16
JuNI ioö
 tEPEURSRECT VOORBEHOUDÈtq
Economisch~Stati
‘ssti*sche
Beri*chten.
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL’N!JVERHEJD, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
5E JAARGANG
WOENSDAG 16 JUNI 1920
No. 233
INHOUD
Blz.
GEORGANISEERD OVERLEG IN
ENGELAND door
Mr. J. C.
Schreuder
………………………………
511
De aanstaande Vergadering der Nederlandsche Juristen-
vereeniging door
Prof.
Mr. E. R. Ribbius…………
515
Een terugblik OP het Assurantiebedrij
j
f in de Oorlogsaren
II
door
Mr.
11.
illees
…………………………
518
Het Vraagstuk der Discontoverhooging en Mr. Ei C. van
Dorp door G. M.
Boissevain
………………….
520
De Wereldmarkt van de Staalindustrie na den Oorlog
1
door J.
Singer
…………………………….
520
Index-cijfers
………………………………..
523
AANTEEKENINGEH:
Stand
der cultures en uitvoer gedurende
het
eerste
kwartaal van 1920 in Suriname
…………… …
524
De industrie in het verwoeste Noord-Frankrijk
……
524
BOEICAANKONDIGINGEN:
Mr. E. N. van Kleffens: De Internationaal-rechtelijke betrekkingen tusschen Nederland en Japan,
bespr.
door
i)r.
E.
de Warssel van Oihgelshouck ……..
525
Statistiek van de Voortbrenging en het Verbruik der
Nederlandsche
Nijverheid
in 1913 en
1916.
Uitg.’
Centraal Bureau voor de Statistiek
…………..
526
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
……………. ..
527-534
Geldkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel,
Bankstaten.
Verkeerswezen.
INSTITUUT –
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruin.s.
Assistent-Redacteur voor het weekblad:
D. J. Wansink.
Secretariaat: Pieter de Hooghweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Pla.atweg 37.
Telef. Nr. 3000. Tele gr.adres: Economisch Institvut.
Postcheque en giroreken,ing Rotterdam No. 8408.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 20,—. Buitenland en Kolowin f 22,50
per jaar. Losse nummers 50 cents.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
Advertentièn f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonne-ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, A msterdarn, ‘s-Gravenhage.
15 JUNI 1920
In den toestand van ‘de geidmarkt kwam ‘deze week
geen verandering ..De’pr olongatierente noteerde in
den regel 4 pOt., terwijl particulier ‘disconto evenals
cle vorige week voor 3% â 314 pOt. werd afgedaan.
De vraag naar wissel’s was iets minder ‘dringend, daar
de regeering ondershands een flink bedrag aan schat-
kistpromessen plaatste. Overigens doet de Minister,
na ccci onderbreking van twee maanden, een ‘beroep op
de geidmarkt, door het openen van een inschrijving
op schatkistpapier op Maandag 21 Juni a.s. Aange-
boden worden promessen met een looptijd van 3 en
6 maanden, en biljetten met een looptijd van een jaar
tot een totaal ‘bedrag van 60 roillioen gulden.
*
*
S
De veranderingen in den weekstaat van de Nader-
landsche Bank zijn ‘grootendeels veroorzaakt door de
schatkist. Door albetaliug van schatkistpromessen ver-
mind’erden •de ‘binnenlandsche wissels met ca. 20 mii-
lioen. Het te goed van de regeering van ruim 7 mil.
lioen veranderde ‘daardoor in een schuld van bijna 12
millioen. De eenige belangrijke verandering in de
overige hoofden is een verschuiving van ‘de bankbiljet-
tenomloop naar het tegoed in rekening ,,van anderen”.
De eerste verminderde met ruim 16 millioen, het laat-
sta vermeerderde met circa 13 mil]ioen.
*
S
*
De wisselmaikt was ook deze week weder tamelijk
stil. Er had een belangrijke stijging plaats van den
Sterlingkoers. Een Verbetering van
‘bijna
3 pOt. trad
in op ‘bijna alle belangrijke beurspiaatsen, zoowel hier
als in Parijs, Brussel, New York, Buenos Aires etc.
Marken waren in het ‘begin der week een oogeniblik
zeer flauw. De ‘daling werd echter spoedig weder inge-
haald en verder, bleef de koers vrij stationnair. Met
uitzondering van Ohristiania ‘bleef de verbetering
in de ‘Sk’an’din’avische koersen aanhouden, waardoor
Stockholm voor het eerst sedert maanden weder aan-
zienlijk boven 60 kon noteeren.
GEORGANISEERD OVERLEG IN
ENGELAND.
De bespreking der arbeidsvoorwaarden door de
overheid-werkgeefster met de afgevaardigden der
organisaties van personeel in o’verIheidsdienst in vaste periodiek vergdei’en,de comaniasjies ‘bestaat in Neder-
land reeds eenige jaren. De gemeente Amsterdaim, die
hier, zooals bij zooveel op sociaal gebied, de leiding
nam, stelde het ,,georgan.iseerd overleg” in 1916 in, ver-
scheidene andere gemeenten ‘volgden en eindelijk, zeer onlangs, het Rijk en isomimige provincies. De commis-
•sies, waarin het overleg wordt gepleegd en waarvan
meestal – Rotterdam vorm.t een ‘der uitizonideringen’
– alleen de vertegenwoordigers der werklieden- of
ansbtenarenbon den stornlidhbend e leden zijn’, hdbben
de autoriteit, ‘die het publiekrechtelijk lichaam ver-
tegenwoordigt, tot voorzitter en treden feitelijk op als
adviescolleges van het overheidsorgaan, dat met de
vaststelling ‘van de arbeidsuoorwaiar,den der betrokke-
nen is belast. Tot bindende afsp.raiken kan men dus
in de commissies niet komen, hoewel ‘beide partijen,
werkgeefster en werknemers, er in vertegenwoordigd
zijn.’ Dit heeft aanleiding ‘gegeven tot veelvuldige
klachten; de werklieden wilden, dat, indien bij ‘het
overleg bleek, dat zoowell hun ertegen’woovdigers als
512
ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juni 1920
‘die der werkgeefster zich met een ontworpen regeling
konden vereenigen, deze regeling in de ovorlegcom-
missie zelf,definitief
.
kon worden vastgesteld en dus
tot tussc.hen partijen geldend recht gemaakt. Bij den
bestaanden toestand was het gedurende langen tijd
onzeker, of het gegeven adwies al 1an niet zou wor-
den opgevolgd, en, daar de beslissing berustte bij
organen, waarvan gew.00niijk éénli.d, maar nooit alle
het overleg hadden bijgewoond, was het opvolgen van het advies steeds aeer kwestieus. Geheel en al kon aan
de wensøhen der werkliedenbonden, ook met het oog
op ons staatsrecht, niet tegemoet gekomen worden,
maar het was wei mogelijk tot op r7ekere hoogte in de
geuite bezwaren rte voorsien. Met dit doel is thans te
Amsterdaim, ter uitvoering van een vroeger raads-
besluit, door een sijlb-cnmmissie uit
•
de centrale
conimissie voor ,het georganiseerd overleg met de afge-vaardigden der ‘wei’kliedenibonden een nieuiw zeer ver-
eenwoisdiigd werkliedenregl ement ontworpen, waarin
de Raad sledhts de voornaamste punten der arbeids-
voorwaarden zal ‘vastieggen, die verdei ter uitwerking zullen worden overgelaten aan een commissie, waarin
vertegenwoordigers van het gemeentebestuur en van
de personeelsbondan tezamen met glujke macht zit-
ting zullen hebben. Komt men in deze commissie niet
tot overeenstemming, dan beslist ‘de Raad en deze kan
ook ingrijpen, zoo hij n’reent, dat eeni,g ‘besluit der
commissie in strijd ‘is met de wet, het algemeene of ‘het gemeentebelang. Vele moeilijkheden waren bij ‘het ont-
werpen van dit reglement op te lossen en daar het be-
kend was, dat men in Engeland bezig was breed opge-
zette plannen op ‘dit gebied te verwezenlijken, heeft een
klein gezelschap, bestaande uit den Directeur van het
gemeentelijk arbeidsbureau van Amsterdam, den Chef
der afdeeling arbeid ter Gemeente-secretarie van Den
Haag – waar men mede iets naders wilde weten van
de Engelsche projecten – en schrijvet dezes, zich naar
Engeland ‘begeven ter ‘bestuideering van de invoering
der zoogenaamide Whitley-councils ‘in ide oveiihe.idshe-
drijven. Van onze oridervindingen wil ik hier het een
en ander mededeelen. Een korte uiteenzetting van
deze raden moet eohter voorafgaan.
Bij het uitbreken van den oorlog in 1914 bleek het
nnoiclzakeluijk de productie zooveel doenlijk op te ‘voe-
ren. Dit werd in groote mate belemmerd ‘door de trade
union conditions, de arbeidsvoorwaarden, die de vak-
re
r
eenigingen in langdur.igen strijd op de werkgevers
hadden ‘veroverd en die meestal, b.v. wanneer
zij
de
getalaverhouding tussohen gesdh’oolden en ongesdhool-
den of die tussc’hen mannelijke en ‘vrouwelijke werk-
lieden betroffen, de techn’isdhe mogelijkheden hinnen
en’ge gren’sen beperkten en dus ‘veranderingen in de
productie-‘wijze veelal ‘onmogelijk maakten. De regee-
ring verzocht de aabeidersorganisaties ‘in het lanidsbe-
lang tijdelijk afstand te doen van de conditions, waar-
tegenover ‘zij zich; ‘uitdrukkelijk veiboiad ‘voor haar
wederinvoering te zullen zorg dragen, zoodra de
oorlog vooibij zou 92ijn. De weridiodenboniden gingen
hiermee accoord. Noch zij echter, noch de regeering
hadden gerekend ‘op den langen duur ‘van den oorlog
en, reeds lang voordat het oogenblik was aangebroken,
waarop de trade union conditions weer van kracht had-
den moeten worden, ibleek het, ‘dat ide techniek der pro-
ductie ‘zich op velerlei gebied zoo had gewijzigd, dat
een terugkeer tot den status qiao ante bellum ook hier
ônmoigelijk ‘was. De regeering stelde een staatscom-
missie in, een Reconstruction Committee, die de weer-
keer
,
tot nonmale ‘veiihouidin,gen voor het gch.eele
economische leven zou bestudeeren, en een sub-com-
missie uit deze, het Reconstiucti’on Conamittee on Relations between Employers and Employed, had,
gelijk ‘haar niaam aa.nduidt, speciaal tot taak de beste-
deering der arbeidsverhoudingen. Zij bracht een rap-
port uit: Interim Repor.t on Joint Sta.nding In,dus:
trial Oou’ncils, dat naar haar ‘voorzitter Whitley-
report genoemd wordt, gelijk de ‘voorgestelde raden
Whitley-oouncils worden ‘gcheeten. Het rapport ont-
wierp ni. een raden-stelsel – nationale, district en
locale of ondernemingsraden – dat voor elke bedrijfs-
taik een geregeld overleg tiusschen de werkgevers- en
werkneniersorgani’saties ‘zou vergemakkelijken, stakin-
gen zou trachten te voorkomen en de werkuemersbon-den ‘in de gelegeniheid izou istellen medezeggenschap
uit te oefenen bij de ‘vaststelling der .arheids’vioorwaar-
den en soms zelfs bij technische aangelegenheden. De
regeerin’g begreep, dat de inrvoer,ing van ‘dit raden-
stelsel een ‘volwaardig equirvalent zou kunnen zijn
voor het onmogélijk gewor’den herstel der trade union
conditions en in een schrijven van den Minister van
Aiibeid aan vele ‘vereeniginigen ‘van patroons en arbei-
ders, wordt de instelling der raden aangemoed’ig1d:
,,het ministerie van arbeid izal bereid zijn allen moge-lijken bijstand te geven
bij
de ‘oprichting ‘van bedrijfs-
raden en zal gaarne ‘enkn ontvangen betreffende de
wijze waarop deze bijstanid het best zal kunnen ‘worden
verleend.”
De raden waren aanivanikelijk vooral gedacht voor
de particuliere ondernemingen, maar het is wel dui-
delijk, dat, toen de regeering hun instelling zoo
hartelijk Ibeivorderde en zij ook inderdaad alom hun a’rbeid aanivingen, onder het overheidspersoneel om
vorming 1van raden ook in ‘de overheidsdiensten en
bedrijven werd geroepen. De reigeering wilde hiervan
eerst niets weten, doch, iclaar ook de genoemde suh-commissie in een tweede rapport als haar meaning te
kennen gaf, dat ,,de woorden werkgevers en werk-
nemers in onze rapporten ook slaan op de rijks- en
gemeentelijke autoriteiten en op de personen in hun
dienst,” moest
‘zij
haar houding spoedig wijzigen. Na
een voorbereiding werd in Februari 1919 een gemeen-
schappelijke vergadering gehouden van ‘vertegeniwoor-
digers der ministeriëele departementen en der vak-
vei’eenigirigen, met het gevolg, dat commissies ver-
den benoemd, die de constituties der nieuwe raden
zouden ontwerpen. Zoo kwamen de raden voor de
rjksdiensten en bedrijven tot stand en daarnaast, wat
ons hier het meest interesseert, die voor de graaf-
schappen en andere kleine locale eenheden,’ d’i’e i’k
hierna ge’makekalve onder den naam ,,gemeen.ten” zal
samenivatten. Op het georganiseerd overleg in deze ge-
meenten ga ik thans nader in.
Gelijk in de particuliere ‘bedrijven worden ook in die,
welke alleen of mede ‘dooi’ de gemeenten worden uitge-
oefend, drieërlei raden ingesteld. De nationale waren
bij ons bezoek reeds in functie, zij bestonden voor
electriciteitsvoorziening, waterieidiaîg,gasivoorzien’ing,
tramverkeer en voor de gezamenlijke niet-coinimer-
ciëele ‘bedrijven en diensten. De districtsraden werden
juist opgericht en de instelling der laagste raden, de
works committees, was nog in voorbereiding. De veel-
heid ider nationale raden wordt’verooraaakt door het
feit, dat de eerstgenoemde ‘vier raden de arbeidsvoor-
waarden besproken in bedriijjvèn, die niet steeds de
overheid, maar daarnaast soms particulieren uitoefe-
nen, cii in deze bedrijven onderling verschillen de ver-
houdingen te ‘veel, dan ‘dat één raad alle tezamen zou
kunnen omvatten. De ‘vijfde raad ‘heeft uitsluitend
met de verhoudingen in de overheidsdiensten te
maken en heeft claaiem ook de meeste overeenkomst
met onze commissies ‘voor overleg. De verdeeldheid ‘der
raden vindt ‘men alleen bij die, waarin de werklieiden, de manual woi-kers, zijn vertegenwoordigd, ‘voor alle
ambtenaren in gemeentedienst bestond slechts één
nationale raad.
‘De ‘verhouding tussohen de nationale en lagere
raden is aldus. De nationale raden hebben tot taak
de vaststelling der arbeidsvoorwaarden in het betrok-
ken bedrijf voor het geheele land. Niet steeds is hier
echter uniform, teit over wo groot een territoir moge-
lijk en, om nu -aan plaatselijke omstandigheden en
eigen,aardigiheden recht te ‘doen weder’varen, laat de
nationale raad ‘zoo nioodijg de vaststelling van bepaalde arbeids’,noorçwaar’den aan de districtaraden over. Soms
‘gaat hij iminider ‘ver en rvraa’gt slechts ‘het advies dei
lagere raden en soms ook, wanneer ‘het over zaken van
minder belang gaat, kunnen ‘de districtsra’den op
16 Juni 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
513
eigen initiatief en igdheel zelfstandig optreden, be-
houdens tdan het recht van het hoogste college om de
besluiten te vernietigen, wanneer zij in strijd komen
met cle belangen van andere districten. Een pei;ma-nent verband tusschen de nationale en districtsraden
is verzekerd, doordat eiskele leden van de eerste steeds
cx officio in do ‘d.istrictsrad.en zitten. Deze vergaderen
ook geregeld een bepaald aantal dagen ‘v66r de bijeen-
konisten der iiationad.e raden
om
de zaken te bespre-
ken, die
Op
hun agenda vooidwmen. De works corn-
mi t.tces zullen iuh tot de districtsra,den iverhouden,
ongeveer gelijk de distr.ictsraden tot de nationale.
De tank der raden is in het algemeen de bespreking
der arbeidsvoorwaarden of, gelijk het reglement van
de Nabional roint :rndustrial Codnc’ii for Local
A uthorities’ Non-Trading Services (Manual Workers)
liet zegt: .,de meest mogelijke s&mon’werkirug tussahen
werkgevers en crknemers te verkrijgen •in het belang
van de verbetering der arbeidsvoorwaarden van alle
personen, die bij deze diensten werkzaam zijn.” Deze
algemeene regel, clie met kleine afwijikinigen in ‘de
reglementen van alle raden voorkomt, worjdt dan ver-
der uitgewerkt, waaihij tot de taak der raden blijkt
to .hohooren naast de beap rekiug der a r:beicisvoorwaar-
den in den rneesf ruimen zin, ook die van andere
kwesties, de tedliniek en de organisatie van den
dienst betreffende. In hoever dit laatste geen doode
letter is, zal cle ervaring moeten leeren, op ‘het negen-
blik bemoeien de raden ziek nog vrijiwel uitsluitenl
niet de arbeidsvoorwaarden. ik wil ‘hier als ‘voonbeelid
laten volgen de uitwerking, die liet zoonven geciteerde
reglement van den reeds vermelden algemeenen regel
geeft. Gelijk men zien zal, zuilen de raden niet over
gebrek aan werk hebben te klagen.
,,De volgende zaken zullen meer in het bijzonder de aan-
(lacht vail den raad vragen:
a. T-Jet voorzien iii cte wijze, ivmuroii geregeld de Iooiieii.
werktijden en arbeidsvoorwaarden in de betrokken dien-
sten zullen besproken kunnen worden.
t. Maatregelen tot het regelen van de diensten en het
werk.
1-let besleohteii van geschillen tussehen personen en
afdeelingen in de diensten en het voorzien in •de wijze –
indien dit nog iiiet is geschied – waarop men tot een
spoedige oplossing van moeilijkheden kan komen.
Het verzamelen van statistische en andere gegevens
betreffende zoken welke met cle diensten in verband
staan.
Het aanmoedigen van het bestucleeren van nieuwe
procddd’s en van het doen vali navorsdhingen met het oog
op de verbetering der diensten.
Het verschaffen van faciliteiten voor het in practijk
brengen van uitviudingen eis verbeteringen in de techniek
of de werkwijze. Voorts te zorgen, dat de rechten ider ont-
werpers van zulke verbeteringen behoorlijk gewaarborgd
worden en dat 1c financiëele of andere voordeelen, die
hieruit voorkomen, gelijkelijk ouder de verschillende par-tijen verdeeld ivorlen.
Het zoeken naar oplossingen voor problemen, welke
zich
iin ‘de diensten voordoen. Dit sluit in le ver,geli(kende
studie van de organisatie ep de werkwijzen der diensten
hier te lande en elders, en indien geivenscht, ‘het publi-
ceeren van rapporten.
1.
Verbeterin.g van de hygiënische toestanden (huis-
vesting inbegrepen) der arbeiders, werkzaam bij de betrok-
ken diensten en zoo noodig versehaffing van gelegenheid
voor speciale behandeling voor de werklieden der diensten…
Toezicht op de toelating tot en de opleiding voor de
diensten. Samenwerki lig niet de onderwijsautoriteiten voor
het verschaffen van alle soorten van onderwijs noodig voor
(le diensten.
11.et publiceeren in de pers van officiëele berichten be-
treffende de diensten.
liet voorstaan van de belangen der -diensten bij het
Parlement, de Mi itisteriëele Departementen en andere
autoriteiten.
1.
Alle andere zakeji den dienst betreffende, welker be-
handeling door het Parlement aan dcii Raad wordt opge-
cl ragen.
in.
De voorstellen int het Whitley-IReport betreffende de
clistriets- en locale raden, waarbij rekening gehouden wordt
met eventueele reeds bestaande overeenkomstige organen.
Ii.
Maatregelen voor toetreding van alle werk-gevers en
iveriknemeis tot hun respectieve vereenigingen.
o.
Het houden vais voordrachten en bijeenkomsten over
onderwerpen, welke voor cle diensten van belang zijn.
p Samenwerking met andere raden in kwesties van ge-
umeensehappelijk belang.”
lie raden zijn samengesteld uit vertegenwoordigers
van de o
–
veriheid-werkgeefater en van de werknemers, gewoonlijk in gelijlce getalen Noodzakelijk is deze ge-
lijkheid van getal aan beide zijden niet, daar, gelijk
ik hieroder nog nader zal meadeelen, voor het nemen
van een besluit een meerderheid aan eiken lcant noo-
dig is. Vooi” do gelijkheid van positie in het debat
achtte men echter gelijkheid in de getallen -der ver-
Iegeriwoo cl iigel-s wel .gewenscht.
De werknemers zijn in cle raen vertegenwoordigd
door de afgevaardigden hunner organisaties. Dit zijn
niet sted-s, gelijk ibij ons, bonden van enkel orvei-Jieids-
personeel, doch naast hen hebben ook particuliere
‘akver-een iigingen, die een rv
–
ol doend contingent leden
Ol1der het betrokken personeel tellen, v-ertegen,w’oor-
diginig De oorzaak hiervan is -gelegen in liet feit,
dat de vaklieden in overheiidsdienst in Engels cd
arbei’den onder lhet voor hun ‘vak in het particuliere
bedrijf afgesloten collectieve arbeidscontract, terwijl
daarentegen in de Nederlandsche ‘gemeenten de
arbeidsvoorwaarden ‘van ‘het geheele personeel steeds
in onderling vast iverhand en tot op zekere hoogte los
van die, weilce vom overeenkomstigen arbeid eldei.s
gelden, worden vastgesteld.’) Het gevolg is, dat alle
weikriemers in -overheidsdienst ‘bij ons, meer dan in
Engeland, gelijke belangen -hdbben en dus tezamen
afczon deelijke organisaties tiohtten.
Evenals de werklieden zijn ook de gemeenten i’an de
versdhil]en
1
de soorten in de nationale raden vertegen-wooidigd door haar vereenigincgen, het – zenden ‘van
een afgevaardigde door elke locale eenheid zou
uiteraard ondoenlijk zijn. Een uitzondering is alleen
gemaakt voor Londen: de Loudon aounty Oouneil,
die ooi ongeveer zeven miljoen burgers optreedt,
heeft zijn eigen vertegenwoordigers. Overigens be-
staan de nationale raden aan de wer-kigeverszijde uit
de afgevaardigden van de vier vereeiiigirsgen van
gemeenten, graafscchapsraden, raden van provincie-
steden en raden ‘van piatteianjdsgemeenten Zij spraken
dils ‘voor de graafsdhappen en gemeenten, die
-bij
hun
organisaties zijn aangesteld en practisch ‘zijn dit Vrij-wel alle, -clie in aanmerking komen; zij hebben aldus
een macht en een ‘verantwoordelijkheid, die niet
onderschat ‘moet wonden. In de districtsraden worden
de zetels, die aan de puibliekrehtelijke lichamen toe-
komen, verdeeld ‘tusshen het graafschap (of de
graafseihap-pen) en de groepen van gemeenten van
versdhillenjde grootte. Deze groepen ivijzen clan in
ocid cr1 ing overleg ‘hun vertegenwoordigers adn.
Bij de procedure in ide raadsvergaderingen is steeds
in liet oog gehouden, edát er twee tegenover elkaar
staande partijen aan het on,derlhandelen zijii. V66r een
vergadering ivan den ‘volledig
–
en rand vergaderen de
beide partijen afzoniderlijk om, izoo -mogelijk, -onderling
tot ovei’eenstem’niing te komen aangaande de op sde
agenda voorkomende saken; ook ‘gedurende de i’aaids-
zitting zelf, ken, wanneer nieuwe gezichtspunten zijn
geopend, -de wensdhelijlclheiid -hiervan blijken -en de
vergadering woedt dan voor ‘de gesoheiden besprekin-
gen een poes geschorst. Het doel der ondeihandelingeii
in -de raden is,
–
dat -de werkgevers en werknemers
tot een regeling der arhei&svenhou’din’gen geraken,
waarmee zij zich beide kunnen vereenigen, en van-
daar is ook een ‘der voornaamste bepalingen der regie-
‘-)
Het En-gel-sche stelsel kan tot eigenaardige moeilijk-
heden aanleiding geven. Het kan -voorkomen, dat in som-
mige vakken een korteren werk-dag geldt, dan in andere.
Het gevolg is, dat de arbeiders in hetzelfde overheidsbedrijf
niet allen gelijken arbeidsduur hebben. Sommige vak-lieden
gaan eerder naar huis dan andere of, indien hun vertrek
het geh-eele -bedrijf stil zou-den leggen, ontvangen geregeld
extra-loon wegens overwerk. – –
514
ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juni 1920
menten, dat vdor het nemen rva.n een besluit noodig ‘is,
dat aan beide ‘zijden van den raad een meerderheid is
verkregen. En ‘van werkgeverskant èn ‘van dien der
werknemers ‘moet men
zich
dus in meerderheid met
een voorstel rvereenigen.
Voor het ibepalen van ide waarde der besluiten van
de raden is het natuurlijk van groot belang te weten
in hoeverre de gemeenten – wij zingen, dat zij slechts
door haar vereenigingen vertegenwoordigd zijn –
door hen worden gebonden. En dan moet op deze
vraag het antwoord luiden: er bestaat ‘voor de locale autoniteiten geen wettelijke verplichting zich aan de
besluiten ‘der raden •te onderwerpen. De gemeenten
blijrven autonoom en stellen dus formeel geheel zelf-
standiig de arbeidsvoorwaarden van hun personeel
vast. Praktisch bestaat er echter voor de gemeenten
wel gebondenheid aan de ,,adviezen”. Wanneer een raad eenig besluit heeft genomen, ontvangen de ge-
meenjte’n van den secretaris on’verwijld bericht van het
advies, ‘dat de raad heeft uitgebracht. Weigert de ge-
meente het op te ‘volgen, dan za1 in ‘de eerste plaats
van het Miiuisterie rvan Ar’beid, dat door een liaison-
officer (een amibtenaar van het Ministerie, die ‘den
raad als deskundige ter zijde staat) steeds contact
heeft met de raden, een aandrang uitgaan het besluit uit te voeren. Het ïinisterie ikan dit zonder ‘bezwaar
doen, daar immers uit het tot stand komen van het
besluit blijkt, idat men ook ivan de zijde der gemeente-
vereenigingen zich er mee vereenigde. Mocht ook de
ven’k van het Ministerie geen resultaat hebben, dart
kunnen de trade unions trachten door een staking
(een stakingsveribod ‘van overheidspersoneel kent men
in Engeland niet) de locale autoriteiten tot rede te
brengen. Een dergelijke staking zal veel kans ‘van
slagen hebben, daar de pujbilieke opinie, ‘zioh ficihterud
naar het oordeel der regeering en naar de houding,
die de andere gemeenten ten aanzien ‘van het betrok-
ken raadsbesluit hebben aangenomen, zich waarseliijn-
lijk tegen de ‘dissidente gemeente zal keeren. De sta-
king is natuurlijk een laatste middel, men heeft groot vertrouwen, dat de gemeenten uit eigen beweging de
adviezen der raden zuJlen opvolgen en ‘dit vertrouwen
schijnt – veel praktijk is er nog niet – zeiden te
wonden hesohaamd. Men kan wel zeggen, dat de ge-
meenten de besluiten der raden voor zich ‘bindend
beschouwen. Opmeiikiisg veudient het, dat de regee-
ring aanvankelijk wel geneigd was, deze ‘hin’dendheid bij de wet vast te leggen; het’verzet kwam van de zijde
der werkliedenorganisaties, die vreesden, dat dit ge-
paard ou gaan met besnoeiing van haar staikings-
reht.
