Ga direct naar de content

Werk in de dienstensector

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 20 1991

Werk in de dienstensector
T. Elfring, W. van der Aa en R.C. Kloosterman*

D

e dienstensector zal de komendejaren de belangrijkste bron van werkgelegenheidsgroei blijven. Vooral de zakelijke en financiele dienstverlening, de detailhandel, de horeca, de gezondheidszorg en bet onderwijs zijn perspectiefrijk.
Kansen in deze branches liggen in nieuwe vormen van dienstverlening en
verbreding van bet dienstenpakket, bij voorbeeld in de vorm van meerpersoonlijk
advies en dienstverlening op ongebruikelijke tijdstippen. Een bedreiging vormt de
geringeproduktiviteitsstijging, die er op den duur toe kan leiden dat de dienstensector zich uit de marktprijst.

In de meeste ontwikkelde landen heeft de groei van
de werkgelegenheid in de jaren tachtig vrijwel uitsluitend plaatsgehad in de dienstensector. Ook voor
de komende jaren zal de dienstensector de belangrijkste bron voor de groei van het aantal banen blijven. Een belangrijke vraag is in welke branches
deze groei zal plaatsvinden .
Om een eerste indicatie te krijgen is de ontwikkeling van de werkgelegenheid in 22 branches van de
dienstensector vergeleken voor vier landen: Nederland en Duitsland (met een relatief lage arbeidsparticipatie), de Verenigde Staten en Zweden (met een
hoge arbeidsparticipatie). De analyse van de werkgelegenheidsontwikkeling (gemeten in aantallen
personen) heeft betrekking op de periode 19731987, opgedeeld in twee vergelijkbare tijdvakken,
1973-1979 en 1979-1987.
Op basis van omvang en groei van de werkgelegenheid zijn zes branches als perspectiefrijk voor werkgelegenheidsgroei aangemerkt en geselecteerd voor
nader onderzoek. Deze branches zijn: zakelijke
dienstverlening, financiele diensten, detailhandel,
horeca, gezondheidszorg en onderwijs.
Tabell. Werk- Als eerste worden de kerngegevens over aandeel en
gelegenbeid in werkgelegenheidsgroei in de zes branches geprepersonen, in senteerd. Daarna komen enige hoofdpunten uit de
perspectiefiij- internationaal vergelijkende analyse van de zes
ke branches,
gerangscbikt branches aan bod. In de afsluitende paragraaf zulnaar werkgele- len enkele gemeenschappelijke elementen wat begenbeidsaan- treft de werkgelegenheidsvooruitzichten besproken
worden.
deel, 1987
Werkgelegenheid als
% tot. bevolking

Aandeel in totale
werkgelegenheid
NL

Detailhandel
8,9
Gezondheidszorg 7,3
Onderwijs
6,5
Zakelijke dienstv. 6,4
Horeca
2,4
Fin. diensten
2,3
Totaal
33,8

