ook vermoedelijk toe te schrijven, dat een
klein ‘voorbij-gaand aanbod 4en betrekkelijk grooten koers-
val ten gevolge heeft gehad. Arendsburg: 423, 409, 415;
Deli Batavia: 350%, 34534, 338; Deli Mij.: 404%, 391%,
402%; Senem-bah Mij.: 418%, 411, 414; Holland Sumatra:
159 (ex div.), 157; Temoeloes Landbouw Mij.: 530
(Cx
div.), 550, 560-.
De
petrolemnafdceling is
door de gebeurtenissen in de
overige rubrieken vrijwel op den achtergrond gedrongen.
Na de prijsverbetering voor ruwe Pennsylvania olie ont-
stond er iets meer aandacht voor aan-deelen Koninklijke
Petroleum, hetgeen gepaard is gegaan met een vrij aan-
zienlijke koersverheffing. Spoedig echter luwde -de aan-dacht,
zoodat per saldo het vôordeelig koers-verschil geheel is ver-
dwenen. Aandeelen G-econsolideercle Hollanjdsche Petroleum
werden -bijna niet verhandeld. DordtsChe Petroleum Mij.:
350%, 357 34, 355; Gecensoli-deer-de Hollandsehe Petr. Cy.:
151%, 154; Koninklijke Ned. Petr. Mij.:
38
5%, 389%, 382.
De
solieepvaartnsairkt
toonde, bij geringen handel, een
zeer vasten ondertoon. Vooral in de waarden der Konink-
lijke Hol-landsche Lloyd ging op sommige dagen vrij veel om, zonder dat het nochtans tot markante koersverschillen
is gekomen. Holland Amerika Lijn: 70%,
72%;
Java
China Japan Lijn: 109 34, 108, 110; Kon. Ned. Stoomboot
Mij.:
68%,
67%, 69; ,,Maas” Stoomv. Mij.: 1057%, 106%,
107; Ned. Scheepvaart Unie: 148, 147 34, 147; Stoomv. Mij. Nederland: 164
3
/, 166, 165
3
/
4
.
Mijnaandeelen
bleven eveneens rustig; alleen ‘voor aan-deden Recijang Lebong bleef doorgaans eenige vraag be-
staan. Algemeene Explor-atie Mij.: 877/
8
, 87, 86% ; Billiton
Mij. lste Rubriek: 479, 470, 486; Oost Borneo Mij.: 152,
148%, 148; Redjang Lebong: 268, 267, 278; Siloengkang:
124, 121%, 11534, 117.
De af deeling voor
baavkaandeelen
was vast; in verband
met het jaarverslag van de Nederlandsc’h-Inclische Land-
bouw Maatschappij ontston-d eenige vraag voor aandeelen
Nederlandsch Indische Handelsbank, welke echter voorloo-
pig door de aan de markt zijnde limites kon worden be-
vredigcl. Amsterdamsehe Bank: 145%, 146%, 147; Incasso
Bank: 106
3
1
4
; HolI. Bank v. Zuid-Amerika: 46%, 4734, 49;
Javasche Bank: 266,
273%;
Koloniale Bank:
193%,
194,
195; Ned. md. Hand. Bank: 148%, 147%, 149%; Ned.
Handel Mij.: 1331, 133%,
1
33%; R’damsche Bankver-
eeniging:
81%,
83, 83%.
De
Amerika.ansche markt
paste zich aan de voorschriften
van ‘Wallstreet nan; alleen werd de daling van sommige

27 Mei 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

461

fondsen, bv. International Mercantile Marine shares, hier
niet ten volle overgenomen. Arnerican Water Works 310,
312 (ex div.), 298; Ajiacotida Copper: 80, St, 79; Stude-
baker: 1125, 1156, 1160; United States Steel Corp.: 1167/
s
,
12
0%, 118
3
1
4
; Atehison Topeca: 120%, 121%, 120% ; Ene:
28%, 29%, 28%; Soiithern Pacific Comp.: 102’/, 103;
Union Pacific: 139, 141, 141
5
/s; Wabash Railway: 25
29
132,
29
7
1,
29
27
(
32
.
De
geldntarkt bleef ruim; prolongatie varieerde tusscheu
2% en 3 pCt.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