Vraagt men naar de reden, waarom de gemeenten,
die tooh steeds ‘zoo naij;verig zijn op haar autonomie,
zich hier vrijwillig de harsden ]aten binden, dan is
deze reden tweeërlei. Ten eerste zijn zij blij ‘bevrtijd
te
‘zijn
van de behandeling der netelige kwesties be-
treffende ‘de aiibeidsnoorsvaa’rden en ‘dan wordt het
opbieden ‘in aubeidsvoorwaarden tusschen de gemeen-ten onderling thans voorkomen. Deze beide voordeelen
wogen bij haar blijkbaar zwaar genoeg om daarvoor
feitelijk afstand te doen ‘van de bevoegdheid de
aiibeidsvooiwaarden ‘van ‘haar personeel ‘zelfstandig te
bepalen of zelfs een eenigszins belangrijken invloed
hierop uit te oefenen, want het is wel duidelijk, dat,
indien een veree,nigin.g van gemeenten voor haar leden
hij ‘de onderhandelingen optreedt, wel het gemeente-
belang in het algemeen ibehartigd zal worden, ‘doch
de in’di’viidueele wenscihen der gemeenten in ‘de raden
weinig tot hun recht zullen komen.
Niet alleen de gemeenten als werkgeefsters moeten
zieh echter geboeden ibeschouwenaan,de ‘besluiten der
raden, ook ‘de werknemers moeten genoegen nemen
met de arbeidsvoorwaarden, die hun vertegenwoor-
digers ‘voor hen ‘in de raden hebben bedongen. Dit is
een zaak ‘v en’vak’vereenigingsdi’scipline. Voor ‘het oogenblik hijnt deze groot genoeg te zijn, nu zonder veel moeite op meerdere punten verbeteringen in de
arbeidsvoorwaarden kunnen worden verkregen; of als
eenmaal de grens bereikt is en de directe resultaten
van ‘de beraadslagingen in de raden minder gewichtig
worden, de arbeiders nog even gesloten •achter hun
leiders zullen blijven staan, is een vraag, die de toe-
komst zal ‘beantwoorden.
In groote trekken heb ik nu de raden getee-
kend, gelijk zij thans in Engeland werden in-
gevoerd. Op •de details kan ik hier niet ingaan,
doch het is begrijpelijk, dat, waar de grondgedachten,
die bij ‘de instelling van onze ovenlegcommissies en
van de Engelsche Taden voorzaten, gelijk waren, de
Engelsche plannen onzen blik op de moeilijkheden,
die zich bij het ‘georganiseerd overleg in de Neder-
landsche gemeenten voordeden, konden verruimen,
al was het met het oog op het verschil in de toestan-
den in Engeland en hier onmogelijk – het lag trou-
wens ook nooit in ‘de bedoeling – het Engelsche
stelsel zonder meer hier over te planten. Een ‘groot on-
derscheid tusschen het Engelsche overleg en dat ten
onzent is, dat men in Engeland nationaal is begonnen
en eerst langzamerhand via de .districtsiaden tot ‘de ge-
meentelijke raden komt, gelijk er
buy,
thans te Man-
chester een. wordt opgericht. Een opbouw van onder-
af, die dus gepaard gaat met het verwerven van er-
varing op klein terrein, wat vergissingen dp grooter
gebied zal kunnen voorkomen, heeft ongetwijfeld
zijn voordeelen, ‘doch thans was de tijd wel aange-
broken om naar het Engelsche voorbeeld door een
centraal college contact te scheppen tusschen de ver-
schillende plaatselijke overlegeommissies in Neder-land, opdat grootere eenheid in de arbeidsvoorwaar-
d’en der gemeenten kon worden verkregen. Het instel-
len van een centraie’n raad naar Engelsch model
wordt echter bij ons feitelijk onmogelijk gemaakt
door ‘de onlangs ingediende ontwerp-wet op de rechts-
positie der ambtenaren, welke voor het geheele per-
soneel van alle soorten publiekrechtelijke lichamen
d’e arbeidsvoorwaarden tot in ‘details regelt. De zeker
noodig eenheid in arbeidsvoorwaarden zal door dit
ontwerp ongetwijfeld worden verkregen, maar daar-
naast zal het de mogelijkheid afsnijden de voornaam-
ste resultaten van het E’ngelsche stelsel ook hier te
bereiken: ten eerste, dat’ alle arbeidsvoorwaarden in
den ruimsten zin des woords worden ‘bepaald, ook indien het centraal geschiedt voor het geheele rijk,
dooi’ ‘de overheidsorganen en ‘de organisaties ‘der ge-
ëmployeerden gezamenlijk en wel -in permanente ra-
den, die dus steeds in de gelegenheid blijven, zon
noodig ‘binnen korten tijd, het eenmaal vastgestelde
weer te wijzigen, en ten tweede, dat zaken, die zich
minder goed voor nationale regeling blijken te ‘leenen,
zonder moeite aan ‘de ‘districts- of lagere raden kun-
nen worden overgelaten. Op deze wijze wordt ‘bereikt
soepelhei’d in de nationale regeling en differentiatie
naar plaatselijke behoeften, twee belangen die het
genoemde wetsontwerp verwaarloost. Het kent wel
een commissie fvoor georganiseer;d o’vei1leig, die dus
met den nation’alen bed rjfsraad zou kunnen worden
vergeleken, maar ‘zal niet alleen formeel, maar naar
alle
waarschijnlijkheid
ook feitelijk, het ou’de zuiver
adviseerende kaTakter’ hebben en alle reeds in de
praktijk gebleken bezwaren zullen zich hierbij dus
weer onverzwakt doen gevoelen. Daar de wet reeds
in 138 artikelen de arbeidsvoorwaarden in finesses zal vaststellen en het overleg alleen ‘de algemeene
maatregelen van ‘bestuur zal betreffen, die uit de
wet voort zullen vloeien, zal de commissie ook zelden
principiëele vraagstukken te behandelen krijgen. Van
medezeggenschap in de bepaling der. arbeidsvoor-
waarden zal zoo geen sprake zijn en het overheids-
personeel; ‘d.at ‘de wet met beide handen zou aangrij-
pen om de inderdaad ‘vaak zeer gunstige bepalingen,
die zij bevat, zou spoedig daarna, en dan te laat, bij het opkomen van nieuwe we.nschen en ideeën, die-
zelfde wet, die door het langzaam ai’beiden onzer
wetgevende machine, zeer moeilijk te wijzigen zal ‘zijn,
verwenschen.
Wie verbetering der economische verhoudingen
16 Juni 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
515
verwacht van het groeien van zuivere medezeggen-
schap der arbeiders in de bedrijven, waarin zij werk-
zaam tzijn, daar deze medezeggenschap onafwijsbaar
ook medeverantwoordelijkheid voor den gang van za-
ken zal meebrengen, moet wel het nieuwe geluid van
‘het Engelsche radenstelsel en de Amsterdamsche
plannen verre verkiezen boven de oude deun van het
iugediende wetsontwerp. T.
C. SCHREUDER.
DE AANSTAANDE VERGADERING DER
NEDERLANDSCHE JURISTEN VEREENIGING.
Twee vragen zijn voor de op het einde dezer maand
te houden vergadering aan de orde gesteld, een vraag
van privaat recht en een van Indisch staatsrecht.
De eerste vraag is aldus geformuleerd: Moet aan
private rechtspersonen een nationaliteit toegekend
worden en zoo ja, verlangt ‘deze nationaliteit bijzon-
dere wettelijke regeling. Tot heden is hierover nog
slechts één praeadrvies ‘verschenen, dat van Prof. Mr.
W. L. P. A. Molengraaff.
Het onderwerp is door den oorlog ingegeven; de
maatregelen in de oorlogvoerende landen genomen
tegen vereenigingen en vennootschappen, welke
vreemde belangen dienden, deden de vraag opkomen
of ook in ons land dergelijke bepalingen, hetzij voor
vredestijd, ‘hetzij preventief voor geval van oorlog
gewenscht zijn. De vraag zal dus in dit licht bezien
moeten worden of het gewenscht is aan private rechts-
personen, d.i. vereenigingen, naamlooze vennoot-
schappen, coöperatieve vereenigingen, onderlinge
waarborgrnaatschappijen en stichtingen, evenals aan
natuurlijke personen een nationaliteit toe te kennen
en zoo ja, of dan aan rechtspersonen van vreemde
nationaliteit beperkingen moeten worden opgelegd,
hetzij altijd, ‘hetzij alleen in geval van oorlog. Bij de
beantwoording van het vraagstuk maakt de prae-adviseur een splitsing tusschen stichtingen en de
overige genoemde vereenigingen. Vooraf gaat een
bespreking van het karakter der rechtspersoonlijk-
heid.
Zooals men weet is Prof. Molengraaff een voor-
stander, hier te lande de eerste verdediger van de
opvatting, dat een rechtspersoonlijkheid bezittende
vereeniging niet is een afzonderlijk, van de iridivi-
du’eele leden afgescheiden rechtssubject, maar dat deze
benaming slechts een wijze van uitdrukking is voor de
gezamenlijke leden met deze beteekenis, dat hunne aan-
sprakelijkheid js beperkt. Het vermogen behoort niet
toe aan een nieuw geschapen persoon, maar is het
eigendom ‘van de gezamenlijke leden of
venn
oorte
n
.
Daartegenover staat ‘de heerschende leer, ook die van
den Hoogen Raad, dat een rechtspersoon is een afzon-
derlijk, van zijn leden afgescheiden rechtssubject, dat als zoodanig eigendom kan bezitten, vorderin-
gen en schulden kan hebben.
Schr. verdedigt zijn opvatting, dat onze wetgeving
aan zijn kant staat, in het kort ‘aldus, dat de ‘betref-
fende vereenigingen in het wetboek voorkomen onder
de overeenkomsten, terwijl de wat van 1855 geen
verandering in het karakter der vereenigingen heeft
gebracht door het stellen van den eisch, dat voor
het verkrijgen der rechtspersoonlijkheid de koninklij-
ke goedkeuring noodig is. Dit ‘heeft slechts be-
trek’king op de beperkte aansprakelijkheid, maar
is van geen invloed op het contractueele karakter der vereeniging, welke zonder deze goedkeuring bestaat,
zij het met volledige aansprakelijkheid harer leden
en welke ook blijft bestaan, nadat de koninklijke be-
williging door het verloop van ‘den tijd vervallen is.
Dit tijdschrift is niet de plaats om diep in deze zuiver
juridische kwestie in te gaan. Betwijfeld mag echter
worden of het betoog van den geleerden praeadviseur
de voorstanders van de oude leer van de onjuistheid
hunner opvatting zal overtuigen. Ook al zou men
kunnen erkennen, dat de wet van 1855 geen veran-dering in het wezen der vereeniging heeft gebracht,
dan blijft naar mijne meening de stelling, dat onze
wetboeken de vereenigingen en vennootschappen als
louter overeenkomsten beschouwen voor bestrijding
vatbaar. Art. 1690 B. W. spreekt van vereenigingen
van personen als van .zedeljke lichamen, hetgeen kan
wijzen op een bedoeling, dat deze vereenigingen zelf-
standige rechtssubjecten zijn. Al is de bron een over-
eenkomst, dan belet dit niet, dat het resultaat
daarvan iets anders dan èen overeenkomst is, nl. een
afzonderlijk lichaam, rechtssubject, waarvoor echter,
uitsluitend om’dat de wet het voorschrijft, nog een
formaliteit, ‘de koninklijke ‘bewilliging noodig is om
geheel effectief te kunnen zijn.
Thans echter genoeg over deze kwestie. Voor de
beantwoording van de gestelde vraag is zij niet abso-
luut noodig. Want al stelt ‘de praeadviseur ook in
den aanvang, dat er hij de heerschende leer geen
reden is om geen nationaliteit aan een rechtspersoon
te geven evenals aan een natuurlijk persoon, terwijl
er omgekeerd ‘bij de opvatting, dat rechtspersoon
slechts een verzamelwoo’rd is voor de gezamenlijke
leden of vennooten, geen plaats is om aan die geza-
menlijke personen een afzonderlijke collectieve natio-
naliteit toe te kennen, zoo zal de practische toepas-
sing toch moeilijk verschillend kunnen zijn. Waarom
het gaat is of er in sommige gevallen reden zal zijn
om een vereeniging of ‘vennootschap, welke vreemde
belangen ‘dienen, niet tot stand te laten komen of om
aan hare werkzaamheden ‘beperkingen aan te leggen.
Maar dan zal men bij beide opvattingen op dezelfde
elementen ‘den nadruk moeten leggen. Terecht wijst
schr. er
op, dat de plaats van vestiging niet beslis-send kan zijn voor de nationaliteit van een rechts
persoon, evenmin als de geboorteplaats de nationali-
teit van het individu ‘bepaalt. Daarvoor is van be-
lang de gezindheid jegens een bepaalde nationale be-
langengemeenschap en ‘deze gezindheid der rechts-
persoon wordt beheerscht door de gezindheid van
hen, die in de rvereeniging de zeggenschap hebben.
Wil men den vreemden invloed in vereenigingen of
bedrijven weren of beperken, dan zullen de beper-
kende bepalingen betrekking moeten hebben op de
oprichters, aandeelhouders of leden en bestuurders.
Zoo is het ook geschied in ‘de Scandinavische landen, waar h’et vreemdelingen zeer moeilijk gemaakt wordt
‘deel te nemen in naamlooze vennootschappen. Wan-
neer men een dergelijke regeling wenschrt, dan zul-
len er bepalingen gemaakt moeten worden, welke ver-
bieden of beperken ‘het ‘deelnemen aan de oprichting
door vreemdelingen, het hebben van aandelen, het
uitoefenen van bestuursfuncties. Maar ‘die regelin-
gen zullen dezelfde zijn of men op het standpunt
staat, dat een rechtspersoon een afzonderlijk rechts-
subject is of dat daarmede slechts bedoeld zijn de
gezamenlijke vennooten.
Komende tot de vraag of een algemeen beper-
kende regeling als in de Noorsche landen voor ons
gewenscht is, beantwoordt ‘de praeadviseur ‘deze ont-
kennend. Meerdere afwijking van art. 9 Algemeene
Bepalingen, dat voorschrijft, dat het burgerlijk recht hetzelfde is voor Nederlanders als voor vreemdelin-
gen, behoudens de uitzonderingen van ‘de wet, acht
hij in ‘het algemeen niet noodig voor rechtspersonen.
Indien dit in bijzondere gevallen gewenscht is, zal
men zich weten te helpen. Zoo wijst schr. op ver-
schillende subsidiewetten voor stoomvaarrtmaatschap-
pijen, waarbij als voorwaarde Nederlandsch overwicht
in bestuur en algemeene vergadering wor’dt voorge-
schreven, op de z.g. oligargisdhe clausule, waarmede
gewaakt wordt tegen een niet gewensoht vreemd over-
.w’icht in de bestuursbezetting.
Los van de vraag der nationaliteit is te beschouwen
de rechtspersoon hier te lande opgericht of in den
vreemde, maar hier werkzaam. Moeten voor deze laat-
sten afzonderlijke regelingen gelden? Scih. geeft een
drietal aan, welke hem gewenscht voorkomen. In de
eerste plaats ‘vaststelling, welke ‘bepalingen van ons
recht ‘dwingend recht zijn, opdat over de vraag aan
welke voorschriften ook vreemde rechtspersonen on-
516
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juni 1920
derworpen zijn, geen geschil meer zal ontstaan; ver-
volgens voorschrift, dat in -den vreemde opgerichte
rechtspersonen, welke hier te lande handelen, ook
hier een bijkantoor hebben, waar zij 1unnen worden
gedagvaard, en ten slotte bijzondere bepalingen voor
bepaalde bedrijven, ib.v. -voor verrz.ekeringam-aatschap-
pijen om -deze te verplichten de reserve voor hare in
Nederland loopende contracten hier te lande te be-
leggen en een waarborgsom te stoTten ten behoeve
van hare Nederi-andsche verzekerden.
Het lijstje is wat fragmentariscih. Vermoedelijk nul-
len anderen, al naar hunne ervaringen met buiten-
landsche vennootschappen het vragenlijstje uitbreiden.
Ik voor mij zoude liefst ‘iooral met de derde ‘groep
uiterst ‘voorzichtig willen zijn en eerst bj dringende
noodzakelijkheid daartoe overgaan.
Ten slotte behandelt schr. nog kort de stichtingen
en hij geeft aan, dat de nationaliteit bepaald wordt
door ‘het ,doel of de nationaliteit van hen, die over het
doel zeggenschap hebben. Zoo formuleert hij dat de
riati
0
n al iteit ‘van vereenigingen-reehtspersonen af-
hangt ‘van ‘de nationaliteit ‘van hen, die de werkzaam-
heid der -vereeni,gin-g ibeheerschen. Met deze beginselen
zal men zich we] kunnen ‘vereenigen, maar wan-
neer -voor de toepassing van -sommige bepalingen het
noodi-g ‘mocht zijn om de nationaliteit van een veree-
uh-ging of stichting ‘vast te stellen, dan komt het mij
-voor, dat dit aldus gefor-muleer-de ‘beginsel in moei-
lijke gevallen -voor practische toepassing te vaag zal
blijken, zoodat dan een
op
dit bg,insel rustende uit-
gewerkte ‘bepaling ge-wen-scht zou -zijn. Behoefte be-
staat hieraan niet, wanneer men geen algemeen ‘be-
perkende ‘bepalingen ‘voor ‘vreemde rechtspersonen wil
geven. En gaarne ga ik met den prae-adviseur mede,
waar hij -daar-voor ten onzent geen nood-zakelijkheid
ziet.
Als tweede onderwerp staat de uitbreiding van de
bevoegdheden van den In-disohen Vo•Iksraa-d op het
programma. Het onderwerp -wordt met -de volgende
vraag aldus geformuleerd: Voorepstellende, ,dt op
uitbreiding van de autonomie on-zer koloniën moet
worden aangestuurd, wordt gevraagd of en ‘zoo ja op
welke wijze, verandering behoort te worden gbracht
in. -de samenstelling en werkkring van den Indischen
Volksraad. Ook ‘hierover is nog slechts één pr-ae-advios
verschenen van -den heer H. Oarpentier Alting.
1)
De kern van het betoog ‘van den praeadviseur is
deze, dat de Voiiksraad op -heden een onbestemde
plaats inneemt tussahen -een adviseerend lichaam,
zooal-s het ontworpen is en een westersdh par-
Jemeot-, zooals -het rzich wil voordoen. Hoe zal de out-
wi-ldkeling moeten zijn? In de richting van een wer-
kelijk parlement, maar daarvoor is n-oo-di-g, dat er een
gemeenschap is, ‘waarvan dit parlement de vertegen-
woordiger kan zijn. Zulk een gemeenschap is het
Indië van heden, -dat nog bestaat uit ‘verschillen-de
van elkaar afgescheiden rassen, waartusschen geen
–
een-hei-d bestaat, nog niet. De Volksraad, w-aarin geens-
zins alle deelen ‘van ‘de Indische ibevolking vertegen-
woordigd zijn, -kan niet heshouw-d worden de ge-
heele Indische gemeenschap te vertegenwoordigen. Sohr. be
–
boogt, ‘dat ‘het te -betreuren i’s, -dat niet de
Voiksr-aad is de bekroning -van een reeds sterk ont-
wikkelde autonomie der onder-deelen, maar dat deze is gekomen in een tijd, -waarop deze ontwikkeling nog in
den aanvang staat. Daardoor -zal -eenerzijds de Volks-
raad zich hebben bezig te houden met een veel te
uitgebreide taak, welke ibeter ‘dooi de zelfbesturende
on-derdeelen v,ou kunnen wonden ‘verricht, terwijl
anderzijds de bevolking de politieke opvoeding mist,
welke ju-ist door het deelnemen aan het bestuur in
plaatselij’kon en ge.westelijken kring h-et ‘best kan wor-
den verkregen. Reken-ing houden-de met ‘het ontwaken
van het Oosten, moet men toch niet te hard van stal
1)
Later is nog het praeadv-ies van Prof. Mr.
C. v. Vol-
lenl,oveu -verschenen, hetwelk aan het slot van dit artikel
bcspi-okeu wordt.
loopen en in
–
het belang van Indië een geleidelijke ont-
wikkeling verkiezen hoven een te -veel in eens. In -het
bijzonder is het niet gcwenseiht, dat door -het ontbreken
van een voldoend politiek besef bij do ‘bevolking -de
macht komt in handen van converantwoordelijke partij-
leiders. ,,Dese te doen treden in de plaats -van -die
hoofden en aim’btenai-en, die ook gezagsman.nen zijn,
maar dan van de -daad en het ‘voorbeeld, ware het
geven van steenen ‘voor brood!”
De Vo-lksraad ‘draagt -den stempel ‘van halfel-achtig-
heid en ‘voorloopighei-d. Ingesteld als een adiviseerend
lichaam heeft het -dadelijk de taak van een parlement
op niclh genomen -door de Regeering te critiseeren en
ter verantwoording te roepen. En de Regeeiiing is
hierop te gewillig ingegaan door zich in den Volks-
raad te verantwoorden en te verdedigen.
H-oe istapit nu op heden de balans? Eenerzij-d-s is
–
het
gr-oote voor-doel verkregen, ‘dat ‘door uitvoerige bhan-
daling ‘van de :begrooting de leden en het belangstel-
lend publiek meer en meer ‘bekend worden met de
belangen der ,onlderscheiden volksdeelen, ‘met inrich-
ting en om’vanï,g ‘van het ibestuur, ter-wijl ook ‘de regee-
ring is getreden uit -de geheimzi,nnighei:d, welke haar
scheen te omgeven. Meer publiciteit, -meer bekendheid i
en -daarnaast grooter voorlichting aan de Staten Gene-
raal in het nioederland. Daartegenover staat -als groote
debetpost de geest van wantrouwen in, -de zucht tot afbreken van ‘het Regeering.sbeleid. Voortduren-de
critiek al-sof de Regeerin-g -de gemeenschappelijke
vijand ware; critiek niet alleen op het zakelijk -Jelei-d,
maar ook op de gezjin-dihei-d -en de goede trouw v-an het
Bestuur. Dit i-s niet te duiden van -een adivi-seerend
lidhaaim, dat onverantwoordeljik is en -dat niet ge-
dwongen kati worden -de -consequenties van zijn hou-
di-ng te aau’vaarden. Daar-bij ‘verzwakt het -de Regee-
ring, welke in een land als Indië on-aantas-tbaar en-
onkwetsbaar. moet zijn. Een zoodanige critik kan
alleen toegelaten worden, wanneer de Regeeri.n,g ui-t
den Volksraad zou zijn voortgekomen, dus in ‘het
zuivere parlementaire stelsel.
In het vervolg van zijn praeadvies betoogt schr.
verder, dat daarvoor thans -de tijd nog niet gekomen
is. Hij er-kent, dat, de toestan-d een-maal aldus ont-
staan zijnde, ‘van een teruggang naar zuiver advisee-
rnd lichaam geen sprake -meer kan zijn en hij -onder-
zoekt de vraag in hoeverre meer rechten aan den
Volksraad zo-uden kunnen gegeven wonden. Het recht
van inter-pellatie, ofsohoon niet uitdrukkelijk toege-
kend, wordt reeds thans uitgeoefend eti de Regeering
is niet karig met het geven ‘iran inlichtingen. Tegen
erkennen ‘van dit recht om inlichtingen te verkrij-
gen bestaat geen -bezwaar, ,m-its het niet ‘wordt -be-scilzouwd als een bevoegdheid -om de Regeering ter
verantwoording -te roepen. Maar dan spreekt het zoo
van-zelf, -dat het niet uitdrukkelijk behoeft te worden
toegekend.
Zoo zal er oo-k geen bezwaar -zijn, dat de Voiks.
raad -zelf een onderzoek instelt, maar verleeninig van
het recht van enquête in dien zin, dat getuigen ver-
plicht zijn ‘hunne ‘verklaringen te geven en met -het
doel om tengevolge hiervan de Regeerinig ter verant-
woord-ing te ‘kunnen roepen en op veranderingen aan
te dringen, zal er toe leiden, ‘dat in d-e oo,gen der bevol-
king het gezag van de Regeering op den Volksraad
zal zijn overgebracht. Daarbij, komt de moeilijkheid
om ‘van inlanders objectieve waarheid te vernemen,
terwijl ‘veelal een enquête-corn-missie uit den Volks-
raad met een zeker voor-opgezette meen-ing haar onder-
zoek zal aanvaarden. Toekenning dus van ‘het parle- –
mentaire reciht ‘van enquête is niet aan te bevelen.
Het recht van initiatief is een onder-deel ‘van de
wetge’vende bevoegdheid. Wil de Vol-k-sr-aad wetge-
venide bevoegdheid hebben, dan moet hij de verant-
woordelijkheid ‘daarvoor -dragen tegenover -de -ingeze-
tenen. Dan moet ‘hij zijn de afspiegeling v-an het
Indische volk, maar dan imoet er ook zon-veel samen-
hang, verstandhouding en homogeniteit zijn onder de
16
Juni 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
517
ingezetenen, dat door onderlinge samenwerking een vertegenwootdiging kan worden gevormd. Een zoo-
danige samenhang bestaat er thans nog niet.
Sohr. gaat dan na de vershillende volkegroepen, die
niet vormen één volkegeheel, voor elkaar geheel onver-
staanhare talen spreken en in wier midden niet-
Inlanders van uiteenloopende nationaliteit leven en
arbeiden. Er zijn :streken, waar de kapongoor.logen
nog bestaan en zoo kan men niet eenig gevoel van ge-
meenshap van algemeen Indische belangen iverwach-
ten, waar nog moet wotden geleerd, hoe men plaatse-
lijke belangen kan dienen. Ook de partijen geven die
eenheid niet; zij bewegen zich ‘voornamelijk op het
gebied ‘van stroomingen en denkbeelden.
Zoo is het dus niet mogelijik om een algemeene
volksvertegen*oordiging te vormen, terwijl een fede-
ratieve ‘vertegenwoordiging eerst kan ontstaan, wan-
neer cle deelen der fderatie zijn georganiseerd. De
conclusie, waartoe de praeaidv:iseur komt, is dan ook,
dat het niet mogelijk is thans aan den Volksraad meer
bevoegdheid te geven, dan die welke hij reeds bezit.
Ook zou sdhr. niet wensehen, dat er meer wetsont-werpen werden opgenoemd, waarover de Voliksraad zon moeten worden gehoord. Thans ‘geldt dit slechts
voor begrooting en rekening, terwijl het advies over
andere wetsontwerpen kan worden gevraagd. Het zou
een ongewensahte en onjuiste opvatting medeibrengeri
van de meer of mindere belangrijkheid der onderwer-
pen, terwij1 het meer gewensoht is, dat door de prak-
tijk wordt ontmikkeld, hoever de adiviseerende bevoegd-
heied van den Volksraad zich ‘zal ‘uitstrekken.