D

ZWE

VS

NL

D

8,8

7,4

11,6

5,4
4,1
3,6
3,8

3,3

11,2

7,5
7,6
7,5
7,0
2,6
43,8

2,7

3,7
2,3
1,7
1,5

2,4
28,1

7,3
4,1
2,1
1,7
33,8

2,4
2,3
0,9
0,8
12,3

1,6
1,0
11,9

ZWE

VS

3,8
5,8
3,8
2,1
1,1
0,9
17,5

5,4

3,5
3,6
3,5
3,3
1,2
20,5

Kerngegevens
In label 1 staan voor 1987 de werkgelegenheidsaandelen van de zes branches in de totale werkgelegenheid en in de totale bevolking vermeld. Het aantal
werkenden per hoofd van de bevolking behoort in
Nederland in de meeste branches tot een van de
laagste.
De werkgelegenheid in de VS blijkt in de zes perspectiefrijke branches zowel wat betreft het aandeel
in de totale werkgelegenheid, als wat betreft het percentage van de bevolking duidelijk hoger te liggen
dan in de drie Europese landen. Het verschil ten opzichte van Nederland en Duitsland is aanzienlijk.
Vooral de omvangrijke werkgelegenheid in de VS in
de detailhandel, de zakelijke dienstverlening en de
horeca is opvallend. Zweden is sterk vertegenwoordigd in het onderwijs en de gezondheidszorg, waarbij het aandeel van de gezondheidszorg de onbetwiste koploper is. De detailhandel en de horeca in
Nederland scoren wat betreft het aantal werkenden
per hoofd van de bevolking het laagst van de vier
bestudeerde landen. In vergelijking met de VS en
Zweden is er in vrijwel alle branches in Nederland
nog ruimte om werkgelegenheidsgroei te realiseren
zonder dat het aantal werkenden per hoofd van de
bevolking in Nederland boven dat in de andere landen uitkomt.
Het werkgelegenheidsaandeel van de zakelijke
dienstverlening in Nederland behoort na de VS tot
de hoogste van de vier landen. De werkgelegenheidsgroei blijft in Nederland op een hoog niveau,
van rond de 4 procent per jaar. In de drie andere
landen is sprake van een groeiversnelling. Dit is met

* T. Elfring en W. van der Aa zijn werkzaam bij de Faculteit
Bedrijfskunde, Erasmus Universiteit en R.C. Kloosterman is
als Akademie-onderzoeker verbonden aan het Economisch
Geografisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam.
1. Deze vraag stond centraal in ons onderzoek in opdracht
van de WRR. Zie T. Elfring, W. van der Aa, R.C. Kloosterman, Perspectieven voor werkgelegenheid in de dienstensector; een internationaal vergelijkende analyse, WRR, Werkdocument nr. W 56, Den Haag, 1991.

name opvallend in de VS omdat daar het werkgelegenheidsaandeel van de zakelijke dienstverlening
aanzienlijk hoger is dan in de andere landen. Na de

zakelijke dienstverlening is in Nederland de gezondheidszorg de branche met de hoogste groeivoet in
de periode 1979-1987. Daarnaast is het opvallend
dat de groei van het aantal arbeidsplaatsen in de financiele diensten in Nederland sterk afneemt in de
jaren tachtig. In de andere landen vindt juist een versnelling van de werkgelegenheidsgroei plaats. De
toename van de werkgelegenheid in de Nederlandse horeca blijft ondanks een acceleratie in de jaren
tachtig het laagst van de vier onderzochte landen.
Onze cijfers gaan uit van personen die betaald

werk verrichten. Een part-time baan telt net zo
zwaar als een full-time. Meting van de werkgelegenheid in full-time equivalenten bei’nvloedt de
groei in Nederland sterker negatief dan in de andere landen2.

De branches
Zakelijke dienstverlening
De zakelijke dienstverlening heeft in beide onderzochte perioden in elk van de vier landen de hoog-

ste werkgelegenheidsgroei. De belangrijkste typen
van zakelijke dienstverlening zijn de accountancy,
de advocatuur en andere juridische dienstverlening,
ontwerp- en ingenieursbureaus, economische en organisatie-adviesbureaus en de computersoftwarebedrijven.
De relatief snelle groei van de zakelijke dienstverlening wordt voor een deel verklaard door twee factoren: de toegenomen complexiteit van het produktieproces en de samenleving als geheel en een
gunstige aanbodstructuur.