26 Mei 1925.

Voor tarwe werd de niarktstemming in Europa in den
loop der week beter met eenige prijsstijging ten gevolge
van verdere aanzienlijke afname van de naar Europeesche
havens onderwg zijnde hoeveelheden en bovendien door de
kleine werelclverschepingen der laatste weken. Steun ouder-
von cl de markt ook van de berichten uit Noord-Amerika,
waar de oogstrapporten niet onverdeeld gunstig w’aren. De
wintertarwe ontwikkelt zich daar in de meeste streken
wel naar weosch, doch in sommige gedeelten van het tarwe-
gebied werd de groei belemmerd door te lage temperatuur.
Dit geldt ook voor de nieuwe zomertarwe in het Noord-
Westen der Vereenigde Staten. Uit Canada hoort men oven-
eens over langzamen groei, doch de uitzaai heeft daar zoo
tijdig
en
onder zulke gunstige omstandigheden plaats, dat
de prijzen te Winnipeg geen verhooging ondergingen. Waar-
schijnlijk zon dat wel op 25 Mei het geval zijn, indien toen
de markt te Winnipeg niet gesloten ware geweest. Op dien
dag namelijk was Chicago zeer vast en veel hooger. lIn den
1001) der week hatE de markt daar reeds den invloed onder-
vonden van de eenigszins ongunstiger oogstberichten en
vat 18 tot 23 Juli waren Juli en September 47/
s
en 7%
dollarcent per 60 lbs. in prijs gestegen. Verdere droogte,
koude en vorst brachten op den 25sten een sterke prijsstij-
ging te veeg, die de prijsverhooging deden toenemen tot
10% en 12
5
A
cent. In cle statistische positie van tarwe
voor de resteerende weken van• dit seizoen hebben de min-
der goede oogstvooruitzichten der Vereenigde Staten geen
ilirecten invloed en Mei was te Chicago op 25 Mei lang
niet zooveel hooger als Juli, doch de marktsteniming onder-
vindt daarvan ook voor spoedige tai-we wel degelijk de ge-
volgen, temeer nu de markt toch reeds door den afnemen-
den zeilenden voorraad en de beperkte verschepiagen een
vasten groncltoon beait. Wel werd van Argentinië en Aus-
tralib deze week wat meer tarwe verscheept, doch de hoe-
veelheden bleven beperkt en het totaal bereikte ook ditmaal
tiet de wekelijksche behoefte der invoenlanden. Speciaal
van Argentinië is echter een spoedige toename der ver-
schepingeii zeer w’aarsehijnlijk. De geringe omvang der ver-
seliepingen is daar niet het gevolg van kleine voorraden,
want deze zijn zelfs nog grooter dan in dezen tijd van het
vorige jaar, doch de Argentijnsehe houders van ta.rwe bren-
gen deze slechts langzaam ter markt in afwachting van
hoogere prijzen, welke mogelijk te maken zullen zijn als
binnenkort in nog meerdere mate clan nu Euro

pa van
Noord-Amerika afhankelijk zal zijn en dus gedwongen de
vaste Noord-Amerikaansche markt te volgen. Tot nog toe
is .dat slechts weinighet geval. De meeste der flinke
,
zaken,
die deze week naar Engeland werden gedaan, betroffen Australische en Platatarwe, waarvarj vooral de eerstge-
noemde soort herhaaldelijk goedkoop te koop was wegens
het ruime aanbod van spoedige partijen. Ook Manitoba’s
werden echter in Engeland zooals gewoonlijk geregeld ge-
kocht en daarvoor werden geleidelijk vrij vat hoogere prij-
zeii ingewilligd. Op het vasteland nam in sommige landen
de vraag toe, terwijl andere zich van inkoopen bijna geheel
onthielden. Zoo kocht Portugal eenige stooniencle ladingen
Argentijnscbe en Australische ‘tarwe en waren België en
Nederland koopers voor spoedige partijen van het Zuide-
iijk ‘halfrond zoowel als van Canada. Deze zaken beperkten
zich echter tot de dagelijksehe behoefte, doch namen de
allerlaatste dagen wel in omvang toe. Daarbij traden Italië
en ook Frankrijk herhaaldelijk als verkoo’pers op van stoo-
utende ladingen, die nog naar haar nieuwe bestemming kon-
den worden gedestineerd. De zaken breidden zich uit, toen
eindelijk ook in Duitschland de belangstelling voor tarwe
weder toenam en op 25 Mei werden naar Duitschland we-
der vrij omvangrijke zaken in tarwe gedaan, doch geheel
is de markt nog niet van het aanbod van wederverkoopers
bekomen, want nog steeds werden ook op 25 Mei de zaken
in alle tai

wesoorten afgesloten op prijzen, die zich eige
percenten beneden de pariteit der uitvoerlanden bévond.
riet grootst ‘is dit verschil nog voor Noord-Amenikaansche

soorten. Tot nog toe beperkten de vastelandsche markten
zich bij haar inkoopeti biji.ia geheel tot tarwe in zeer spoe-
dige posities. Het heeft er allen schijn van, dat een verder
herstel spoedig kan worden verwacht. In veTschil]cnde la-
den zijn de voorraden klein en bij de afname van den zei-
lenden voorraad kan verbeterde vraag gemakkelijk een zeer vaste markt tew’eegroepen, vooral wanneer de Noord-Ame-
rikaansche oogstbenichten verdere aanleiding tot prijsver-hooging blijven bevatten. In Argentinië onderging aan cle
termijnmarkten, die trouwens op 25 Mei evenals Winipeg
gesloten waren, de tarweprij’s deze week geen groote ver-
andering. Na eenige prijsverhooging was de markt later ii’eer wat flauwer om op den 23sten vrijwel op dezelfde
prijzen te sluiten als op 18 Mei.

In Europa blijven de oogstvooruitziehten overal uitmun-
tend. In Spanje, waar men juist begonnen was zich onge-rust te maken over langdurige droogte, heeft ‘het onlangs
overal flink geregend. Een uitzondering op cle algemeen goede
Europeesche oogstvoornitzichten vormt slechts Rusland. Daar hoorde men onlangs wel over aanzienlijke verbete-
ring van den stand van het graan, doch de laatste benioh-
ten zijn nog slechts goed voor Oekraine. In het overige
Rusland heeft het gewas weder onder droogte te lijden.

In r ogge blijveu nieuwe zakefl uit Noord-Amerika nog
steeds uit, omdat door de groote versehepingen der laatste weken het aanbod van w’ederverkoopers beneden Amen-
kaansche prijzen de vraag nog overtreft. De zichtbare voor-
raad in de Vereeuigde Staten is echter zoozeer afgenomen,
dat cle markt zich na eenige flauwe dagen in het begin
Ier week, goed kon handhaven. Daar de vorst, waaronder
de tarwe in Noord-Amerika te lijden ‘heeft, ook de rogge bedreigt, was ook voor deze graansoort te Chicago op 25
Mei de markt aanzienlijk hooger. Zij sloot voor den Juli-
termijn 5% dollarcent per 56 lbs. hooger dan een week
tevoren.