Ten slotte wijdt de praeadv’iseur eenige besohou-
vingen aan de wijze ‘van samenstelliugvan den Raad. Ook ‘voor de toekomst zei het noodig blijken, dat een gedeelte van de. leden door ide Regeering zal worden
benoemd, omdat deze ‘zal moeten bestaan uit mannen,
die ieder op een of ander terrein met kennis ‘van
zaken kunnen oordeelen, terwijl een zoodanige samen-
stelling door volksken.ize niet is te ‘verwachten, zoo-
lang de kiezers zelve niet doordrongen
zijn
van de
beteckenis dier onderwerpen. Ook zal nog moeten
worden vastgehouen aan lhetverschil tusscihen inlan-
ders en Europeanen en Vreemde Oosterliugen. Sèhr.
zou het aantal leden w’illen uitbreiden tot 48 benevens
den voorzitter, waarvan dan 24 inianders en 24 Euio-
poanen en Vreemde Oosterlingen zouden zijn. Daar-door zou er meer gelegenheid zijn, dat ook thans nog
niet vertegenwoordigde rassen in den Volksraad een
plaats zoudew krijgen, terwijl door het grooter aantal
ook clev erscihillende onderwerpen meer deskundigen
zouden vinden.
i)e wijze ‘van verkiezing dient waarborgen te geven,
dat de kiezers personen zijn in staat de beteekenris ‘van
den Volksraad te begrijpen, en claaidoor zal aan ge-
trapte verkiezing de ‘voorkeur moeten worden gegeven.
Gebruik kan gemaakt worden ‘van de reeds bestaande
bestuursinstellingen.
Het prae-.adrvies eindigt met cle toelating ‘van de
vrouw in iden Voliksrand te vorderen, rekening hou-
dende met de belangrijke positie, welke deze in de
inlandsche samenleving van verschillende ‘voiksgroe-
pen inneemt.
Het resuiltaat van de beschouwingen van den heer
Carpentier Alting is dus, dat in afwachting ‘van een
verdere ontwikkeling van de autonomie dor onderdee-len ide Volksraad voorloopig zijn zelfslaohtige positie
zal moeten bij’ven behouden. Beperking van de onge-
breidelde ‘zudht tot critiek en bevordering van ophoit-
wonde medewerking, zij het in adviseerenden vorm,
aan wetgeveniden arbeid.
Nadat het bovenstaande overzIcht over het prae-
advies van den heer Oarpentier Alting geschreven
was is het tweede praeadvies van Prof. Mr. C. van
Vollenhoven verschenen; vandaar dat beide adviezen niet met elloanider, doch na elkander besproken wor-
den.
Zooals te verwachten was, klinkt in het geschrift
van Prof. Van Vollenhoven een ander geluid, dan het
hierboven weergegevene. Hier geen wantrouwen,
maar vertrouwen in een ruimere ontplooiing van de
bevoegdheden van den Volksraad. De wijze van con-
trôle, zooals deze thans wordt uitgeoefend, als niet
toelaatbare critiek en zucht tot afbreken bestempeld
in het advies van den heer Carpentier Alting, vindt
geen afkeuring bij Mr. Van Vollenhoven; integen-
deel brengt hij hulde aan het optreden van den
Volksraad in de afgeloopen jaren en spreekt hij van
het stoi-menderhand verworven vertrouwen. Waar de
eerste praeadviseur van oordeel is, dat de regeering
door hare bereidwilligheid in het beantwoorden van gestelde vragen voet heeft gegeven aan de zucht tot
contrôle naar haar beleid en haar inzichten, daar be-
wondert de tweede praeadviseur de regeerinig om
deze hare houding en spreekt hij van het ongeschre-
ven recht van contrôle, dat aan den Volksraad toe-
komt. Vooralsnog wantrouwen in de politieke inzich-
ten van de indische bevolking ‘bij den een, vertrou-
wen daarin van den ander zijn de verschillende grond-
slagen, waarop elk dier praeaclviezen steunt. Een keuze
daartusschen te doen ligt niet binnen de bevoegdheid van steller dezes, die zich voor dit onderwerp slechts bepaalt tot het geven van een overzicht.
Mr. Van Vollenhoven bespreekt eerst eenige af-
zonderlijke bevoegdheden. Begrijpeljkerwijze is hij
minder bevreesd voor het toestaan van het recht van
enquête, waar noodig met dwangbevoegdheid ge-
schraagd. Hij ontkent, dat dit recht slecht,s kan toe-
komen aan een lichaam, dat naast •de critiek, ook de
verantwooideljkheid voor de gevolgen dezer critiek
heeft. De medewerking aan de begrooting acht schr.
thans meer schijn van macht, omdat, al heeft de land-voogd de voorloopige begrooting overeenkomstig het
gevoelen ‘van den Volksraad vast te stellen, de Staten-
Generaal de definitieve
begrooting
onafhankelijk
daarvan, dus meer of minder gewijzigd kunnen vast-
stellen. Schr. oordeelt, dat de ‘beslissing in Indië
moet liggen met een recht van contrôle bv. door een
vetorecht in het moederland, maar in dien zin, dat
ben slotte Indië zelf de posten heeft te bepalen.
De vraag of de invloed van den Volksraad oj de
wetgeving moet worden uitgebreid, aldus dat er meer
onderwerpen zijn, waarover de medewerking van den
Volksraad vereischt zal zijn, wordt eveneens door
Mr. v. Vollenhoven behandeld, die ook niet zou won-
schen een enumeratie van gewichtige tegeniover min-
der gewichtige onderwerpen. Toch noemt hij verschei-
dene onderwerpen als die betreffende heerendiensten,
vetboeken,
rechterlijke
verrichting e.a., welke vooraf
aan het oordeel van den Volksraad zullen behooren
te worden onderworpen. Eens vastgesteld na mede-
werking van den Volksraad, zullen deze niet zonder
diens medewerking mogen worden gewijzigd. Evenzoo
zal een algemeene maatregel van bestuur, zulk een
onderwerp betreffende, de medewerking van den
Volksraad behoeven.
Uitvoerig comt thans ter sprake of de Voiksraad
invloed zal behooren te hebben op de samenstelling van de regeering: de kwestie dus van het parlemen-
taire stelsel. Schr. betoogt nu, dat een doorvoering hiervan op westersohen leest niet doorvoerhaar is.
Voldoende krachten om
bij
aftreden van de regee-
ring deze over te nemen, zal de Voiksraad in den
eersten tijd
nog niet hebben. Schr. vergelijkt thans
echter de verhoudingen bij Provinciale Staten en
Gemeenteraad. Hier bestaat ook sterke contrôle op
het bestuur, maar men ziet betrekkelijk zelden het aftreden van een individueel wethouder of lid van
Gedeputeerde Staten. Een reden hiervoer ‘ziet schr.
in de omstandigheden, dat de uitvoerende colleges
voor een bepaalden tijd worden gekozen en als een
geheel optreden. Zoo zou hij in overweging geven,
dat de landvoogd met de door hem te benoemen de-
partementshoofden een geheel zou uitmaken, terwijl
die departementshoofden voor een bepaalden
tijd
zou-
den worden benoemd. Het aftreden zou plaats vin-
518
CONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
16 Juni 1920
den na de eerste begrooting van een nieuwen Volks-
raad, zoodat ide G.G. uit die besprekingen voorlicth-
tinig voor zijn henoemingen zal kunnen ontvangen.
Ten slotte wordt bok •de samenstelling van den
Volksraa’d onder het oog gezien en een uitbreiding
bv. tot 60 leden wenschelijk geacht. Al zullen ook
dan niet alle groepen der ‘bevolking vertegenwoor-
digd kunnen zijn, zoo zou een regeling te treffen zijn
als in Engelsch-Indië, dat verschillende groepen om
beurten het recht krijgen vertegenwoordigd te wezen.
Invloed zal de Volksraad behooren te hebben op de
keuze van zijn voorzitter. De aanwijzing van leden
door ‘de Regeering zou nog niet geheel te missen zijn, maar zou slechts dienen om l’eemten in de deskundig-
heid van den gekozen Volksraad aan ‘te vullen.
Zeker zijn nog meer belangrijke opmerkingen uit de
praeadviezen naar voren te halen, maar dit overzicht
zou dan te lang worden. Met belangstelling zullen de besprekingen mogen tegemoet ‘gezien worden, in het bijzonder over dit vraagstuk, waarover praea’dviezen
zijn uitgebracht, die een zoo geheel verschillend uit-
gangspunt hebben en dus een breede basis opleveren
voor een mondelinge gedachtenwisseling. Op die be-
sprekingen hoop ik in een volgend artikel terug te
komen.
RIBBIUS.
EEN TERUGBLIK OP HET ASSURdNTIE.
BEDRIJF IN DE OORLOGSJAREN. *)
(Inzonderheid op de zeeverzelcering.)
II.
Bijkans in alle zeevarende landen heeft men naast
de vrije markt instellingen voor staatsmolestverzeke-
ring opgericht. Tegen de grote massa molestrisiko’s,
waarvoor dekking werd gezocht, waren de partikuliere
assuradeurs niet in alle omstandigheden opgewassen.
Daarbij waren de gevallen denkbaar, dat om redenen
van algemeen belang verzekeringen tegen lager pre-
mie moesten worden afgesloten, dan •het risiko wet-
tigde en in die gevallen was men op de Staat aange-
wezen. Maar v66r alles was het van belang, dat er onafgebroken gelegenheid tot verzekeren zou be-
staan, dat niet op ogenblikken van krisis de scheep-
vaart of het ‘goedereniver.voer zouden worden gestremd
omdat de assuradeurs tijdelik geen nieuwe verzeke-
ringen op zich wilden nemen. Deze overwegingen heb-
ben eerst in Engeland, en langzamerhand ook in
de sn’dere landen, zoowel neutrale al’s oorlogvoe-‘
rende, tot het invoeren van staatsmolestverzeke-
ringen geleid, niet als een staa’tsmonopolie, ook
niet met de bedoeling om de Staat winst te bezorgen,
maar, ‘zoals het in Engeland werd uitgedrukt, ,,to
keep the trade going”. Biezonder duidelik zijn de be-
ginselen, waarop zulk een stelsel van staatsverzeke-
ring ‘behoort te rusten, uiteengezet in het rapport ‘dat
door de in 1913 benoemde Engelse staatskommissie
in ‘de eerste dagen van de oorlog is uitgebracht. Het
is in de praktijk gebleken, dat in enkele opzichten van
de voorgenomen regeling moest worden afgeweken,
maar in ‘hoofdzaak heeft het stelsel van de Engelse
staatskomrnissie toepassing gevonden, ook ‘in ‘de andere
landen waar men later tot de staatsmoles
–
tiverzekering
overging. Alleen Duitsland heeft een stelsel aangeno-
men, dat principieel van ‘het Engelse verschilt. Daar
is de Staat niet als verzekeraar ‘opgetreden, maar heeft
krachtige steun gegeven aan de oprichting van een
tweetal verzekerin’gmaatscihappijen, die een min of
meer officieel karakter hadden en waarmee de Staat
hetzelfde ‘bereificen kon wat elders met ‘de staatsverze-
kering werd bereikt.
Ook in Nederland is de Staat, voorzover nodig, zelf
als verzekeraar opgetreden. Deze regeling is hier niet
zonder verzet tot stand gekomen. In Februari 1915 meende de Minister van Landbouw, Nijverheid en
Handel, dat er aanleiding bestond een staatsmolest-
verzekering bij de wet mogelik te maken. Het daartoe
*)
Vereenvoudigde spelling.
ingediend wetsontwerp was uitermate ‘kort, en liet de
uitvoering van ‘het beginsel vrijwel geheel aan de
minister over. Men heeft toen gevreesd, dat deze van
de staats’molestveczekering te veel een staatsbedrijf
zou maken, dat dit het partikuliere bedrijf benadelen
zou en tegelijk, dat het aan de Staat grote financiële
verliezen zou bero’kkenen. Men drong er op aan, dat
de staatsiverzekering niet anders dan in geval van
nood toepassing zou vinden, niet anders zou werken
dan aanivullen’derwijs. De omstandigheden maakten
bovendien in die periode van de oorlog het in werking
treden van een staatsimolestverzekering ‘in Nederland
nog weinig no’diig. Het gevolg ‘van dit alles is geweest
dat het ‘ontwerp wijziging heeft ondergaan, en het
nieuwe ontwerp eerst in Mei 1916 tot wet is verheven.
De wet kwam pas in ‘toepassing bij het ‘begin ‘van de
onbeperkte duikbootoorlo’g, sin Februari 1917. In
tegenstelling t’o’t Engeland, waar ook molestrisiko’s te
land door de staatsverzekering konden worden ge-
dekt, heeft de Nederlandse staatsverzekering zich be-paald tot dekking van ‘het molestgevaar ter zee.
Tijdens de oorlog zijn de oorlogvoeren’de Staten
o’v’er de uitkomsten van hun ibedrijf zeer zwijgzaam
geweest. Begrijpeiikerwijs. De staatsverzekering werd
niet kommercieel geleid. De premies waren dikwijls
wat lager dan de duikbootaanvallen en de mijnen
eigenlik eisten, en men was ‘er volstrekt niet op gesteld
hiervan aan de vijand mededeling te ‘doen.
Nu de oorlog voorbij is krijgen wij omtrent deze
bedrijfsresultaten hier en daar wat te horen.
Een ,,Preliminary Stateanent of Results”, door de
Engelse regering aan het parlement overgelegd, geeft
totalen van de 25 r’ubrieken, waarin de Engelse
Staatsverzekering verdeeld was, een premiesijfer van
£
197.797.800
een schadesijfer van £ J71.46.800,
dus
een overschot van £
936.335.000.
Op
16
rubrieken was
winst gemaakt, op 9 ‘verlies geleden. Iets anders dan
dit ,,voorlopig overzicht” heeft Engeland nog niet
gegeven. (Zie hierover Ec.-Stat. Ber. van 23 April
1919).
In Nederland verlangde de wet dat de minister na
afloop van elk jaar de resultaten van het staatsbedrijf
zou mededelen. Deze resultaten zijn altijd ‘gunstig
geweest; als eindsijfers zijn opgegeven:
f 18.0593.7193
aan premies, ca.
f 12.710.0793
aan schade en onkosten,
overschot
f 5.3493.640.
Dat •deze uitkomst gunstig is,
moet voor een ‘deel aan het toeval worden toegeschre-
ven, want ook ibij ons Staatbedijf was de kommer-
ciële grondslag maar zwak. Zij die als gevolg van
staatsverzekering zware verliezen voor de Staatskas
voorspeld hadden en die gelijk-tijdig er voor pleitten
dat de minister niet ander.s verzekeren zou dan wan-
neer ‘de vrije markt ‘tekort schoot, hadden over het
‘hoofd gezien, dat juist een uitgebreide tekening,
soortgelijk aan die van de gewone assiiradeuren, de
bes
–
te weg ‘zou zijn om nware verliezen te ontgaan, en
dat het tekenen ‘van weinig posten, voor grote b:edra. gen, in gevaarlike tij’den, juist financieel veel kwader
kansen zou opleveren. Dat de onderneming voor de
Nederlandse schatkist goed is afgelopen, zal dan ook
wel voor een deel hieraan toe te schrijven zijn, .dat de
minister later ‘het bedrijf toch iets meer kommercieel
is gaan drijven ‘door de reders van de door de Staat
gevorderde schepen (in een zekere periode voeren
bijna alle schepen gevorderd) te noodzaken ‘hun sche-
pen voor
°Iio
te verzekeren bij de Staat.
– Behalve aan het nieuwerwetse molestrisiko hebben
assuradeuren ziek ook aan andere niewigiheden moeten
aanpassen. Biezonderiheden hierover vindt men in
menigte vermel’d in de verslagen van de Kamers van
Koophandel en Fabrieken te Amsterdam en te Rot-
terdam, die over de oorlogsjaren zijn uitgebracht. Hier zij in het biezonder herinnerd aan de nieuwe
soorten en nieuwe konstrukties van zeeschepen (de
houten en de betonnen schepen, de berucht geworden
motor.schepen en de omgebouwde stoomtreilers), aan
de sterke stijging der reparatiekosten, die op de be-
16 Juni 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
519
drijfaresultaten van grote invloed was en ook het
tijdstip der reparatie tot een faktor van grote beteke-
nis verhief, aan de luchtvaart, die ook voor assura-
deuren een nieuwe taak en een nieuw debiet gaat
geven, last not least aan de sterke uitbreiding van
diefstallen, waarmede zowel bij de transport- als bij
de inbraakverzekeriing rekening moest worden gehou-
den.
Tegenover al deze eisen heeft, in het algemeen ge-
sproken, de assurantiemarkt zich behoorlik van zijn
taak gekweten. Dat de handel het niet zonder staats-
molestverzekeringen heeft kunnen stellen, mag aan
het partikuliere bedrijf niet verweten worden, daar-
voor waren de omstandigheden te abnormaal. Een
zekere o’ergevoeligheid van de markt heeft wel be-
zwaren gegeven. De schrik zat er bij de assuradeuren
gauw in, en het vertrouwen was ook spoedig weerge-
keerd. Het algemeen belang ware beter gediend ge-
weest door minder sterke schommelingen in de pre-mies, dan ‘die welke de markt nu vertoond heeft. Er
is één eigenaardig opzicht, waarin de markt is tekort
geschoten, dat is ten aanzien van de veraekeringen
tegen ,,Bnitish Capture”. De handel is zozeer gewend
geworden om British Capture uit te sluiten en de ge-hele zeevaart is in der mate in overeenstemming met
de Engelse wensen gebracht, dat het verval van een zo
gewichtige faktor uit de molestverzekering niet eens
sterk de aandacht heeft getrokken. Ten aanzien van
de Engelse koopman kan men nog redeneren, dat deze
geen dekking mag verlangen tegen de oorlogamaatre-
gelen door zijn eigen regering genomen, maar tegen-
over een Nederlander bestond na.tuurlik geen enkel
exkuus om ,,capture” en andere analoge risiko’s van een der twee groepen van oorlogvoerenden van de verzekering uit te sluiten. Het argument,
waarop het geschiedde, was dan ook van zuiver
kommerciele aard: ‘men achtte het risiko te zwaar,
men kon ,,inkluis British Capture” niet bij En-
gelse maatschappijen herverzekeren, men behoefde de
Londense konkurrentie (zo vaak voor Nederlandse
assuradeuren de stok ahter ‘de deur) in het geheel
niet te vrezen. De Staat liet deze overwegingen uit-
teraard niet gelden en gaf dekking tegen het volle
molestrisiko, of sloot, indien men ‘dit verlangde, het
gehele
risico van neming uit.
Hoe heeft nu het assurantiehedrjf het er in deze
jaren
financieel
afgebracht? Naar de balansen te
oordelen lang niet kwaad. In het algemeen ‘schijnt de
molesttekening winst te hebben gelaten vooral voor
die dit risiko onafgebroken getekend hebben; zij die
geen molestrisiko’s op zich namen, ondervonden ‘daar
meestal nadeel van.
Maar hoe de toestand van de markt er op dit ogen-
blik uitziet, is ‘een geheel andere vraag. De grote massa
molestverzekeringen heeft, in weerwil van de konikur-
rentie van de Staat
.
, aan de assurantiemarkt zoveel
voedsel gebracht, dat er in de oorlog voor heel wat
meer maatschappijen plaats ‘bleek dan v66r de oorlog het geval was. Deze behoefte aan nieuwe maatschap-
pijen lag intussohen, wat Nederland betreft, niet uit-
sluitend aan de toevloed ‘van molestverzekerinigen.
Wij zagen reeds hoezeer de oorlog de verbindingen
met het buitenland verzwakt had, en hoezeer daardoor
de werkzaanzheid van agenturen en ‘het funktioneren
van herverzekeringkontrakten werd bemoeilikt. Het
spreekt vanzelf, dat bovendien tijdens ‘de oorlog de
nationalistiese gevoelens sterker werden, dat naast de
politieke redenen ook de gebrekkige verbindingen van
post en telegraaf, en de wisselvallighe’id der koersen,
in het verkeer met het buitenland heel belemmerend
werkten. Al deze factoren dan werkten mee om de
nationale assurantiemarkt tot ontwikkeling te bren-
gen, en zo hebben wij ook bij ons een grote toeneming
van Nederlandse assurantiemaatschappijen gezien (ge-
paard aan een tijdelike herleving ‘der partikuliere
assuradeurs).
De nationalistiese geest openbaarde zich niet
alleen door de vergroting van de lokale assuran-
tiemarkten. Zo heeft men te Hamburg door de op-
richting van de ,,Seedienst” een instelling in het
leven willen roepen, die allereerst als inlichtingen-
dienst en ook iii andere hoeclanigheden de Duitse
kopie van Lloyd’s zou worden.
Nu er geen molestverzekeningen meer zijn, de inter-nationale weg weer is vrijgekomen en wij in de handel
wellicht een
tijd
van malaise zijn ingegaan, vraagt
men zich in bijkans alle landen, ook in Nederland,
met een zekere zorg af wat er toch wel van al deze
kneaties uit de oorlogstijd komen moet. En de zaak
wordt er juist voor de kleine maatschappijen van de
kleine landen niet beter op, omdat ‘die in ‘het buiten-
land geen positie van betekenis kunnen verwerven.
In Nederland wordt de toestand verscherpt door de
grote menigte buitenlandse agenturen die hier in de
laatste jaren gevestigd zijn. Vooral de toeneming der
Skandinaviese maatschappijen is opvallend. Het’ ver-
slag van de Rotterdamse Kamer van Koophandel over
1919 noemt over de jaren 1914-1919 een vermeer-
dering niet minder dan van 8 op 73. Eén troost be-
–
staat er voor de nieuwe toeivloed van assurantie-
maatschappijen, en wel deze, dat de waarde van alle te
verzekeren voorwerpen belangrijk hoger is dan v66r
de oorlog en vermoedelijk voorlopig wel hoger zal
blijven. Dit betekent, dat er op dezelfde objekten be-langrijk meer dan vroeger te verzekeren valt. Hoe de
assurantiemarkt zich in ‘dit opzicht herstellen zal is
nog een open vraag. Een tijd van uitzieken, en survival
of the fittest, lijkt wel het vermoedelik verloop.
En’ig rumoer in huis hebben de besluiten van
minister Treub v’er’wekt, om de gevolgen na te gaan
van een staatamonopolie voor brand- en levensverze-
kering. Er is daarover in verslagen zo uitvoerig ge-
rapporteerd en er zijn daarover in artikelen reeds
zoveel beschouwingen gegeven, dat het onnod.ig schijnt
het verloop ‘van ‘zaken hier weer op te halen. Maar èn
het voorstel èn de verwerping beide, zijn in de ge-
schieden,is van ons bedrijf belangrijke gebeurtenissen
geweest, hoewel in assurantiekringen de kans op
doorzetting ‘der monopolisatieplannen eigenlik nooit
als ernstig is beschouwd.
Alles bijeengenomen zien wij, dat het verzekering-
bedrijf iin de oorlogsjaren in mnig opzicht is ver-
rijkt. Ik doel hier niet op de materiële zijde van de
zaak, hoewel ‘men ook daar in het algemeen van een
,,verrjkin’g” zal ‘kunnen spreken: er zijn niet
onbe-
–
langrijke winsten gemaakt, de reserves der maatschap-
pijen zijn ‘in menig geval versterkt. Maar het bedrijf
heeft zich ontwikkeld, is ook in ondervindinig ,,nijker
geworden.” Het heeft aan velerlei nieuwe ibehoeften
moeten voldoen, het heeft zijn grenzen uitgezet. Ver-
zekering was gedurende enige jaren in het handels-
verkeer een faktor van grote betekenis, en het doet
een bedrijf altijd goed wanneer het zijn waarde ge-
vcelt. Rijker zijn wij ook geworden in jurisprudentie;
in de meeste landen werden ‘beslissingen gegeven van grote praktiese betekenis voor het ogenblik, en ‘tevens
van principiële betkenis voor het vervolg.
De rijkdom in nieuwe maatschappijen is weliswaar
geen rijkdom, die welvaart betekent. Maar de rverster-
king ‘van ‘het Nederlandse element op ‘de assurantie-
markt, ‘speciaal op die in ons eigen land, is toch van
waarde, en het is aannemelik ‘dat mede door deze ver-
sterking Nederland un het internationale assurantie-
verkeer een krachtiger positie verkrijgen zal.
De wijze, waarop dit internationale assurantiever-
keer zich nu verder gaat ontwikkelen, is de grote vraag
van de toekomst. De oorlogsjaren hebben aan de ont-
w’ikkeling van het ‘verzekeringbedrijf een nationale
tendenz gegeven, en helaas hebben zij, die v66r alles
het nationale karakter zouden willen handhaven,
enige sterke troeven in ‘handen. Inderdaad is het
internationaal ontwikkelde assurantiebedrjf voor de
oorlogstijd ondeugdelik gebleken, inderdaad heeft het
in deze wereldoorlog aan ‘de nationale handel gevaar
520
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juni 1920
en nadeel toegebracht. En wat het ergste is: indien
er een soortgelijke oorlog opnieissv mocht uitbreken,
zouden de-zelfde gevaren en dezelfde nadelen opnieuw
ontstaan. Maar toch gaat het, geluikkiig, on.vermijdelik,
opnieuw naar de internationale ontwikkeling heen.
Het zou een ramp zijn, maar het is oo’k gelukkig oneno-
gelik, dat de wereld zich zou voorbereiden op een tijd
van oorlog, terwijl alles roept om vrede. En het inter-
nationalistiese behoort ze-zeer tot het wezen van het
assurantiebedrijf, dat dit tot ontwikkeling komen
moét, zodra ‘men weer ,,gelooft” aan vrede.
R. MBES.
HET VRAAGSTUK DER DISCONTO-
VERH000ING EN
Mr. E. 0.
VAN DORP.
Prof. van Gijn, naar Mejuff. Mr. van Dorp mede-
deelt, tijdelijk buitenslazids vertoevende en zij dien-
tengevolge voor hem de pen opnemende om mij te ‘bestrijden (,,Ec.-St. Ber.” 9 dezer), mag ik niet na-
laten haar te beantwoorden.
Volkomen overtuigd, dat dergelijk twistgeschrijf
voor onze lezers eigenlijk al heel weinig interessant
is, wensch ik echter
bij
die beantwöording de meest mogelijke beknoptheid in acht te nemen en ook met
dit artikel, mijnerzijds, •deze polemiek te beëindigen.
Over de talrijke citaten uit Pierson’s geschriften,
waarmede Mr. van Dorp bedoelt mij te verpletteren,
slechts een enkele opmerking. Maar vooraf moet ik
nog constateeren, dat Mr. van Dorp het ten onrechte
doet voorkomen, alsof in mijn vorig artikel (,,Ec.-St.
Ber.” 2 Juni) ik gezegd had, dat Pierson, in zijn
toen genoemd geschrift, alléén het oog had op geld-
ruimte veroorzaakt door wijziging in de voortbren-
gingsmoeite van het standaardmetaal of door wijzi-
ging van het stan’daardmetaal, terwijl ik schreef, dat
het in ‘bedoe]d geschrift door Pierson geschrevene,
,,waarnaar
Prof. Van Gijn verwees”,
aliQen dat bij-
zondere geval betrof; heel iets anders dan wat Mr.
Van Dorp mij laat zeggen!
Maar nu die citaten zelf. Welnu, daarvan valt niets
anders te zeggen dan idat zij voor een goed deel met
het onderwerp, dat tusschen Prof. Van Gijn en mij
behandeld is, niets te maken hebben. Die citaten toch
betreffen: le. ‘de wijziging in de samenstelling der
ruilmiddelen in een land waar, geen circulatiebank
bestaande, deze wordt opgericht; 2o. naar aanleiding
van de handelingen der Bank of Engeland in de Na-
poleontische oorlogen, •de geforceerde uitzetting der ongedekte circula’tie eener bank,
terwijl
eenige ver-
dere citaten ook weder hetzelfde onderwerp, de min
of meer geforceerde uitbreiding der ongedekte cir-
culatie en de gevolgen ‘daarvan betreffen; 3o. het
voordeel der elasticiteit van het fi’duciaire ruilmid-
del bij periodieke schommelingen in de behoefte aan ruilmiddel; 4o. een
‘bijzonder
geval, dat eener crisis,
waarin een ‘bank, in afwijking ‘harer gewone gedrags-
lijn, buitengewone faciliteiten aan ‘dën handel zou
mogen verleenen.
