Ga direct naar de content

wao’ers en hun partners

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 27 2003

wao’ers en hun partners
Aute ur(s ):
Copinga-Roest, M. (auteur)
Selten, R.M.K.P. (auteur)
De auteurs zijn werkzaam als onderzoeker b ij het Centrum voor Beleidsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek.rstn@cb s.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4407, pagina 308, 27 juni 2003 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
arbeidsmarkt

De kans dat werknemers arbeidsongeschikt raken en in de wao terechtkomen, blijkt deels af te hangen van het hebben van een
partner en de werksituatie van de partner.
De wao staat weer volop in de belangstelling. Ingrijpende hervormingen zijn in discussie. De wao wordt alleen toegankelijk voor
volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Ook op andere wijze wordt de instroom in de wao beperkt. Hiermee wordt beoogd het aantal
van bijna één miljoen arbeidsongeschikten in Nederland terug te dringen. Inzicht in de achtergrond van mensen die in de wao komen,
is daarbij onontbeerlijk. In eerder onderzoek is een groot aantal kenmerken van de desbetreffende personen onderzocht1. Uit dit
onderzoek bleek dat de plaats in het huishouden van invloed is op de kans om arbeidsongeschikt te worden. Dit roept de vraag op wat de
invloed van de partner op het wao-instroomrisico is. In dit vervolgonderzoek wordt gekeken naar het effect van werkende en nietwerkende partners en naar de loonhoogte van de partners.
Wie komen in de wao?
Eerst worden de belangrijkste resultaten uit het recente onderzoek Wie komen in de wao? weergegeven. De instroom in dit onderzoek is
gedefinieerd als alle personen in de leeftijd van 15 tot en met 64 jaar die in 2000 een nieuwe wao-uitkering kregen toegewezen. De
werknemers die op 15 april 1999 verzekerd zijn voor de wao vormen de referentiepopulatie. Door het aantal personen dat in 2000 een
nieuwe wao-uitkering kreeg te delen door het aantal personen in de referentiepopulatie, wordt het wao-instroomrisico bepaald. De
resultaten in dit artikel hebben alleen betrekking op de verzekerden met één baan. In 2000 werden gemiddeld vijftien van de duizend voor
de wao verzekerde werknemers arbeidsongeschikt. Vrouwen lopen een groter risico om arbeidsongeschikt te worden dan mannen. De
kans op arbeidsongeschiktheid stijgt met de leeftijd. Vaak wordt gedacht dat werknemers in de industrie en de bouw een groot risico
lopen om arbeidsongeschikt te worden. Dit beeld blijkt niet te kloppen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico in de industrie en de bouw is
gelijk aan het landelijk gemiddelde. Werknemers in schoonmaakbedrijven, sociale werkplaatsen en verpleeg- en bejaardentehuizen en ook
uitzendkrachten hebben daarentegen een verhoogd risico op arbeidsongeschiktheid. Marokkanen en Turken lopen, ongeacht de
bedrijfstak waarin zij werkzaam zijn, een aanzienlijk hoger risico om in de wao te komen. Het instroomrisico verschilt per loonklasse.
Relatief weinig werknemers vanuit de laagste en hoogste loonklasse zijn ingestroomd in de wao2.
Invloed van de partner
In dit vervolgonderzoek is het effect van het hebben van een partner op het risico om arbeidsongeschikt te worden verder onderzocht.
Daartoe zijn gegevens toegevoegd over de gehuwde partner3. Tweederde van de ingestroomde wao’ers deelt het huishouden met zo’n
partner.
Wel of geen partner
In tabel 1 wordt het risico op arbeidsongeschiktheid van personen zonder partner vergeleken met dat van personen met een partner4.
Voor werknemers jonger dan 25 jaar is het risico op arbeidsongeschiktheid groter als ze een partner hebben. Dit wordt voornamelijk
veroorzaakt door de groep jonge werknemers met kinderen. Werknemers van 35 jaar of ouder met een partner hebben juist een lager
risico op arbeidsongeschiktheid dan degenen zonder partner. Dit geeft aanleiding tot een eerste hypothese, die later zal worden getoetst.

Tabel 1. wao-instroom in 2000 naar leeftijd en partner, in procenten van de overeenkomstige groep in de verzekerdenpopulatie.

Leeftijd
15-24
25-34
35-44
45-54

jaar
jaar
jaar
jaar

totaal
0,5
1,1
1,5
2,1

geen partner
0,3
1,2
2,1
2,8

wel partner
1,4
1,1
1,3
1,9

55-64 jaar
totaal

2,1
1,4

2,5
1,1

2,0
1,5

Hypothese 1: Het hebben van een partner verlaagt het risico op arbeidsongeschiktheid
Werkt de partner?
In tabel 2 wordt de groep werknemers met een niet-werkende partner vergeleken met de groep werknemers met een werkende partner.
Het valt op dat de werknemers met een niet-werkende partner meer risico lopen om in de wao te komen dan werknemers met een
werkende partner. Dit geldt voor alle loonklassen van de verzekerde, waarbij kan worden opgemerkt dat het voor de werknemers in de
laagste en hoogste loonklasse minder uitmaakt of de partner wel of geen baan heeft.