M a ï s was deze week vooral op het vasteland zeer vast
voor spoedige posities, omdat daar op de meeste markten
de voorraden van zeer geIingen omvang zijn. Ja Neder-
land en België en ook in Dnitschland, waar de belangstel-
ling voor spoedige mais verbeterde, werden voor spoedig
verwachte partijen Plata- en Oost-Europeesche mais steeds
hoogere prijzen betaald, zoodat ten slotte in Nederland de
premie van eerstaankoniende partijen hoven nog ladende mais omstreeks 10 pCt. is gaan bedragen. Tot de zooveel
lagere prijzen echter is de kooplust voor latere posities
bijna overal slecht ten gevolge van grootere verschepingen
van Argentinië, die ook deze week in omvang toenamen,
doch nog lang niet cie afmetingen van het vorige jaar hebben
bereikt, alsook door voortdurend groot aanbod van den
Donau. Daar wordt vooral Zuid-Slavische mais aangevoerd
en ook van Roemeensche mais nemen de aanvoeren in de
havens toe. De prijzen voor deze maïssoorten ondergingen
weinig verandering en slechts naarmate de boeten de West-
Europeesche destinatie
t
aderen neemt daarvoor de koop-
lust toe en stijgt de prijs. Daar in de tweede helft van Jumn
flinke niaïsaanvoeren in West-Europa te verwachten zijn,
bestaat voor latere posities w’einig vertrouwen in de prij-
zen. Ook van de zeer groote bavenaanvoeren kan misschien
vermindering der vraag naar mais het gevolg zijn. Toen
in het begin der week uit Argentinië mooi droog weder
werd gemeld, waardoor vermeerdering der m aïsversehepin –
gen kon worden verwacht, nam in Engeland de omzet ii mais af en slechts tot lagere prijzen konden ladingen op
Mei af lading kooplust wekken. Ook parcels op latere posi-
ties werden lager verhandeld. Aan de Argentijnsche ter-
mijnmarkten bleven de eerste termijnen vrijwel onveran-
dierdi, doch Juli daalde vooral te Rosario in prijs. Later
werd weder regen gemeld, w’aardoor nu ook reeds de kwa-
liteit in gevaar schijnt te worden gebracht, doch aan de
termijuniarkten was dat op 23 Mei nog niet te bemerkeu,
terwijl die markten op den 25sten gesloten waren. De
wai
minder goede weerberichten uit Argentinië gaven ten siotte
de Engelsche maïsmarkt weder een beter aanzien, evenals
berichten uit- Zuid-Alnika over regen, die misschien den
aanvang der verschepingen zal vertragen, doch op den zeer
grooten omiang van den oogst nog geen invloed heeft. Te
Chicago kwamen deze week voor maIs geen groote fluctua-
ties voor, tot op 25 Mei ook mais daa.r wegens het koude
weder en het voorbeeld van broodgraan aanzienlijk in prijs
steeg. Het slot voor Juli was 4% dollarcent per 56 lbs.
hooger dan een week tevoren.

(1 e r s t werd in Engeland niet veel gekocht, al kwamen
beperkte zaken in Noord-Amenikaanische soorten toch ge.
regeld voor. Beter was de gerstvraag echter in Nederland
en Duitschlaud, waar door den hoogen maisprijs geregeld
flinke vraag voor Noord-Amerikaansche gerst bestond.


S

462

EcoNOMIscH.sTATISTIsCHE BERICHTEN

27 Mei 1925

Noteeringen.

Chicago
Buenos Aires

Data
Tarwe
Maïs
Haver
Tarwe
Maïs
L)Jnzaad
Mei Mei Mei
Juni
Juni
Juni

23Mei’25 169s
114(
45
15,25
9,60 21,05
16

,,

’25

170
113h
45y
4

15,15
9,50 21,40
23 Mei’24 105/
78′
46(
11.15
7,70
19,25

.
23 Mei’23 1187/
794
4231
11,70
8,30
21,10
23Mei’22 137(
614
377/
5

13,-
7,70
20,10
20Juli’14

82
563/
8

36X
9,40 5,38
13,70

t
.

L000prijzen te Rotterdam/Amsterdam.

s
oor en
25 Mei
1925
18
Mei
1925
26 Mei
1924

17.75
12,75
Rogge (No. 2 Western)
.
1
13,70
13,60
9,50
Mais (La

Plata) ……..
270,-
262,-
215,-
Gerst (48 ib. malting)

.
..
264,- 261,- 206,-

Tarwe’. ….
.
…………17,25

Haver (38 lb. white clipp.)
1

12,40
3
)
12,_ 4
10,254)
Lijnkoeken (Noord-Amen-
kavan La Plata-zaad)
1
13,25 13,25
11,25
Lijnzaad (La Plata)

..
472,-
472,_
386,-
1) per 100 KG.

2)
per 2000 KG.

3)
per 1960 KG.
‘No. 2 Hard/Red Winter Wheat
4)
Canada No. 3.