En waar gezegde citaten wel onderwerpen ‘betref-
fen in verband staande met het tusschen Prof. van
Gijn en mij behandelde, zooals ‘de macht der circu-latiebank om door •discontoverhooging een einde te
maken aan gouduitvoer, daar is dit zeker geen bewe-ring waarmede iets van h’et door mij .geschrevene in
botsing komt.
Ik verwijs dienaangaande met gerustheid onze le-
zers naar den inhoud van mijn artikel ,,Professor van
Gijn en de Nederlan’dsche Bank” in het Nr. van 28
April van dit tijdschrift; tusschen hetgeen ik daar
schreef over discontoverhooging en den gang van za-
ken, welke daartoe leidt, en Piersoij’s ‘beschouwingen
en leeringen oiver hetzelfde onderwerp, bestaat geen
strijd of ‘tegenspraak. En ik tart Mr. Van Dorp om
mij te
bewijzen,
dat Pierson mij een démenti zou heb-
ben gegeven waar ik beweerde, ‘dat on’der zekere om-
stan’digtheden, in genoemd artikel uitvoerig omschre-
ven, aanleiding bestond voor discontoverhooging. Want, schreef ik met Pierson, brengt dan ‘de Bank
hare rentekoersexi boven het algemeene peil, zoo is
het zeker
rt
hare handeling doel treft. Zij maakt dan
de ongedekte circulatie kleiner en bijgevoig het ruil-
middel schaarscher.
Aan ‘die woorden werd echter door Prof. van Gun
cle meening verbonden, ‘dat, ‘door de Bank op die
wijze het ruilmiddel schaarscher gemaakt wordende,
lieV tevoren ruim geweest moest
zijn.
Mi. ten on-
rechte.
Hoe zou de Bank ‘door verhooging harer rente-
tarieven invloed op den gang van zaken kunnen uit-
oefenen, wanneer niet er kredietvraag ‘bij haar be-
stond, en in ‘het ‘bestaan. van die kredi.etvraag ligt
het bewijs van een ‘bestaande betrekkelijke schaarschte
van beschikbaar kapitaal en van daaruit voortvloei-
ende betrekkelijke schaarschte – niet ruimte – van
ruilmiddelen.
Wat eindelijk ‘de slotopmerking van Mr. van Dorp
betreft, zoo doe ik haar opmerken, dat mijn de’bat
met Prof. van Gun niet geloopen heeft over de vraag,
of op het oogen’blik discontoverhooging al of niet ge-wenscht ware, een kwestie waarover ik ui’bdzukkelijk
gezegd heb mij geen oordeel te mogen aanmatigen,
maar, naar aanleiding van een paar geschriften van Prof. van Gijn, over ‘de geldpolitiek ‘der circulatie-
banken onder gewone omstandigheden.
Maar het zij mij vergund bij deze gelegenheid Mr.
van Dorp er op te wijzen, dat diconto-verlaging we-
gens ‘ruimte van ruilmidd’elen niet zoo iets absurds
zou zijn, als zij schijnt te meenen. Integendeel; daar
alles afhangt van den aard der ruimte van de ruil-
middelen en van de omstahddggheden waardoor die ver-
oorzaakt werd. Ware die veroorzaakt ‘door overmatige
uitgifte van on’gedekt fiduciair ruilmid’del door de
eirculatiebank met al de gevolgen daarvan, waaron-
der overmatige gou’duitvoer, ‘zeer zeker zou de bank ‘dan niet tot disconto-verlaging moeten overgaan. Zij
zou alsdan daarin het bewijs moeten -zien van een
tevoren ‘gevolgde onjuiste disconto-politiek en op
deze moeten terugkomen. Doch ware de ruimte der
ruilmi’d’delen veroorzaakt door siapheid in de han-
d’els’beweging, door overmatigen goudinvoer, open-
baarde zij zich door buitengewone vermeerdering van
den besdhi’kbaren metaaivoorraad
‘bij
de circulatie-
bank, dan zeer zeker ware er wel reden om tot dis-
conto-verlaging over te gaan. Men moest eigenlijk nooit eenvoudig spreken van
ruimte – van de ruilmiddelen in het algemeen, maar
preciseeren wat ‘daarmee bedoeld wordt. Aldus ban-
delende •zou waarschijnlijk menig misverstand en
schijnbaar verschil van meening uit ‘den weg worden
geruimd.
Ik eindig met aan Mr. van Dorp de verzekering
te geven, dat mijne beschouwingen niet berusbten op
een slip of the pen, maar op de 1bestudeering der les-
sen van theor:ie
cci
practijk inzake het bankwezen.,
12.6.20.
G. M.
BoissEvAiN.
DE WERELDMARKT VAN DE
STAALINDUSTRIE NA DEN OORLOG.
De volgende opstelling, gegron’d op voor ‘den oor-
log verschenen jaarverslagen van den: Bergbauver-em en van de Vereeniging voor Mijnbouwbelangen
in Elzas-Lotharingen, toont aan, welke landen in het
jaar 1913 de ‘belangrijkste ijzererts- en ruwijzer-
producenten waren:
IJzerertsproductie Ruwijzerproductie
in millioenen ton in millioenen ton
Wereldproductie (circa)
174
80
daarvan: Ver. Staten
59,59 31,46
Duitsch tolgebied
35,94
19,31
Groot-Brittannië
18,25
10,85
Frankrijk 21,71
6,31
Spanje ………..
9,86
Zweden
7,48
Ootenrjk-Hong.
6,08
2,31
Rusland
4,73
België
……….
0,15 2,36
16 Juni 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
521
Uit deze getallen blijkt, dat voor den oorlog de
Ver. Staten, het Duitsche tolgebied en Groot-Brit-
tannië verreweg cle belangrijkste producenten van
ruwijzer waren. Van een gezamenlijke wereldproduc-
tie van circa 80 millioen (metrische) ton, produceer-
den zij bijna 77 pOt., resp. 61,42 millioen ton. Hun domineerende positie was in de eerste plaats gaba-
seerd op hun kolenrijkdom, in bijna even groote mate
echter op hun groote productiè van ijzererts. De ge-
noemde drie staten leverden voor den oorlog meer
dan vier vijfden der totale wereidkolenproductie, en
bijna twee derden, met Frankrijk bijna vier vijfden,
der gezamenlijke ijzerproductie van alle landen.
Niettegenstaande den grooten ertsrijkdom van dit
land kon in Spanje, ‘tengevolge van onvoldoende
kolenvoorziening een ijzerindustrie van ibela
i
ng
.
niet
ontstaan. In Zweden heeft zich de ijzerindustrie
weliswaar krachtiger ontwikkeld dan in Spanje, maar
ook in dit land bleef haar wasdom binnen betrek-
kelijk enge grenzen en Zweden moet, evenals Spanje, een groot gedeelte van zijne ijzerertsproductie in •het
buitenland laten verwerken. Men zou naar België
kunnen verwijzen, det niet-tegenstaande de noodza-
kelijkheid van invoer van ertsen, waartegenover
echter anderzijds het in voldoende mate aanwezig
zijn van kolen staat, kans zag een zeer ‘beteekenende
ijzerindustrie op te bouwen, die voor den oorlog de
wereldmarkt herhaaldelijk op
ingrijpende
wijze beïn-
vloedde en die op velerlei gebied zelfs de Westduitsche
reuzenfabrieken een zeer gevoelige concurrentie aan-
deed.
1)
Doch hier moet niet over het hoofd gezien
worden dat België in de onmiddellijke nabijheid van
het grootste ijzerertsgebied van Europa gelegen is, en
dat voor den oorlog, in het raam van de toenmalige
behoeften, de erts’voorziening voor geen land onover-
komelijke •of zelfs slechts er•nstige bezwaren ople-
verde. Ook Engeland en vooral Duitschland moesten
voor den oorlog groote hoeveelheden ertsen impor-
teeren, zonder dat daardoor echter de ontwikkeling
van hune ijzerindustrie ernstig geschaad werd.
Transport- en vrachtverhoudingen, zoowel ook de importbehoefte in verhouding tot de gezamenlijke behoeften aan ertsen zijn in dit opzicht van groote
beteekenis. Ongetwijfeld is, resp. was, echter de out-
wikkeling van de ijzerindustrie in de Veeen. Staten,
Duitschland en Engeland tot hunne de wereld beheer-
schende afmetingen te danken aan hunne rijke voor-ziening, zoowel van grôndstoffen als van brandstof-
fen.
Ijzer en staal spelen in de moderne volkshuishou-ding, in het bijzonder
bij
de vervaardiging van pro-
ductie- en ver’keersmiddelen een zoo geweldige rol, dat de grootte en ontwikkeling der etaalproductie en
van het staalverbruik verreweg het belangrijkste ken-
merk is der in’dustriëele kracht van een land. Men
kan nog verder gaan en zeggen, dat eene zeer sterke
positie in de ijzerindustrie tot politieke hegemonie
voerde. En het zal ondanks den Volkenbond in de
naaste toekomst wel waar blijven, dat landen met de
grootste en meest productieve ijzerindustrie zich
politiek gerechtigd zullen achten het hoogste woord
te voeren. (Deze regels waren reeds geschreven toen
het bericht uit Washington bekend werd, dat de
Vereen. Staten tot een zoo groots uitbreiding hun-
ner oorlogsvloot besloten hebben, dat deze ‘binnen
enkele jaren die van Engeland zal evenaren, en groo-
ter worden zal dan de vloot van alle andere landen
te zamen.)
Welke veranderingen heeft nu de oorlog, zijn ver-loop en in het bijzonder zijn afloop, in de internatio-
nale staalindustrie in het leven geroepen?
Op de
Arnerikaansche staalindustrie,
waarover wij
‘het eerste zullen spreken, had ‘het uitbreken van ‘den
oorlog eerst een zeer nadeeligen invloed. Reeds vanaf
i) Eenigen tijd geleden werd gemeld, dat België in mede-dinging met Amerika een opdracht van 20.000 ton scheeps-
platen voor Engeland heeft ontvangen.
1915 echter hoopten zich de Engelsche en Fransche
bestellingen voor militaire doeleinden op, en de pro-
ductie ging, zooals uit het navolgende staatje blijkt,
tot 1916 met sprongen in de hoogte. De productie
van het jaar 1916 werd echter nadien niet meer ten
volle ‘bereikt. In de jaren 1917 en 1918 bleek een geringe en in het jaar 1919 een groote teruggang,
ongeveer tot op het niveau van 1913:
Ruwijzer-prod. d. Ver. Stat. in tonnen
v.
1016
K.G. (2240 lbs)
1907 25.781.361
1912 29.726.937
1916 39.039.356
1908 15.936.018
1913 30.966.152
1917 38.185.981
1909 25.795.471
1914 23.332.244
1918 38.506.047
1910 27.303.567
1915 29.916.213
1919 30.582.878 1911 23.649.547
Deze getallen zijn tot en met 1915 genomen uit de
officieele rapporten van het ,,American Iron and
Steelinstitu’te”; vanaf 1916, daar den schrijver de
genoemde rapporten niet ter ‘beschikking stonden,
zijn ze samengesteld op grond der maan’delijksche op-
gaven van de ,,Iron Age”. In deze maandstatistiken is de productie van hoirtskool-ijzer niet in aanmer-
king genomen, zoodat de getallen vanaf 1916 een
kleine correctie naar boven moeten ondergaan. Doch
het gaat hierbij slechts om geringe hoeveelheden. Zoo-
als uit bovenstaande getallen blijkt, werd het jaar 1919,
door de voor de conjunctuur in de Amerikaa.nsche
ijzerindustrie dikwijls zoo karakteristieke plotselinge
rijzingen en dalingen, wederom bijzonder geken-
schetst. De omzetting in vredesbedrijf ging niet zon-
der moeilijkheden en de op 22 September van ‘dat jaar
in verscheidene mid’delpunten der staalindustrie uit-
breken’de staking was oorzaak, dat de maandelj’ksche
rjw.ijzerproductie voor ‘het eerst na Pbruari 1915,
in October 191,9, tot onder de 2 millioen ton vermin-
derde.
Van deze staking, die spoedig verliep, wordt hier
dan ook daarom gewag gemaakt, omdat het arbei-
dersvraagstuk ook aan de Amerikaansche staal-
industrie ernstige zorgen veroorzaakt. Men is er dan
ook en vooral in de Steel Trust (United States Steel
Oorporation) voortdurend op bedacht om het aan-
deel van menschelijke arbeidskracht in de productie
te verminderen. Reeds v66r den oorlog was er voor
hetzelfde quantum ‘afgewerkt product in de Vereen.
St. een veel kleiner aantal arbeiders noodig, dan bv.
in Duitschiand, hoewel ook dr krachtig werd ge-
streefd naar een zoo uitgbreid mogelijk gebruik van
mechanische krachten. Tegelijk ‘met de pogingen om
de menscheljke arbeidskracht zooveel mogelijk uit te
schakelen, volgde ‘de Steel Trust van oudsher en voor-
al tijdens den oorlog en sedert het beëindigen van
den oorlog een politiek, om de arbeiders ruim te be-
bonen. Deze tegemoetkoming blijkt juist tegenwoor-
dig bijzonder noodig te zijn, als tegenwicht tegen de
neiging, die vele arbeiders in de Amerikaansche
staalindustrie thans vertoonen, om wegens den lagen
stand der valuta van een aantal Europeesche landen,
naar hun vaderland (Italië, d’e landen der vroegere
Donaumonarchie en van het vroegere Rusland) terug
te keeren en voor ‘hun overgespaarde geld een stuk
land te koopen.
Pas v66r kort, 30 Januari 1920, heeft de Steel
Trust opnieuw een loonsveiihooging toegestaan, om
een gevreesden uittocht en masse te ‘beletten. Hier-
door werd een verdere toeneming der productie-
kosten veroorzaakt van 1Y2 tot 2 Dollars per ton afgewerkt staal, hetgeen totaal jaarlijks 20 tot 28
millioen Dollars uitmaakt, dat wil zeggen 4 tot 5Y2
pOt. van het gewone aandeelenkapitaal van ongeveer
508,3 ‘mill.ioen Dollars.
De laatste loonsverhooging was de negende sedert
1 Januari 1916, toen de oorlogsconjunctuur en de
door den oorlog sterk bemoeiljkte im’migratie, aan-
vingen een groote concurrentie te veroorzaken bij
het ‘streven arbeidskrachten te verkrijgen. Thans
echter, wor’dt door den ellendigen toestand in Euro-pa de emigratie daar weder gestimuleerd en volgens
de mededeelingen van de Amerikaansehe consulaten,
522
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juni 1920
in Italië, zal de emigratie uit dit land naar de Ver.
Staten in den loop van dit jaar grooter zijn dan zelfs in het recordjaar 1913, toen ongeveer 375.000 Itali-
anen hun land verlieten. Het aanbod van ,,unskilled
labour” zal dus weer toenemen.
De staking oefende op de positie van de Amen-
kaansche Staalindustrie in zooverre geen ongunsti-
gen invloed, dat alle voorraden werden opgebruikt
en •de bestellingen, vooral ook bij den Steel Trust
eene aanzienlijke vermeerdering on.dergingen. In de
zelfde richting werkte de staking der mijnwerkers,
in de bitumineuse kolenmijnen in November 1919.
Deze ‘belemmerde de productie van de Staalindustrie
in nog sterkere mate en veroorzaakte een .grooten
achterstand in het uitvoeren van de bestellingen.
De export van de Amerikaansche staalindustrie
werd echter ‘door de beide stakingen ongunstig be-
invloed en in de twee laatste maanden van het vorige
jaar ging de uitvoer sterk achteruit. De Amerikaan-
sche ‘buitenland sche
handelscijfers
voor ijzer- en staal-
waren voor de jaren 1912 tot 1915, 1918 en 1919 zijn
uit de volgende tabel te zien (in gross tons).
1919
1918
1915
1914
1913
1912
Invoer
……..
322.261
179.702 282.433 289.775 317.260 225.072
Uitvoer
……..
4.386.201
5.338.037 3.532.342 1.638.829 2 745.635 2.947.551
Uitvoersurplus. 4.063.940 5.158.335 3.249.909 1.349.054 2.428.375 2.722.479
V66r den oorlog was 1912 het recordjaar geweest,
wat uitvoer betreft en uitvoersurplus. Reeds in 1915
bereikte echter de uitvoer een nieuw hoogtepunt, dat
in ‘de beide volgende jaren, waarvan schrijver dezes
de nauwkeurige ‘getallen niet ter zijner beschikking heeft, nog aanzienlijk overtroffen wer’d. De uitvoer
van 1919 bleef ‘bij die van 1918 bijna een millioen ton
achter.
De waarde van den uitvoer van ijzer- en staalwaren
uit de Vereenigde Staten is uit de volgende getallen
te zien. Wij merken daarbij echter op, dat de waarde-
cijfers eenige groepen van waren omvatten, die in de
massa getallen. niet begrepen zijn.
Miii. Doil.
Mii!. Dol!.
Miii. Doli.
1911 249
1914 200
1917 1242
1912 295
1915 389
1918 1035
1913 294
1916 867
1919
969
Bij den uitvoer is dus van 1915 tot 1919, wat de
hoeveelheid tbetreft, eene toeneming ‘van 3,53 tot 4,39
millioen ton,
‘bij
de waarde, terzeifder tijdsruimte,
eene toename van 389 tot 969 mil]ioen Dollars te
zien.
Meer dan de totale achteruitgang van ‘den Ame-
rikaanschen staalwarenuitvoer ‘in 1919 ressorteert, zooals •de volgende tabel aanwijst, onder ,,billets”,
,,blooms” en ,,ingo’ts”, omdat deze materialen als
uitgangspunt voor de vervaardiging van krijgstu.ig
van allerlei soort, in 1919 niet meer noodig waren.
1918
1919
tons van
1016 K.G.
Totale
uitvoer…………….
5.338.037 4.386.201
Hiervan
was
ruwijzer
269.527
321.261
billets,
blooms,
ints
(
1.789.189
(
258.424
goJ
naar Engeland
647.115
J
105.075
Frankrijk ……
)
680.248
‘
77.275
Ita!ië ……….
..
209.860
!
50.524
staafijzer
…………
579.149
554.211
stalen
rails
……….
453.566 652.449
staaip!aten
……….
551.565
710.012
profielijzer en staal
232.717
360.787
draadproducten
292.357 291.561
Totale
invoer
……………
179.702
322.261
Waarvan ruwijzer …………
34.711
101.665
11
oud
ijzer…………
63.730 177.293
Het grootste gedeelte van den invoer bestaat uit
oud materiaal, dat gebruikt wordt om er staal van te
maken volgens het Siemens-Martinproces en van ruw
ijzer. De uitvoer intusscheh is, ondanks den achter-
uitgang van de totale hoeveelheid, wat verschillende
belangrijke soorten betreft, zooals rails, platen en
profielstaal, aanzienlijk gestegen. De uitvoer van
staafijzer, dat als grondstof voor oorlogstuig in 1918
in fgroote massa’s naar ‘de Geallieerde landen ging,
bleef in 1919 een.igszins achter bij 1918.
Het transport van ertsen over de groote meren,
waarmee de hoogovens in Pennsylvanië, Ohio en in de
andere oostelijke staten ‘gevoed worden, .bedroeg in
1919 48 millioen ton, tegenover 62 en 64,4 millioen
in 1918 en 1917. Het aandeel van de Steel Corp.
hierin bedroeg in 1919 46 pOt., in 1918 42 pOt. en in
1917 44 pOt.
De productie van ruwijzer bedroeg in ‘het Venee-
nigde Koninkrijk in 1919 7,37 millioen ton
(metrische) en ‘bereikte daarmede haar laagste punt
sedert ongeveer twintig jaren. Ook de staalproductie,
die in 1917 tot 9,72 millioen ton gestegen was, be-
droeg, zooals uit de volgende cijfers blijkt, slechts 7,88
•millioen ton, dus weinig meer dan die van het laatste
vredesjaar 1913.
1919
1918
1913 in mil!ioenen tonnen
ruwijzerproductie …………..
7,37
9,07
10,26
ruwstaaiproductie (ingots) …….
7,88
9,59
7,66
De ‘buitengewone inspanningen, gedurende den
oorlog gedaan, om de staalproductie van Engeland
aanmerkelijk uit te breiden, hadden slechts weinig
succes. De projecten van het Engelsche ministerie van
oorlog om de staalproductie van ‘het land met 3 mil-
lioen ton basisch en zuurstaal (acid steel) te vermeer-deren, werden niet verwezenlijkt. De hoogprocentige
ertsen ter vervaardiging van zuurstaal konden ten-
gevolge van gebrek aan scheepsriiimte niet aangevoerd
worden. De vermeerdering der productie bleef derhal-
ve hoofdzakelijk beperkt, tot het basisc’he staal, dat uit
binnenlan’dsche ertsen vervaardigd wordt. Ook de
export ontwikkelde zich in 1919, in overeenstemming
met de geringe productie slechts weinig bevredigend. Toch moet men ‘daarbij niet ‘voorbijzien,
dat de En-
gelsche staalindustrie,
die in de laatste jaren v66r
den oorlog door de Duitsche concurrentie uit een
gedeelte van ‘haar afzetgebied verdrongen en in het
algemeen in een weinig gunstige positie gebracht was, door den afloop van den oorlog eene zeer veel gurtsti-
ger positie op de wereldmarkt heeft verkregen.
Amerika pro’duceert in het algemeen duurder dan
Engeland en is door den hoogen koers van den
Dollar – tijdelijk ten minste – van vele markten
bijna geheel afgesneden. Ook op de andere markten is het ten opzichte van Engeland in het nadeel, zoo-
dat de uitvoervooruitzichten in Engeland ondanks
de fabricage in het groot in Amerika, in menig
opzicht als gunstig beschouwd nioet worden. Of de
Engelsche ijzerindustrie nu in staat zal zijn om van
de voor haar zoo aanziejijijk vergroote exportmogeljk-
‘heid ten volle gebruik te maken, ‘moet men afwachten.
Aan energieke inspanning ontbreekt het in ieder
geval niet. Zoo werden kort geleden op eene vergade-
ring der British Mannesmann Tube Oomp., waarop
men ‘besloot tot eene uitbreiding van het aandeelen-
kapitaal tot twee millioen £, omtrent de oorzaken van
kapitaalvermeevdering verscheidene mededeelingen
gedaan. Van de productie van de geheele Maunes-
maan-combinatie, welke v66r den oorlog jaarlijksdh
400.000 ton. bereikt ‘had, waren slechts ongeveer 8 pOt.
afkomstig va’n de Britsche dochtermaatschappij. De
fabricage en verkoopsorganisatie werden van Duitsch-
land uit gecontroleerd. Het staalmateriaal werd in
hoofdzaak uit Duitschland ‘betrokken en het afzetge-
bied van de Engelsche dochtermaatschappij was be-
perkt tot Engeland zelf, Engelsch-Indië en Nieuw-
Zeeland. Gedurende den oorlog werden alle aandeelen
van de British Mannesmann Co. door een Britsche
groep van den Public Trustee overgenomen en de
onderneming heeft nu vertegenwoordigers in Indië,
Australië, Zuid-Afrika, Borneo, in het verre Oosten,
in Spanje, Portugal, Zwitserland, op de Westkust van
Zuid-Amerika en in Argentinië. Tengevolge van die
grootere vraag moet de productie van de maat-
schappij uitgebreid worden en voor ‘dit doel ‘dient de
16 Juni 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
523
kapitaalsuitbreidiiig. Eet is dan ook zoo goed als
zeker, dat de Duitsche staalindustrie een groot deel
van het voor haar zoo belangrijke buitenlandsche
afzetgebied voor buizen niet terug zal kunnen winnen.
Dorman, Long, a,nd Co. Ltd.
zijn tijdens den oorlog
met financieelen steun van de Engelsche regeering
tot een geweldige staaltrust aangegroeid met een jaar-
lijksche productie-capaciteit van
1Y
millioen ton
ruwijzer en 1 millioen ton staal.
We willen slechts nog één van de talrijke voorbeel-
den eener dergelijke ontwikkeling, die zich ook in
andere industrieën heeft vertoond, vermelden.
De United Steel Companies te Sheffield, die in
1918 ontstonden door de samenvoeging van verschei-
dene bedrijven, controleeren o.a. (door overname van
de gezamenlijke gewone aandeelen tegen parikoers,
ten bedrage van 500.000 £) de door hen gestichte
,,United Strip & Bar Mills”, die kort geleden 1,5 mii-lioen £ 8 pOt. pref. aandeelen uitgegeven hebben. De
United Steel Oompanies zelf hebben een obligatie-
schuld van 3,43 millioen £ en een uitstaand aandeelen-
kapitaal ten bedrage van 8,91 millioen £. Deze getal-
len alleen wijzen op den grooten omvang van de’ze
onderneming, die een groot gemengd bedrijf is, een
soort trust met eigen kolen- en ertsmijnen. In zijn
opbouw is het voorbeeld van de grootste Duitsche
ondernemingen gevolgd en door de United Steel &
Bar Mills beoogen de Steel Oompanies rich nog
verder in te richten, voor fijner werk. Zooals in het
prospectus van de Strip & Bar Mills Co. medegedeeld
werd, is zij van plan twee waiswerken op te richten
met een maandelijksche capaciteit van 3-7000 en
10-12.000 ton gereed product, waarvan
staafijzer
als
hoofdzaak. Er is, zooals meegedeeld werd, naar deze
producten groote vraag, waaraan vroeger door
Duitschiand voldaan werd, doch die nu voor een ge-
deelte niet bevredigd kan worden. De beteekenis
van deze stichting ligt niet alleen in de aanmerkelijke
vergrooting van het productievermogen van de En-
geische staalindustrie, maar ook hierin, dat men met
kracht streeft naar het doel: het gemengde bedrijf,
de ,,Integration”, en de daaraan verbonden productie in het groot.
Een Engelsch regeeringspersoon heeft voor eenigen
tijd verklaard, dat hij weigert voor de Amerikaansche
concurrentie to sidderen en evenmin voor de Japan-
sche. Terechti In Engeland weet men zeer goed, dat
de Engelsche industrie en vooral de staalindustrie
slechts één gevaarlijke concurrent had, namelijk
Duitschland. De Duitsche industrie is echter tegen-
woordig lam geslagen en zal wel nog gedurende lan-
gen
tijd
impotent zijn.
Toch is het desondanks niet waarschijnlijk, dat de
Engelsche staalindustrie zich zoo vlug en zoo krachtig
zal ontwikkelen, als de uitvoer van Duitschland v66r
den oorlog omhoog is gegaan, omdat de EngelscJie
staalindustrie, hoewel aan de Duitsche concurrentie
zoo aanzienlijk afbreuk is gedaan, nauwelijks die uit-breidingscapaciteit zal hebben, waardoor de Duitsche
staalindustrie véôr den oorlog zoo uitmuntte. De
volgende tabel, bewerkt volgens de Engelsche handels-
statistiek, geeft eenig licht betreffende de Engelsche
staal uit- en invoer in 1913, 1918 en 1919.
Engeland’s productie van
ruwijzer
bedroeg in 1913
10,3 millioen ton, en tegenover zijn uitvoer van ijzer-
en staalwaren, 4,93 millioen ton voor dat jaar, stond
een invoer van 2,22 millioen ton. De ijzerindustrie
van Engeland sukkelde v66r den oorlog door de
afhankelijkheid van het buitenland, en wel wat betreft
de voorziening van verscheidene soorten half afge-
werkte producten (billets, blooms, slabs).