De toegenomen complexiteit heeft betrekking op
de economische groei en daarmee samenhangende
ontwikkelingen als specialisatie, technologische vernieuwing en optimalisatie van schaalvoordelen .
Mede ten gevolge van specialisatie wordt het produktieproces van grondstof tot eindprodukt in
steeds meer fasen opgesplitst. Bedrijven produceren
soms slechts een onderdeel of een beperkt aantal
onderdelen van een eindprodukt. De coordinate
tussen de verschillende fasen vergt de ontwikkeling
van dienstenfuncties als informatievoorziening, planning en controle.
Schaalvergroting in produktieprocessen hebben geleid tot een toename van dienstenfuncties gericht
op afstemming en beheersing van ontwikkelingen
in de omgeving. Belangrijke omgevingsrelaties zijn
die tussen bedrijf en afzetmarkt (marktonderzoek),
inkoopmarkten en toeleveranciers (economisch onderzoek), arbeidsmarkt (uitzendbureaus, head-hunters en outplacement) en wet- en regelgeving (accountancy, belastingadvies en advocatuur).
Bovenstaande dienstenfuncties kunnen zowel intern
verzorgd worden als door daarin gespecialiseerde
zakelijke dienstverleners. Bij uitbesteding van dienstenfuncties kunnen twee varianten worden onderscheiden. De eerste is het uitbesteden van een
dienst die voorheen intern verzorgd werd. Bij voorbeeld de verzelfstandiging van een afdeling organisatie-advies, of de overgang van een schoonmaakafdeling naar een schoonmaakbedrijf. Hierbij ontstaan
geen nieuwe arbeidsplaatsen, het gaat om een ver-

ESB 20-3-1991

•’•»fc

Nederland
Duitsland
Zweden
Ver. Staten
73-79 79-87 73-79 79-87 73-79 79-87 73-79 79-87
Zakelijke dienstv.
Gezondheidszorg
Fin. diensten
Horeca
Onderwijs
Detailhandel
Totaal

4,4
2,3
6,2
1,2

3,8
0,8
2,8

3,9
3,2
0,8
2,7

1,3
1,1

2,2

3,2
4,1

5,5

1,3

2,5
4,4
1,8
0,5
2,4

0,5
4,0
-0,1

1,9

2,8

3,1
5,7
1,4
0,8

3,8
-0,4
3,1

4,6
2,3
4,6
3,6
0,5
-0,3
1,8

6,0
4,6
4,0
5,7
2,3
1,8
3,8

7,3
3,2
4,2
3,4

1,3
2,3

3,4

Tabel2. Perspecttefrijke
branches, gerangscbikt
van zakelijke dienstverlening. Een bedrijf dat gaat
naar werkgeleautomatiseren heeft een heel scala aan automatise- genbeidsrings- en softwarediensten nodig. Men kan daarvoor groei, 1973zelf mensen aannemen, maar de mogelijkheid be1987

plaatsing van de ene branche naar de andere. De
tweede vorm heeft betrekking op het toeleveren
van voor het bedrijf betrekkelijk nieuwe vormen

staat ook om een softwarebureau in te huren. Juist
die tweede variant komt veel voor .
De aanbodstructuur van de markt voor zakelijke
dienstverlening biedt goede perspectieven voor
voortzetting van de huidige groei. Enerzijds dragen

de lage toetredingsdrempels en – mede daardoor het hoge geboortencijfer van nieuwe bedrijven ertoe bij dat snel ingespeeld kan worden op nieuwe
behoeften. Anderzijds hebben de grote bedrijven zoals accountantskantoren voldoende middelen om te
investeren in technologic, de ontwikkeling van kennis en het ontginnen van nieuwe markten . Naast de
bovenstaande structurele factoren die een voortzetting van het huidige groeicijfer tot gevolg hebben,
wijst een aantal ontwikkelingen op een versnelling
van de groei. Twee belangrijke tendensen die, net
als in de VS, de totale vraag naar zakelijke dienstverlening in Nederland zullen vergroten, zijn de verdere verspreiding van informatietechnologie en de toenemende penetratie van de door middelgrote en

kleine bedrijven gevormde afzetmarkt.