AANVOEREN in tons van 1000 KO,

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

-,

Artikelen
17123 Mei
Sedert
Overeenk.
17)23 Mei
Sedert
Overeenk.
1925
1924

1925
1 Jan. 1925
tijdvak 1924
1925
1Jan. 1925
tijdvak 1924

Tarwe
34.145 375.886
381.599

9.498
14.427
385.384
396.026
Rogge
18.428
68.288.
204.058


3.575
68.288
207.633
Boekweit
,
654
11.413 8.806



11.413 8.806
Mais
.
..
6.463
260.822
280.767

32.776
44.623
293.598
325.390
Gerst.

._

.

.

..
922
58.476
125.633

3.158
22.532
61.634
148.165
Haver
8.043.
52.124
82.613

150
81
52.274 82.694
Lijnzaad ..

.. .. .. …
6.672
69.105
106.880
1.290
19.740
37.690
88.845 144.570
Lijnkoek ..
.

……

._
3.378
94.002
79.875


700
94.002 80.575
Tarwemeel

.
.. ..

.. …’
1.713
38.275
105.876 547
7.314 10.430
45.589
116.306
Andere meelsoorten
.

.

3.137 3.366



3.137 3.366

Reeds eenige weken is dit nu het geval en veel gerstwerd
De Cubastatistiek is als volgt:
deze week naar Duitsche havens verscheept, evenals tirou-
1925

1924 1923
wens naar Scandinavië.
,•

Tons

Tons
Tons
Veel grooter echter waren ‘uit Noord-Amerika de ver-
Weekontvangsten 16Mei’25

153.731

102.343 68.498
schepingen van haver, clie een in dit seizoeb tot nog toe
Tot, sedert 1 Dec.’24-16 Mei’25
.
3.664.532 3.043.523
2.921.693
ongekenclen omivang aannamen.

Zeer veel spoedige haver
Aantal werkende fabrieken..,.

104

53
19
i:5
den laatsten tijd gekocht in Nederland en Duitschiand
Weekexport 16 Mei 1925 ……105.459

100.355
86.393
en meer dan de helft der verscheepte hoeveelheidclezer week
Totaal exp.

1 Jan.-16 Mei ’25 2.376.348 2.082.989
2.189.316
was daarheen bestemd. Ook naar Britsche havens werd veel
Totale voorraad op 16Mei’25 … 1.288.184

960.484
733.277
haver

verscheept,

doch deze

versekepingen

betroffen

in
In Duitschiand wordt van officieele zijde de uitzaai
mindere mate recente inkoopen, want reeds enkele weken
van bietsuiker thans geraamd op 366.859 H.A. te beslaan
is in Engeland de vraag naar haver verminderd,
tegen 352.655 H.A. in 1924.
De Zichtbare voorraden bedragen volgens Czarnikow:
1925

1924
1923
SUIKER.
Tons

Tons Tons

0

NOTEERINGEN.

Londen
New York

Amster-

1 White Java’s

Cuba’s

96°
Data

dam per Tates f.o.b. per

960 ci.!.

Centri-

Aug.Cubes1

1

fugals

No.11 Mei/Juni
1

Juni

kristalsulker
Sh.

t5
h.

Sla.

ds.’
basis
990
25 Mei ’25
f
19

35/3

151414

12/6

4,33
18 ,, ’25 ,, 1915/

35/3

15/6

12/6

4,33 25

1
24

245/
8

441_

20/6

20/_

5,28
25

1
23

368/
3

71/_

291_

31/6

8,28

ruwsuiker
basis 88°

4 Juli ’14
f 11181
33
18/_

3,26
basis
990 1)
Het verschil tusschen ruwsuiker 88
0
en kristalsuiker
99
0
is aan te nemen op
f
3,- per 100 KG.

– Deze week bleven de. verschillende suikermarkten prijs-
houdend gestemd.
In N e w ‘York, waar de maanden op de termijnmarkt
opschoven, waren de noteeringen als volgt:

Sp. C. Mei/ Juli/ Sep t./ Dec./
Juli Sept. Dec. Jan.

Slot voorafgaande week ……..4.33 2.62 2.72 2.86 2.86
Opening verslagweek ……..4.33 2.61 2.70 2.82 2.83
Laagste noteering………..
… 4.27 2.58 2.64 2.78 2.79
Slot noteering verslagweek .. 4.33 2.73 2.87 2.90 2.91

• De ontvangsten in de Atlantische havens der V.S. be-
droegen deze week 68.000 tons, de versmeltingen 58.000 tons
(tegen 62.000 tons in 1924) en de voorraden 213.000 tons.
In prompte Cubasuiker kwamen af doeningen tot stand
tot prijzen varieerend tusschen 2.56 en 2.53 c. & f. New York,
tèrwijl voor ‘Europa de noteeringen varieerden tusschen
Sh. 121714. en
12/4K
tot welke prijzen het een en ander
werd verkocht.

Duitschland 1 Apr. ’25

618.000 737.000 774.000
Tsjechoslowakije 1 Mei ’25

407.000 268.000 200.000
Frankrijk 1 Mei ’25 ……..292.000

110.000

114.000
Nederland 1 Mrt. ’25 ……..160.000

106.000

163.000
België 1 Apr. ’25

……….166.000 . 62.000

59.000
Engeland 1 Mei ’25 ……..311.000 417.000, 306.000

Totaal (Europa)

1.954.000 1.700.000 1.616.000
V.S. Atlant. havens 20Mei ’25 213.000 200.000 206.000
Cuba alle havens 16 Mei ’25

1.288.000 960.000 733.000

Totaal

3.455.000 2.860.000 2.555.000

Op Ja v a raamt men den ditj arigen oogst op 35.000.000
picols. In de tweede hand kwamen de volgende afdoeningcu
tot stand:
Superieur Mei/Juni levering
. . . . . . . . . . . . f
107/
8

Juni/Juli

,,

…………,,
’05/
8
en
f
‘°/b
No. 16 en hooger prompte levering ……,, 98/
8

16 ,,

,,

Juni tot September leve-
ring tusschen …….. …………….. ,, 8°i en ,, 8I
Hier te lande opende de markt prjshoudend en werd
voor Mei en Augustus
f
20.- en voor December
f
19 7/
3

betaald. Daarna brokkelden prijzen af om zich ten slotte
weer wat te herstellen. De noteeringen luidden aan het slot:
Mei …………
f 191/
0

Augustus

. .. –

19%

December …….

l9
De omzet bedroeg deze week ongeveer 2500 tons.