Door de geringere ontwikkeling van het gemengde
bedrijf werden de productiekosten voor de Engelsche
industrie hooger dan in Dtiitschland en in vele ge
vallen te hoog, zoodat haar vermogen, om op de
buitenlandsche markten maar ook in Engeland zelf te
kunnen concurreeren achteruitgaande was. Zoo ge-
beurde het, dat in de laatste jaren v66r den oorlog,
de Duitsche ijzer- en staalindustrie die van Engeland,
wat den uitvoer betreft, althans wat de hoeveelheid
aangaat, overvleugelde, en in dit opzicht seder.t 1910
de eerste plaats innam.
De natuurlijke voordeelen van de Engelsche ijzer-
industrie door de nabijheid van de kolenmijnen en de
ijzerwerken konden niet meer opwegen tegen het
nadeel van het slechter worden van de ertsvoorzie-
ning, en nog veel minder tegen den toenemenden
voorsprong, dien de Duitsche staalindustrie te dan-
ken had aan hare streng doorgevoerde organisatie,
aan hare productie op groote schaal, en vooral aan
de ontwikkeling van het in Engeland verwaarloosde
proces van de staalproductie volgens de Thomas-
methode. Er was hierboven reeds sprake van, dat
men tracht de gebreken, die aan die Organisatie
kleven, uit den weg te ruimen, en de leemten
inzake de productie van half nfgewerkte artikelen
aan te vullen. Het is duidelijk, dat de positie van de
Engelsche staalindustrie •daardoor in hooge mate
verbeterd wordt.
In 1913 was Engeland’s staalwarenuitvoer met 4,93
millioen ton meer dan dubbel zoo groot als in 1919,
terwijl het uitvoersurplus in 1913 2,72 millioen ton
tegen 1,71 millioen ton in 1919 bedroeg. Van de belang-
rijkste speciaalproducten van de Engelsche ijzerin.du-
strie, zooals van gegalvaniseerde platen en blikpla-
ten, maar ook van spoorstaven was de uitvoer in
1919, wat de hoeveelheid betreft, veel kleiner dan
in 1913. Van staafijzer echter was de uitvoerhoeveel-
heid van 1913 bijna volkomen bereikt.
J. SINGER.
INDEX-CIJFERS.
Ofschoon de veranderingen in de prijzen •der arti-
kelen ook voor de maand Mei zich in dalende richting
bewogen, geeft het totale
index-cijfer
slechts een
kleine vermindering te zien in vergelijking met het
eindé der vorige maand, tengevolge van een groote
stijging van een paar der voornaamste artikelen. Het
totaal-cijfer voor de afgeloopen maand, 8199, blijft
nog 33 punten beneden dat van einde April en 39
boven het hoogst bereikte aantal, n.l. 8160 in Februari
van dit jaar. Hierachter volgt de gebruikelijke – aan
,,the Economist” ontleende – tabel:
Totale uitvoer van ijrer- en staalwaren
Daarvan: ruwijzer ………………….
naar Frankrijk…………….
België ………………
Vereen. Staten ……….
Nederland …………..
rails……………………
gegalvaniseerde platen ……..
blikplaten (tinnedplates) ……
pijpen……………………
staafijzer enz……………..
Totale invoer van ijzer- en staalwaren..
Daarvan: ruwijzer ………………….
11
halfafgewerkte producten ……
1919 1918 1913 1919
1918
1913
tons tons tons
£
£
£
2.224.984
1.600.803
4.935.203
63.454.695
36.843.078 54.828.292
356.760
482.161 1.124.815
4.827.056
4.923.794
4.825.043
59.272
360.274
157.500
664.014
2.657.790
623.671
77.726
–
89.243
1.020.266
–
375.135
43.803
29.821
124.767
1.243.602
985.260
1.086.857
15.191
–
69.662 148.432
–
262.760
125.116
26.559
500.614 2.009.184
494.207
3.460.871
186.101 8.835
762.244
6.053.539
266.969 10.028.231 289.761 223.474
494.921
11.095.092
7.568.694
7.220.666
148.181 108.396
399.895
5.547.550
3.043.009 4.669.418
249.443
159.540
251.390
7.203.063 4.701.439
3.574.160
506.568 336.950
2.219.902
11.311.893 9.707.896 15.230.694
163.700 129.354 217.766 2.125.066
3.072.241
1.011.939
70.744
20.046
513.988
1.327.627
654.015
2.629.105
524
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juni 1920
LF(V0
Andere
,en:
t
1
Alge-
Granen
1
Weef-
1
Dell.
i
olMn,
Totaal
1
meen
Data
i en i dings-
,
toffen atoffen
1
hout,
1
index-
vlee,ch i en g-
1
rulber.
1
1
cijfer
Inbtm.I
1
ienz.i
Basis (gemidd.
1901-5) . 500
300
500 400
500 2200 100,0
1 Januari1914 563
355
642 491
572 2623 119,2
1 April
,,
560
3504 6264 493
567 2597 118,0
1 Juli
,,
5654 345
616
4714 551 2549 115,9
1 October ,,
646
405
6114 4724 645 2780 128,4
1Januari1915 714
4144 509 476 6864 2800 127,3
1 April
840
427
597
644
797 3305 150,2
1 Juli
818
428
601
624
779 3250 147,7
1 October
8094 4704 667
6194 7694 3336 151,6
1Januari1916 897
446
731
7114 8484 3634 165,1
1 April
9494 503
7964 851
913 4013 182,4
1Juli
989
520
794
895 1015 4213 191,5
1 October
1018
5364 937
8584 1073 4423 201,0
1 Januari1917 1294
553 11244 8244 1112 4908 223,0
1 April
,, 1846
6104 1226
8344 1283 5300 240,9
1 Juli
,, 14324 6524 1441
8414 12784 5646 256,6
1October ,, 12214 726 15094 8224 13544 5634 258,1
1 Januari 1918 12864 686 16844 8394 13484 5845 263,2
1 April
,,
1244
7444 1760
850 13424 5941 270,0
1 Juli
,,
1274
7774 1808
8894 1379 6128 278,5
1October ,, 1271
780 1889
8784 13914 6210 282,6
1 Januari 1919 1303
7824 18054 816 1337 6094 277,0
Einde Jan.
1287
7824 16184 828 1335 5851 265,9
Febr.
12884 7824 15964 818 13104 5798 263,8
Mrt.
1285
7824 1502
8444 1294 5708 259,4
April,,
13064 752 15124 9124 12904 5774 262,4
Mei
13104 7764 1643
931 1827 5988 272,2
Juni
1338
800 17414 937 13714 6188 281,3
Juli
13394 8054 18544 10334 1417 6450 293,2
Aug. ,,
1380
8224 18774 1040 1383 6503 295,6
Sept.
1399
8174 19794 1047 1344 6587 299,4
Oct.
1412
838 2123 1064 1358 6795 308,9
Nov.
14274 866 22024 1093 1398 6985 .317,5
Dec. ,,
14414 8814 24424 1145 14534 7864 834,7
Jan.1920 1461
8574 27024 12114 15354 7768 353,1
Febr.,,
1454
8864 29514 12534 16144 8160 370,9
Mrt. ,,
1508
914 29744 1246 17094 8352 379,6
April,,
14984 908 29384 12324 16544 8232 374,2
Mei ,,
1484
9814 2819 12954 1619 8199 372,7
Zooals uit bovenstaande cijfers valt te zien, ver-
toonen drie groepen aanzienlijke dalingen, maar deze
vallen grootendeels weg tegen de stijgingen in de
groepen ,jandere voedings- en genotmiddelen” en
,,delfstoffen”. De prijs van ingevoerde tarwe is iets
hoogeT, ofschoon de oogstberichten meestal gunstig
luiden. Gerst is ook wat hooger, ‘haver daarentegen
vertoont een aanzienlijke daling. De prijzen van
aardappelen zijn weer iets hooger. De stijging in de
tweede groep ‘der voedingsmiddelen moet worden toe-
geschreven aan het artikel suiker, de prijs van
Britsch West-Indische suiker is gestegen van
71 s.
9
d. tot
95 s. 9 d.
per cw’t. Thee en koffie daarentegen
waren beiden iets lager. In de groep ,,weefstoffen” is
de daling algemeen, de grootste vermindering ver-
toont Egyptische katoen. Amerikaansche katoen was
ook iets lager, terwijl zoowel de prijzen voor katoenen
garens en wol daalden. Een eigenaardig kenmerk van
den handel in Lancashire is op het oogen’blik de
voortdurende afwezigheid van vraag der voornaamste
consumptie-centra. Wolprijzen zijn iets lager deze
maand en zijde is zeer sterk in prijs gedaald. Vlas is
onveranderd, maar hennep en jute daalden beiden
eveneens. De
stijging
in de groep ,,delfstoffen” is ge-
heel toe te schrijven aan het artikel steenkool, die
eveneens oorzaak, was van een scherpe stijging van ijzer- en staalnoteeringen. Lood, tin en koper geven
voor de vierde maal echtereenvolgens een aanzienlijke
vermin’dering. In de groep ,,diversen” zijn oliën en
oliezaden het sterkst ‘gedaald, rubber en leder even-
eens wat lager.
Algem. Gem. pon-
Herleid
index-cijf.
denkoers
algemeen
van ,,the
over den
index-
Datum
Economist”
alg. mnd.
cijfer.
1
Januari
1914 ……..
119,2 12,11’1
119,6
1
Januari
1915 ……..
127,3
11,78
124,1
1 Januari
1916……..
151,6 11,02
138,8
1 Januari 1917 ……..
223,0
11,68
215,6
1
Januari
1918 ……..
263,2 11,06
240,9
1
April
,
………
266,6
10,395
229,4
1 Juli
277,5
9,37
214,4
1
October
,
………
283,5
9,86
228,1
1
Januari 1919……..
277,0
11,19
256,6
Einde Januari 1919..
265,9
11,83
249,4
April
,
. 262,4
11,535 250,1
Juli
293,2
11,70
284,0
October
,
.
308,1 11,06
282,1
Januari 1920….
‘
353,1
9,83 286,7
Februari
..
….
370,9
8,985
275,9
Maart
, …..
379,6 10,125 318,2
April
374,2
10,65 329,9 Mei
372,7
10,655
328,7
AANTEEKENINGEN.
Stand der cultures en uitvoer gedu-rende het eerste kwartaal van 1920 in
S u
r in a m e.
1)
–
De weersornstandi’giheden waren
niet gunstig, het kleine droge seizoen heeft zich vroeg
ingezet, vanaf de tweede helft van Januari was de
regenval zeer gering
‘bij
aanhoudenden sterken wind.
De stand der gewassen is over ‘t algemeen gunstig.
Ten opzichte van de cacao moet vermeld worden,
dat vooral op de hoog gelegen gronden veel jonge
vruchten, tengevolge van den geringen regenval, zijn
verloren gegaan. De oogst-vooruitzichten voor het
eerste halfjaar op de plantages en gron’den zijn dan
ook zeer ongelijk.
Op
de lage gronden zijn die meeren-
deels goed, op de hooge gronden beneden ‘het gemid-
delde.
De stand der Lijberiakoffie is goed, de boomen heb-
ben rijk gebloelid en zijn goed bezet met koffie, het
aanrijpen ider bessen wordt door de droogte tegenge-
houden.
De oogst-vooruitzichten ‘blijven gunstig.
Ook op den groei van het jonge suikerriet begint de
geringe regenval invloed uit te oefenen.
De uitvoer der voornaamste producten over het
te ‘kwartaal van
1920
bedroeg:
balata
………………K.G
42.690,5
cacao …………………,
72.561
koffie
………………,,
398.235,5
mais ……………..
98.482,5
suiker
…………….
… ….2.238.241
rum 50 pot. …………
L
25.770
huiden ……………..K.G
6.482
hout
………………..
M
3
.
1.228
letterliout
…………..K.G
26.892
goud ………………..OR
116.234,7
1)
Zie pag. 277.
Delnd’ustrie inhet verwoesteNoord-
F a n Ic r ij
1f,. – Een bekend beursbericht gaf dezer dagen een aantal sprekende cijfers over weg- en ka-
naalherstellingen in het verwoeste gebied van Noord-
Frankrijk door de Fransch’e autoriteiten verricht,
waaruit bleek, ‘dat het herstel allengs van beteekenis
wordt. Ook ‘de cijfers die hier volgen afkomstig uit
,,La Journée Industrielle” kunnen hetzelfde aantoo-nen. In het verwoeste gebied werden
3363
vernielde
in’dustriebedrjven met
20
of meer arbeiders geteld,.
daarin waren in
1914
in totaal
668.000
arbeiders werk-zaam geweest.
Op 1
Apr’il van dit jaar hadden van
deze bedrijven
2412
‘het werk geheel o’f gedeeltelijk
opgenomen, zijnde dus
71,9
pOt.
Op 1
Juli
1919
wa-
ren dit eerst
706
en op 1 December
1560
bedrijven
geweest. Het aantal te werk ‘gestelden ‘bedroeg op 1 April
1920
in totaal
234.000.
De toestand is het
gunstigst voor de textiel-industrie. Vergeleken met
1914
zijn
43,3
pOt. der arbeiders weer aan het werk.
In het district Lille werken
48
pOt. der ondernemin-
gen weer. Bij de wol-industrie van Lille is; in verge-
lijking met
1914, 79
pOt. der ‘arbeiders werkzaam.
Voor Tourcoing
83
pOt., voor
Roubaix 84,3 pOt.
Daarentegen zijn in de metaal-industrie eerst
24,5
pOt.
der arbeiders wederom aan het werk,
bij
de chemische
industrie
39,5
pOt.,
bij
de voedingsmiddelenbranche
20
pOt. In het Departement du Nord geschidt
de
16 Juni 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
525
wederopbouw het snelst, in Pas-de-Calais is nog het minste tot stand gebracht. Hoe groot de bezwaren in
Noord-Frankrijk nieftemin nog moeten zijn, kan blij-
ken uit de cijfers voor de wederopgebouwde woningen,
waar’van van 25.000 ‘aanzienlijk beschadigde huien er
eerst 8200 herste],d zijn, terwijl uoorts 10.000 tijidelijke
woongelegeniheden zijn inger.ic4ht.
BOEKAANKONDIGINGEN.
•
NEDERLAND EN JAPAN.
•
ïfrIr. E. N. van Kleffens. De Interna-
tionaal-rechtelijke betrekkingen tusschen
Nederland en Japan (1605 tot heden).
Dissertatie Leiden 1919.
Reeds meer dan een jaar geleden verscheen onder
hovenstaanden titel een academisch proefschrift van
een ,,candidaat voor den consulaiTen dienst”, dat be-
spreking ‘veidient. Het geeft blijk van noesten arbeid,
boeit, hoe lijvig ook, is in zorgvuldig en soms zelfs
sierlijk Nderlaaid’sch geschreven, brengt hier en daar
feiten aan den dag, die elders nauwelijks te vinden
zijn, en geft in academiischen vorm een •zorgwuldige
uiteenzetting ‘van een belangrijk en aantrekkelijk
onderwerp. Geschiedenis en recht rijn hier gem.menlijk
aan het wooid.
Onze betrekk’ingen met Japan hebben gedurende
meer dan 2 Weeuw een plaats bekleed in de geschie-
denis dei geheele wereld en zulks nog lang na den val
oirzer Oost-Indische Ooinp:agnie. Geen schrijver over
Japan, noch beoefenaar der geschiedenis van het
Verre Oosten kan Nederlandsche bronnen ontberen,
en evenmin kan, noch wil dat de Japansche weten-
schap. Een werk als het onderhavige heeft ook voor
‘dan vreemde (Waarde.
Temeer valt daarom het gchrek aan een register
van de behandelde namen en onderwerpen te be-
treuren.
Ons bekend monopolie ‘berustte niet op een verdrag,
maar op een toeaegging door Japan, die trots haar
nibestemIden ‘vorm door de opvolgende Japansohe
regeeringen als oriaantastbaar en blivend is ‘be-
sohouwid. Een overeenkomst is door ons niet vroeger
kunnen gesloten worden dan 1855, eerst in voorioo-
]iigen vorm, om twee jaren later te worden om’geset in
het eerste verdrag ‘van Nederland met het land der
Rijzende Zon. Daarbij overwogen nog verre de ver-
plidhtiiigen ‘van Japan.
Eerstgenoemde
eenzijdige
toezegging bi eef van
kradht ook na den ‘val in 1795 owzer Oost-Inidiscihe
Compagnie, en het ,,Opperhoofd der factorj voor den
Nederlandsdhen handel in Japan”, zooais de ‘hioof d-
ambtenaar onder de Compagnie in Japan heette, bleef
dien titel tot 1855 behouden. Met haar bezittingen
gingen ook haar rechten en handel in Japan over aan
cle Bataaf’sohe Republiek en vervolgens aan de deze opvolgende vormen van het Nderlandscihe rijk.
Een der weinige leemten in de uiteenzetting van
‘den schrijver schijnt daarin gelegen, dat niet met
zooveel woorden is uitgesproken, dat het de Neder-
landsoh-Indische regeering geweest is, idde in Japan,
gelijk in Canton, feitelijk de opvolgster der Compagnie
is geweest. Het ,,Reglement op het beleid ‘van den
‘Japanschen handel” van 1826 werd opgesteld door den
Gouverneur-Generaal; de schrijver ‘vermeldt het zelf.
Met de Ministers van Buiten’lanidsche Zaken behan-
delden in de jaren vijftig der negentiende eeuw de
Ministers van Kolon’iën de Japansche aangelegen-
heden. Het waren Nederl’andsch-In,disc’he ambtenaren,
diè in Japan na 1795 optraden, totdat de Nederland-
she Handel-Maatschappij, hen verving; zooals de
eerste ,,Nederlan’dscihe Commissaris in Japan,” Mr. J.
H. Donker Ourtius, die ter vervanging van het
,,Opperhoofd” Rose ‘in 1852 naar Japan was gekomen,
en sijn opvolger, Mr. J. K. de Wit.
• Met of ‘zonder verdrag of schriftelijke toezegging
der inlan’dsohe ‘besturen (hebben de hoofden der facto-
rijen van onze Oost-Indische Compagnie in van haar
onafhankelijke landen feitelijk altijd de rechtamacht
uitgeoefend over de Nederlandsche on’derzaten. Zij
waren tegelijk kooplieden, rechters, regeerders en
‘diplomatieke vertegenwoordigers, alles onder Batavia.
‘Zoo ook in Japan. Die reohtsmaoht heeft het verdrag
van 1855 met Rusland krachtens onze meestbegun-
stigings-clausule overgebracht op onze consuls; en
eerst dat van 1896 stelde Japn ‘in dit opzicht op
Euro’peescihen voet.
Geruiimen tijd ‘heeft de Nederlandsohe regeering
verzuimd, den consuls voldoende macht te verleenen
tot uitoefening dier rechtspraak, ‘zoodat beschuldigde
Nederlandsche ‘onderdanen ongestraft ‘bleven. Soms
ook bleven die consuls desaan,gaan’de in gebreke, het-
‘geen tot rechtmatige klachten van Japan, andere
regeeringen en zelfs der betrokken aangeklaa,gden
aanleiding heeft gegeven, zooaiis toen een wegens
rnord ‘door Japan aangehouden Nederlandscih ma-
troos twee jaren lang in de gevangenis moest wach-
ten op een vonnis door den baloorigen Nederlandscihen
consul-generaal, tevens min’ister-resident. Erger nog
maakte het Portugal, dat ‘wel bij verdrag eigen recht-
spraak had verkregen, maar eenvoudig naliet de con-
sulste ‘benoemen, die de rechtspraak moesten uitoefe-
nen. Toen schrapte Japan in 1892 eindelijk en eigen-
machtig het artikel over consulaire rechtspraak uit
zijn verdrag met Portu,gall.
Het blijft een eet voor Nderlatid, Japan tot de
opening van land en handel voor ook andere volken te hcibben aangespoord. Reeds Willem II schreef in
dien zin in 1844 aan den keizer. Zoo heeft op Nader-
landsohen aandrang ‘de oude erfvijand van Japan,
Portugal, zijn verdrag daarmede verkregen. Onze
factorij trad op als diplomatieke tusschenschakel tus-
scthen Japan en andere staten en tot ondersteuning
van hun strcven, met name van de Vereenigde Staten,
om met Japan in aanraking te komen, waartoe deze
reeds in 1832 stappen hadden gedaan, ook met het
oog op de walvischivangst en schipbreukelingen. Eerst
de dwang van den Ameriikaansohen Schout-bij-nacht
Perry deed de krampachtig gesloten gehouden deur
openen, in 1853, en ‘het volgend jaar het eerste ver-
ciraig sluiten van Japan met een Westersche mogend-
heid, de Vereenigde Staten: De deur werd slechts op
een kier geopend.
Ons verdrag ‘van 1857, gesloten door den bekwamen
Donker Curtius, diie van 1852-1859 ‘de vertegen-
woordiger van Nederland in Japan is geweest, heeft
die kier verder open,gewrongen, ook voor andere
staten.
Hij
behartigde, te Nagasaki gevestigd, de
belangen van alle Westersche ‘kooplieden, nu andere
staten nog geen vertegenrwoordigers in Japan bezeten,
en Nederlandsch was de diplomatieke taal.
Tot 1875 ging Japan bij Holland ter schofte. Het
varen Nederlanders, die ook na 1853 Japan het eerst
Westersche kennis bijibrachten. Onze Marine gaf na
de opening ‘des lands onderwijs in de zeevaartkunde,
een Nederlanidsdh mijningenieur lichtte voor omtrent
Europeesche mijubouwikunde, Nederlandscihe genees-
kunde ‘opende en bestuurde het eerste ziekenhuis, op
Europeesche leest geschoeid. Holland’s recht en
wetgeving werden in Japan ‘het eerst tot leiding be-
studeerd.
De opening der tractaat-havens deed Deciima’s ‘be-
teekenis zinken. De handel trek naar het nieuwe
Yokohama, waar de Nederl. Handel-Maatschappij zich
vestigde, er een geheele kade aan gebouwen bezat en
op grond van den ouden roep van degelijkheid haar waren verre zag verkiezen boven alle andere, totdat
zij, door slechts beheer en scihromelijke verliezen,
zich geheel uit Japan terugtrok. Decima is niet meer
van overig Nagasaki te onderscheiden, de gracht ge-
dempt.
1863 zag ‘het eerste Nederlan’dscihe wapengeweld in
Japan, nu de ‘daï’myo van Ohoshu zich verzette tegen
de zich uitbreidende rechten der vreemdelingen en
den Shogun. De beroemde tocht onzer ,,Medusa” door
526
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juni 1920
Straat Shimoneseki heeft toen, in samenwerking met
Frankrijk en Engeland, dat verzet voorgoed gebroken.
Mr. J. K. de Wit, opvolger van Donker Curtius,
maar voor het eerst ibekleed met den titel van consul-
generaal, zag zich in hetzelfde jaar vervangen door D.
de Graaff van Poisbroek, -die, uit Nederl.-Indië geko-
men, in 1858 Donker Ourtiu-s als secretaris iegeleid
had naar den Shogun te Yedo voor de sluiting van
ons verdrag van dat jaar, van 1859 tot 1863 consul te
Kanagawa was geweest en nu ibehalve consul-generaal
tevens diplomatiek agent werd. In 1868 bevorderd tot
mjnjster-resident, tevens consul-generaal, maakte hij
in 1870 plaats voor Jhr. Mr. F. P. van der Hoeven.
Bij zijn adeisverheffing verviel de
–
irermelrding der
heerlij-khe’id Poisbroek. Thans is zijn zoon H. M.’s ge-
zant in Japan. Onqe eerste vertegenwoordiger met den
titel van gezant was Jhr. Mr. H. C. J. Testa (1896-
1901).
Het bekende houten Nederi. gezantschapsgchouw,
dat opgericht was door den minister-resident J. J. van
der Pot (1881-1890), voorheen hoofd van de Nederi.
Handel-Maatsch. en consul te Yokohama, op een door
de Japansche regeering aan de Nederlandsche goed-
koop afgestaan terrein te Tokio, om deze aan te sporen
haar h-oofdrvertegenwoor-d-igirug daarheen van Yoko-
hama over te brengen, is -in 1916 door den Nederi.
Staat gelukkig overgenomen en -behoorlijk vernieuwd.
Langzamerhand is Japan van lijdende partij de
leidende geworden. In 1858 b.v. had het ziek nog ver-
bonden, hij verdrag met ons en andere landen, om
vreemde munt tegen een gelijk gewicht aan Japansche
in te wisselen. Tengevolge van de eeuwenlange afslui-ting was de rverhoudjing tusschen de officieele waarde
der zilveren en gouden munt in Japan geheel ver-
schillend geworden van de werkelijke en van die in
Westersche landen en kreeg men in Japan voor zilver
driemaal zooveel goud als in Europa, China of Ame-
rika. Op grove schaal wisselden nu Europeanen, ook
Hollanders, vreemd zilver tegen Japansoh zilver in en
ruilden dat op zijn beurt tegen Japansah goud naar
de Japansche verhouding, kochten daarvoor zilver voor
den wereldprijs in China en zetten dat in Japan op-
nieuw in goud om. Fortu-inen zijn hierdoor verdiend,
ten nadeele van Japan. – Omgekeerd heeft dit laatste
eerst in 1875 zijn eersten gezant bij ons benoemd. Het
ontzegt nog steed-s het bezit van land aan vreemde-
lingen, ofschoon het dat recht wel bij dezen bezit.
Het sloot de kustvaart ook voor ons, terwijl wij die in
Nederl.-Indië onlangs voor alle ‘v’laggen openstelden.
Het weigerde ons de arbitrage-bepaling in ons ver-
drag van 1896, ofschoon wij ons daarin aan de Japan-
sche rechtspleging onderwierpen en den Japanner
gelijkstelden met den Europeaan in Nederl.-Indië.
En eerst in 1899 verkreeg de laatste vrij verkeer in
Japan.
Die rolverwisseling dankt Japan aan zijn sterke
regeering en onbegrensde liefde tot het vaderland,
voor hetwelk geen offer te groot wordt geacht.
Dr. H.
DE WARSSEL VAN CINGELSHOUCK.
Statistiek van de voort brenging en
het verbruik der Nederlar&dsche Nijver-
heid in 1918 en 1916.
Bijdrage toet de
statistiek van Nederland, Nieuwe volg-
reeks. U-i-tg. Centraal Bureau voor de
Statistiek, no. 292. ‘s-Gravenhage 1920.
XXXII en 124 blz.
Tot de goede gevolgen van -de oorlogsperio-de be-
hoort ongetwijfeld het ter hand nemen van -de samen-
stelling van een statistiek van de v-oortbr.enging en
het verbruik onzer nijverheid. Het ontbreken van alle
materiaal dienaangaan-de, alsmede onze gebrekkige
handelsstatistiek, hebben gedurende -den oorlog. de
Regeering dikwerf voor moeilijkheden gesteld, die,
indien eerder ‘de thans in beiderlei richting aange-
brachte verbetering was tot stand gekomen, vermeden
ha-dden kunnen zijn. –
Thans Ligt ‘het eerste resultaat van bert plaats ge-
had hebben-d onderzoek voor ons, vooraf-gegaan door
een uitvoerige -en belangrijke inleiding, drie de wor-
dingsgeschiedenis en -de wijze van onderzoek verhaalt;
hoe aanvankelijk alleen een onderzoek van de textiel-
nijverheid, de chemische nijverheid en de metaal-
nijverheid voor oogen stond, hoe na het tot stand
kom-en der wet van 1 December 1917, Stbl. 665, plot-
seling in April 1918 van de Regeerin,g, die voortdu-
rend bij haar onderhandelingen met vreemde mogend-
heden het gemis gevoelde van voldoende gegevens
omtrent de behoefte onzer nijverheid aan grond- en
hulpatoffen, het verzoek kwam het onderzoek tot de
-geheele industrie uit te breiden; en hoe hieraan is
-voldaan me-t het gevolg, -dat naast een vast personeel
van ongeveer 40 man, op een ooigenblik 114 man aan
los personeel werkzaam waren. Uitvoerig wordt de
inrichting der telkaarrten -en de ‘verzameling der
ge-
–
geven-s besproken, waarbij het delicate vraagstuk van
de geheimhouding zijn invloed, tot zelfs in -de groeps-
indeelin,g der industrieën -heeft doen gelden. Ook het
ontbreken van voldoende gegevens is oorzaak van
leemten. ,,Op jammer-ljke wrize trad aan ‘het licht,
dat de administratie – of wat -daarvoor moet -door-
gaan – van tal van fabrieken niet alleen voor het
verstrekken van gegevens voor deze -statistiek onge-
schikt was, maar reeds op zichzelf beschouwd, alles te
wenschen liet, om nog -niet te spreken van de vele
ondernemingen, -die er eigenlijk in h-et geheel geen
administratie op na hielden.” Tot schatting is her-
haaldelijk overgegaan moeten worden, gelegenheid tot
voldoende cont’roleerin’g ontbrak meermalen. Slechts
die uitkomsten zijn gepubliceerd, ten aanzien waar-
van on-dernemingsorganisaties of voor aan-staande
mannen in de -des-betreffende industrie te kennen heb-
ben gegeven, dat er, voorzoover zij konden nagaan,
-geen aanleiding was om aan te nemen, dat met de
noodige -toelichting c.q. voorbehoud, de uitkomsten
een misleidend -beeld zouden geven.
