Zoektocht naar nieuwe innovatiemaatstaven vereist ook creative destruction
Aute ur(s ):
Meindert Flikkema en Paul Jansen (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4442, pagina 451, 17 september 2004 (datum)
Rubrie k :
reacties
Tre fw oord(e n):
In de esb van 3 september 2004 stelt Pieter de Bruijn dat ons recente pleidooi voor nieuwe indicatoren van innovatie in de dienstensector
het innovatiedebat geen dienst bewijst. De Bruijn stelt dat bestaande indicatoren – ontworpen voor het meten van innovatie in de
industrie – toereikend zijn voor het meten van diensteninnovatie. Hij onderkent tegelijkertijd dat het innovatiegedrag van dienstverleners
(sterk) afwijkt. Daar wringt de schoen; het is onjuist te denken dat indicatoren theorieneutraal zijn.
Onze tegenreactie richt zich op de vraag of de innovatieprestaties van dienstverleners worden gemeten met de door Eurostat
gecoördineerde innovatie-enquête cis (Community Innovation Survey). De Bruijn suggereert van wel, waar hij stelt dat oude en nieuwe
theoretische inzichten voor een belangrijk deel zijn verwerkt in de Eurostatenquête. De cis is echter primair gericht op het meten van
innovatie in de industrie. Voor het meten van diensteninnovatie wordt in de cis een assimilatiebenadering gekozen (Coombs en Miles,
2000). Het uitgangspunt daarin is juist dat innovatie in diensten en in de industrie van hetzelfde laken een pak is – een uitgangspunt dat
ook door De Bruijn wordt bestreden.
De Bruijns keuze van Schumpeters definitie van innovatie sluit prima aan bij het actuele wetenschappelijke debat over innovatie in
diensten (Drejer, 2004). De Bruijn hanteert echter een te vrije vertaling van Schumpeters definitie als hij uitgaat van ‘veranderingen in de
productiefunctie die de concurrentiepositie ten goede komen’. Schumpeters innovatieconcept beperkt zich niet tot veranderingen in het
voortbrengingsproces of tot nieuwe manieren om een product commercieel in de markt te zetten. Het richt zich ook op de introductie van
nieuwe producten, het openen van nieuwe en het herordenen van bestaande markten en tenslotte op het verwerven van nieuwe
toeleveranciers (Schumpeter, 1934). Een deel van de voorbeelden van niet-technologische innovatie die De Bruijn noemt, te weten
‘nieuwe managementtechnieken’ en ‘reorganisaties’, behelzen geen innovaties en met het voorbeeld van ‘esthetische
productaanpassingen’ kunnen we weinig in een dienstenomgeving. De voorbeelden lijken ook niet consistent met De Bruijns vertaling
van Schumpeters visie op innovatie. Ter illustratie: de adoptie van nieuwe managementtechnieken heeft mogelijk indirect wel effect op de
productiefunctie, maar is geen verandering in de productiefunctie an sich.
Innovatie vereist creative destruction (Schumpeter, 1942) – en dat geldt ook voor de zoektocht naar nieuwe, valide innovatiemaatstaven
voor de dienstensector.
Meindert Flikkema en Paul Jansen
De auteurs zijn werkzaam aan de Vrije Universiteit als respectievelijk universitair docent Strategie & Organisatie en hoogleraar
Bedrijfspsychologie. mflikkema@feweb.vu.nl
Literatuur
Coombs, R. and I. Miles (2000) Innovation, Measurement and Services, The New Problematique. In: Metcalfe, J.S. and I. Miles (eds.)
Innovation systems in the service economy, Measurement and Case Study Analysis. Dordrecht, Kluwer Academic Publishers, p. 85-105.
Drejer, I. (2004) Identifying innovation in surveys of services: a Schumpeterian perspective. Research Policy 33, 551-562.
Schumpeter, J.A. (1934) The Theory of Economic Development: An Inquiry into Profits, Capital, Credit, Interest and the Business
Cycle. Harvard University Press, Cambridge, M.A.
Schumpeter, J.A. (1942) Capitalism, Socialism and Democracy. New York, Harper & Row.
Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)