KATOEN.

lla,rktbericht van de Heeren Sir Jacob Bdhrens & Soos,
– Manchester, d.d. 20 Mei 1925

Prijzen van Amerikaansche katoen zijn sedert verleden
Woensdag geleidelijk duurder .gworden, toen alle posities beneden 12 d. noteerden en de loopeude maand zelfs eens
,

1L72 d., het laagste punt van dit seizoen. Gisteren had
de markt zich echter reeds weder zoover hersteld, dat de
hoogste noteering voor de loopende maand 12.31 bedroeg.
Hedenmorgen opent,de markt weder 10 tot 15 punten hoo-
ger en is vast gestemd. Het is een feit, dat de algemeene

Is

27 Mei 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

463

condities van dén nieu.wen oogst gunstig genoemd kunnen
worden; mochten deze zoo blijven zoo kan men zeker, ook in
verband met de grootere beplante oppervlakte een flinken
oogst verwachten. De verscheping van den ouden oogst vindt
geregeld voortgang en ontvangsten in iie havens en export
blijven geregeld plaats hebben. Fluctuaties van Egyptische
katoen hebben zich tusscben nauwere grenzen bewogen,
doch verkoopen zijn slechts gering geweest.
Spinners van Amerikaansche garens maken een moeilijken
tijd door. De vastere stemming van het ruwe materiaal
brengt hoogere prijzen mede, welke echter over het alge-
meen door koopers niet aanvaard worden. Fabrikanten
van grovere nummers mule twist en vef t hebben slechts
weinig steun ondervonden, terwijl de weinige zaken in
medium-nummers slechts iets boven de noteeringen van
verleden Vrijdag mogelijk varen. In ringtwist zijn enkele
flinke posten geboekt tegen iets betere prijzen in verband
niet de vastere katoenmarkt. Voor getwijnde garens be-staat slechts weinig belangstelling, zoowel voor het bin-
iienland als voor export. De vraag naar Egyptiscbe garens
is slechts gering en beperkt zich slechts tot enkele kleine
partijtjes. Over het algemeen zijn fabrikanten uitsluitend
bezet met oude orders; zij prodticeeren liever wat minder
dan hun garens op te slaan.
De doekmarkt is weer iets vaster, w’aardoor er meer
vraag doorkomt. Enkele fabrikanten zijn over de verkoopen
van deze week wel tevreden; wij gelooven, dat dit een ge-
volg is van een goeden onderstroom in zaken in stapels van
enkele groote binnenlandsche firma’s, die tot de conclusie
zijn gekomen, dat prijzen thans gunstig zijn.
Speciaal shirtings en dhooties hebben hiervan geprofi.
teerd, doch van een algemeenen handel kan men nog niet
spreken. De toon is w’el wat optimistischer, maar varieert
dagelijks in verband met de fluctuaties in katoenprijzen.
[ii verband hiermede verwijzen wij naar de vorige w’eek, toen
de lagere katoenmarkt de afzijdigiieict der overzeesche koo-
pers nog meer deed toenemen, terwijl wij nu, in verband
met de hoogere katoenprijzen van thans, die week als een
goede koopweek mogen beschouwen. Zoo varieert de markt
van week tot week, hoewel bet algemeen vertrouwen lang-
zamerhand wel wat grooter begint te worden en men alge-
uuleen aan vastere prijzen begint te gelooven.

13 Mei 20 Mei Oost. koersen. 12Mei19 Mei
Liverpoolnoteeringen. T.T.op Br.Indië
1
1
5
3i
I15+
F.G.F.Sakellaridis 30,- 29,35 T.T.opflongkong2/3 212
7
/8
G.F. No. 1 Oomra 8,85 9,35 T.T.op Shanghai 3/0% 3/03,

Noteering voor Loco-Katoen.
(Middling IJplands)

22
Mei

15
Mei
I
8
Mei
1
23
Mei

23
Mei
1925

1925

1925

1924
1

1923

New York voor
Middiing .. 23,50e 22,30e 23,35e 32,35e

28,65 c
New Orleans
voor Middling 23,60e 22,70e 23,50e 30,70e

27,- c
Liverpool voor
Middling . – 12,84 d 12,36 d 12,62 d 18,11 d 14,94d*)
5)
Voor fully middling ouden Standaard.

Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen).

1 Aug.
’24
Overeenkomst Ige periode
tot
15Mei’25
1923224

1

1922-
1
23

Ontvangsten Gulf-Havens.
9076 6497
5552
,,

.Atlaut.Havens
j
Uitvoer naar Gr.Brittannië
2412
1571
1237
,, ‘t Vasteland etc.
4174
3071
2554
Japan

…..
849 568
578.

Voorraden.
(In duizendtallen balen).

Overeenkomstig
tijdstip
15Mei’25
.