Detailhandel
Er zijn tussen de onderzochte landen opvallende
verschillen te zien wat betreft de groei van de werkgelegenheid in de detailhandel en het aandeel van
deze sector in het totaal van de werkgelegenheid.
Voor de verklaring van deze verschillen is allereerst
gekeken naar de vraagfactoren. In vergelijking met

de andere beschouwde landen, bleef de omzetgroei
in Nederland in de periode 1980-1987 achter. Dat de

2. De zes geselecteerde branches blijken ook in de periode
van maart 1987 tot maart 1990 in Nederland hun karakterisering als perspectiefrijk waar te maken. Twee van de drie
netto nieuwe banen kwamen terecht in een van de zes perspectiefrijke branches. CBS, Sociaal economische maand-

statistiek, augustus 1990.
3. Zie bij voorbeeld O. Giarini en W.R. Stahel, The limits to

certainty; facing risks in the new service economy, Kluwer
Academic Publishers, Dordrecht, 1989; J.G. Lambooy, Intermediaire dienstverlening en economische complexiteit,

Economisch en Sociaal Tijdschrift, oktober, 1988, biz. 617629.
4. Zie bij voorbeeld J. Tschetter, Producer services industries; why are they growing so rapidly?, Monthly Labor Review, december 1987, biz. 31-40.
5. T. Noyelle, Business services and the Uruguay Round negotiations on trade in services, in: UNCTAD, Trade in services: sectoral issues, United Nations, New York, 1989.

Moderne
huishoudens

1 :'” “””‘””id:’1
lit?

2,5
2,2

huishoudens

i

n

32,2

3,7

13,8

4,2

22,8
27,5

a. Traditionele huishoudens: (echt)paren met (een) kind(eren) waarvan een
partner buitenshuis werkt. Moderne huishoudens: eenpersoonshuishoudens
met baan; (echt)paren die allebei werken zonder kind en (echt)paren die allebei werken met kincKeren).
Bron: Berekend op basis van CBS, Budgetonderzoek 1980 en Budgetonderzoek 1987.

totale consumptieve bestedingen (I) en aandeel van buisboudtypen3 in
bet totaal (II),
1980 en 1987
(procenten)

Horeca

van het aantal part-time banen.
Naast vraagfactoren zijn ook aanbodfactoren onder-

zocht. Op basis van factoren als schaalgrootte, mate

van deze sector in de referentielanden wijzen op

van ‘self service’ en technologiegebruik kan verwacht worden dat de detailhandel in de VS minder
arbeidsintensief is dan in Nederland. De schaalgrootte is in de VS beduidend hoger (circa 65 procent
minder vestigingen per 100.000 inwoners). Bovendien heeft de detailhandel in de VS een technologische voorsprong op de Europese landen. Het aantal
vestigingen met ‘point of sale’ kassasystemen en
‘scanning’ apparatuur is in de VS 5 tot 10 keer zo
groot als in Nederland .

groeimogelijkheden voor de Nederlandse horeca.
In Nederland zijn in de jaren tachtig de prijzen van
horecadiensten sneller gestegen dan het inflatiepercentage. Toch heeft de vraag naar horecadiensten
zich positief ontwikkeld in Nederland. Om die ontwikkeling te verklaren kan gekeken worden naar de
samenstelling van de gezinshuishoudens en de toename van de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. In een recente studie zijn voor drie landen, te weten Canada, Frankrijk en de VS, de

Ondanks deze technologische voorsprong en de
grotere schaal van dienstverlening is het aandeel

elasticiteiten berekend van de vraag naar persoonlij-

aan verteringen schreven worden aan de betrekkelijk snelle groei

buitensbuis in

een toename van deeltijdwerk.
In elk van de vier geselecteerde landen groeit het
aantal banen in de horeca in de periode 1979-1987
sneller dan de totale werkgelegenheid. Het aandeel
van de horeca in de totale werkgelegenheid blijkt in
de Bondsrepubliek en vooral in de VS aanmerkelijk
groter te zijn dan ten onzent. De omvang en groei