Tabel 2. wao-instroom in 2000 naar loon van de verzekerde per gewerkte dag en baan partner, in procenten van de
overeenkomstige groep in de verzekerdenpopulatie.
loon verzekerde

totaal

met partner
zonder baan

totaal
1-49 euro
50-74 euro
75-99 euro
100-124 euro
125 euro of hoger
totaal

1,1
1,7
1,6
1,4
1,0
1,4

1,8
2,0
1,7
1,3
0,9

met baan

1,9
2,4
2,1
1,6
1,0

1,5

1,8
1,9
1,5
1,2
0,9

1,6

1,4

Hypothese 2: Een werkende partner verlaagt het risico op arbeidsongeschiktheid meer dan een niet-werkende partner.
Loon partner
In tabel 3 is het loon van de werknemer met een werkende partner afgezet tegen het loon van die partner. Bij werknemers met een laag
loon neemt het risico om arbeidsongeschikt te worden af naarmate de partner meer verdient. Voor werknemers die honderd euro of meer
per dag verdienen lijkt juist het tegengestelde te gelden. Voor de gehele populatie heeft de loonhoogte van de partner weinig invloed op
het wao-instroomrisico.

Tabel 3. wao-instroom in 2000 naar loon in euro per gewerkte dag van verzekerde met werkende partner naar loonhoogte
partner, in procenten van de overeenkomstige groep in de verzekerdenpopulatie.
loon partner:

loon verzekerde
1-49 euro
50-74 euro
75-99 euro
100-124 euro
125 euro of hoger
totaal

1-49

50-74

75 -99

2,5
2,2
1,5
1,1
0,8

2,1
2,0
1,5
1,1
0,8

1,8
2,2
1,7
1,3
0,8
1,4

1,5

1,5

100-124

1,7
1,8
1,6
1,2
0,9
1,5

125
of hoger

1,3
1,5
1,5
1,4
1,0
1,3

totaal

1,8
1,9
1,5
1,2
0,9
1,4

Hypothese 3: Voor werknemers met een werkende partner heeft de loonhoogte van de partner geen invloed op het risico op
arbeidsongeschiktheid.
Om het effect van het loon van de partner op het wao-instroomrisico van de verzekerde te meten, zijn twee varianten onderzocht. In de
eerste plaats wordt gekeken naar het loon van de partner op zichzelf; hiertoe is hypothese 3 geformuleerd. Daarnaast wordt gekeken naar
de verhouding tussen het loon van de werknemer en het loon van de partner. Als het loon per gewerkte dag van de verzekerde minder
dan 25 procent verschilt van dat van de partner, noemen we hun loon gelijkwaardig. Is het verschil groter, dan heeft de verzekerde een
lager loonniveau als deze minder verdient dan de partner, of een hoger loonniveau als deze meer verdient. De hoogte van het loonniveau
geeft maar beperkte informatie over de bijdrage aan het inkomen. Zo kunnen de partners een gelijkwaardig loon ontvangen, terwijl de een
minder dagen per week werkt. Hun bijdrage aan het huishoudinkomen is dan niet gelijk.
Samenhang van risicofactoren
Omdat de kenmerken die het risico op arbeidsongeschiktheid beïnvloeden onderling sterk samenhangen, is het moeilijk de afzonderlijke
effecten van deze kenmerken in een beschrijvende analyse te bepalen. Om de invloed van elk van de risicofactoren te meten, is daarom
gebruik gemaakt van een logistische regressieanalyse. Dit is een regressie van de instroomkans op de logaritmes van de variabelen. Deze
regressie is in twee stappen uitgevoerd. In de eerste stap is een basismodel gebruikt. In dit model zijn alleen gegevens van de verzekerde
zelf opgenomen. In de tweede stap wordt dit basismodel uitgebreid met gegevens over de partner.
Resultaten beschrijvend onderzoek bevestigd

In tabel 4 is het resultaat van het basismodel weergegeven. Uit de regressieanalyse blijkt dat alle variabelen in het model een significant
effect op de instroomkans hebben (significantieniveau 0,1 procent). De sterkte van de relatie, weergegeven als Exp(B), is voor vrouwen
1,77 keer zo groot als voor mannen. Omdat de instroompercentages in de wao klein zijn, komt dit erop neer dat vrouwen 77 procent meer
kans op arbeidsongeschiktheid hebben dan mannen, onder constanthouding van de andere variabelen in het model. Een zelfde soort
interpretatie is geldig voor de andere variabelen. Om de geformuleerde hypothesen te toetsen, is het basismodel vervolgens uitgebreid
met variabelen die betrekking hebben op de partner.