1924
1923

Amerik. havens
.
… …..
630 398
406
Binnenland
.


416 384
501
New York
..

….. -…
175
67
86
New Orleana
151
115
102
Liverpool
.
.. … … .. .. .. …
642
283
314

KOFFIE.
Viel in het vorig bericht te gewagen van eene sterke
daling, gevolgd door eene belangrijke stijging, ditmaal kan
over de afgeloopen week vermeld worden, dat onze termijn-
markt schommelingen heeft vertoond van een omvang, zon-
als wel hoogst zelden in zon kort tijdsverloop is gezien.

Het begon met eene daling van 2 en 3 et. op Woensdag.
20 .dezr. Deze teruggang w’ercl veroorzaakt door een ge-
nicht, .dat cle zich op het oogenblik in Amerika bevindende
Braziliaansche Commissie .vooi financieele aangelegenheden
van plan zou zijn om het Couvernemeut van Sao Paulo
aan te bevelen om de actie tot steun der koffieprijzen te
staken. Merkwaarcligerwijze had dit bericht, dat uit Nev’ York kwam, aldaar echter bijna geen invloed en den vol-
genden dag was die markt zelfs 65
8.
90 punten hooger,
hoofdzakelijk naar aanleiding van verh•bogcle aanbiedingen
uit Brazilië. i)aar cle New Yorksehe markt ook op Hemel-
vaartsdag (21 Mei) open was, waren hier op Vrijdag 22
Mei des morgmis wederom nieu.we slotnoteeringen uit New
York dntvangen, welke eene nieuwe stijging aantoonden
van niet minder dan 130
8.
170 punten. Het gevolg van een en ander was,

dat Vrijdagochtend de termijnnoteerin-
gen alhier ruim 4
8.
5 di. stegen boven clie van Woensdag
namiddag, doch Vrijdag namiddag zakten zij weder iets in
evenals op Zaterdag en Maandag, om Dinsdag ochtend we-
derom 13,
8.
1% ct. te stijgen in navolging van New York,
welke markt 80
8.
100 punten hooger afkwam. Zooals reeds hierboven gezegd, is de loop der prijzen aan
(le Nenv Yorksche markt, die op het oogenblik den toon
aaiigeef t, hoofdzakelijk het gevolg van cle beweging der
kost- en vrachtnoteeringen voor Rio en Santos Koffie uit
Brazilië. Zoo waren deze bijv. op 22 dezer voor Rio onge-
veer 7/. hooger dan den vorigen werkdag op 20 dezer, en
voor Santos was de stijging dien dag bij verschillende af In-
ders niet veel minder. Op het oogenblik zijn de kost,- en
vrachtofferten van goed beschreven Superior Santos, promp-
te verscheping, ongeveer 102/-
8.
105/- per cwt. en van dito
:Prime ongeveer 106/-
11.
1091-, terwijl die ‘van Rio type
New York 7 met beschrijving, prompte verscheping, zijn
89/- en voor latere verscheping 84/-
8.
87/-, naar gelang
van den versehepingstermijn.
Ook tuit Indië tvaren de prijzen van Robusta op af lading
liooger, hoewel bij verschillende afladers een belangrijk
onderscheid in de prijzen voorkwam. Het schijnt dat de
toestand aan de Indische markt op het oogenblik buiten-
gewoon onzeker is, want alleen daaruit valt te verklaren,
dat tusschen de noteeringen van den eenen en den anderen
af lader op denzelfden dag verschillen voorkwamen van
3
8.
4 di. en soms zelfs van nog meer. Tot directe import-
zaken kwam het, voor zoover is na te gaan, niet en de
tweede hand, die in het begin van de vorige week Vrij ruim
met aanbod aan de markt was, hield zich ditmaal geheel
teruggetrokken. Op het oogenblik komen de noteeringen
uit Indië ongeveer uit op:
Palemb. Robusta, teiquel, Mei/Juni verscheping 484 It 49 ct.
Juni/Juli

474
8.
48
Aug./Oct.

454
8.
464,,
alles cif, uitgeleverd gewicht, netto contant.
Van de loco markt valt nog altijd niet veel goeds te
berichten. De afzet blijft slecht en de geweldige prjsschom-
inelingen van de laatste dagen zijn, zooals begrijpelijk is,
niet geschikt om hierin verbetering te brengen. Eerst in
een rustige markt is een terugkeer van het zoo hevig ge-
schokte vertrouwen te verwachten.
De termijnnoteeringen waren aan •de oc.htencl-oall te:

Rotterdam (Santos-contract)
Amsterd. (Gemengd con-
basis Good
tract) basis Santos Good

Mei
Sept.
Dec.
Mrt.
Mei
I
Sept.
Dec.
Mrt.

26 Mei 48
46%
44%
435 4734
44
421/
8

411/
8

19

4
1a
44
421/ 411/
8

45
421
40
38′
12

463,
42J
4034
39s/
B

453,
401/
8

383/
8

37
5

,,

504
46s
449,4
1
43/8

481/
4434
42%
418/
8

De slot-noteeringen te New YorK
van
het aldaar geldende
gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:

Mei
I

Sept.

I
Dec.
I

Mrt.

25 Mei
$
_,-
$
16,25
$
15,35
$
14,85
18
,,

16,60
,,

14,15
13,66
13,18
,

15,97
13,50
13,-.
12,48
11

……..
4

,, ,,

17,60
,.

15,35
14,78
,,

14,28
Rotterdam, 26
Mei 1925.