Tabel 3. Aandeel werkgelegenheid in deze sector in Nederland toch
van bestedingen met 9 procent toenam, moet voor een deel toege-

en maaltijden

Wat betreft de schaalgrootte en de invoering van informatietechnologie lijken er in Nederland – in vergelijking met de VS – mogelijkheden tot efficiencyverbetering. Daarnaast zijn ontwikkelingen te
verwachten die aansluiten bij het toenemende belang van de ‘service dimension’. Een toename van
thuisbezorging en ‘winkeltjes binnen de winkel’ (supermarkt) zullen de inzet van meer personeel vereisen. Hetzelfde geldt waarschijnlijk voor een ruimere
winkelopenstelling, eventueel gecombineerd met

van de werkgelegenheid in de detailhandel in het totaal 30 procent hoger dan in Nederland. Bij de verklaring van dit verschil blijken de loonkosten geen
rol te spelen.
De grotere mate van persoonlijke dienstverlening
kan wel een verklaring vormen van de positie van
de detailhandel in de VS. In de detailhandel in de
VS is een trend waarneembaar naar meer persoonlijk dienstbetoon. Hierbij kunnen drie aspecten on-

derscheiden worden7:

– diensten die de consument helpen bij het vinden

ke diensten ten gevolge van de groeiende participa-

tie van vrouwen op de arbeidsmarkt8. Een toename

van de participatiegraad met een procent betekent
een stijging van de vraag naar persoonlijke diensten
van 0,70 procent in Canada, 0,98 procent in Frankrijk en 0,45 procent in de VS. Voor Nederland zijn
die elasticiteiten niet bekend. Maar als we aannemen dat die niet veel zullen afwijken van de bovenstaande drie landen dan is het aannemelijk dat de
snelle toename van de arbeidsmarktparticipatie van
vrouwen in Nederland heeft bijgedragen aan de stijging van de horecabestedingen in Nederland.

van zijn weg in gecompliceerde beslissingssitua-

Gezien bovenstaande resultaten uit buitenlands on-

ties met diverse keuzemogelijkheden. Voorbeelden daarvan zijn het verstrekken van informatie
over produkten, het geven van adviezen en het
vergroten van keuzemogelijkheden (assortiment);
– diensten die onzekerheid verminderen. Voorbeelden van deze diensten zijn het geven van garanties, van ‘after-sales service’, van hulp bij storingen en reparaties, van krediet, van (extra)

derzoek hebben we geprobeerd voor Nederland na
te gaan wat de effecten zijn geweest van de groei
van eenpersoonshuishoudens en huishoudens met
meer dan een buitenshuis werkend lid op de horecabestedingen.
De absolute toename van dergelijke, hier voor het
gemak moderne huishoudens genoemd, heeft een
vergroting van de vraag naar horecadiensten tot ge-

keuringen of kwaliteitsmerken;
– diensten die tijd en werk sparen voor de consument. Voorbeelden hiervan zijn hulp bij het inpakken en naar buiten brengen van goederen, het
bieden van kant-en-klare maaltijden, de toegankelijkheid van de winkel, de snelheid van afhandeling en de openingstijden.
Het goed vervullen van deze elementen van persoonlijke dienstverlening, de ‘service dimension’,
vereist de inzet van meer personeel. Verschillen

tussen de VS en veel Europese landen in werkgelegenheid in de detailhandel kunnen zo mede verklaard worden uit verschillen in de ‘service dimension’.

volg (zie tabel 3) aangezien deze typen meer huishoudelijke taken monetariseren dan traditionele
huishoudens. Die vergroting van de vraag naar hore-

6. ]. Child en R. Loveridge, Information technology in European services, Basil Blackwell, Oxford, 1990; HIM, De Ne-

derlandse detailhandel in international perspectief, Zoetermeer, 1989.
7. J. Gadrey, Investigation on the service dimension of the
food retailing sector, Seminaire international de recherche
en management des activites de services, IAE, Aix-en-Pro-

vence, 1990.
8. D.L. Hammes, J.J. Rosa en H.G. Grubel, The national accounts, household service consumption and its monetization, Kyklos, jg. 42, 1989, biz. 3-15.

cadiensten door moderne huishoudens wordt deels

Financiele diensten

veroorzaakt door een toename van het aandeel van
die typen: een stijging van 22,8 naar 27,5 procent.

In het bankwezen vindt gelijktijdig een groot aantal
veranderingen plaats. Er is het afgelopen decenni-

Opmerkelijk is dat ook het gemiddelde aandeel van

um sprake van een transformatieproces als gevolg

de horecabestedingen voor deze moderne huishoudens een stijging laat zien van 3,7 naar 4,2 procent.
De traditionele huishoudens daarentegen laten een
daling van het procentuele aandeel van de horecabestedingen noteren van 2,5 naar 2,2 procent.
We kunnen de omvang van de horecabestedingen

van intensivering van de concurrentie en de voortgaande toepassing van informatietechnologie. De intensivering van de concurrentie wordt onder meer
bepaald door deregulering, door internationalisering van kapitaaldiensten en van het bedrijfsleven in
het algemeen, door verscherping van de eisen van
afnemers en door de concurrentie van afnemers zoals grote ondernemingen die bankdiensten in eigen
beheer uitvoeren. De verdere toepassing van informatietechnologie heeft in de jaren tachtig geleid tot

van de ‘moderne’ huishoudens berekenen en een
schatting maken van het gezamenlijke effect van de
stijging van het aandeel van de moderne huishoudens en de toename van het aandeel van de horecabestedingen voor de moderne huishoudens op de
totale horecabestedingen. Dat gezamenlijke effect
kwam in de periode 1980-1987 neer op/ 720 miljoen extra bestedingen in de horeca.

Gezondheidszorg
Op basis van een vergelijking met de gezondheidszorg in Duitsland, de VS en Zweden concluderen
we dat er mogelijkheden zijn voor een toename van

het aantal banen in de Nederlandse gezondheidszorg. Twee overwegingen liggen aan dat vooruit-

zicht ten grondslag. De omvang van de gezondheidszorg hangt nauw samen met de hoogte van het
nationaal inkomen . Een stijging van het nationaal
inkomen zal tot gevolg hebben dat de vraag naar
medische diensten stijgt. De tweede overweging
heeft te maken met het stijgende aandeel van mensen van boven de 65 jaar in Nederland en de constatering dat deze bevolkingsgroep ongeveer vier maal
zoveel medische verzorging vraagt als mensen die

jonger dan 65 jaar zijn1 . In Nederland is in de eer-

ste helft van de jaren tachtig het aandeel van de uit-

gaven voor gezondheidszorg in het nationaal inkomen nauwelijks toegenomen. De bevriezing van de
lonen in de gezondheidszorg was daar debet aan.
Voor een beperkte periode is het mogelijk om de invloed van de twee bovenstaande factoren op de
vraag naar medische diensten te beperken, maar op
middellange termijn zullen de salarissen omhoog
moeten, of zal de werkdruk verminderd moeten
worden, of beide. Gezien de financiele positie van
de overheid lijkt het bijna onvermijdelijk om de stijgende vraag naar medische diensten te financieren

meer efficiency in de dienstverlening, maar ook tot
uitbreiding van het dienstenpakket met allerlei nieuwe en verbeterde diensten . De informatietechnologie heeft niet alleen gevolgen gehad voor de ‘backoffice’-processen, maar is zichtbaar voor de afnemer
(in de ‘front-office’) geworden. Balieterminals, snelkasterminals, gelduitgifteautomaten, betaalautomaten, ‘electronic banking’ en ‘home banking’ zijn
daar voorbeelden van.
In de VS en in Zweden groeide de werkgelegenheid
in deze sector in de periode 1979-1987 met ruim 4
procent. De invoering van technologische vernieuwingen en de intensivering van de mededinging leiden blijkbaar niet tot een lagere groei van de werkgelegenheid. De groei versnelt in landen die een
relatieve voorsprong lijken te hebben in de toepassing van informatietechnologie (VS en Zweden).
De werkgelegenheidsontwikkeling in de Nederlandse
financiele diensten vormt een uitzondering op de
trend van versnelling van de groei in de jaren tachtig.
Voor Nederland zijn nog twee bijzondere aandachtspunten van belang. Ten eerste is onzeker wat de gevolgen zullen zijn van de Europese integratie voor de
Nederlandse banken. Hierover wordt verschillend geoordeeld. Het SEO/OSA verwacht op basis van een
eerdere analyse van het CPB een relatief groot verlies