Een ,,crisristellng” -dus, maar die toch als een eerste
en ‘belangrijke stap in de goede richting is toe te
juichen. Op de in het oog springende leemten, -die
weleens den indruk maken nog -door andere omstan-
di-gheden idan het fabrieksgeheim in engeren -zin te ‘zijn beïnvloed, zal hier -dan ook niet -worden -inge-
gaan, te eer niet, waar voortzetting van den arbei-d
ook voo-r latere jaren reeds ter hand genomen is. Met
ingang toch van 1920 -zal v-oorloopig jaarlijks een
vijfde deel van de industrie worden onderzocht.
De -statistiek verdeelt de verschillende bedrijven in-120 soorten. De opzet is deze, -da-t voor -de tot iedere
soort behooron-de ondernemingen gespecificeerde
totaalcijfers worden gegeven voor de in 1913 en 1916
verbruikte materialen, verpakkingsmiddelen en brand-
stoffen met de bijbehoorende bedragen en voor -de in
-die jaren af-geleverde producten, eveneens gespecifi-
ceerd naar hoeveelheden en bedragen. Als voorbeeld
van volledige bewerking mag ton slotte in het bij-zon- –
der de tex-tielnijverheid -worden -genoemd. B.
ONTVANGEN:
De internationaal-rechtelijke betrekkingen tussch,en
Nederland en Venezuela,, 1816-190,
door Mr.
K. H. Corporaal. Dissertatie Leiden, 1920.
Eerste Jaarboek der B.-K. Werk geversvereeni gingen
in Nederland, 1919-1920.
Bureau der R.-K.
Werk-geversv-ereenigingeii, Amsterdam.
Het Bedrijf als Grondslag der Arbeidersorgarvisatie,
door Mr. J. 0. Schreuder. Dissertatie Amsterdam,
1920.
Bunker at Hook of Holland. Coal Trading Associa-
tion. Rotterdam 1914.
Coaling at the Dutch ports.
Coal Trading Associa-tion. Rotterdam 1914.
Een tweetal door J. B. Heukel-om met smaak geïllustreer-
de reclameboekj es der Steenkolen-Handeisvereeniging.
16
Juni 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
527
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B.
beteekent: Cijfere nog niet ontvangen,
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
N d (Disc. Wissels.
4+
1Juli
’15
Zweeds.R.ksbk
7
193ƒrt. ’20
Bk Bel.Binn.Eff.
4
1Juli
’15
Bk.v.Noorw.6-6+
18Dec. ’19
lVrsch.inlLC. 54
19Aug.’14
Zwits. Nat. Bk. 5
212tug.’19
Bk. van Engeland 7
16Apr. ’20
Belg. Nat. Bk. 5
28Apr.’20
Duitsche Rijksbk. . S
23Dec.
‘l’t
Bank v. Spanje S
12Nov.’19
Bk. van Frankrijk 6
8Apr.’20
Bank v. Italië. 6
20Mei ’20
Oostenr. Hong. Bk. 5
12Apr.’15
F.Res.Bk..N.Y. 4-5 –
Nat. Bk. v. Denem. 7
19Apr.’20
Javasche Bank
3+
1 Aug.’09
OPEN MARKT
Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
–
Part. Parijs
Part.
N. York Call
–
Part.
Prolon-
disconto
gatle
disconto
disconto
disc. monee
12 Juni ‘203
8
18-
1
11
1
)
4
6
1
I8
4-‘!,
–
8-9
1
)
7-12
J.
’20
3
8
18-‘I,
3’/-4’/,
6′
1
–
8
I
4-
1
18
–
7-12 31 M.-5J.’20
318
–
‘/,
4’I,-G’/,
6
4-
1
1,
–
6-8
24-29M. ’20
3’12
6-6
1
1,
6’/-‘/s
4-‘!,
–
6-7
9-14 J. ’19
3’/,
–
’18
3-
1
1
s
3/io
4-‘/o
–
5’14-1Q+
10-15 J. ’18
2’/,-‘/,
2’/4-3’/4
3″/,’+
4-°/a
–
4-6
20-24Juli’14
3’/s-‘/,s
2’fa-‘I,
2’1-
8
1
2
1
fs-‘/,
2
5
1
1
5
1-2
1
19
t)
Noteering
van
II Juni
1920.
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT..
De wisselmarkt blijft weinig levendig. Een plotselinge
stijging of daling van een enkelen wissel kan soms iets meer
zaken te voorschijn roepen, over het algemeen blijven de
omzetten gering. Deze week veroorzaakte, een belangrijke
stijging van Londen tijdelijk eenige levendigheid. Toen er
echter eenige reactie intrad, werden de omzetten weder
geringer. Parijs en Brussel blijven merkwaardig stand-
vastig. Reeds twee weken schommelen deze koersen tusschen
21.10 en 21.35 en 22.10 en 22.35. Marken waren Dinsdag-
ochtend plotseling sterk aangeboden, zoodat de koers tot
6.25 inzakte. Reeds in de morgenuren trad er weder een
sterke verbetering in en den volgenden dag werd weder
voor 7.25 afgedaan, waarna de koers verder omstreeks 7.-
bleef schommelen. Dollars iets vaster, evenals Zwitserland
en Spanje. Daarentegen Weenen aangeboden. Van de Skan-
dinavische koersen konden Stockholm en Kopenhagen weder
niet onaanzienlijk. verbeteren. Vooral Stockholm was vast.
Daarentegen was Christiania meestal aangeboden en over
het algemeen lager.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
Londen
Parijs
)
Berlijn
)
Weencn
}
Brusjel
)
Neu
York)
7 Juni 1920..
10.71k 21.15 6.80 2.05 22.05
2.74
1
1,
8
,,
1920..
10.73
21.20
6.62+
2.-
22.12+
2.74
1
18
9
,,
1920..
10.75
21.35 7.05 2.05
22.20
2.74
1
1,
10
,,
1920..
10.85+
21.35
7.17+
2.05
22.30
2.751/,
11
,,
1920..
11.-
21.15
7.05
2.-
22.20 2.76
1
/
12
‘,,
1920..
10.97
21.15
7.02+
2.-
– –
Laagste d.w.’)
10.70
21.-
6.25
1.90
22.-
2.74
Hoogste
,,
,, ‘)
11.02
21.40
7.25
2.20
22.45
2.77
5 Juni 1920..
10.70
21.30
7.-
2.25
’22
2.73+
2
29 Mei
1920..
10.66+
20.55
6.95
2.15
8
21.92+
2.748
Muntpariteit.
–
12.10+
48.- 59.26 50.41
48.-
2.48
5
1
)
Noteering te Amoterdem.
°)
Noteering te Rotterdam.
Particuliere opgave. ‘)Noteering
van
4Juni1920.
8)
Noteering van
28 Mei 1920.
Data
Stock.
holm’l
Kopen-
hagen’) Chri,.
tiania°)
Zwitser.
lande)
Spanje
1)
Batacia
tj
telegrafisch
7 Juni 1920
59.32+
46.60 49.25
49.70 44.75
102’12
8
,,
1920
59.75
46.50
49.-
49.80
44.75
102’1,
9
,,
1920
59.40
46.50
48.75
50.-
44.63
102
1
1,
10
,,
1920
60.-
46.70
49.10
50.05
45.25
102
1
1,
11
,,
1920
60.30
46.75
49.25 50.25
45.-
102
1
1,
12
,,
1920
60.60
46.75
49.15
50.25
45.-
102′!,
L’ste 6. w.’)
5895
46.20
48.40 49.55
44.25
102
1
12
H’ste
,,
,,
‘)
60.80 47.30
49.75
50.60
45.50
102
1
12
5 Juni 1920
59.10 46.75
48.75
49.75
44.50
10211
2
29Mei
1920
59.25
45.75
49.75
48.95
45.50
102
1
/
Muntpariteit
86.67
66.67
66.67
48.-
48.-
100
5)
Noteenng te Amuterdam.
1)
Particuliere opgave.
KOERSEN TE NEW YORK.
Data
Cable Lond.
1
(in ,’pert_)
Zicht Parijs 1
(in
ci,.
per$)
Zicht Berlijn
(in ci.p.4Rm.)
Zicht Amsterd.
(in
ci,. p.
gld.)
12Juni
..
1920
3.94.12
7.52
nom. Laagste d. week
3.90.50
7.52
nom.
Hoogste,,
,,
3.95.50
7.69
nom.
5 Juni
1920
3.90.25
12.97
nom.
29Mei
..
1920
3.88.-
13.02
nom.
Muntpariteit…
4.86.67
5.18’1
95’1
40
9
!,.
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN:
Plaatsen en
Landen
Noteeftnga-
eenheden
29 Mei
1920
SJuni
1920
7-12
Juni
Laagste
1
Hoogste
l2Juni
1
1920
Alexandri..
Piast.
p. £
977/,
977e
1
,
9771
1
,
9771
977/
B. Aires’)..
d.
p. £
59
‘
1
59
5
18
5881,
59
1
1,
58
1
1
Calcutta
. .. .
£ p.
rup.
211818
211
5
11,
210
.
211
210′!,
Hongkong
..
id.
p. $
4111/2
410
1
1,
316
4/0
319
Lissabon
.. . .
d. per Mil.
101!,
11
fl/,
13
1
1,
12
8
1
Madrid
….
Peset.
p.0
23.72
23.92
23.85
24.10 23.93
Montevideo’
d. .per
$
60818
59
1
1
58’18
61
8
18
59
Montreal….
$
per
£
4.34
4.38
1
12
4.36 4.53
4.51
5
R.d.Janeiro.
d. per Mii.
16
1
18
15
28
182
15′
8
182
15
17
182
151
,
182
Lire.
p. £
64.38
66.25
66.00
73.
71.75
Shanghai
..
£ p.
tael
519 519
417
51
,
10
510
Rome
……..
Singapore
..
id.
p. $
2/3!8
2/3
7
1,
213
3
1
214
213
7
1,
‘Valparaiso..
d.
p.
peso
123/,,
11
28
132
11
7
115
12
11’116
Yokohama
..
£
per yen
217
1
/2
216
8
1a
216
1
!2
217
1
1
217
‘ Koer.en der voorafgaande dagen. 1) Telegra6ech tranofert.
NOTEERING
VAN ZILVER.
Noteering te
Londen
to
New York
12
Juni
1920 ……..
50′!,
‘
90
S
,,
1920 ……..
56’/
99
7
18
29
Mei
1920 ……..
57S/4
99118
22
,,
1920
……..
59′!,
100’/
14
Juni
1919 ……..
54/4
111
,
18
15
Juni
1918
……..
48/,
99’13
20
Juli
1914
……..
24″!,.
54’16
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 14 Juni 1920.
Activa.
Binnenl.Wis.{H.-bk.
f
44.262.338,-
sels, Prom., B.-bk. ,, 4.860.607,36
enz, in disc. Ag.sch. ,, 80.146.248,16112 129.269.193,5211,
Papier
o.
h. Buiteni. in
disconto
………
–
Idem eigen portef..
f
64.240,353,-
Af: Verkocht maar voor de bk. nog niet algel.
,,
–
Beleeningen
64.240.353,-
H.-bk.
mcl.
vrsch.
83.167.737,65
in rek.-crt.
B.-bk.
{
,,
34.468.267,36
1
1,
op
onderp.
Ag..ch. ,,180.468.822,83
f298.104.827,84
1
12
Op
Effecten
……
f286.111.927,84′!,
Op
Goederen en Spec.
,,
11.992.900,.-
,,
298.104.827,84
1
1,
tVoorschotten a. h. Rijk
…………….
..
11.734.396,90′!,
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
……
7′
56.414.835,-
Muntmat., Goud
..
,,579.608.659,10
1
1,
f636.023.494,1
0’/,
Munt, Zilver, enz.
•
,,
13.245.191,85
1
1,
Muntusat., Zilver
..
–
Effecten
”
849.268.685,96
Bel.v.h.Res.fond,..
7′
4.500.147,88 id.
van
‘!,v.h.kapit.
3.893.044,74′!,
,’
8.393.192,62′!2
Geb. en Meub. der Bank
…………….,,
3.312.000,-
Diverse rekeningen
………………
,,
35.844.201,65
f1.200.166 851,51
Passiva.
Kapitaal ……………………..
Reservefonds ………………….
Bankbiljetten in omloop …………
Bankassignatiën in omloop……….
Rek.-Cour. 1, Het Rijk
7′
–
saldo’s: J Anderen ,, 151.017.543,57
151.017.543,57
Diverse rekeningen …………….
14.071.023,66′!,
f1.200.166.851,51
f
20.000.000,-5.000.000,-
1.008.042.470 2.035.814,27
1
12
528
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juni 1920
NED. BANK 14 Juni 1920 (vervolg).
Beschikbaar metaalsaldo …………..f 416.532.571,16
1
12
Op de ba8i8 van
2
1 metaaldekicing …. ,, 184.313.405,60
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is .. ,, 2.082.662.855,-
Verschillen met den vorigen weekstaat
Mee,
Mmde,
Disconto’s
21.091.500,81’1
Buitenlandsche wissels ……
3.416.132,-
Beleeniligen …………..
1.842.650,25’h
Goud …………….. —
217.705,27
Zilver ………………..
Bankbiljetten …………
18.658.260,-
?art. Rek.-Crt. saldo’s …. 12.928.477,85
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Bank-
Andere
Data
.
Goud
Ziloc,
biljetten
opei,chbare
‘en uiaen
14 Juni 1920 …. 636.023 13.245 1.008.042 153.053
7
,,
1920
635.808
12.888 1.024.701 147.574
29 Mei 1920 ..
635.805 12.646 1.020.829 155.530
22
,,
1920 ..
635.796
12.327 1.018.833 157.736
15
,,’ 1920
635.783
12.024 1.048.829 141.328
14 Juni 1919 . .. – 661.969 . 8.492 1.009.394
67.100
15 Juni 1918 …. 717.787
7.821
911.227
61.847
25 Juli 1914 . .
162.114
8.228
310.437
8.198
Data
Totaal
bedrag
dioconlos
prom033en
rechtstreeks
Belee. ningen
Metaal-
saldo
percan-
lage
14. Juni1920
129.269 30.000
298.105
416.533
56
7
,,
1920
150.361
50.000 299.947
413.722
55
29 Mei 1920
150.441 55.000
307.162 412.291
55
22
,,
1920
156.388
55.000 325.338
402.299
64
15
,,
1920
180.139
76.000
331.290
401.649
53
14 Juni1919
103.179
57.000
203.703
454.785
62
15Juni1918
45.195
18.000
118.496
530.028
75
25 Juli 1914
67.947
14.800
61.886
43.621′)
75
‘) Op
de
ba.je
van
21,
metaaldekking.
–
Uit de bekendmaking van den Minister van Fi na n
oin blijkt, dat uitstonden op:
7
Juni 1920
1
14 Juni 1920
Aan schatkistproxnessen.. f
270.740.000,-
f 257.840.000,-
waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst ,, 60.000.000,- ,, 30.000.000,-
Aan schatkistbiljetten ..,, 48.000,- ,, 48.000,-
Aan zilverbons …….. …47.268.644,25 ,, 48.302.791,75
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrokken
cijfers der laatste weken zijn telegraphisch ontvangen.
Data
Goud
J
Zilver t Bank –
Andere
1
t opet,chb.
i biljetten i
5Juni
1920
463.000
“
4
‘
453.000
22
,,
1920
*4″
447.500
29Mei
1920
………
1
Mei
1920 ……
182.476
4.927
316.257
104.827′
183.105
4.785 317.078
103.439
17
1920 ……
183.089
4.420
320347
91.604
183.627 4.411
320.915
96.328
24 April 1920 …….
128.729
7.684
226.384
105 696
10
1920 …….
7
Juni
1919…….
101.357 15.292
190.304
64.382
8
Juni
1918 …….
25
Juli
1914 …….
22.057
31.907
110.172
1
12.834
1
1
Wis,rls.
1
1 Beachik-
1
Dek-
Data
Di,-
buiten
1
Belce-
ekt.
t
baar
1
kings-
1
conto’,
t
N.-Ind.
1
n ngen
1
nin gen
1
metaal-
perCen-
Ibctaall,aarl
saldo
1
maag
5Juni1920
246.500
4’4′
109.000
”
29Mei 1920
246.500
•4′
106.500
•4’4′
22 ,, 1920
244.000
4’4′
105.500
“
4
‘
1 Mei 1920 148 24.999 150.569 33.706 103.381
45
24Apr.1920 15.394 24.350 139.958 35.394 103.995
45
17
1920 15.283 24.347 139.210 29.384 105.338.
45
10 . ,, 1920 16.860 24.020 143.553 28.083 104.805
43
7Juni1919 8.267 18.611 74.3781 10.027
70.233
41
8Juni1918 8.041 23.028 70.2671 23.844
65.887
46
25 Juli 1914 7.259
6.3951 47.9341 2.228
4.842′
44
1
)
Sluitpoot der
activa.
‘) Op
de baoie van
‘/,
metoeldekking.
DE SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Dato
Metaal
Circulatic
Andere
opeiaehb.
schulden
Disconto’s
Dlv. reke.
ningen’)
1 Mei
1920
..
1.062
1.759
932 1.747 225
24 April 1920 ..
1.061
1.708
944
1.740 855
17
1920
..
1.058 1.685 905
1.702
590
10
,,
1920
..
1.057
1.691
891 1.705
641
3 Mei
1919 ..
981
1.436
847
1.360
230
4 Mei
1918 ..
704′
1.411
784
1.108
791
25 Juli
1914
..
645
1.100
560
735
396
1)
Sluitpoet der activa.
1)
Hiervan zilverbone 165 de. gid.
8UITENLANDSCHE RANKSTATEN.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.
Currenct, Notes.
Data
Metaal
Circulatte
Bedrag
1
Goudd.
1
Gov. See.
Juni 1920 116.707 114.367
•**
5*4′
2 ,,
1920 114.459 113.807
351.051 28.600
331.186
26 Mei 1920 112.455 111.464 348.316 28.500 327.952
19 ,,
1920 112.472 110.881
345.826 28.500 325.028
11 Juni 1919 87.029
78.008 347.121 28.500 331.339
12 Juni 1918 83.879
52.025 249.226 28.500 226.251
22 Juli 1914 40.164
29.317
1
–
–
–
Data
Go,,.
Sec.
1
Other
Sec.
1
Public
Depos.
Other
Depos.
Re.
oeros
Dek.
9Juni’20
74.499 78.780
19.441
136.874
20.790
13,30
2
,,
’20
66.618
80.587
21.242 127.322
19.102
12,90
26Mei ’20
34.358
81.716
16.603
101.180
19.441
16,50
19
,,
’20 36.515
82.632
20.061
101.389
20.041
18,50
11juni’19
61.492
79.879
20.315 130.792
27.471
18,17
12Juni’18
56.149
100.919
43.020
126.563
30.303
17,88
22 Juli ’14
11.006
33.633
13.736
42.185
29.297
52
3
!,
I)
Verhouding tu..chen Rceerye en Deposite.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens- kassenscheine, in duizenden Mark.
Data
______________
Metaal
1
Daarvan
Goud
1
Kassen-
schetnc
1
Circu-
latle
Dek-
bingo-
perc,
)
31 Mei
’20
1.093.935 1.077.663 15.906.889
50.016.732
34
23
’20
1.094.014
1.077.631
15.606.265
49.127.477
.
34
15
’20
1.094.085
1.077.839
15.545.916
48.947.516
34
7
,,
’20
1.094.723
1.077.635
15.352.596
48.372.827
34
31 Mei
’19
1.536.482 1.516.111
8.068.767
28.244.915
34
31 Mei’18
2.466.105
2.345.874 1.620.751
12.002.688
34
28
Juli
’14
1.691.898 1.356.857
85.479
1.890.895
93
t) Dekking der circulatie door metaal en Keosenacheine.
Darlehenokasoenschetne
Data
t
Wissels
1 Rek. Cr1.
Totaal
In kas 65 do
uitgegeven Relch,bank
31 Mei 1920 42.496.914 13.473.807 29.553.100 15.865.800
28
1920 41.432.522 12.862.502 29.254.200 15.565.900
15 ,,
1920 37.482.684 12.901.239 29.354.400 15.504.70Ô
7 ,,
1920 41.994.737 12.933.607 29.237.400 15.313.600
31 Mei 1919 28.656.472
9.987.875 19.184.800 8.047.600
31 Mei 1918 14.544.772
7.634.794
8.896.200 1.606.600
23 Juli 19141
750.892
943.964
OOSTENRIJKSCH-HONGAARSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden Kronen.
Motaalen 1
1 Btjz. schuld 1
Bank.
1 Rek. C,t.
Data
buitenl.
Disc, en
1 Oostenrijk
goudwisoels
1
beleenin gen
1
en Hongarije
1
biljetten
saldi
7Feb.’20
1)290.428
19.251.400 32.954.000 56.994.022 6.057.646
31Jan.’20 291.083 19.162.543 32.954.000 56.772.802 8.220.536
31Dec.’19 287.640 19.196.063 32.954.000 54.481.264 7.906.378
23 ,, ’19 297.363 17.856.786 32.954.000 53.109.418 7.641.778
23 Juli’14 1.589.267 954.356 – 2.159.759 291.270
1) waarvan
222.662
goud.
10.818
buitenlandoche goudwissela en
56.948
munt en muntmateriaal
zilver.
16 Juni 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
529
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden francs.
Waarvan
Te goed
Butf.gew.
Data
Goud
In het
Zilver
in het
000rsch.
Buitenland Buitenland
old. Staat
10Juni’20
5.587.401 1.978.278 240.417
680.345
26.300.000
3
,,
’20
5.587.778
1.978.278 240.374 692.888 26.500.000
27 Mei ’20
5.587.053
1.978.278
240.835
630.375.
26.050.000
20
,,
’20
5.586.923
1.978.278 240.343 708.981
26.050.000
12Juni’19
5.550.307
1.978.278
305.792 873.228 23.250.000
13Juni’18
5.410.862
2.062,108
253.552 1.434.272
17.950,000
E3 Juli
1
141
4.104.390
–
639.620
–
1
–
Uit
g
e..
Belee.
BankbIl-
Rek. Cr1.
Rek.
Wissels
stelde
Pont. .
Wt,,els
jeuteu,
Crt.
culteren
Staal
1.779.013 532.345 1.860.136 38.166.915 3.487.184 58.830 2.092.636 535.794 1.804.507 38.172.922 3.729.020 49.363
1.902.765 539.265 1.777.635 37.914.835 3.638.987 112.186
cr
1.980.939 543.598 1.784.359 38.051.511 3.625.771 83.552
855.918 829.376 1.278.432 34.448.513 3.442.560 65.656
1.477.568 1.079.659 956.648 28.232.073 3.876.273 53.227
1.541.0801
–
1 769.4001 5.911.9101 942.5701400.590
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in duizenden francs.
1
Metaal
1 Bdeen. Beleen. 1 Btnn.
Data
1
mcl.
1
van
t
van
wissels
Circu.
Rek.
1
buitanl.
1
buttenl. t prom. d. t
en
1
latte
1
Cnt.
1
saldi
1
vorder.
1
proetnc.
1
heleen.
1
partic.
10 Juni’20 357.285 84.653 480.000 745.918 5.150.094 1.479.538
3 ,, ’20 358.349 84.653 480.000 775.143 5.105.552 1.456.941
27 Mei ’20 357.527 84.653 480.000 893.021 5.068.978 1.499.818
20 ,, ’20 357.100 84.652 480.000 871.900 5.054.229 1.276.558
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Coudvoorraqd
1
1
F.R.
________________________________________
1
Zilver
1
Notes in
Data
1
Totaal
1 Dekking
1
In hcl
1
etc.
1
circu.
1
bedrag
1
F. R. Notes
1
buiienl.
1
1
laSte
14 Mei ’20 1.939.141 1.286.003 112.781 139.252 3.083.234
7 ,, ’20 1.941.580 1.263.365 112.781 134.507 3.092.344
30 Apr. ’20 1.936.720 1.273.375 112.781 134.045 3.074.555
23 ,, ’20 1.949.693 1.276.878 112.781 133.875 3.068.307
16 Mei ’19 2.715.837 1.291.659
–
70.020 2.532.039
17 Mei ’18 1.894.404
944.038 52.500 58.308 1.569.445
Data
Wissels
Totaal
Deposttos
Gestort
1
Kapitaal
1
1
Dek-
kings-
perc.’)
Goud-
dekking
circul.
‘)
14 Mei
’20 2.964.582
2.646.800
93.107
42,2
46,6
7
,,
’20 2.914.456
2.479.900
92.536
42,7
47,1
30 Apr. ’20 2.942.318
2.526.085
91.639
42,4
46,7
23
,,
’20 2.882.854
2.590.615
91.364
43,0
47,7
16Mei
’19 2.223.657
2.574.670
82.397
51,0
62,9
17 Mei
18 1.122.151
1.906.962
75.315
60,1
–
t)
Verhouding
tueschen: den totalets goudvoorraad. zilver etc.,
en de
opejschbare ochulden:
F
R.
Notes
en netto
depositoe.
1)
Na aftrek
van 35 pCt. der totale
dekkingsmiddelen
als
dekking voor
de
netto
deposito’s.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Data
Aantal
Totaal
uitgezette
Reserve
bij
To taal
Waarvan
time
banken
gelden en
beleggingen
F. R.
nka
deposttos
deposits
7 Mei ’20 809 17.075.646 1.373.730 14.171.546 2.637.736
30 Apr. ’20
812 17.091.860 1.415.145 14.230.487 2.619.027
23 ,, ’20
811 15.398.8511 1.413.648 14.215.232 2.621.640
16 ,, ’20
811 15.457.218 1.437.118 14.466.795 2.594.193
2 Mei ’19 771 14.603.951 1.295.776 12.735.788 1.737.702
3Mei ‘181
693
12.659.8101
1.223.127 11.160.825 1.398.264
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen banketaten.
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 14 Juni 1920.