(1lededeeling van de Vereeniging voor den Goederenhandël
te Rotterdam.)
Ontvangsten uit het binnenland van Brazilië in Balen.

te Rio

te Santos
Data

Afgeloopen

Sedert Âjjioopen

Sedert
week

1Juli

week

1Juli

23 Mei 1925-

14.000 2.984.000

62.000 8.768.000
23 Mei 1924- … 52.000 3.288.000 213.000 9.256.000

464

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

•27 Mei 1925

COPRA

De markt blijft vast gestemd. Over het algemeen wordt
er meer Cebu en Zuidzee çopra aangeboden. Tot nu toe
echter is er ook voor deze soorten voldoende vraag. Zuid-Europa kocht in de afgeloopen week flinke posten.

De noteeringen zijn:
Nederl.-Ind. f.m.s. copra stoomend ..
fi
36
Mei

afi. . ,, 36 i
8

Juni

,, . . ,, 351
Juli

,, . .

35(

.

25 Mei 1925.

THEE.

Londen zond in de afgeloopen week andermaal hoogere
prijzen, waarin dit keer alle soorten, ook de ordinaire
kwaliteiten, deelden. Toeh bleef de stemming voornamelijk
vaster voor de midden- en betere kwaliteiten, die
3
tot
1 d. per ib. konden rijzen.
De maandcijfers van de Board of Trade over April geven
voor het Vereenigd Koninkrijk gunstige statistieken te
zien.
Zeer opvallend is daarbij cle sterke vermindering van
de voorraden in entrepot op ultimo April ten opzichte van
een maand geleden, vooral als men die cijfers vergelijkt
met de overeenkomstige cijfers van verleden jaar. In April
1925 zijn die voorraden teruggeloopen van 231,5 millioen
lbs. tot 217,1 millioen lbs., dus met bijna 14,5 millioen
lhs_ terwijl in 1924 die voorraad met slechts iets meer dan
3 millioen lbs. terugliep. Toch blijven clie voorraden
0
1
)

ultimo April 1925 nog 29 millioen lbs. boven die van ver-
leden jaar op hetzelfde tijdstip. Uiteraard is clie vermin-
dering een gevolg van zooveel kleindre aanvoeren dan afle-
veringen in April. De totale aanvoeren blijven echter niet een cijfer van 24,3 millioen lbs. nog bijna .3 millioen lbs.
ten achter bij die van April 1924. Anderzijds zijn cle invoe-
ren tot gebruik niet een hoeveelJeid van 31 millioen lbs.
ruim
S
millioen lbs. hooger dan verleden jaar, toen echter
dit cijfer gedrukt werd door de op handen zijnde verlaging
der invoerrechten. De u.itvoeren in April blijven met een
cijfer ijan
5,8
millioen lbs. nog ruim 1 millioen lbs. beneden
dat van verleden jaar, toen er ten gevolge van de op ban-
den zijnde verhooging van rechten in Nederland, veel thee
vats Engeland hierheen werd uitgevoerd. Amsterdam, 25 Mei.

STEENKOLEN.

De vraag naar kolen wordt door de voortdurende prijs-
verlagingen van den laatsten tijd geregeld grooter. Af ne-
niers, clie reeds tot een andere wijze van stoomiverwvekking
waren overgegaïui, keeren reeds tot ‘hun oude liefde terug,
daar geen nequivalcnt van kolen zon zeer iii prijs terug-
geioopeu is gedurende cle laatste paar jaar als kolen. Het gevolg is geweest, dat er een kleine verstijving zichtbaar
wordt en wij zouden ons niet verwonderen, wanneer in
afzie.ubaren tijd cle prijzen een geleidelijke verhooging zou-den ondergaan.
‘De prijzen zijn:
Northuniberland Ongezeefde …………
f
11,50
Durharn Ongezeefde ……………….. ..12,25 Cardifi On.gezeefcle ……………….. ..15,25
Schotsche G-ezeef de ………………… ..10,80
Yorkshire Gewasschen Doubles ………. ..12,50
Westfaalsche Vetförder …………….. …13,-
Vetstukken

……………,, 15,25
Smeenootjes …………… ., 14,75
Gasvlamförcler

…………., 12,90
Gieteokes

……………..,, 17,-.
alles per ton van 1000 KG., franco station Rotterdam/Am-
sterdam.
Westfaii.lsche buit kerkolen f.o.b. Rotterdam/Amsterd am

f
11,-. Markt prijshondend.
Rotterdam26 Mei 1925.

VERKEERS WEZEN.

VRACHTENMARKT.
De graan-vrachteitniarkt van Amerika vertoonde, behalve
eenige afsluitingen in havër van Montreal, geen veraiide-
ring. Per Mei werd, van deze haven afgesloten naar cle
Antwerpen/Hamburg moge op basis van 14Y
2
Cents graan,
en 17 cents haver en voor cancellii.ig tot 15 Juni werdei
verschillende afsluitingen gedaan voor volle ladingen haver
tegen 16Y
2
cents niet in sommige gevallen een bijlading
graan tegen 14 cents. Van de Northern Bange was weder-
om niets te doen, terwijl cle Gulf slechts zeer weinig ver-beteri.ng vertoont; een proinpte boot werd afgesloten van
New Orleans naar Piraeus tegen 21 cents. Van cle North PaciFicëi-den iets meer zaken gedaan en
er werd afgesloten pet Augustus/September tegen 35/- ter-