van banen12. Uit andere bronnen blijkt dat het Nederlandse bankwezen wat het prijsniveau betreft een
gunstigste concurrentiepositie inneemt in Europa13.
Ten tweede is het onzeker wat de effecten zijn van
concentratie en schaalvergroting. In Nederland zijn
enkele fusies tussen grote financiele instellingen tot
stand gekomen. Integratie van deze ondernemingen

buiten de publieke sector om. De budgettaire pro-

leidt waarschijnlijk tot reductie van het aantal arbeids-

blemen bij de overheden hebben er zeker toe bijgedragen dat met name in de Europese landen de
groei in de medische sector is afgenomen. Voor de
landen van de OESO geldt dat hoe hoger het aandeel van de publieke financiering is, hoe lager de
groei van de bestedingen aan gezondheidszorg in
procenten van het nationaal inkomen. Initiatieven
in de gezondheidszorg die uit particuliere fondsen
betaald worden, kunnen voorzien in de groeiende
behoefte aan medische verzorging. Ervaringen in de

plaatsen.

VS wijzen uit dat deze ontwikkeling kan leiden tot
een aanzienlijke stijging van uitgaven en werkgele-

genheid. Daartegenover staat het voorbeeld van de
gezondheidszorg in Zweden. De werkgelegenheid
is daar sneller gegroeid dan de uitgaven (in andere
landen gold het omgekeerde). De situatie in Zweden is mede veroorzaakt door het beleid om banen
te creeren in de publieke sector, waaronder de gezondheidszorg.

ESB 20-3-1991

Onderwijs
De vraag naar publiek onderwijs is in hoge mate
een afgeleide van de demografische samenstelling
9. Zie bij voorbeeld R.P. Inman (red.), Managing the ser-

vice economy; prospects and problems, Cambridge University Press, 1985.
10. OESO, Financing and delivering health care, Parijs,
1987.
11. O. Bertrand, O. en T. Noyelle, Human resources and
corporate strategy; technological change in banks and insurance companies: France, Germany, Japan, Sweden,
United States, OESO, Centre for Educational Research and
Innovation, Parijs, 1988.
12. T. Oegema, De arbeidsmarkteffecten van 1992,
SEO/OSA, Den Haag, 1990.
13. P. Cecchini, Alles op alles voor Europa, de uitdaging
van 1992, Amsterdam, 1988.

van de bevolking. De ‘ontgroening’ in Nederland en
in de referentielanden heeft de vraag doen afnemen. Een tweede factor die de groei van het onderwijs in precies de tegenovergestelde richting beinvloedt, is de toename van het volwassenenonderwijs. Nederland lijkt op dit gebied een achterstand

te hebben ten opzichte van de VS en Zweden. Door
het afnemende aandeel van jongeren kijken werkgevers steeds meer naar andere groepen, die echter
eerst moeten worden om- of bijgeschoold. Tevens

neemt de behoefte aan onderwijspersoneel in het
volwassenenonderwijs toe door het snelle tempo
van technologische veranderingen. De realisering
van de groei van het volwassenenonderwijs hangt
sterk af van de mogelijkheden om dat op private wij-

ze te financieren. De budgettaire problemen bij de
overheid zullen de groei via de publieke financiering belemmeren.