De stemming is gedurende de achter ons liggende dagen
aan de buitenlandsche beurzen niet overal even optimistisch
geweest. Zelfs niet ter beurze van B e r 1 ij n, waar aanvan-
kelijk de tendens vrij opgewekt was te noemen in verband met den uitslag der verkiezingen. De .groote aanwas toch,
die de rechtsohe partijen hebben verkregen, heeft niet nage-
laten een sterken indruk te voorschijn te roepen, een indruk,
als zou de niet-revolutionnai,re vleugel van de Duitsche
samenleving weder over grootere macht gaan beschikken,
waardoor ook hetparticuliere bedrijfsleven in hechter en
meer normale banen geleid zou kunnen worden. Na enkele dagen echter, toen bleek, dat de toeneming der uiterst-link-
sche zetels een geweldIge handicap vormde voor het saimenstel-
Isa van een behoorlijk ministerie, keerde de tendens ter beurze
en werd de stemming eerder uiterst mat, met een groote inkrimping der omzetten. Uit de moeilijkheden toch ten
aanzien van de ivorming van een ministerie kunnen zich
niet slechts binnenlandsche verwikkelingen voordoen, doch
meer nog klemt de vraag, of édn en ander niet zeer storend
zal moeten werken op de beslissingen, die op de aanstaande
conferentie te Spa genomen moeten worden. Het eerste gevolg is reeds geweest een uitstel dezer conferentie en
indien niet vaststaat, dat de Entente de besprekingen zal
kunnenvoeren met een ministerie, dat althans de zekerheid van een eenigszins langen levensduur zal kunnen geven, of
dat tenminste ontstaan is in juiste verhouding tot de samen-stelling van den Rijksdag, kunnen de te nemen beslissingen
slechts uiterst weinig gewicht in de schaal leggen en zullen
zij stellig niet medewerken aan den financieelen en econo-
mischen wederopbouw van het Duitsche Rijk.
Tengevolge van deze beschouwingen is de stemming aan
de Duitsche beurzen, zooals gezegd, eerder lasteloos van
toon geweest, met uitzondering echter van scheepvaart-
,vaarden. Deze uitzondering was een uitvloeisel van de
overeenkomst, welke is getroffen tussehen de Hamburg-
Amerika Linie en een Amerikaansche reedersgroep, onder
leiding van de firma’s W. A. Harriman & Co. en Chandler
& Co., te New York. De eigenlijke contractant is de Ame-
rican Slip & Comrnerce Corporatie», onder presidentschap
van Kolonel Goethals, welke voor den tijd van 20 jaar een
verbinding heeft aangegaan met genoemde Duitsche reederij,
om de scheepvaartlijnen, w’clke vSôr den oorlog door de
H. A. P. A. G. werden bediend, weder ter hand te nemen.
De itibreng van Amerikaansche zijde bestaat uit de groote
tonnage, clie van Duiitsche zijde uit Itet wijdvertakte wereld-
iiet en de geperfectionneerde organisatie, welke echter uit hoofdë van het gebrek aan scheepsruimte tot nu toe onge-
exploiteerd moesten blijven. De geheele overeenkomst sluit zich overigens ton nauw’ste aan de reeds gehouden. bespre-
kingen tusschen New York en Hamburg aan. De American
Ship & Commerce Corporahion toch bezit de volledige con-
trôle over cle Kerr Navigation Company, die reeds in Juli
1919 een geregelde stoomvaartverbinding tussehen Amerika
en Duitschland tot stand heeft gebracht en clie haar verte-
genwoordiging aan de Hapag toevertrouwde. De Kerr-lijn,
dén der z.g. oorlo.gsreederijen, bezat in het voorgaande jaar
een tonnage van 300.000 ton, meestal kleinere schepen. In
October 1919 ging zij in het bezit .der American Ship &
Cominerce Company over, welke concern later de groote in beslag genomen Duitsche passagiersschepen van de Amen-
k
–
aansche Regeering kocht. Door den inbreng van verdere
tonnage der Elarrimata-groep wordt thans het bezit sterker
uitgebreid.
Het is teekenend, dat de Norddeutschè Lloycl buiten deze
overeenkomst staat. Vermoedelijk worden van de zijde dezer
reederij afzonderlijke besprekingen met een andere Ameri
kaansche groep gevoerd.
De tendens ter beurze van L o n d e n is ook niet zeer
opgewekt geweest Hier was het echter voornamelijk de toe-
stand op de geldmarkt, die een remmenden invloed op de
omzetten heeft uitgeoefend. De geheele week heef.t men
verwacht, dat de discontovoet van de Bank of England
laatstleden Donderdag verhoogd zou worden en hoewel dit
niet is geschied, heeft de beursstemming zich geenszins
kunnen verbeteren, daar men dec algemeenen toestand van
de geldmarkt nog niet gunstig beschouwt. Geweldige bedra-
gen zijn noodig tot aflossing van de loopende vlottende
schuld, terwijl de sommen, benoodigd voor de dagelijksehe
uitgaven, ook niet in voldoende mate binnenvloeien. Men
voorziet dan ook binnen afzienbaren tijd een disconto-verhoo-
ging van de Engelsche Bank, waaraan de rentevoet op de
Vrije markt zich reeds bij voorbaat heeft aangepast.
Ook de vermindering van het index-cijfer over Mei j.l.
530
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juni 1920
heeft geen invloed van beteekenis uitgeoefend. ) Nu is deze
vermindering inderdaad veel geringer geweest, dan aanvan-
kelijk werd verwacht; een vergelijking van de peroentueele cijfers over de laatste maanden toont dit in voldoende mate
aan:
1Apr. ’19 1Juli’19 1Jan. ’20 1Apr. ’20 1 Mei ’20 1Juni’21
259,4
281,3
334,7
379,6
374,2
372,7
De slechts geringe afname van de prijzen der diverse
goederen gedurende de maand Mei is toe te schrijven aan
een
prjsverheffing
van steenkolen, ijzer en staal.
Ook te N e w Y o r k heeft de geidmarkt een factor van
beteekenis gevormd. Zoo sterk is hier de invloed geweest,
dat verschillende goederen, waaraan een geweldige behoefte
in heel de wereld bestaat, zelfs in prijs zijn gedaald (o.a.
graan, welk gewas bovendien een veel geringere opbrengst
belooft dan het vorig jaar), eenvoudig omdat de sommen,
benoodigd tot het financieren der gekochte voorraden, niet
meer verkrijgbaar werden gesteld. Eenige prognose omtrent
het dalen van het algemeene peil der artikelen behoeft
hieruit derhalve niet te worden getrokken. Ter beurze is
men zich hiervan dan ook zeer goed bewust en reageert men
niet in het minst op de oogenschijnlijk zoo gunstige prijs-
verhoudingen. Integendeel is de stemming hier eerder mat
te noemen, hoewel aan den andèren kant ook geen fluctua-ties van groote beteekenis zijn voorgekomen. De omzetten
zijn sterk afgenomen en het publiek, zoowel als de arbitrage, nemen een afwachtende houding aan.
Te Pa r ij s is de stemming zeer gelijkmatig gebleven. De koersvariaties bewogen zich binnen enge grenzen en feiten
van beteekenis vallen niet te vermelden.
T e o n z e n t is de markt voor beleggingsfondsen zeer kalm geweest. Ondanks de ruimere geidmarkt bestond er
geen meerder animo voor onze in.heemsche
staatspapieren,
noch voor de buitenlandsche soorten, terwijl evenmin ge-meentelijke obligaties konden profiteeren van de ministe-
rieele beslissingen inzake de uitkeeringen aan de gemeenten
uit de oorlogswinstbelasting.
8 Juni 11 Juni 14 J11n1
5
6
‘/o
Ned. W. Sch.
.
.
.
86’h
86
11
110
868/4
+
‘h
434
b/
6
,,
,,
,,
1916
831/
843/ie
8581
8
+
1/
4
0
/0
,,
,,
,,
1916
74518
74 ‘/io
75818
— 814
334
0/,
,,
,,
,,
. . . .
5981
s
59114
59’1
-1
12
3
0/
,,
,,
,,
.
. .
5118
51
1
/16
52114
-+-18
234
0
1
0
Cert. N. W. S…..
448/
44
1
18
44
5
18
+
7
116
5
0
1
Oost-Indië 1915
. . .
89
1
1,
90
1
1
90
1
19
+
11
4
0
10 Hongarije Goud
881
4
88/
4
811
4
4
01 Oostenr.Kronenrente
6
11
1
611
4
6
–
“/ie
5
01
Rusland 1906
……
13’/4
14
1
12
13’12
+
41/2 o/
o
Iwangorod Dombr..
.
1111
3
llVt
llll/iø
+
7
11e
4
0
1
Rusland Cons.
1880
131
12
8
18
13
–
11
4
4
0
1
0
Rusi.
bij Hope
& Co
14 14
7
1t6 141i
+
71,6
4
0
1
0
Servië1895
……..
15
15
15
434 °/
o
China Goud 1898
..
521
53
54
+ 1’1
4
O/
Japan 1899
……..
49
8
/4
49
I/
49l1
– 1/
4
01
Argentinië Buiten!..
47
47
–
5
01
Brazilië
1895
……
51’Is
511
8
51
–
7
18
5
01
,,
1913
……
58
1
/0
59
1
/g
59
1
/g
+ P/s
Ook de locale afdeelingen hebben, op een enkele uitzon-
dering na, geduren.de
het grootste gedeelte van de berichts-
periode een lusteloos verloop gehad. Voor de
suikerafdeeling
hebben hiertoe bijgedragen de berichten omtrent lagere
afdoeningen van tweede-hands-suiker en omtrent faillisse-
menten van enkele handelaars te Semarang. De onderne-mingen zelve lijden hierdoor weliswaar niet in het minst,
doch indien de markt voor tweede-hands-suiker zou blijven
dalen, zou de kans vergroot worden, dat voor de nieuwe
oogsten der maatschappijen ook niet meer de hooge prijzen
van den laatsten oogst zouden worden betaald. Het gevaar
hiervoor echter iâ slechts zeer gering, gezien de schaarschte aan suiker over de geheele wereld. De markt heeft dit klaar-blijkelijk ook spoedig ingezien; tegen het slot toch on.tstond
wederom groote belangstelling voor suikerwaarden, waar-
door de verliezen grootendeels werden ingehaald. Stimulee-
renci hebben ook nog gewerkt de verslagen van enkele
kleinere ondernemingen, die alle met uiterst mooie cijfers
voor den dag zijn gekomen.
De
tabaksmarlct
was kalm, in vergelijking met de opge-
wondenheid van de voorgaande week; toch was de tendens
zeer vast en konden de meeste koersen hun avances goed
handhaven. Voornamelijk tegen het einde der berichts-
periode, toen eerst de wederom zeer hooge taxaties voor de
tweede Sumatraveiling van 11 Juni
j.l.
bekend werden en
1) Zie pag. 52a van dit nummer.
– –
daarna de opnieuw mooie definitieve opbrengstprjzen, kon
de tabaksmarkt zich in goede belangstelling verheugen,
waarvan voornamelijk aandeelen Senembah en Medan kon-
den profiteeren. Deze beide ondernemingen zijn bovendien
doende hun oude oogsten 1917 en 1918 tot zeer bevredi-
gende prijzen van de hand te zetten, hetgeen ivermoedelijk
wel zal bijdragen tot een gunstig resultaat over het loopende
boekjaar. E6n en ander werd door de beurs in de koersen
verdisconteerd.
Rubbers
varen wel goed gedisponeerd, doch de koers-
yariaties zijn per saldo gering gebleven. Toch bestond er
goede belangstelling voor verschillende soorten, met name voor aandeelen Serdang Cultuur, die in beteekenende mate tot stijgende prijzen uit de markt genomen werden.
Voor de
petroleumafdeeling
ontstond wat meerdere be-
langstelling ten aanzien van aandeelen Koninklijke Petro-
leum Maatschappij, nu de termijn is genaderd waarop de
nieuwe emissie zal worden doorgevoerd. Ook aandeelen
Geconsolideerde Hollandsche Petroleum Maatschappij konden
monteeren in verband met een gerucht, dat nog een slot-
dividend van 12 9 15 pCt. zal worden uitgekeerd en dat
aandeelhouders tevens in de gelegenheid gesteld zullen wor-
den op nieuwe aandeelen á pari in te schrijven, waardoor
een bonus zou worden verkregen. Aandeelen Orion vast op de
bekende geruchten van overneming door een buitenlandsehe
groep, doch met stilleren handel. Van de met de Koninklijke
gelieerde ondernemingen waren aandeelen Dordtsche Petro-
leum Industrie Maatschappij speciaal zeer vast, naar aan-
leiding van het bericht, dat deze maatschappij ook zal over-
gaan tot het uitgeven van nieuwe aandeelen.
8 Juni 11 Juni 14 JuniR0f
Amsterdamsche Bank
180
180
180
Ned.Handei-Mij.cert.v.aand
258
1
1
253 258
1
/
Rotterd. Bankvereeniging.
135
,
12
138 135 ‘/t
Amst. Supertosfaatfabriek
142
1
1t
141
141
–
P/t
Van Berkel’s Patent
……
131
130
1
14
129
8
14
–
111
4
Insulinde Oliefabriek
. . . .
225
22V/1
226
1
14
+
1114
Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand.
99
,
1
4
99
,
1
4
99
,
14
Ned. Scheepsbouw-Mij.
….
1338/
4
130
132
– 11
Philips’ Gloeilampenfabriek
725
1
12
7248/4
720
1
/
–
R. S.
Stokvis
&
Zonen
….
650 650 650
Vereenigde Blikfabrieken..
137
138
139
+
2
Compania MercantilArgent.
.327
1
12
325
1
1
324
–
3′!2
Cultuur-Mij. d. Vorstenland.
408
1
14
391’/,
408t/
4
Handelsver. Amsterdam
• .
95011,
932
1
1,
954
+
3’1
Roll.
Transatl. Handeisver.
107
107 107
Linde Teves
&
Stokvis
….
202 203
203
+ 1
VanNierop&Co’s Handel-Mij
194 193
193
– 1
Tele
& Co’s
Handel-Mij
•…
159
1
1
159
159
–
‘1
Gecons. Hol!. Petroleum-Mij.
323
1
12
329’12
335
+ 11118
Kon. Petroleum-Mij.
……
955I/ 963
691’/
–
264e
Orion Petroleum-Mij …….
90’/
888/
4
89’/
–
Steaua Romana Petr.-Mij..
.
152
1
1
152
1
1
150
–
2’14
Amsterdam-Rubber-Mij…..
260
2591
261
8
18
+
1018
Nederl.-Rubber-Mij ………
130
134
1/,
135
1
1
+
5’/t
Oost-Java-Rubber-Mij…..
415’/
43311,
425
+
9814
Deli-Maatschappij
……..
541
537
538
–
3
Medan-Tabak-Maatschappij.
330
1
12
330
1
/t
330
–
1
12
Senembah-Maatschappij
. .
558
1
/t
565
588
+
27’/t
*
ex claim.
De
scheepvaartafdeeling
kon zich nog niet uit haar
apathie opheffen. De belangstelling is hier voor het oogen-
blik geheel verdwenen.
8Juni
Rijrinz
11Juni 14
g-
dalin
Holland-Amerika-Lijn
.. –
415
1
1.
407 405
–
10112
,,gem.eig
399I1
397118
394
–
51/
4
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij.
–
255 256 256
+ 1
Hol!. Alg. AtI. Stoomv.-Mij
150
151’1
151’14
+
11/4
Hollandsche Stoomboot-Mij
191’1t
192 192
+ 112
Java-China-Japan-Lijn
339
334
332
–
7
Kon. Hollandsche Lloyd
17011
2
170
1
12
170
–
1
12
Kon. Ned. Stoomb.-Mij.
.
217
6
1t
217 215
1
12
–
2
Kon. Paketvaart-Mij…..
232
232
227
1
12
_4
11
Maatschappij Zeevaart
310
310
285
.
–
25
Nederl. Scheepvaart-Unie
279’1
277 280
+ ‘/t
Nievelt
Gouclriaan
……
545
525
515
–
30
Rotterdamsche Lloyd ….
..
256 260
259
1
12
+
31/t
Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg”
284
1
12
284
1
1t
284’/t
,,Nederland”
310
1
/,
303
305
–
5’/,
,,Noordzee”
.
126
12581
4
1258/4
–
11
4
11
,,
,,Ooetzee”
. .;
272
274
1
/1
274/,
+
211t
16 Juni 1920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
531
De
Arnerikaansche markt
was zoo mogelijk nog stiller
dan gewoonlijk. Alleen bestond geringe vraag naar aandee-
len Studebaker.
8 Juni
11 Juni 14 Juni
Rijzing of
daling.
American Car
&
Foundry
148
152
15
2
+
4
Anaconda Copper
……..
126
126
1
ii&
128
+2
Un. States Steel Corp…..
‘103i1
4
105
106h!16
+
381
Atchison
Topeka
……..
86’i
89/a
88iio
+
2’iio
Southern
Pacific
……..
102
10381
4
10314
+
1/4
Union Pacific ………….
128’/i
127 127
1
1
–
Int. Mere. Marine orig…..
35v/s
36
37
+
lVa
prefs.
98
98 98
De
.qeldmarkt
is ruimer geworden, ook door de geringere
onizetten; prolongatie tegen het slot circa 4 pCt.
GOEDERENHANDEL.
GRANEN.
15 Juni 1920
Sedert ons laatste weekbericlit is het oogstrapport van
liet Anierikaansche Ministerie van Landbouw per 31 Mei
verschelleli. De daarin voor wintertarwe geschatte opbrengst
is
vel
grooter clan in de maand te voren, doch de verbete-ring is niet zoo groot als cle voortdurende gunstige berich-
ten der afgeloopeu weken hadden doen vermoeden. De
zoniertarwe ontwikkelt zich zoo-wel in de Vereenigde Staten
als in Canada zeer naar weuseli. Wel heeft (le uitzaai laat
plaats gevonden, doch door het gunstige weder en de zeer
voldoende vochtigheid van den grond ontwikkelt de plant
zich snel. Men meent daarom, dat de la-te uitzasi geen reden
tot vrees voor de opbrengst behoeft te zijn. Wel -bljkt dat
de verwachting van geringerea uitzaai dan het vorige ‘jaar gegrond is geweest. In -de Vereenigde Staten bedraagt die vermindering ongeveer tusschen 15 en 20 pCt., in Canada
waarschijnlijk omstreeks 10 pCt. Hier-bij dient echter in
aaiunerking te worden genomen, dat het vorige jaar de
bezaaicle oppervlakte zeer groot was, zooclat zij nu nog een
zeer goed figgur maakt tegenover het gemiddelde der jaren
191511918. Indien het weder niet zeer ongunstig wordt mag
op eëne bevredigende opbrengst van zomertarwe worden
gerekend. Weliswaar was het vorige jaar •de uitzasi zeer
groot, doch tegen den oogsttij-d werd de stand in de Ver-
eenigde Staten slechts aangegeven met 48,5, een -bui-ten
gewoon slecht cijfer, en het zou wel zeer toevallig zijn,
indien ook dit jaar cle opbrengst zoo zou tegenvallen. Veel-
eer mag men verwachten, d-at ondanks cle kleinere bezaaide
oppervlakte de opbrengst grooter zal zijn. Uit Argentinië hoort meit slechts goeds over den nieuwen oogst, terwijl
in Austjralië cie -droogte voorbij schijnt te zijn en de voor-
Noteeringen.
Chicago
1
Buenos Ayre,
Data
Tarwe
Man
Haver
Tarwe
Man Lljnzaad
New York
Juli
Juli
Juli
1
Juli
1
Juli
12Juni 20 312
171/8
101i
24,50 10,60
27,80
5
,,
’20 310
173′!.
9418
21,758) 10,401)
27,801)
12Juni’19 226
–
17118
68%
11,50 5,90
28,90
12Juni’18 220
144/s
71e/8
12,50
5,30 24,35
12Juni’17 233
157
62/4
19,15
13,85 25,35
20Juli’14
82
‘)
56
1
1a ‘)
3611a
t)
9,40′)
5,38
1
)
13,708)
t)
per Dec.
‘)
per Sept.
3)
per
Juni.
uitnichten weer wat minder zwart worden afgeschilderd. In Britsch-Iujdië is het resultaat ‘van den tarweoogst definitief
gebleken -zeer goed te zijn en -men rekent
0′!)
een overschot
van 1 miljoen ton. Van uitvoer is echtet voorioopig geen
sprake en het schijnt, dat de Bri-tseh-Indische regeering
wen’scht af te wachten tot over .den volgenden oogst een
oordeel te vellen is. In verband daarmede heel-t de Unie van
Zuid-Afrika reeds een weigerend antwoord ontvangen op
het tot Britseh-Indië gerichte verzoek om -daar tarwe te
mogen koopau. Daaena zijn uit de Vereenigde Staten eenige
za-ken naar Zuid-Afrika gedaan.
Het tot nog toe geschrevene geeft geen aanleiding tot pessiniistische beschouwingen over de voorziening van
Europa met buiteniandseh broodgraan, temeer, waar ook de
roggeoogst in Noord-Amerika zich goed laat aanzien, een
grooter overschot dan gewoonlijk -van den oud-en Noord-
Amerikaanschen oogst in het nieuwe jaar zal overgaan en
in West-Europa, vooral in Frankrijk, de oogsten er goed
voorstaan. Toch hoort men, vooral door de Engelsche pers en door Engelsche regeeringspersonen steeds de verwach-
ting uitspreken, dat in het ‘volgende jaar groote -sclaarschte
aan broocigraan zal ibestaan. 0p werkelijk alarmeerende
wijze doen deze meeningen de ronde. Aanleiding daartoe
schijnt voornamelijk te liggen in de beperking van den
tarwe-uit,voer doo-r de Argentijnsche regeeni.ng, droogte in
Italië, die daar belangrijke schade aan de tarwe heeft toe-
gebracht en de onzekerheid omtrent de opbrengst der Noord-Amerikaansche -zomertarwe. Natuurlij-k is de Argentijnsche
uitvoerbeperkin
–
g eene -zeer ernstige zaak. – De ten slotte
definitief geworden maatregel bestaat in het heffen van
eene extra uitvoerbelasting van 4 papieren Pesos per 100
K.G. voor tarwe en 5 papieren Pesos voor tarweproducten.
Waar-sehijnlij-k zullen nu verschepingen, clie wegens het
uitvoerverbod eeniigeri tijd w’aren gestaakt, weder worden
toegestaan en het staat dan te bezien, of Europa bereid is
met de zeer groote prjsverhooging, voortspruitende uit het
extra uibvoerpecht, toch nog Argentijusohe -tarwe te koopen.
In dat geval zou de niaatregel niet het beoogde doel, ver-
mindering ‘van den uitvoer, tengevolge hebben. De mogelijk.
heid zou -dan niet uitgesloten zijn, dat de Argentijnsahe
regeering gebruik maakt van het haar bij dezelfde wet
toegekende recht, tarwevoorraden tot marktprjs in bes-lag
te nemen.
In -de afgeloopen week waren wegens de Argentijnsche
moeilijkheden de uit dat land verscheepte tarwehoeveel-
heden reeds zeer belangrijk kleiner dan de vorige week,
doch het totaal der naar Europa verseheepte tarwe was toch
zeer voldoende, omdat ver-schepi-agen uit de Vereenigde
Staten ruim waren. Men mag verwachten, dat Noord-
Amerika nog geruimen tij:d in staat zal zijn op dezelfde
wijze voort te gaan. Europa zou dan zonder bezwaar zijne
behoefte tot zijn nieuwen oogst kunnen dekken. Op het
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.
Soorten.
14Juni
1920
7Juni
1920
14Junl
1919
Tarwe (Plata 78 K.G.)
0
–
41,-
40,75
–
Rogge (No. 2 Western)
1)
33,-
32,-
—
Mais (La Plata)
……’)
391,- 388,- 514,-
Gerst (48 ib. feeding)
..’)
520,- 540,-
453,-
Haver (38 Ib. white cl.)..
0
24,- 22,-
26,-
Lijnkoeken (Noord-Amen.
–
ka van La Plata-zaad)
8
)
217,50
222,50 287,50
Lijnzaad (La Plato)…
4)
825,-
825,-
1015,-
1)
p. 100 K.G. ‘) p. 2000 K.G.
1)
p. 1000 K.G.
4)
per
1960 K.G.
AANVOEREN in tons van 1000 K.G.
Artikelen.
Rotterdam Amsterdam
Totaal
7-12 Juni
Sedert
Overeenk.
7-12 Juni
Sedert
Overeenk.
1920 1919
1920
1 Jan. 1920
tijdvak 1919
1920
1 Jan. 1920
tijdvak 1919
7.518
216.240
205.334
11.265
81.168 17.849
297.408 223.183 6.932
44.725
–
–
11.010
6.932
55.735
2.500
1.792
–
–
–
2.500
1.792
Mais
…………….
2.470 130.154
–
23.641
300
22.359
1.863
152.513 25.504
Tarwe ………………
Gèrst
……………..613
9.234
83.959
200 320
32.159
9.554
116.118
Rogge
……………..2.682
Boekweit
………….-
17.319
123.906
–
–
3.768 17.319
127.674
.
2.433
17.394
5.956
200 2.624 5.484
20.018
11440 Haver
……………..670
21.358
17.489
– .
–
1.406
100
22.764
17.589
Lijnzaad ……………
Lijnkoek ……………150
in
Tarweeel …………
–
9.384
180.585
–
–
37.435
9.384
218.020
Andere meelsoorten
–
.
3.628
135.385
–
100
10.573
3.728
145.958
532
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juni 1920
volgende oogstjaar zou dan de Argentijnsche uitvoervermin-
deri.]Jg, die toch altijd in dezen tijd van het jaar optreedt,
geen zeer groeten i.nvloed uitoefenen. Het is de opbrengst
van de Noord-Amerikaansche zomertarwe, clie het vraagstuk
vrijwel beheerscht en zoolang daarover de berichten zeer
gunstig zijn, kan men misschien de vrees koesteren, dat het
weder omslawt, doch aanleiding tot pessimisme ligt er
eigenlijk in de tegenwoordige gegevens niet. Alleen blijft
het voor Europa een groot bezwaar, dat Rusland voorloopig nog steeds niet als leverancier van tarwe terugkomt, zoodat
de afhankelijkheid van den oogst van Ameri.kaansche zomer-
tarwe grooter is dan in andere jaren. Prijzen van tarve
in Amerika zijd na eenige daling in het begin der week nu
weder honger, doch zaken naar Europa zijn van geri.ngeren omvang dan eenigen tijd geleden. De verschepingen in Juni
zijn tot nog toe zeer groot en belo,ven dat oog eenigen tijd
te blijven, zoodat het aanbod van verdere Ju•ni-Miadingen
uit Noord-Amerika gering is in verband met de transport.
bezwaren naar de Amerikaansche Oostkust, terwijl cle vraag
der Europeesche importianden zich juist richt op spoedi.ge
verscheping. Ook rogge is de laatste dagen in Amerika zeer vast, zoodat de tegenwoordige prijs veel hooger is dan men aan deze zijde van den Oceaan wensoht te betalen.
Voor maIs heeft de markt zich in de afgeloopen week
eenigszins hersteld. Argentinië bleef vast, Engeland her-
stelde zich eenigsains van zijne zeer flauwe stemming en in
BelgIë konden wegens vermindering der voorraden en het
uitverkocht geraken van eigenaars, clie zich van hunne
voorraden veuschten te ontdoen, de prijzen zich flink her-
stellen. Verschepingen van Argentinië waren weder grooter
dan in de vorige week, doch het voor Engeland bestemde
gedeelte is niet zon groot als onlangs. Juist in verband
daarmede was de Engelsohe niarkt iets vaster. De Argen-
tijasche markt was gisteren vrij belangrijk fla.uwer.
In gerst en haver komen slechts weinig zaken tot stand.
Het meerendeel der gerstverschepingeu kwamen de vorige
week voor rekening van Argentinië, doch cle prijzen, die
men in Europa wenscht te betalen, zijn sterk gedaald.