wijl vobr September tegen hetzei,f cle cijfer kan worden ge-
sloten. Voor Juni belading werd een ladling gerst afgeslo-
ten tegen 33/-. Voor lumber wordt nog tonnage gezocltt
naar Australisehe havens tegen $14 per Juni/Juli en J’uli/
Augustus.
De koleiimarkt-.van Amerika gaf ook iets meer zaken te
zien, doch Rio was slechts de eenige richting waarheei.i
werdl afgesloten. Er werd voor pronipte belading $ 3,70 be-
taalcL en $ 3,75 voor begin Juni belading.
De suikerafsluitingen van West-Indië gaan nog steeds
voort
cii
van Cnba werd afgesloten togen 17/- tot 1719 naar
gelang van grootte voor booten van 500 tot 9500 tons,
begin Juni/begin Juli belading naar U. K./Continent. Per
Mei/Juni werd eveneens naar Marseille afgesloten en wel
tegen een vracht van 19/6.
Van cle River Plate von-den deze week slechts weinig
afsluitingen plaats. De vraag was gering en de vrachten
vertoonden een verdere daling. Van Up River werd tegen
liet einde der week slechts 16/- betaald.
Van -de salpeter-vrachteiimarkt kan nog geen alge-
ineene ‘vembetei

ing worden bericht. Er bestaat nog geen
vraag en er wordt geen opleving verwacht vÔSr het einde dezer maand als de prijzen voor cle salpeter worden vast-
gesteld. –
Ook van de Oostelijke markten valt geen verbetering te
-vemnelden. Van Wlacliwostock wordt ruimte aangeboden
naar RuIl/Rotterdam/Hamburg tegen 20/-, doch zonder suc-
ces. Van Dalny werd afgesloten tegen cle lage vracht van 20/-
voor Juli/Augustus naar Rotterdam/Hamburg. In olie is de
door de reederij govorderde vracht van 85/- niet te bedingen
en bevrachters zou’dlen misschien kunnen afslciiten tegen
50/-, welke vracht echter door de reediers wordt geweigerd.
Van Australië vallen geen afsluitingen te vermelden.
Van Java werd afgesloten naar Bonibay tegen 15/- per
Juli en naar Odessa tegen 26/6 per begin Juli. Van Bnrrnah
bestaat geen vraag naar booten voor volle ladingen, doch
er werd parcel ruimte afgesloten naar Hamburg voor begin
Juni -bela
4
cling tegen de lage vracht van 201-.
Vlin indië is weinig te di-oen op d.w. basis en de vracht
is gevallen tot 19(., welke vracht werd geacceipteercl door
een begin Juni boot. Van de Maclraskust werd een aantal
parcels gedaan naar Marseille/Continent op basis van 22/6,
Mei en Juni. in manganese werd afgesloten naar cle Noor-
delijke Staten tegen 22/3 per Juli.
Van Zuid-Afrika werd een aantal kleine booten genomen voor maIs per September/October naar U. K./Continent te-
gen 26/3 tot 27/- naar gelang van ‘grootte. Illa kolen werd
afgesloten DurbanfSingapo-re tegen 10/6 met cle o’ptie Ba-
tavi tegen 101- Juni/Juli.
De markt van te Donau was vast en er i’as tamelijk
veel vraag. Groote booten accepteerden 17/. basis Cont,i-
nent met de optie Denemarken tegen 1/6 extra, maar ban-ilige booten geeft men de voorkeur en kiervoor werd 17/6
betaald. Verschillende lach age n veekoeken iverclen gedaan
naar Denemarken tegen 1416 basis één- loshaven.
Ook van de Miciclellandsche Zee werden veel ertsafslni-
tingen gedaan, doch de vracliten bleven onveranderd. De
voornaamste afsluitingen zijn Hornillo Bay/Rotterdam
513,
Almer-ia/Rotcterda.m 5/3, Algiers/Middlesboro 6/.. Naat de
Vereenigde ‘Staten word een 7500 tonner- gedaan van Ta-
lanta Channel naar Philadelphia of Baltimore tegen 8/9.
De kolenvrachtenmarkt van Engeland blijft onveranderd
en de vrachten vertoonen geen verbetering. Van Zuid-Wales
werd afgesloten: Rouaan 316, Lissabon 7/6, Genua 8/7 3-1,
Las l’almas 816, Buenos Aires 15/-, terwijl de afsluitingen
van de Oostkust de volgende zijn: Helsingfors 5/6, 1-lam-
burg 4/, Antwerpen 2/73-1, Gibraltar, Genua 8/9, Alexandrië
11/-, Las Palmas 8/3.

RiJN VAARt.
Week van
17 t/m. 23 Mei 1925.
De aanvoeren van zeezijde, hoofdzakelijk erts, waren zeer
levendig. Bij zeer veel vraag bleef de beschikbare Rijn-
ruimte voortdurend schaarsch.
De ertsviachten, welke in het begin der week resp.
f0,37 3-1 en’
f
0,47
Y.
met
i/
en 3-1 lostijd per last bedroe-
gen, liepen snccessievelijk op ‘tot
f
0,601f 0,70 met
Y
4
en
34 lostijd.
De vraCht voor ruwe producten naar Mannheim bedroeg
gemiddeld
f 11f
1,10 per last niet verkorten lo’stijd. –
Het sleeploon bedroeg in het begin der week 30 ets. tarief
en liep successievelijk op tot 45 ets. tarief in het laatst
der week.
De waterstand, zoowel naar den Boven- als naar den
Benedenrijn bleef onveranderd gunstig.
In den toestand in de Ruhr trad nog geen verbetering
iii; deze-bleef stationnaim.

Auteur