Conclusies
De zes bovenstaande branches in de dienstensector
bieden redelijke tot goede vooruitzichten voor de
groei van de werkgelegenheid in Nederland. Welke

gemeenschappelijke elementen zijn nu in de afzonderlijke branches te onderkennen wat betreft de
kansen en de bedreigingen voor een verdere groei

van de werkgelegenheid?
Twee bedreigingen spelen een rol bij een of meer
van de zes onderzochte branches. Een vaak terugkerend aspect bij diensten is het beperkte aantal mogelijkheden om de produktiviteit te verhogen. Een gevolg hiervan is dat de prijzen van diensten in veel
gevallen sneller stijgen dan de gemiddelde prijsstijging, hetgeen een negatief effect heeft op de vraag
naar dergelijke diensten. Hierdoor kan ook de werkgelegenheid onder druk komen te staan. Deze mechanismen hebben zeker een rol gespeeld bij de ontwikkeling van branches als de horeca, de gezondheidszorg en het onderwijs. Voor de middellange
termijn vormt dat een bedreiging voor de groei van
de werkgelegenheid.

Een tweede vaak naar voren gebracht gevaar voor
de •werkgelegenheid is het snel toenemende gebruik

van informatietechnologie in een aantal dienstverlenende branches. Door de groeiende verspreiding
van informatietechnologie kunnen produktiviteitswinsten geboekt worden die, zonder aanzienlijke
omzetstijgingen, een bedreiging zijn voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Een snel stijgende
inzet van informatietechnologie is vooral van belang in de detailhandel en het bankwezen.
Wat zijn nu de kansen? Een uitbreiding van de

dienstverlening in de zin van meer advies, uitgebreidere begeleiding en het overnemen van deeltaken
lijkt de meeste kansen te bieden voor werkgelegenheidsgroei. In de detailhandel en in het bankwezen
kan besparing van kosten door toenemend gebruik
van informatietechnologie betekenen dat er extra
middelen ingezet worden voor het ontwikkelen van
nieuwe vormen van dienstverlening en uitbreiding
van het totale dienstenpakket. Deze ontwikkelingen
maken het mogelijk meer differentiatie in de dienstverlening aan te brengen en duidelijker te segmente-

ren naar bepaalde markten. Ook in de horeca, de gezondheidszorg en het onderwijs liggen op dat vlak
vele mogelijkheden. Er zijn groepen afnemers die
bereid zijn meer te betalen voor bepaalde vormen

van extra dienstverlening. Geen wachttijden, meer
persoonlijk advies, of dienstverlening op ongebruikelijke tijdstippen zijn voor de hand liggende voorbeelden.
Toch kan aan dit soort eenvoudige wensen in de Nederlandse gezondheidszorg en detailhandel slechts

in zeer beperkte mate tegemoet worden gekomen.
Onderdelen van de wet- en regelgeving in Nederland lijken vooralsnog een ontplooiing van deze
branches in de richting van een toenemende “service dimension’ en de daarvoor noodzakelijke personeelsinzet in de weg te staan.
Daarnaast heeft de relatief lage groei van het inkomen per hoofd in Nederland de afzetmogelijkheden
van de verschillende vormen van extra dienstverlening beperkt.
Ondanks deze beperkingen is de werkgelegenheidsgroei in de periode 1979-1987 in de zes dienstverlenende branches niet achtergebleven bij die in de

drie referentielanden. Er zijn namelijk twee ontwikkelingen geweest die vooral in Nederland een positieve impuls hebben gegeven aan de groei van het
aantal banen. De eerste is de snelle toename van
part-time werk. De tweede is het achterblijven van
de groei van de loonkosten in dienstverlenende
branches (in het bijzonder in de kwartaire sector)
ten opzichte van het gemiddelde. Beide ontwikkelingen zullen waarschijnlijk op middellange termijn afvlakken. In het geval van een redelijke groei van
het nationaal inkomen en een verkrappende arbeidsmarkt zullen de kostenproblemen in arbeidsintensieve commerciele diensten weer meer op de voorgrond treden. De combinatie van differentiatie van
dienstverlening en segmentatie van markten, met
een redelijke groei van de consumptieve bestedingen per hoofd van de bevolking, kan dan de basis
vormen voor verdere werkgelegenheidsgroei.
Tom Elfring
Wletze van der Aa
Robert Kloosterman

Auteurs