1ijnzaad blijft in Argentinië vast, doch wegens lage
prijzen voor Indisch zaad, prijsverlaging van olie en geringe
vraag is in Europa de prijs de afgeloopen week weder ge-
daald. Vooral Engeland was zeer flauw. Ook Nnord-A.merika
is nauwelijks als kooper aan de markt.
Uit Roemenië wordt bericht, dat de regeeriug daar nu
250.000 tons maIs voor uitvoer heeft vrijgegeven, zoodat men
waarschijnlijk spoediige verscheping mag ver wachten. Er
heeten reeds 10.000 tons maïs naar Italië te zijn verkocht. Ook Bulgarije zal zijn graanexport zeer uitbreiden. Reeds
eenigen tijd werden zaken gedaan in Bulgaarsche mais,
doch ook andere •graansoorten en peulvruehten zullen nu
door de Bulgaarsohe regeering worden aangeboden.
N e d e r 1 a n d. De vraag voor maïs is de afgeloopea
week belangrijk verbeterd en toen de vraagprijs uit. Enge-
land en België boven Nederlandsche pariteit steeg, is van
cie hier aanwezige voorraden een flink gedeelte verkocht.
De pTijs is eenigszins gestegen, vooral ook met het oog
op de omstandigheid, dat slechts zeer weinig mais naar
Nederland onderweg is. Er vertoont zich eeniige Neder-
landsche consumptievraag voor buitenlandsche rogge, doelt
groot is de omzet niet. Ook naar Duitschland kwamen deze
week slechts weinig zaken in dit artikel tot stand, terwijl
evenmin iu tarwe zulke belangrijke zaken werden gedaan
als eenigen tijd geleden. Voor gerst en haver is de iraag
klein, en ook in andere voederartikelen gaat nog steeds niet
veel om.
SUIKER.
In N cd e r 1 a ii d bleef de markt kalm gestemd en ging
er verleden week weinig om.
De E u ge 1 s c h e
Board of
Trade-statistiek
over
M(-i
luidt:
Mei
Mei
Jan/Mei Jan.Mei
1920
1919
1920
1919
ton
ton
ton
ton
Import rietsniker
– –
169.952
133.823
588.352
491.093
biet
,,
. .
–
. –
–
1
geraffineercl.
10.848
68.408
91.573
167.789
Totaal ……..
180.800
Voorraad in entrepot
394.750
11
raffinaderijen
32.350
Opbrengst
80.958
Tot. binneni. verbruik
105.179
Totale export
….
.
112
De A in er i k a a n s c h e markt bleef vrijwel onveran-
derd; Spot Centrifugals noteerden de geheele week 20,06 c.,
terwijl de noteeringen op de termijnmarkt iets lager sloten
en wel Juli 19,50 c., Sept. 19,20 c., Dec. 19,60 c. Volgens geruchten denkt de Amerikaansehe regeerin.g er over den
geheelen volgenden Guba-oogst aan te koopen, waarclonr
de suikerprijzen eene grootere stabiliteit zouden verkrijgen.
De J a v am a r k t is na cciie korte inzinking weer vas
ter gestemd en cle prijzen zijn stijgende. Bij gunstig veer is
de campagne op Java thans in ‘gang; enkele fabrieken
melden echter slechte opkomst van werkvolk. Op 1 Juni
was het rendement van 28 fabrieken ruim 1 pCt. honger
dan op 1 Juni 1919. Volgens de llandelsvereeniging te
Batavia ‘bedroegen de afschepingen van 1 April tot en met 31 Maart:
1919120
1918119
Holland en Holland f.
0
21.624
–
Engeland
………………..
121.245
145.184
Frankrijk ………………..
48.398 56.120
België
………………..
50
–
Noorwegen
………………
50.955
44.980
Zweden ………………….
14.755
–
Denemarken ………………
2.408
–
Zwitserland
………………
–
6.635
Spanje
………………….
7.030
–
Italië ……………………
46.692
5.583
Griekenland ………………
8.371
5.245
Roemenië
…………………
3.984
–
Turkije
………………….
23.694 2.900
Rusland en Finland
1.437
–
Vlaclivostok
…………….
–
3.002
Suez
……………………
11.072 29.332
Port-Said
f.
0
……………..
55.974
19.719
Amerika
(Atl. havens)
–
7.542
Vancouver ………………..
3.000 17.933
Argentinië
………………
–
5.284
Singapore ………………..
64.493
165.842
China……………………
3.581
32.469
Hongkong ………………..
184.205
312.716
Japan
…………………..
26.5.354
446.396
Formosa
………………..
6.511
–
Britsch-Indië
…………….
335.603
348.976
Australië
………………..
82.60.
30.480
Siam
……………………
155
1.638
Diverse
havens
…………..
3.433
100
Totaal …………1.366.632
1.688.076
De laatste C n Ii s-statistiek luidt:
1920
1919
1918
Weekontvangst, tot 5 Juni
63.000
91.300
77.628
bus
Totaal sedert 1 Dec. 1919.
3.038.000 3.050.663 2.739.921
Werkende fabrieken
. . . .
45
106
70
Weekesporten tot 5 Juni
73.000
83.350
56.127
Totaal sedert 1 Jan. 1920
2.352.110 1.906.443 1.630.059
Voorraad op 5Juni ……
651.000 1.200.700 1.056.100
NOTEERINGEN
I.ata
Am.ier.
dam
,
loopende
Londen
New Yo:k
96p0
Cent,!-
jas
W/!ic Java
f.o.6. per
–
/,mer. G,a.
nulatedc.,.j.
maand
Juni/Juli
Au
g
.1
Mvi
Sh.
5h.
Sh. 5h.
$
ets.
9Juni’20
f
–
1161-
1051-
1001-
–
20,06
2
.,
’20
*
1161-
1121-
11016
–
20,56
9Juni’19
–
6419
37/6
3616
–
7,28
9Juni’18
–
6419
–
–
—
5,92
21 Juli ’14
,,11
1
12 181-
–
– –
3,26
KATOEN.
Noteeringen voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands).
14Juni’20
7Juni’20
131Mei’20
I141uni191I41unïi8
New York
voor
Middling
. –
39,50e
40,-
e
40,-
c’)
32,75 c
30,- c
New
Orleans
–
voor Middling
40,-e
41,-
c
40,-
c
31,88c
31,- c
Liverpool voor
Middling ..
. .
28,86d
29,13o
28,08d
19,98
12)
22,51,1
) Noteering van 28 Mei 1920. ‘) idem van 12 Juni 1919.
202.231
679.925
658.883
335.750
–
–
17.600
–
–
76.259
301.364
.339.494
165.492
526.172 618.340 4.104
2.003 5.885
S
16 Juni 1920
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
533
Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansehe havens.
(In dilizendtallen balen.)
l
Aug.19
Ooereenkomsiigc perioden
tot
Ii Juni
20
–
-‘
I9I61919
1
1917-1918
Ontvangsten Gulf-Havens..
4142.
3538
3297
11
Atlant.Havens
2973
2280
2643
Uitvoer naar Gr. Brittannië
2946
2109
1961
‘t Vasteland.
3110
2419
1635
Japan etc…
Voorraden in duizendtalten
1
II Juni20
13 Juni19
14Juni18
979
1371
1246
Binnenland …………..
980
1155
881
Amerik. havens …………
.
104
159
New York
……………….
7
..
412 392
New Orleans …………….
Liverpool
……………
1136
507
271
KOFFIE.
(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Roll
t
& Witkamp en Leonard Jacobson & Zonen).
Noteeringen en voorraden.
Rio
Santos
Data
Wisselkoers
l
1
No.
Voorraad
1
Voorraad
V.
12 Juni 1920
311.000 10.025 1.757.000
1
)
1511/,,
6 ,,
1920
340.000 10.300 1.887.000
2)
15’1,
29 Mei 1920 377.000 10.025 2.063.000
)
15’h,
12 Juni 1919
497.000 13.450 2.416.000 16.200
14
17
162
Ontvangsten.
Rio
Santos
Data
Afge!oo pen
Sedert
Afgeloo pen
Sedert
week
1
l
Juli
1
week
1 Juli
12 Juni 1920….
48.00 2.424.000
44.000 6.007.000
12 Juni 1919.. . .
41.000
1
1.646 000
97.000
1
7.178.000
i) Nominaal 15.000 tot 14.000.
2)
Nominaal 15.200 tot 14.500.
Statistiek der firma G. Duuring & Zoon.
Zichtbare voorraad op 1 Juni 1920, in duizenden balen.
1920 1919 1918 1917 1916
Voorraad in Europa .. 2.102 1.485 2.082 3.463 3.597
Stoomend Brazilië .. 451 1.723 151 396 859
Oost-Indie.
–
149
?
7
152
n.Europa fVer. Staten –
–
–
–
–
2.553 3.357
2.233
3.859 4.608
Voorraad Ver. Staten 1.494 1.010 1.827 2.689 2.106
Stoomend (Brazilië,..
617
379 1.103
276
411
naar
t
iOost-Indië.
7
.
7
7
7
–
Ver.StateuL
. –
4.664 4.746 5.163 6.824
7.125
Voorraad in Rio ….
383
645
810
103
128
Santos.. 1.919 5.602 5.767 1.184
581
Bahia
22
27
89
25
40
Totaal ……6.988 11.020 11.829
8.136
7.874
Op 1 Mei ……….7.181 11.209 11.751
9.161
8.487
1919 1918 1917 1916 191
Op 1 Juli ……….10.336 11.702
7.778
7.091
7 538
RUBBER.
De markt was in de. afgeloopen week iets 1 lauwer en
prijzen wat lager. Ook het artikel rubber schijnt zich aan
de algemeen flauwe stemming, die thans bijna voor alle
producten bestaat, niet te kunnen onttrekken, ofschoon de
statistische positie niet ongunstig te noemen is. De voor-
raad te Lond.eu bedraagt thans 20.000 tons tegen 23.500 in
Juni verleden jaar. Waar bij de toegenomen productie zelfs
een wat grootere voorraad dan vorig jaar wel gemotiveerd
zou zijn, is dus een quantum van 20.000 tons in verhou-
ding niet groöt te noemen.
De notéeringen zijn:
einde vorige week
Prima Crêpe.loco ……….2/-
…………2/1
Smoked sheets …………..
1/11
‘1, …………
2/_’/
Prima Crêpe Juli/September
211
. ………… 2/22/,
11
Oct,/December..
21211
4
………….2/38/
4
Hard cure line Para …….. 2/1
1
14
…2/1
114
14 Juni 1920.
METALEN.
Locö-Noteeringen te Londen:
1 Kope
Tin
Lood
Zink
r
1
Dato
t
Siandard
1 Nô.
Clëv.
3
14 Jtini 1920..
nom.
88.216
248.-1-
35.101-
41.151-
7
,,
1920..
lom.
90.1716
253.101-
35.101-
43.-/-
16 Juni 1919..
nom.
834-
241.10»7
23.216
36.101-
11 Juni 1918..
nom.
110.-1-
3294-
30.10/-
52.-/-
17 Juli
1914..
5114
61.-/-
145.151-
19.-/-
21.101-
VERKEERSWEZEN.
SCHEEPVAART.
GRAAN.
At!. Kust
San Lorenzo
Petto- Odessa
Ver. Staten
grad
Rotier.
Dato •
Londen/ dam
Rotte,.
1
Bristal. Rotter.
i
Enge.
R’a’am
dom Kanaal dom 1 land
7112Juni 1920 –
–
– 6)10/8
–
1101-
3lMei/5JuniI92O
—
. –
–
2)1016
–
2
11216
9114 Juni 1919
–
–
– 2)
816 275/- 65/-
10/15 Juni 1918 –
–
–
501-
– 225/-
Juli 1914 11 d.
7/3
1111
1
1
4
1111
1
1
121-
12/-
KOLEN.
Data
CardUj
Oastk. Engeland
Bar-
deaux
Genua
.
Port
Said
1
La
Plato
1
Rotter.
dam
1 Gat ben.
1
burg
Rioier
7112 Juni 1920
–
551- 601-
–
f
12,-
Kr. 55
31 Mei/S J. 1920
37/6
–
7216
–
,, 12,-
Kr. 50
9114 Juni 1919
2)
2516
4716
4716
5I/4
0
,,10,-
Kr.32
10115 Juni 1918
691-
101/3
2001′-
1201-
–
Kr.205
Juli
1914
Ir. 7,–
71-
713
1416
312
41-
DIVERSEN.
1 West
West
siock
Data
1
Europa
1
Europa
1
West
1
(d. w.)
1
(
rUst) 1 Eurap
7112 Juni1920..
. .
10716
1351-
–
–
31 Mei15 Juni
1920…..
1051-
135/-
–
–
9114 Juni
1919….
2)107/6
160/-‘)
–
–
10115 Juni
1918…:
275/-
5
0
0/-
–
1851-
Juli
1914….
14/6
16/3
25/-
2213
1)
Per ton stukgoed.
‘)
Voir Britsche schepen.
Graan Peirograd per quarter van
496
ika. zwaar,
Osiessa per ,,nil, Ver. Staten
per quarier van
480
1kv. zwaar.
Overige voleeringen per ton van
1016
.LG.
RIJN VAART.
Week van 7 tot 14 Juni 1920.
‘De aanvoeren waren in cle afgeloopen week grooter dan in dé voorgaande week, echter werden weinig schepen uit
de markt genomen, aangezien cle tra.nsportmaatschappijen
over voldoende eigen ruimte beschikten. De scheepshuren
varieerden tusschen 4 en 5 cents per ton per dag.
In Antwerpen werd ook niet veel scheepsruimte opge-
fouten. De huren bedroegen aldaar 25 tot 30 centimes per
ton per dag, terwijl scheepsrui.mte overvlodig werd aan-
geboden.
Het sleeploon van Rotterdam/Doadrecht naar de Ruhr-
havens bedroeg het 200-cents-tarief.
De verladingen van. exportkolen van de Ruhrhavens naar
llotterciam gingen regelmatig voort. Er werd weinig scheeps-
ruimte aan.genomeu. De vracht werd genoteerd met
f
1,10
per toti met Vrij sleepen’ naar Rotterdam.
De veriadingen ‘van de Ruhrhavens naar den Boven-Rijn
waren iets minder. De vracht werd genoteerd met 88 Pl.
per ton per dag met een garantie van 30 dagen, terwijl het
sleeploon van Ruhrort naar Mann-heim genoteerd werd met
ongeveer Mk. 35.- pel- ton en van Mann•heim naar Straats.
borg niet Mk. 38.- tot Mk. 40.- per ton.
De waterstand bleef gclnstig en bedroeg Cauber Pee1
einde der week Mtr. 2.88.
534
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16 Juni 1920
INKLARINGEN.
“.
IJMUIDEN.
NIEUWE WATERWEG.
Landen.
von
herkomst
Î
Mei 1920
Aantal
N R T
schepen
‘
‘
Mei 1919
Aantal
schepen
N.
R. T.
Landen van
herkomst
Mei 1920
Mei 1919
Aantal
N.R.T.
schepen
Aantal
N.R.T
1
schepen
Binnen!, havens.
17
10.526
3
1.055
Groot-Brittannië44
32.929
48
27.678
Binneni. havens
35
16.535
15
14.352
Duitschland ..
31
14.228
5
10.026
Groot-Brittannië
222
146.372
268
161.758
Noorwegen
….
8
4.727
1
344
Duitschland
54
25.313
25
26.226
Zweden
27
13.792
4
4.031
Noorwegen ..
22
19.607
5
3.286
Denemarken
–
–
4
2.486
Zweden
17
9.605
10
3.135
Rusi.
–
Oostz. hav.
1
726
–
–
Denemarken ….
4
1.963
2
207
Finland ……..
11.012
4
6.776
I{ usland-Oostz.h
–
–
1
1.951
België
4
6.442
–
–
Finland
3
3.697
3
1.782
.11
Frankrijk
7
4.750
6
2.004
België
21
24.013
8
5.422
Spanje
3
1.507
4
3.159
Frankrijk
57
46.238
29
21.586
Portugal
1
456
2
1.482
Spanje
15
16.875
1
527
Portugal
–
–
1
167
Oostenrijk.Hon-
Griekenland..
1
•
2.577
–
Italië ………..1
927
–
–
garje,
Grie-
Constantinopel
1
775
kenland
–
–
1
628
And. Midd. Zeeh
4
6.998
–
–
Levant
1
693
–
–
Seuegal,Dakar
S
4.539
–
–
Ned. Oost-Indië
6
20.671
1
5.689
Over. Wk. Afrika
3
4.469
3
7.550
Vereen. Staten
5
9.160
9
19.076
Zuid-Afrika ….
1
1.229
2
8.612
Midden-Amerika
1
2.215
–
–
Voor-Indië
3
9.825
–
Neci. West-Indië-
Achter-Indië
. .
2
8.535
.
Ned. Antillen
2
3.622
1
2.787
Ned.
Oost-Indië
5
22.477
3
10.980
Argentinië, Uru-
And. ,Aziat. hav.
South Shetland..
2
1
8.956
3
14.233
‘
guay
1
2.215
7
20.864
3.409
–
..
Overige
Zuid-
Vereen. Staten
Midden-Amerika
43
1
154.736
750
55
1
170.542e. 3.354
i
Amerika ..
10
16.762
–
–
Brazilië
2
7.873
–
Totaal
.
181
155.155
100
108.085
Argentinië
31
70.082
5
4.954
,
3
4.752
–
Nationaliteit.
554
613.666 442
469.159
Chili …………
Totaal
.. ..
Nederlandsche ..
85
84.351
64
70.070
Periode 1 Jan.-
.Britsche
22
22.433
18
14.353
31Mei …….
1833
2.214.856
.1915
.
1.756.4001
f
‘
59
30
:
442
6
8.702
D
.
h
‘:.
Nationaliteit
..
Noorsche
.
178
2
688
5
4
,
‘
Zweedeche……6
6.581
3
1.104
Nederlondsche
165
149.543
176
138.114
Deensche
–
–
1
215
Britsche
154
148.145
175
191.678
Vereenigde Stat
1
1.425
5
20.576
Duitache
88
41.620
19
9.740
Andere
3
5.745
–
–
Noorsche
38
51.027
17
19.259
Belgische
-4
1.035
1
481
Totaal ….
181
155.155
100
108.085
Fransche
30
29.126
3
416
(Vereenigde Scheepsagenturen van
Zweedache
11
7.177
8
7.293
Deensche
4
5.485
4
–
5.768
Halverhout
&
Zwart en Zurmuhlen
&
Co.)
Vereen. Staten
37
142.759
32
83.097
Andere
23
37.749
7
13.313
554
613.666
442
469.159
Totaal
1
1)
1913, 4.674 schepen
met
5.552.511
N. R. T.
‘
(Dirkzwager’s
Scheepsagentuur
Maassluis.)
DORDRECHT.
.
DELFZIJL.
–
Landen van
Mei 1920
‘
Mei 1919
Landen van
Mei 1920
Mei 1919
herkomst
Aantal
N.R.T.
Aantal’
N.R.T.
herkomst
Aantal
N.R.T.
Aantal
N.R.T.
schepen
schepen
‘
schepen schepen
Binnenl. havens
1
493
–
.
–
Binnenl. havens
2
699
5
481
Groot-Brittannië
4
3.511
2
125
Groot-Brittannië
1
251
– –
Duitschland ….
2
701
– –
Duitschland ….
40
3.438
19
4.864
Denemarken ….
3
506
– –
26
5.802
4
3.193
5
1.530
–
–
Rus!.- Oostzeeh.
1
168
–
–
Frankrijk.,..
…
–
1
422
–
.
–
4
315
1
675
Totaal
..
. .
Tötaal
– .
.,
9.213
16
7.163
.
2
125
74
10.673
29
Nationaliteit
Zweden ……….
Finland ……….
lit
it
Nationae.
België
……….
Nederlandsche
5
1.128
– –
Nederlandsche
19.
2.669
9
1.201
Britsche
4
3511
2
125
Britsche
–
‘
–
1
–
344
Duitsche
4
1.306
–
–
‘
Duitsche
53
7.734
19
7.668
Zweedsche
1
156
–
–
Zweedsche
….
1
101
–
–
-,
Russiche
2
1.062
–
–
Deensche
1
169
–
–
–
Totaal ..,,
Totaal .-…
9.213
16
7.163
2
125
74
10.673
–
29
(Gerard
Maurits.)
,
.
(A.
van Dijk.)
16 Juni 1920
535.
DE TWENTSCHE BANK
AMSTERDAM ROTTERDAM – ‘s-GRAVENIIAGE – DORDRECHT – UTRECHT – ZAANDAÎI1
Maandstaat op 31 Mei 1920
DEBET
Aandeelhouders
nog
te storten
……………………….
f
1.784.700,-
Deelneming in de firma’s:
B. W. BLIJDENSTEIN
&
Co., te Londen;
B. W. BLIJDENSTEIN Jr., te Enschede;
LEDEBOER
&
Co., te Almelo, f7.503.125,—, waarvan in
geld
gestort
…………………………… ……….
5.953.125,—
Deelneming in bevriende Bankinstellingen fO.217.374,42;waar-
van
in
geld
gestort……………………………..,
4.602.774,42
Voor rekening der Twentsche kantoren gedeponeerd te Londen f
12.340.599,42
Fondsen van Aandeelhouders
te Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenhage en Utrecht ….
,,
37.566.250,-
Fondsen
door ons gedeponeerd voor rekening van bevriende
instellingen ……..
…………………….
………
..6.1.64:600,—
Kassa,
Wissels
en
Ooupons
………………………….
51.044.524,654
Nederlandsche Schatkistbiljetten en Scliatkistprornessen
. . . .
,,
258.138,63
Daggeldieeningen
… . ……………………………..
.;.
S
,,
1.000.000,-
Saldo’s bij Bankiers:
beschikbaar
voor
eigen
gebruik
……………………f
7.268.901,7934 voor
rekening
van
derden
……………………….,,
40.269.646,72
,, 47.538.548,5134
Prolongatiën gegeven ……………………………….
,
13.997.510,-
Eigen Fondsen en Syndicaten ……………..,
5.395.076,68
Oredietvereeniging
……………………
……………..
f
63.946.992,6634
Af: loopende Promessen …………………………….. ,,
9.200.000,-
54.746.992,6634
Voorschotten tegen Onderpand of Borgtocht en Saldo’s Rek. Ort.
f
78.474.267,45
Af: loopende Promessen ……………………………… ,,
5.055.000,-
73.419.267,45
11
Voorschotten op Oonsignatiën. …………………………
2.679.366,23
Gebouwen en Safe-Deposit ……………………. . …….
.,,
3.588.584,19
Totaa… ……
f
310.339.458,4334
CREDIT
Kapitaal
………………………………..
…………
..
f
34.427.000,-
Reservefondsen
………………………….. ………..
,,
7.307.644,16
Buitengewone
Reserve………………………………..
,
1.000.000,-
Waarborgfonds
Oredietvereeniging
……………………
,,
.
4.925.822,50
Reserve
Oredietvereeniging
……………….
…………
,,
3.270.689,41
f
.
50.931.156,07
Aandeelhouders voor gedeponeerde fondsen
als waarborg voor 90 püt. storting op aandeelen
B
.
..
.
f
1.784.700,-
in
Leen-Depôt
………………………………..
..41.946.150,-
11
43.730.850,-
Zieken-
en
Pensioenfondsen
………………. ………..
f
319.435,45
Reserve voor te verleenen Pensioenen …………
.
822.922,59 1.142.358,04
Deposito’s
………………………………………..
,,
48.651.744,59
Prolongatie-Deposito’s ………………………………
,,
5.592.626,01
Saldo te leveren en te ontvangen fondsen ………………
,.
875.189,41
Saldo’s
Rekeningen
Oourant
…………………………
f
81.741.610,55
voor gelden in het Buitenland..,,
40.269.646,72
Oredietvereeniging
…………
,,
4.584.283,12
126.595.540,39
Beleeningen en Daggeld genomen………………………
,,
2.785.000,-
De
Nederlandsche Bank
en
Kassiers ………………….
,,
2.696.577,16
Te
betalen
Wissels
…………………………………
,,
26.386.827,62
Divere
Rekeningen ………………………………….
S
951.589,1434
Totaal
……
f 310.339.458,4334
16 juni 1920
De N.V. Nederlandsche Huistelefoon-Maatschappij
ROTTERDAM
‘s-GRAVEN HAGE
GRONINGEN –
Telefoon 8600
Telefoon H 280, 800
Telefoon 1555
AMSTERDAM
LEEUWARDEN
ARNHEM
Telefoon N 5580
Telefoon 2723
levert uit voorraad
TELEFOON-, SCHEL-, ELECTR. KLOK-INSTALLATIES,
etc.,
in huur en koop.
Herstelt en onderhoudt on d er g a r a ii t ie ook alle niet door haar uitgevoerde installaties.
PROSPECTUS GRATIS.
3
11
ZWEEDSCHE JAARBEURS
GÖTEBORG
5-11 Juli 1920
Alle takken der Zweedsche Industrie zijn
vertegenwoordigd.
Het is de beste gelegenheid om Zweedsche
Industrieproducten te koopen.
Buitengewoon gemakkelijke reisverbindingen met het buitenland, terwijl het Einc1uar-tierungsbüro voor kame • zorgt
‘1 oegangsbewijzen en inlichtingen over het vooruitbestellen van kamers, worden op
verzoek gratis door het Commissarinat der Jaarbeurs toegezonden; ook met alle andere
mogelijke inlichtingen staat dit steeds ganrne ten dienste. Voor jaarbeursberoekers zijn de douaneformaliteiten vergemakkelijkt, terwijl voir hen
ook vluggere pasviseeiing geldt.
Brief- en Telegram.adres: MSSAN, GÖTEBORG, ZWEDEN
ONTVANG-
EN
BETAALKAS
NIEUWE DOELENSTRAAT
20
–
22
AMSTERDAM
DEP0SITO’S VOOR i JAAR FIXE
á
4’/2 PCT.
GELDEN, OP DEZEN TERMIJN GESTORT, ZIJN NA AFLOOP
VAN HET JAAR ZONDER OPZEGGING BESCHIKBAAR.
NIET OPGEVORDERI) ZIJNDE, WORDT DE POST STIL-
ZWIJGEND VOOR GELIJKEN TERMIJN VERLENGD.
DE RENTE KAN NAAR VERKIEZING PER KWARTAAL, PER
HALF JAAR OF PER JAAR ONTVANGEN WORDEN.
GEBROEDERS SCHEUER
Assuradeurs en Assurantiebezorgers
Expediteurs en Cargadoors
AMSTERDAM EN ROTTERDAM
Verzekering van Koopmansgoederen tegen
transport, molest, brand en diefstal tegen
concurreerende premiën.
KONINKLIJKE
HOLLANDSCHE
LLOYD
AMSTERDAM
Geregelde Passagiers- en
T
rac
htdiens
t met nieuwe,
moderne post-stoomschepen
TUSSCHEN
AMSTERDAM
EN
ZUID-AMERIKA
VIA
BOULOGNE s/M.,. PLYMOUTII, CORU?A
J
LISSABON, LAS PALMAS, PERNAMBUCO,
BAHIA, RIO DE JANEIRO, SANTOS, MONTE-
VIDEO en BUENOS AIRES.
NEDERLANDSCH INDISCHE HANDELSBANK
AMSTERDAM
BATAVIA
‘s-GRAVENHAGE
AMPENAN, BANDOENG, CHERIBON, HONGKONG, INDRAMAJOE, KOBE,
MAKASSAR, MEDAN, MENADO, PEKALONGAN, PROBOLINGGO, SEMARANÇ,
SHANGHAI, SINGAPORE, SOERABAYA, TEGAL, TJILATJAP, WELTEVREDEN.
Kapitaal
/
45.000.000,
–
Reserven 130.000.000,
–