Tabel 4. Logistische regressie van instroomkans (basismodel) catalogus
onafhankelijke variabelen

Exp(B)

constante
geslacht
man
vrouw
leeftijd
15 -24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
herkomstgroepering
autochtonen
Westerse allochtonen
Marokko, Turkije
overige niet-westerse allochtonen
loon verzekerde per gewerkte dag
1-49 euro
50-74 euro
75-99 euro
100-124 euro
125 euro of hoger

0,00*
1
1,77*
1
2,36*
3,71*
5,82*
5,66*
1
1,08*
3,60*
1,16*
1
1,45*
1,44*
1,20*
0,82*

* significant op 0,1 procent

Een werkende partner verlaagt het instroomrisico
In het eerste model in tabel 5 is naast geslacht, leeftijd, herkomstgroepering en loon van de verzekerde een indicator opgenomen die
aangeeft of de verzekerde een partner heeft. Uit de regressieanalyse blijkt dat alle variabelen in het model een significant effect op de
instroomkans hebben (significatieniveau 5 procent). Verzekerden met een partner hebben een lagere kans op arbeidsongeschiktheid dan
verzekerden zonder partner. Hiermee wordt hypothese 1 aangenomen. In het tweede model wordt onderzocht wat het effect is van een
partner met een baan. Duidelijk komt naar voren dat verzekerden met een partner met baan een lager instroomrisico hebben dan
verzekerden met een partner zonder baan. Hypothese 2 wordt hiermee geaccepteerd.
Loonhoogte partner heeft invloed op instroomrisico
In het derde model wordt onderzocht of het loon van de partner effect heeft op het instroomrisico. Hiervoor zijn twee varianten
gespecificeerd. Model 3a toetst hypothese 3 en model 3b onderzoekt of de verhouding tussen het loon van de werknemer en het loon
van de partner invloed heeft. Uit model 3a blijkt voor werknemers met een partner die ten minste 75 euro per dag verdient, de
instroomkans af te nemen naarmate het loon van de partner toeneemt. Er zijn echter nauwelijks verschillen in instroomkans tussen
werknemers zonder partner, werknemers met een partner zonder baan en werknemers met een partner met een laag loon. Hypothese 3
moet hiermee dus verworpen worden. De loonhoogte van de partner is wel degelijk van invloed op het risico om in de wao te komen. Het
hebben van een goed verdienende partner vermindert de kans om arbeidsongeschikt te raken. In model 3b wordt onderzocht of de kans
op wao voor een verzekerde met een hoger loonniveau dan de partner groter is dan voor een verzekerde met een lager loonniveau. Het
blijkt dat een hoger loonniveau inderdaad de kans op arbeidsongeschiktheid vergroot. Overigens maakt het weinig uit of de verzekerde
een hoger of een gelijkwaardig loonniveau heeft.
Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat in aanvulling op bekende factoren werknemers met partner een lager risico op arbeidsongeschiktheid hebben
dan werknemers zonder partner. Een verklaring van het lagere arbeidsongeschiktheidsrisico van werknemers met een partner kan met
behulp van de beschikbare gegevens niet worden gegeven. Hiervoor is andersoortig onderzoek nodig om inzicht te krijgen in de situatie
en de beleving van de werkdruk van werknemers in relatie tot de privésituatie. Dat onderzoek zou zich toe kunnen spitsen op een aantal
mogelijke verklaringen, die we hier kort aangeven. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat levensvreugde zijn weerslag heeft op
de gezondheidssituatie en de beleving daarvan. Daarnaast nemen partners elkaar vaak werk uit handen, waardoor er minder gevaar is
voor overbelasting. Een partner zal signalen van overbelasting vaak eerder herkennen, zodat eerder deskundige hulp gezocht wordt.
Hierdoor kan instroom in de wao worden vermeden. Gegeven deze conclusie ligt het voor de hand om gericht aandacht te besteden aan
werknemers zonder partner, in aanvulling op het beleid ten behoeve van andere reeds bekende risicogroepen.

1 R.M.K.P. Selten en M. Copinga, Wie komen in de wao?, CBS, Voorburg, 2003.

2 Het brutoloon sociale verzekeringen (blsv) is omgerekend naar het loon per gewerkte dag.
3 Inclusief partners met geregistreerd partnerschap bij de gemeente.
4 Op basis van de gemeentelijke basisadministratie kan geen onderscheid worden aangebracht tussen ongehuwd samenwonenden en
alleenstaanden die op één adres wonen. Al deze personen zijn daarom uit de dataset verwijderd.

Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur